BOEKBESPREILING/BOOK REVIEW

Werner Sumowski, Gemäldeder Rewbrandt-Schülerv I (Einleitung keit zu verleihen' (p. 3517).Men kan zich afvragcn of dczc kritiek und Schlusswort. Corrigenda und Addenda. Nachtrage 2. Orts- (zelfs als zij gerechtvaardigd zou zijn) recht doet aan de heilzame register. Ikonographisches Register. Bibliographie. Künstlerver- prikkel die van het project is uitgegaan en die in brede kringen zeichnis I-VI), Landau/Pfalz (Edition PVA) [I994] (668 pagina's leidde tot een kritische houding tegenover een toeschrijvings- waarvan 485 met full-page afbeeldingen, vele in kleur).* traditie die lange tijd al te gemakkelijk als betrouwbaar werd aanvaard. 'Was sich etwa dreihundert Jahre lang in beruhmten Was het zinvol de vier delen van Sumowski's rCU7cnpublicatic Sammlungen bewdhrt hat, ist schwer anzufechten; und doch ist en de in een vijfde deel gepubliceerde 'Nachtrage' nog door een hier vor der Forschung die Ernuchterung gesetzt, in der Kult- zeer omvangrijk zesde deel te laten volgen? Het raadplegen is er gegenstande zu Objekten werden' (p. 3j17), merkt de schrijver in ieder geval niet eenvoudiger op geworden. De volgorde van de terecht, maar naar het schijnt nict zonder spijt, op. eerste 5o illustraties (zonder catalogusnummer) wordt bcpaald Dit neemt niet weg, dat een niet gering aantal conclusies van het door een lopend betoog waarin onder de titel 'Einleitung und -team met meer of minder enthousiasme wordt aan- Schlusswort' tevens een selectie wordt gepresenteerd van verbe- vaard. Dit geldt b.v. voor de toeschrijving aan Isack Jouderville teringen, die vervolgens in een lange lijst worden opgesomd die van de vroeger aan Rembrandt toegeschreven Jongemcan mettulband op haar beurt door een blok vain 55illustraties (zonder catalogus- in Windsor Castle en enkele daarmee verwante werken (pp. 3SI9- nummer) wordt gevolgd. Dan volgen de nict gcringc 'Nachtrage 3520, 3541), die aan Jan Lievens van het vroeger als portret van I I' en de daarbij behorende 382 afbeeldingen (met catalogusnum- moeder door de mccstcr zclf beschouwde stuk in mers), waarin elke kunstenaar - met inbegrip van latere pasti- Windsor Castle (p. 3520),die aan Govaert Flinck van enige vroe- cheurs - ditmaal op zijn eigen door het alfabet bcpaalde plaats tc ger Rembrandt geheten landschappen cat.nrs.2287 en vinden is (en dus b. v.Van Noordt niet onder de B van Backer ver- 2288) en die aan Carel Fabritius van een Vrouwenportrette Toronto schijnt, zoals in deel i het geval was). Maar ook dan kan de auteur (pp. 3519,3540). Het geldt ook voor de afwijzing van enige toe- nog geen afscheid nemen van zijn materiaal; de registers, waarmee schrijvingen aan Rembrandt waarvoor nict met enigc zckcrheid dit deel wordt afgesloten, worden voorafgegaan door een 'Post- een andere in de plaats kan worden gesteld: voor de f/lucht naar skriptum' met de bijbehorende vijf illustraties. En dan heeft de Elfypte te Tours (cat. nr. 5o8, afb. p. 4131 ;reeds in een Amster- lezer misschien nog niet eens ontdekt, dat zich aan het eind van damse veiling van j - 1 2 - I78nr. j , 124, niet als Rembrandt geaccep- 'Einleitung und Schlusswort' (p. 3524)nog een voetnoot 70 schuil teerd !) en de Cijnspenningte Ottawa (cat. nr. 25°7, afb. P. 4130).In houdt (pp. 3j 32 - 3j34)als 'die allerletzte Gelegenheit, ausser wei- andere gevallen verdedigt de auteur de traditionele Rembrandt- tercn Addenda und Corrigenda, Gemdlde aufzunehmen, die toeschrijving en noemt hij de twijfel daaraan - en niet alleen die nicht mehr in das System der nahmhaften oder anonymen Meister van het Rembrandt-team - onbegrljpclljk.' Soms kan men daar- einzubringen waren'! Wat tenslotte de registers betreft heeft al- mee instemmen, soms ook is men gcneigd aan te nemen, dat dit leen dat waarin naar kunstenaars wordt verwezen - meestal naar `onbcgrip' behoort tot de 'prvvisvrische iXlahrheiten' die het ken- hun werken maar soms ook naar blote vermeldingen – betrekking nerschap blijkbaar gedoemd is voort te brengen.2 Een belangrijk op alle zes delen; de overige twee- gcordcnd naar bcwaarplaatsen probleem is daarbij de vraag, tot welke hoogte leerlingen onder en naar onderwerpen - bevatten alleen verwijzingen naar deel v i Rembrandts onmiddellijke invloed konden stijgen. De schrijver en vormen derhalve ecn aanvulling op de in deel v opgenomen is zich daarvan wel bewust: 'Die Hauptschwierigkeit der Echt- registers. Het kunstenaarsregister voorziet in een duidelijke be- heitsforschung besteht darin, im qualitativ ungleichen die hoefte maar voor het overige zal het zaak blijven bij het opzoeken Gleichheit der Hand zu erkennen' (p. 3Sy). Niettemin laat hij zich zowel deel v als deel v i te raadplegen. meermalcn meer lcidcn door een algcmccn kwaliteitsoordeel dan Maar de rechtvaardiging van dit zesde deel hangt uiteraard vooral door een specificke karakteristiek bij het verdedigen van de eigen- af van de nieuwe inzichten die het brengt, niet zozeer van de vcr- handigheid van traditioneel geaccepteerde Rembrandts. betering van kleine onjuistheden of de toevoeging van nieuwe Maar ook over het trekken van grenzen tussen de leerlingen on- gegevens. Inderdaad vindt de geduldige lezer tussen vccl dctail- derling vindt de discussie voortgang. Enkele eerder (in deel i i i) informatie ook uitspraken van meer algemene en zelfs fundamen- door Sumowski aan de jonge Maes toegeschreven werken wor- tele aard. Als zodanig mag gelden de in de inleiding aan te treffen den nu (zoals ik in 1988 in dit tijdschrift bepleitte) op naam van bezinning op de inmiddels twaalf jaar voortgeschreden discussie Samuel van Hoogstratcn gesteld (p. 3529)' Een ccrder aan Hoog- betreffende de grenzen van Rembrandts werk en dat van zijn leer- straten toegeschreven Zittende jongemanmet baret (deel II or. 855) lingen of navolgers. Zo valt de nadruk op dc betrekkclijkhcid van heet nu, op initiatief van E. Mai, Willem Drost (p. 3 615,afb. het kennerschap: `Klarungspro?e.r.resind fur die Rembrandt-For- p. 3665)maar heeft bitter weinig gemeen met een andere aan Drost schung charakteristisch. Sie gelangt zu provisorischen Wahrhei- toegeschreven Jongemanmet baret, gemerkt 'Rembrandt f 1662', te ten. Die Wahrheit von heute wird nicht mehr die Wahrheit von Saint Louis (p. 3525,afb. p. 3566). De toeschrijving van het laatst- morgen sein' (p. 3 j 17). Wie,denkend aan de rijkelijk apodictische genoemde werk, afkomstig van Walter Liedtke, zou betekenen, manier waarop de auteur veelal zijn conclusies voordraagt, bij het dat ccn hand verantwoordelijk zou zijn voor twee ongevccr lezen van deze woorden moet glimlachen, moet toch toegeven, tezelfdertijd in de vroege jaren ' So, geschilderde maar volstrekt dat hij niet schroomt dc hand in eigen boezem te steken.Toen uiteenlopende werken. En waarom aan die van Drost zou moeten Klessmann in 1973de Zittendeoude man met rode mutste Berlijn (Bre- worden gedacht, blijft mij in beide gevallen onduidelijk. dius nr. 260))als Rembrandt afwees, 'fand ich, mit Rosenberg im Een geval apart, en buiten de eigenlijke Rembrandtschool, vormt Einklang, diese Abwertung leichtfertig und indiskutabel. Heute de relatie tussen Jacob Backer en zijn volgeling (en leerling?) frage ich mich, wie ich damals Klessmanns Charakteristik der Ma- Adam Camerarius, die een zeker aanzien moet hebben genoten - lerei und seine Schlusse ablehnen konnte' Tegelijkertijd hij taxeerde in 1657samen met de verzamelaar Marten Kretzer in wordt het Rembrandt Research Project verweten 'seine Proviso- de nalatenschap van de kunsthandelaar Johannes de rien durch Erhebung zum Dogma eine zweifelhafte Endgaltig- Renialme - maar aan wie sinds 1915(tocn het ecrste deel van Bre-

I65 I W.van Oort (of MeesterB van i 645?), Christusen de Kanadniti.rche z)rouw.Paneel 75,5XT23,5 cm, gesig- neerd J.: v. (?)Noort. Utrecht, MuseumCatharijneconvent

dius' Kun.rtler-Inventareverscheen) geen aandacht meer is geschon- niet in het werk van Jan van Noordt. Hij ziet verband met een ken.3 Een in 1987 bij Christie's te Amsterdam gcveilde -4 rfewi.ria, kleine groep hoofdzakelijk met het penseel uitgevoerde tekenin- die in de eerste reeks 'Nachtrage', blijkbaar op grond van een sig- gen, waarvan een, een Christus (?) ziekengenezend(vroeger bijPaul natuur en een kleurenreproductie in de veilingcatalogus, als werk Brandt) het opschrift 'B.1645' draagt - reden voor de auteur om van Backer werd opgenomen (deel v, nr. 1991),geeft Sumowski bij het schilderij en de tekeningen toe te schrijven aan een 'Meester B nader inzien (p. 36 39)aan Camerarius op grond van verwantschap van i645'. Op twee van de tekeningen komt echter de signatuur met een aantal in deze nieuwe 'Nachtr£ge' opgenomen door deze van een W. van Oor(d)t voor.' Dat kan nauwelijks toeval zijn: de kunstenaar gesigneerde of aan hem toe te schrijven werken signaturen op de tekeningen en het schilderij moeten wel van een (nrs. 2216-2229). 'Jetzt ist ein Werkbestand vorhanden, von dem hand stammen. Dat brengt ons niet veel verder maar misschien cine kunftige Camerarius-Forschung ausgehen konnte' (p.35zi). toch wel iets. In de nalatenschappen van twee in Amsterdam Daarmee is niets te veel gezegd. Het valt zelfs aan te nemen, dat werkzame schilders, Cornelis Doeck in 1664 en Melchior d'Hon- onder de aan Backer toegeschreven schilderijen nog meer werk decoeter in 169 5,worden werken van 'van Oort' genoemde. Het van Camerarius schuilt. Een mogelijk voorbeeld hiervan is dank- vermoeden dat wij met een Amsterdamse schilder te maken heb- zij decl v aan te wijzen door het opduiken van een hierin gere- ben, wordt door het handjevol werken van zijn hand niet evident produceerde oude foto van een overtuigend aan Backer toege- ondersteund; elk spoor van Rembrandts invloed ontbreekt. Maar schreven voorstclling van De engelverschijnt aan de centurioCornelius datzclfdc kan ook van andcre in Amsterdam werkcnde schilders (nr. 217 3),waarin beide personages als halffiguren verschijnen. In worden gezegd en spreekt op zichzelf nog niet tegen een Amster- een eerder door Sumowski aan Backer toegeschreven schilderij damse herkomst. van hetzelfde onderwerp te Bloomington (deel v, nr. 1990) treden Andere curieuze problemen levert een l.e?endeoude man met bont- zij lichtelijk veranderd op wat kleiner schaal op, evenwel ten voe- muts te St. Petersburg (p. 352q.,afb. p. 3556),die altijd als een gesig- ten uit en gedrongen van proporties. Het was al moeilijk aan te neerde Dou is beschouwd; alleen Bernt twijfelde blijkens een on- nemen, dat Backer voor dit opvallend onhandige schilderij ver- gepubliceerde aantekening. Sumowski deelt deze twijfel. De fijn antwoordelijk was, nu blijkt het een 'remake' van een andere hand gearticuleerde plooival lijkt inderdaad voor Dou onmogelijk en te zijn. Camerarius komt daarvoor-bij vergelijking van de centu- ook de typering van de profielkop wijst op een andere schilder- rio met zijn Christusen decenturio te Amsterdam (nr. 2216)en van de maar wie? Sumowski oppert vragenderwijze fladderende draperie van de engel met deApollo in de kunsthandel maar die sprong lijkt erg groot en de aangeduide overeenkomsten (nr. 2217) - zeker in aanmerking. Nadere 'Camerarius-Forschun g' met diens werk overtuigcn nict. Er is nog iets dat tegen Dou 4 zal dat moeten uitwijzen.4 spreekt: de manier waarop het boek is weergegeven. Bij Dou ple- Uit de illustraties bij de inleiding releveer ik nog enkele curiositei- gen vrome boeken zorgvuldig gekarakteriseerd te zijn en zijn zij ten, die (evenals sommige andere) een plaats onder de `Nachtrage niet zelden identificeerbaar; men denke aan het perikopenboek i i' verdiend zouden hebben. De eerste is het grote paneel Chri.rtu.r dat de z.g. 1'rofete.rin het Rijksmuseum (deel i, nr. zq.5)in de hand en de Kanaänitischevrouzv, dat het Catharijneconvent te Utrecht heeft, of de bijbel waarin een Monnik in onbekend bezit (nr. zz45) enige jaren geleden aankocht en waarop een als 'J. v.(?) Noort' ge- leest. Het boek in het Petersburgse schilderij is meer verfomfaaid lezen signatuur werd gevonden en noot 54, afb. p.3SSz; en bevat een tekst die in wilde betekenisloze haaltjes is aangeduid onze afb. i). Het schilderij draagt een enigszins caravaggesk ka- (wellicht als Griekse letters bedoeld?) en bovendien op de rechter rakter, vooral door de markante lichtdonkereffectcn en de kleur- pagina cen illustratic die niet anders te lezen is dan als een voor- stelling (helder rood tegenover grijzen en zandkleur); het kreeg stelling van Pan 6'w ?r??. Daarmee is een ikonografisch probleem eerder een (niet onbegrijpclijke) tocschrijving aan Caesar van aan dc orde. Het is toch niet aan te nemen, dat de oude heer van Everdingen en past, zoals Sumowski terecht opmerkt, volstrekt opwindende plaatjes geniet? Maar wie mag hij dan wel zijn? Voor- stelling en toeschrijving wachten beide nog op opheldering.

I66