HUELGAS ENSEMBLE Claude LeJeune

DESINGEL VR 24 APRIL 98 Oude Muziek HUELGAS ENSEMBLE Claude LeJeune

DESINGEL VR 24 APRIL 98 Oude Muziek Huelgas Ensemble Huelgas Ensemble

Paul Van Nevel muzikale leiding Claude LeJeune (c. 1528-1600) Peter de Groot contratenor Le Printans ( en vers mesurés à l'antique) Lieven Deroo bassus tekst: Jean-Antoine de Bait (1532-1589) Otto Rastbichler, Eitan Sorek tenor Marius van Altena bariton Revecy venir du printans Marie-Claude Vallin, Els Van Laethem, Voicy le verd et beau May Ellen van Ham superius O Rôze reyne dés fleurs Ie l ay, ie l ay la belle fleur Bart Coen, Peter De Clercq, Baldrick Deerenberg blokfluiten Cigne ie suis de candeur Christine Kyprienides viola da gamba alto La brunelette violette reflorit Gail Ann Schroeder viola da gamba basso Piet Strijckers, Great Bass viola da gamba Perdre le sens devant vous L'un émera le violét D'un coeur fier le refus cruél Que null' étoille sur nous Ces amoureus n'ont que douleur et tourment La bêle gloire, le bel honeur doner

inleiding door Paul van Nevel. Tino Haenen . 19.15 uur. Foyer begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.35 uur einde concert omstreeks 21.40 uur tekst programmaboekje Paul van Nevel coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Tegendruk JEAN-ANTOINE DE BAÏF EN ZIJN ACADÉMIE DE POÉSIE ET DE MUSIQUE.

De Franse humanist Jean-Antoine de Baïf werd in Venetië geboren op 19 februari 1532. Al tijdens zijn jeugd komt hij in de ban van de Griekse, Latijnse en Italiaanse cultuur. Zijn hele leven zal in het teken staan van één groot ideaal: de heropwaardering en de vernieuwing van de Franse poëzie. Baïf vond dat de Franse dichtkunst moest losgemaakt worden van de stereotype vormgeving en volledig nieuwe wegen moest opgaan. Daarbij spiegelde hij zich aan de rijkdom van de Griekse poëzie, met name de Alexandrijnse dichters.

Baïfs eerste dichtbundels stralen nog de invloed uit van Ca­ tullus en Petrarca. De ritmische beweeglijkheid en de con­ trastrijke, emotionele beelden van deze laatste zijn bijvoor­ beeld terug te vinden in de bundels Amours de Méline (1552) en Amours de Francine (1555).

De eerste bewuste stap naar vernieuwing wordt gezet in 1549, wanneer Jean-Antoine de Baïf samen met zijn pengenoten (1524-1585) en Joachim Du Bellay (ca. 1522- 1560) zijn nieuwe theorieën vastlegt in het pamflet La défen­ se et illustration de la langue française. De invloed van de Griekse poëzie op de Franse literatuur wordt o.a. geïllustreerd door het traktaat van Henri Estienne Traité de la conformité du language Français avec le Grec ( 1555).

Hun streven naar een nieuwe poëziecultuur, verlicht door de eeuwigheidswaarde van de Griekse en Latijnse dicht­ kunst, mondt uit in de stichting van de beroemde pleiade in 1566. De groep rond Baïf, Ronsard en Bellay wordt uitge­ breid met een aantal vooraanstaande humanisten en schrij­ vers, waaronder de hellinist Jean Dorât (mentor van Baïf) (1508-1588) en de wellicht meest muzikale onder de schrij­ but que lui montre celle vertu non jamais assez louee ..." vers, Pontus de Tyard (1521-1605). De middelen die Baïf en zijn geestesgenoten zich voor ogen Een andere geestesverwant en beroemd dichter, Pierre de hielden om de Franse taal in het algemeen en de dichtkunst in Ronsard, vindt trouwens dat poëzie voorbestemd is om met het bijzonder nieuw leven in te blazen waren voornamelijk: muziek ingekleed te worden. Hij schrijft:

a. het meer kleuren van de taal door gebruik van dialecten, ... La poésie sans les instruments ou sans la grace d'une vaktalen en het oud Frans; seule ou plusieurs voix, n'est nullement agréable..." b. de vorming van neologismen op het stramien van Griekse, Latijnse en Italiaanse woorden; Jean-Antoine de Baïf betreurt dat de eenheid tussen poëet c. het verwerpen van middeleeuwse genres ten voordele en musicus verloren is gegaan. In de inleiding van de bun­ van de antieke (bvb. ode en elegie) en del Musique (Paris 1570) van de komponist Guillaume Cos- d. het uitbouwen van Horatius' Ut pictura poesis-ideaal teley schrijft hij: met retorische middelen zoals metaforen en perifra- zen. Jadis Musiciens et Poètes et Sages Furent mesmes auteurs: mais la suite des ages Bij dit alles voegde zich ook nog een overkoepelende be­ Par le temps qui tout change, a séparé les troys..." kommernis om de eenheid tussen muziek en woord te ver­ groten. De hoger genoemde Pontus de Tyard heeft hierin De principes van La Pléiade gingen echter niet ver genoeg een belangrijke rol gespeeld. In zijn traktaat Solitaire se­ voor Baïf. Weliswaar was de toenadering tussen muziek en cond ou prose de la musique (Lyon 1555) verdedigt hij met poëzie een verworven humanistisch ideaal geworden. Maar verve de ideeën van de Pléiade en dus ook van Baïf in het bleef meestal bij oppervlakkige, formele resultaten. Baïf verband met de evenwaardigheid van muziek en tekst. Hij daarentegen beoogde een volledige eenheid, gestoeld op schrijft o.a.: de Griekse gezongen prosodie van bijvoorbeeld de thea­ terstukken. De muziek moest precies dezelfde accentuatie, "... la Musique, estimée par la moins récusable troupe lettergreeplengte, articulatie en ethos weergeven als deze des Sages contenir en soy toute perfection de Symme­ van de tekst. trie, et retenir corne pour image de toute l'Enciclopédie, ne semble si vivement raporter entre nous le vrey pour- Op die problematiek broedde en experimenteerde Baïf van­ trait de la Temperence, que l’ignorât de Musique doit pen­ af 1567 samen met zanger, luitist en componist Joachim ser son Ame estre boiteuse et impuissante d'arriver au Thibault de Courville (+1581). Courville was werkzaam aan het Franse hof als joueur de lyre. Dit instrument was een accroississant l'esprit, renouvellant aussi l'ancienne façon elfsnarige versie van de Griekse (!) antieke lier. De bedoe­ de composer Vers mesurez pour y accommoder le chant ling van het duo beschreef Baïf in 1570: pareillement mesuré selon l'Art Métrique."

Cherchant d'orner la De voornaamste reden waarom de academie zo'n belang Je prins de Courville acointance hechtte aan de eenheid tussen muziek en tekst was de over­ Maistre de l'art de bien chanter tuiging dat het ethos - de Académie kende drie soorten t.w. Qui me fit, pour l'art de musique exaltant, contractile en calmant - hierdoor nog versterkt werd. Reformer à la mode antique De muziek moest daarom het ritme, het metrum, het ethos, de Les vers mesurés inventer." accenten, de rustpunten, de stemverheffingen, de ademhalin­ gen en het elan van de tekst precies overnemen. Het poëtisch In 1570 sticht Baïf dan zijn Academie de Poesie et de Musi­ ritme moest het muzikaal ritme worden. De poëzie moest dus que. een muzikaal vertaalbaar ritmisch verloop dragen. En dich­ In dat jaar ook legt Baïf de statuten voor aan koning Karel IX, ters en componisten van de academie kwamen tot de slotsom die zijn toestemming geeft en het patent verleent voor de dat de principes van de Griekse dichtkunst, met haar rijke toekomstige uitvindingen. De werkzaamheden en concer­ afwisseling van versvoeten zich hier zeer goed toe leenden: ten (door Baïf preuves genoemd) worden bezocht door de koning zelf, Catherine de Médici, le Duc d'Anjou en le Duc "... tant la façon de Poésie que la maniéré et reglement d'Alençon. anciennement usitée par les Grecs en les Romains ..."

De statuten beschrijven duidelijk de doelstellingen, midde­ De gesloten gemeenschap van de academie zetelde aan­ len en organisatie van de academie. Zij is een besloten vankelijk ten huize van Antoine de Baïf, in de rue des fos­ elitaire gemeenschap waar dichters en musici in nauwe sa­ sés Saint-Victor. De organisatie was streng en besloten: menwerking experimenteren om een gemeenschappelijk leden mochten geen vreemden meebrengen, tenzij op uit­ ideaal te verwezenlijken, ideaal dat in het begin van de drukkelijke toestemming van alle anderen; disputen moes­ statuten wordt beschreven: ten binnenshuis gebeuren en waren verboden extra mu­ ras; geen enkele compositie mocht buiten de vereniging 'Afin de remettre en usage La Musique selon sa perfection, ten gehore gebracht worden; geen enkel werk mocht het qui est de représenter la parole en chant accomply de son daglicht zien via drukuitgaven (... Jureront les Musiciens harmonie et melodie, qui consistent au choix, regie des voix, ne bailler copie aucune des chansons de l'Académie à qui sens de la lettre le requiert, ou resserrant ou desserrant, ou ce soit...). Deze laatste regel is overigens de reden waarom de weer­ meer complexe en spanningsverwekkende variaties. slag van de werkzaamheden zo laat het daglicht heeft ge­ zien. Le Printans werd slechts veertien jaren na de dood van Met deze nieuwe benadering haalt de academie zich de kri­ Baïf gepubliceerd! tiek en soms hard vijandschap op de hals van tijdgenoten en nakomers, tot in de twintigste eeuw. De teneur van de kri­ Naast dichters zoals Pontus de Tyard en Ronsard waren de tiek kwam en komt er steeds op neer dat de souplesse van drie muzikale steunpilaren van de académie Guillaume Cos- de Franse taal zich niet leende tot de rigoureuze versvoe- teley (1530-1606), Jacques Maudit (1557-1627) en vooral tenscandering, waarbij een beklemtoonde lettergreep de . Het was voornamelijk deze laatste die het dubbele lengte van een niet-beklemtoonde had. principe van les vers mesurés à l'antique op een meesterlij­ ke manier muzikaal gestalte gaf. Tijdgenoot Nicolas Rapin (1539-1608) was streng in zijn beoordeling van Baïf: Dé grote vernieuwing van de academie was het feit dat het 'Quand baïf nos chants Ie premier reforma accent tonique, eigen aan de Franse taal, niet langer als Contre ses desseins l'ignorance s'arma, alleenzaligmakend werd beschouwd. Het werd aangevuld Et chassa bien loin de cet art la beauté met het principe dat het Griekse kwantiteitaccent de metriek Pour sa nouveauté..." van de poëzie bepaalde. Net zoals in de Griekse versvoeten de duur van de lettergreep bepalend was voor de metrische Overigens was ook Baïf hard voor zijn tegenstanders die hij afwikkeling, zullen Baïf en zijn groepsgenoten de afwisse­ 'homes trop affectionez à leur vieille persuasion' en 'homes ling van lang ( — = O of ^ ) en kort ( ^ of ^ ) opiniastres amoureux de leur abus" noemde. volledig op hun nieuwe poëzie enten. Zij baseerden zich hiervoor op de klassieke versvoetentraditie, zoals bijvoor­ De Franse criticus Jules Combarieu (1859-1916) vatte in beeld beschreven door Quintentilianus: 1902 met overtuiging de vernietigende kritiek ven de voor­ 'Longam syllabam esse duorum temporum, brevem unius, gaande eeuwen samen in niet mis te verstane woorden: etiam pueri sciunt.' (Inst. Orat. IX, IV) 'L'idée d'écrire des vers français mesurés à l'antique par Zo maken Baïf en Le Jeune in hun Printans gebruik van longues en brèves, dactyles en spondées, fut franchement drieëntwintig verschillende versvoeten, ingedeeld in pieds mauvaise, c'est une fantaisie de pédant ..." levés (beginnend met een korte lettergreep, V_Z ) en pieds De onkunde, onwetendheid en onbegrip van de kritieken in baissés (beginnend met een lange lettergreep, — ). verband met de bedoelingen van de Académie de Poésie et Hun nieuwe virtuositeit maakte gebruik van zowel eenvou­ de Musique houden eeuwenlang stand. Waarom? dige versvoeten (bv. jambe w ) en trocheus — ) als de Omdat men het uiteindelijke doel van de vers mesurés over het hoofd gezien heeft. Deze verzen waren immers van bij (The French Academies of the Sixteenth Century, London hun geboorte niet bedoeld om hardop gelezen te worden, 1947, Biz. 53). laat staan cursief. Baïf was een perfectionist. Hij was bovenal bekommerd op Zij waren niet gecreëerd als literaire poëzie an sich. een precieze, perfecte uitspraak van zijn gezongen verzen, De poëten schreven gedichten met als enige en unieke met de juiste accentuaties, de precieze diftongeringen en bedoeling om gezongen te worden. De kritiek richtte zich een ondubbelzinnige notering van klinkers en medeklin­ onterecht naar een onderdeel, naar een detail van het kers die in de context van een woord verschillend zouden wordingsproces, namelijk de tekst, waarvan hij steeds kunnen uitgesproken worden. Baïf schrijft hierover zelf: een einddoel maakte. Alsof men een symfonie van Beethoven zou beoordelen "Autant que sentons de voyeles aan de hand van de eerste schetsen van de meester, of Diferantes, autant pour elles een Poussinschilderij zou afdoen als kleurloos, omdat men Il faut de lettres assurer. alleen het voorontwerp zag... Autant qu'aurons de consonantes, Il faut de marques diferantes De eerste die terecht en visionair de esthetiek van Baïfs Pour chacun son bien figurer". vers mesurés op haar waarde schatte, was Théodore Agrip­ pa d'Aubigné (1532-1630), enfant terrible van de Franse Baïf gaat de consequentie niet uit de weg: hij vindt een nieu­ literaire wereld tijdens de godsdienstoorlogen, zelf groot we orthografie uit, gebaseerd op fonetische tekens, waarbij (en onderschat) schrijver. Hij merkte op: elke klank één teken heeft. De lezer kan bij de vergezellende voorbeelden een indruk krijgen van deze nieuwe schrijfwij­ "... En ayant donc tasté, je puis vous dire mon goust; c'est ze. que tels vers de peu de grace à les lire et prononcer, en ont beaucoup a estre chantés." De Académie van Baïf kreeg niet alleen kritiek van de literai­ re milieus. Ook het Parijse parlement en de universiteit beke­ En temidden de aanhoudende twintigste eeuwse kritiek was ken met argusogen de vernieuwingen waarmee de leden van het de Engelse historica Frances A. Yates die opstond en de Académie experimenteerden. Het parlement uit vrees voor schreef: een verhoogd prestige van de koning, die aan de Académie zijn volle steun gaf. De universiteit, die de Académie een "... Baïfs vers mesurés were not intended to be read; they aanval op en een gevaar voor zijn behoudensgezinde ideeën were intended to be sung, and sung in a special manner." vond, hield zich ver van deze vernieuwende tendenzen. De Académie zal de dood van koning Charles IX in 1573 wel de eeuw. Om te beginnen is hij niet geboren in Frankrijk, niet lang overleefd hebben. Zijn opvolger Henri ill laat de maar in Valensijn (Valenciennes), waar hij het levenslicht Académie naar het Louvre verhuizen, en de werkzaamhe­ zag tussen 1528 en 1530. Valenciennes behoorde toen den verwateren langzaam. nog bij de Keizerlijke Lage Landen, en werd trouwens pas in 1677 door Lodewijk XIV bij Frankrijk ingelijfd. Zijn op­ Deze negatieve krachten hebben niet kunnen verhinderen leiding kreeg Le Jeune waarschijnlijk in Valenciennes of in dat in de schoot van de Académie de Poésie et de Musique één of andere kathedraalschool waaraan de omgeving zo een aantal kunstwerken ontstaan zijn die het verdere ver­ rijk was. Zijn eerste artistieke blikken richt hij overigens loop van de Franse muziekliteratuur in sterke mate beïn­ naar het noorden. Immers wordt voor het eerst zijn naam vloed hebben. Onder deze composities is er één werk dat genoemd in een uitgave van 1552 van de Leuvense mu­ qua muzikale inspiratie en bijzondere verfijning boven de ziekdrukker Peter Phalesius. In diens Premier livre des andere uitsteekt. Wij spreken over Le Printans, een chan- chansons... prijkt Le Jeune met vier chansons tussen ande­ soncyclus op muziek gezet door Claude Le Jeune, die als re polyfonisten (Clemens non Papa, Crecquillon, Waelrant). geen ander de inspiratie én de technische capaciteiten be­ De stijl waarin Le Jeune schrijft is nog zuiver contrapun- zat om de idealen van Jean-Antoine de Baïf tot een con­ tisch en schatplichtig aan de oude imitatietechnieken van gruent muzikaal eindpunt te brengen. de Vlamingen. Claude Le Jeune was hugenoot en was de Ligue Catholique Le Printans is op zijn eentje de volwaardige Franse tegen­ vijandig gezind. Wat hem niet belette katholieke vrienden hanger van het Italiaanse madrigaalrepertoire uit dezelfde te hebben, waarvan er één zelfs zijn leven zou redden in tijd. Beide culturen hebben op een eigen manier gestalte 1589 - hierover later meer. Bovendien schreef Le Jeune gegeven aan de humanistische idealen. De Italianen be­ regelmatig werken die eerder voor het andere kamp be­ kommerden zich vooral om de muzikale weergave van het doeld waren: motetten, een magnificat, zelfs een mis! inhoudelijke aspect van een tekst. Claude Le Jeune en Baïf Vanaf 1560 wordt de componist in bescherming genomen tonen aan dat er nog een tweede leven in een tekst lag: dit door een aantal vooraanstaande protestanten, waaronder van het rijke spel van taal en teken, van ritme en prosodie, Willem van Oranje en de Franse (vurige) calvinist en opval­ van bezwerende, haast sacrale harmonieën die het reliëf lende schrijver Théodore Agrippa d'Aubigné. van de poëzie leven geven. In 1565 treedt Le Jeune pas echt in de openbaarheid wan­ neer hij zich vestigt in Parijs en er zijn Dix pseaumes de Claude Le Jeune (ca. 1528-1600) en Le Printans David en forme de motets uitgeeft. Alhoewel hier zijn haast Claude Le Jeune is altijd al een buitenbeentje geweest in grenzeloze inspiratie al aan de oppervlakte komt, tonen tech­ de Franse muziekwereld in de tweede helft van de zestien­ nisch gesproken deze werken nog hun schatplichtigheid aan de Willaert-idiomatiek. Vanaf deze jaren ook komt hij in con­ als Orlandus Lassus in Duitsland. Niet te verwonderen dat tact met de man die zijn artistieke evolutie een definitieve beiden een tijdje dicht bij elkaar komen. Cruciaal in dit op­ richting zal geven: Jean-Antoine de Baïf. Diens ideeën en zicht is het feit dat Lassus in 1571 en 1573 (de periode van zoektocht naar la musique mesurée à l'antique zullen Le Jeu­ l'Académie) het hof van de Franse koning Charles IX be­ ne nooit meer loslaten. Tot aan zijn dood zal de componist het zocht. Het is haast ondenkbaar dat beide grootmeesters bij poëtische gedachtengoed van Baïf muzikaal gestalte geven die gelegenheid elkaar niet ontmoet zouden hebben. (Ove­ en er het boegbeeld van worden. Tussen 1576 en 1636 wer­ rigens is het opmerkelijk dat vanaf 1571 Lassus enkele chan­ den tweehonderdtachtig stukken uitgegeven in de musique sons schrijft op teksten van dichters van de Academie de mesuré à l'antique-stijl. Hiervan zijn er honderdzventig van Poésie et de Musique o.a. Baïf en du Bellay.) de hand van Claude Le Jeune! Vanaf het ontstaan van de Salomon de Caus (1576-1626), een Franse muziektheoreti­ Academie de Poésie et de Musique, in 1570, zal Le Jeune cus, schrijft nog terecht in zijn Institution harmonique van meewerken om via experimenten het muzikale antwoord te 1615: "... et spécialement depuis Orlande de Lassus, lequel vinden op de vers mesurés van Baïf en geestesgenoten. a ouvert la porte à beaucoup d'autres qui sont venues de­ Dat intussen Le Jeune blijft verder schrijven in anderen, puis, entre lequels Ciaudin Le Jeune... ont emporté tant totaal verschillende stijlen illustreert de onstuitbare veel­ d'honneur de ceste science..." zijdigheid en creativiteit van de componist. In de zeventi­ Vanaf de zeventiger jaren prijken Lassus en Le Jeune dan gerjaren componeert hij in de polyfone stijl motetten, Fran­ ook broederlijk naast elkaar in een aantal vooraanstaande se chansons, Italiaanse canzonetten en psalmzettingen. chansondrukken. Juiste data zijn moeilijk te achterhalen omdat het grootste Le Jeunes 'Les 150 pseaumes' - postuum uitgegeven in 1601 gedeelte van die productie later werd gedrukt. Zijn in 1585 - worden steeds weer herdrukt in grote delen van Europa tot bij Plantijn in Antwerpen uitgegeven Livre de mélanges ver in de 18e eeuw. Nog in 1775 wordt de bundel in Enge­ bevat niet minder dan eenenzeventig (!) werken uit de ze­ land in een vertaling uitgegeven. Le Jeune wordt het muzi­ ventiger en begin tachtiger jaren. In de inleiding schrijft Le kale boegbeeld van de protestanten. Anekdotisch hierbij is Jeune zelf dat het hier niet gaat om jonge werken: "... Je me dat Le Jeune nog ca. 1615 wordt gekopieerd in de Londense suis mis à revoir mes papiers...'. Bovendien werden niet Fleet-gevangenis door een tegenstander van het katholicis­ minder dan acht collecties van Le Jeune slechts postuum me, Francis Tregian the Younger (1574-1619)1 (ms. London, uitgegeven tussen 1601 en 1612 in Parijs. Ook van deze British Library, Ms. Egerton 3665) werken is het precieze tijdstip van ontstaan niet te achter­ Ergens tussen 1579 en begin 1582 wordt Claude Le Jeune halen. benoemd tot maistre des enfans de musique aan het Franse Claude Le Jeune werd intussen de leidende figuur in de Fran­ hof. In 1583 wordt (eindelijk) een eerste - geïsoleerde - se muziekwereld. Hij neemt een gelijkwaardige positie in getuigenis van Le Jeunes vers mesurés gedrukt: zes chan- sonnettes mesurées zien in Parijs het daglicht. worden. Immers, temidden een vreemd stijlmilieu (dit van Intussen woeden de godsdienstoorlogen in alle hevigheid. het motetgenre en het Parijse lichtvoetige ) zocht - In 1589 wordt Parijs belegerd en Le Jeune, maar al te goed en vond - de componist een nieuwe muzikale grammatica, bekend als vijand van het katholicisme, moet de wijk ne­ een nieuwe taal om de muziek qua prosodie zo nauw moge­ men. Hij wordt betrapt door de garde van de porte St.-Denis lijk te laten aansluiten bij de verzen van Baïfs Académie. die hem samen met enkele waardevolle muziekmanuscrip- Twee barrières moest Le Jeune doorbreken. ten (o.a. zijn Dodécacorde) wil liquideren. Hij wordt echter De eerste was de polyfone imitatiestijl, die hij vanuit zijn gered op voorspraak van - uitgerekend - een katholieke opleiding nog had meegekregen en die hij zo graag beoe­ vriend, de componist Jacques Mauduit, trouwens ook een lid fende in zijn motetten en in zijn contrapuntisch uitgewerkte van Baïfs Académie. Le Jeune vlucht naar de veilige thuisha­ psalmen. Nog in zijn Dodécacorde, uitgegeven in 1598, ven voor de Franse protestanten, La Rochelle. Het is in deze beoefent hij ten voete uit deze stijl waarbij alle twaalf motet­ stad trouwens dat zijn verzameling van twaalf zeer geïnspi­ ten geconstrueerd zijn rond een cantus-firmus, waarrond zich reerde psalmzettingen, Dodécacorde, in 1598 wordt uitge­ een dicht contrapunt beweegt van één tot zes stemmen. geven. Wat er in die tijd met Le Jeune is gebeurd, is niet met Dat deze stijl helemaal niet paste om de ideeën van de zekerheid te zeggen, want in 1596 en 1600 verschijnt zijn Académie uit te dragen is evident: de eerste vereiste om de naam terug op de rol van de koninklijke huishouding als details en het accentreliëf van de Griekse versvoeten muzi­ Maistre compositeur ordinaire de la musique de nostre cham­ kaal te ondersteunen was immers het vinden van een com­ bre. Was hij de laatste jaren van zijn leven een componist in positietechniek waarbij de tekstaccenten klaar en ééndui­ ballingschap? In alle geval werd Le Jeune in 1600 met alle dig werden geformuleerd. Dit was helemaal niet het geval eer in Parijs begraven. bij de imitatietechniek, waarbij de tekst zelden of nooit in de Na zijn dood verschijnen postuum een groot aantal werken stemmen tegelijkertijd werd gezongen. Ook in het Parijse van zijn meer dan zeshonderdzestig composities. De bun­ chanson, waar imitatietechnieken werden afgewisseld met dels worden uitgegeven onder de zorgen van zijn zuster vrije, lichtvoetige ritmes, waren de vereisten voor een pre- Cécile, later door zijn nicht Judith Mardo. Een van die port- ciese tekstdedamatie niet aanwezig. De teksten en de tekst­ hume uitgaven is Le Printans. Het is een monument waar­ behandeling die in het Parijse chanson tot dan toe gebruikt mee Le Jeune voorgoed de geschiedenis in ging als de ver­ werden waren bovendien ongeschikt om voor Baïfs ideeën nieuwer en inspirator van het muzikale antwoord op Baïfs tot voorbeeld te dienen. vers mesurés à l'antique. De tweede moeilijkheid die Le Jeune moest overwinnen, was De belangrijke stap die Claude Le Jeune in de zeventiger het vermijden van de meest voor de hand liggende oplossing. jaren van de zestiende eeuw met la musique mesurée à Immers, wilde men de tekstduidelijkheid laten primeren, l'antique gezet heeft, kan niet genoeg naar waarde geschat dan moest het gevaar uitgesloten worden dat verschillende En Ronsard beweerde: '... La poésie sans les instruments ou zangstemmen op verschillende momenten dezelfde tekst sans la grace d'une seule ou plusieurs voix n'est nullement zouden uitspreken. De meest evidente en eenvoudige op­ agréable, non plus que les instruments sans estre animez de lossing was natuurlijk om slechts één stem de teksten te la melodie d’une plaisante voix." laten zingen. De andere partijen werden dan instrumentaal In onze interpretatie hebben we met deze praktijk rekening uitgevoerd, een verkapte vorm dus van de begeleide aria gehouden en komen zowel a capella als gemengd vocaal- uit de barok. Al in de vijftiger jaren speelde men met deze instrumentale bezettingen aan bod. mogelijkheid. De hoger genoemde Pontus de Tyard schreef hierover in zijn Solitaire Second... (1555) volgende zeer De muzikale kenmerken die voortvloeien uit de nieuwe tech­ belangwekkende paragraaf: 'Si l'intention de Musique sem­ nieken die Le Jeune in de schoot van de Académie uitvond ble estre de donner tel air à la parole, que tout escoutant se en die alle aanwezig zijn in Le Printans zijn de volgende: sente passioné, et se laisse tirer a l'afeccion du Poète: celui 1. Le Jeune kiest zonder compromis voor een zuiver homo- qui scet proprement acommoder une voix seule me semble fone stijl, zonder melismatiek. Alle stemmen declameren mieus ateindre a sa fin aspiree...' dezelfde ritmiek op hetzelfde ogenblik. Soms schrijft hij Le Jeune zou Le Jeune niet zijn had hij voor deze gemakke­ in de middenstemmen een korte melismatische formule lijke weg gekozen. Hij kiest daarentegen resoluut voor een (drie, vier noten), waarbij echter de hoofdnoot in kleinere meerstemmige vocaliteit, waarbij echter de diverse stem­ waarden wordt onderverdeeld, zodat deze stem precies men nauwgezet en gelijktijdig de versvoeten ondersteunen. op hetzelfde ogenblik als de andere partijen het volgen­ Ook in de druk van Le Printans zijn alle stemmen steeds de woord (lettergreep) zingt. Grote uitzondering op dit betekst. principe is de rechant en de reprize van O roze reyne dés In de dagelijkse praktijk werd evenwel instrumentale mede­ fleurs (nr 3) waar de stemmen opvallende, korte melis­ werking niet uitgesloten waarbij slechts één stem gezongen matische figuren hebben. Toch vallen ook hier de woord­ werd en de andere partijen instrumentaal werden uitgevoerd. accenten steeds samen. De getuigenissen over instrumentale begeleiding in de da­ 2. Le Jeune vertaalt de lange duur van de versvoeten ( — ) gelijkse praktijk van Baïfs Académie zijn legio. Zo schrijft de door de minima de korte duur (de helft, ) door de historicus Scévole de Sainte-Marthe (1618-1690) in zijn Elo­ semi-minima Soms verdubbelt hij de waarden, waarbij ges des hommes illustres... over de werkzaamheden ten het principe hetzelfde blijft. — wordt O , W wordt ^ huize van Baïf: 'C'etoist dans ceste plaisante demeure qu'il 3. Le Jeune laat het principe van de mate (mensuren) waar­ avoit estably une Academie où les plus habiles musiciens op de meerstemmige muziek tot dan toe gebaseerd was, du monde venaient en trouppe accorder le son mélodieux volledig vallen. Hij vervangt dit door een vrije afwisse­ de leurs instruments à ceste nouvelle cadance de vers me­ ling van ^ en ^ , en volgt daarbij op de huid de surés qu'il avoit inventée...' tekstritmiek en accentuatie. In het begin van de werken ren van het Griekse antieke theater. Zij zijn commenta­ betekenen de maataanduidingen C en C niets meer dan ren, meditaties of conclusies en zijn onvervangbaar om­ dat de lange waarde de duur heeft van tweemaal de kor­ dat zij door hun voortdurende herhaling, en naargelang te. Verticale strepen door de notenbalk (zie voorbeeld) de inhoud van de voorafgaande strofes steeds van toon kunnen verschillende dingen betekenen: het einde van en kleur veranderen. Bovendien beïnvloeden zij in niet een versregel, het einde van een deel, een ademhaling, geringe mate de onderliggende toon van de strofes. Mooie een cesuur. Ook deze tekens zijn lang niet altijd conse­ voorbeelden zijn zo bijvoorbeeld de rechants en reprises quent in de gelijklopende partijen aangebracht. Het is van Que nulletoille sur nous (nr 10) en van La bêle gloire niet uitgesloten dat dit onvolkomenheden van de druk (nr 12). In het eerste geval wordt door de herhaling het zijn. contrast steeds groter tussen strofe en rechant. In het 4. Het accent tonique en het - nieuwe - accent de prosodie tweede geval krijgt het refrein door zijn herhalingen een van de poëzie worden door Le Jeune nog versterkt door meer en meer triest karakter en eindigt in een danse een accent mélodique dat hij meesterlijk aanwendt om macabre-sfeer. sterke woordaccenten melodisch nog meer te beklemto­ nen. Ook de harmonische structuren (sextaccoorden, chro­ Le Printans werd in 1603 gedrukt op de persen van Ballard matiek) geven dikwijls de prosodie nog meer reliëf. in Parijs. De zus van Claude, Cécile Le Jeune verzorgde de 5. De structuur van Baïfs gedichten vult Le Jeune muzikaal uitgaven en droeg het werk op aan de "très haut, très puis­ in door de rechant (refrein) anders te bezetten dan de sant, et très-magnanime Jacques Roy d'Angleterre, d'Ecosse chant (strofe). Dikwijls is de rechant driestemmig, de chant et d'Hirlande". De cyclus bestaat uit negenendertig chan­ vier- of vijfstemmig, maar andere combinaties duiken ge­ sons, waarvan drieëndertig in de stijl van de musique me­ regeld op. De reprise is een toevoeging van Le Jeune surée à l'antique. De zes andere chansons zijn in de traditio­ zelf. Het is qua tekst een letterlijke herhaling van Baïfs nele stijl geschreven. Twee ervan zijn trouwens evergreens rechant, maar muzikaal steeds rijker uitgebouwd, met van Janequin, Chant de l'alouette en Chant du rossignol, toevoeging van één of meerdere stemmen. Het is boven­ waarbij Le Jeune een cinquiesme voix én een centraal deel dien niet altijd duidelijk of de composities moeten begin­ toevoegde. In de druk van Le Printans werd de oorspronke­ nen met de rechants of met de strofes, en of rechants en lijke nieuwe ortografie van Baïf niet opgenomen. De tekst is reprises moeten gekoppeld worden. De druk geeft hier­ op een, tenminste voor die tijd, normaal Frans genoteerd. In over geen uitsluitsel. de inleiding legt Cécile Le Jeune uit waarom zij de oorspron­ De voortdurende herhalingen van de rechant en de reprise kelijke, nieuwe ortografie van Baïf niet heeft overgenomen: geven aan deze delen iets bezwerends, en krijgen dik­ '... Je t'ay bien voulu advertir que l'intention de Messieurs wijls daardoor een functie die gelijkaardig is aan de ko­ de Baïf et Le Jeune estait de faire imprimer ces vers mesurés en l'ortographe propre... mais parce-qu’il faudrait trop in­ andere gedichten toont Baïf zijn prachtige metaforentaai, nover à la fois... la nouveauté de l'art des vers mesurés zijn liefde voor de antieke mythologie en zijn knipogen naar avec celle de l'ortographe... sembler au commencement dif­ Petrarca. ficile à ceux qui n'en ont point encore ouy parler...' Een aantal delen zitten zo vol Petrarca-tegenstellingen. In Cécile Le Jeune heeft dus uit vrees dat twee vernieuwingen de beschrijving van iemand die zich verliest in de liefde, tegelijkertijd de geïnteresseerde zouden afschrikken, geko­ Perdre le sens devant vous (nr 6) heet het in de derde strofe: zen voor het weglaten van de nieuwe orthografie. De druk- 'Rire, plorer tout d'un coup, esperer en dezespoir'. Ook de titel luidt dus bij Cécile Le Jeune Le Printemps. Wij verkozen de orthografie van Baïf te behouden, Le Printans. volgende strofes zitten vol vingerverwijzingen naar Petrar­ Uit de zesendertig chansons en vers mesurés kozen wij er ca: '... Quand vou revoy revoir tout' en vooral "... estre twaalf uit voor deze opname. Wij behielden hun onderlin­ bouillant tout en feu, estre gelé toutransi, aucunefois toules ge plaats, zodat onze keuze en volgorde een getrouwe deus.' Prachtige mythologisch geïnspireerde beelden ge­ bruikt Baïf ook in Que null'étoille sur nous (nr 10) en in het weergave is van de lijn en de evolutie die in de originele cyclus is ingebouwd. verstilde Cigne je suis de candeur (nr 5) waarin de sterven­ Overigens is de titel van de verzameling wel misleidend. de geliefde de zuiverheid van de Apollo-vogel oproept. Raadselachtig blijft L'un émera Ie violét (nr 8). Baïf brengt Slechts enkele stukken aan het begin van de verzameling evoceren de lente, de ontwakende natuur en de kommerlo­ hier het kleurenpalet letterlijk ten tonele. In de rechant ze liefde. Als snel gaat deze probleemloze poëzie over naar spreekt hij zijn voorkeur uit voor de kleur oranje. In de de beschrijving van de verzuchtingen van een geliefde, en chants bezingt hij de natuurelementen (o.a. de zon) en de het laatste deel van de bundel is niet de aangewezen litera­ mythologische figuren waarin het oranje een bijzondere taak tuur voor jonge verliefden: Baïf wordt bepaald zwartgallig vervult. Waarschijnlijk huldigt Baïf hier symbolisch Willem en uit zich nogal negatief over liefdesdromen. Toppunt wordt van Oranje (ook beschermheer van Le Jeune) of een andere bereikt in Ces amoureus n'ont que douleur (nr 11) waarin hij vorst waarbij het oranje dan refereert naar de (hoofd)kleur van het wapenschild. op een sarcastische manier zijn eigen (liefdeloze) vrijheid (rechant) verkiest boven de moeilijkheden van verliefden Claude Le Jeune deelt de Printans-cydus ook muzikaal plan­ die hij ten voeten uit tekent in de strofes: '... l'amour ce n'est matig in. De stukken, en de modi (toonaarden) die hij koos rien que pein et peur, et fol espoir...'! voor elk stuk passen namelijk in een overkoepelend stra­ Ook in het laatste nummer van de druk, La bêle gloire, Ie bél mien. Zo zijn de eerste drie stukken in do-authentiek ge­ honeur (nr 12) is de teneur van Baïfs boodschap dat liefde schreven, de volgende vier in do-plagaal, de nummers acht tenslotte eindigt met de dood, en dat schoonheid je van alle tot dertien staan in re-authentiek enz... Le Jeune maakt zo goed berooft: '... doner la mort à qui t'a doné Ie coeur...' In systematisch gebruik van alle kerkmodi. Het voorlaatste werk, La bêle gloire, staat in la-plagaal, en de cirkel wordt gesloten met een laatste compositie die in do-plagaal is ge­ Quel charme plus doux a l'oreille, schreven. Door het gebruik van de twaalf modi (en niet de Que d'ouyr chanter les Saisons? van oudsher gekende acht) toont ook hier Le Jeune zijn pro­ On fait grand cas de l'Eloquence, gressieve instelling, die nog wordt beklemtoond door het Mais ce Claudin par sa science feit dat hij de toehoorder regelmatig op het verkeerde been Pouvoit autant que ses raisons. zet door veelvuldig tonale aspecten (cadenzen, chromatiek) in te bouwen. Bref, cet homme estait plus qu'un humain.

Le Jeune toont zich hier een trouwe volgeling van de Itali­ aan Gioseffo Zarlino die, zoals zijn voorganger Glareanus Paul Van Nevel trouwens, vier hexachorden aan de traditionele acht toe­ voegde. Le Jeune kende zonder twijfel het opus magnum van Zarlino, Le Istitutioni armoniche (Venetia 1562), waar­ van er trouwens Franse vertalingen circuleerden. De on­ dertitel van een handschrift van de Parijse Bibliothèque Nationale (ms. Fr. n.a. 4679) illustreert dit duidelijk: Reigle des Douze Modes ... mis en pratique par Claude Le Jeune .. l'An 1598. Toch gaat Le Jeune een stap verder en ver­ mengt de modusleer met moderne, zeg maar tonale caden­ zen en chromatische wendingen die niet in het oude sys­ teem pasten. Zijn harmonisch overwachte wendingen hebben overigens steeds te maken met het ondersteunen van de poëtische prososie. Bij de lange voorbereiding en de opname van deze CD heeft het Huelgas-ensemble meer en meer het gevoel ge­ kregen op weg te zijn naar een ongekende schat. Wij ho­ pen dat ook de luisteraar hiervan deelachtig kan worden, zodat enkele regels van een ode aan Claude Le Jeune be­ waarheid worden: Quelle plus celeste merveille, CLAUDE LEJEUNE Le Printans

Revecy venir du printans

Revecy venir du Printans Lamoureuz’ et belle saizon. Le courant des eaus recherchant Le canal d’été s'éclaircit Et la mer calme de ces flots Amolit le triste courous Le Canard s'égaye plonjant Et se lave coint dedans l’eau Et la grû qui fourche son vol Retraverse l'air et s'en va. Revecy... Le soleil éclaire luizant D'une plus séreine clairté Du nuage l'ombre s'enfuit Qui se iou' et court et noircît Et foretz et champs et coutaus Le labeur humain reverdit Et la pré découvre ses fleurs. Revecy... Chant a trois C JL. LE I E V N E. De Venus le filz de Cupidon L'univers semant de ses trais De se flamme va réchaufer Animaus qui volet en l'air Erdre leiens déliant tous,Trembler,épris,& changer Tcin&rcgard, &■ maintien: Rien ne pouuoir dégorger,Eftre muet voulant plus Conter & di- rc Ton coeur. Animaus qui rampet au chams Dm fotipirer chacun iour, Rire,plorcrtoutd’vn coup, Efpercr en dezeipoir. Animaus qui naget auz eaus Quâd ne vo° voy ne voir rié .Q uad voit reuoy reuoir tout Autre foulas ne chercher, Hors voit haïr tou-plaizir, A litre dezir ne Longer Hors la trouuer tout plazir. Ce qui mesme ment ne sent pas Eftre bouillant routen Ivu, Eflregclc rou-trann, Aucuncfois tou - les deus. Vous le fanés que c'cit vous Par qui ie fou[frereb mal, Etqrupom iésm 'cnoftcr. Amoureux se fond de plaizir. Puis que faués quec’cft voç Et dequi vient tou mon mal, Et que pouucs l'amender. Revecy... Rion aussi nous et cherchon Les ébas et ieus de Printans Toute chose rit de plaizir Sélebron la gaye saizon? Revecy... Voicy le verd et beau May O Rôze reyne dés fleurs Voicy le verd & beau may O Rôze reyne dés fleurs, Conviant à tout soulas, Quand ie te voy, quand ie te sens, en amour fin Tout est riant, tout est gay, tu me confir. Rôzes et Lys vont florir. Céte bouche pleine toujours et d'odeur rar' et Rions, iouons, et sautons, de douceur, Ebaton-nous tous à l'envy de la saizon. Et de son ris, et de son chant, et de son devis si Rôzes et Lys cuiliir faut Et de son baizér adoucit toute l'aigreur plaizant, Pour lacérer de beaus chapeaus, que l'amour fait. De beaus bouquez et tortis O Rôze... dont réparés nous serons. Ce bel oeil, d'amour le carquois, d'où aveind ses Rion... chaleureus trais Neige, frimas ne sont plus, Chase d'autour le brouillas noir serénant le ciel Calm' et douce rit la mer, de son feu, Le vent hideus se tient coy, Et me dardant mile beaus feus, pique mon coeur, L'air drille d'un dous zéphir. grille mon sang. Rion... O Rôze... En toutes pars lez oizeaus Done quelque dous réconfort à mon ardeur, et Vont ioyeus, dégoizetans, ma langueur, Et par amour s'ébaudir Et cét espoir qui m'a nourri de l'acueuil de tes En la forêt, sur les eaus. privautés, Rion... Ne me pérméts dire trompeur t'apélant ingrat' à bon droit. O Rôze... Ne me fays soupirs élancér, ne me fays crier en vain, Si amour dous me don' un iour que de toy iouiss' à mon gré, Le iour après si mourir faut, bélé, trop aize ie mouray. O Rôze... le l ay, ie l ay la belle fleur Cigne ie suis de candeur le I'ay, ie l ay la belle fleur que m'as donè', Tant que vivray ie la gardray. Cigne ie suis de candeur, le l'ayme bien et la tien chér' et la tiendray Cigne ie meurs, et langui Fidèlement la gardant Vostre louange chantant. lusque au dérnier soupir. Pres de Meandr' en Asi' La mér desus le somét d'Atlas s'épandra. Bante toujours un oyzeau Dedans le bois arbreus s'émera le Daufin. Blanc de pénage par tout. Les ours dedans le marin flot se retrairont, Sans tache, dont la blancheur O bêle quand ie t'oubliray. semble ma nétte candeur. le I'ay, le I'ay... Cigne ie suis... Alors du ciel les étoiles hautes chérront. Donque ce gentil oyzeau La nuit s étendra sous le soleil se haussant. Qaund ce cognoit avancé Le iour sera d'où s'abaissant le soleil fuit, Pres de sa mort atendû'. O bêle quand ie te fuiray. Tant de mourir li chaut peu le I'ay, le I'ay... Fait d'une douce chanson L'été n'ara nul épi, ni fleur le Printans. Tout le rivage tortu Ni fruit n'ara l'Autônn' inégale saizon. En se mourant retenir. Liver n'ara nége, brouillas, glace, ni pluî', Cigne ie suis... O bêle quand ie te lairay. le I'ay, le I'ay... Le plomb pezant nagera flotant desus l'eau. Le liège ponseus plongé à fons se noira. La terr' au ciel, le feu en terre se rendra, O bêle quand ie te bairay. le I'ay, ie I'ay... La brunelette violette reflorit

La brunelette violette reflorit, La bêle peinte Primevère s'en vient, Ramène fleurs que le Zephire nourrît, Le parement de la nouvelle saizon. O que ie peusse de la ioy' du renouveau me le ne le puis, ne la voyant cèle qui m'est sentir! Et toute ioy', et toute fleur, et Printans. Les oyzillons s'aparians drillet et vont Et le bocage réiouy retentit De mile voix dégouzillantes en l'air, Toute liess' en amoureuze douceur. O que ie peusse... Le patoureau sa patourelle rejouit Flajoletant du flajolét sa chanson. Ele qui l'oit va le trouver de son gré, En y alant quite quenouille et fuzeau. O que ie peusse... Les amoureaus Cupidoneaus de toute pars Volet épars, flèches et dars répandans: Toute la mer, touta la terr' et les cieus, Tous animaus d'amour épris s'égayront. O que ie peusse... Perdre le sens devant vous L'un émera le violét Perdre le sens devant vous, Trembler, épris, et changer L'un émera le violét, tein et regard, et maintien: L'autre le blanc, l'autre le noir, l'autre le gris te loûra: D'où vient cela ie vous pri ? L'un se piéra de tané, Dequoy, cornent, et pourquoy? L'autre de verte couleur sa livré' fera, Dite-le moy, dite-le moy ie vous pri'. Quelqu autre l'incarnât chérit. Rien ne pourvoir dégorger, Moy ie loûray, moi ie portray, Estre muét voulant plus Moy i'émeray tant que vivray l'orangé. Conter et dire son coeur. Le radieus tout animant, vivifiant Soleil beau, D'où vient cela... Qui s'aprochant mené l'émable saizon, Dru soupirer chacun iour, Done l'été se haussant, Rire, plorer tout d'un coup. Porte le teint orangé. Esperer en dezespoir. L'un émera... D'où vient cela... La bêle fleur, qui du Soleil éme si fort la dairté Hors vous, haïr tou-plaizir, Qu'éle la suit et s'epanît la voyant, Autre dezir ne songer Et se reclôt le perdant, Hors la trouver tout plaizir. Porte le teint orangé. D'où vient cela... L'un émera... Quand ne vous voy ne voir rien, Le precieus et deziré riche metal qui tant vaut, Quand vou revoy revoir tout Que tout le mond' adof et cherche sur tout, Autre soulas ne chercher. Qui don' honeur et plaizir, D'où vient cela... Porte le teint orangé. Estre bouillant tout en feu, L'un émera... Estre gelé tou-transi, L'émable fruit que le Dragon ne someillant défendoit, Aucunefois tou-les deus. Qui reprezente le loyér de vertu, D'où vient cela... Qui Atalanf alenta Vous le savés que c'est vous Porte le teint orangé. Par qui ie souffre tel mal, L'un émera... Et qui pouvés m'en oster. D'où vient cela... Puis que savés que c'est vous Et de qui vient fou mon mal Et que pouvés l'amender. D'où vient cela... D'un coeur fier le refus cruél Que null’ étoille sur nous D'un coeur fier le refus cruél Que null’ étoille sur nous M'emplit l'âme de feu qui furieus me rend, Ne vienne plus se montrer, Et d'un autre le dous acueil Que chaque flambe des cieus Enflammer de l'amour mon gelé coeur ne peut. De honte voize rendant Ainsi ie sui qui me fuit. A son soleil sa clairté. Ainsi ie fui qui me suit. Laisse la dance de cieus, D'un côté le dezir me poind Ma bell' éteint ta clairté. Cherchant celle qui fuit pour ne me voir mourir, O Lune, Lun vie t en Mais helas le dédain me tient, Desous le roc de Latmos Et nul cas ie ne fais d'une qui m'aime tant. Avec le pâtre gentil Ainsi ie sui... Qui tant te plût, que dormant O mon sort rigoureus qui fais Le vins souvent rebaizer. En moy tant d douleurs dont ie me sens tuér, Laisse la dance... Puis qu'un feu violent me cuit, Fébus délaissé ton char, Fay qu'il donte le froid, source de mes malheurs. Revien te faire pasteur Ainsi ie sui... Et Beufs et Vaches garder Corn' autrefois tu faizois D'amour touché pour Admét. Laisse la danse... O toy mon heur et seul bien D'amour i'étoille plaizant, De tes rayons si trébeaus Pénétré moy iusq' au coeur, Et pren pitié de mon mal. Laisse la dance... Ces amoureus n'ont que douleur et tourment La bêle gloire, le bél honeur doner Ces amoureus n'ont que douleur et tourment, La bêle gloire, le bél honeur doner, Ne font que plaindr' et lamenter, Doner la mort à qui t'a doné le coeur ! Et jeter cris, et jeter pleur, et soupirs chaus. le reclame la mort qui finisse le mal, Moy ie me tien joyeus, gaillard, et content. Que pour cet' ingrat' endurer me faut. Libre ie m'en vay, et la chaine rompu La bêle gloire... De vains dezirs ne me tient plus Du premier ie conu que périr m'en aloy, A me gêner pour un' ingrate travaillant. le vy le bien et i'encouru le mal. Moy ie me tien... La bêle gloire... Plus fol amour, plus jalouzi' ne soupçon Et le sort violent à la mort me tira, Ne m'osteront le repos dous: Et contre luy ma raizon eut du pis. Ni frenézi' ne dévoyra plus ma raizon. La bêle gloire... Moy ie me tien... Télé fut l'aparence du beau que ie vy, Eus i'diront: une divine beauté Que pour ce beau du bien ie fus privé. Et nuit et iour me jet' en peur, La bêle gloire... Me don' espoir, m'écoul' au gél, me glac' au feu. Et qui lors oublié ne se fût corne moy Moy ie me tien... Où l'haim étoit caché de tant d'apâts. Contre ce faus ingrat amour cruel dieu La bêle gloire... le suis corn' un Diamant fort Toute-fois inhumaine la faute que fy Qui ne craint fér, qui ne craint eau, qui ne craint feu. Ne doit absoudre ton cruél méfait. Moy ie me tien... La bêle gloire... Fi de l'amour, puis que l'amour ce n'est rien De ma simpl' inocense puni ie seray, Que pein' et peur, et fol espoir. Et toy de ton méfait triompheras. Qui le suyvés, dépouillé-vous de tout espoir. La bêle gloire... Moy ie me tien... Paul Van Nevel Huelgas Ensemble

Paul Van Nevel is bekend als stichter en leider van het Huelgas Het Huelgas Ensemble is één van Europa's meest gerenom­ Ensemble, dat hij oprichtte na zijn activiteiten aan de Schola meerde groepen voor de uitvoering van de polyfone muziek Cantorum Basiliensis. Dit ensemble staat momenteel, dankzij uit de Middeleeuwen en de Renaissance. Het ensemble ver­ een groot aantal cd-opnames en concerten in alle belangrijke rast steeds weer door de originele programmatic van meestal steden, festivals en radiostations, aan de top. Nadat dit en­ onbekende werken die Paul Van Nevel opzoekt in de Europe­ semble aanvankelijk veel hedendaagse muziek uitvoerde, leg­ se bibliotheken. De interpretaties van het Huelgas Ensemble de het zich voornamelijk toe op de muziek van Middeleeuwen zijn gebaseerd op een grondige kennis van de uitvoeringsat- en Renaissance. Paul Van Nevel benadert deze muziek vanuit titudes van de Middeleeuwen en de Renaissance. De kennis de originele bronnen. Hij voert met zijn ensemble meestal van de notatie van de tekst en de muziek zijn hierin onmis­ onbekende muziek uit, met een accent op de schatten van de baar om door te dringen tot de essentie van de compositie. De Vlaamse polyfonie. Hij is gastdocent aan het Sweelinck- evolutie van het ensemble laat een groeiende bekommernis conservatorium van Amsterdam, waar hij een cursus notatie blijken om de oude muziek, ontstaan in een symbiose met en interpretatie aan de sectie koorleiding geeft. Naast zijn het milieu en de maatschappij, haar karakter als tijdsfeno- drukke bezigheden met het Huelgas Ensemble is Paul Van meen mee te geven. Zo wordt het ensemble in zijn interdisci­ Nevel een aantal maanden per jaar terug te vinden in Europe­ plinaire zoektocht geholpen door de oude temperamenten­ se bibliotheken, waar hij oude muziek transcribeert en bestu­ leer van o.a. Albertus Magnus, het geheugentheater van Ciu- deert. Hij is tevens gastdirigent van een aantal beroemde for­ lio Camillo, de studie van de redenaarskunst (o.a. Oratoriae maties, o.a. het Collegium Vocale uit Gent, het Nederlands artis epitome van Jacobus Publicius) en de diverse literaire Kamerkoor en het koor van de Nederlandse Bachvereniging. stromingen in Europa. Het palmares van de groep is erg uitge­ Paul Van Nevel probeert in zijn interpretaties zoveel mogelijk breid. Sinds het ensemble een exclusief contract met Sony de tijdsgeest, waarin het werk geschreven is, te betrekken Classical heeft afgesloten, verzorgen zij de cd-opnamen voor (literatuur, oude uitspraak, tijdservaring en tempo, geïmprovi­ middeleeuwse en renaissancemuziek van de VIVARTE-reeks seerd contrapunt, voordrachtattitudes en dies meer). Paul Van van producer Wolf Erichson. De cd-opnamen oogsten steeds Nevel schreef een aantal artikels en boeken over de muziek onderscheidingen in de nationale en internationale muziek- van Middeleeuwen en Renaissance, o.a. een monografie van pers. Het Huelgas Ensemble is Cultureel Ambassadeur van Johannes Ciconia en een voor een breed lezerspubliek be­ Vlaanderen sinds 1996. doeld werk Nicolas Gombert en het avontuur van de Vlaamse polyfonie. Bij de Duitse uitgeverij Bârenreiter gaf hij transcrip­ ties van Renaissancemuziek uit. In 1994 kreeg Paul Van Nevel in Parijs de prestigieuze Prix in Honorem van de Académie Charles Cros. Op 25 september 1996 ontving Paul Van Nevel in Parijs de Diapason d'Or de l'Année voor Vocale Muziek voor de cd 'Utopia triumphans'. Paul Van Nevel is een interna­ tionaal vermaard Cigarier. deSingeS

Desguinlei 25.2018 Antwerpen . tel. 03/248.28.28 . fax 03/248.28.00 openingsure ma-vr 10-19 uur. za 16-19 uur

ADMI rsj I STRATI E Jan Van Rijswijcklaan 155.2018 Antwerpen . tel. 03/244.19.20 . fax 03/244.19.59 . info@desing