<<

TROMMELVLIES 83: Ik vind mij vermoeiend

Vorige week zag ik op… Tja, hoe zal ik dit nou eens dusdanig omschrijven dat u niet gelijk massaal verzucht: ‘Daar heb je hém weer met zijn eeuwige tv-stokpaardjes’? Vorige week vrijdagavond laat (later zelfs, het was eigenlijk al nacht) zag ik op een televisiezender waar iedereen Engels sprak, zonder ondertiteling en zonder reclame, een muziekstudio vol optredende artiesten en een presentator met een oer-Nederlandse achternaam, die ooit nog eens de toetsen mocht betengelen bij het onvolprezen Squeeze.

De act die mij werkelijk uit mijn pantoffels blies, was The Imagined Village. Ingeleid door de paalstrakke dhol drum van danste het muzikale smeltkroescollectief zich breedscheeps mijn hart binnen. Voetjes van de vloer! Deelnemers als , , Paul Weller en hebben folktraditionals in een gevarieerd en ronduit opzwepend (gebloemd) jasje gestoken. Van sitar via fiddle tot dub. Zeg maar: folk met ballen. Wervelende smulmuziek.

Waar ik (middels een vocale gastrol van mijn huidige favoriete Canadees Hawksley Workman) diezelfde week ook tegenaan liep, is de formatie Neverending White Lights, een project van Daniel Victor met Canadese gastzangers als Rob Dickinson en Dallas Green. Maar Neverending White Lights’ muziek veroorzaakte een verschijnsel binnenin mij waar ik wel vaker last van heb. Het recentste album van de band, Act II: The Blood And The Life Eternal , vind ik namelijk, op een enkel nummer na, fenomenaal. Meeslepend en behoorlijk bij de lurven. Dus wat deed deze nieuwsgierige muziekconsument? Precies: het debuutalbum van de verse ontdekking werd ook in huis gehaald. Act I: Goodbye Friends Of The Heavenly Bodies . Ook al omdat mijn strenge verzamelgeweten mij voorschrijft dat ik bij ‘n deel twee vanzelfsprekend ook het eerste deel behoor te hebben. Negenmaal ingespannen beluisterd. Helaas. Want wat een halfzachte hap. Honing met drie scheppen suiker. Wapperen met je slappe vaatdoek. Klootloos. Drama met een rietje. Inderdaad: ik ben weer eens in mijzelf getrapt.

En toen zat Tiësto bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel. Ik moet eerlijk bekennen dat de praatprogrammapresentator met de lange haren voor mij persoonlijk slijtageverschijnselen begint te vertonen. Maar ik blijf het proberen. Zo ook nu. Op de vraag welke muziek hem inspireert, noemde Tiësto onder meer het IJslandse Sigur Rós. Kennelijk in de veronderstelling dat de mondiaal bejubelde dj hier een uitermate obscuur groepje ter tafel bracht, kraaide het té blije praathoofd: ‘Waar heb je dát opgeduikeld?’ Toen viel Matthijs door mijn mand, ik kan er niks aan doen. Want echt: als je als interviewer wordt geconfronteerd met iets waar je niet eerder van gehoord hebt, maak je er dan vanaf met een grapje. En daar wringt nou net de schoen van Matthijs: hij heeft geen humor. Hij lacht wel veel en hard, maar de daadwerkelijke geestigheden moeten uiteindelijk komen van zijn sidekicks. Matthijs lacht louter mee.

Conclusie: Matthijs van Nieuwkerk is geen Jonathan Ross. Niet in de verste verte. Want geloof me, die zou in zo’n geval… O nee hè, daar gáán we weer!

Soundtracksuggestie tijdens het lezen van deze column: onverbloemd Cold haily rainy night van The Imagined Village (maar Oh my God van Ida Maria mag ook).

© Theo Bennes 2008