Bijlage 1. Groepen Van Opleidingen Bij Het Bepalen Van De Onderwijsvraag

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Bijlage 1. Groepen Van Opleidingen Bij Het Bepalen Van De Onderwijsvraag Bijlage 1. Groepen van opleidingen bij het bepalen van de onderwijsvraag. 1.1. Groepen van opleidingen als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van het besluit. Het groeperen van opleidingen bij het bepalen van de onderwijsvraag, als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van het besluit vindt op de volgende wijze plaats. De navolgende profielen worden onderscheiden: bo: de opleiding tot leraar basisonderwijs; p-ondw: de opleidingen met bekostigingsniveau p uit het CROHO-onderdeel onderwijs met uitzondering van de lerarenopleidingen op het gebied van de kunst; g-ondw: de opleidingen met bekostigingsniveau g uit het CROHO-onderdeel onderwijs, met uitzondering van de opleiding tot leraar basisonderwijs; p-landb: de opleidingen met bekostigingsniveau p uit het CROHO-onderdeel landbouw en natuurlijke omgeving g-landb: de opleiding agrarische accountancy uit het CROHO-onderdeel landbouw en natuurlijke omgeving p-lab: de laboratoriumopleidingen uit het CROHO-onderdeel techniek. dit zijn de opleidingen: - analytische proces- en laboratoriuminstrumentatie - biologie en medisch laboratoriumonderzoek - biologische laboratoriumopleiding - biologische laboratoriumtechnologie - chemie - chemische laboratoriumopleiding - laboratoriuminformatica en automatisering - medische laboratoriumopleiding; p-ov: de opleidingen uit het CROHO-onderdeel techniek met uitzondering van de laboratoriumopleidingen, en de opleidingen met bekostigingsniveau p uit de CROHO- onderdelen economie, gezondheidszorg, gedrag en maatschappij en taal en cultuur. g-econ: de opleidingen met bekostigingsniveau g uit het CROHO-onderdeel economie; g-ov: de opleidingen met bekostigingsniveau g uit de CROHO-onderdelen gezondheidszorg en gedrag en maatschappij. De onderwijsvraag wordt bepaald per profiel zoals hierboven gedefinieerd, voor opleidingen die niet in op- of afbouw zijn, voor zover ze overeenkomen naar studielast, en een deeltijdse vorm, respectievelijk geen deeltijdse vorm hebben. Deze niet-deeltijdse vorm wordt dus geclusterd berekend, dat wil zeggen dat van opleidingen met hetzelfde profiel (bijvoorbeeld g-econ) en dezelfde studielast (bijvoorbeeld 168 punten) die allemaal stabiel zijn, de onderwijsvraag voor voltijdse en duale vormen van die opleidingen gezamenlijk wordt berekend. Volledigheidshalve wordt genoemd dat bovenstaande niet van kracht is voor de opleidingen bedoeld in artikel 4.5, eerste lid van deze regeling (applicatiecursussen), noch voor opleidingen bedoeld in artikel 3.4 (voortgezette opleidingen), 3.5 (opleidingen in opbouw, opgesomd in bijlage 8), 3.6 (opleidingen in afbouw, opgesomd in bijlage 9), 3.3a (opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst) en 3.4a (voortgezette kunstopleidingen en voortgezette opleidingen bouwkunst) van het besluit. 1.2. Groepen van opleidingen als bedoeld in artikel 3.3a, eerste lid van het besluit (opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst). Voor de bepaling van de onderwijsvraag in de begrotingsjaren 2002 en 2003 is geen indeling in groepen noodzakelijk. In de overgangsbepaling artikel 5.3 van het besluit is namelijk bepaald dat de onderwijsvraag – naast het deel dat afhangt van het aantal getuigschriften en een vast gedeelte – wordt bepaald door het aantal studenten die niet vóór 1 september 2000 aan dezelfde hogeschool in een kunstopleiding waren ingeschreven. Vanaf bekostigingsjaar 2004, dus vanaf de peildatum 1 oktober 2002, wordt niet langer bekeken of een student vóór 1 september 2000 was ingeschreven bij dezelfde hogeschool, maar of hij was ingeschreven voor dezelfde opleiding of een opleiding die valt binnen een groep van opleidingen. Voor de toepassing van artikel 3.3b, dat op 1 januari 2003 in werking treedt, is wel een indeling in groepen noodzakelijk. In artikel 3.3b wordt bepaald dat er voor een opleiding of groep van opleidingen een bovengrens gesteld kan worden aan het aantal te bekostigen eerstejaarsstudenten. Onder eerstejaarsstudent wordt in dit verband verstaan: iemand die voor de eerste maal als student (dus op een peildatum 1 oktober en volledig collegegeld betalend) is ingeschreven voor een opleiding of een opleiding binnen een groep van opleidingen. Doordat bij de indeling in groepen rekening gehouden moet worden met de herstructurering van het onderwijsaanbod in 2002, is de indeling complex. Zie voor de toelichting bijlage 2. bijlage 2 bij de Regeling bekostiging hoger onderwijs 2002 19 september 2002 1 1.2.1. Bekostigingsjaar 2003 Op 1 oktober 2001 zijn de volgende groepen gedefinieerd: docent beeldende kunst: de eerste en tweedegraads opleidingen tot leraar voortgezet onderwijs in: - beeldende vorming; - handvaardigheid; - tekenen; - textiele werkvormen. - de opleiding voor het staatsexamen handvaardigheid b. muziek: de opleidingen: - muziek; - compositie of -/elektronische muziek; - directie koor, orkest, of harmonie/fanfare; - docerend musicus; - muziekdramatische opleiding; - muziekregistratie; - praktijkdiploma beiaard; - praktijkdiploma directie harmonie/fanfare; - praktijkdiploma kerkmuziek; - praktijkdiploma koordirectie; - praktijkdiploma orgel; - praktijkdiploma orkest-/ensembleleiding; - theorie der muziek; - uitvoerend musicus; - muziekonderwijs B schoolmuziek; - muziekonderwijs A algemene muzikale vorming. theater: de opleidingen: - theater - docent drama; - docent mime; - docent dans. Niet in groepen ingedeeld zijn de opleidingen: - beeldende kunst en vormgeving (m.u.v. die van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten); - expressie door woord en gebaar en - de differentiatie film en televisie van de opleiding beeldende kunst en vormgeving van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Als een hogeschool binnen één van de genoemde groepen slechts één opleiding heeft, heeft indeling in groepen geen zin. De groep theater heeft bij verschillende hogescholen een zeer verschillende samenstelling. Bij de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten komen alle opleidingen voor, bij een aantal hogescholen alleen dans en docent dans, bij andere hogescholen theater en docent drama. De gelijknamige groepen van opleidingen 'theater' bij verschillende hogescholen worden dan ook niet altijd als dezelfde opleiding beschouwd voor de bepaling van het aantal eerstejaarsstudenten en het aantal jaren dat iemand bekostigd is geweest. Zie daarvoor bijlage 2. In artikel 5.3 van het besluit is geregeld dat, voor het berekenen van de rijksbijdrage, de differentiatie film en televisie van de opleiding beeldende kunst en vormgeving van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten vanaf bekostigingsjaar 2002 (dus studiejaar 2000/2001) als opleiding wordt beschouwd. De andere differentiatie van de opleiding beeldende kunst en vormgeving, museologie, wordt, net als film en televisie, vanaf 2002/2003 een opleiding, maar is dan niet langer een opleiding op het gebied van de kunst. Vanaf bekostigingsjaar 2004 geldt voor deze opleiding het onderwijsvraagmodel volgens artikel 3.3 van het besluit, zoals dat van toepassing is voor het niet-kunst-hbo. 1.2.2. Bekostigingsjaren vanaf 2004 Op 1 oktober 2002 zijn nog slechts twee groepen gedefinieerd: docent theater: de bacheloropleidingen docent drama en docent mime dans en docent dans: de bacheloropleidingen dans en docent dans De overige opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst worden niet in een groep ingedeeld. Dit zijn de bacheloropleidingen: - autonome beeldende kunst; - vormgeving; - docent beeldende kunst en vormgeving; - film en televisie; - muziek; - docent muziek; - theater. De groep docent theater komt alleen voor bij de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. bijlage 2 bij de Regeling bekostiging hoger onderwijs 2002 19 september 2002 2 Bijlage 2. Opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst die als dezelfde opleiding worden beschouwd. Inleiding De opleidingen zoals die vanaf het studiejaar 2000/2001 voorkomen zijn niet dezelfde als de opleidingen die in voorafgaande jaren bestonden. Omdat bepaald moet worden hoe vaak een student in 'dezelfde opleiding' was ingeschreven, is het noodzakelijk om aan te geven welke opleidingen uit het verleden als equivalent van de opleidingen vanaf 2000/2001 worden beschouwd. Omdat het opleidingenaanbod met ingang van 1 september 2002 wordt geherstructureerd, worden twee tabellen met equivalente opleidingen gegeven, een voor de jaren (peildata) 2000 en 2001, en een voor de jaren vanaf 2002. De tabellen geven de opleidingen die, om te bepalen of een student eerder bij de opleiding was ingeschreven, worden beschouwd als dezelfde opleiding. Opleidingen die equivalent zijn, zijn ondergebracht in een groep van opleidingen. Deze indeling in groepen komt overeen met de indeling van bijlage 1. Een verschil met bijlage 1 is, dat de opleidingen die daar niet in een groep waren ondergebracht, equivalente 'oude' opleidingen kunnen hebben waarmee ze een groep vormen. Een ander verschil is, dat de groepen in bijlage 1 betrekking hebben op één hogeschool. De onderwijsvraag wordt immers vo or een groep van opleidingen binnen één hogeschool bepaald. Voor de historie van de studenten in de opleiding is de hogeschool niet van belang, de groepen omvatten daarom opleidingen van meerdere hogescholen. 2.1. Opleidingen die op de peildatum 1 oktober 2000 of 1 oktober 2001 als dezelfde opleiding worden beschouwd. Een student is op 1 oktober 2000 (2001) eerstejaarsstudent voor een bepaalde opleiding genoemd in de kolom opleiding 2000 en 2001 als hij op geen enkele peildatum in de studiejaren 1991/1992 t/m 1999/2000 (c.q. 2000/2001) een eerste inschrijving had voor een opleiding uit de kolom
Recommended publications
  • AIAS, International Association of Independent Art and Design Schools / Information Folder / January 2009 / / 1/19
    AIAS, International Association of Independent Art and Design Schools / Information Folder / January 2009 / www.aias-artdesign.org / 1/19 — 01 Introduction — 02 Member schools – 03 General Assembly —On the 30th of November 1990, — 06 Exchange programs — 09 Editors / Ambassadors — 10 Statements the International Association of — 15 Address list Independent Art and Design Schools (AIAS) was founded in the Bauhaus, Dessau Germany. This Association was an initiative of the Schule für estaltung in Basel and the Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. The aim is to re-enforce and strengthen the contacts between the participating institutions, all of which are schools of higher education with strong traditions and high standards of quality, which can contribute to the internationalization of education in the arts. —The aims of the Association are: • to promote a high international level in art and design education; • to promote the general interest of its members; • to further their mutual contacts; • to promote further international contacts; • to promote co-operation regarding education programs, certificates and research; • to promote the exchange of students, teachers, external examiners and researchers; • to facilitate co-operation in organizing research projects, exhibitions and seminars; • to make students aware of their cultural responsibility and to support them in their development and in becoming critical and creative members of society; AIAS, International Association of Independent Art and Design Schools / Information Folder / January 2009 / www.aias-artdesign.org / 2/19 • and further, to strengthen the personal contact between the members. The contribution fee is € 1220,-- per year. —The Members of AIAS are: 1. Ecoles d'Art de Geneva, Geneva, Switzerland 2.
    [Show full text]
  • Jaarverslag 2018 Deel 1 Bestuursverslag Gerrit Rietveld
    JAARVERSLAG 2018 DEEL 1 BESTUURSVERSLAG GERRIT RIETVELD ACADEMIE Inhoudsopgave Beam me up Gerrit! ©Nikola Lamburov 2 DEEL 1: BESTUURSVERSLAG Leeswijzer ........................................................................................................................................................... 5 Voorwoord College van Bestuur ..............................................................................................................................7 1. Profiel Gerrit Rietveld Academie ............................................................................................................................ 9 Organisatie en Governance ................................................................................................................................... 9 Kengetallen .........................................................................................................................................................10 2. Strategisch Beleid ...............................................................................................................................................13 2.1 Missie, visie en doelstellingen van het onderwijs .........................................................................................13 2.2 Speerpunten gevoerd beleid 2018 ..............................................................................................................15 2.3 Vooruitblik 2019 ......................................................................................................................................
    [Show full text]
  • Jaarverslag Deel 1 Bestuursverslag Gerrit Rietveld Academie 2019
    JAARVERSLAG DEEL 1 BESTUURSVERSLAG 2019 GERRIT RIETVELD ACADEMIE JAARVERSLAG DEEL 1 BESTUURSVERSLAG 2019 GERRIT RIETVELD ACADEMIE GERRIT RIETVELD ACADEMIE JAARVERSLAG 2019 Inhoudsopgave deel 1: bestuursverslag 1 leeswijzer 4 voorwoord college van bestuur 5 1. profiel gerrit rietveld academie 7 2. strategisch beleid 11 3. onderwijs en onderzoek 21 4. studenten 51 5. kwaliteitsafspraken 2019 61 6. personeel 65 7. medezeggenschapsraad 71 8. materiële voorzieningen en milieuzorg 75 bijlagen 81 3 GERRIT RIETVELD ACADEMIE JAARVERSLAG 2019 Leeswijzer Het jaarverslag 2019 van de Gerrit Rietveld Academie is opgemaakt conform de richtlijnen voor de jaarverslagge- ving van het Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs van het Ministerie van OCW. OPZET JAARVERSLAG Het jaarverslag bestaat uit twee delen: In deel 1 ligt de na- druk op het gevoerde beleid en wordt vooruitgekeken naar de belangrijkste beleidsonderwerpen voor de komende ja- ren. Tevens zijn de belangrijkste kengetallen opgenomen. In deel 2 zijn naast de jaarrekening gegevens opgenomen met betrekking tot de financiële positie per ultimo boekjaar en wordt verslag gedaan van het gevoerde financiële beleid. Gegevens Gerrit Rietveld Academie Stichting Gerrit Rietveld Academie Fred. Roeskestraat 96 1076 ED Amsterdam tel: 020 5711600 fax: 020 5711654 www.gerritrietveldacademie.nl BRIN-nummer: 02BY Bevoegd gezagnummer: 29615 4 GERRIT RIETVELD ACADEMIE JAARVERSLAG 2019 Voorwoord College van Bestuur Wij, het College van Bestuur, zijn verheugd dat er in 2019 Het panel van de NVAO kwam in 2019 bijeen om ons Dossier weer zoveel zaken bij elkaar zijn gekomen. Zo zijn “Gerrit” Kwaliteitsafspraken te beoordelen. Ondanks een positief (de bachelor) en “Willem” (de master) in fysieke zin sa - advies van het panel, heeft de minister op basis van een mengekomen, na de oplevering van het Fedlevgebouw eind negatief advies van het bestuur van de NVAO een besluit 2018, waarmee de bachelor en master voor het eerst samen genomen om de studievoorschotmiddelen nog niet toe te op één campus gehuisvest zijn.
    [Show full text]
  • Statement on Social Safety in Art Education 20 May 2021
    Statement on Social Safety in Art Education 20 May 2021 In the KUO Sector Agenda 2021-2025, social safety is explicitly named as a theme.1 It is clear that the sector considers social safety a crucial issue and we have decided to elaborate on this theme in a joint approach. This is informed in part by the attention recently paid to various issues of social safety. In this context, studies have been carried out, discussions held, conclusions drawn and policies and procedures reviewed at various art schools. The sector takes a critical look at itself and takes steps where necessary. This statement and the accompanying ‘outline of the social safety code’ are the next step in that process, a joint step that we are taking as a sector. As an art education sector, we wish to send out a clear joint signal. A signal that shows that the sector is aware that social safety is not an ad-hoc matter but requires constant attention. And that social safety consists of various facets and therefore forms an integral part of our organisations and of the dialogue. In addition to the existing approach at the various art schools, a follow-up step is therefore now being taken in which we work together. In art education, everyone should be able to work and study in a good and professional atmosphere that is safe and transparent, both in teaching and in research. It is crystal clear that undesirable behaviour such as bullying, discrimination, intimidation, sexual harassment, aggression, violence and other forms of transgressive behaviour are unacceptable and must be prevented.
    [Show full text]
  • Gerrit-Rietveld-Academie-Research
    Gerrit Rietveld Academie research outputs 1 Gerrit Rietveld Academie research outputs 2014-2017 Table of contents 2017.................................... 4 Knowledge development and research........................... 4 - Lectorate Art and Public Space .................................................................................................. 4 - The Lectorate and the educational organization ...................................................................... 6 - Educational projects ................................................................................................................ 10 - Research contracts .................................................................................................................. 11 - Presentations and publications ............................................................................................... 13 Appendix: Lectorate......................................... 16 - Activities of the Lectorate’s members ..................................................................................... 16 - Activities Lecturer .................................................................................................................... 23 2016................................... 25 Knowledge development and research.......................... 25 - Lectorate Art and Public Space ................................................................................................ 25 - The Lectorate and the educational organization ...................................................................
    [Show full text]
  • Leren Excelleren
    Leren excelleren Excellentieprogramma’s in het HBO: een overzicht Leren excelleren Excellentieprogramma’s in het HBO: een overzicht Resultaten van de landelijke inventarisatie 2009-2010 Marca Wolfensberger Hanzehogeschool Groningen Nelleke de Jong Universiteit Utrecht Lyndsay Drayer Hanzehogeschool Groningen Hanzehogeschool Groningen Universiteit Utrecht 2012 Dit onderzoek is uitgevoerd vanuit het Lectoraat Excellentie in Hoger Onderwijs en Samenleving van de Hanzehogeschool Groningen. Het onderzoek is gedaan in opdracht van en mede moge- lijk gemaakt door de HBO-raad en is een samenwerking tussen de Universiteit Utrecht en de Hanzehogeschool Groningen. Met bijdragen van: Elize Eichler, student Windesheim Honours College, specialisatie Communication & Media, Christelijke Hogeschool Windesheim Rob Flohr MSc MA, docent statistiek, wiskunde en wetenschapfilosofie, Stenden Hogeschool Pola Hirschmann, student Technische Commerciële Textielkunde, Saxion Hogeschool Sander Kleinpenning, student HBO-V, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Pieter Veenstra, projectleider Hanze Sirius Programma, Hanzehogeschool Groningen Petra Wisselink, student Voeding & Diëtiek, Hanzehogeschool Groningen Voor meer informatie [email protected] Cartografie en Vormgeving Universiteit Utrecht - Faculteit Geowetenschappen - C&M (Carto-)grafische Vormgeving 8173 © Lectoraat Excellentie in Hoger Onderwijs en Samenleving, 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar
    [Show full text]
  • Bezoldiging Bestuurders Hogescholen 2012
    Bezoldiging bestuurders hogescholen 2012 hogeschool naam in dienst in dienst omvang salaris belastbare pensioen bezoldiging bestuurder tot vanaf aanstelling onkosten premie vergoeding werkgever Amsterdamse hogeschool voor de Kunsten G.M.C. de Ranitz€ 120.300 € - € 19.997 € 140.297 B.M. Kievits€ 103.299 € - € 16.816 € 120.115 ArtEZ hogeschool voor de kunsten D. Kuilman€ 133.398 € - € 31.897 € 165.295 G. Strijker€ 113.361 € - € 26.329 € 140.030 Avans Hogeschool P.L.A. Rupp€ 188.496 € 2.682 € 30.095 € 221.273 M.M.J. Kamsma€ 171.315 € 2.682 € 27.013 € 201.011 F.J.M. van Kalmthout€ 167.899 € 2.682 € 27.013 € 197.594 Driestar Hogeschool L.N. Rottier€ 125.354 € - € 19.376 € 144.730 R.W. Zoutendijk€ 116.210 € - € 17.248 € 133.458 Christelijke Hogeschool Ede C.P. Boele 01.12.12€ 139.246 € - € 20.835 € 160.081 A. Bestebreur€ 115.000 € - € 19.030 € 134.030 Christelijke Hogeschool Windesheim A.W.C.A. Cornelissen€ 182.669 € - € 28.971 € 211.640 J.W. Meinsma€ 154.596 € - € 24.029 € 178.625 Codarts, Hogeschool voor de Kunsten M.E.J. Merkx€ 130.140 € 5.000 € 135.140 S. Wuersten 0,6 fte€ 59.812 € 2.500 € 8.878 € 71.190 Design Academy Eindhoven A. Eggenkamp€ 112.640 € - € 19.294 € 131.934 I. van Hooff€ 102.689 € 4.144 € 17.215 € 124.048 Fontys Hogescholen M.J.G. Wintels€ 191.640 € - € 34.799 € 226.439 W.L.M. de Koning-Martens 01.06.13€ 171.957 € - € 31.234 € 203.191 E.C. Meijer 01.09.13€ 172.723 € - € 31.234 € 203.957 Gereformeerde Hogeschool J.D.
    [Show full text]
  • Kuo Next Agenda 2016-2020
    KUO NEXT AGENDA 2016-2020 Vierde voortgangsrapportage Inhoud 1. KUO NEXT: een korte terugblik 7 2. Ontwikkelingen in het hoger kunstonderwijs en volumebeperking 11 3. Thema Talentontwikkeling 19 4. Thema Flexibilisering 27 5. Thema Onderzoek 31 6. Thema Internationalisering en relaties 37 7. Vooruitblik 43 4 5 6 1. KUO NEXT: een korte terugblik In oktober 2016 presenteerden de hogescholen de nieuwe strategische agenda KUO NEXT 2016-2020. Na de succesvolle uitvoering van het Sectorplan Focus op Toptalent in de jaren daarvoor wilden de hogescholen met kunstopleidingen ge- zamenlijk verder en hun samenwerking intensiveren. Samen wilden ze werken aan de kwaliteit van het onderwijs, daarbij inspelend op vragen uit de samenleving en innovatiebehoef- ten in het werkveld. Verbinding met de omgeving vormde een belangrijke leidraad. In KUO NEXT werden vier thema’s centraal gesteld: talent ontwikkeling, flexibilisering, onderzoek, en inter- nationalisering en relaties. Jaarlijks werd verslag gedaan aan het Ministerie van OCW over de voortgang in de agenda. In deze 1. KUO NEXT: EEN KORTE TERUGBLIK vierde, afsluitende rapportage wordt u uitgebreid geïnformeerd over de opbrengsten van KUO NEXT voor het hoger kunstonder- wijs en over de verschillende thema’s. Binnen alle vier de thema’s laat het hbo-kunstonderwijs stevige ontwikkelingen zien, maar misschien wel de belangrijkste opbrengst van KUO NEXT is dat de relaties tussen hogescholen met kunstonderwijs onderling én met externe partijen, zoals werk-en beroepenveld, cul- turele en maatschappelijke organisaties, overheden en bedrijfsleven verder zijn verdiept. Kennisuitwisseling, kennisdeling en samenwerking waren de afgelopen jaren belangrijke sleutelwoorden. De regelmatig terugkerende werkconferenties, waar interne en externe stakeholders elkaar ontmoetten, zijn een belangrijke katalysator ge- bleken voor samenwerking.
    [Show full text]
  • Master of Design Design Academy Eindhoven
    Vlindersingel 220 NL-3544 VM Utrecht +31 30 87 820 87 www.AeQui.nl [email protected] Master of Design Design Academy Eindhoven Report of the extensive programme assessment 6 February 2018 Utrecht, The Netherlands April 2018 www.AeQui.nl Assessment Agency for Higher Education Colophon Programme Design Academy Eindhoven M Master of Arts in Fine Art and Design Location: Eindhoven Mode of study: full-time Croho: 49114 Result of institutional assessment: not applied for Panel ir. R.S. Kloosterman, chair A. Midal PhD, domain expert T.A. Triggs BFA, MA, MA, PhD, FiSTD, FRSA, domain expert A. Laederach BA, student J.M. Batteau PhD, secretary The panel was presented to the NVAO for approval. The assessment was conducted under responsibility of AeQui VBI Vlindersingel 220 3544 VM Utrecht The Netherlands www.AeQui.nl This document is best printed in duplex April 2018 2 Table of contents Colophon ........................................................................................................................................................................................... 2 Table of contents ............................................................................................................................................................................ 3 Summary ............................................................................................................................................................................................ 4 Introduction .....................................................................................................................................................................................
    [Show full text]
  • Mapping Mobility 2012
    Mapping Mobility 2012 International Mobility in Dutch Higher Education Mapping Mobility 2012 Contents 2 3 1 Introduction and summary 7 1.1 Introduction 8 1.2 Mobility from a Dutch perspective 9 1.3 Mobility from an international perspective 11 1.4 Theme: Internationalisation between secondary school and university: the gap year 12 1.5 Reference guide 12 2 Diploma mobility to and from the Netherlands 13 2.1 Inbound diploma mobility 14 2.1.1 Developments in inbound diploma mobility 15 2.1.2 Countries of origin 5 2.1.3 Ratio of male to female students 20 2.1.4 Bachelor’s or master’s degree programmes 20 2.1.5 Fields of study 23 2.1.6 Higher education institutions 27 2.1.7 Students from Neso target countries 30 2.2 Outbound diploma mobility 36 2.2.1 Developments in outbound mobility 37 2.2.2 Destination countries 37 3 Credit mobility to and from the Netherlands 41 3.1 Inbound credit mobility 42 3.1.1 Developments in inbound mobility 43 3.1.2 Inbound credit mobility under the Erasmus Programme 43 3.2 Outbound credit mobility 48 3.2.1 Developments in outbound credit mobility 49 3.2.2 Ratio of male to female students 51 3.2.3 Fields of study 52 3.2.4 Higher education institutions 52 3.2.5 Work placement or study programme, or both 52 3.2.6 Outbound credit mobility under the Erasmus programme 56 3.2.7 Effects of experience gained abroad during the study programme 59 4 Total mobility 61 2 4.1 International students in the Netherlands 64 3 4.2 Dutch students abroad 68 5 Dutch mobility from an international perspective 71 5.1 The Netherlands’ position
    [Show full text]
  • The Members of AIAS Are
    INFORMATION FOLDER INTERNATIONAL ASSOCIATION OF INDEPENDENT ART AND DESIGN SCHOOLS www.aias-artdesign.org On the 30th of November 1990, the International Association of Independent Art and Design Schools (AIAS) was founded in the Bauhaus, Dessau Germany. This Association was an initiative of the Schule für Gestaltung in Basel and the Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. The aim is to re-enforce and strengthen the contacts between the participating institutions, all of which are schools of higher education with strong traditions and high standards of quality, which can contribute to the internationalisation of education in the arts. The following aims of the Association are: • to promote a high international level in art and design education; • to promote the general interest of its members; • to further their mutual contacts; • to promote further international contacts; • to promote co-operation regarding education programs, certificates and research; • to promote the exchange of students, teachers, external examiners and researchers; • to facilitate co-operation in organising research projects, exhibitions and seminars; • to make students aware of their cultural responsibility and to support them in their development and in becoming critical and creative members of society; • and further, to strengthen the personal contact between the members. The contribution fee is € 1220,-- per year. The Members of AIAS are: 1. Ecoles d'Art de Geneva, Geneva, Switzerland 2. Toyo Bijutsu Gakko of Tokyo, Japan 3. Studio Art Centers International, Florence, Italy 4. Zürcher Hochschule für Gestaltung, Switzerland 5. AKI, ArtEZ Academie voor Beeldende Kunsten, Enschede, the Netherlands 6. Gerrit Rietveld Academie, Amsterdam, the Netherlands 7. School of Visual Arts, New York, U.S.A.
    [Show full text]
  • From De Stijl to Dutch Design: Canonising Design 2.0 Table of Contents
    From De Stijl to Dutch Design: Canonising Design 2.0 Table of Contents From De Stijl to Dutch Design: Canonising Design 2.0 3 A Note from the Chair of the Dutch Design History Society 7 Frederike Huygen Introduction: The Canonisation of Dutch design 8 Joana Meroz The Dance around the Red Blue Chair 15 Ida van Zijl Bauhaus Houses and the Design Canon: 1923 - 2019 25 Jeremy Aynsley The Exploded Design Canon: Open Source Design Criticism 34 in the 21st Century Alice Twemlow The I Love SU T-shirt 43 Cyril Tjahja and Marlom Aguiar Design from an International Perspective 57 Renilde Steeghs Emergent Nature-Cultures 61 Thought Collider Studio Minale-Maeda and Governmental Subsidies 63 Studio Minale-Maeda Migrationlab 65 Laura Pana 2 From De Stijl to Dutch Design: Canonising Design 2.0 In 2017, tourism agencies, governments, museums, and design academies in the Netherlands are celebrating the centennial of 100 years of De Stijl and 25 years of Dutch Design. On December 9, 2016, the annual Dutch Design History Society symposium was dedicated to critically reflect on the production of such a centen- nial and design canonisation in general. While De Stijl’s implied beginnings (1917) are relatively uncontroversial, the proposition that Dutch design originates from 1992 is much more so. This par- ticular construction of ‘Dutch design’ as an avant-garde phenomenon that started in the 1990s with Droog design, and is today centred around the Design Academy Eindhoven, is a clear example of design canonisation at work. In this process, what comes to count as (good) design and the knowledge that surrounds it is produced, selectively, in line with specific (cultural, political, economic, etc.) agendas.
    [Show full text]