De Vlaamse of Vlaanderse Koekoek
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
DE VLAANDERSE KOEKOEK Onderzoek naar de oorsprong Tekst en foto’s: Norbert Schollaert (B) Eindredactie: Sytze de Bruine (NL) DEEL 3 KIPPENRASSEN EN TENTOONSTELLINGEN Vanaf het midden van de 19de eeuw ziet men een kentering naar een grotere consumptie van ingevoerde producten en terug meer vlees. De vooruitgang in de veeteelttechnieken door het selecteren en kruisen van rassen zet zich ook door naar de pluimveewereld. Het was evenwel nog steeds de betere burgerij die zich het houden en fokken van raskippen konden veroorloven. Vanaf dit ogenblik spreekt men in Amerika, Groot Brittannië en op het Europese vasteland over rassen. De gegoede burgerij begint interesse te vertonen voor kippenrassen om ermee te pronken. De tentoonstellingen van neerhofdieren beginnen populair te worden. Tijdens de Belle Epoque, rond 1900, verdubbelt de consumptie van eieren en de befaamde ‘poulets de Bruxelles’ vinden gretig aftrek op de rijke stedelijke tafels. De driehoek Aalst – Mechelen – Brussel verwerft bekendheid met zijn vetmesters die tot 1000 kippen per jaar slachten. Het is de glorietijd van de Belgische rassen waarvan we op een landkaart uit 1903 “Habitat des races Belges” (beeldbank van de CAG) de verspreiding kunnen zien. In het noorden, de Campine (Kempisch hoen), in het oosten de Braekel en het Race Courtrai à cinq droits’ ( de Braekel en het Kortrijks ras –de kortpotige Brakel met vijf tenen, waarvan Brown zegt dat het een afstammeling is van de Dorkings), in het zuiden het Race Ardennaise en het Race Herve (de Ardenner en het Herve hoen) en centraal een grote ruimte voor de Minorca (een Spaans ras met zwarte pluimen, dat in 1783 voor het eerst in Engeland gesignaleerd wordt en in 1880 reeds in Duitsland wordt gekweekt), naast de Race Coucou (de Koekoeken) en de Brabançonnes. Wie heel goed kijkt ziet nog hoekjes met de Race d’Hutteghem (links boven de plaatsnaam Oudenaarde); midden, uiterst links, de race D' Herchie (het huidige Franse ras Poule D' Hergnies) en in het zuidelijkste puntje de Race Huppée, (de Brabançonne die daar zo genoemd werd). Bijzonder is dat de Minorca’s hier zo’n groot gebied toegewezen krijgen, temeer daar alle andere rassen inheems zijn en de Minorca een ingevoerd ras is. Blijk- baar werden ze in die periode massaal geïmporteerd, vooral in Brabant en Luik. Boven: Verspreidingskaart hoenderrassen in België, 1903. Foto Beeldbank CAG. De ‘koekoeken’ worden dus volgens dit kaartje vooral gehouden in de streek tussen Brussel en Malines (Mechelen). De Mechelse Koekoek is de meest gewaardeerde vleeskip op de rijke tafels. Ze worden vetgemest tot de befaamde zware ‘poulets de Bruxelles’. Hanen van 6 kg zijn geen uitzondering. In het Vlaamsch Neerhof uit 1895 staat te lezen dat het Brussels kieken in het begin van de eeuw ook verkocht werd onder de naam “Lombards Kieken”. Al in de 13de eeuw kreeg lombaerd of lombard de betekenis van bankier, geldwis- selaar, geldhandelaar of geldschieter. Misschien is deze benaming een verwijzing naar het feit dat het Mechels hoen in zijn beginperiode veel geld opbracht? Het vetmesten gebeurde met een mengeling van granen “…dikwijls boekweit en afgeroomde melk” - het restant van de bloeiende boterproductie. Tijdens het vetmesten brengen de kippen hun laatste weken door in kleine kooitjes, epinettes genaamd. De vleeskippenstreek bij uitstek ligt in de rand van Brussel. Kippenkwekers uit Londerzeel en Merchtem nemen met manden vol kip de trein naar de rijke hoofdstedelijke markt. Maar ook internationaal worden de Belgische kippen gevraagd. Boven: Het ‘kiekenvetten’ circa 1900. In deze 'epinettes' sleten de 'poulets de Bruxelles' hun laatste dagen vooraleer ze op de Brusselse markt werden verkocht. (Foto Beeldbank CAG) Boven: Kippenkwekers uit Londerzeel en Merchtem nemen met manden vol kip de trein naar de rijke hoofdstedelijke markt. Foto: Beeldbank CAG. Tezamen met de eerste ‘intensieve’ vormen van kippenteelt - een grote vetmester heeft zo’n 300 kippen tegelijk rondlopen - duiken ook de epidemieën op in de rennen. Pullorum (Bacteriële kippenziekte, veroorzaakt door een Salmonella stam) wordt de ‘maladie de Londerzeel’ genoemd. (Leven van het Land – Y. Segers & L. Van Molle) De Vlaanderse, die aan de basis ligt van het Mechels hoen, wordt in deze jaren nog steeds het oude type Mechelaar genoemd. Gezien het succes van het Mechels hoen had men aan de rustieke Vlaanderse geen behoefte meer en er is dan ook geen sprake meer van, tenminste niet in België. Maar in Frankrijk was de Heer Labbe volop bezig met dit ras (onder de naam: Coucou de Flandres) te fokken en te exposeren. De basis van de koekoekkleurige hoenders De vraag blijft of de Vlaanderse niet alleen als basismodel heeft gediend voor de Mechelse maar voor alle koekoekkleurige kippen van Nederland en België tot Noord Frankrijk, dus ook voor de Poule de Rennes en de Scotch Grey en - indirect - de Noord Hollandse Blauwe, want deze laatste is tot stand gekomen door lokale rassen te kruisen met de Mechelse (en wie was de voorloper van de Mechelse… ?) De Poule de Rennes heeft de Vlaanderse als basis, maar in plaats van ze te fokken zoals de heer Labbe, besloot de heer Rame uit Rennes, dat de haan en de hen dezelfde kleur moesten hebben en bekwam zo door selectie een andere variëteit, zoals blijkt uit briefwisseling waar we nog op terugkomen. De Scotch Grey of Schots hoen, is volgens een artikel gepubliceerd in Chasse et Pêche op 1/12/1889, goed vertegenwoordigd op de Belgische tentoonstellingen en de heer Nijpels, directeur van de Zoo van Gent, heeft er zich in gespecialiseerd. “…Wij beschouwen dit ras als zijnde de voorloper van de Mechelse (noot van de auteur: de Vlaanderse dus ) in België verwaarloosd sinds de introductie van de Aziatische rassen en heropgevist in Engeland en Schotland ten behoeve van de tentoonstellingswereld. Wij denken dat dit ras zeer nuttig zal zijn om het type terug in te kruisen bij de moderne koekoekvariëteiten wanneer deze te bleek of te geelachtig zouden worden.” Links: Opgezette Scotch Grey haan, Musée d'Histoire Naturelle de Lille, geschonken door Detroy in 1900. Dit is wat de Revue van Toegepaste Wetenschappen erover zegt, volgens de Fancier’s Gazette: “Deze nieuwe hoendervariëteit leunt aan bij de Dorkings waarvan ze evenwel niet de 5de teen heeft. De éénjarige haan weegt 3,5 tot 4 kg.; de hen 3 tot 4 kg. De pluimen zijn grijs /blauwachtig met zwarte vlekken, zonder het minste verschil tussen hen en haan (net als bij de poule de Rennes). Als vleeskip verwijt men hen weliswaar hun te kleine gestalte in vergelijking met de Dorkings, maar ze zijn wel veel robuuster dan deze, wat hen tot buiten- gewoon goede hoevedieren maakt. Ze kunnen zonder pro- blemen leven op natte bodem waar andere kippen ziek zou- den worden”. (Zie ook Chasse et Peche nummer 44 van 1/08/1897 op pag. 431) Links: Opgezette Scotch Grey hen, Musée d'Histoire Naturelle de Lille, geschon- ken door Detroy in 1900. Al deze predikaten zouden evengoed op de Vlaanderse kunnen slaan, waarbij het dus overduidelijk is dat deze aan de wieg van de Scotch Grey staat. The Scotch Grey Club beroept zich erop dat hun hoen reeds bestaat sinds de jaren 1500, toen het ruim verspreid was in de streek van Lanarkshire in Schotland. Het ras krijgt nog andere benamingen zoals Chick Marley, Shepherd’s plaid, Chickmalins, Mauds, Greylings of Greylocks en ze werden meestal gehouden door boeren. In Wright’s New Book of Poultry vinden we een artikel over de Scotch Greys waarin de auteur zeer lovend is over dit ras. Hij vraagt zich af waarom dit ras niet populairder is in Engeland. “Soms noemt men het ras wel eens de Schotse Dorking waar hij evenwel niet op gelijkt. De kam is enkelvoudig en rechtopstaand bij de hen en licht omvallend bij de hen (Noot van de auteur: net als bij de Vlaanderse.) De oorlellen rood en de pluimen hebben de koekoektekening. In vergelijking met de dieren die we zagen op de shows in 1869 – ’75 hebben deze van vandaag (1900) gewonnen aan type, gewicht en de afwezigheid van zwart, wit of roest in de pluimen.” De auteur verwijst ook naar de toenmalige secretaris van de Scotch Grey Club, de heer J. Carswell die zegt: “Wanneer we dieren gebruiken om te kweken moeten we goed opletten naar de lijnen, omdat je anders dieren gaat hebben die ofwel veel te bleek of veel te donker zullen zijn. Eigenaardig om te zeggen maar de donkere zullen altijd de hennen zijn en de bleke altijd de hanen”. (Noot van de auteur: Men had toen nog geen zicht op de vererving van het B (koekoek) gen; dit geeft evenwel aan dat de Scotch Grey van dezelfde stam is als onze Vlaanderse.) Carswell vervolgt: “Let vooral ook op bij de hanen met wit in de staartstuurveren want deze eigenschap is blijvend”. Ook vandaag nog dienen we bij onze selectie op dezelfde details te letten. Rechts: Haan en hen Scotch Grey, Ludlow, 1899. Ook in het boek “The henwife” van Mrs. Fergusson Blair worden de eigenschappen van de Scotch Grey geprezen en door Mr. Harrison Weir, die in 1867 reeds Tegetmeiers “Poultry Book” illustreerde, in zijn boek “Our Poultry and all about them”, 1903, waarvoor hij de lokale kippenrassen bestudeerde in de regio waar hij tussen 1862 en 1864 voortdurend rondreisde, namelijk Dumfriesshire. Weir stelde vast dat deze hoenders van het oude type waren, vierkant en robuust, kort van dijen en middelmatig van grootte. Ze hadden enkelvoudige kammen, relatief grote koppen, witte tot lichtroze oorlellen, witte poten en snavel en een rechtopstaande houding. De kleur was koekoekgrijs met bij de haan een grote en volle staart. Soms komen er andere kleuren door als strogeel of rood. De hennen hebben meer een grijs bruin verenkleed. Deze kippen zijn de basis van wat later bekend zou worden als ‘Scotch Grey’.