Download PDF ( Final Version , 1Mb )
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De ontwikkeling onzer kennis aangaande de Flora van Nederland, uit de bronnen geschetst en kritisch toegelicht DOOR C.A.J.A. Oudemans HEINRICH KRALITZ EN SIMON PAULLI. (Vervolg van Deel III, p. 75) De bladz. 224 225 vermelde den op en Catalogi van Leid- schen kruidtuin, met den daarachter gevoegden »Index plan- tarum indigenarum” van Vorstius, door Kralitz en Paulli uitgegeven, heb ik in geene der mij toegankelijke boekerijen kunnen vinden, weshalve ik over die werkjes ook niet berichten kan. — Waren de latere uitgaven van Vor- stiu’s eigen naamlijsten door mij geraadpleegd kunnen worden, dan zoude die teleurstelling van minder beteekenis geweest zijn; het thans moet ik daarover mijn leedwezen betuigen, daar nu niet is uit te maken of de kennis der om Leiden groeiende wilde planten tusschen de jaren 1633 en 1658 was vooruitgegaan. 326 HENDRIK MUNTING. Hendrik Munting, geboren in 1583 en overleden in 16-12 1658, werd in hoogleeraar aan de Hoogeschool te Gro- ningen en met het bestuur over den kruidtuin aldaar belast. het 4e In jaar na zijne aanstelling, gaf hij, ten bewijze van wat door hem in dat .tijdsverloop verricht was, het werkje uit, dat in 1616 onder den titel van «Hortus et Universae Materiae Medicae het licht Gazophylaciura” zag. Het eerste gedeelte van het boekje heeft tot opschrift; „Horti Catalogus” ; daarop volgt een «Catalogus Tuliparum”; dan een «Catalogus Caryophyllorum hortensium” en eindelijk een «Uni- versae Materiae Medicae Gazophylacii Catalogus”. Den laatsten zouden noemen: eene wij tegenwoordig alphabetische lijst eener naar de aanzienlijke verzameling simplicia, plantendeelen ge- rangschikt. Uit de voorrede van het boekje blijkt, dat de auteur in den aan zijne zorgen toevertrouwden hortus niet alleen de zeldzamere ook de had gewassen, maar meer algemeene bijeengebracht; »in Agro heic nostro Omlandico ac Drentico, caeterisque con- terminis, passim per patentiores campos, pascua, viridaria, nemora, saltus, stagna, lacus, fluraina et loca palustria ac maritima ubertim — provenientes.” Eenig teeken echter, waar- die door oorspronkelijk in het wild gevonden planten van de overigen te onderkennen zouden zijn, wordt in den geheelen catalogus niet aangetroffen. Getrouw den tot hiertoe wensch ik aan gevolgden weg, nu al die in de door soorten, welke, Munting genoemde pro- vinciën in de natuur zouden kunnen , vrije zijn waargenomen , hier te dan bijeen zoeken, om later diegenen aan te wijzen, welke door niet als Nederlandsche vroegere schrijvers indigenen werden te boek gesteld. Ten einde in het laatste opzicht naar behooren te slagen, heb ik, in de hieronder volgende lijst, slechts die soorten in den welke kring mijner beschouwingen opgenomen, met een 327 d. welke het kruisje (■{■) geteekend zijn, w. z. van mij gebleken is dat zij, ook na Munting, in de provinciën Groningen en Drenthe zijn weergevonden. Deze kennis werd door mij geput: vooreerst uit de navolgende werken : 1825. H. C. van Hall, Flora Belgii Septentrionalis. Amsterdam, Florae of Initia Groninganae, proeve van eene der welke in de naamlijst planten, provincie Groningen ge- vonden worden. Uitgegeven door het Genootschap ter bevor- dering der Natuurlijke Historie te Groningen. Te Groningen, bij J. Oomkens, Akademie-Drukker. 1825. 8°. Titel; voorberigt, p. 111—VI; proeve, enz., p. 1—66; lijst van verbeteringen. ') Flora Data va. Prodromus Florae Batavae. Hall. H. C. va n Landhuishoudkundige Flora. Leeuwarden, 1855. H. C. van Hall. De planten der provincie Groningen (voorko- tot mende in «Bijdragen de kennis van den tegenwoordigen staat der provincie Groningen. Uitgegeven door de Commissie voor de statistieke beschrijving der provincie Groningen, I, Te de Erven 1860, p. 355—376. Groningen bij C. M. v a n Bolhuis Hoitsema. 8°.) *) en buitendien uit inlichtingen, mij, met de meeste bereidvaar- digheid, verstrekt door de Heeren ; P. de Boer, hoogleeraar te C. Groningen ; H, vanAnkum, apotheker terzelfder stede ; Dr. Hesselink, leeraar aan de H. B. S. aldaar, en Kent, gewezen hortulanus der Groningsche Hoogeschool. —- Toen nl. in de uit Munting ’s werkje getrokken lijst van soorten, welke in Nederland in het wild te vinden zijn, al diegenen waren aangeschrapt, welke in de zes boven vermelde werken de Flora als tot van behoorend staan Groningen opgeteekend , bleven er 215 soorten waarvan het voorkwam nog over, mij , dat velen in diezelfde provincie niet vruchteloos gezocht zouden *) De titel dezer beide boekjes geef ik hier uitvoerig, omdat daarvan in mijne lijst van werken over de Flora van Nederland (Ned. Kr. Arch. 2e S werd , 11, p. 214—277) geen gewag gemaakt. 328 worden. Daarom stelde ik de lijst dier soorten aan de zooeven genoemde Heeren ter hand, met verzoek mij van voorlichting verrassende dat het te dienen, en dat wel met het gevolg, 117 werd cijfer van 215 tot ternggebracht. De Heer de Boer putte zijne mededeelingen uit een Her- barium 974 soorten verzameld door de Heeren Dr. S t r a- , rijk , t i h Dr. P Dr. Dr. Henne- n g o 11, van Koyen, van , Dr. k e I e r, Dr, Kent, Dr. Burgorsdijk, de Gavere, de Beijer, Andries en Kent, en voornamelijk in de provincie Groningen bijeengebracht, en de Heeren H e s s e- link Kent uit de door hen hunne en kennis, op uitstapjes verkregen. — De groeiplaatsen, door den Heer Kent ver- meld heb ik achter de door hem me- , mij opgegeven planten omdat daaronder al vondsten degedeeld, nog belangrijke voor- kwamen enkele waarvan wellicht eene nadere , bevestiging zouden verdienen. Het (*) vóór de namen beteekent dat de sterretje planten , daarachter genoemd, in de provincie Groningen gekweekt worden. Ik heb hier dat V I- nog bij te voegen, Ghenopodium u of foetidum varia en Rumexsanguineusinde Initia Florae Groninganae wel als Groningsche planten staan ’t opgeteekend, doch dat in het exemplaar van dit werkje, welk uit de boekerij van wijlen den Hoogleeraar van Hall in de is deze als foutief staat mijne overgegaan, opgave aangeteekend. Ik heb die planten dus in de hieronder volgende lijst niet met een kruisje geteekend. — Sambucus Ebulus, in het- zelfde als boekje Groningsche plant vermeld, doch door van Hall, in zijn mij thans toebehoorend exemplaar, niet als zoodanig erkend, werd wel met een kruisje gemerkt, omdat de ex-hortulanus Kent die verzekerde, plant bij ter-Apel ge- vonden te hebben. Ten slotte der verkor- zij gewezen op de beteekenis volgende tingen, door mij achter de plantennamen geplaatst, opdat men zich kunnen van de juistheid mijner opgaven zou vergewissen. De der P. G. = planten prov. Groningen. F. B. = Flora Batava. 329 F. B. S. = Flora Belgii Septentrionalis. Init. Initia Florae = Groninganae. deze Frodr. = Prodromus Florae Batavae (De met initialen geteekende planten zijn meest uit de prov. Drenthe). L. F. Flora. = Landhuishoudkundige N. K. A. — Nederl. Kruidk. Archief. Hb. O. = Herbarium Oudemans. LIJST VAN PLANTEN, ALS NEDERLANDSCHE INDIGENEN BESCHOUWD EN VOORKOMENDE IN MUN- TING’S «HORTUS”, AL MEDE DOELENDE OP DE FLORA’S VAN GRONINGEN EN DRENTHE. Hypogynische Dialypetalen. RANUNCULACEAE. Clematis Vitalba L. , Clematis s. Viorna vulgi Lob. * f Thalictrura minus L. , Thalictrum minus Hisp. [bij de Punt, achter Haren; Kent], "•f Thalictrum flavum L. Thalictrum G. , vulgare majus [P. p. 13]. f Anemone nemorosa L., Ranunculus nemorosus f. carneo P. G. simplici [ p. 5]. Anemone apennina L., Ranunculus nemorosus f. coeruleo pleno. Anemone ranunculoides L. , Ranunculus nemorosus f. luteo 5 simplici [P. G. p. en 6], Adonis vernalis L. Elleborus ferulaceus Lob. s. , Buphthal- mum, en Buphthalmum vulgare. 330 Adonis aestivalis L s. Flos Adonis, , Eranthemum, minimus L. Cauda muris. B. 1, f Myosurus , [F. 37]. •)• Batrachium heterophyllum Wigg., Ranunculus sardonius, G. 1 s. Apium palustre [P. p. t]. f Ranunculus Lingua L., Ranunculus flaminula major fl. luteo l)od. \Init. p. 40]. Ranunculus Flammula L. Ranunculus f , aquatilis angustifo- lius serratus Lob., en Ranunculus longifolius palustris G. major. [P. p. 13]. f Ranunculus polyanthemos L., Ranunculus sylvestris 2. Dod. [Stadspolder achter Winschoten; Kent]. sceleratus L. Ranunculus 1. Dod. -[Ranunculus , sylvestris P. G. [. p. 16]. arvensis L. Ranunculus arvensis echinatus f. [Ranunculus , G. luteo. [P. p. 17]. Mönch Chelidoniumminus P. G. f Ficaria ranunculoides [ p. 10] Caltha L Caltha O. f palustris , palustris [P. p. 13], f * Eranthis hyemalis Salisb., Aconitum hyemale [Groningen en Winschoten; Kent], viridis L. Elleborus s. -j-Helleborus , niger spurius alter, Elleboraster [F. B. X, 757]. arvensis L. Melanthium sativum s. Nardus Nigella , , Belg. f Aquilegia vulgaris , Aquilegia vulgaris [Prod. p. 13]. Consolida Delphinium Consolida L. , Delphiniura, s. regalis f. simplici coeruleo. Aconitum L. Aconitum coerul. s. Napellus , lycoctonum Napellus verus, serotinus. L., Aconitum bacciferum Actaea spicata s. Christophoriana. BERBERIACEAE. P. s. acida Dod. [Berberis vulgaris , Oxyacantha Spina vulgo Berberis [Prodr. p. 18]. 331 NYMPHAEACEAE. alba L. f. albo G. f Nymphaea , Nymphaea major [P. p. 14]. luteum f. luteo G. f Nuphar. Sm., Nymphaea major [P. p. 14], PAPAVERACEAE. Rhoeas Rhoeas G. + Papaver L., Papaver [P. p. 18]. Papaver somniferum L., Papaver sativum. G. ]-Chelidonium majus L., Chelidonium majus [P. p. 13]. Glaucium flavum Crtz., Papaver corniculatum fl. luteo. FUMARIACEAE. et Fumaria rad; cava. f Corydalis cava Schw. Korte, bulbosa [Prodr. p. 15]. claviculata Fumaria tenuifolia G. f Corydalis P., annua. [P. p. 6]. f Fumaria officinalis L.. Fumaria offlcinarum annua [P. G. p. II]. CRUCIFERAE. * f Cheiranthus Cheiri L., Keiri. [Hoogzand ; Kent], f Nasturtium officinale R. Br. Nasturtium [Init. , aquaticum P 47]. Nasturtium R. Br. f amphibiura , Raphanus aquaticus [Init. p. 47]. f Nasturtium sylvestre R. Br., Sinapi Bursae pastoris folio [Prodr. p. 17]. f Barbaraea vulgaris R. Br., Barbarea en Nasturtium lati- folium B. S. 828 P. G. hyemale [F. p. ; p. 4]. Turritis glabra L., Turrita, seu Turritis major. Cardamine Cardamine [• pratensis L., Nasturtium minus en s. Flos Cuculi üod. G. Init. [P. p. 18; p. 47]. f Cardamine amara L., Nasturtium pratense s. Cardamine [de Boer\. 332 matronalis L. Viola matronalis. Hespens , -J- Sisymbrium officinale L., Erysimum vulgare, s. Irio [ Init. p. 48].