Euodia Hupehensis of Tetradium Daniellii)

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Euodia Hupehensis of Tetradium Daniellii) bijenhouden 2009/10 - oktober # 12 Bijenboom (Euodia hupehensis of Tetradium daniellii) Hennie Oude Essink enkele exemplaren in botanische tuinen. Herkomst, familie, naamgeving De bijenboom zou tot de categorie van De Duitse botanicus Forster ontdekte de De bijenboom is inheems in de gematig- uitermate belangrijke drachtplanten kun- boom in China eind 18e eeuw; pas ruim de streken van China en Korea en behoort nen behoren en daar zou hij in de top drie een eeuw later werd hij beschreven door tot de familie van de wijnruit (Rutaceae), staan, als hij een grotere bekendheid zou de Fransman Dode en werd zijn naam bekend als de citrusvruchtenfamilie. Ook genieten en bij ons een ruimere versprei- vastgelegd: Euodia hupehensis Dode, kruidige heesters als de wijnruit zelf be - ding zou hebben. Tijdens zijn hoofddracht, (‘hupe hensis’ naar de Chinese provincie horen er toe, alsook de lederboom (Ptelea in de tweede helft van juli en augustus, van herkomst: Hupei). In 1907 brachten trifoliata), de kurkboom (Phellodendron legt hij over zijn brede kruin een grijze plantkundigen hem naar de Verenigde amurense) en de Skimmia, waarmee de deken van bloeischermen, waarin vele Staten. In 1950 zag de curator van het bijen - bijenboom veel gelijkenis vertoont. De duizenden kleine bloemen een rijke dracht instituut aan de universiteit van Pennsyl - familie is een uitgesproken insectenbe- bieden aan onze bijen. Als de linde is uit- vania, F. Schwöbel, het belang van de stuiver en genoemde planten zijn dan ook gebloeid, ontbreekt bij ons een goede boom voor de imkerij en hij begon een goede bijenplanten. Oliën, suikers, vitami- drachtopvolger, die een essentiële bijdrage promotie cam pagne. Bijentijdschriften van nen en zuren zijn de voornaamste produc- zou moeten leveren aan de voorbereiding november/ december 1955 introduceren de ten. Nectar wordt geproduceerd door nec- van gezonde wintervolken. Die leemte boom bij de imkers en wijzen op het eco- tariën op de basale dikke schijf op de zou de bijenboom kunnen opvullen, als nomische belang van deze dracht, juist als bloembodem. wij hem ruim zouden aanplanten en er gebrek is aan andere nectarleveran- Voorheen werd de bijenboom onderge- opnemen in landschap en bijenweide. ciers; de bloemenhoeveelheid per boom is bracht in het geslacht Euodia, waarvan de Het kan verbazing wekken, dat die plant enorm en bloei treedt al een paar jaar na meeste soorten tropische en subtropische niet allang die rol vervult. De soort is bij de uitzaai op. Al gauw kreeg in Amerika planten zijn van het zuidelijk halfrond ons niet inheems maar dat is de acacia ook de boom de naam ‘Bee-Bee tree’; wij noe- (Zuid-Afrika – Nieuw-Guinea – Australië); niet en evenmin de kastanje en andere men hem bijen boom. In 1983 verschijnen het vormde toen nog één geslacht met soorten die het in ons klimaat goed doen artikelen over de plant in Duitse bijenbla- Tetradium, waarin ook Aziatische soorten en binnen ons drachtarsenaal niet meer den. Bij ons kreeg de plant in de loop der waren opgenomen. Sinds 1997 wordt weg te denken zijn. jaren ‘80 bekendheid door artikelen van J. Euodia als geslacht apart genomen en Speelziek in het blad ‘Bijenteelt’ (februari omvat nu alleen nog de genoemde soor- Waarom staan die bomen er niet in onze ‘86) en later in ‘Bijen’ (november ‘92). ten van het zuidelijk halfrond. Alle overige parken en tuinen; waarom sieren zij niet Zo kwam deze prachtige aanvulling op soorten horen nu bij het genus Tetradium, onze bosranden? Ook zij zouden zich in onze late zomerdracht pas laat in de dat twaalf soorten telt uit het tropische ons klimaat thuis voelen en tevens een belangstelling en de verspreiding over en gematigde Oost-Azië. Ook onze bijen- rijke bijdrage leveren aan de diversiteit en Europa is van recente datum. Om voor de boom hoort daar nu bij en heet sindsdien schoonheid van ons landschap. imkerij als geheel echt belangrijk te zijn, officieel Tetradium daniellii (naar William Ruim vijftig jaar geleden was de boom in zou de boom veel ruimer moeten worden Daniell, een legerchirurg die in China veel heel Europa nog onbekend, afgezien van aangeplant. exemplaren van de boom verzamelde). foto’s Hennie Oude Essink foto’s De bloeischermen zijn piramidevormig opgebouwd uit talloze bloempjes op steeltjes. De bloemen zijn of Voor een bij is de nectar gemakkelijk te bereiken mannelijk of vrouwelijk; beide geslachten trekken hele drommen bijen aan bijenhouden 2009/10 - oktober # 13 De mannelijke bloem heeft meeldraden met pollen De door het weefsel afgescheiden nectar is duidelijk Vrouwelijke bloemen hebben een gelobd vrucht - en een weefsel met nectariën op de bodem (rood) te zien beginsel met een korte stijl, waarop ringvormig ineen gevlochten stempels. Meeldraden ontbreken. Nectarweefsel onderlangs het vruchtbeginsel Onder die naam is de bijenboom ook bij hoog; ook de Tetradium glabrifolium is geheel. Het gelobde vruchtbeginsel, met Koster te vinden; hij noemt de plant stink- een kleine boom met sterk geurende, bovenop een 4- of 5-voudige stijl en even- es, naar de Duitse benaming Stinkesche: geelgroene bloemen; de Tetradium daniel- zoveel vervlochten stempels, ontbreekt in het gevederde blad lijkt op dat van een es lii praecox is een vroege bloeier (juni). de mannelijke bloem. en het geeft, evenals de meeste bladeren Van beide geslachten hebben de bloemen in de wijnruitfamilie, een onaangename Bloeiwijze en bloem op de bodem een dikke nectarschijf, die geur af als je ze fijnwrijft. De naam Euodia De boom bloeit in grote, eindstandige, veel nectar produceert. Drie bloemen, één (= ‘met een goede geur’) verwijst daaren- kegelvormige schermen of pluimen, die etmaal met rust gelaten, vullen de honing - tegen naar de geurige bloemen. De de brede, ronde kruin als een grijze wolk maag van de bezoekende bij met een Duitsers gebruiken overigens ook de bedekken met een ontelbare hoeveelheid geurige nectar die een suikergehalte naam ‘Bienenbaum’. kleine, geurende bloempjes, die 4-tallig en heeft van maar liefst 44–64%. Duitse in open stand 1 cm breed zijn. Evenals bij de imkers die honing slingerden van de bijen - Boom verwante Skimmia zijn de bloemen een- boom lieten deze in Celle onderzoeken en De boom staat in China veel in vochtige slachtig: ofwel mannelijk, ofwel vrouwelijk. kregen te horen, dat er voldoende eigen- bergwouden en aan bosranden en bereikt Vaak is er sprake van tweehuizigheid en schappen waren om de honing ‘Bienen - een hoogte van 20 meter; in Europa is hij zijn er bomen met alleen mannelijke of baum honig’ te noemen. De honing is 12 tot 15 meter hoog. Hij heeft een gladde alleen vrouwelijke bloemen. Soms bloeit lichtbruin en naar verluidt heerlijk van grijze bast en vormt breed uitstaande, een boom twee keer: eerst met mannelijke, smaak. bijna horizontale zijtakken; dit geeft de daarna met vrouwelijke bloemen. Andere De mannelijke bloemen geven ook een boom een brede parapluvormige kruin. De bomen zijn éénhuizig en huisvesten beide geel pollen af. Na de bevruchting vormen bladeren zijn geveerd, zij kleuren ‘s zomers geslachten tegelijkertijd; in dat geval is zich kleine peulachtige vruchten, die bij donkergroen, in het najaar goudgeel. De binnen één bloeischerm tweederde deel openspringen rode bessen tevoorschijn boom eist een goed doorlaatbare, vrucht- van de bloemen mannelijk, eenderde brengen, die zeer geliefd zijn bij een groot bare bodem; de eerste paar jaar kan hij vrouwelijk; de mannelijke bloemen bloeien aantal vogelsoorten, die er in oktober een bovengronds invriezen, daarna is hij winter- eerst. De bloem heeft vier (soms vijf) kelk- belangrijke voedselbron in vinden (zie hard en verdraagt temperaturen tot -25°C. bladen, die aan de voet verbonden zijn; voorplaat). Vanaf zijn vierde levensjaar gaat hij bloeien. vier (soms vijf) kroonblaadjes omsluiten de Met haar rijke aanbod aan nectar en pol- De bloeitijden kunnen uiteenlopen van knop en wijken tijdens de bloei als kleine len in de nazomer zou de bijenboom een eind juni tot midden oktober met een lepeltjes uiteen; de vier (soms vijf) meel- belangrijke bijdrage kunnen leveren aan hoofdbloei van midden juli tot begin sep- draden staan apart en zijn bij de manne- de ontwikkeling van meer gezonde winter - tember. Er zijn inmiddels ook cultivars die lijke bloemen anderhalf keer zo lang als volken ter bestrijding van de kwalen die minder hoog worden: de Tetradium de kroonbladen; bij de vrouwelijke bloe- onze bijen heden ten dage zo belagen. daniellii ‘moonlight’ wordt drie meter men zijn zij rudimentair of ontbreken De kleur van het pollen is geel; nectar is de Samen foerageren: gezellig Bij, penseelkever en vlieg: geen probleem zolang de voornaamste attractie voorraad groot is.
Recommended publications
  • Phylogenetic Placement of Ivodea and Biogeographic Affinities Of
    Plant Systematics and Evolution (2020) 306:7 https://doi.org/10.1007/s00606-020-01633-3 ORIGINAL ARTICLE Phylogenetic placement of Ivodea and biogeographic afnities of Malagasy Rutaceae Marc S. Appelhans1,2 · Jun Wen2 Received: 6 December 2018 / Accepted: 8 January 2020 / Published online: 1 February 2020 © The Author(s) 2020 Abstract The genus Ivodea is endemic to Madagascar and the Comoros and consists of 30 species. This study is the frst to include the genus in a molecular phylogenetic analysis. We sequenced the plastid trnL–trnF and the nuclear ITS regions for three Ivodea species and revealed that the genus is monophyletic and most closely related to the African and Malagasy Vepris, refuting earlier suggestions of a close relationship between Ivodea and the Asian, Malesian, Australasian and Pacifc genera Euodia and Melicope. Ivodea and Vepris provide another example of closely related pairs of Rutaceous groups that have drupaceous and capsular/follicular fruits, respectively, thus further confrming that fruit types are not suited to delimit sub- families in Rutaceae, as has often been done in the past. Ivodea was the last of the seven Malagasy genera to be included in the Rutaceae phylogeny, making it possible to conduct an assessment of biogeographic afnities of the genera that occur on the island. Our assessments based on sister-group relationships suggest that the eight lineages (representing seven genera) of Malagasy Rutaceae either have African or have Asian afnities. Two lineages have an African origin, and one lineage has an Asian origin. Taxon sampling is insufcient to interpret the directionality of dispersal events in the remaining lineages.
    [Show full text]
  • Appelhans Et Al Zanthoxylum
    Molecular Phylogenetics and Evolution 126 (2018) 31–44 Contents lists available at ScienceDirect Molecular Phylogenetics and Evolution journal homepage: www.elsevier.com/locate/ympev Phylogeny and biogeography of the pantropical genus Zanthoxylum and its T closest relatives in the proto-Rutaceae group (Rutaceae) ⁎ Marc S. Appelhansa,b, , Niklas Reichelta, Milton Groppoc, Claudia Paetzolda, Jun Wenb a Department of Systematics, Biodiversity and Evolution of Plants, Albrecht-von-Haller Institute of Plant Sciences, University of Goettingen, Untere Karspuele 2, 37073 Goettingen, Germany b Department of Botany, National Museum of Natural History, Smithsonian Institution, P.O. Box 37012, MRC 166, Washington, DC 20013-7012, USA c Departamento de Biologia, Faculdade de Filosofia, Ciências e Letras de Ribeirão Preto, Universidade de São Paulo, Ribeirão Preto, São Paulo, Brazil ARTICLE INFO ABSTRACT Keywords: Zanthoxylum L. (prickly ash) is the only genus in the Citrus L. family (Rutaceae) with a pantropical distribution. Bering Land Bridge We present the first detailed phylogenetic and biogeographic study of the genus and its close relatives in the Fagara proto-Rutaceae group. Our phylogenetic analyses based on two plastid and two nuclear markers show that the North Atlantic Land Bridge genus Toddalia Juss. is nested within Zanthoxylum, that earlier generic and intrageneric classifications need Toddalia revision, and that the homochlamydeous flowers of the temperate species of Zanthoxylum are the result of a Transatlantic Disjunction reduction from heterochlamydeous flowers. The biogeographic analyses reveal a Eurasian origin of Zanthoxylum in the Paleocene or Eocene with successive intercontinental or long-range migrations. Zanthoxylum likely crossed the North Atlantic Land Bridges to colonize the Americas in the Eocene, and migrated back to the Old World probably via the Bering Land Bridge in the Oligocene or Miocene.
    [Show full text]
  • The Rare Plants of Samoa JANUARY 2011
    The Rare Plants of Samoa JANUARY 2011 BIODIVERSITY CONSERVATION LESSONS LEARNED TECHNICAL SERIES 2 BIODIVERSITY CONSERVATION LESSONS LEARNED TECHNICAL SERIES 2 The Rare Plants of Samoa Biodiversity Conservation Lessons Learned Technical Series is published by: Critical Ecosystem Partnership Fund (CEPF) and Conservation International Pacific Islands Program (CI-Pacific) PO Box 2035, Apia, Samoa T: + 685 21593 E: [email protected] W: www.conservation.org Conservation International Pacific Islands Program. 2011. Biodiversity Conservation Lessons Learned Technical Series 2: The Rare Plants of Samoa. Conservation International, Apia, Samoa Author: Art Whistler, Isle Botanica, Honolulu, Hawai’i Design/Production: Joanne Aitken, The Little Design Company, www.thelittledesigncompany.com Series Editors: James Atherton and Leilani Duffy, Conservation International Pacific Islands Program Conservation International is a private, non-profit organization exempt from federal income tax under section 501c(3) of the Internal Revenue Code. ISBN 978-982-9130-02-0 © 2011 Conservation International All rights reserved. OUR MISSION Building upon a strong foundation of science, partnership and field demonstration, CI empowers societies to responsibly and sustainably care for nature for the well-being of humanity This publication is available electronically from Conservation International’s website: www.conservation.org ABOUT THE BIODIVERSITY CONSERVATION LESSONS LEARNED TECHNICAL SERIES This document is part of a technical report series on conservation projects funded by the Critical Ecosystem Partnership Fund (CEPF) and the Conservation International Pacific Islands Program (CI-Pacific). The main purpose of this series is to disseminate project findings and successes to a broader audience of conservation professionals in the Pacific, along with interested members of the public and students.
    [Show full text]
  • A Molecular Phylogeny of Acronychia, Euodia, Melicope and Relatives (Rutaceae) Reveals Polyphyletic Genera and Key Innovations for Species Richness ⇑ Marc S
    Molecular Phylogenetics and Evolution 79 (2014) 54–68 Contents lists available at ScienceDirect Molecular Phylogenetics and Evolution journal homepage: www.elsevier.com/locate/ympev A molecular phylogeny of Acronychia, Euodia, Melicope and relatives (Rutaceae) reveals polyphyletic genera and key innovations for species richness ⇑ Marc S. Appelhans a,b, , Jun Wen a, Warren L. Wagner a a Department of Botany, Smithsonian Institution, PO Box 37012, Washington, DC 20013-7012, USA b Department of Systematic Botany, Albrecht-von-Haller Institute of Plant Sciences, University of Göttingen, Untere Karspüle 2, 37073 Göttingen, Germany article info abstract Article history: We present the first detailed phylogenetic study of the genus Melicope, the largest genus of the Citrus Received 12 November 2013 family (Rutaceae). The phylogenetic analysis sampled about 50% of the 235 accepted species of Melicope Revised 2 June 2014 as well as representatives of 26 related genera, most notably Acronychia and Euodia. The results based on Accepted 16 June 2014 five plastid and nuclear markers have revealed that Acronychia, Euodia and Melicope are each not mono- Available online 24 June 2014 phyletic in their current circumscriptions and that several small genera mainly from Australia and New Caledonia need to be merged with one of the three genera to ensure monophyly at the generic level. The Keywords: phylogenetic position of the drupaceous Acronychia in relation to Melicope, which has capsular or follic- Acronychia ular fruits, remains unclear and Acronychia might be a separate genus or a part of Melicope. The seed coats Euodia Fruit types of Melicope, Acronychia and related genera show adaptations to bird-dispersal, which might be regarded Melicope as key innovations for species radiations.
    [Show full text]
  • Identification of Natural Products As Antidiabetic Agents Using Computer-Aided Drug Design Methods
    IDENTIFICATION OF NATURAL PRODUCTS AS ANTIDIABETIC AGENTS USING COMPUTER-AIDED DRUG DESIGN METHODS Laura Guasch Pàmies Dipòsit Legal: T. 609-2013 ADVERTIMENT. L'accés als continguts d'aquesta tesi doctoral i la seva utilització ha de respectar els drets de la persona autora. Pot ser utilitzada per a consulta o estudi personal, així com en activitats o materials d'investigació i docència en els termes establerts a l'art. 32 del Text Refós de la Llei de Propietat Intel·lectual (RDL 1/1996). Per altres utilitzacions es requereix l'autorització prèvia i expressa de la persona autora. En qualsevol cas, en la utilització dels seus continguts caldrà indicar de forma clara el nom i cognoms de la persona autora i el títol de la tesi doctoral. No s'autoritza la seva reproducció o altres formes d'explotació efectuades amb finalitats de lucre ni la seva comunicació pública des d'un lloc aliè al servei TDX. Tampoc s'autoritza la presentació del seu contingut en una finestra o marc aliè a TDX (framing). Aquesta reserva de drets afecta tant als continguts de la tesi com als seus resums i índexs. ADVERTENCIA. El acceso a los contenidos de esta tesis doctoral y su utilización debe respetar los derechos de la persona autora. Puede ser utilizada para consulta o estudio personal, así como en actividades o materiales de investigación y docencia en los términos establecidos en el art. 32 del Texto Refundido de la Ley de Propiedad Intelectual (RDL 1/1996). Para otros usos se requiere la autorización previa y expresa de la persona autora.
    [Show full text]
  • Rutaceae), Kaua‘I, Hawai‘I
    Vol. 14: 61–68, 2011 ENDANGERED SPECIES RESEARCH Published online May 6 doi: 10.3354/esr00345 Endang Species Res OPENPEN ACCESSCCESS Rediscovery, conservation status and taxonomic assessment of Melicope degeneri (Rutaceae), Kaua‘i, Hawai‘i Kenneth R. Wood* National Tropical Botanical Garden, Kala–heo, Hawai‘i 96741, USA ABSTRACT: Melicope degeneri (B. Stone) T. Hartley & B. Stone is endemic to the island of Kaua‘i and is one of Hawai‘i’s rare members of the Rutaceae. Rediscovered in 1993 after not being documented for 67 yr, it is currently known from only 22 individuals. Data concerning its morphology, distribution, and ecological preferences are presented in this paper in order to contribute to the Global Strategy for Plant Conservation (GSPC) goals and to assist biologists and land managers in monitoring and protecting this species from extinction. A formal IUCN assessment of the species has been completed and is reported here as Critically Endangered (CR B2ab(iii,v); D). KEY WORDS: Melicope degeneri · Rutaceae · Hawaiian Islands · Prevention of extinction · Distribution · Ecological preferences · IUCN Red List Category · Critically Endangered Resale or republication not permitted without written consent of the publisher INTRODUCTION Melicope degeneri (B. Stone) T. Hartley & B. Stone is restricted to the island of Kaua‘i and for many years The genus Melicope Forst. & Forst. (Rutaceae) com- was known only from a single collection made by Otto prises about 233 species which range from the Mala- Degener in 1926 ‘along Kokee stream, Kaua‘i, Hawai‘i, gasy and Indo-Himalaya regions east to the Hawaiian in rain forest’ (Degener 8531, Holotype [BISH], Iso- and Marquesas Islands and south to New Zealand types [NY, SDC]).
    [Show full text]
  • Phytochemical Constituents and Biological Activities of Melicope Lunu-Ankenda
    Review Phytochemical Constituents and Biological Activities of Melicope lunu-ankenda Enas Mohamed Eliaser 1, Jun Hui Ho 2, Najihah Mohd. Hashim 3,4, Yaya Rukayadi 5, Gwendoline Cheng Lian Ee 6 and Ahmad Faizal Abdull Razis 5,7,8,* 1 UPM-MAKNA Cancer Research Laboratory, Institute of Bioscience, Universiti Putra Malaysia, 43400 UPM Serdang, Selangor, Malaysia; [email protected] 2 Unit of Genetics and Molecular Biology, Institute of Biological Sciences, Faculty of Science, University of Malaya, Jalan Universiti, 50603 Kuala Lumpur, Malaysia; [email protected] 3 Pharmacy Department, Faculty of Medicine, University of Malaya, 50603 Kuala Lumpur, Malaysia; [email protected] 4 Center of Natural Product Research and Drug Discovery (CENAR), University of Malaya, 50603 Kuala Lumpur, Malaysia 5 Department of Food Science, Faculty of Food Science and Technology, Universiti Putra Malaysia, 43400 UPM Serdang, Selangor, Malaysia; [email protected] 6 Chemistry Department, Faculty of Science, Universiti Putra Malaysia, 43400 UPM Serdang, Selangor, Malaysia; [email protected] 7 Laboratory of Molecular Biomedicine, Institute of Bioscience, Universiti Putra Malaysia, 43400 UPM Serdang, Selangor, Malaysia 8 Laboratory of Food Safety and Food Integrity, Institute of Tropical Agriculture and Food Security, Universiti Putra Malaysia, 43400 UPM Serdang, Selangor, Malaysia * Correspondence: [email protected]; Tel.: +603-89472115. Received: 20 September 2018; Accepted: 18 October 2018; Published: 20 October 2018 Abstract: Natural products, either pure compounds or standardized plant extracts, have provided opportunities for the discovery of new drugs. Nowadays, most of the world’s population still relies on traditional medicines for healthcare purposes. Plants, in particular, are always used as traditional medicine, as they contain a diverse number of phytochemicals that can be used for the treatment of diseases.
    [Show full text]
  • Chilean Pitavia More Closely Related to Oceania and Old World Rutaceae
    A peer-reviewed open-access journal PhytoKeys 19: 9–29Chilean (2012) Pitavia more closely related to Oceania and Old World Rutaceae... 9 doi: 10.3897/phytokeys.19.3912 RESEARCH ARTICLE www.phytokeys.com Launched to accelerate biodiversity research Chilean Pitavia more closely related to Oceania and Old World Rutaceae than to Neotropical groups: evidence from two cpDNA non-coding regions, with a new subfamilial classification of the family Milton Groppo1, Jacquelyn A. Kallunki2, José Rubens Pirani3, Alexandre Antonelli4 1 Departamento de Biologia, FFCLRP, Universidade de São Paulo, Av. Bandeirantes 3900, 14040-901 – Ribeirão Preto, SP, Brazil 2 The New York Botanical Garden, Bronx, NY, 10458-5126, USA 3 Instituto de Biociências, Universidade de São Paulo, Rua do Matão 277, 05508-090, São Paulo, SP, Brazil 4 Department of Biological and Environmental Sciences, University of Gothenburg, Carl Skottsbergs gata 22B, PO Box 461, 405 30 Gothenburg, Sweden Corresponding author: Milton Groppo ([email protected]) Academic editor: P. Acevedo-Rodríguez | Received 29 August 2012 | Accepted 5 December 2012 | Published 18 December 2012 Citation: Groppo M, Kallunki JA, Pirani JR, Antonelli A (2012) Chilean Pitavia more closely related to Oceania and Old World Rutaceae than to Neotropical groups: evidence from two cpDNA non-coding regions, with a new subfamilial classification of the family. PhytoKeys 19: 9–29. doi: 10.3897/phytokeys.19.3912 Abstract The position of the plant genus Pitavia within an infrafamilial phylogeny of Rutaceae (rue, or orange family) was investigated with the use of two non-coding regions from cpDNA, the trnL-trnF region and the rps16 intron. The only species of the genus, Pitavia punctata Molina, is restricted to the temperate forests of the Coastal Cordillera of Central-Southern Chile and threatened by loss of habitat.
    [Show full text]
  • Fl. China 11: 66–70. 2008. 3. TETRADIUM Loureiro, Fl. Cochinch. 1
    Fl. China 11: 66–70. 2008. 3. TETRADIUM Loureiro, Fl. Cochinch. 1: 91. 1790. 四数花属 si shu hua shu Zhang Dianxiang (张奠湘); Thomas G. Hartley Boymia A. Jussieu; Megabotrya Hance ex Walpers; Philagonia Blume. Shrubs or trees, evergreen or deciduous, dioecious or rarely polygamo-dioecious. Axillary buds exposed. Leaves opposite, odd- pinnate (occasional leaves even-pinnate); lateral leaflet blades often ± inequilateral, especially at base. Inflorescences terminal or terminal and axillary, thyrsiform. Sepals 4 or 5, basally connate. Petals 4 or 5, narrowly imbricate in bud. Stamens 4 or 5, distinct. Male flowers: stamens to 1.5 × as long as petals; disk conic to cylindric or occasionally barrel-shaped; gynoecium rudimentary, of 4 or 5 basally connate, divergent, and fingerlike carpels. Female flowers: stamens rudimentary, ligulate, much shorter than petals or sometimes lacking; disk pulvinate to barrel-shaped; gynoecium 4- or 5-carpelled; ovaries basally connate, otherwise contiguous, each with 1 or 2 ovules; style apical, of 4 or 5 ± contiguous stylar elements; stigma peltate. Fruit of 1–5 basally connate follicles with abortive carpels, if any, persistent; outer part of pericarp (exocarp and mesocarp) dry or ± fleshy; endocarp cartilaginous. Seeds remaining attached in dehisced fruit; seed coat (except in Tetradium daniellii and T. calcicola) with thick inner layer of dense black sclerenchyma and spongy outer layer bounded externally by a shiny black or reddish pellicle; endosperm copious; embryo straight; cotyledons broadly elliptic, ± flattened; hypocotyl superior. Nine species: E, S, and SE Asia; seven species (one endemic) in China. Euodia lyi H. Léveillé (Bull. Géogr. Bot. 24: 142. 1914) is a synonym of Miliusa sinensis Finett & Gagnepain in the Annonaceae (see Fl.
    [Show full text]
  • 2004 the Michigan Botanist 21
    2004 THE MICHIGAN BOTANIST 21 TETRADIUM DANIELLII (KOREAN EVODIA; RUTACEAE) AS AN ESCAPE IN NORTH AMERICA Michael A. Vincent W.S. Turrell Herbarium, Department of Botany, Miami University, Oxford, OH 45056 USA, 513. 529. 2755, [email protected] Tetradium daniellii (Benn.) T. G. Hartley (Korean evodia, Rutaceae) is native to Tibet and the Yunnan Province, China, northeast through China to North and South Korea (Hartley 1981). The species first came to the attention of western botanists in the mid-1800’s, and was first described as a species of the genus Zan- thoxylum by Bennett (in W.F. Daniell 1862). It was introduced into North America about 1905 (Rehder 1947). In the horticultural trade, the tree has been known as Evodia daniellii (Benn.) Hemsl. (Dirr 1997; Nelson 1997), though that generic name is apparently most correctly spelled “Euodia”, since Evodia is considered an orthographic variant of the original spelling Euodia (Bean 1978; Mabberley 1997). The genus Tetradium, containing 9 species (Flanagan 1988), is probably most closely related to Phellodendron Rupr. and Zanthoxylum L. (Hartley 1981). The genus Tetradium (as Evodia), especially fruit of T. ruticarpum (A.Juss.) T.G. Hartley (Evodiae Fructus), has been used medicinally in China to treat gas- tric and intestinal ailments for about 2000 years (Anonymous 2002a). It has also been used to treat headaches, to decrease blood clotting, and to reduce arthritis pain (Anonymous 2002b), and as a stimulant and antihelmintic (Mabberley 1997). Several bioactive alkaloids have recently been characterized from E. ruti- carpa, and these may have use in treatment of obesity or ulcers (Ko et al.
    [Show full text]
  • Rutaceae) Based on Rbcl and Atpb Sequences
    Major Clades of Australasian Rutoideae (Rutaceae) Based on rbcL and atpB Sequences Michael J. Bayly1*, Gareth D. Holmes1, Paul I. Forster2, David J. Cantrill3, Pauline Y. Ladiges1 1 School of Botany, The University of Melbourne, Parkville, Victoria, Australia, 2 Queensland Herbarium, Department of Science, Information Technology, Innovation and the Arts, Brisbane Botanic Gardens, Toowong, Queensland, Australia, 3 National Herbarium of Victoria, Royal Botanic Gardens Melbourne, South Yarra, Victoria, Australia Abstract Background: Rutaceae subfamily Rutoideae (46 genera, c. 660 species) is diverse in both rainforests and sclerophyll vegetation of Australasia. Australia and New Caledonia are centres of endemism with a number of genera and species distributed disjunctly between the two regions. Our aim was to generate a high-level molecular phylogeny for the Australasian Rutoideae and identify major clades as a framework for assessing morphological and biogeographic patterns and taxonomy. Methodology/Principal Findings: Phylogenetic analyses were based on chloroplast genes, rbcL and atpB, for 108 samples (78 new here), including 38 of 46 Australasian genera. Results were integrated with those from other molecular studies to produce a supertree for Rutaceae worldwide, including 115 of 154 genera. Australasian clades are poorly matched with existing tribal classifications, and genera Philotheca and Boronia are not monophyletic. Major sclerophyll lineages in Australia belong to two separate clades, each with an early divergence between rainforest and sclerophyll taxa. Dehiscent fruits with seeds ejected at maturity (often associated with myrmecochory) are inferred as ancestral; derived states include woody capsules with winged seeds, samaras, fleshy drupes, and retention and display of seeds in dehisced fruits (the last two states adaptations to bird dispersal, with multiple origins among rainforest genera).
    [Show full text]
  • Chapter 5 Age and Historical Biogeography of the Pan Tropically
    Phylogeny and biogeography of Spathelioideae (Rutaceae) Appelhans, M.S. Citation Appelhans, M. S. (2011, November 15). Phylogeny and biogeography of Spathelioideae (Rutaceae). Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/18076 Version: Corrected Publisher’s Version Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis License: in the Institutional Repository of the University of Leiden Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/18076 Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable). Chapter 5 Age and historical biogeography of the pan tropically distributed Spathelioideae (Rutaceae, Sapindales) Marc S. Appelhans, Paul J.A. Keßler, Erik Smets, Sylvain G. Raza!mandim- bison & Steven B. Janssens Resubmitted a"er revision to Journal of Biogeography Abstract #e main objective of this study is to present the !rst molecular dating and biogeographic analyses of the subfamily Spathelioideae (Rutaceae), which allow us to unravel the temporal and spatial origins of this group, ascertaining possible vicariant patterns and dispersal routes and determining diversi!cation rates through time. A dataset comprising a complete taxon sampling at generic level (83.3% at species level) of Spathelioideae was used for a Bayesian molecular dating analysis (BEAST). Four fossil cali- bration points and an age constraint for Sapindales were applied. An ancestral area recon- struction analysis utilising the dispersal-extinction-cladogenesis model and diversi!cation rate analyses were conducted. Rutaceae and Spathelioideae are probably of Late Cretaceous origin, wherea"er Spatheli- oideae split into a Neotropical and a Paleotropical lineage. #e Paleotropical taxa have their origin in Africa with dispersal events to the Mediterranean, the Canary Islands, Madagascar and South-East Asia.
    [Show full text]