Streven. Jaargang 11
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Streven. Jaargang 11 bron Streven. Jaargang 11. F. De Raedemaeker, Antwerpen 1943-1944 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_str007194301_01/colofon.php © 2014 dbnl 1 [Nummer 1] De pauselijke wereldbrief over het mystisch lichaam van Christus(1) door Prof. Mag. E. Druwe S.J. Deze heerlijke brief over onze eenheid in Christus dankt zijn ontstaan, zooals we uit de inleiding kunnen opmaken, aan het schrijnend gevoelde kontrast tusschen de tegenwoordige verscheurdheid der volkeren, in een moordenden oorlog, en de verheven eenheid, die Christus onder alle menschen wil verwezenlijkt zien in zijn Kerk. Zoo innig als de band is, die in ieder van ons alle ledematen van ons lichaam tot één menschelijk organisme samenbindt, moet ook de band zijn, die de menschen van alle kleuren en rassen, van alle volkeren en naties, samensnoert tot het ééne mystisch Lichaam van Christus. Het mystisch Lichaam van Christus! Voor vele lezers klinkt die uitdrukking wellicht nieuw, of roept maar zeer vage denkbeelden op. De leer daardoor aangeduid is nochtans zoo oud als de Kerk. Reeds de H. Paulus hield haar in zijn brieven meermaals aan de eerste christenen voor. Zoo b.v. schrijft hij aan de Korinthiërs: 'Zooals het lichaam één is, ofschoon het veel leden heeft, en van den anderen kant al de leden van het lichaam, hoe talrijk ook, één lichaam vormen, zoo ook Christus. Allen toch, joden of heidenen, slaven of vrijen, allen zijn we in één Geest tot één lichaam gedoopt, en allen zijn we met één Geest gedrenkt. Want ook het lichaam bestaat niet uit één lid, maar uit meerdere leden. Al zei de voet: omdat ik geen hand ben, behoor ik niet tot het lichaam; toch behoort hij tot het lichaam. En al zei het oor: omdat ik geen oog ben, behoor ik niet tot het lichaam; toch behoort het tot het lichaam. Zoo heel het lichaam één en al oog was, waar bleef het gehoor; was het één en al gehoor, waar bleef dan de reuk?... In werkelijkheid zijn er veel leden, doch slechts één lichaam. Het oog kan tot de hand niet zeggen: ik heb u niet noodig; het hoofd niet tot de voeten: ik heb u niet noodig... En wanneer één lid lijdt, lijden alle leden mee; komt één lid in aanzien, alle leden deelen in zijn vreugde. Welnu, gij zijt het lichaam van Christus, en ieder in het bizonder zijn leden.' (1 Kor., XII, 12-27; vgl. Rom., XII, 4-5). Christus zelf, het mensch geworden Woord Gods, zoo legt hij aan de Ephesiërs uit, is het Hoofd van dit Lichaam: 'De Vader der glorie... heeft alles onder zijn voeten gesteld, en Hij heeft Hem aan de Kerk geschonken als Hoofd van alles; zij is zijn Lichaam, vol van Hem, die alles in allen vervult' (Eph., I, 17 en 22-23; vgl. Kol., I, 18). De Apostel Paulus drukt overigens slechts met andere woorden uit, wat Christus zelf in zijn troostrede na het laatste avondmaal had gezegd: 'Ik ben de ware wijnstok... Blijft in Mij, en ik blijf in u. Zooals de rank uit zichzelf geen vrucht kan dragen, maar alleen wanneer ze in den wijnstok blijft, zoo kunt ook gij het niet, wanneer ge niet blijft in Mij. Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken' (Joh., XV, 1-5). Dat Paulus deze leer bizonder benadrukte, komt wellicht hier bij dat Christus zelf, toen hij den vervolger der jonge Kerk neerbliksemde op den weg naar Damaskus, hem aanstonds (1) Daar wij den oorspronkelijken latijnschen tekst van de Encycliek nog niet konden bemachtigen, gaan we voort op de Italiaansche vertaling van het Osservatore Romano (4 Juli 1943), overgenomen in La Civiltà cattolica, 17 Juli en 7 Augustus 1943, blz. 73-95; 156-172. De cijfers na onze aanhalingen verwijzen naar die bladzijden. Streven. Jaargang 11 2 voor die mysterieuze eenheid stelde: 'Saulus, Saulus, waarom vervolgt ge Mij?... Ik ben Jezus, dien gij vervolgt' (Handel., IX, 4-5). De Kerkvaders hebben die leer bij alle mogelijke gelegenheden aangewend, hetzij om de eenheid der Kerk tegen de ketters en scheurmakers te verdedigen, hetzij om de christelijke plichten, voornamelijk de naastenliefde, in te scherpen. De H. Augustinus vooral weet haar, in zijn preeken tot het visschersvolk van Hippo, op de meest populaire wijze voor te stellen. En toch geraakte die verheven leer eenigszins in de vergetelheid, alhoewel de groote theologen nooit nalieten met nadruk erop te wijzen; maar het met Descartes algemeen zich doorzettend rationalisme, voortkankerend tot het volslagen individualisme der vorige eeuw, hield de geesten ervoor als het ware gesloten. Het herontwakend besef der menschelijke samenhoorigheid, dat de laatste decenniën kenmerkt, vestigde opnieuw de aandacht op dit kostbaar erfstuk der christelijke leer. Het punt werd weer met al de middelen der hedendaagsche theologische wetenschap ter studie genomen; tal van recente artikelen en boeken getuigen van levendige belangstelling ervoor. De liturgische beweging en de katholieke actie doen deze gedachte in breedere kringen doordringen. 'Maar hoe verheugend dit alles ook zij, het valt toch niet te ontkennen, dat aangaande dit leerpunt, niet alleen grove dwalingen door degenen, die van de ware Kerk gescheiden zijn, verspreid worden, maar ook onder de geloovigen theorieën in omgang komen, die onjuist of eenvoudigweg valsch, de geesten van het rechte spoor der waarheid afwenden' (76). Daarom heeft Z.H. de Paus het 'tot zijn herderlijken plicht gerekend, de leer van het mystisch Lichaam van Christus en van de eenheid der geloovigen met den goddelijken Verlosser in éénzelfde Lichaam, aan heel het christenrijk uiteen te zetten... opdat een dieper doordringen in dit mysterie steeds overvloediger vruchten van volmaaktheid voortbrenge' (76). De heele pauselijke uiteenzetting, welke wij hier alleen in de groote trekken kunnen weergeven, is erop gericht aan te toonen, hoe het mystisch Lichaam van Christus verwezenlijkt is in de zichtbare, katholieke roomsche Kerk. Deze grondsteling wordt trapsgewijze bewezen, in drie momenten: De Kerk is een lichaam; - Zij is het Lichaam van Christus; - Zij is zijn mystisch Lichaam. Het eerste punt moet ons niet lang ophouden. Het is duidelijk dat de katholieke Kerk, - in den overdrachtelijken zin, dien iedereen begrijpt, - een lichaam kan en moet genoemd worden. Zij is één enkel, onverdeeld, zichtbaar geheel, bestaande uit een veelheid van ledematen, die hierarchisch geleed, op één doel gerichte levensverrichtingen vervullen, waarvan de zeven Sakramenten om zoo te zeggen de levensorganen zijn. De Paus komt met nadruk op de zichtbaarheid terug, die met het begrip lichaam onafscheidbaar samenhangt. De eenheid nu van het Lichaam komt tot zichtbaarheid in de uiterlijke belijdenis van éénzelfde geloof, in het gebruik van dezelfde Sakramenten, en vooral in de onderwerping aan éénzelfde hierarchisch bestuur. Nochtans is de Kerk niet eenvoudigweg met de gezagvoerders te vereenzelvigen. Zij zijn weliswaar de voornaamste onder de ledematen; maar tot de organische geledingen van het mystisch Lichaam behooren, behalve de heele clerus, ook nog de religieuzen, die de evangelische raden beoefenen, de leeken, die zich aan den lichamelijken of geestelijken dienst der menschen wijden, en gansch bizonder de ouders, die hun kinderen tot flinke burgers in het Godsrijk opvoeden. Streven. Jaargang 11 Maar de Kerk is niet alleen een maatschappelijk lichaam naast andere: zij alleen kan en moet, in een diepen en waren zin, het Lichaam van Christus genoemd worden. Zij is immers uitdrukkelijk en formeel door Hem gesticht; Streven. Jaargang 11 3 Hij gaf haar, met de richting op het ééne doel, haar hierarchische geleding, onder één zichtbaar Opperhoofd, den Apostel Petrus en diens opvolgers op den bisschopszetel van Rome, haar bovennatuurlijke bewerktuiging met de Sakramenten. Nadat Hij haar, in de persoon van zijn Apostelen, zijn goddelijke Openbaring had toevertrouwd, bevruchtte Hij haar met zijn bloed door het Kruisoffer, en bevestigde Hij hare wereldomspannende zending door de zichtbare uitstorting van den Heiligen Geest en het wonder der spraken op Pinksterdag. Eenmaal gesticht, liet Hij zijn Kerk niet aan haar lot over. Plechtig heeft Hij aan zijn Apostelen, op het oogenblik van het supreme scheiden, zijn blijvenden bijstand toegezegd: 'Mij is alle macht gegeven in den hemel en op aarde. Graat dus heen: onderwijst alle volken... Ziet, ik blijf altijd bij u, tot aan het einde der wereld' (Matth. XXVIII, 18-20). Christus blijft zijn Kerk besturen. Vooreerst door zijn zichtbaren plaatsvervanger op aarde, den paus van Rome, aan wien Hij de heele kudde, lammeren en schapen, - eenvoudige geloovigen en gezagdragers -, te weiden beval (Zie Joh., XXI, 15-17). Verder, voor elk afzonderlijk deel van zijn kudde, door de Bisschoppen, waarvan als opvolgers van de Apostelen, de woorden gelden: 'Wie u hoort, hoort Mij, en wie u versmaadt, versmaadt Mij' (Luk., X, 16). Daarbij komt de onmiddellijke leiding van zijn Voorzienigheid, die zoo duidelijk uitstraalt in heel de geschiedenis van de Kerk. Dit alles is reeds voldoende om Christus als Hoofd van het Lichaam der Kerk te erkennen. Maar nog veel dieper reikt zijn invloed. 'Zooals de zenuwen uit het hoofd zich over al de ledematen van ons lichaam verspreiden, en hun gevoel en beweging geven, zoo stort onze Zaligmaker... in het Lichaam van de Kerk al het licht uit, dat de geloovigen goddelijk verlicht, en al de genade, waardoor ze heilig worden zooals Hijzelf heilig is' (88). Alles wat in de menschen het bovennatuurlijk leven sticht of bevordert, alles wat ons zalig is, wordt in ons bewerkt door den Heiligen Geest. Dat geldt gansch bizonder voor de heiligmakende genade, die met de inwoning van dien goddelijken Geest gepaard gaat. Welnu de Heilige Geest, die uit den Vader en den Zoon voortkomt, is inzoover Hij ons meegedeeld wordt, in gansch bizondere wijze: de Geest van Christus. Door dien Geest werd de menschheid van Jezus in den schoot der Moedermaagd met den Persoon van het goddelijk Woord zelfstandig vereenigd.