Kunst Als Voorhoede En Mortiers Intendantschap Als Casus
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 KKUNSTUNST ALSALS VOORHOEDEVOORHOEDE VANVAN EENEEN -- VOORVOOR DEDE VERDERZETTINGVERDERZETTING VANVAN HETHET EEUROPEES INTEGRATIEPROJECT NOODZAKELIJKE -- EEUROPESEUROPESE PUBLIEKEPUBLIEKE SFEERSFEER Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen, voor het verkrijgen van de graad van Master, 1 door Mien Bogaert (01004421). Promotor: prof. dr. Francis Maes 2 Inhoudsopgave Voorwoord..................................................................................................................................3 Deel I: geschiedenis en werking van de Europese Unie.........................................................7 1.1. Achtergrond en oprichting van de EGKS.....................................................................9 1.1.1. De Tweede Wereldoorlog........................................................................................9 1.1.2. Het probleem: de rivaliteit tussen Frankrijk en Duitsland.....................................11 1.1.3. Pogingen tot een oplossing en de dreiging van de Koude Oorlog.........................13 1.1.4. De oplossing: het Schumanplan en de oprichting van de EGKS...........................15 1.1.5. Economisch handelen als antwoord op een culturele crisis...................................16 1.2. Het uitgroeien van de EGKS tot de huidige Europese Unie.......................................18 1.2.1. Jaren '50 en '60: uitbreiding van de economische samenwerking.........................18 1.2.2. Jaren '70 en '80: naast het economisch een beginnend politiek integratiespoor....21 1.2.3. De Val van de Berlijnse Muur en de implosie van het Oostblok...........................23 1.2.4. Het Verdrag van Maastricht en de verdere uitbreiding van de Europese Unie......27 1.2.5. De Europese Grondwet, het Verdrag van Lissabon en de eurocrisis.....................29 1.3. De vier belangrijkste instellingen van de Europese Unie...........................................32 1.3.1. Het Europees Parlement........................................................................................32 1.3.2. De Europese Commissie........................................................................................34 1.3.3. De Raad van de Europese unie (of: Raad van Ministers / Ministerraad / Raad)...37 1.3.4. De Europese Raad (of: Europese Top)..................................................................39 Deel II: noodzaak tot de creatie van een Europese publieke sfeer.....................................43 2.1. Waarom het Europese integratieproject continueren?...............................................45 2.1.1. Het Europa der Vaderlanden, de Griekse poleis en de Russische grootvorsten....45 2.1.2. Naar een positieve motivering van het Europese integratieproject.......................48 2.1.3. Het op een hoger niveau tillen van de democratie.................................................50 2.1.4. Te rijp voor nationalisme, te groen voor mondialisme: Europa als tussenstap.....54 2.1.5. Een filosofische dimensie: het verenigd Europa als de laatst mogelijke utopie....56 1 2.2. De drie problemen van de huidige Europese Unie.....................................................59 2.2.1. De veel te diepe kloof tussen de burgers en de politiek........................................59 2.2.2. Het democratisch deficit........................................................................................61 2.2.3. Een schrijnend gebrek aan visie............................................................................63 2.3. De creatie van een Europese publieke sfeer als medicijn...........................................66 2.3.1. Arendt en Habermas: de funderende theoretici van de publieke sfeer..................66 2.3.2. De huidige, nog niet zo slechte nationale publieke sferen.....................................69 2.3.3. De heilzame effecten van een Europese publieke sfeer.........................................72 2.3.4. Twee wegen die leiden naar een Europese publieke sfeer.....................................73 Deel III: Kunst als voorhoede en Mortiers intendantschap als casus................................79 3.1. Kunst als voorhoede van een Europese publieke sfeer...............................................81 3.1.1. Historische precedenten.........................................................................................81 3.1.2. De opgave de wereld te redden..............................................................................84 3.1.3. De dynamiek van een hedendaagse operaproductie..............................................85 3.1.4. Castellucci's Orphée et Eurydice als voorbeeld.....................................................89 3.1.5. Logos, ethos en pathos: een evenwicht tussen politiek en esthetiek.....................90 3.2. Het intendantschap van Gerard Mortier als casus.....................................................92 3.2.1. Van 1943 tot 1980: leertijd in Gent, Düsseldorf, Frankfurt, Hamburg en Parijs...92 3.2.2. Van 1981 tot 1991: De Munt.................................................................................94 3.2.3. Van 1991 tot 2001: de Salzburger Festspiele.........................................................97 3.2.4. Van 2002 tot 2004: de Ruhrtriennale...................................................................100 3.2.5. Van 2004 tot 2013: de Opéra National de Paris en het Teatro Real de Madrid...103 Besluit.....................................................................................................................................107 Na- en dankwoord.................................................................................................................111 Bibliografie.............................................................................................................................113 2 Voorwoord Ik weet niets over de Europese Unie: daarvan werd ik me pijnlijk bewust in aanloop naar de Europese Parlementsverkiezingen van 2014. En was ik een dyslecticus geweest, dan had ik, eerlijk gezegd, Schuman en Monnet vandaag nog altijd bestempeld als een stel uitzonderlijke kunstenaars, ze eerder associërend met filisters en de Kathedraal van Rouen dan met de eerste stappen van de Europese integratie. Rome, Maastricht en Lissabon deden me wel aan Tosca, het Bonnefantenmuseum en Pessoa denken, maar niet aan een reeks Europese verdragen. De instellingen van de Europese Unie beschouwde ik als bureaucratische bolwerken die met de regelmaat van de klok ambtenaren opslokten en weer uitstootten, als kafkaëske organen die stuk voor stuk, achter hun glazen façades een wild, tot speculatie uitnodigend Conradiaans Heart of Darkness bevatten. Mijn onwetendheid inzake de Europese Unie culmineerde op zondag 25 mei, de dag van de stembusgang, in één van die miljoenen rode bolletjes die in die week in Europa gekleurd werden: ik wist niet op wie ik moest stemmen, ik wist niet waarom ik moest stemmen en ik schaamde me diep. Met mijn 21 jaren, met het dagelijks opvolgen van de nieuwsmedia, met een opleiding binnen de letteren en wijsbegeerte en een toch wel zekere interesse aangaande politiek en geschiedenis, was ik er niet in geslaagd één of andere grond te verwerven om mijn stemgedrag te motiveren. Dat deed pijn. Dat moest dringend veranderen. Later die dag ontving ik, met de schaamte nog vers in mijn kleren, in een oude, uiterst gezel- lige treincoupé tussen Keulen en Hamburg bizar genoeg mijn eerste lessen in de Europese politiek. Om de tijd tijdens de lange treinreis wat te doden en in de hoop enige taalervaring op te doen, had ik in gebroken en stuntelig Duits een – zo bleek later – Parisienne aangesproken. De Europese verkiezingen bleken algauw een gezamenlijk aanknopingspunt te vormen. Ik luisterde maar al te graag naar wat zij – een geschiedenisstudente en dus duidelijk meer beslagen – over die mysterieuze, zopas beleefde stembusslag wist te vertellen. Voor het eerst werd ik geconfronteerd met de interne tegenstrijdigheid van een multinationaal parlement waarbij de verkiezingsprocedure per land afzonderlijk werd bepaald. Gek bijvoorbeeld dat zij geen stemplicht had en ik wel. En dat we eigenlijk allebei voor nationale partijen hadden gestemd, die zich dan later in het Parlement tot Europese fracties zouden groeperen. Maar erg precies wist ze het ook allemaal niet: ze werd steeds onzekerder en raakte verward in de wirwar aan instituties. Op het einde van de rit twijfelde ze aan alles. Misschien, dacht ik toen ze uitgestapt was, moeten we de hand niet te veel in eigen boezem steken. Misschien is onze 3 onwetendheid wel niet onze schuld en is er een institutioneel probleem. Hoogstwaarschijnlijk is het belangrijk hier wat dieper op in te gaan. Maar bij mijn aankomst waren er andere prioriteiten en ik liet het onderwerp rusten. Twee dagen later – even iets helemaal anders – woonde ik te Brussel de door De Munt ge- organiseerde hommage aan Gerard Mortier bij. Ikzelf heb nooit de gelegenheid gehad deze charismatische operarebel persoonlijk te ontmoeten. Toch ben ik altijd al diep onder de indruk geweest van zijn verwezenlijkingen in de operawereld, van de toon die hij aansloeg in kranteninterviews en van de felle voor- zowel als tegenstand die hij opriep. Hij profileerde zich als de immer prikkende Socratische horzel van achtereenvolgens De Munt, de Salzburger Festspiele, de Opéra National de Paris en het Teatro Real te Madrid: klassiek gedresseerde Lipizzaner paarden die enkel barokke rijzalen kenden en nu dringend naar buiten