BLACK LIVES MATTER ALS DROMENVANGER IN DE INTERVENTIONISTISCHE STRIJD TEGEN HET STRUCTUREEL RACISME IN DE VERENIGDE STATEN

EEN BEKNOPTE ZOEKTOCHT NAAR DE HEDENDAAGSE IDEOLOGIE VAN RACISME, MET ALS DOEL DE VISIE VAN DE BLM-BEWEGING TE KADEREN

Wetenschappelijke verhandeling Aantal woorden: 26.787

Laurens Dickx Stamnummer: 01502822

Promotor: Prof. dr. Brecht De Smet Commisaris: Prof. dr. Koenraad Bogaert

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Politieke Wetenschappen afstudeerrichting Internationale Politiek

Academiejaar: 2016 – 2017

“Toen de journaliste me naar mijn lichaam vroeg, leek het alsof ze me vroeg om haar uit haar fijnste droom te doen ontwaken. Ik heb die droom mijn hele leven gezien. Het is een Droom van mooie huizen met schitterende gazons. Met barbecues op Memorial Day, met buurtinitiatieven en opritten. Een Droom van boomhutten en padvinders. Een Droom die ruikt naar pepermunt en smaakt naar aardbeientaart. Ik heb lang in die Droom weg willen kruipen, mijn land als een deken over mijn hoofd willen trekken. Maar dat kon nooit, omdat de Droom op onze ruggen rust en op de bedding van onze lichamen is gemaakt. En met dit idee: dat de Droom blijft bestaan door met de wereld zoals die is in strijd te zien, voelde ik verdriet om de presentatrice, om al die gezinnen, om mijn land, - maar vooral, op dat moment, voelde ik verdriet om jou.”

Ta-Nehisi Coates, Tussen de Wereld en Mij (2015, p. 16)

I

ABSTRACT

De Verenigde Staten lijken zich maar niet te kunnen bevrijden uit de raciale wurggreep. De identiteit van het land is onlosmakelijk verbonden met een constante botsing op vlak van huidskleur. De zomer van 2014 bereikte een nieuwe climax met de protesten in Ferguson. Toch was er meer aan de hand dan louter de incidenten met de politie. ontstond als reactie op een nieuw soort racisme, namelijk een kleurenblinde versie, waarin het ideologisch aspect cruciaal blijkt. Tegen dat verdoken racisme bindt Black Lives Matter de strijd aan.

In de thesis wordt dieper ingegaan op de ideologie van het hedendaags racisme om de beweegredenen van Black Lives Matter beter te kunnen kaderen. De thesis vangt aan met een onderzoek naar de visie van Black Lives Matter door gebruik te maken van interviews, speeches en lezingen. De zeven resulterende kenmerken vormen een referentiekader waarnaar in het verloop van de thesis wordt terugverwezen. In de overige hoofdstukken wordt het ideologische aspect van racisme bestudeerd. Concepten als het kleurenblinde racisme, cultuuressentialisme, abstract liberalisme of de sociale constructies rond zwart- en wit-zijn worden met de geschikte context onder de loep genomen. Het laatste deel van de thesis legt zich toe op de werken van drie auteurs, elk met hun eigen achtergrond: Ta-Nehisi Coates, Cornel West en Frantz Fanon.

Het verloop van de zoektocht naar de ideologie van racisme en het telkens terugkoppelen naar het denken van Black Lives Matter vormen het resultaat van de thesis. De parallellen tussen de aangehaalde theorieën, concepten en inzichten zijn veelvuldig aanwezig. De raakvlakken strekken zich uit over tijd, ruimte en perspectief en kaderen de opkomst en het belang van Black Lives Matter als fragment binnen de langgerekte en continue strijd tegen het racisme in de Verenigde Staten.

II

DANKWOORD

Allereerst wil ik mijn ouders bedanken. 23 jaar lang hebben mijn ouders me onvoorwaardelijk het nodige gegeven om mijn interesses na te jagen. Zonder hen zou me dit niet gelukt zijn.

Vervolgens ben ik de Universiteit Gent dankbaar. Voor de professoren die me afgelopen twee jaar de nodige academische basis schonken om de thesis aan te vangen. Voor de bibliotheek waar ik me in alle stilte in de literatuur kon verdiepen en de cafetaria die me recht hield tijdens het schrijven. In het bijzonder richt ik een woord van dank aan mijn promotor, prof. dr. Brecht De Smet. Hij gaf me de kans om in alle vrijheid een onderwerp uit te spitten waar ik al langer door geïntrigeerd was. Zijn kritische opmerkingen zorgden ervoor dat ik telkens dieper ging graven. Voor inspiratie bij de aanpak van deze thesis loof ik prof. dr. Koen Bogaert. Hij heeft me geholpen om mijn onsamenhangende gedachtes in woorden om te zetten door eigen inzichten en geschikte literatuur te delen. Hopelijk wordt het eindresultaat gesmaakt.

Uiteraard gaat mijn dank uit naar al mijn vrienden. Toch wil ik de schijnwerpers specifiek op Tiemon en Hannes richten. Tiemon, voor de ontelbare studie-uren en nodige pauzes die we de laatste twee jaar samen doorbrachten. Je discipline en toewijding zijn bewonderenswaardig. Ik mag van geluk spreken dat ik hierop kon meesurfen. En Hannes, voor de pseudofilosofische gesprekken met pint of Brug-spaghetti. De mens komt zonder handleiding en dat maakt ze net zo fascinerend. Laten we onze tanden nog jaren stukbijten op de ondoorgrondelijkheden des levens.

Tot slot wil ik mijn oud-leraar Nederlands Luk Lazeure vermelden. Zijn onfeilbare blik heeft ervoor gezorgd dat (het leeuwendeel van) de thesis aan de normen van de Nederlandse taal voldoet. Een kwalitatieve meerwaarde, bedankt hiervoor.

III

INHOUDSOPGAVE

Abstract ...... II

Dankwoord ...... III

Inhoudsopgave...... IV

1. Inleiding ...... 1 A. Onderzoeksvragen...... 1 B. Zoektocht naar ideologie van racisme ...... 2 C. Methodologie: literatuurstudie ...... 5 D. Uitdagingen en tekortkomingen ...... 5 E. Structuur...... 6

2. Black Lives Matter ...... 8 A. Contextschets ...... 8 Black Lives Matter als organisatie of beweging? ...... 9 Uitbarsting van frustratie en woede ...... 11 en het young black thug-stereotype ...... 13 B. Visie op racisme ...... 14 1. Racisme kan muteren ...... 15 2. Racisme is institutioneel aanwezig ...... 16 3. Racisme omvat een witte blinde vlek ...... 16 4. Racisme als culturele perceptie en sociaal construct ...... 17 5. Racisme kent een historische context en langetermijn structuren ...... 18 6. Racisme is een globaal fenomeen ...... 19 7. Racisme en intersectionaliteit ...... 21

3. Theoretische benadering ...... 23 A. Ideologisch perspectief op racisme...... 23 B. White supremacy als ideologie binnen racisme...... 24 C. Colorblind Racism...... 27 Wat houdt Colorblind Racism in? ...... 27 1. Abstract liberalisme...... 29 2. Cultureel essentialisme ...... 30 3. Minimalisatie van racisme ...... 30

IV

Ontstaan van kleurenblindheid ...... 30 Colorblindness & Black Lives Matter ...... 32 D. Ideologie verweven met cultuur(essentialisme) ...... 33 “No Angel”...... 33 Dominante ideologie verwacht een supermens ...... 33 Racisme gaat verder dan culturele assimilatie ...... 36 Race talk & racial stories ...... 36 Cultuuressentialisme buiten Verenigde Staten ...... 38 Cultureel beeld blijft plakken ...... 39 E. Ideologie verweven met abstract liberalisme ...... 40 “A high tide lifts all boats” ...... 40 Doorgedreven rationaliteit versterkt racisme ...... 41 Abstract liberalisme als werktuig binnen het kapitalisme? ...... 42

4. Literaire invalshoek ...... 45 Ta-Nehisi Coates: Tussen de Wereld en Mij ...... 45 Cornel West: Race Matters & Race Critical Theories (Goldberg en Essed) ...... 45 Frantz Fanon: Black Skin, White Masks… ...... 46 A. De witheid komt los van zijn huidskleur (Ta-Nehisi Coates) ...... 46 Wat houdt het zwart-zijn in? ...... 46 Wat houdt het wit-zijn in? ...... 49 Wit- en zwart-zijn komt los van zijn huidskleur ...... 51 B. Het Afro-Amerikaanse nihilisme dreigt (Cornel West) ...... 52 Liberale en conservatieve begripskaders schieten tekort ...... 52 Het Amerikaans exceptionalisme en de andere ...... 53 Afro-Amerikaanse nihilisme ...... 54 C. Zoeken naar een gewichtloos mensbeeld (Frantz Fanon)...... 56 Erlebnisse met culturele hegemonie ...... 58 Universele, gewichtloze mens-zijn ...... 59

5. Conclusie ...... 61 Black Lives Matter als dromenvanger ...... 61 Black Lives Matter intervenieert ...... 62 Missie van de thesis ...... 62 Continue strijd ...... 63

6. Bibliografie ...... 64

I

1. INLEIDING

De titel van de masterproef lijkt omvangrijk, maar het is dan ook het resultaat van een lange zoektocht. Enkele maanden terug begon ik met een gefilterde versie. Black Lives Matter verzet zich tegen racisme. Dat is ook meteen de kapstok van deze thesis. Daaraan kwamen steeds meer vragen te hangen. De twee belangrijkste in het begin waren ‘wat houdt Black Lives Matter in?’ en ‘tegen welke vorm van racisme voeren zij hun strijd?’ Op voorhand had ik dus niet meteen een geschikte probleemstelling beet, al voelde ik wel aan dat de bedoelingen van Black Lives Matter niet altijd ten gronde werden begrepen. Bovendien zat ik met heel wat andere vragen: Waarom komt een beweging als Black Lives Matter nu op? Hoe pakken zij hun strijd aan? Is er in onze tijd wel nog nood aan zo’n beweging? De raciale ongelijkheden zijn er nog steeds, maar racisme zoals we het vroeger kenden, is toch verdwenen?

Mijn onbeantwoorde vragen beperkten zich dus niet enkel tot BLM, maar strekten zich uit tot het Amerikaanse racisme in het algemeen. Door dieper in te gaan op nieuwsartikels of interviews over Black Lives Matter en door ook de academische literatuur over ras en racisme in te duiken, kwamen enkele parallellen naar voor. Ik herkende elementen binnen het discours van Black Lives Matter in wat wetenschappers publiceerden. Later in mijn onderneming heb ik er ook de literaire wereld bij gehaald. De inzichten van enkele befaamde auteurs hielpen me het Amerikaanse racisme, en op die manier ook Black Lives Matter, beter te begrijpen.

A. Onderzoeksvragen

Voor de thesis heb ik me in eerste instantie toegespitst op de boodschap van Black Lives Matter. Ik vroeg me af tegen welke vorm van racisme zij hun strijd voeren, en met welk perspectief ze tegen het hedendaags racisme aankijken. Deze twee onderzoeksvragen beslaan dan ook vooral het tweede hoofdstuk.

Met de resultaten uit dat eerste hoofdstuk in het achterhoofd begon ik aan het theoretische deel. Ik zocht een draagvlak bij academici en kritische denkers in mijn zoektocht naar het hedendaagse racisme, en meer bepaald welke ideologie erachter schuilt. Toch bleef ik voornamelijk zoeken naar gelijkenissen tussen het discours van Black Lives Matter en die literaire, academische inzichten. Kon een combinatie van beide de beweging beter kaderen?

1

B. Zoektocht naar ideologie van racisme

Inhoud geven aan ras en racisme bleek na een uitgebreide research eindeloos. De wetenschappelijke wereld breekt zich al eeuwen het hoofd op verscheidene raciale concepten, van het bio-racisme in de 19de eeuw tot het ideologische kleurenblindracisme vandaag. Een definitie stel je dus niet zomaar samen, en de bezieling van Black Lives Matter past evenmin in een notendop. Ik moest Kenan Malik en de andere racisme- wetenschappers gelijk geven. Hun onderzoek startte met gelijkaardige woorden, telkens vol nuance. “One of the striking aspects of the study of race is that everyone ‘knows’ what a ‘race’ is, but no one can quite define it.” (Malik, 1996, p. 2).

In mijn eigen omgeving merkte ik dat Black Lives Matter vaak niet altijd tot in zijn volle ontplooiing begrepen werd. Na mijn poging om met horten en stoten het onderwerp van mijn thesis uit de doeken te doen, vroeg een collega-student zich af of Black Lives Matter wel nog bestaat. “Was dat niet iets van twee jaar geleden met Ferguson en de politiemoorden?” Black Lives Matter kennen de meesten hoofdzakelijk uit de vele nieuwsberichten over de dodelijke politie-incidenten tegen Afro-Amerikanen. De protesten die ermee gepaard gingen, bereikten de hele wereld. Toch schuilt hier meer achter en vormt de strijd van Black Lives Matter een fragment binnen een historisch diepgaande dynamiek. Aan die dynamiek probeer ik in dit werk te raken.

De hedendaagse statistieken en cijfers over ongelijkheid in de Verenigde Staten doen de meesten gruwelen, maar van de structurele strijd, die al eeuwenlang aan de gang is en waar BLM zich de laatste jaren achter schaart, zijn diezelfde mensen zich minder bewust. De historische context kwam in de berichtgeving van de media vaak niet aan bod, en juist daar ligt volgens mij de legitimiteit van de beweging. Zeker in het nationale verhaal als dat van de Verenigde Staten staan de raciale spanningen centraal. Yale-professor Christopher Lebron heeft het in een interview over het belang van raciale ongelijkheden in de Amerikaanse geschiedenis. “There are many kinds of injustices in the world and racial injustice certainly isn’t the only one to be marked by asymmetries of power. However, it has a singular place in American history – racial domination made America what we know it to be today.” (Lebron, 2014).

Zelf besef ik ook dat de visie op Black Lives Matter die ik hieronder poog te poneren niet de enige echte is. Daarom heb ik me doorheen het onderzoek laten omringen door interviews met en speeches van prominenten binnen de beweging. Daarnaast heb ik me, hoofdzakelijk bij de vraag wat racisme vandaag

2

nog inhoudt, theoretisch laten ondersteunen door enkele academische en literaire werken. De ideologie rond racisme blijft voor mij nog steeds een raadsel. De komende zestig pagina’s beperk ik me daarom niet uitsluitend tot verklaren. Het is deels ook een persoonlijke zoektocht.

Met deze masterproef probeer ik een besef aan te tonen, een gedachte die nu al een kleine twee jaar door mijn hoofd spookt. Beter dan een besef, een bewustzijn kan ik het niet verwoorden. Black Lives Matter eist niet zomaar gelijke rechten voor Afro-Amerikaanse burgers. Het is geen strijd om erbij te horen. Het gaat om het blootleggen van structurele problemen binnen het westerse denken, die dus ook de fundamenten vormen van de Amerikaanse maatschappij: sociaal, cultureel, politiek, … De ambitie van Black Lives Matter is niet het optillen van de zwarte Amerikaan naar een gelijke positie, maar eerder het loskomen van bestaande structuren en het zoeken naar een nieuw soort denken, een nieuw soort mens- en maatschappijbeeld. Revolutionair denker Frantz Fanon greep in zijn werk Black Skin, White Masks (1952) al in zijn eerste pagina naar de vraag: What does the man want and what does the black man want? Ziauddin Sardar beschrijft in het voorwoord perfect het vraagstuk waar Fanon hier onvermijdbaar op botst. Hij citeert hierbij Fanon zelf. “Should the black man define himself in reaction to the white man thus confirming the white man as a measure of all things? Or should one ‘strive unremittingly for a concrete and ever new understanding of man’?” (Ziauddin Sardar geciteerd uit Fanon, 2008, p. xiv). Een queeste naar de menselijke identiteit, zonder zich enkel te richten op het westerse kompas, dat vaak uitsluitend de weg wijst naar een witgewassen en heiligverklaarde claim op de verlichting.

Institutioneel racisme is nog steeds springlevend en dat is iets wat de witte Amerikaan vaak niet ziet. Het is een vorm van racisme die ideologisch verpakt zit. De Afro-Amerikanen mogen nog zo hun best doen, ze zullen steeds inferieur blijven tegenover het witte ideaalbeeld, een prototype dat zelfs de witte Amerikaan niet honderd procent kan verwezenlijken. Grotendeels omdat het doorheen de geschiedenis doordrongen werd met paradoxen. Een parafrase uit het werk Tussen de Wereld en Mij van Ta-Nehisi Coates omschrijft het met meer kleur. Het verheven ideaal van een witte huid is, volgens Coates, niet te danken aan wijnproeverijen of buurtfeestjes, maar aan de roof van leven, werk en land; het wurgen van afvalligen, de vernietiging van gezinnen … (Coates, 2015, p. 13). Het racisme draait volgens mij dus ook om een onmogelijke eis, een vergelijking waarin de zwarte burger gevangen zit. De afstraffing op het inherente zwartzijn valt onmogelijk te ontwijken. Grotendeels omdat die existentiële kleurenopdeling volgens Harvard-professor Cornel West verweven zit in illusies, taal, idealen, beelden … en vaak onbewust aanvaard wordt als normaal (West, 2002).

3

Een afstraffing op het zwarte lichaam, dat is de vertaling van de ideologie in de realiteit. Behalve enkele verklarende voorbeelden ga ik in dit werk niet verder in op de concrete gevolgen van het institutioneel racisme. Toch wil ik benadrukken dat de sociale constructie zich doorzet tot in het dagelijkse leven. Ta- Nehisi Coates verwoordt het zelfs nog een tikkeltje barser. “Alle bewoordingen waarmee we over deze dingen [institutioneel racisme] spreken – rassenrelaties, raciale kloof, raciale justitie, rassendiscriminatie, witte privileges, zelfs witte superioriteit – dienen alleen om te verdoezelen dat racisme een puur lichamelijke ervaring is. Dat racisme hersenen loswrikt, luchtwegen blokkeert, spieren openrijt, organen uitrukt, botten breekt, tanden uitrukt.” (Coates, 2015, p. 15).

Bij de opbouw van dit perspectief heb ik ook de inzichten van professor Bogaert kunnen benutten. Een verwijzing naar een stuk dat hij schreef voor De Morgen en onze afspraken inspireerden me om door te gaan met de uitwerking van de thesis. “Zij [Black Lives Matter] staan voor de radicale verdieping van waarden en normen die het blanke privilege confronteert met de inconsequenties van haar eigen idealen en de manier waarop deze idealen ondersteund en ‘beschermd’ worden door mechanismes van uitsluiting en uitbuiting.” (Koenraad Bogaert, 2017).

Met dit ganse perspectief begon ik aan een zoektocht doorheen een raciaal relaas dat onlosmakelijk verbonden is met de geschiedenis van de Verenigde Staten. De tegenstrijdige combinatie van slavernij in een verlichte periode vormt de aanvang van het lineair verhaal. Verschillende auteurs wijzen het gebruik van slavernij aan als een cruciale grondlegger binnen het moderne racisme en de opbouw van de Amerikaanse samenleving (Bonilla-Silva, 2015, p. 2; Desmond & Emirbayer, 2009, p. 338). Hierop wil ik verder werken. De onderneming om Black Lives Matter te plaatsen binnen in de nasleep van dat fundament lijkt me een uitdaging met enige meerwaarde voor de literatuur.

Tegelijk probeer ik me zo goed en zo kwaad als het gaat te stutten met de kennis van gerenommeerde academici, om zo de woordelijke projectie van mijn denktrant in theoretische vormen te gieten. Wetenschappers en auteurs als Frantz Fanon, James Baldwin, Cornel West … zorgen voor bevestiging, bezieling en beteugeling.

4

C. Methodologie: literatuurstudie

Het leek me meer dan logisch om te kiezen voor een literatuurstudie. Voor het deel over Black Lives Matter onderzocht ik voornamelijk interviews, nieuwsartikels en lezingen. Voor het segment waarin ik de ideologie van racisme verder heb uitgespit, maakte ik gebruik van wetenschappelijke artikels, boeken of boekhoofdstukken. Ik beperkte mezelf hoofdzakelijk tot secundaire bronnen, maar per onderdeel probeerde ik mijn keuze voor een bepaald werk steeds te verantwoorden.

Door de thesis heen legde ik steeds verbanden met eerdere bevindingen. De thesis krijgt zijn meerwaarde dus niet door de som van de verschillende onderdelen, maar eerder door de samenhang ervan. Daaruit hoopte ik meer te weten te komen over de beweegredenen van Black Lives Matter en het hedendaagse racisme.

D. Uitdagingen en tekortkomingen

Het was voor mij persoonlijk geen makkelijk opdracht om de thesis tot een einde te brengen. Doorheen het afgelopen academiejaar heb ik vaak aan mijn aanpak, onderwerp, of onderzoeksvragen getwijfeld. Meerdere dwaalsporen heb ik achter me gelaten, en minstens evenveel ideeën heb ik moeten opbranden. Ik kreeg weleens de confronterende vraag hoeveel thesissen ik wou uitwerken, en dan weet je dat je niet goed bezig bent. Uiteindelijk heb ik dan toch een aanpak gekozen, en me daaraan gehouden. Ik ben meer dan tevreden over wat ik kan voorleggen, maar dat wil niet zeggen dat er geen tekortkomingen meer sluimeren.

Aan het einde van de thesis werd duidelijk dat ik geen sluitend onderzoek kon voorleggen, en dat ik kon blijven doorgaan met nieuwe of oude literatuur. Oorspronkelijk was ik bijvoorbeeld van plan om een hoofdstuk te wijden aan het werk The Fire Next Time van James Baldwin, maar met het maximaal aantal woorden in gedachten bleek dat iets te ambitieus. Daarom heb ik ervoor gekozen om dat hoofdstuk op te breken in relevante quotes en die doorheen de thesis te verspreiden.

De grootste onzekerheid de afgelopen maanden lag bij de wetenschappelijk benadering. In vergelijking met anderen leek ik in te gaan tegen de klassieke aanpak van een masterproef. De afspraken bij professor Bogaert konden me enigszins geruststellen, maar toch geloof/vrees ik nog steeds dat de thesis een

5

vooropgesteld, strikt wetenschappelijk kader mist. Toen ik met dit werk begon, wist ik werkelijk niet waar ik zou eindigen. Anderzijds zou de thesis, zoals ze nu is, nooit tot stand zijn gekomen mocht ik het op een conventionele manier hebben aangepakt. Vooraf lag nog niet honderd procent vast welke artikels, boeken of andere werken ik zou doornemen. Daarom legde ik in de inleiding ook de nadruk op ‘een zoektocht’. Zo’n zoektocht bevat volgens mij een bepaalde subjectiviteit. Doordat ik geen (objectief) vooropgesteld stramien volgde, heeft mijn denken doorheen het werk onvermijdelijk een invloed gehad. Niettemin probeerde ik erover te waken dat de coherentie, en enigszins de objectiviteit, bewaard bleven.

Allerlaatst ging ik in dit werk niet op zoek naar botsende meningen, maar eerder naar gelijkgestemde violen. Hierdoor ontbreekt in dit werk een kritische stem. De meerwaarde van de thesis zit eerder in de nuanceverschillen die elkaar doorheen de tijd bevestigen.

E. Structuur

In deze inleiding stel ik allereerst het perspectief op waarmee ik de thesis ben begonnen. Dit zou het verloop van de thesis duidelijk moeten maken.

Het daaropvolgende hoofdstuk behandelt mijn eerste onderzoeksvraag: ‘Tegen welke vorm van racisme voert Black Lives Matter haar strijd?’ Daarbij start ik met een korte schets over wat Black Lives Matter precies inhoudt. Het onderdeel is zeker niet puur informatief en geeft al deels weer hoe de beweging zich verhoudt tegenover de ongelijkheden in de Verenigde Staten. Het stuk dat erop volgt, zoomt uitsluitend in op de visie van Black Lives Matter op racisme. Doorheen interviews, speeches en krantenartikelen tracht ik een lijst met kenmerken op te stellen. Het standpunt van Black Lives Matter is meteen het referentiekader waarnaar ik terugverwijs bij de verdere literatuurstudie.

Het derde grote hoofdstuk met als titel Theoretische Benadering legt zich toe op verscheidene theorieën, inzichten en concepten rond de ideologie van racisme. In eerste instantie ga ik kort even in op wat de ideologie van racisme kan betekenen, en specifiek op de variant die voor BLM van toepassing is: white supremacy. Daarna focus ik me op het kleurenblinde racisme. De theorie van Eduardo Bonilla-Silva kent meerdere raakvlakken met de visie van Black Lives Matter en andere sociale wetenschappers. Ik ga dieper in op het ontstaan van die nieuwe vorm van racisme en analyseer erna de twee fundamenten binnen de theorie: het cultuuressentialisme en het abstract liberalisme. In het hoofdstuk maak ik gebruik van

6

verschillende academici en auteurs zonder me toe te spitsen op één bepaald werk als leidraad, al weegt de theorie van Bonilla-Silva zwaar door.

In het vierde hoofdstuk daarentegen krijgen de belangrijkste werken van drie auteurs de volle aandacht. Ta-Nehisi Coates, Cornel West en Frantz Fanon benaderen vanuit hun eigen achtergrond en tijdperk hun visie op de ideologie van racisme. Elk afzonderlijk, maar toch vaak nauw verbonden met de overige inzichten binnen de thesis. Ik heb het hoofdstuk Literaire invalshoek gedoopt om het verschil duidelijk te maken met het vorige. Daar waar ik in het derde hoofdstuk vertrek vanuit bepaalde concepten of theorieën, gebruik ik hier drie vooropgestelde werken als invalshoek.

In de vorige twee hoofdstukken probeer ik telkens terug te verwijzen naar de visie van Black Lives Matter om op die manier de inspiratie van de beweging beter te kunnen kaderen. De conclusie start met de ontleding van de titel om vandaaruit een nabeschouwing te schetsen. De nabeschouwing vormt niet louter een samenvatting, maar benadrukt tegelijk de onderlinge samenhang tussen de aangehaalde inzichten met een blik op de toekomst.

7

2. BLACK LIVES MATTER

A. Contextschets

In tegenstelling tot de kern van deze masterproef tracht ik hier het ontstaan van de Black Lives Matter- beweging te schetsen, los van verdere historisch context. Toch acht ik het belangrijk om de geboorte van de beweging te schetsen. Op de relevante voorgeschiedenis ga ik later in het werk verder. Met dit besef in het achterhoofd start ik dit hoofdstuk in de zomer van 2013, op 13 juli.

De familie van de vermoorde tiener Trayvon Martin staat in de rechtszaal tegenover buurtagent George Zimmerman. Een jaar eerder kwam het tot een fatale confrontatie tussen Martin en Zimmerman. De rechtszaak kan gevat worden in de volgende vraag: kan Zimmerman zich beroepen op wettelijke zelfverdediging of is er sprake van andere intenties? Volgens heel wat demonstranten bestaat er geen twijfel. Trayvon Martin werd vermoord vanwege zijn zwarte huidskleur.

Wat volgt is een bittere pil voor de Afro-Amerikanen die zich al jaren achteruit gestoken voelen in de samenleving. Zimmerman loopt als een vrij man uit het gebouw, geen aanklacht voor moord. Terwijl familie en sympathisanten met tranen in de ogen afdruipen, probeert haar frustraties te delen via Facebook (Day, 2015).

“The sad part is, there’s a section of America who is cheering and celebrating right now and that makes me sick to my stomach. We GOTTA get it together y’all. Stop saying we are not surprised, that’s a damn shame in itself. I continue to be surprised at how little Black lives matter. And I will continue that. Stop giving up on black life. Black people. I love you. I love us. Our lives matter.” (Alicja Garza, 2013, geciteerd uit Lowery, 2017).

Dit is het eerder geromantiseerde genesisverhaal van de Black Lives Matter-beweging. Meteen deelde mede-activiste het bericht met de verwijzing #BlackLivesMatter. De post op Facebook verspreidde zich als een lopend vuurtje en stookte protest aan. De digitale vonk barstte in 2014 volledig open tot laaiende protesten over het hele land, aangewakkerd door de dood van Michael Brown, Eric

8

Garner en zoveel anderen. De media verspreidden foto’s van de demonstraties waarin BLM-leuzes talrijk voorkwamen.

Alicia Garza, Patrisse Cullors & stonden aan de wieg van de Black Lives Matter, maar hadden nooit verwacht dat zoveel handen de beweging zouden dragen. Steunbetuigingen vanuit alle wereldhoeken versterkten hun strijd. De presidentiële voorverkiezingen in 2015-2016 raakten verweven met het thema. Politici vanuit alle strekkingen deelden hun mening over de gebeurtenissen. Onderwerpen als raciale profilering, politiebrutaliteit en de militarisatie van politieafdelingen grepen zich vast aan de politieke gesprekstafel.

BLACK LIVES MATTER ALS ORGANISATIE OF BEWEGING?

Black Lives Matter valt moeilijk te categoriseren als organisatie en een beweging is misschien ook te vaag en abstract. Een gulden middenweg lijkt me daarom een geschikt label. Black Lives Matter werkt in zijn lokale werkgroepen meer als een organisatie. Elk met zijn eigen prioriteiten, maar tegelijk met een gedeelde missie. Het is die gedeelde missie waardoor we ook over een beweging kunnen spreken. Een stroming die grote segmenten van de bevolking aanzet tot actie.

Op de officiële website omschrijft Black Lives Matter zichzelf als “a decentralized network aiming to build the leadership and power of black people.” (Black Lives Matter, 2015). Oprichtster Patrisse Cullors ging hier in een interview verder op in. “Our members are active within the communities where they live and work. […] We are deliberately taking a cautious and collaborative approach at developing a national Black Lives Matter strategy because it takes time to listen, learn and build.” (Moore, 2015).

Princeton-professor Keeanga-Yamahtta Taylor schreef in haar boek over de ‘zwarte revolutie’ en hoe die binnen Black Lives Matter gevoerd wordt. De frequentie en diversiteit van de door BLM-geïnspireerde acties komen in haar werk duidelijk naar voor.

“‘Black Lives Matter’ was the rallying cry from every corner. A week after the Garner decision, several hundred congressional aides, most of them Black, walked off the job in protest. Black professional athletes wore T-shirts adorned with the slogan ‘I Can’t Breathe’. […] Thousands of college, high school, and even middle school students began organizing and participating in die-ins, walkouts, marches and other forms of

9

public protest. […] Presidential hopeful Hillary Clinton, who had never publicly mentioned Mike Brown’s name, was forced to say ‘Black Lives Matter’ when she spoke in New York three days after his march.” (Taylor, 2016, p. 173).

Hierboven had ik het over een groter geheel (dat je eventueel kan labelen als #BLM), waarin andere organisaties samenkomen. Alle zijn ze ontstaan uit eenzelfde, gedeeld gevoel van onrust, al onderscheiden ze zich in uitwerking of thema. Denk hierbij aan Coalition Against Police Violence, Black Youth Project 100 of Dream Defenders. Deze laatste kent zijn oorsprong in Florida en probeert lokale gemeenschappen te mobiliseren tegen raciale profilering en onderdrukking door de staat. Activisten uit allerlei bewegingen communiceren en ontmoeten elkaar online. Op die manier smeden ze aan een alomvattende beweging van solidariteit en diversiteit (Day, 2015). Hier zie je, misschien niet toevallig, dezelfde manier van werken terugkomen zoals bij de Occupy- of Indignados-verzetsbeweging.

Dit zijn nog maar de grootschalige voorbeelden. Op lokaal niveau heb je talloze kleinere actiegroepen, verbonden met de situaties en thema’s in hun regio of stad. Taylor geeft in haar boek twee voorbeelden weer (Taylor, 2016, p. 180). In Chicago bijvoorbeeld heb je We Charge Genocide. Een organisatie die naar Genève reisde om de Amerikaanse overheid internationaal aan te klagen voor politiebrutaliteit. In Dallas, Texas organiseerde een groepje zich rond Mothers Against . Niet alleen de strijd tegen politiebrutaliteit primeerde, de organisatie trachtte actief de solidariteit te versterken tussen de ‘anti- police-brutality movement’ en de ‘immigrants-rights movement’. Een soort van symbiose in de strijd voor het individu. Die solidariteit zie je terugkomen binnen een uitgebreidere intersectionaliteit. Black Lives Matter kent een overduidelijk LGBT-aandeel en verzet zich logischerwijze ook tegen hun discriminatie. Of de niet onlogische verbinding met de worsteling voor een minimumloon, omdat de Afro-Amerikanen een oververtegenwoordiging kennen binnen de arme arbeidersklasse (Taylor, 2016, p. 183).

De hinderpaal van zo’n enorme diversiteit is het gebrek aan coherentie. De balans tussen de lokale issues en de strijd tegen het institutioneel racisme als ideologie is moeilijk te bereiken. Het is wat cliché, maar ik denk dat je het kan vergelijken met een oorlog in meerdere veldslagen. Politiebrutaliteit inperken is slechts een kleine overwinning, maar toch noodzakelijk om het institutioneel racisme in concrete stappen aan te pakken. Ik denk bijvoorbeeld aan body-camera’s. Hoe kunnen die het witte ideaalbeeld doorbreken? Een druppel op een withete plaat? Of een druppel smeerolie in het raderwerk van de antiraciale dynamiek op lange termijn?

10

UITBARSTING VAN FRUSTRATIE EN WOEDE

Het ontstaan van de beweging valt natuurlijk niet alleen te verklaren door een Facebook-bericht, het werd vooral op het juiste moment verstuurd. Frustratie en woede voor de ongelijkheid en het geïnstitutionaliseerde racisme zat al veel langer klaar. Een tot dan toe anoniem gevoel dat zich bij grote delen van de bevolking genesteld had, kreeg een gezicht. De drempel om ervaringen of gevoelens te ventileren lag plots met de grond gelijk en overal in het land stond men op. De beweging leek niet te stoppen, een stroom die zijn weg vond door het niet toevallig samenkomen van een moord, een Facebook- post en opgekropte woede.

Niet alleen in de media of op straat werd over het thema gerept. Rappers als Kendrick Lamar of Run The Jewels kaartten de issues aan op het grote podium. Lamars album To pimp a butterfly wordt gezien als een verzameling van strijdliederen voor de BLM-beweging. De teksten geven een rauw beeld van de ongelijkheid die op straat met een blauw zwaailicht geconsolideerd wordt. Sporters, acteurs, auteurs … deelden hun grieven, elk via een eigen platform.

Toch blijven de sociale media het belangrijkste platform voor protest. Sinds maart 2016 werd de hashtag #blacklivesmatter al meer dan 12 miljoen keer, en de hashtag #ferguson meer dan 27 miljoen in een bericht geplaatst. In het tienjarig bestaan van Twitter is dit voor een politiek-maatschappelijke gebeurtenis een record (Lowery, 2017).

De toegankelijkheid van sociale media zorgt tegelijk voor een groeiende puzzel aan informatie. Activisten geven op Twitter een andere kijk weer, dan wat de klassieke media of de politieverslagen vermelden. Hierdoor wordt niet alleen de zichtbaarheid van de protesten vergroot, ook de publieke opinie krijgt tegelijk meerdere perspectieven op zijn bord. Een voorbeeld voor het gebruik van sociale media in protesten is DeRay McKesson. Hij sprong in het oog tijdens de protesten in Ferguson door zijn constante dynamiek op Twitter. Hij werd op slag een invloedrijke activist, surfend op de BLM-golf. In een interview voor The Atlantic omschrijft McKesson zijn visie op het fenomeen Hashtag Activism. “You are enough to start a movement. Individual people can come together around things that they know are unjust. And they can spark change. Your body can be part of the protest; you don’t need a VIP pass to protest. And Twitter allowed that to happen. […] Twitter has enabled us to create community.” (Berlatsky, 2015).

11

De protesten ontgroeiden de sociale mediasfeer, met de onrust in Ferguson als grimmige climax. Op 9 augustus 2014 stierf de achttienjarige Michael Brown na een schietincident met de politie van Ferguson, Missouri. De fatale schoten, afgevuurd door officier Darren Wilson, werden gevolgd door een vlaag van woede, protesten en rellen. Duizenden lokale residenten overspoelden de straten. Het ging voor hen niet enkel over rechtvaardigheid voor Brown. Het ging om een diepgeworteld institutioneel racisme, inclusief een scherp wantrouwen tegenover de politiemacht (Lowery, 2017). De ganse wereld keek naar het spotlicht op de voorstad van St. Louis. Niet iedereen op straat kon ongelijk hebben, toch?

In Ferguson drukte dat institutionele racisme zich uit in een constante stroom van boetes, hoofdzakelijk tegen de zwarte bevolking. Niet zelden leidden onbetaalde boetes tot een nachtje in de cel. In de nasleep van de onrust in Ferguson werden heel wat van die frustraties uitgebreid onderzocht. Het ministerie van Justitie verdiepte zich in het politiesysteem van Ferguson om te kijken waar het probleem lag. Hun rapport haalde het boetepatroon aan als grootste pijnpunt binnen het politieorgaan van de stad (US Department of Justice Civil Rights Division, 2015). Het politiekorps stond onder grote druk om boetes uit te schrijven en zo de stadskas te stijven. Dit is meteen ook de reden waarom het stadsbestuur het wangedrag en de discriminatie van de politie nooit eerder probeerde te stoppen. De cijfers in het rapport liegen er niet om. Het Afro-Amerikaanse bevolkingsaandeel maakt 67% van de stad uit, maar tegelijk stond datzelfde aandeel voor 93% van de arrestaties tussen 2012 en 2014. Ferguson telde op een gegeven moment meer openstaande arrestatiebevelen en boetes dan inwoners. De boetedrang trof vooral de arme, zwarte inwoners.

Sindsdien volgden verschillende demonstraties over het gehele land, jammer genoeg telkens hand-in-hand met meer en meer incidenten tussen politie en Afro-Amerikanen. Het judicieel verdict om de dood van Michael Brown, Tamir Rice, Trayvon Martin en zoveel anderen onbestraft te laten, was voor vele Afro- Amerikanen een aanslag op hun eigen lichaam. Het zwarte lichaam kon blijkbaar zomaar vernietigd worden, zonder veroordeling.

Taylor benadrukt in haar werk de banale elementen die zich verweven met de incidenten. “Mike Brown was only walking down the street. Eric Garner was standing on the corner […] Their deaths, and the killings of so many others like them, prove that sometimes simply being Black can make you suspect – or get killed.” (Taylor, 2016, p. 13). Dat is volgens haar het bewijs dat de postraciale voorstelling van de Verenigde Staten slechts een desillusie is.

12

TRAYVON MARTIN EN HET YOUNG BLACK THUG-STEREOTYPE

Hier wil ik even dieper op ingaan. Taylor beeldt het misschien te simpel af. Zou Zimmerman werkelijk zomaar iemand vermoorden, omdat die persoon zwart is? Of gaat het om iets dat meer complexiteit omvat, een illusie waarin het zwart-zijn een cruciaal element blijkt?

Bepaalde mediakanalen, alsook de judiciële verdediging van Zimmerman, spitten meteen dieper en stellen een portret op van het slachtoffer. De impact van zulke verhalen mag je volgens mij allerminst onderschatten, omdat het vaak de waarheid ongecompliceerd wil neerzetten. Een lezing van het leven dat makkelijk binnengaat. Was de tiener wel zo onschuldig? Trayvon Martin kreeg van school een schorsing voor het bezit van softdrugs. Een foto met hoodie en een fuck you-gebaar richting de camera. Puzzelstukjes die het personages van de young black thug vervolledigen. Het zwarte tienerboefje, vaak in een bende, zorgt voor angst bij de medeburgers.

Journaliste Reniqua Allen schreef in de aanloop naar de rechtzaak van George Zimmerman een stuk over het scary-black-man-portret (Allen, 2013). “The stereotype of blacks, particularly black males, as criminals has been around since slavery, but in the 1970s and 1980s, the threat turned from the image of a sexual deviant to one with an extreme criminal nature. […] It's an unfortunate burden for Martin, whose lifestyle should not have to be on trial, not only because it is unfair, but because so it's often simply not true. […] context is important, especially in such a highly racialized society, where blacks and whites both admit stereotypes still exist.” Een fenomeen, een verhaal, illusie of stereotype, dit zijn de concepten die steeds terugkomen en al veel langer in de geschiedenis voorkomen. Dit is volgens mij wat we onder het ideologische aspect van racisme kunnen plaatsen.

Op dat ideologische aspect ga ik verder in de masterproef op door. Dit hoofdstuk is zeer tastbaar en speelt zich voornamelijk on-the-ground af. Zoals ik al eerder aangaf, staat dit haaks met de verdere uitwerking van de thesis. Toch vond ik dat dat stuk niet mocht ontbreken. Het geeft een kort beeld van de beweging, haar ontstaan en aanpak weer. Bovendien legt het de relevantie voor de Amerikaanse maatschappij bloot. Heel bewust bleef ik hier eerder aan de oppervlakte, ik selecteerde slechts enkele elementen uit de sfeer waarin Black Lives Matter zich de laatste jaren waadt. Het laatste voorbeeld over het stereotype kan je zien als een prelude, een tipje van het gesluierde ideologische racisme. Dat onderwerp komt in de volgende hoofdstukken nog uitgebreid aan bod, maar het eerstvolgende deel gaat over de verhouding tussen de Black Lives Matter-beweging en racisme.

13

B. Visie op racisme

In mijn zoektocht naar de ideologie van racisme door de ogen van Black Lives Matter, spits ik me vooral toe op de drie grondleggers van de BLM-beweging (Patrisse Cullors, Alicia Garza & Opal Tometi) en de dragers van de diverse afdelingen in Noord-Amerika met een publieke stem. Een document waarin Black Lives Matter integraal en onverdeeld haar visie deelt over racisme bestaat jammer genoeg niet. Ik ben me ervan bewust dat zo’n persoonlijke interpretatie van secundaire bronnen zeer subjectief is. De keuze en analyse van de teksten zijn dus diep beïnvloed door mijn eigen denken.

BLM heeft ervoor gekozen om “leaderful” door het leven te gaan (Black Lives Matter, z.d.-a). De beweging stapt af van het model waarin één prominent persoon aan het hoofd staat, net zoals Martin Luther King Jr. die taak op zich nam en de burgerrechtenbeweging van de jaren zestig in de publieke sfeer een richting gaf. Niet alleen de kwetsbaarheid om één persoon tot gezicht van een beweging op te werpen, maar ook vaak het patroon waarbij een oudere, heteroseksuele man het leiderschap opneemt, ziet BLM als een tekort. De inspanning van vrouwen, lokale activisten en organisaties of bedrijven ging in het niets op.

Deze alternatieve aanpak zorgt ervoor dat ook de talloze lokale projecten met hún eigen koplopers in de schijnwerpers komen te staan en dat er ruimte is voor toekomstig talent uit een diverse poel van mensen. Volgens Patrisse Cullors is het belangrijk dat de massa niet gestuurd wordt, maar zelf beseft dat ze de mogelijkheid bezit om een beweging te katalyseren binnen de eigen gemeenschap (Cobb, 2016).

Verschillende van die ‘leaders’ gebruiken hun stem om zich achter BLM te scharen. Hun inzichten vormen volgens mij de manier waarop racisme gevat wordt door de hele beweging. Daarom lijkt het me correct om hoofdzakelijk interviews, blogs en artikels na te gaan waarin de drie oorspronkelijke oprichtsters aan het woord komen. Patrisse Cullors, Alicia Garza en Opal Tometi vormden de fundering van iets dat ondergronds al veel langer aan de gang was, dat bijna op ontploffen stond en waarvan uit de nasleep uiteindelijk tal van lokale verzetsprojecten zijn gegroeid. Hoe zij denken over het hedendaagse racisme in de Verenigde Staten valt niet zomaar te veralgemenen voor alle leden van de beweging. Daarom trachtte ik mijn aandacht ook te richten op andere BLM-verzetsleden die zich door sociale media, interviews of eigen blogs opwierpen tot een van de vele gezichten en vooral stemmen die de visie van Black Lives Matter vormgeven.

14

Tegelijk besef ik dat op die manier verschillende andere actoren genegeerd worden. Actoren die zich niet per se direct linken met de BLM-beweging, maar toch een bijdrage hebben tot het debat van het hedendaagse racisme in de Verenigde Staten. Op een berekende manier ga ik in dit onderdeel dus wat korter door de bocht. Toch hoop ik een lijstje te kunnen maken van kenmerken die cruciaal zijn voor zowel Black Lives Matter. Elk tussentiteltje omschrijft een kenmerk van het hedendaagse racisme, erna probeer ik met geschikte citaten meer uitleg te verschaffen.

1. RACISME KAN MUTEREN

“Conditions have shifted, so our institutions have shifted to meet those conditions.” (Alicia Garza, geciteerd uit Cobb, 2016). Het muterende element van racisme is voor Black Lives Matter ontegensprekelijk aanwezig. De beweging ijvert voor de bewustwording van het hedendaags racisme, een fenomeen dat tegenover vroeger een subtielere verschijning kent. Ze gaat de strijd aan met de heersende post-raciale tendens. Racisme is geen vervlogen concept uit een vroeger tijdperk, maar het kent vandaag wel een andere invulling. Dát nieuwe, gemuteerde gelaat wil Black Lives Matter blootleggen. Met haar quote doorprikt Alicia Garza de naïeve, post-raciale droom die de laatste jaren binnen de Amerikaanse samenleving sluimert en versterkt werd door de verkiezing van Barack Obama. Meer zelfs, ze verwijt Barack Obama ook schuld te hebben bij de installatie van de post-raciale mutatie. “Barack Obama comes out after Trayvon [Martin] is murdered and does this weird, half-ass thing where he’s, like, ‘That could’ve been my son,’ and at the same time he starts scolding young black men.” (Alicia Garza, geciteerd uit Cobb, 2016).

Janaya Khan, medeoprichter van Black Lives Matter , strijdt tevens voor een nieuwe interpretatie. Het concept van racisme moet volgens haar geherformuleerd worden, en sterker nog, een revolutie doormaken. “We need to remove this idea that in order to be racist, one must look like this and act like this. […] ‘There is that racist uncle, but that is not me.’ […] The idea of racism and who is a racist is outdated and it no longer translates for the realities that we are in (De Balie, 2016b, 2:05:25).” Racisme is geen verdwenen verschijnsel dat we enkel terugvinden in de geschiedenisboeken. Het gemuteerde probleem is nog steeds razend actueel, maar tegelijk subtieler, gewiekst en daardoor extra taai om te elimineren.

15

2. RACISME IS INSTITUTIONEEL AANWEZIG

Het hedendaagse racisme is institutioneel, het zit volgens Black Lives Matter verweven binnen de politiek, de populaire media en het politieapparaat (Black Lives Matter, z.d.-b). Black Lives Matter ontpopte wereldwijd zich als verzetsbeweging tegen politiebrutaliteit in de Verenigde Staten, maar ze richten hun pijlen bijvoorbeeld ook op de media. Kwame Rose kreeg bijvoorbeeld naambekendheid als BLM-activist door een virale video waarin hij inging tegen een nieuwsreporter van Fox News (Mavaddat Javid, z.d.). Het verhaal van Rose is de perfecte illustratie van hoe populaire media met de eigentijdse vorm van racisme omgaan. Tijdens de rellen in Ferguson ging het op allerhande televisiekanalen over het geweld van de opstand, maar niet over het verdoken, onzichtbare geweld van de staat (Day, 2015). Dit cruciale element van het hedendaagse racisme trachtte Rose bloot te leggen. Hij vroeg reporter Geraldo Rivera waarom zijn filmploeg de black riots verslaat, maar het nalaat om enkele honderden meters verder de erbarmelijke woonsituaties en armoede in beeld te brengen. Is dat onzichtbare geweld dan minder erg dan de rellen in Ferguson?

Hieruit blijkt duidelijk dat racisme voor Black Lives Matter op een subtiele manier vervat zit binnen de maatschappelijk instellingen. Geweld wordt door BLM niet verheerlijkt, maar het is volgens hen wel hypocriet om de protesten als agressie te zien zonder die te linken met het gewelddadige element binnen de decennialange, onmenselijke discriminatie die voortkomt vanuit overheidsinstellingen. Janaya Khan haalt het concept van “restored justice” boven. “Theoretically, to an extent, we can all agree on some things [non-violence in particular]. But what does it mean then? If black people cannot eat, or if we are being stopped on the street.” (De Balie, 2016b, 26:32). Het gaat om een bepaalde rechtvaardigheid waarbij onder meer de overheid en de maatschappij een gegronde oplossing weigeren door te voeren. Patrisse Cullors vult Khan in een ander interview aan. “We have all the white-supremacy-institutions, but none of us are racists.” (De Balie, 2016a).

3. RACISME OMVAT EEN WITTE BLINDE VLEK

Alicia Garza ziet racisme niet alleen als een discriminatie door personen of instellingen, maar ook als een vanzelfsprekendheid, het niet-bewustzijn van witte privileges. Die blinde vlek manifesteert zich volgens haar door bijvoorbeeld de inspanningen en het denken van Black Lives Matter te ondermijnen met een “”-reactie. Zo’n respons bagatelliseert de worsteling van de Afro-Amerikanen (Cobb, 2016). Niet alleen Garza heeft het over die witte blinde vlek voor de privileges of ongelijkheden, ook Patrisse Cullors

16

benoemt in een interview de verantwoordelijkheid van de witte burger om zijn privileges te gebruiken in het verzet tegen discriminatie. “Word je bewust van je eigen positie in het geheel, kijk waar je macht ligt. Het voornaamste punt is dat witte mensen van de strijd tegen racisme een prioriteit maken. Alleen zij hebben de macht om het systeem af te breken. Zodat we het gezamenlijk weer kunnen opbouwen.” (Patrisse Cullors, geciteerd uit Mulder, 2017).

Dit maakt het voor mij andermaal duidelijk dat racisme door Black Lives Matter niet alleen gezien wordt als een probleem van Afro-Amerika, maar dat het een volledig systeem omvat. Een systeem waarin zowel instituties, als niet-zwarten de hedendaagse ongelijkheid in de hand werken.

Zelfs in onze contreien, en dan voornamelijk in Nederland, wordt het thema in bepaalde kringen fel besproken. Ik denk bijvoorbeeld aan de laatste documentaire van Sunny Bergman, Wit is ook een kleur, waarbij de nadruk ligt op het verschil in beleving van een eigen realiteit tussen witte en gekleurde Nederlanders (Bergman, 2016). Ook de heisa rond Zwarte Piet en de controverse rond het Mauritshuis trachten een bepaalde vanzelfsprekendheid te doorbreken.

4. RACISME ALS CULTURELE PERCEPTIE EN SOCIAAL CONSTRUCT

Black Lives Matter staat niet alleen stil bij de praktische gevolgen. Racisme valt niet altijd in praktijken te gieten, het denken van de Amerikaanse bevolking over hun zwarte medeburgers is ook vitaal. Janaya Khan illustreert dat met een verhaal, waar opnieuw geweld naar boven komt. Bij de start van een protest in Toronto kregen Khan en haar medebetogers de vraag of ze het vredelievend zouden houden. “There is always the question of violence with black people, like they are inherently violent, inherently criminal. That’s what everyone is socialized to believe?” (De Balie, 2016b, 28:30). Verder in haar lezing stelt Khan de vraag hoe iemand kan vragen wat haar relatie met geweld is, wanneer ze in het alledaagse leven bijna constant met geweld geconfronteerd wordt. “Walking home is wrong when you are black, being in a store is wrong when you are black […] Imagine you are being told that you are wrong constantly. […] It tells me that we have to be, and we are the disruptors of truth. In order to be wrong, you have to be something that is other, something different and for a lot of folks that is something terrifying.” (De Balie, 2016b, 29:34).

Black Lives Matter verzet zich dus ook tegen een vastgeroeste perceptie, een waarheid, een hegemonie in het denken over wat juist en fout is. De beweging strijdt tegen de illusie dat ongelijkheid en geweld inherent

17

verbonden zijn met het zwart-zijn en haar cultuur. Het gaat om een schakering in retoriek. Khan vraagt zich af wanneer iemand gepercipieerd wordt als een “protestor” of als een “protector”. De verzetsleden van Black Lives Matter omvatten vaak de eerste vorm, terwijl het verzet tegen klimaatsverandering eerder belichaamd wordt door een “climate protector”. De connotatie tussen beide bevat een wezenlijk verschil. “Black people couldn’t be protector of their lives.” (De Balie, 2016b, 36:56).

Black Lives Matter wil die socialisering van vanzelfsprekendheid over huidskleur tegengaan. Als het voor hen gaat over interveniëren, dan is het op bepaalde praktijken, denkwijzen of retoriek. Een interventie die enkel kan slagen als een volledige maatschappij die ondersteunt. Black Lives Matter wil niet enkel blootleggen, of uitsluitend de zwarte bevolking aanzetten tot actie. Het is volgens hen meer dan tijd dat witte burgers hun verantwoordelijkheid opnemen en reageren op hun eigen omgeving (De Balie, 2016b).

Tegelijk komt het concept van ras en racisme als sociaal construct hier volgens mij sterk naar voren. Khan drukt haar ‘blackness’ uit als een door mensgemaakt sociaal element, inclusief een hiërarchisch onderscheid tussen de diverse rassen. Bovendien komt hier opnieuw een vanzelfsprekendheid naar boven, namelijk over de ongelijkheid binnen de beleving van ras als een sociaal construct en vastgepinde waarheid die ermee verbonden is. “What it means to be white is something that white people need to have a conversation around. It is something that is taken for granted in a way that people of colour could never take for granted. I could never take for granted my relation to my blackness, it is not a choice for me. Somebody told me I was black. Now somebody could not tell me otherwise.” (De Balie, 2016b, 1:32:51).

Verder in de thesis zullen we merken dat dit kenmerk frequent terugkomt bij verscheidene auteurs of wetenschappers. Meteen herken ik inzichten van Ta-Nehisi Coates, Cornel West of Eduardo Bonilla-Silva. Het is een cruciaal fundament binnen het hedendaagse racisme, maar verder in de thesis meer hierover.

5. RACISME KENT EEN HISTORISCHE CONTEXT EN LANGETERMIJN STRUCTUREN

Binnen de retoriek van Black Lives Matter vond ik verwijzingen naar verzetsgroepen of maatschappelijke structuren uit het verleden. Voor haar lezing putte Janaya Khan inspiratie uit de Black Panther Party. Hoe ook zij decennia geleden een tegenwerking kenden, met bijvoorbeeld een zelfde debat over de inhoud van geweld. Het voorbeeld van Martin Luther King Jr. vervolledigt de temporele vergelijking. MLK personifieert voor velen nu nog steeds de manier waarop het zwarte verzet gevoerd moet worden: een heteroseksuele,

18

christelijke pacifist (De Balie, 2016b). Op die manier merk je dat de visie van Black Lives Matter gesmeed wordt door zowel bewondering als verontwaardiging uit het verleden.

Later haalt Khan een structureel, historisch element naar boven om racisme te vatten. Bij de discussie over de verantwoordelijkheid van witte burgers tegen racisme gaat Khan bewust even kort door de bocht om haar punt duidelijk te maken. “Liberalism is your new racism. We understand that liberalism has become a form of racism that relies on the co-optation of language, of movements, of strategies and tactics that looks like ours and that have been informed by ours. There needs to be an intentional dismembering of that.” Dit gaat volgens mij samen met het idee om de inhoud van racisme te revolutioneren en het te zien als een element binnen het fundament van de Amerikaanse maatschappij, en dat dus ook inherent verbonden is met de liberale strekking binnen de Verenigde Staten (De Balie, 2016b, 2:06:09). , professor aan de California State University en medeoprichter van Black Lives Matter Los Angeles, ijvert voor een zelfde institutionele ommezwaai en linkt daarbij meteen het in vraag stellen van de logica van het Amerikaanse liberalisme. “Since winning Black freedom requires fundamental and institutional transformation, the struggle for Black liberation offers us all an opportunity to rethink the logic of liberalism, reformist demands and instead commit to deeper societal shifts.” (Abdullah, 2017).

6. RACISME IS EEN GLOBAAL FENOMEEN

Het globaal element binnen de visie van Black Lives Matter hangt volgens mij zeker vast aan het stuk over de historische context van racisme. Door de opkomende globalisering van de laatste decennia is het voor een protestbeweging mogelijk om zich op globaal niveau te manifesteren. Door die uitgebreide communicatie wordt duidelijk dat de strijd tegen racisme zich niet laat vastpinnen op één continent, maar toch zijn eigen specificiteit kent binnen lokale contexten. Volgens de guiding principles van Black Lives Matter hangt racisme niet alleen vast aan lokale of regionale oorzaken, het kreeg zijn vorming ook binnen grotere, eerder globale processen (Black Lives Matter, z.d.-c). Daarom wil de beweging niet enkel aansporen tot actie in de Amerikaanse maatschappij. “Anti-Black racism is not only happening in the United States. It is actually happening all across the globe. […] The global reality is that black people are subject to all sort of disparities in the most challenging issues of our day, I think about climate change.” (Garza, Cullors, & Tometi, 2016).

19

In de realiteit merk je eenzelfde strijd op verschillende geografische fronten. Hierboven verwees ik al naar de raciale spanningen in Nederland, maar ook in andere landen ontstaan manifestaties die thuishoren binnen een grotere, universele Black Lives Matter Movement. In Canada bijvoorbeeld laat de Black Lives Matter-afdeling in Toronto van zich horen. En op de Britse eilanden komt Black Lives Matter UK in de media met hun protesten. Vorige zomer slaagden enkele activisten erin om de immer drukke M4-snelweg bij Heathrow Airport te blokkeren (Barker, 2016).

The Guardian-journalist Owen Jones interviewde Marcia Rigg en Wail Quasim, twee sleutelactivisten binnen de Britse variant van Black Lives Matter (Rigg & Quasim, 2016). Jones merkte zelf op dat veel Britten kritisch stonden tegen de opkomst van BLM in hun land. De meesten vinden het overbodig, het zou een Amerikaans probleem zijn. Toch merkte je doorheen het ganse interview dat dezelfde issues en frustraties naar voor komen als bij zijn trans-Atlantische evenknie: ongelijke behandeling binnen instituties als politiebureaus, gevangenissen, migratiebureaus … Maar ook bij het inhoudelijke aspect merk je sterke gelijkenissen op. Het belang van historische context kwam duidelijk naar voren bij Wail Quasim. “Racism is not only a prejudice that people kind of have in their minds. It is also kind of a history and a structure. That means that we see these inequalities as a history that is borne out in this country through our involvement in the Atlantic slave trade and colonialism across much of the globe. […] We see its legacy kind of taking root in our society today.” (Rigg & Quasim, 2016).

Verder in het interview ging het dan weer over de blinde vlek van witte Britten. “You can have a statistic which is absolutely true that you are seven times more likely to be stopped & searched if you are a black person in this country. We also have to appreciate the fact that white people often can go through the world without even thinking that they would be stopped & searched. It might not figure in your life. […] That is absolutely not true if you are a black person.” (Rigg & Quasim, 2016).

De strijd kent globale proporties. De trans-Atlantische link wordt niet alleen bevestigd door het gebruik van dezelfde argumenten, maar ook door met elkaar in verbinding te staan, te communiceren, elkaar uit te nodigen voor lezingen of speeches. Alicia Garza sloot haar speech op Britse bodem ook af met woorden die de link bevestigen. “This is a historic moment for us. That we are getting to know each other, that we are building together.” (The Glass Bead Game, 2016). De globale factor is een eigenschap die je zeker niet over het hoofd mag zien als het gaat over hoe Black Lives Matter aankijkt tegen het hedendaagse racisme.

20

7. RACISME EN INTERSECTIONALITEIT

Niet onbelangrijk binnen het denken van Black Lives Matter is een duidelijke manifestatie van intersectionaliteit. Academica Kimberlé Crenshaw wordt gezien als de eerste die zich erover uitsprak en het verzet tegen seksisme en racisme aan elkaar koppelde. “If any real efforts are to be made to free Black people […] then theories and strategies purporting to reflect the Black community’s needs must include an analysis of sexism and patriarchy. Similarly, feminism must include an analysis of race if it hopes to express the aspirations of non-white women.” (Crenshaw, 1989, p. 166). Het is dus niet onlogisch dat de strijd van Black Lives Matter zich uitbreidt buiten de puur raciale sferen. Racisme is volgens Garza onlosmakelijk verbonden met andere vormen van discriminatie (Cobb, 2016). Het besef dat racisme zich op verschillende dimensies afspeelt, maakt de strijd niet gemakkelijker. Tegelijk zagen we in het vorige hoofdstuk wel dat de lokale verzetsgroepen tegen racisme zich binden op hun eigen situatie. Denk hierbij aan de samenhangende strijd voor een minimumloon, de LGBT-rechten, een betere situatie voor de migranten …

Het boek van Princeton University-professor Keeanga-Yamahtta Taylor begint met een tekst van Martin Luther King Jr. De quote legt een parallelle gedachte bloot. “The black revolution is much more than a struggle for the rights of the Negroes. It is forcing America to face all its interrelated flaws – racism, poverty, militarism, and materialism. It is exposing the evils that are rooted deeply in the whole structure of our society. It reveals systemic rather than superficial flaws and suggests that radical reconstruction of society itself is the real issue to be faced.” (Martin Luther King [1969], geciteerd uit Taylor, 2016, p. 1).

Janaya Khan had het in haar lezing ook over diezelfde verbondenheid. “When black liberation is not a pillar in your movement, your movement will fail.” (De Balie, 2016b, 35:26). Om haar stelling te ondersteunen greep ze naar de strijd tegen de verkrachtingscultuur en de argumenten die ermee gelinkt worden: “She deserved it, she was asking for it, look at the way she was dressed, she shouldn’t have been there at that time…” (De Balie, 2016b, 35:42). Hier zie je volgens Khan dezelfde retoriek als bij de moorden op Afro- Amerikaanse burgers. Nog twee voorbeelden zijn het verzet tegen de Dakota Access Pipeline of de strijd voor het drinkbaar water in Flint, Michigan (De Balie, 2016b). Black Lives Matter zorgt voor een verbinding tussen een strijd op verschillende fronten. Een verbinding die ondergrondse, identieke oorzaken onthult. Een verbinding waarbij bovengrondse slachtoffers vaak dezelfde blijken.

21

Crenshaw had het over een opstand tegen seksisme, maar actueler haalde Khan ook de krachtmeting tegen de vervuiling van het klimaat aan als een cruciale steunpilaar in de strijd tegen racisme. “Who do you think is going to be mostly impacted by climate change, and who already is?” (De Balie, 2016b, 38:22).

De link met de arme, witte arbeidersklasse in de Verenigde Staten wordt zelfs gemaakt. Velen onder hen hebben volgens Khan op Donald Trump gestemd zonder de gevolgen goed en wel te vatten. Ze wijst naar de discussie over de Affordable Care Act. De witte, arme Trump-stemmers zullen volgens haar waarschijnlijk de eersten zijn die getroffen worden door de afschaffing. “And I wonder, will they fight with us? Historically they have not, and that is why their movements have failed.” (De Balie, 2016b, 35:08).

Al kan je die gedachte niet te ver doorzetten. Professor Melina Abdullah kreeg in een interview over Bernie Sanders de vraag of een aanpak van klassenongelijkheid tegelijk een oplossing biedt voor raciale issues. Abdullah stelt dat er zeker een intersectie aanwezig is, maar dat racisme in haar land niet automatisch vervat mag worden onder een grotere noemer. De raciale problemen vallen niet zomaar te herleiden tot een klassenstrijd. “We absolutely need to address questions of class, questions of the economic system. At the same time, when we think about the specificity of blackness, black folks wind up at the bottom of every single economic measure, from employability to household income to wealth.” (Abdullah & West, 2016).

Op de officiële website van Black Lives Matter zie je die grote inclusiviteit en het respect voor diversiteit terugkomen. Het grote brandpunt ligt hoofdzakelijk op de situatie van de Afro-Amerikaanse burgers, maar meer dan ooit heb je ook een focus op de intersectionaliteit waarmee racisme gepaard gaat: seksuele of geslachtelijke identiteit, sociale status, fysieke bekwaamheid, geloof … (Black Lives Matter, z.d.-c) Een duidelijk signaal dat een definitie van racisme voor Black Lives Matter niet zonder diverse sociologische identiteitskenmerken bestaat.

Dit hoofdstuk was een schriftelijke voorstelling van hoe de BLM-beweging het hedendaagse racisme aanschouwt en hoe ze een revolutie kleur geeft. De volgende hoofdstukken gaan dieper in op bovenstaande kenmerken. Hiervoor schakel ik de hulp in van enkele academici en auteurs, de een al bekender dan de ander. Hun inzichten op het thema dikken niet alleen onze kennis over het hedendaagse racisme aan, maar zorgen ervoor dat we de strijd en visie van Black Lives Matter beter begrijpen. Beginnen doe ik door de ideologie van het hedendaagse racisme verder te bestuderen, specifiek richt me hierbij op het colorblind racism en zijn kenmerken.

22

3. THEORETISCHE BENADERING

Op het einde van een vorig onderdeel (Contextschets van BLM) had ik het al even over het creëren van een beeld, of een illusionair verhaal en beschreef ik het cultureel geconstrueerd personage van de “black young thug”. In dit hoofdstuk wil ik de verhalende, of ideologische kant binnen het racisme verder uitspitten.

De eerste alinea’s ga ik dieper in op wat die ideologische kant precies inhoudt, zonder het per se te linken met white supremacy. Hiervoor doe ik een beroep op de wijsheid van UGent-professor Jan Blommaert. Daarna probeer ik met behulp van Harvard-professor Cornel West een context te vormen rond het fenomeen white supremacy als ideologische uitingsvorm van racisme.

Daarna vertrek ik vanuit het Bonilla-Silva’s colorblind racism en betrek ik verscheidenen andere concepten en inzichten om de ideologie van racisme een theoretische vorm te geven.

A. Ideologisch perspectief op racisme

Over de ideologie als perspectief vond ik een zeer interessant stuk in een lezing van UGent-professor Jan Blommaert. Op een inaugurale feestzitting in 2000 gaf Blommaert meer uitleg over een nieuw keuzevak op de Blandijn: Racisme & Beeldvorming. De visie op ideologie die tijdens de lezing uit de doeken werd gedaan, ligt zeer dicht bij de inzichten die in deze thesis aan bod komen. “Ideologie slaat op een reeks ideeën waarvan de structuur en de distributie door en door verweven is met maatschappelijke structuren […] Het valt niet te reduceren tot een optelsom van individuele opvattingen en denkbeelden. Het is een politiek fenomeen.” (Blommaert, 2000). Een wezenlijk punt binnen ideologie is voor Blommaert de relatie met macht, en daarbijhorend Gramsci’s theorie over het concept hegemonie. Blommaert ontleent bij Gramsci het idee dat zowel ‘dwang’ als ‘overtuiging’ ervoor zorgen dat we bepaalde raciale ongelijkheden als normaal beschouwen.

De situatie in de Verenigde Staten ligt hier naar mijn mening niet ver van af. De politionele en justitiële machten gebruiken in sommige situaties nog dwang om Afro-Amerikanen in het gareel te houden. Denk aan de situatie in Ferguson, waar het politiedepartement zich systematisch richtte tegen het zwarte deel van de bevolking. Toch komt het dwingende racisme meer op de achtergrond bij de hedendaagse vorm van

23

racisme, en neemt de overtuiging de overhand in het bepalen van de nieuwe norm. Dat perspectief zorgt ervoor dat je op een rijkere manier naar racisme kan kijken, en in het verlengde ook met een meer kritische blik naar de huidige, Amerikaanse maatschappij. Die boodschap brengt Blommaert volgens mij ook over in zijn conclusie. “Als men racisme benadert als ideologie ziet men ineens veel meer. Plots gaat racisme om macht, om ongelijkheden in een samenleving. Het wordt een element via het welke men tot een diagnose moet komen, niet zozeer van de slechte attituden van individuen, maar van de maatschappij waarin ze tot dergelijke denkbeelden en gedragingen komen.” (Blommaert, 2000).

B. White supremacy als ideologie binnen racisme

Voor het concept white supremacy als ideologie binnen het racisme tegenover zwarten, en in mijn thesis specifiek Afro-Amerikanen, heb ik me laten inspireren door Cornel West. In zijn befaamd werk Race Matters (1993/2001) heeft West het over the vicious ideology and practice of white supremacy. Hij onderstreept daarin de slavernij (als terrorisme) en de Jim Crow-periode (als barbarisme) als twee cruciale periodes binnen de Amerikaanse white supremacy. Toch blijft de witgekleurde suprematie zich volgens West in ons tijdsgewricht verderzetten. “Yet the fundamental litmus test for American democracy remains: how broad and intense are the arbitrary powers used and deployed against black people. In this sense the problem of the twenty-first century remains the problem of the color line.” (West, 2001, p. vii).

Met die laatste zin verwijst Cornel West naar een bekende uitspraak van een andere Afro-Amerikaanse socioloog. W.E.B. Du Bois diagnosticeerde reeds in 1903 dat de 20ste eeuw te kampen heeft met een kleuropsplitsing, de color line doorheen de Amerikaanse geschiedenis (Du Bois, 1994). Het citaat van Du Bois vond ik nog zwak uitgedrukt, zeker in zijn tijdscontext. Met het instituut van de slavernij nog vers in gedachten en het Jim Crow-beleid dat in het Zuiden voor terreur zorgde.

En volgens West blijft ook de 21ste eeuw met dezelfde kwaal zitten. Zonder slavenhandel of het openlijk racistische Jim Crow, leek me dit in de eerste plaats een grof statement. Gaat Cornel West niet te kort door de bocht door 1903 te vergelijken met 2001? Toch heeft hij een gegrond argument door te stellen dat het probleem van de color line nog steeds niet geheeld is. Het manifesteert zich in een nieuwe, gemuteerde vorm, namelijk in het blindstaren. “The legacy of white supremacy lingers – often in the face of the very denials of its realities.” (West, 2001, p. viii). Deze analyse ligt zeer dicht bij wat voor mij een belangrijk,

24

ideologisch concept is binnen het hedendaagse racisme: colorblind racism. In het volgende hoofdstuk ga ik uitgebreid verder op dit concept.

Toch acht ik het nodig om eerst nog dieper in te gaan op wat Cornel West juist bedoelt met white supremacy en waar het vandaan komt. In het boek Race Critical Theories (2002) van Philomena Essed & David Theo Goldberg spreekt West over the doctrine of white supremacy, which is embodied in institutional practices and enacted in everyday folkways under varying circumstances and evolving conditions (West, 2002, p. 90). In dat hoofdstuk schrijft West voornamelijk over het ontstaan van de ideologie. Zonder in te gaan op de economische motieven, de politieke belangen van de slavenhandelaars, of de psychologische noodzaak om dominantie voor witte Amerikanen te vestigen, richt West zich op een vierde vaak vergeten variabele. “Namely, the way in which the very structure of modern discourse at its inception produced forms of rationality, scientificity, and objectivity as well as aesthetic and cultural ideals which require the constitution of the idea of supremacy.” (West, 2002, p. 90). Voor het totstandkomen van zo’n discours wijst West niet naar individuele, noch naar collectieve actoren. Het zijn the powers within the structure of modern discourse die de opgang van white supremacy op hun conto hebben staan. Dit klonk voor mij zeer vaag, want staat onze geschiedenis dan zomaar op losse schroeven? Wie draagt de verantwoordelijkheid? West verschaft verder meer informatie. “I am suggesting … a history made by the praxis of human subjects which often results in complex structures of discourses which have relative autonomy from (or is not fully accountable in terms of) the intentions, aims, needs, interests, and objectives of human subjects.” (West, 2002, p. 92).

De inhoud van het discours waarover West schrijft, kent in zijn structuur drie fundamenten, of historische processen: de wetenschappelijke revolutie, de Cartesiaanse invloed binnen de filosofie en de wederopstanding van de klassieke tijd. Hierop uitgebreid ingaan zou de coherentie in mijn werk geen goed doen, maar een beknopte uitleg zou moeten volstaan.

De wetenschappelijke revolutie begon in de 16de eeuw met de doorbraak van verscheidene wetenschappers zoals Copernicus, Kepler, Newton … De autoriteit voor de wetenschap als hoeder van de waarheid nam toe en verving de religieuze dogma’s. De invloed van René Descartes op het wetenschappelijk denken was ook groot. Voor West was hij meer dan cruciaal voor het hedendaagse denken, “because he associated the scientific aim of predicting and explaining the world with the philosophical aim of picturing and representing the world.” (West, 2002, p. 95). De observatie krijgt de focus bij Descartes als het gaat over het verwerven van kennis. De laatste pilaar is de klassieke renaissance en

25

een nieuwe appreciatie voor het artistieke en culturele erfgoed van het Oude Griekenland. Die waardering importeerde tegelijk de klassieke schoonheidsidealen, die je volgens West niet kan onderschatten binnen de opkomst van de white supremacy. Gekoppeld aan de autoriteit voor de wetenschap, en de Cartesiaanse visie op kennis, worden die normen, bijna onbewust, aanvaard door de meest invloedrijke denkers uit de Verlichting. Cornel West benoemt die automatische aanvaarding met the normative gaze en geeft de kracht van het discours met het voorbeeld van Samuel Stanhope Smith (1751-1812) perfect weer (West, p. 102-103, 2002). Smith stond aan de academische top en was één van de uitgesproken tegenstanders om rassen in hiërarchie te plaatsen. Toch werd zijn visie volgens West vertroebeld door de normative gaze en de veronderstelling dat raciale verschillen telkens een verbastering zijn van de norm, wat vaak slaat op de beschaafde witte medemens. Smith was in zijn tijd een zeer radicaal voorvechter van progressieve alternatieven. Toch zie je dat zijn manier van denken gekleurd wordt door de structuur van het moderne discours, waarin white supremacy verscholen zit. Zo spreekt Smith over “an integration which uplifts black people, of over the assimilation which civilizes black people…” (Samuel Stanhope Smith geciteerd uit West, 2002, p. 104). Niet alleen bij Smith, maar ook bij andere bekende koppen binnen de Verlichting zie je parallellen terugkomen.

West neemt je in zijn hoofdstuk nog veel dieper mee, maar ik hoop hier voldoende te duiden wat West bedoelt met zijn normative gaze. Al omvat het slechts een deel van wat white supremacy inhoudt, het discursieve element is volgens mij zeer cruciaal binnen deze thesis en binnen de BLM-kenmerken van racisme. Het deel over de ‘witte blinde vlek’ sluit hier naadloos op aan, maar ook het volgende hoofdstuk over het colorblind racism is er nauw mee verbonden.

Het kleurenblinde racisme leerde ik kennen door Duke University-professor Eduardo Bonilla-Silva, een autoriteit op het gebied van racisme. Volgens hem vormt de kleurenblindheid de ideologie van het hedendaagse racisme (Bonilla-Silva, 2015). In enkele wetenschappelijke artikels heeft Bonilla-Silva zich een weg gebaand door het nieuwe fenomeen. Bovendien haalt zijn werk onmiskenbaar enkele eigenschappen aan die Black Lives Matter binnen hun ideologie van het hedendaagse racisme belangrijk achten. De onderzoeken van Bonilla-Silva vormen een houvast voor het volgende deel, maar ik probeer andere auteurs of onderzoekers hierin te verweven.

26

C. Colorblind Racism

Allereerst wil ik kort ingaan op de manier waarop Bonilla-Silva racisme percipieert, want volgens mij maakt hij hierbij een belangrijk punt om de ideologie van dit nieuwe soort racisme beter te begrijpen. Racisme is volgens Bonilla-Silva allereerst een sociaal construct. “Racism is the product of racial domination projects (e.g., colonialism, slavery, labor migration, etc.), and once this form of social organization emerged in human history, it became embedded in societies. Racism produced (and continues to produce) “races” out of peoples who were not so before…” Tot zover staat zijn viool gelijk gestemd met de meeste andere hedendaagse racisme-onderzoekers en met de visie van Black Lives Matter.

Wat bij Bonilla-Silva een heel sterke nadruk krijgt, zijn de concrete uitwerkingen van het racisme. Het blijft niet enkel een abstract denken. “Races are indeed invented social categories, but they are socially real. […] That is, that racism is above anything, about practices and behaviors that produce a racial structure—a network of social relations at social, political, economic, and ideological levels that shape the life chances of the various races.” (Bonilla-Silva, 2015, p. 3). Hieruit kan je afleiden dat racisme gaat over institutionele patronen, die zijn ontsproten uit een maatschappijsysteem. Zonder ideologie zou het niet mogelijk zijn om raciale dominantieprojecten (zoals Jim Crow of slavernij) te legitimeren. Hierbij verwijst Bonilla-Silva ook naar Marx en Engels die in The German Ideology argumenteren dat ideologie (raciaal, of anderszins) intrinsiek verbonden is met dominantie (Bonilla-Silva, 2015, p. 4).

De manier waarop die dominantie gestructureerd wordt, verschilt sterk tussen de slavernij, de Jim Crow- periode en het huidige tijdperk. Sinds de burgerrechtenbeweging wordt de raciale ongelijkheid volgens Bonilla-Silva meer en meer verklaard door het colorblind racism, volgens hem het nieuwe racisme.

WAT HOUDT COLORBLIND RACISM IN?

Het gaat om een zeer subtiele uiting van racisme, sterk verschillend van het Jim Crow-racisme, waarin de racistische praktijken weelderig en vooral openlijk tierden. Zowel in het wetboek, als bij informele interacties merkte je toen een ongelijke behandeling voor Afro-Amerikanen.

De burgerrechtenbeweging heeft die papieren ongelijkheid ongedaan kunnen maken, maar toch blijven de reële verschillen op diverse vlakken bestaan. Volgens een onderzoek van de Kaiser Family Foundation bevindt gemiddeld 14% van de Amerikaanse bevolking zich momenteel in armoede. 9% onder de witte

27

bevolking, tegenover 24% van de zwarte bevolking (Kaiser Family Foundation, 2015). Eenzelfde enorme kloof vind je terug bij de gevangenispopulatie. Het is op zich al opmerkelijk dat de Verenigde Staten 25% van de wereldwijde gevangenispopulatie herbergen, terwijl de totale Amerikaanse bevolking slechts 5% van alle mensen hier op aarde telt. Voor het zelfverklaarde “land of the free” toch vrij tegenstrijdig, maar de raciale kloof is bijna nog frappanter. Als zwarte man in de VS heb je één op drie kans dat je ooit in de gevangenis belandt. Bij witte mannen is dit slechts één op zeventien. Dit zet zich door in schokkende percentages. De Afro-Amerikanen tellen eigenlijk maar 6,5% van de bevolking in de VS, en toch zijn de penitentiaire instellingen tot 40% gevuld met zwarte burgers.

Michelle Alexander behandelt het mass incarceration-systeem uitgebreid in haar boek The New Jim Crow en ook Ava DuVernay zoomt in op het onderwerp met haar Oscar-genomineerde documentaire The 13th. Bij dit gruwelijke gevolg van het institutioneel racisme zal ik in dit werk niet langer stilstaan, omdat het me te ver af zou leiden naar een te beperkt on-the-groundperspectief.

Vermeldenswaardig is wel nog dat beide werken een ideologisch aspect van racisme lieten doorschijnen. Een culturele verpakking, die de ongelijkheden legitiem laten doorstromen. Aan het begin van DuVernay’s documentaire krijgen we een schets van de decennia na de afschaffing van slavernij (DuVernay, 2016). Interessant is het om te zien hoe de behandeling van de zwarte burger samenloopt met de creatie van een stereotype personage. Denk aan de film Birth Of A Nation (1915) van D.W. Griffith, waarin het beeld naar voor komt van de zwarte man als agressieve, beestachtige verkrachter van witte vrouwen. De film was niet de enige in zijn soort. Hier kan je misschien een parallel trekken met de kleurenblinde reactie op de burgerrechtenbeweging een eeuw later, waarin de zwarte man afgebeeld wordt als crimineel roofdier of sjofele armoedzaaier. In absolute cijfers zijn er bijvoorbeeld nog steeds meer witte burgers die onder de armoedegrens leven. Hier heb je dus te maken met foute representatieve constructies. Die worden vanaf de jaren 70 enkel maar versterkt door een politiek beleid dat zich focust op the War on Crime & Drugs.

Dit toont aan dat de alledaagse raciale praktijken niet verdwenen zijn door de aanklacht van de burgerrechtenbeweging. Maar nu terug naar de kleurenblindheid binnen de ideologie van Bonilla-Silva. Die ideologie speelt zich af op drie fronten, elk gebaseerd op “[the] superficial extension of the principles of liberalism” en geven rassenloze verklaringen aan problemen die alles met ras en racisme te maken hebben (Bonilla-Silva, 2015, p. 7).

28

“Whereas Jim Crow racism explained minorities’ social standing as the outcome of their imputed biological and moral inferiority, colorblind racism avoids such facile arguments. Instead, the ideology rationalizes the status of minorities as the product of market dynamics, naturally occuring phenomena, and their alleged cultural deficiencies (Berry & Bonilla-Silva 2008; Lipsitz 2006, geciteerd uit (Bonilla-Silva & Dietrich, 2011, p. 3).”

Het idee van colorblind racism wordt natuurlijk niet gemonopoliseerd door Bonilla-Silva. Andere onderzoekers plakten andere labels op gelijkaardige concepten: laissez-faire racism (Bobo et al., 1997, geciteerd uit Bonilla-Silva, 2015), competitive racism (Essed, 1991, geciteerd uit Bonilla-Silva, 2015) of symbolic racism (Kinder & Sanders, 1996, geciteerd uit Bonilla-Silva, 2015).

Vervolgens wil ik de drie kaderelementen binnen de theorie van Bonilla-Silva kort aanhalen. Verder in de thesis ga ik dieper in op het het cultuuressentialisme en abstract liberalisme.

1. ABSTRACT LIBERALISME

Dit kader speelt vooral in op abstracte concepten, die rasgerelateerde kwesties uit hun context halen. Het gaat het om keuzevrijheid, en het dragen van een eigen verantwoordelijkheid. Door het gebruik van een liberaal taalgebruik (bv. vrijemarktideologie) lijken de aangebrachte argumenten redelijk, terwijl het racisme eigenlijk in zijn realiteit ondermijnd wordt (Bonilla-Silva & Dietrich, 2011).

Denk bijvoorbeeld aan de arbeidsmarkt. Volgens het abstract liberalisme werkt de markt op een meritocratische manier. Iedereen start met dezelfde kansen, maar in realiteit zie je net dat heel wat werknemers hun job via informele netwerken verkrijgen en dat er wel degelijk discriminatie bestaat. Bonilla-Silva en Dietrich verwijzen hiervoor naar het boek Race and the Invisible Hand van professor Deidre A. Royster en de paper The Labor Market and Young Black Men van professor Harry J. Holzer (Royster, 2003; Holzer, 2009, beiden geciteerd uit Bonilla-Silva & Dietrich, 2011, p. 3).

Hetzelfde op de huizenmarkt of bij de schoolkeuze. Dat Afro-Amerikanen in dezelfde buurten verblijven is volgens deze denkwijze een gevolg van zelfsegregatie, want je hebt toch zelf de keuze waar je woont? In het boek van Keeanga-Yamahtta Taylor wordt die meritocratische waan ook doorprikt. “Colorblindness &

29

postracial politics are vested in false ideas that the United States is a meritocratic society where hard work makes the difference between those who are successful and those who are not.” (Taylor, 2016, p. 72).

2. CULTUREEL ESSENTIALISME

Bonilla-Silva haalde voor dit verklarende kader voornamelijk de mosterd bij Pierre Andre Taguieff. Die stelt dat het moderne racisme niet per se meer draait rond het portretteren van minderheden als inferieure, biologische wezens, maar eerder om het biologeren van culturele praktijken. Die praktijken, of zelfs vooroordelen, worden gezien als solide karakteristieken. Zo kent de zwarte Amerikaan een slechte werkethiek, en verklaart dat de hoge werkloosheidcijfers bij Afro-Amerikanen. Al gaat het nog breder, en worden zelfs de Afro-Amerikaanse familiestructuur, opvoeding en hun hele waarden- en normenvijver als oorzaak van ongelijkheid gezien. De rechtvaardiging voor discriminatie en ander raciaal gedrag ligt bij de getroffenen, blaming-the-victim (Pierre Andre Taguieff geciteerd in Bonilla-Silva & Dietrich, 2011, p. 5).

3. MINIMALISATIE VAN RACISME

Dit kader weigert racisme in de mond te nemen. De hedendaagse ongelijkheden zijn volgens deze denkwijze niet het gevolg van huidige discriminatie. Het ligt eerder aan een cultureel verschil, een klassenstrijd, de erfenis van de slavernij, armoede … Eigenlijk alles behalve racisme, dat durft het kader niet onder ogen te zien. Al vlug wordt racisme als een flauw excuus gezien, denk aan de uitspraak playing-the-race-card.

Vaak hangt dit ook samen met de term reverse racism. Dat is het fenomeen waarbij de perceptie heerst dat een typisch bevooroordeelde meerderheidsgroep zich achteruitgestoken voelt tegenover een minderheid van de bevolking. Denk hierbij aan quota binnen bedrijven voor werknemers met een bepaalde etniciteit of huidskleur.

ONTSTAAN VAN KLEURENBLINDHEID

Het kleurenblinde racisme veegt de raciale ongelijkheden onder de mat op basis van de liberale gedachte. Het formeel gelijkstellen van de wet is hierbij natuurlijk een voorwaarde om de redenering te laten kloppen. Daarom zie je de ideologie de eerste keer de kop opsteken na de Civil Rightsperiode. Volgens het colorblind racisme waren vanaf dan alle raciale obstakels uit de weg, de postraciale samenleving ging van start in de jaren 70. Een maatschappij waarbij een verschil in huidskleur geen rol meer speelt, is toch de utopie voor

30

iedere raciale verzetsbeweging? Paradoxaal genoeg uit deze vorm van racisme zich net door te vroeg op de lauweren te rusten. Doen alsof je neus bloedt en de problemen wegrelativeren is misschien niet de meest klassieke gedaante van racisme, het houdt de status-quo van de raciaal gestructureerde samenleving wel in stand.

Dit is volgens mij het grote verschil tussen de Civil Rights Movement en de huidige BLM-strijd tegen racisme. Sterker nog, je zou kunnen stellen dat de recente BLM-strijd een reactie is op de kleurenblinde weerslag na de protesten en de overwinningen van de burgerrechtenbeweging. Op die periode wil ik kort verdergaan.

In 1967 gaf president Lyndon B. Johnson toestemming om de Kerner Commissie op te richten. Het onderzoek richtte zich op de oorzaak van de raciale conflicten en rellen over het ganse land. In de conclusies wordt het witte racisme tegenover de Afro-Amerikaan zwaar aan de kaak gesteld. Uit de bewoordingen komt duidelijk naar voor dat het niet enkel om wettelijke gelijkheid gaat, maar dat het racisme ook ideologische fundamenten kent, inclusief culturele misvattingen. “What white Americans have never fully understood but what the Negro can never forget—is that white society is deeply implicated in the getto. White institutions created it, white institutions maintain it, and white society condones it (United States Kerner Commission, 1969).” De ongelijkheden mogen met andere woorden niet zomaar verbonden worden met de “getto-cultuur” van de Afro-Amerikaan, noch is het enkel een kwestie van een eerlijk wettelijk evenwicht, het gaat om de bouw van een Amerikaanse maatschappij die in zijn fundamenten raciaal gestratificeerd is.

Het officieel tekenen van de burgerrechten voor de Afro-Amerikanen gaf voor de politiek desalniettemin het gevoel dat het probleem grotendeels opgelost was. Vanaf dan konden de zwarte burgers beginnen met een schone, en vooral witte lei. Want ondanks de aanklachten binnen het Kerner Rapport of de uitspraak van president Lyndon B. Johnson zelf, waarin hij stelt dat vrijheid niet voldoende is om racisme te elimineren, wordt geen verdere actie ondernomen. Zolang de werking van de ideologie niet tot in haar kern geraakt, of zelfs benoemd wordt, blijven de ongelijkheden voortduren. Deze keer in een gemuteerde vorm: het kleurenblinde racisme is geboren.

Bovendien wordt op die manier racisme als iets ahistorisch gezien. Het elimineert puur formele ongelijkheden en weigert verandering te brengen aan de toegedane schade door de maatschappelijke structuren. Taylor legt in haar boek al snel de verbinding met de financiële en economische doeleinden van

31

het neoliberale kapitalisme. “It was one thing to identify a political need to absorb some portion of African Americans into the mainstream of society […] It was quite another to continue to acquiesce to Black demands in a way that threatened to compromise core ideological tenets of American capitalism, including the image of United States as a land of equal opportunity.” (Taylor, 2016, p. 53).

Tijdens het presidentschap van Richard Nixon (1969-1974) ontstonden de eerste vormen van colorblind racism. In haar boek gaat Keeanga-Yamahtta Taylor in enkele pagina’s door op die ontstaanscontext. “Freedom & Choices”, deze twee concepten kregen voor president Nixon tijdens zijn campagne en termijn de nadruk. “Freedom has two essential elements: the right to choose and the ability to choose. […] We will not seek to impose economic integration upon an existing local jurisdiction; at the same time, we will not countenance any use of economic measures as a subterfuge for racial discrimination.” (Richard M. Nixon, 1971, geciteerd uit Taylor, 2016, p. 61).

Deze verklaring is een modelvoorbeeld voor de kleurenblinde logica. Nixon gaat uit van een gans gelijke maatschappij, weggetrokken in een historisch vacuüm. Armoede, criminaliteit, de verdeling van welvaart binnen de huizen- of jobsector waren volgens hem het resultaat van vrijheid en eigen keuze in weerwil van de jarenlange discriminatie. Taylor concludeert met een bijna Trumpiaanse zin. “[According to Nixon] Crime was committed by bad people who made bad choices.” (Taylor, 2016, p. 68). Nixon was blind voor een eventuele systemische oorzaak. Niet toevallig noemde hij de stedelijke crisissen in de jaren 70 een “crisis of the people”. Over de huizencrisis zei de president het volgende: “Housing by itself cannot solve the problems of people […] who may be suffering from bad habits, lawlessness, laziness, unemployment, inadequate education, low working skills or ill health.” (Taylor, 2016, p. 71). Dit slaat natuurlijk niet enkel op de Afro-Amerikanen, maar het weerspiegelt ook perfect op welke manier het politieke beleid aankeek tegenover raciale ongelijkheid.

COLORBLINDNESS & BLACK LIVES MATTER

Veel woorden ga ik hier niet aan besteden, maar enkele (overlappende) kerngedachten van BLM kan je zeker herkennen binnen de theorie van Bonilla-Silva. Ten eerste is het kleurenblinde racisme duidelijk een gemuteerde vorm van een vroeger racisme. Bovendien is het racisme insitutioneel aanwezig, zie het voorbeeld met Nixon. Natuurlijk wordt de nadruk in beide gevallen gelegd op het racisme als culturele perceptie en sociaal construct.

32

Het idee strookt ook met de visie, waarin bewustwording of vanzelfsprekendheid steeds crucialer worden binnen dit nieuwe racisme, dat zich schuilt achter culturele verhalen doorspekt met een schijnbaar rationele woordenschat. Daarom is het voor mij van wezenlijk belang om dieper in te gaan op het culturele essentialisme en het abstracte liberalisme binnen het kader van racisme als ideologie.

D. Ideologie verweven met cultuur(essentialisme)

Hieronder tracht ik racisme als ideologie te verweven met opgedrongen culturele toewijzingen en beeldschetsing. Door ongelijkheden in de maatschappij te essentialiseren tot cultureel vaststaande fenomenen, negeer je relevante structurele en historische oorzaken. Hier kom ik los van de theorie van Bonilla-Silva en laat ik inzichten uit verschillende werken samenkomen, maar het is uiteraard nauw verbonden met het kleurenblinde racisme.

“NO ANGEL”

In de contextschet van BLM haalde ik het voorbeeld van Trayvon Martin en het “scary black man”- stereotype al aan, en dat geval blijkt niet de enige in zijn soort. Na de dood van Michael Brown, de achttienjarige tiener uit Ferguson, bracht The New York Times een uitgebreid verhaal over zijn interesse in rapmuziek, dat samenhing met het occasionele jointje. Geen deviant gedrag voor een gemiddelde jongere. Maar net als de video waarop de tiener een pakje cigarello’s steelt, geeft het de situatie een ideologische draai. The New York Times verklaarde dat Brown toch “no angel” was (Eligon, 2014).

Volgens Taylor is dat een perfect voorbeeld van cultuuressentialisme. “There are constant attempts to connect the badges of inequality to culture, family structures, and the internal lives of Black Americans.” Het gaat al eeuwenlang door, en het omvat de kern van slavernij en zijn legitimatie. “How else could the political and economic elite of the United States rationalize enslaving Africans at a time when they were simltaneously championing the rights of men…” (Taylor, 2016, p. 23).

DOMINANTE IDEOLOGIE VERWACHT EEN SUPERMENS

Dit raakt volgens mij meteen aan de kern van wat de ideologie binnen racisme inhoudt. Het gaat niet zozeer om een één-op-éénrelatie tussen racist en slachtoffer, maar om een bredere interactie met een machtsrelatie binnen de maatschappij, gebaseerd op huidskleur. Taylor verwijst naar het boek van &

33

Barbara Fields voor een uitstekende omschrijving over hoe racisme vervat zit binnen ideologie. “Ideology is best understood as the descriptive vocabulary of day-to-day existence, through which people make rough sense of the social reality that they live and create from.” (Fields & Fields, 2014, p. 134). Het gaat over hoe je als mens staat tegenover sociale relaties. Op die manier wordt een mentale link tussen huidskleur/etniciteit en verhaal concreet verpakt. Taylor concludeert met de gedachte dat het om een proces of transformatie gaat dat niet per se over ras of zelfs witte suprematie gaat, maar over “making sense of, and rationalizing poverty and inequality in ways that absolve the state and capital of any cupability.” (Taylor, 2016, p. 25).

Ideologie draait rond waarden en normen, en het oordeel of die al dan niet goed of slecht zijn. Opnieuw worden hier verhalen gecreëerd, waarin de realiteit op een (te) simpele wijze verklaard wordt. In dit geval een verhaal waarin Afro-Amerikanen slechte waarden en normen naleven en op die manier in de ongelijkheid sukkelen. Het racisme wordt weggewuifd, de verantwoordelijkheid ligt bij het slachtoffer zelf en de realiteit valt in de plooien van de witte, heersende lakens. Denk hierbij aan het Amerikaanse exceptionalisme, dat belichaamd wordt door de American dream en het neoliberale kapitalisme. Concepten die zich vermengen met een bepaalde verwachting, identiteit en waarden en normen.

Taylor verwijst naar auteur en columnist Ta-Nehisi Coates. Hij reageerde in een opiniestuk in The Atlantic op de discussie over het cultureel essentialisme binnen racisme. Het vat mijns inziens een cruciaal punt samen, waar ik hieronder nog verder op kan doorgaan.

“There is no evidence that black people are less responsible, less moral, or less upstanding in their dealings with America nor with themselves. But there is overwhelming evidence that America is irresponsible, immoral, and unconscionable in its dealings with black people and with itself. Urging African-Americans to become superhuman is great advice if you are concerned with creating extraordinary individuals. It is terrible advice if you are concerned with creating an equitable society. The black freedom struggle is not about raising a race of hyper-moral super-humans. It is about all people garnering the right to live like the normal humans they are.” (Coates, 2014).

Michael Brown was volgens The New York Times ‘no angel’, en op die manier werd een verklarend beeld gevormd over wat zich afspeelde op de straten van Ferguson op 9 augustus 2014. Maar net die gesluierde verwachting versterkt, en produceert zelfs, het hedendaagse racisme in zijn ideologische gedaante. Mocht

34

Brown ‘een engel of een supermens’ geweest zijn, dan was dit alles niet gebeurd. Zwarte Amerikanen krijgen verwachtingen opgelegd, waar zelfs zijn witte medeburger nauwelijks aan kan voldoen (Teasley & Ikard, 2010). De strijd tegen racisme gaat niet om het aanpassen, en daardoor zelfs witwassen, van de zwarte cultuur in de Verenigde Staten. Het gaat om het in vraag stellen, en blootleggen van een onmogelijke vergelijking die de Afro-Amerikaan moet vervullen om als ‘normaal’ door het leven te gaan. Een vergelijking die zogezegde witte idealen nastreeft, en waaraan andere culturen of etniciteiten zich kunnen optrekken, maar die in de praktijk de zwarte medemens neerdrukt. Omgekeerd zie je dat die verwachtingen zich ook voltrekken onder de Afro-Amerikaanse bevolking. Ta-Nehisi Coates had het er in zijn boek Tussen de Wereld en Mij over: “Mijn hele leven had ik zwarte ouders tegen hun zoons en dochters horen zeggen dat ze ‘twee keer zo goed’ moesten zijn.” (Coates, 2015, p. 92).

De verwachtingen liggen hoger, als Afro-Amerikaan moet je je meer bewijzen, een dubbele inspanning. Eenzelfde vaststelling vind je terug in het werk The Fire Next Time van kritische denker James Baldwin. Hij schreef dit werk in 1963, maar toch blijven enkele passages relevant voor de huidige tijdsgeest. “But the Negro’s experience of the white world cannot possibly create in him any respect for the standards by which the white world claims to live. His own condition is overwhelming proof that white people do not live by these standards.” (Baldwin, 1993, p. 28). Baldwin gaat hier zelfs nog een stap verder door te benadrukken dat de witte verwachtingen een paradox op zich zijn. De behandeling en Afro-Amerikaanse situatie staan scherp tegenover de illusie, de droom die de witte Amerikanen zichzelf verbeelden.

De even negatieve keerzijde is volgens Coates dat de straffen ook dubbel zo zwaar zijn. In mijn hoofdstuk over Black Lives Matter had ik het al over de banale omstandigheden waarin incidenten tussen politie en zwarte burger leiden tot de dood van die laatste.

De prijs die op fouten staat, is voor jou [zijn zoon] hoger dan voor je landgenoten, en daarom moet, als Amerika zichzelf wil kunnen verantwoorden, een verklaring voor de vernietiging van een zwart lichaam altijd beginnen met de fout, echt of ingebeeld – dus met Eric Garners woede, met Trayvon Martins legendarische woorden (‘Je gaat dood vannacht’), en met Sean Bell die in slecht gezelschap verkeerde …” (Coates, 2015, p. 97).

35

RACISME GAAT VERDER DAN CULTURELE ASSIMILATIE

Racisme houdt volgens historicus George Fredrickson in dat een Afro-Amerikaan nooit in staat zal zijn om zich van zijn inferieure positie te ontdoen, hoe hard hij ook poogt het witte, culturele obstakel te overbruggen. Indien die poging wel zou slagen, dan gaat het niet meer over racisme, maar verwijst Fredrickson naar religieuze verschillen of culturele intolerantie. Hieruit kun je concluderen dat het bestrijden van racisme verdergaat dan culturele assimilatie. Racisme wordt door Fredrickson gepercipieerd binnen twee cruciale elementen: racisme kent een permante structuur die je niet zomaar van je kan afschudden en er moet een vorm van dominantie aanwezig zijn.

“One is a belief that the differences between the ethnic groups involved are permanent and ineradicable. If conversion or assimilation is a real possibility, we have religious or cultural intolerance but not racism. The second is the social and political side of the ideology—its linkage to the exercise of power in the name of race and the resulting patterns of domination or exclusion.” (Fredrickson, 2002, p. 170).

Dit sluit aan bij wat Taylor en Coates aangeven als aanpak voor het hedendaagse racisme. De erkenning dat de liberale, witte samenleving inherent raciale elementen omvat, is een eerste stap. Het onoverbrugbare voor de Afro-Amerikanen is hierbij een belangrijk punt. Enkel het radicale, op zijn kop zetten van de bestaande samenleving racisme kan elimineren. Een proces waarbij iedereen zonder verwachtingen aan kan deelnemen. Racisme is niet enkel het probleem voor de minderheden in de Verenigde Staten, dat is ook een punt waar de Black Lives Matter-beweging op blijft hameren.

RACE TALK & RACIAL STORIES

Een cultureel component dat zich hierbij aansluit, is het linguïstische binnen het verhaal. Dit is volgens Bonilla-Silva ook deel van het nieuwe racisme. “The stylistic components of color-blind racism showcase the slippery and often subtle language of the post–Civil rights era. Whites avoid direct racist language to express their racial views, employ ‘semantic moves’ to avoid discussions, project their own views to implicate the minority party, and become close to incoherent when discussing forbidden issues.” (Bonilla-Silva, 2015, p. 8). Het zijn vaak simpele argumenten, zoals “één van mijn beste vrienden is zwart” of “als fervent basketbalfanaat supporter ik steevast voor LeBron James.”

36

Het eerste hoofdstuk van revolutionair denker Frantz Fanon, The Negro and the Language, raakt hetzelfde onderwerp aan. Fanon spreekt het natuurlijk nog niet over het kleurenblinde kenmerk binnen de taal, maar toch zie je dat ook in zijn ervaringen het taalaspect de kop opsteekt. Bij Bonilla-Silva gaat het om de subtiele nuances die in het alledaags taalgebruiken sluipen. Bij Fanon daarentegen gaat het om de manier waarop taalbeheersing iets zegt over de integratie en hoe verschillend zich dat bij de zwarte gekoloniseerde manifesteert. De zwarte moet nog steeds voldoen aan een wit ideaalbeeld, en kan onmogelijk loskomen van zijn huidskleur. “I meet a Russian or a German who speaks French badly. With gestures I try to give him the information that he requests, but at the same time I can hardly forget that he has a language of his own, a country, and that perhaps he is a lawyer or an engineer there. In any case, he is foreign to my group, and his standards must be different. When it comes to the case of the Negro, nothing of the kind. He has no culture, no civilization, no ‘long historical past’.” (Fanon, 2008, p. 21). De illustratie van Fanon past niet helemaal in de context van deze thesis, maar het bewijst volgens mij des te meer dat racisme vasthangt aan witte verwachtingen en ideeën over de gekleurde, zowel in taal als in cultuur in het algemeen. Later kom ik uitgebreider terug op de inzichten van Frantz Fanon.

Naast de taalelementen heb je ook het verhaal. In de vorige stukken had ik het al uitgebreid over het raciale verhaal, maar Bonilla-Silva’s opmerking over de collectieve aard ervan vond ik hier interessant. “These narratives are ideological because they are ‘collective’ (Durkheim, 1912) or ‘social representations’ (Moscovici, 1982) rather than individual productions. […] These stories reflect people’s attempts to rationalize the racial order with material from their own lives.” (Bonilla-Silva, 2015). In zijn boek Racism Without Racists gaat Bonilla-Silva uitgebreid verder op die gemeenschappelijke argumenten of uitdrukkingen om raciale ideologie te onderstrepen, zonder van “racisme” beticht te kunnen worden. De verhaallijnen definieert hij als “socially shared tales that are fable-like and incorporate a common scheme and working.” (Bonilla-Silva, 2013, p. 124). De voorbeelden hier zijn opnieuw zeer eenvoudig, maar bevestigen steeds opnieuw een dominantie die in het verre verleden ligt, en negeren een hedendaagse onderdrukking. “The past is the past,” “I did not own any slaves,” “If Jews, Irish, and Italians made it, how come Blacks have not,” enz.

Florida State University-professoren Martell Teasley en David Ikard hechten in hun onderzoek naar de ‘mythe van de post-raciale samenleving’ ook een groot belang aan het hedendaagse taalgebruik (Teasley & Ikard, 2010). Het concept existential import en zijn relatie met ras komen uitgebreid aan bod. Bij existentiële import krijgt de constructie rond ras een tastbare eigenschap toegekend, die in werkelijkheid niet bestaat.

37

Volgens Teasley en Ikard gaat dit vaak samen met het gelijkstellen van ras als biologisch fenomeen en ras als historischgeconstrueerde constructie. Op die manier creëer je opnieuw een ideologie waarin racisme zeer kort door de bocht verklaard en geminimaliseerd kan worden. “Only Blacks are biologically “raced” and have a history of race. In stark contrast, Whites are unraced (i.e., American and “normal”) and have no history and role in racial oppression.” (Teasley & Ikard, 2010, p. 6).

CULTUURESSENTIALISME BUITEN VERENIGDE STATEN

Het cultuuressentialisme komt natuurlijk niet enkel voor binnen de Amerikaanse vorm van witte suprematie. De witte ideaalverwachtingen kennen ook hun Europese variant. Ik denk bijvoorbeeld aan het concept van de évolués in Congo. Zij probeerden het Europese leven te volgen, inclusief studies, een druk verenigingsleven… (Reybrouck, 2013). De culturele verschillen waren van de baan, en toch bleef de segregatie bestaan. Er is dus meer aan de hand, iets wat het cultureelessentialisme niet kan verklaren.

Door de colleges van professor Bogaert sprongen mijn gedachten ook meteen naar de Haïtiaanse Revolutie (1791-1804). De slavenrebellen, onder leiding van Toussaint L’Ouverture, gingen de strijd aan met gelijkaardige frustraties. Ze streefden een Franse manier van leven na, en toch bleven ze als minderwaardig behandeld worden. Die revolutie legt de paradoxen bloot binnen het westerse, revolutionaire verlichtingsdenken. Slavoj Žižek schetst de scène waarin de Haïtiaanse rebellen het Franse volkslied zingen en verklaart de symboliek van die daad. Het past volgens mij perfect binnen de ideologie van witte suprematie. De Fransen waren blind voor de gevolgen van hun eigen superieur denken.

“The message of the Haitian soldiers’ Marseillaise was not "You see, even we, the primitive blacks, are able to assimilate ourselves to your high culture and politics, to imitate it as a model!" but a much more precise one: "in this battle, we are more French than you, the Frenchmen, are—we stand for the innermost consequences of your revolutionary ideology, the very consequences you were not able to assume.” (Slavoj Žižek, geciteerd in Koenraad Bogaert, 2015).

Hier wil ik heel kort ook een inzicht van revolutionair denker Frantz Fanon delen. In zijn boek Black Skin, White Masks schrijft Fanon over de gekoloniseerde zwarte die bij het binnenkomen in de havens van Marseille of Le Havre telkens opnieuw botste op beoordelende stereotypes. Verwachtingen en evaluatiecriteria die voor de witte Fransman niet golden. “Yes, I must take great pains with my speech,

38

because I shall be more or less judged by it. With great contempt they will say of me, ‘He doesn’t even know how to speak French.’ […] In France one says, ‘He talks like a book.’ In Martinique, ‘He talks like a white man.’” (Fanon, 2008, p. 10/11). Later in de thesis ga ik uitgebreider door op Fanons inzichten over de ideologie van racisme.

Over de uitbreiding van het cultuuressentialisme buiten de USA blijf ik bewust heel kort. Toch wil ik eindigen met een vraag naar een eventuele, actuele parallel. Kan je momenteel eenzelfde perspectief doortrekken naar Europa, waarin de ‘islamitische identiteit’ als ondergeschikt wordt beschouwd, en het gewicht van stereotypes moet meeslepen?

CULTUREEL BEELD BLIJFT PLAKKEN

De discriminatie tegenover minderheden in de Verenigde Staten wordt vaak gezien als de gepaste manier om te reageren op de dysfunctionele subcultuur die inherent verbonden is met die minderheden. Het is voor de economische en politieke instellingen en de witte bevolking een eenvoudige manier om de verantwoordelijkheid voor de ongelijkheden tussen bevolkingsgroepen weg te wuiven. Dat verhaal wordt telkens versterkt en bevestigd door culturele actoren. “De Droom is door historici in het leven geroepen. Hollywood gaf de Droom aanzien, en in romans en avonturenverhalen werd de Droom verder versierd.” (Coates, 2015, p. 103). Vandaag blijft die trend zich doorzetten. Denk aan het ‘White Messiah Complex’, in films als Avatar, of The Last Samurai (Brooks, 2010). In menige films en series krijgt het onbeschaafde, agressieve volk een donkere huidskleur. In onze contreien ligt vooral de Zwarte-Piettraditie onder vuur, opnieuw een raciaal-getint cultureel fenomeen. Nederlandse regisseur Sunny Bergman probeert in haar documentaire Zwart als Roet de vanzelfsprekendheid van deze koloniale kater te doorbreken (Bergman, 2014). Ook bij kritisch denkers als Ta-Nehisi Coates, Frantz Fanon of James Baldwin komt de invloed van culturele beelden op racisme aan bod. Verder in de thesis ga ik dieper in op een werk van Fanon en van Coates. Baldwin vergelijkt in zijn boekje The Fire Next Time de witte stereotypes zelfs als natuurfenomenen. “Try to imagine how you would feel if you up one morning to find the sun shining and all the stars aflame. You would be frightened because it is out of the order of nature. […] Well, the black man has functioned in the white man’s world as a fixed star, as an immovable pillar.” (Baldwin, 1993, p. 17). Baldwins werk stamt oorspronkelijk uit 1963, maar het blijft relevante element bevatten om hedendaags racisme beter te begrijpen.

39

Op een hoger niveau zorgt het cultuuressentialisme ervoor dat het huidige maatschappijsysteem niet in vraag wordt gesteld, een systeem dat je volgens Taylor grotendeels kan terugbrengen op het kapitalisme. Verder in de thesis ga ik uitgebreider door op de link met het kapitalisme. Haar insteek richt zich op de ongelijkheid van welvaart, maar weerspiegelt tegelijk op welke manier ideologisch getinte verhalen zich in het hoofd van de gemiddelde burger kunnen nestelen. “The intractibility of Black conditions becomes seen as natural as opposed to standing as an indictment of the system itself, while the hard times befalling ordinary whites are rendered almost invisible. For example, the majority of poor people in the United States are white, but the public face of American poverty is Black.” (Taylor, 2016, p. 49).

E. Ideologie verweven met abstract liberalisme

Het afschuiven, of ronduit negeren van racisme is doorspekt met een abstracte taal en liberaal vocabularium. Zelfs president Obama pleit schuldig, en in dit onderdeel zou ik zijn presidentschap willen benutten als rode draad. In zijn onderzoek heeft Bonilla-Silva het uitgebreid over de zogezegde post-raciale wereld, waarin een Afro-Amerikaan het hoogste schavotje kon grijpen. In een artikel grijpt hij terug naar een voorbeeld uit 2009. Op een persconferentie na Obama’s eerste honderd dagen als president vroeg journalist Andre Showell naar het specifieke beleid voor de minderheden in de Verenigde Staten.

“So my general approach is that if the economy is strong, that will lift all boats as long as it is also supported by, for example, strategies around college affordability and job training, tax cuts for working families as opposed to the wealthiest that level the playing field and ensure bottom-up economic growth. And I’m confident that that will help the African-American community live out the American dream at the same time that it’s helping communities across the country.” (Obama, 2009, geciteerd uit Bonilla-Silva, 2015).

“A HIGH TIDE LIFTS ALL BOATS”

Voornamelijk het idee dat een sterke economie ook de racistische ongelijkheden zal effenen, verkondigt een sterk abstract liberalisme. Bonilla-Silva vergelijkt het antwoord van Obama met de retoriek vanuit de neoliberale era van president Ronald Reagan. “A high tide lifts all boats” was toen het adagium. Die redenering wordt de laatste decennia nochtans onderuitgehaald door een groeiende divergentie, waarbij vooral de armere boten kopje ondergaan. In een van de hoorcolleges over de groeiende middenklasse liet

40

professor De Cordier ons de groeiende kloof zien met een eigen bewerking van de welvaartspiramide- gegevens van Crédit Suisse (De Cordier, 2017).

In zijn twee termijnen ontweek president Obama volgens Bonilla-Silva de raciale issues op een zeer directe manier. “Obama has shied away from anything to do with race. His cabinets have been whiter than Bush’s, and he failed to discuss widespread in the Trayvon Martin case. Daniel Gillion (Kantor, 2012, geciteerd uit Bonilla-Silva, 2015) found that in the first half of Obama’s term, the president said less about race than any other president since 1961.” (Bonilla-Silva, 2015).

De focus op Obama en de link met het post-raciale komt in meerdere academische onderzoeken aan bod. De aanzet is vaak de terechte vraag hoe de opkomst van Black Lives Matter, de aandacht voor de politiebrutaliteit en de vele protestmarsen paradoxaal genoeg samenvallen met de termijn van een Afro- Amerikaanse president. Martell Teasley & David Ikard, alsook Bonilla-Silva schreven hier uitvoerig over (Bonilla-Silva & Dietrich, 2011; Teasley & Ikard, 2010). Net als Bonilla-Silva merkten ook Teasley en Ikard een abstract-liberale aanpak op van raciale issues onder het beleid van president Obama. Hierdoor wordt een verhaal gecreëerd dat het racisme in de Verenigde Staten volgens mij minimaliseert tot een ongewild neveneffect van de economie en de historische context onder de mat schuift. “Obama strategically refocused the debate from the White historical disenfranchisement of Blacks to Wall Street greed and Washington political corruption as the indirect blame for past and existing racial strife. (Teasley & Ikard, 2010, p. 9).

DOORGEDREVEN RATIONALITEIT VERSTERKT RACISME

In dit deel over het abstract liberalisme kom ik los van de Obama-case, en richt ik me op auteur Ta-Nehisi Coates. In zijn werk Tussen de Wereld en Mij komt hij vaak terug op concepten als rationaliteit, vrije keuze, of de mens als homo economicus die worden ingezet om onze blik te kunnen afwenden van het heersende racisme. De droom waar Coates telkens over schrijft, stelt een illusie of eigen waarheid voor. Een schuilschelp waarmee witte Amerikanen het inherente racisme binnen de maatschappij de rug toekeren. “De Droom gedijt bij generalisaties, bij het terugbrengen van het aantal mogelijke vragen en bij het naar voren schuiven van directe antwoorden.” (Coates, 2015, p. 52). Niet alleen de geschiedenis, maar ook de hedendaagse incidenten worden in hapklare verhalen gegoten, waarin geen plaats is voor een racistisch systeem, maar wel voor rationaliteit, zodat de schuld bij het slachtoffer ligt. “Trayvon Martin werd gedood

41

vanwege zijn hoody. Jordan Davis stierf vanwege zijn harde muziek. John Crawford had nooit aan dat geweer aan de muur moeten zitten. Kajieme Powell had moeten weten dat hij niet gek was.” (Coates, 2015, p. 129).

Zelfs de oplossingen voor de politiebrutaliteit tegen Afro-Amerikanen die politici of onderzoekscommissies verkondigen, bevatten af en toe een vleug van hetzelfde abstracte liberalisme. Vaak lijkt het alsof het probleem bij de politiekorpsen zelf ligt, dat een ‘slechte politieman’ de schuld treft en de controle via body cameras of een voorlichtingscursus dat kan counteren. Dat klopt volgens Coates niet volledig. “Je hebt vast wel horen praten over diversiteit, sensitivityprogramma’s en lichaamscamera’s. Dat is allemaal prima en nodig, maar het is ontoereikend en het laat de mensen in dit land in de waan dat er tussen hun eigen mentaliteit en die van hun beschermers een groot verschil zou zijn. In werkelijkheid is de politie een afspiegeling van Amerika met al zijn verlangens en angsten …” (Coates, 2015, p. 80). Verder schrijft Coates over de verhalen die de incidenten rechtvaardigen waarin ‘veiligheid’ blijkbaar wordt gezien als een hogere waarde dan het recht op een Afro-Amerikaans leven.

ABSTRACT LIBERALISME ALS WERKTUIG BINNEN HET KAPITALISME?

Als laatste punt binnen dit onderdeel wil ik ingaan op een verband tussen het kleurenblinde racisme en de kapitalistische structuren. In het laatste hoofdstuk van haar boek schrijft Keeanga-Yamahtta Taylor over de verbinding tussen de groeiende economische ongelijkheid en de strijd voor de bevrijding van de zwarte levens in de jaren 60. Het kapitalisme is volgens haar de schuldige, die de hoop na de burgerrechtenperiode liet verbleken. “Capitalism is an economic system based on the exploitation of the many by the few. Because of the gross inequality it produces, capitalism requires various political, social, and ideological tools to divide the majority – racism is one among the many oppressions intended to serve this purpose.” Het versterkt bestaande ongelijkheden, en gebruikt ook een abstract liberaal-discours. Op bijna functionele wijze wordt het racisme hier gezien als een deel van de kapitalistische gereedschapskist. Het kleurenblinde racisme en de abstract-liberale gedachte sluit perfect aan binnen dit kader.

Meteen haalt Taylor twee befaamde activisten aan uit die periode, die vijftig jaar terug al inzagen dat de bevrijding op structureel vlak op de klippen kon lopen. Malcolm X zinspeelde zoals zoveel andere activisten uit die periode op de illusionaire American dream. “Black people were not freed into an American dream, but into what Malcolm X described as an ‘American nightmare’ of economic inequality and unchecked

42

injustice […] It’s impossible for a white person today to believe in capitalism and not believe in racism. You can’t have capitalism without racism.” (Taylor, 2016, p. 192/197). Martin Luther King Jr. frustreerde zich over de hardbevochten integratie van de Afro-Amerikanen. “I’ve come upon something that disturbs me deeply… We have fought hard and long for integration, as I believe we should have, and I know that we will win. But I’ve come to believe we’re integrating into a burning house.” (Martin Luther King Jr., geciteerd uit Taylor, 2016, p. 193).

De structurele hervormingen van de Amerikaanse maatschappij, die zelfs het racismeprobleem te boven gaan, bleven voor hen en nu nog steeds voor Taylor te mager. “The struggle for Black Liberation, then, is not an abstract idea molded in isolation from the wider phenomenon of economic exploitation and inequality that pervades all of American society; it is intimately bound up with them […] Black people in America cannot ‘get free’ alone. In that sense, Black liberation is bound up with the project of human liberation and social transformation.” (Taylor, 2016, p. 194).

Taylor is niet de enige die op deze denkwijze inzet. Harvard-professor Cornel West schreef enkele invloedrijke werken binnen identiteitsthema’s als ras, geslacht of klasse. In de inleiding van het boek Race Matters schrijft West meteen over de link tussen white supremacy en de heersende marktcultuur. “The major culprit of democratic possibilities here and abroad is the ever-expanding market culture that puts everything and everyone up for sale.” Die cultuur heeft volgens West het Afro-Amerikaanse leven vernietigd. “The market invasion, including the ugly drug invasion, has transformed too many black neighbourhoods into hoods, black civic communities into black uncivil combat zones. This transformation results from the double impact of strong market forces and vicious white supremacist (and male supremacist, hetereosexist) stereotypes that disproportionately shape black perceptions and practice.” (West, 2001, p. ix).

Uit dat laatste citaat kan je volgens mij twee cruciale elementen halen die nauw verbonden zijn met wat ik in dit werk probeer bloot te leggen. Cornel West benoemt twee oorzaken voor het racisme: de sterke impact van de marktkrachten en de witte beeldvorming voor de zwarte cultuur. Beide issues werden in dit theoretische hoofdstuk reeds aangehaald door andere academici en kan je respectievelijk linken met het abstract liberalisme en het cultuuressentialisme. Tegelijk zie je beide kwesties terugkomen in de visie van Black Lives Matter. Later in deze thesis ga ik dieper in op het werk van Cornel West.

43

Verder in haar boek reikt Keeanga-Yamahtta Taylor haar perspectief aan voor een ‘black liberation’ in de vorm van een klassensolidariteit over de huidskleur heen. Voor haar kan die solidariteit haar fundament vinden binnen een gedeelde levenservaring vol frustratie voor een groeiende ongelijkheid. Cornel West zinsspeelde op eenzelfde aanpak. Op klassensolidariteit als oplossing voor racisme ga ik verder niet ingaan, maar het toont wel aan dat de kritiek op kapitalistische structuren sterk verbonden blijft met de strijd tegen het hedendaagse racisme, en ook met de motivatie van Black Lives Matter. Denk aan de kritiek van BLM- activiste Janaya Khan op het liberale denken.

44

4. LITERAIRE INVALSHOEK

In de volgende hoofdstukken richt ik me op drie belangrijke denkers en hun inzichten op de ideologie van racisme. De auteurs zijn zeker niet lukraak gekozen, maar zijn stuk voor stuk bekende koppen die hun wijsheid reeds bevestigd hebben. Het onderwerp waarover ze schrijven zijn misschien dezelfde, maar hun achtergrond en zelfs het tijdperk waaruit ze stammen, zijn dat allerminst.

TA-NEHISI COATES: TUSSEN DE WERELD EN MIJ

Ta-Nehisi Coates (1975) schrijft naast zijn eigen werk ook als journalist bij The Atlantic. In de laatste maanden van Obama’s termijn ging Coates in gesprek met de uittredend president. Onder de titel My President Was Black verzamelt Coates de gesprekken in een longread. Door zijn sterke mening en scherpe pen is Coates in de Verenigde Staten uitgegroeid tot een van de invloedrijkste denkers als het gaat over cultuur, politiek en racisme. Voor mij de geschikte stem om aan te halen in de thesis, ik koos voor zijn bekendste en recenste boek Tussen de Wereld en Mij (2015).

Het werk omvat een brief naar zijn zoon over de Afro-Amerikaanse situatie, doorspekt met eigen ervaringen. Het idee haalde hij bij romanschrijver James Baldwin, die een gelijkaardige publicatie in briefvorm opstelde voor zijn jongere neefje.

CORNEL WEST: RACE MATTERS & RACE CRITICAL THEORIES (GOLDBERG EN ESSED)

Cornel West (1953) hoort de dag van vandaag thuis bij de oudere generatie denkers. Als professor aan Harvard en Princeton heeft hij zijn hele carrières gericht op het onderzoek naar drie identiteitkenmerken: ras, geslacht en klasse. In het publieke debat roert hij zich ook nog uitvoerig, met vaak controversiële opvattingen. Voor de thesis liet ik me inspireren door professor Bogaert om enkele hoofdstukken uit Wests befaamde werk Race Matters (1993) te bestuderen en me te richten op een hoofdstuk dat West schreef voor het boek van Goldberg en Essed, Race Critical Theories (2001).

45

FRANTZ FANON: BLACK SKIN, WHITE MASKS…

Voor de laatste auteur gaan we nog verder terug in de tijd. Frantz Fanon (1925-1961) maakte hoofdzakelijk naam als revolutionair denker met een focus op thema’s als het antikolonialisme, racisme, revolutionaire geweld… Black Skin, White Masks (1952) is zeker niet zijn meest bekende werk, maar zoomt, vanuit Fanons achtergrond als psychiater, in op een psychologische benadering van het racisme. Fanon mag dan wel de vreemde eend in de bijt zijn, toch bleken zijn (meer psychologische) inzichten een interessante meerwaarde.

Telkens probeer ik terug te verwijzen naar de visie van Black Lives Matter en ook andere denkers, auteurs of academici worden met de hoofdstukken verweven.

A. De witheid komt los van zijn huidskleur (Ta-Nehisi Coates)

Hieronder waag ik me aan een beknopte en selecte analyse van Coates’ werk, omdat het in zijn essentie een verrijkend gelaat van hedendaags racisme weergeeft. Een ideologisch perspectief op racisme, waarvan Black Lives Matter zich ook bewust is en er toch volop mee worstelt.

WAT HOUDT HET ZWART-ZIJN IN?

In zijn werk doorloopt Ta-Nehisi Coates in het eerste hoofdstuk zijn eigen jeugd en ontwikkeling. Op die manier krijg je een gepaste context bij zijn visie op racisme in de Verenigde Staten. Als student liet Coates zich eerder vormen door de Afro-Amerikaanse literatuur in de bibliotheek van Howard University, dan door zijn curriculum. Zijn visie schipperde van werk tot werk, maar uiteindelijk was het de interactie met anderen die hem het meest heeft gekneed. De zoektocht naar zijn eigen identiteit is in het boek sterk aanwezig. “Ik had gedacht dat ik de buitenwereld moest weerkaatsen, een kopie moest maken van witte aanspraken op beschaving. In plaats daarvan begon ik in te zien dat ik de logica van de aanspraak zelf moest nagaan. Ik was vergeten mezelf te ondervragen …” (Coates, 2015, p. 53). Tegelijkertijd merk je ook de hardnekkigheid van de ideologische dominantie. Coates liet zich leiden door de Black-is-Beautiful-speech van Malcolm X of speurde samen met Saul Bellow naar de Tolstoj van de Zoeloes. De transformatie die Coates doorstond, sluit naadloos aan bij de inzichten van Black Lives Matter.

46

“Zwart en mooi zijn maakte ons niet immuun voor de logica van de geschiedenis of voor de lokgroep van de Droom. De schrijver, en dat was ik bezig te worden, moest zich bewust zijn van elke Droom en van elk volk, ook van zijn eigen. […] Mijn geschiedenisprofessoren verheelden niet dat mijn queeste naar mythen tot mislukken gedoemd was, en dat wat ik mezelf voorhield met waarheid niet had uit te staan.” (Coates, 2015, p. 56).

Coates begon zich, geconfronteerd door zijn professoren, af te vragen wat hij bedoelde met ‘zwart’. Hij stelde zijn eigen droom, zijn eigen waarheid in vraag. Uit die dissectie bleek dat ook die geïnfecteerd was door de heersende ideologie waartegen hij zich net wou verzetten. BLM-activiste Janaya Khan had het in een lezing over een gelijkaardige zoektocht. In het onderdeel ‘racisme als culturele perceptie en sociaal construct’ ging Khan al in op wat haar ‘blackness’ voorstelt, hoe het een sociaal construct is en niet meer over haar huidskleur op zich gaat. Ze klaagde tevens de fictieve waarheid aan die erop wordt vastgepind. Coates’ quote kan je hier gemakkelijk aan koppelen. “Misschien had de benaming ‘zwart’ er allemaal niets mee te maken; misschien was ‘zwart’ maar de naam voor een bestaan aan de onderkant, voor een mens die is veranderd in een ding, voor een ding veranderd in een paria. […] Er was niets heiligs of bijzonders aan mijn huid; ik was zwart omdat de geschiedenis en afkomst het zo wilden. […] Zwart bloed had geen inherente betekenis. Zwart bloed was niet zwart; zwarte huid was niet eens zwart. […] ‘Tolstoj is de Tolstoj van de Zoeloes’, schreef [Ralph] Wiley. ‘Tenzij je denkt dat het beter is om universele menselijke eigenschappen af te zonderen en ze aan een exclusieve groep toe te wijzen.’ […] Mijn grote fout was niet dat ik in de droom van iemand anders was gelopen, maar dat ik de droom als feit had geaccepteerd, en de behoefte om te ontsnappen, de uitvinding van ras als idee.” (Coates, 2015, p. 58/59).

Revolutionair denker Frantz Fanon schrijft in zijn werk Black Skins, White Masks over dezelfde vraag in het hoofdstuk The Fact of Blackness. Voor Fanon bestond het zwart-zijn uitsluitend in de interactie met de andere. “For not only must the black man be black; he must be black in relation to the white man.” (Fanon, 2008, p. 82-83). Vooral de confrontatie met het witte beeld voor de zwarte liet Fanon verbijsterd achter, te zelfbewust van een beeld dat door de andere werd ingekleurd. “In the train it was no longer a question of being aware of my body in the third person but in a triple person. […] I existed triply. […] Already I am being dissected under white eyes, the only real eyes. I am fixed. Having adjusted their microtomes, they objectively cut away slices of my reality. I am laid bare. […] But I did not want this revision, this thematization. All I

47

wanted was to be a man among other men.” (Fanon, 2008, p. 84, 85 & 87). Een duidelijke en persoonlijke illustratie van hoe zwaar het concept ras en huidskleur kan doorwegen.

Daarnaast haalt Cornel West in zijn boek Race Matters hetzelfde thema aan. Hij vraagt zich af wat we ons moeten voorstellen bij racial authenticity: who is really black? Deze vraag kwam voor West bovendrijven bij de aanstelling van Clarence Thomas als rechter bij het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten (West, 2001, p. 25). President George H.W. Bush stelde hem in 1991 aan als tweede Afro-Amerikaanse rechter ooit binnen het Hooggerechtshof. West verwijt de zwarte leiders van toen dat ze zich hadden vastgereden in racial reasoning. Want wat eerst een mijlpaal lijkt binnen de black liberation, namelijk opnieuw een Afro- Amerikaanse opperrechter, bleek tegelijk te botsen met wat West de moral reasoning noemt. Het gedachtegoed van Thomas was zeer conservatief, zeker tegenover vrouwen en homoseksuelen. “To understand the black freedom struggle is not an affair of skin pigmentation and racial phenotype, but rather as a matter of ethical principles and wise politics …” (West, 2001, p. 25). Dat de zwarte leiders geen kritiek durven te geven op Thomas zijn denken, omdat hij een zwarte huidskleur heeft, verklaart West door een racial reasoning. Die gedachtegang kent zijn valstrikken en kan zelfs zorgen voor een backlash binnen de black liberation-beweging, omwille van conservatief gedachtengoed. Het louter zwart-zijn is niet voldoende, het kent sterkte variaties en kan worden ingezet op verschillende fronten van hetzelfde slagveld. “In short, blackness is a political and ethical construct.” (West, 2001, p. 26).

Kritisch denker James Baldwin geeft in zijn boekje The Fire Next Time een waarschuwing mee die hierbij aansluit. Bij zijn analyse over de opkomst van de Black Islam in de strijd tegen racisme, met Malcolm X als bekendste boegbeeld, toont Baldwin tegelijk begrip als ongenoegen voor de ingesteldheid van de beweging om zich af te zetten van het witte Amerika. De Afro-Amerikaanse Moslimpartij wou zich afsplitsen door een eigen staat op te richten onder een eigen vlag. Ze gaan hun sense of their own worth bij zichzelf zoeken en niet bij de ander. Maar hierdoor leven ze volgens Baldwin tegelijk in hun eigen droom, een eigen bubbel met een sterke fixatie op de zwarte en witte huidskleur als gegeven segregatie (Baldwin, 1993, p. 66). Baldwin mag dan wel begrip tonen, toch zet hij zich af van die aanpak door te benadrukken dat de Afro- Amerikaan inherent deel is van de Amerikaanse maatschappij en zijn verleden. Dit is volgens mij exact wat Coates, West, Fanon en Black Lives Matter ook proberen duidelijk te maken.

“In order to change a situation one has first to see it for what it is: in the present case, to accept the fact, whatever one does with it thereafter, that the Negro has been formed by this nation, for better or for worse,

48

and does not belong to any other – not to Africa, and certainly not to Islam. The paradox – and a fearful paradox it is – is that the American Negro can have no future anywhere, on any continent, as long as he is unwilling to accept his past.” (Baldwin, 1993, p. 71).

WAT HOUDT HET WIT-ZIJN IN?

De ‘Droom’ van Coates komt vaak terug in zijn werk. Je kan die droom best omschrijven met een soort eigen waarheid. Geen onbelangrijk concept in het huidige tijdperk. Coates koos natuurlijk niet toevallig voor een ‘droom’, omdat het intrinsiek betekent dat het fictief is, dat je de realiteit ontkent. Het idee slaat terug op de reeds aangehaalde vanzelfsprekendheid, de ‘sense of entitlement’ die doorbroken moet worden. Dat is geen makkelijke opdracht. De dromer wekken gaat steevast samen met een onbehaaglijk gevoel dat liever sluimerend uitgesteld wordt. “Om kwaad te doen moet een mens eerst denken dat wat hij doet goed is, of anders dat het een goed doordachte daad is die overeenstemt met de natuurlijke zedenwet. Ziedaar de fundering van de Droom. […] Het gaat hier om een via oefening aangeleerde gewoonte om je ogen uit te steken en te vergeten wat je handen hebben verricht.” (Coates, 2015, p. 99).

Het is net die droom die volgens Coates een verklaring vormt voor de ongelijkheid in de gevangenis, bij politiebrutaliteit, bij criminaliteitscijfers, op de huizenmarkt … “Een hele geschiedenis van plundering, een netwerk van wetten en gebruiken, een erfenis, een Droom vermoordde Prince Jones [een studievriend], net zoals het zwarten in Chicago’s North Lawndale met beangstigende regelmaat vermoordt. ‘Zwart-op-zwart geweld’ is jargon, geweld tegen taal, waardoor plotseling de mannen uit beeld verdwijnen die de convenanten bekokstoofden, de leningen regelden, de goedkope woningbouwprojecten planden, de straten bouwden en rode inkt voor schuldbekentenissen per vat verkochten.” (Coates, 2015, p. 110).

Coates heeft het over een jargon, waarvan de fundamenten volgens mij terug te brengen zijn binnen een cultureel essentialisme; dat zwarten inherent agressiever zijn. Het zwart-op-zwart geweld wordt vaak als argument gebruikt om de politiebrutaliteit te minimaliseren. Denk ook terug aan wat Janaya Khan in het hoofdstuk over Black Lives Matter vertelde over hoe hun protesten al snel bestempeld worden als gewelddadig. Wat Coates ons hier probeert aan te reiken, is dat zo’n discours slechts een kortzichtig perspectief weergeeft. Het laat de structurele werking van de economie en de maatschappij “uit beeld verdwijnen”. Coates vermeldt het niet letterlijk, maar legt wel de verbinding met een economisch stelsel. Dit kan je ook linken aan het vorige hoofdstuk, over het huidige racisme als werktuig binnen het kapitalisme.

49

Maar wat ik persoonlijk interessant vind aan de inzichten van Ta-Nehisi Coates is de nadruk op die “witte droom”, of een fictie die als wit gepercipieerd wordt. Als het gaat over racisme, dan is de hedendaagse academische wereld er in het algemeen over eens dat de betekenis en eigenschappen rond ras grotendeels een menselijke constructie zijn (Bonilla-Silva, 2015, p. 3; Desmond & Emirbayer, 2009). En bovendien zoals andere identiteitlabels (geslacht, seksuele voorkeur, religie …) vaak gebogen gaan onder allerlei stereotypering. Hier draait het hoofdstuk van cultuuressentialisme om. De zwarte cultuur blijkt een zwevend construct, en slaagt er niet in de hedendaagse ongelijkheden te verklaren. Wat Coates doet, is de rollen omdraaien, want als het zwart-zijn een menselijke makelij kent, dan het wit-zijn logischerwijze ook.

Het imaginaire, witte kleur is natuurlijk niet enkel het idee van Coates. Ik haalde eerder in deze thesis bij het hoofdstuk over de visie van Black Lives Matter Sunny Bergman aan en haar documentaire Wit is ook een kleur. Het is een aanklacht op hoe enkel de zwarte huidskleur geracialiseerd wordt. Alsof de witte huidskleur los van geschiedenis en los van culturele eigenschappen op zichzelf staat, tot het bijna beschouwd wordt als kleurloos of blank. Toch hangt ook aan het wit-zijn een gewicht, iets wat je meedraagt als persoon in de maatschappij. Bij de witte mensen is dat volgens Bergman in vergelijking met hun zwarte medeburgers een privilege. “Zijn de witte mensen dan wel goed geïntegreerd?”, was de vraag waarmee Bergman de spits van haar documentaire afbeet. Moet het dus niet van beide kanten komen, en moet daarvoor niet eerst een vanzelfsprekendheid doorbroken worden? Want net als de subtiliteit en het onderhuidse van het moderne racisme, is het vaak ook moeilijk om dat witte perspectief op te merken. “Alles wat gewoon is, verdwijnt naar de rand van je bewustzijn. Smog kun je vanaf een heuvel over de stad zien liggen. Maar het gif dat je dagelijks inademt, neem je niet waar.” (Bergman, 2016, geciteerd uit Van der Linden, 2016). Die witte, blinde vlek, waarover ik het al eerder had in het Black Lives Matter-hoofdstuk, kent dus twee uitingen. Het niet zien van de zwarte struggle, maar ook het blindstaren op de eigen privileges.

Net zoals Coates zich afvroeg wat ‘zwart’ juist inhoudt, kan je de oefening maken bij ‘wit’. Is de witte cultuur dan wel zo wit als we denken? Coates ontdekte dat de Tolstoj van de Zoeloes, wel degelijk ook Tolstoj omvat. Dat het deel is van de raciale ideologie om denkers als westers en wit te bestempelen. Net zoals de verlichtingsgedachte en de grote revoluties maar al te vaak witgewassen worden. Ten onrechte volgens Robin Blackburn en Laurent Dubois (Blackburn, 2006; Dubois, 2006). De twee artikels van beide heren lieten me op een gans andere manier kijken naar concepten die we als vanzelfsprekend westers beschouwen:

50

democratie, vrouwenrechten, rechtstaat enz. Vaak worden de Amerikaanse of Franse Revolutie gezien als mijlpalen binnen het progressief denken. Al te vaak wordt de Haïtiaanse Revolutie vergeten. “The revolutions – American, French, Haitian, and Spanish-American – should be seen as interconnected, with each helping to radicalize the next.” (Blackburn, 2006, p. 1). Dubois heeft het in zijn artikel over een soortgelijk geïntegreerd verhaal, waarin de verlichtingsideeën niet enkel als een europese, maar als een Atlantische constructie gezien worden. “… out of encounters between Native Americans, Africans and Europeans there emerged new ways of thinking about belonging, governance, subject-hood and, eventually, citizenship. These new ways of thinking may have been written down overwhelmingly by the educated elites in Europe and the colonies, yet they drew on the circulation of meanings and ideas in which those who were not literate participated.” (Dubois, 2006, p. 14). Op het einde van Dubois’ artikel roept hij de academische wereld op om de silence and subordinated voices in hun onderzoek te betrekken, en op die manier een breder perspectief te krijgen op de geïntegreerde Atlantische wereld, en de daarin ontsproten ideeën rond universalisme en mensenrechten.

WIT- EN ZWART-ZIJN KOMT LOS VAN ZIJN HUIDSKLEUR

Kan die ontkoppeling tussen huidskleur als biologisch gegeven of sociaal construct verklaren waarom net onder een Afro-Amerikaanse president de strijd tegen racisme opnieuw hoog oplaait? In het stuk over ‘abstract liberalisme’ had ik het al over Obama’s beleid. Ik wil zeker niet verkondigen dat president Obama als een witte handelt, of zich in een witte droom waant. Toch geloof ik dat de hoop bij Obama’s verkiezing in 2008 bij vele Afro-Amerikanen al snel verbleekte. Stilaan groeide het bewustzijn dat ook een president met zwarte huidskleur niet in staat is om de raciale structuren onderuit te halen. Dat is eveneens het thema binnen het artikel van Teasley en Ikard. “To be subjects of their own experience and destiny in America, Black people will need many structural changes in American society.” (Teasley & Ikard, 2010, p. 13). Het onderwerp wordt ook door Taylor aangehaald. “Whiteness is therefore not necessarily embodied in white people; it can apply to anyone – black, latino, asian, and yes, white people.” (Taylor, 2016, p. 210). Dat is onomstotelijk ook de strijd die Black Lives Matter aangaat; aantonen dat papieren burgerrechten of een zwarte president het verschil niet per se zullen maken.

Aansluitend op de bevindingen dat een Afro-Amerikaanse president geen garantie geeft tot structurele hervormingen wil ik dit hoofdstuk afsluiten met een fragment uit het werk van James Baldwin. “White Americans find it as difficult as white people elsewhere do to divest themselves of the notion that they are

51

in possession of some intrinsic value that black people need, or want. And this assumption – which, for example, makes the solution to the Negro problem depend on the speed with which Negroes accept and adopt white standards – is revealed in all kinds of striking ways.” (Baldwin, 1993, p. 81). En een van die striking ways is de voorspelling van Bobby Kennedy dat over veertig jaar een Afro-Amerikaan president zou worden. Kennedy zat er met zijn voorspelling niet ver naast, maar Baldwins aanklacht dat zoiets enkel kon plaatsvinden volgens witte normen, zat er volgens mij nog dichter bij.

B. Het Afro-Amerikaanse nihilisme dreigt (Cornel West)

In het werk Race Matters zag ik een interessante opsplitsing terugkomen. In zijn bespreking over de onrust in Los Angeles in 1992 beklaagt West zich over het onbegrip van het volk over de diepere betekenis van de gebeurtenissen. Burgers kwamen niet op straat in een race riot of class rebellion. Beide labels werden onderuitgehaald als je keek wie de demonstranten waren. “This monumental upheaval was a multiracial, trans-class, and largely male display of justified social rage […] Race was the visible catalyst, not the underlying cause.” (West, 2001, p. 2). Het onbegrip probeert West te verklaren door de beperkte, alsook dominante, begripskaders van de Amerikaanse liberalen en conservatieven. Beide zienswijzes beschouwen het zwarte volk als “a problem people” en daar knelt het schoentje voor West.

LIBERALE EN CONSERVATIEVE BEGRIPSKADERS SCHIETEN TEKORT

In dit hoofdstuk wil ik de opdeling en de gevolgen die Cornel West in zijn boek uitschrijft verder uitwerken. Deels omdat zijn perspectief een mooie aanvulling biedt bij de denkers die reeds aangehaald zijn in dit werk. Doorheen zijn gedachtengang komen parallellen met vorige hoofdstukken, maar West biedt ook nieuwe inzichten aan. Eerst werk ik zijn visie over de beperkte liberale en conservatieve begripskaders verder uit.

De liberale structuralisten, zoals West ze noemt, willen die ‘zwarte problemen’ oplossen door overheidsprogramma’s in te zetten. Dat is volgens West te simplistisch, omdat die aanpak zich uitsluitend focust op economische en politieke dimensies. “The liberal structuralists call for full employment, health, education, and child-care programs… In short, a new, more sober version of the best of the New Deal and the Great Society: more government money, better bureaucrats, and active citizenery.” (West, 2001, p. 11).

52

De conservative behaviorists plaatsen hun zwaartepunt op een verandering binnen het morele gedrag van de Afro-Amerikaanse bevolking. Het zwarte volk moest volgens hen maar getrouwd blijven, hun kinderen onderhouden en uit de criminaliteit stappen. De conservatieve strekking benadrukt volgens West louter de immorele handelingen, terwijl het de immorele omstandigheden waarin de Afro-Amerikaanse burgers vaak vertoeven, negeert. Hierdoor leg je alle schuld bij de slachtoffers zelf en zet je in op self-help programs die gedragen worden door het vrijemarktdenken. “To put it bluntly, their projects rest largely upon a cultural revival of the Protestant ethic in Black America.” (West, 2001, p. 2/11).

Doorheen West zijn ogen falen beide invalshoeken te zien dat de aanwezigheid en netelige situatie van zwarte medeburgers geen toevoeging, noch een afwijking is op het Amerikaanse leven, maar er een fundamenteel element van is. “Hence, for liberals, black people are to be ‘included’ and ‘integrated’ into ‘our’ society and culture, while for conservatives they are to be ‘well-behaved’ and ‘worthy of acceptance’ by ‘our’ way of life […] Unfortunately, these two camps [liberal & conservative] have nearly suffocated the crucial debate that should be taking place about the prospects for black America.” (West, 2001, p. 12).

Deze opsplitsing lijkt me op zich al meer dan interessant, maar het valt ook te verbinden met reeds aangehaalde thema’s binnen deze thesis. De conservatieve strekking kan je naar mijn gevoel linken met het ‘cultureel essentialisme’, een pijler binnen de theorie van Bonilla-Silva. Het gedrag en de cultuur van de zwarten liggen volgens de conservatieven aan de oorzaak van het probleem. Als het zwarte volk erin slaagt zichzelf aan te passen, dan zal ook de ongelijkheid zich terugtrekken.

De liberale strekking pleit dan weer schuldig aan de eenzijdigheid van de situatie en ziet niet onder ogen dat de Amerikaanse maatschappij waarnaar de liberalen leven inherent deel is van het probleem. West klaagt dat ‘exceptionalisme’ aan, en gaat daarop verder.

HET AMERIKAANS EXCEPTIONALISME EN DE ANDERE

Beide visies stellen namelijk verwachtingen op die enkel gelden voor de ‘andere’. Telkens zie je dat de ‘andere’ zich flexibel moet opstellen, en dat de witte bevolking het als zijn taak ziet om wat voor hen normaal is, op te dringen. Zich afvragen of die geclaimde norm wel zo eigen is aan het witte, dat komt er niet aan te pas. “To engage in a serious discussion of race in America, we must begin not with the problems of black people, but with the flaws of American society – flaws rooted in historic inequalities and

53

longstanding cultural stereotypes.” (West, 2001, p. 3). Diezelfde aanklacht zagen we bij het vorige hoofdstuk ook verschijnen.

De raciale ongelijkheden, de oorzaken en oplossingen, worden volgens Cornel West dus grotendeels in zwarte handen geduwd. Toch waarschuwt West ons dat de afhankelijkheid tussen de verschillende elementen van de samenleving groter is dan beide kanten onder ogen willen zien. “We must acknowledge that as a people, we are on a slippery slope toward economic strife, social turmoil, and cultural chaos. If we go down, we go down together.” (West, 2001, p. 4). West verwijst naar de invloed van de heersende marktcultuur en zijn neveneffecten. “The exodus of stable industrial jobs from urban centers to cheaper labor markets here and abroad, housing policies that have created ‘chocolate cities and vanilla suburbs’, white fear of black crime…” (West, 2001, p. 5). Die postmoderne marktcultuur zal volgens hem uiteindelijk de hele maatschappij treffen, al zullen de zwaksten onder ons het zwaarst getroffen worden. Die mening deelt Cornel West overduidelijk met Keeanga-Yamahtta Taylor, die al eerder in de thesis aan bod kwam.

AFRO-AMERIKAANSE NIHILISME

De verdeling en hun gebreken zijn duidelijk, maar hoe kan het debat dan wel uitstijgen boven de twee dominante strekkingen? Cornel West voert drie fundamentele inzichten op. Het eerste gaat over de erkenning dat maatschappelijke structuren en het gedrag van zijn burgers onlosmakelijk verbonden zijn. In het verlengde daarvan gaan ook de instellingen van het land en de heersende waarden hand in hand. “How people act and live are shaped – though in no way dictated or determined – by the larger circumstances in which they find themselves.” (West, 2001, p. 12). De conservatieven en hun focus op gedrag en eigen keuze slaan de bal dus de verkeerde kant op volgens West.

Het tweede fundament slaat op de kritiek dat de liberale structuralisten zich te hard focussen op economische en politieke elementen, en cultuur afdoen als een vergankelijke verzameling van attitudes en waarden. Cultuur kan volgens West meetellen als een invloedrijke structuur en zit gegrond binnen instellingen, zoals familie, school, kerken, synagoges, moskeeën en de communicatieve industrie. Maar ook worden de politiek en economie beïnvloed door culturele waarden, en creëren ze zelf idealen over hoe het goede leven eruit kan zien (West, 2001, p. 12). Dit is iets waar de liberalen nog op tekortschieten. Ze staren zich blind op structuren, als schrik om vergesleten te worden als conservatieve cultuuressentialisten.

54

Het laatste van de drie inzichten acht ik het belangrijkste. Cornel West raakt hier een punt aan dat nog ontbrak in mijn zoektocht. De conclusie uit de vorige delen ging vaak over het blind zijn voor structurele mankementen, maar hier haalt West een domein aan dat (nu nog) vaak onbesproken blijft en waar liberalen en conservatieven ver van weg blijven. West benoemt het als the murky waters of despair & dread that now flood the streets of black America (West, 2001, p. 12). De deprimerende statistieken over werkloosheid, kindersterfte en criminaliteit zijn al langer geen taboe meer. Wat wel vaak nog achterwege blijft, is de wanhoop die zich in het hoofd en lichaam van de Afro-Amerikaan heeft genesteld. “To face up to the monumental eclipse of hope, the unprecedented collapse of meaning, the incredible disregard for human (especially black) life and property in much of black America is something else.” (West, 2001, p. 12). Wat de liberale en conservatieve discussies verbergen of zelf niet beseffen, is wat West labelt als the nihilistic threat to its [black America] very existence. Het gaat voorbij aan een economische of politieke machteloosheid, al zijn die een wezenlijke voorwaarde, en gaat dieper in op de identiteit van de Afro-Amerikanen. “It is primarily a question of speaking to the profound sense of psychological depression, personal worthlessness, and social despair so widespread in black America.” (West, 2001, p. 13).

Wat houdt het nihilisme dan precies in voor West? Het gaat hem niet om een filosofische doctrine, het is eerder gebaseerd op doorleefde ervaringen zonder hoop, betekenis of liefde. Het resulteert in een ontkoppeling van de maatschappij en een zelfvernietigende wereldvisie. Volgens West bestaat die mentale zwaarte al sinds de eerste ervaring tussen Afro-Amerikaan en de Nieuwe Wereld. Maar buffers zorgden ervoor dat het nihilisme, ondanks de vernietigende context, niet kon toeslaan. Die buffers belichaamden morele waarden binnen gemeenschapsinstellingen als familie, scholen, kerken, moskeeën … Het afbrokkelen van die buffers verklaart West door het opkomen van the corporate market institutions. Een opgedrongen consumptiecultuur zorgde voor scheuren waardoor het nihilisme zich een weg baande. “That complex set of interlocking enterprises that have a disproportionate amount of capital, power, and exercise a disproportionate influence on how our society is run and how our culture is shaped.” (West, 2001, p. 16). Een cultuur met overtuigingen en stereotype beelden die de zwarte intelligentie, mogelijkheden, schoonheid en karakter neerslaat.

Cornel West ijvert dan ook voor een politics of conversion, nihilism tamed by love and care. Hiervoor verwijst hij naar het bekendste boek van geprezen auteur Toni Morrison, Beloved. Hierin beschrijft Morrison wat de kracht van liefde voor zichzelf en anderen kan betekenen binnen politieke weerstand. “’Beloved’ can be construed as bringing together the loving yet critical affirmation of black humanity found in the best of black

55

nationalist movements.” (West, 2001, p. 19). Die ommekeer moet volgens West vanuit het lokale niveau komen. Dit psychologisch perspectief komt voor mij persoonlijk wat wollig over, maar het geeft tegelijk ook weer hoe een ideologische hervorming samengaat met een herformulering van de belangrijkste maatschappelijke waarden. Liefde speelt hierin volgens West een grote rol, maar ik herken tegelijk ook eenzelfde sentiment in de boodschap van James Baldwin waarin hij streeft naar een universele vrijheid. De black liberation struggle ligt namelijk niet enkel in de handen van de zwarte burger. “We, the black and the white, deeply need each other here if we are really to become a nation.” (Baldwin, 1993, p. 83). In de speeches en lezingen van Black Lives Matter zie je dezelfde drang terugkomen om niet te vervallen in een hard individualisme waarin Afro-Amerikanen zich afzetten van wit Amerika. Ik denk aan een eerder aangehaalde quote van Patrisse Cullors waarin ze stelt dat racisme pas geëlimineerd kan worden als gezamenlijk aan een nieuw machtssysteem wordt gebouwd.

Geeft Black Lives Matter genoeg gehoor aan de kritiek van Cornel West? Is dit dé grassroot movement die naast de structurele fouten in het maatschappelijke weefgetouw ook de psychologische zwaarte die op de gekwelde Afro-Amerikaan rust, verlicht en zijn identiteit met liefde voor zichzelf en anderen versterkt? Aansluitend heb ik als laatste auteur/wetenschapper in de thesis gekozen voor Frantz Fanon. Hij graaft in zijn werk Black Skin, White Masks (1952, hergepubliceerd in 2008) dieper door op de psychologische aspecten van het racisme.

C. Zoeken naar een gewichtloos mensbeeld (Frantz Fanon)

Fanon heeft als revolutionair denker een toonaangevende reputatie opgebouwd binnen thema’s als het antikolonialisme, racisme, revolutionaire geweld… Fanon hoort dan wel niet thuis in het huidige tijdperk, zijn frustratie blijft volgens mij relevant. Al mag je niet alles blindelings overnemen, er zijn wel degelijk verouderde elementen aanwezig in het werk. Het expliciete racisme in Europa, rijmt bijvoorbeeld niet meer met het hedendaags kleurenblinde racisme in de Verenigde Staten.

Fanon schrijft over de psychologie van het Europese kolonialisme en de relatie tussen de gekoloniseerde en de koloniaal. Dat is zeker iets waar ik rekening mee moest houden. Die koloniale context zorgt ervoor dat je niet ieder inzicht zomaar mag doortrekken tot over de Atlantische Oceaan. Toch weerhield het verschil in context me niet om in enkele gedachtengangen sterke parallellen terug te vinden met het hedendaags racisme in de Verenigde Staten. Zeker het ideologische aspect kent gelijkaardige kenmerken.

56

Fanons analyses stammen uit een boosheid. Zijn nijdige schrijfstijl zorgt ervoor dat zijn analyses blijven hangen. Toch staart Fanon zich niet blind op zijn woede, hij is er zich zelfs zeer bewust van. “This book should have been written three years ago. But these truths were a fire in me then. Now I can tell them without being burned.” (Fanon, 2008, p. 2). Zijn ervaringen, overwegingen en reflecties zorgen voor krachtige inzichten binnen een ondoorgrondbaar thema als dat van racisme.

In het voorwoord slaat Ziauddin Sardar de nagel op de kop door te stellen dat dit boek een grote focus legt op de psyche van de gekoloniseerde. Niet toevallig, gezien de academische achtergrond van Frantz Fanon als psychiater. “The analysis that I am undertaking is psychological. In spite of this it is apparent to me that the effective disalienation of the black man entails an immediate recognition of social and economic realities. If there is an inferiority complex, it is the outcome of a double process: primarily, economic; subsequently, the internalization—or, better, the epidermalization—of this inferiority.” (Fanon, 2008, p. 4). Dit psychologisch perspectief is sterk verbonden met de nihilistische dreiging waar Cornel West ons hierboven voor waarschuwde. Tegelijk wijst Fanon ook de economische structuur aan als oorzaak van de ongelijkheid. Hierbij kan je bruggen bouwen naar de analyses van onder andere Keeanga-Yamahtta Taylor, Ta-Nehisi Coates, Cornel West, Eduardo Bonilla-Silva.

De veelbesproken droom van Ta-Nehisi Coates wordt ook door Fanon aangehaald, dan wel zonder al te veel beeldspraak. Beide heren stellen de huidskleur, zowel zwart als wit, als bestaand concept in vraag. De witheid komt los van zijn huidskleur bij Coates. Fanon maakt dezelfde oefening. “We shall go very slowly, for there are two camps: the white and the black. Stubbornly we shall investigate both metaphysics and we shall find that they are often quite fluid.” (Fanon, 2008, p. 2). Fanon weigert mee te gaan in het problematisch, raciaal discours, waarin een zwarte of witte huid gegeven en werelds zijn. “To us, the man who adores the Negro is as ‘sick’ as the man who abominates him. Conversely, the black man who wants to turn his race white is as miserable as he who preaches hatred for the whites.” (Fanon, 2008, p. 2). Fanon wijst net als Cornel West (en het concept van de normative gaze) en Coates het raciaal discours, waarin ras een vanzelfsprekend gegeven is, af. Net zoals Coates een droom tracht te doorprikken, of West onze blik probeert scherpt te stellen, hoopt ook Fanon onze illusies over het zwarte en witte ras omver te blazen. “I believe that the fact of the juxtaposition of the white and black races has created a massive psychoexistential complex. I hope by analyzing it to destroy it.” (Fanon, 2008, p. 5).

57

ERLEBNISSE MET CULTURELE HEGEMONIE

Doorheen de thesis heb ik Fanon en zijn inzichten reeds meerdere keren kunnen aanhalen. Toch wil ik hier wat langer stilstaan bij de meer psychologische analyses van Fanon. In het laatste hoofdstuk bespreekt Fanon de psychopathologie, of de leer van de psychische ziekte. Ik kreeg een beter zicht op wat racisme voor Fanon betekent en zag elementen terugkomen die al eerder aan bod kwamen, deze keer wel gehuld in een psychologisch jasje. Fanon gaat namelijk op zoek naar de oorzaken van de neuroses waaraan de zwarte lijdt. Fanons aanname stelt dat iedere neurose zijn oorsprong kent in een specifieke erlebnis (Fanon, 2008, p. 111). Die erlebnis is geen persoonlijk trauma, maar eerder de aanvaring met een maatschappelijke gevoelservaring. Een ervaring waarin de zwarte gezien wordt als inferieur. Fanon rakelt het idee van de collective catharsis op als verklaring. “In every society, in every collectivity, exists—must exist—a channel, an outlet through which the forces accumulated in the form of aggression can be released. […] This is the purpose of illustrated magazines for children—each type of society, of course, requiring its own specific kind of catharsis. The Tarzan stories, the sagas of twelve-year-old explorers, the adventures of Mickey Mouse…” (Fanon, 2008, p. 112).

Verhalen die diep geworteld zijn in een cultuur wakkeren volgens Fanon het raciale denken aan, en zorgt voor een crisis bij de identiteitsvorming van de gekoloniseerde. Ditzelfde perspectief zagen we reeds terugkomen bij het cultuuressentialisme in het kleurenblinde racisme. Fanon klaagt de manier aan waarop de zwarte steeds getypeerd wordt binnen hetzelfde bevooroordeelde kader, vaak als een wildeman, een verkrachter, of in het algemeen gelinkt met de laagste morele waarden (Fanon, 2008, p. 113/127/146). Niet alleen heeft dit een impact op het leven en denken van de zwarte gekoloniseerde, die collective catharsis kent ook zijn gevolgen bij de witte burger. Door de valse kenmerken die gepaard gaan met de gedachte aan de zwarte medemens ontstaat vaak ook een angst. Fanon labelt dit proces als the negro-phobogenesis (Fanon, 2008, p. 117). In die ontwikkeling vertroebelt de realiteit met de fictieve beeldvorming. Het idee van de zwarte als agressieveling, als seksueel-gedreven object, en zelfs als meedogenloze verkrachter neemt het van de realiteit over. “If one wants to understand the racial situation psycho-analytically, not from a universal viewpoint but as it is experienced by individual consciousnesses, considerable importance must be given to sexual phenomena. In the case of the Jew, one thinks of money and its cognates. In that of the Negro, one thinks of sex. […] The European knows and he does not know. On the level of reflection, a Negro is a Negro; but in the unconscious there is the firmly fixed image of the nigger-savage.” (Fanon, 2008, p. 123/154).

58

Het fenomeen manifesteert zich volgens Fanon ook op vlak van taalgebruik, waarbij de focus ligt op het seksuele, genitale, het kwade of het duistere als men spreekt over de zwarte. “I have always been struck by the speed with which ‘handsome young Negro’ turns into ‘young colt’ or ‘stallion’. […] The torturer is the black man, Satan is black, one talks of shadows, when one is dirty one is black—whether one is thinking of physical dirtiness or of moral dirtiness.” (Fanon, 2008, p. 128/146). De beeldvorming zie je vandaag terugkomen, denk aan het voorbeeld van Trayvon Martin & het scary-black-man-portret. In mindere gevallen wordt een zwarte nu nog gezien als lust-gedreven verkrachter, maar des te meer zie je de associaties met drugs of criminaliteit.

UNIVERSELE, GEWICHTLOZE MENS-ZIJN

Als oplossing grijpt Fanon in eerste instantie terug naar de universele heropbouw van het mens-zijn. “I have only one solution: to rise above this absurd drama that others have staged round me, to reject the two terms that are equally unacceptable, and, through one human being, to reach out for the universal.” (Fanon, 2008, p. 153). Daarnaast gaat het Fanon ook om structurele hervormingen binnen het kapitalisme, zelfs los van een kleurenopsplitsing. “The Negro problem does not resolve itself into the problem of Negroes living among white men but rather of Negroes exploited, enslaved, despised by a colonialist, capitalist society that is only accidentally white.” (Fanon, 2008, p. 157). Fanon tracht los te komen van het fictieve beeld waarin zwart en wit onweerlegbaar gefundeerd zijn. Hij wil het conceptuele mensbeeld heropbouwen, maar vooraleerst afscheiden van zijn huidige culturele, historische of sociale inhoud. Die beweging moet volgens hem vanuit beide kampen komen, het mensbeeld moet gewichtloos worden. De witte droom doorprikken, maar ook de zwarte verwachtingen laten varen. Zowel vanuit het verleden, als in het heden.

“I am not a prisoner of history. I should not seek there for the meaning of my destiny.” (Fanon, 2008, p. 179)

“I as a man of color do not have the right to seek to know in what respect my race is superior or inferior to another race. I as a man of color do not have the right to hope that in the white man there will be a crystallization of guilt toward the past of my race. I as a man of color do not have the right to seek ways of stamping down the pride of my former master. I have neither the right nor the duty to claim reparation for the domestication of my ancestors. There is no Negro mission; there is no white burden.” (Fanon, 2008, p. 178).

59

Op het einde klinken Fanons woorden misschien wat wollig en poëtisch, maar uiteindelijk komen ze overeen met wat andere auteurs eerder verkondigden. Begrippen als bewustzijn, universeel samenkomen en identiteitsbouw staan centraal. Zoals BLM-activiste Janaya Khan opriep om bepaalde concepten te herformuleren, of zoals Cornel West een beroep doet op liefde als helend element. “Superiority? Inferiority? Why not the quite simple attempt to touch the other, to feel the other, to explain the other to myself? Was my freedom not given to me then in order to build the world of the You? At the conclusion of this study, I want the world to recognize, with me, the open door of every consciousness.” (Fanon, 2008, p. 180 & 181).

60

5. CONCLUSIE

De thesis afsluiten doe ik door terug te verwijzen naar de titel van het werk. In de inleiding stelde ik reeds vast dat die best lijvig is, bovendien nog eens bijgestaan door een even omvangrijke ondertitel. Bij wijze van conclusie ga ik de titel ontleden om met de verschillende segmenten een nabeschouwing te schetsen.

BLACK LIVES MATTER ALS DROMENVANGER IN DE INTERVENTIONISTISCHE STRIJD TEGEN HET STRUCTUREEL RACISME IN DE VERENIGDE STATEN

Een beknopte zoektocht naar de hedendaagse ideologie van racisme, met als doel de visie van de BLM- beweging te kaderen

BLACK LIVES MATTER ALS DROMENVANGER

De inspiratie om Black Lives Matter te zien als een dromenvanger haalde ik bij Ta-Nehisi Coates, daarom ook de keuze om een fragment uit zijn boek te gebruiken als openingscitaat. Hij schreef veelvuldig over de witte droom, waarin geschuild wordt voor de harde realiteit vol ongelijkheden. Coates maakt duidelijk dat de post-raciale wereld er nog lang niet is. Zowel witte, als Afro-Amerikaanse burgers moeten gewekt worden uit de illusie waarin een raciaal gewicht blindelings aanvaard wordt. Dit wordt doorheen de thesis door meerdere denkers, elk met een eigen achtergrond en tijdsgeest, aangehaald. Net zoals Frantz Fanon op zoek ging naar een gewichtloos mensbeeld, Coates het wit- en zwartzijn losscheurt van de huidskleur, of Sunny Bergman in haar documentaire vroeg of witte Nederlanders dan wel zo goed geïntegreerd zijn.

De droom als beeldspraak steekt vaak de kop op, maar kent ook varianten. Cornel West heeft het over een normative gaze waarin raciale elementen sluipen, maar hij heeft ook kritiek op Afro-Amerikaanse verzetsleiders die volgens West moeten uitkijken voor de valkuil van racial reasoning. Black Lives Matter klaagt die normatieve blik ook aan. De vraag of een BLM-demonstratie geweldloos zou blijven, en de manier waarop BLM-activisten telkens als protestors worden gelabeld in plaats van protectors, zijn hier illustraties van. De beweging wil in zijn kern nog steeds een vanzelfsprekendheid doorbreken, een automatisch accepteren van foute representaties, culturele stereotypes of witte privileges blootleggen. Ze schieten illusies aan flarden en jagen dromen na.

61

BLACK LIVES MATTER INTERVENIEERT

Janaya Khan sprak over Black Lives Matter als the disruptors of truth. Ze willen interveniëren op heersende waarden en normen die intrinsiek racistische elementen omvatten. Dat inherente racisme komt ook naar voor bij de theorieën en inzichten over de ideologie van het hedendaagse racisme, zoals het colorblind racism. De theorie van Bonilla-Silva heeft het over een subtiele uitingsvorm. Het verdraait de waarheid door cultuur te essentialiseren of te denken binnen een abstract-liberaal kader. Bij dat laatste worden de gevolgen van racisme simpelweg verklaard door een doorgedreven rationaliteit. Het geloof dat economische hervormingen ook raciale ongelijkheden zouden oplossen, of dat de individuele slachtoffers zelf verantwoordelijk zijn voor hun situatie. Racisme is volgens deze denkwijze een één-op-éénrelatie. Het schuift het structureel racisme onder het matje. De maatschappelijke structuren gaan vrijuit.

Nochtans gaat het werk van wetenschappers als Bonilla-Silva, Teasley & Ikard en West daar tegenin. Cornel West schreef uitvoerig over hoe liberale en conservatieve begripskaders tekortschieten. Teasley en Ikard namen dan weer het beleid van Barack Obama op de korrel en verweten hem kleurenblind te zijn. Die laatsten bewezen nog maar eens dat het sociale gewicht van ras los staat van de huidskleur. Het is ook net de opsplitsing tussen ras als sociaal construct en biologisch gegeven die voor Black Lives Matter cruciaal is. De beweging wil een nieuw gelaat geven aan wat racisme vandaag inhoudt. In andere werken zag je eenzelfde opdracht naar voor komen. Zowel Coates, Fanon als West worstelden met wat het zwart-zijn juist betekent, maar gingen ook door op het besef dat wit ook een kleur is. BLM tracht dat besef met een ‘witte, blinde vlek’ te benoemen. Telkens opnieuw deelconcepten van het hedendaags racisme die volgens hen geherformuleerd, of sterker belicht moeten worden. Doordat zo’n vanzelfsprekendheid verscholen zit binnen alledaagse, maatschappelijke structuren is een interventionistische aanpak nodig. Die structuren bevatten culturele, maar ook politieke of economische aspecten. Zo noemden Keeanga-Yamahtta Taylor en Cornel West het kapitalisme als economische structuur inherent racistisch.

MISSIE VAN DE THESIS

De ondertitel van de thesis geeft de uiteindelijke opdracht weer. De zoektocht bleek eindeloos, en daarom is het onmogelijk om sluitende resultaten te leveren. De potentiële werken bleven zich opstapelen, er is zeker nog ruimte voor verdergaand literatuuronderzoek. Toch ben ik er volgens mij in geslaagd om de Black Lives Matter-beweging en hun strijd beter te kaderen. De parallellen tussen de theorieën, inzichten, analyses van de aangehaalde schrijvers onderling en het verband met de visie van Black Lives Matter

62

kwamen door de thesis heen veelvuldig aan bod. De gelijkenissen kenden door de diverse auteurs een variëteit in tijdperk, achtergrond of invalshoek.

CONTINUE STRIJD

Een van de BLM-kenmerken over racisme was het muterende element. Het onderwerp van de thesis zal zich blijven ontwikkelen. De recente gebeurtenissen in Charlottesville tonen aan dat de post-raciale wereld slechts een illusie is. De raciale worsteling is inherent verbonden met het DNA van de Verenigde Staten en blijft de kop opsteken. Voornamelijk de laatste auteurs reikten als oplossing een universeel mensbeeld aan, los van enig raciaal gewicht. Black Lives Matter spreekt zich meedogenlozer uit, maar beseft tegelijk dat het samen opbouwen van nieuwe machtsstructuren noodzakelijk is. Of die missie zal slagen hangt grotendeels af van de maatschappelijke ontwikkelingen en hoe Black Lives Matter daarop reageert.

63

6. BIBLIOGRAFIE

Abdullah, M. (2017, januari 20). Black Liberation in the Age of Trump. Geraadpleegd op 2 mei 2017, op https://www.kcet.org/news-analysis/black-liberation-in-the-era-of-trump

Abdullah, M., & West, C. (2016, maart 9). “We Are Pushing Real Revolution”: Black Lives Matter on Why They Don’t Have Faith in Any Candidate. Geraadpleegd op 2 mei 2017, op https://www.democracynow.org/2016/3/9/we_are_pushing_real_revolution_black

Allen, R. (2013, juni 11). George Zimmerman trial: Trayvon Martin portrayed as “scary black man”. The Guardian. Geraadpleegd op 11 juni 2017, op https://www.theguardian.com/commentisfree/2013/jun/11/george-zimmerman- trial-scary-black-man

Baldwin, J. (1993). The fire next time (19. Dr.). London: Penguin Books.

Barker, L. (2016, augustus 10). Black Lives Matter is a movement the UK needs – and our work here is just starting. The Guardian. Geraadpleegd op 5 mei 2017, op https://www.theguardian.com/commentisfree/2016/aug/10/black- lives-matter-uk-movement-work-starting

Bergman, S. (2014, december 1). Zwart als Roet; Our Colonial Hangover. 2Doc. Nederland: NPO. Geraadpleegd op https://www.npo.nl/2doc/01-12-2014/VPWON_1226620

Bergman, S. (2016, december 18). Wit is ook een kleur. 2Doc. Nederland: NPO. Geraadpleegd op https://www.npo.nl/2doc/18-12-2016/VPWON_1257605

Berlatsky, N. (2015, januari 7). Hashtag Activism Isn’t a Cop-Out. The Atlantic. Geraadpleegd op 18 juni 2017, op https://www.theatlantic.com/politics/archive/2015/01/not-just-hashtag-activism-why-social-media-matters-to- protestors/384215/

Black Lives Matter. (2015, augustus 9). #BlackLivesMatter does not Endorse any Presidential Candidates. Geraadpleegd op 18 juni 2017, op http://blacklivesmatter.com/blacklivesmatter-does-not-endorse-any-presidential- candidates/

Black Lives Matter. (z.d.-a). 11 Major Misconceptions About the Black Lives Matter Movement. Geraadpleegd op 25 april 2017, op http://blacklivesmatter.com/11-major-misconceptions-about-the-black-lives-matter-movement/

Black Lives Matter. (z.d.-b). About | Black Lives Matter. Geraadpleegd op 4 mei 2017, op http://blacklivesmatter.com/about/

Black Lives Matter. (z.d.-c). Guiding Principles. Geraadpleegd op 25 april 2017, op http://blacklivesmatter.com/guiding-principles/

Blackburn, R. (2006). Haiti, Slavery, and the Age of the Democratic Revolution. The William and Mary Quarterly, Third Series(Vol. 63, No. 4), 643–674.

Blommaert, J. (2000). Racisme als perspectief: over het ideologisch karakter van racisme. Gepresenteerd bij Inaugurale conferentie 25/10/2000, Gent. Geraadpleegd op 30 juli 2017, op http://www.cie.ugent.be/CIE/blommaert6.htm

Bogaert, K. (2015, juli 9). Breaking the Myths of Power: The Struggles of the Haitians, Algerians, and Greeks.

64

Geraadpleegd op 17 april 2017, op http://www.jadaliyya.com/pages/index/22139/breaking-the-myths-of- power_the-struggles-of-the-h

Bogaert, K. (2017, maart 13). Een rechtse zak als heerser? Geef mij toch maar Black Lives Matter [Nieuwssite]. Geraadpleegd op 7 mei 2017, op http://www.demorgen.be/opinie/een-rechtse-zak-als-heerser-geef-mij-toch-maar- black-lives-matter-bd3a4d53/

Bonilla-Silva, E. (2013). Racism without racists: color-blind racism and the persistence of racial inequality in America.

Bonilla-Silva, E. (2015). The Structure of Racism in Color-Blind, “Post-Racial” America. American Behavioral Scientist, 59(11), 1358–1376. https://doi.org/10.1177/0002764215586826

Bonilla-Silva, E., & Dietrich, D. (2011). The Sweet Enchantment of Color-Blind Racism in Obamerica. The ANNALS of the American Academy of Political and Social Science, 634(1), 190–206. https://doi.org/10.1177/0002716210389702

Brooks, D. (2010, januari 7). Opinion | The Messiah Complex. New York Times. Geraadpleegd op 27 juni 2017, op https://www.nytimes.com/2010/01/08/opinion/08brooks.html

Coates, T.-N. (2014, maart 21). Black Pathology and the Closing of the Progressive Mind. The Atlantic. Geraadpleegd op 12 juni 2017, op https://www.theatlantic.com/politics/archive/2014/03/black-pathology-and-the-closing-of-the- progressive-mind/284523/

Coates, T.-N. (2015). Between the world and me (First edition). New York: Spiegel & Grau.

Cobb, J. (2016, maart 14). Where Is Black Lives Matter Headed? The New Yorker. Geraadpleegd op 25 april 2017, op http://www.newyorker.com/magazine/2016/03/14/where-is-black-lives-matter-headed

Crenshaw, K. (1989). Demarginalizing the Intersection of Race and Sex: A Black Feminist Critique of Antidiscrimination Doctrine, Feminist theory and Antiracist Politics. University of Chicago Legal Forum, (1), 139–167.

Day, E. (2015, juli 19). #BlackLivesMatter: the birth of a new civil rights movement. The Guardian. Geraadpleegd op 26 april 2017, op https://www.theguardian.com/world/2015/jul/19/blacklivesmatter-birth-civil-rights-movement

De Balie. (2016a). Facebook Live met Patrisse Cullor & Janaya Khan [Facebook Live]. Geraadpleegd op 30 april 2017, op https://www.facebook.com/debalie/videos/1585933548088731/

De Balie. (2016b). Freedom Lecture: Black Lives Matter co-founder Patrisse Cullors - Vrijheidslezing (Vols. 1–15). De Balie in Amsterdam. Geraadpleegd op 27 april 2017, op https://vimeo.com/196496871

De Cordier, B. (2017). De “opkomende middenklassen” buiten de OESO-sfeer. Hoorcollege gepresenteerd bij Actuele Vraagstukken van het Globale Zuiden, Gent.

Desmond, M., & Emirbayer, M. (2009). WHAT IS RACIAL DOMINATION? Du Bois Review: Social Science Research on Race, 6(2), 335. https://doi.org/10.1017/S1742058X09990166

Du Bois, W. E. B. (1994). The souls of Black folk. New York: Dover.

Dubois, L. (2006). An enslaved Enlightenment: rethinking the intellectual history of the French Atlantic. Social History, 31(1), 1–14. https://doi.org/10.1080/03071020500424342

DuVernay, A. (2016). 13th.

65

Eligon, J. (2014, augustus 24). Michael Brown Spent Last Weeks Grappling With Problems and Promise. The New York Times. Geraadpleegd op 12 juni 2017, op https://www.nytimes.com/2014/08/25/us/michael-brown-spent-last- weeks-grappling-with-lifes-mysteries.html

Fanon, F. (2008). Black skin, white masks (New ed). London: Pluto-Press.

Fields, K. E., & Fields, B. J. (2014). Racecraft: the soul of inequality in American life. London: Verso.

Fredrickson, G. M. (2002). Racism: a short history. Princeton, N.J: Princeton University Press.

Garza, A., Cullors, P., & Tometi, O. (2016, oktober). Alicia Garza, Patrisse Cullors and Opal Tometi: An interview with the founders of Black Lives Matter [TED Talk Video]. Geraadpleegd op 6 mei 2017, op https://www.ted.com/talks/alicia_garza_patrisse_cullors_and_opal_tometi_an_interview_with_the_founders_of_bl ack_lives_matter#t-197379

Kaiser Family Foundation. (2015). Poverty Rate by Race/Ethnicity. Geraadpleegd op 16 juni 2017, op http://www.kff.org/other/state-indicator/poverty-rate-by- raceethnicity/?dataView=0¤tTimeframe=0&selectedDistributions=white--black-- total&selectedRows=%7B%22wrapups%22:%7B%22united- states%22:%7B%7D%7D%7D&sortModel=%7B%22colId%22:%22Location%22,%22sort%22:%22asc%22%7D#notes

Lebron, C. (2014, september 29). The colour of our shame [3 AM Magazine]. Geraadpleegd op 12 mei 2017, op http://www.3ammagazine.com/3am/the-colour-of-our-shame/

Lowery, W. (2017, januari 17). Black Lives Matter: birth of a movement. The Guardian. Geraadpleegd op 4 juni 2017, op https://www.theguardian.com/us-news/2017/jan/17/black-lives-matter-birth-of-a-movement

Malik, K. (1996). The meaning of race: race, history and culture in Western society. Basingstoke, Hampshire: Macmillan.

Mavaddat Javid. (z.d.). Baltimore: Geraldo confronted over Fox “News” biased reporting #FreddieGray. Geraadpleegd op 26 april 2017, op https://www.youtube.com/watch?v=OwHvCy-a-Pg

Moore, D. L. (2015, augustus 11). Two Years Later, Black Lives Matter Faces Critiques, But It Won’t Be Stopped [Nieuwssite]. Geraadpleegd op 18 juni 2017, op https://mic.com/articles/123666/two-years-later-black-lives-matter- faces-critiques-but-it-won-t-be-stopped#.wisvEvB9R

Mulder, V. (2017, april 14). Word je bewust van je privileges. Racisme verdwijnt pas als we allemaal activist worden. Geraadpleegd op 26 april 2017, op https://decorrespondent.nl/6553/word-je-bewust-van-je-privileges-racisme- verdwijnt-pas-als-we-allemaal-activist-worden/268725424-144e3fc5

Reybrouck, D. van. (2013). Congo: een geschiedenis. Amsterdam: De Bezige Bij.

Rigg, M., & Quasim, W. (2016, augustus 5). Owen Jones meets Black Lives Matter | “One day the chains will be broken” [YouTube]. Geraadpleegd op 5 mei 2017, op https://www.youtube.com/watch?v=VMnIFfcs6GU&feature=youtu.be

Taylor, K.-Y. (2016). From #BlackLivesMatter to Black liberation. Chicago, Illinois: Haymarket Books.

Teasley, M., & Ikard, D. (2010). Barack Obama and the Politics of Race: The Myth of Postracism in America. Journal of Black Studies, 40(3), 411–425. https://doi.org/10.1177/0021934709352991

66

The Glass Bead Game. (2016). The Meaning of “Structural Violence” #BlackLivesMatter [Podcast - SoundCloud Audio File]. Geraadpleegd op 5 juni 2017, op http://www.theglassbeadgame.co.uk/episode/blacklivesmatter/

United States Kerner Commission. (1969). Summary of the Report of the National Advisory Commission on Civil Disorders (Kerner Report) (p. 26). Washington. Geraadpleegd op 15 juni 2017, op http://www.eisenhowerfoundation.org/docs/kerner.pdf

US Department of Justice Civil Rights Division. (2015). Department of Justice report on the Ferguson, Mo. Police Department. Geraadpleegd op 4 juni 2017, op https://apps.washingtonpost.com/g/documents/national/department-of-justice-report-on-the-ferguson-mo-police- department/1435/

Van der Linden, W. (2016, december 21). Opinie: witte verdedigingsreflex is niet alleen maar onredelijk. nrc.nl. Geraadpleegd op 28 juli 2017, op https://www.nrc.nl/nieuws/2016/12/21/witte-verdedigingsreflex-is-niet-alleen- maar-onredelijk-5886202-a1537825

West, C. (2001). Race matters (2nd Vintage Books ed). New York: Vintage Books.

West, C. (2002). A Genealogy of Modern Racism. In P. Essed & D. T. Goldberg (Red.), Race Critical Theories: Texts and Context. Malden, Mass: Blackwell Publishers.

67