Kansen Voor Cultuurtoerisme in Friesland
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
92-660 provinsje fiyslan provincie fiiesland Kansen voor cultuurtoerisme in Friesland /f- Boekmanstichting - Bibliotheek Herengracht 415 - 1017 BP Arnsterdam telefoorVad05/3BV''80?^3T^>-"2<r9i:?'^ 37 39 De uitleentermijn bedraagt een maand. Mits tijdig aangevraagd is verlenging met een maand moge- lijk, tenzij de publikatie inmiddels is besproken. De uitleentermijn is verstreken op: i;^.Sr.<^/.as^ :Sn:J.o^sC^e^i.^i) 92-660 KANSEN VOOR CULTUURTOERISME IN FRIESLAND .BttïWotheeK eoe«"-!ÏÏfr^ Rapportnummer: 189. Rapporteur: Tom van der Meulen plan.bnp. Provincie Friesland. Afdeling Onderzoek. Leeuwarden, maart 1992 \ ^-^£ASó ■' COLOFON. Layout: Aline Struiksma Uitvoering cultuurhistorische kaart: Bauke Vliegendehond WOORD VOORAF. .«^ansticv^^'^^ ®*^ Te\. Ö243739 Hoewel cultuurtoerisme al weer enige tijd in de belangstelling staat, heeft op provinciaal niveau daarnaar nog weinig gericht onderzoek plaatsgevonden. Dat betekent dat er hier wat gepionierd is op een terrein, dat tot nu toe vooral op natioüaal niveau, en, meer nog, op plaatselijk niveau aandacht heeft gekregen. Een provinciale benadering moet daar wat tussen door laveren. Dat is in dit geval vergemakkelijkt door het feit, dat er een provinciaal Fries Cultuurtoeristisch Ontwikkelings- en Actieplan (september 1991) ligt. Dit onderzoek is bedoeld om een aantal in dat plan voorkomende kennislacunes op te vullen. Dat wil niet zeggen dat dat plan daarmee nog niet rijp was, wel kan een aantal in dat plan genoemde onderwerpen en idealen mogelijk, na het uitvoeren van het onderzoek, wat beter op hun realiseerbaarheid beoordeeld worden. Zonder de medewerking van een groot aantal personen zou dit onderzoek niet uitvoerbaar zijn geweest. - In de eerste plaats zijn dat de heren R.A. van Lieshout (B.V. Marktview te Amsterdam) en K. van der Most (Nederlands Bureau voor Toerisme te Leidschendam) die verantwoorde- lijk waren voor het enquêteren van een steekproef uit respectievelijk in Friesland verkeren- de verblijfstoeristen en de Nederlandse bevolking als geheel. - In de tweede plaats zijn dat mevr. A.Y. Hamer en mevr. A.M. Raukema (Monument van de Maand), dhr. W.H. Harders (Stichting Komwerderzand), dhr. R. Oosting (Aldfears Erf), dhr. W. van Straten (Museum Jopie Huisman), mevr. E. Taselaar (Fries Museum), en dhr. P. Vellinga (lepenloftspul Jorwerd), die hun medewerking gaven bij het (doen) enquêteren van bezoekers van diverse culturele attracties en evenementen. - In de derde plaats Willie van der Galiën, die het invoerprogramma maakte en de statisti- sche bewerking van de gegevens voor haar rekening nam; Karin Kuipers, die de data- invoer verzorgde; Bonne Bruinsma die adressenbestanden aanleverde; en André Vellema die als vakantiewerker de nodige interviews heeft afgenomen. - In de vierde plaats Jacob van der Vaart (Fryske Akademy), Geert Lantinga en Tjitte Piebenga die het hoofdstuk over het cultuurlandschap van nuttig commentaar hebben voorzien. - Vanuit de beleidsafdelingen is dit onderzoek begeleid door Rienk Terpstra (Bouwen en Wonen), Wobbe van der Vegt (Recreatie en Toerisme) en Jannewietske de Vries (Cultuur en Onderwijs). Door hun waardevolle suggesties en kritische opmerkingen heeft het verhaal aan kracht gewonnen. - Huub Dormans heeft tijdens mijn vakantie de supervisie over het onderzoek op zich genomen. Hij en Henny Löwik hebben de tekst nog aan een kritische toets onderworpen. Tom van der Meulen. INHOUDSOPGAVE. öoe^^^^S^VN^A^^^^aïo Bladzyde. 1. Inleiding 1 2. Probleemstelling 5 3. Friesland als cultuurhistorisch erfgoed; een schets van de ontwikkeling van het cultuurlandschap 7 3.1. Inleiding 7 3.2. De nederzettingsgeschiedenis van Friesland in kort bestek 9 3.2.1 De terpentijd en eerder 9 3.2.2. Latere ontwikkelingen in het terpengebied 11 3.2.3. De gebieden met opstrekkende verkaveling; aanzetten vanuit het terpengebied 12 3.2.4. De klassieke wegdorpen met doorgaande verkaveling 13 3.2.5. Esdorpen 15 3.2.6. Latere ontwikkelingen in het gebied van de doorgaande verkaveling: veenkoloniën, laagveen- ontginningen en heidedorpen 16 3.2.7. Steden en vlekken 17 3.2.8. De cultuurhistorische kaart 18 4. De cultuurhistorische markt 21 4.1. Inleiding 21 4.2. Operationalisering van het cultuurtoeristisch potentieel 22 4.3. Overwegingen bij het met vakantie gaan: leef(vakantie)stijlen 24 4.4. Interesse in de gebouwde omgeving 29 4.5. Het effectieve bezoek aan Friesland 32 4.6. De mensen die Friesland links lieten liggen 37 Bladzijde. 5. De verblijfstoeristen 41 5.1. Inleiding 41 5.2. De onderzoekspopulatie 41 5.3. Enkele kenmerken van de verblijfstoeristen 46 5.4. Overwegingen bij het met vakantie gaan 49 5.5. Interesse in elementen van de gebouwde omgeving 54 5.6. Keuze voor Friesland als vakantieprovincie 56 5.7. Uitgevoerde en geplande activiteiten 58 5.8. De bekendheid met diverse attracties in Friesland; waardering 66 6. Attracties 73 6.1. Inleiding 73 6.2. Het profiel van de bezoekers 74 6.3. Het daadwerkelijk bezoek 77 6.4. Publiciteit 78 6.5. Waardering van diverse aspecten per attractie en 'over all' waardering 79 6.6. Hoedanigheid en herkomst van de bezoekers 82 7. Samenvatting en conclusies 85 7.1. Kort overzicht van de resultaten 85 7.2. Betekenis van de conclusies voor het beleid 88 Literatuur 91 Bijlagen 95 HOOFDSTUK 1. INLEIDING. Cultuurtoerisme is een woord dat een kleine toelichting behoeft. Het is een term die de laatste tijd veelvuldig wordt gebruikt. Het lijkt alsof met dit woord weer een nieuwe 'markt' in de toeristische sector wordt aangeboord, een sector waar het ontwikkelen van nieuwe begrippen en slogans welhaast tot de wezenskenmerken lijkt te behoren. Nog maar enkele jaren geleden werden we geconfronteerd met een 'toeristisch produkt' dat kwaliteitsverbete- ring en een betere marketing verdiende, - en tot in Bokwerd is daaraan gewerkt - nu zitten we met het 'cultuurtoerisme'. We zien in academische proefschriften slogans uit de marke- ting mix (produkt, place, price, promotion) als de hoogste wijsheden gepresenteerd worden in het aan de man en vrouw brengen van monumentale binnensteden (Jansen-Verbeke 1988). Economische Zaken (1990) ziet in 'cultuurtoerisme' een nieuwe bron van inkomstenverwer- ving voor Nederland, maar het is niet denkbeeldig dat hiermee voor een deel nieuwe wijn in oude zakken wordt gedaan: een goed ingericht terras met een aantrekkelijke spijskaart in een beschermd stadsgezicht voor een eersterangsmonument met een goede operavoorstelling na afloop en een vermoeiend museumbezoek vooraf kan men met recht een cultuurtoeristische activiteit noemen, maar de vraag is, in hoeverre hier nu van een wezenlijk andere tijdsbeste- ding sprake is dan in de periode waarin het 'cultuurtoerisme' nog niet tot de woordenschat behoorde. Cultuurtoerisme - en ik schrijf het nu maar verder zonder quootjes - is als verschijnsel niet iets van de laatste tijd. Eigenlijk kan men zeggen dat cultuurtoerisme aan de wieg heeft gestaan van het toerisme zoals we dat vandaag de dag keimen. Vanuit Westeuropa trokken jonge mensen naar de antieke wereld om zo gevormd te worden tot wereldburgers. Dit was aanvankelijk in het bijzonder voorbehouden aan de cultuurdragers(-vormers) bij uitstek: kunstenaars en op te merken valt dat de reis vooral ook bedoeld was om zijn 'vormende' karakter. Maar een toeristisch-recreatief element zal zeker niet ontbroken hebben. De reizen werden in principe op individuele basis gedaan. Met de schuchtere opkomst van het massatoerisme in de negentiende eeuw - men denke aan organisaties als die van Thomas Cook - was ook het culturele aspect van de reis van groot belang. Men ging primair om nieuwe indrukken op te doen, niet zozeer om zich te recreëren, men wenste de pyramides van Egypte, het Partenon en het Forum Romanum met eigen ogen te ervaren. Zoals gezegd is de belangstelling voor het cultuurtoerisme recent opgeleefd. En nieuw is (als zodanig in ieder geval bedoeld) een meer gerichte promotionele benadering. Daaraan zitten twee kanten. In de eerste plaats, dat deze soms eenzijdig vanuit de puur recreatief-toeristische sector plaats vindt, met daarbij het gevaar van een onvoldoende oog voor juist het culturele aspect. Dit laatste lijkt dan nogal eens als schaamlap te dienen voor puur commercieel gewin: een scheutje cultuur doet 'het produkt' aan waarde toenemen. Mogelijk is dit de geest van de tijd. Daarin is dit verschijnsel dan wel des te verdachter. Onvoldoende komt zo naar voren. dat cultuur iets is van vormgeving, van kiezen, van reflectie, van bewustwording van kwaliteit. De trend van de commercialisering van cultuur is ingezet met het van overheidszij- de aandringen op het stimuleren van culturele activiteiten door het bedrijfsleven. Dat heeft op zichzelf een goede zijde, in die zin dat inderdaad bij het bedrijfsleven kapitalen liggen te wachten op een nuttige bestemming. En het is ook niet de grootste zonde wanneer het bedrijfsleven in een culturele besteding een promotioneel aspect herkent en exploiteert. En met Pleij (1991) kan men van mening zijn dat een overheidsmecenaat zeker aan dezelfde, of misschien nog wel sterkere verleidingen bloot staat dan dat van particulieren, waimeer wordt bedacht hoe Hilversum met de verkoop van een Mondriaan de gemeentebegroting probeerde te sluiten of Schiedam het gemeentemuseum in goudgeld probeerde om te zetten. Daarbij kan het bedrijfsleven zich ook niet permitteren met 'conformistische confectiekunst' te komen, waarmee het zich grenzeloos belachelijk zou maken. Maar verleggen we de aandacht van mecenaat naar omzetvergroting, dan dreigt er gevaar. Bedenkelijk wordt het wanneer omzet en