DE WERELD DOOR BENYOWSKY’S OGEN EEN ONDERZOEK NAAR HET LAAT 18E-EEUWSE EXOTISME IN HONGARIJE Aantal woorden: 36 500

Wouter Van Cauwenberghe Studentennummer: 01407316

Promotor(en): Prof. dr. Michael Limberger

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de geschiedenis

Academiejaar: 2017 - 2018

Verklaring i.v.m. auterusrechten De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voorpersoonlijk gebruikt. Elk ander gebruik valt onder de beperkkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie.

Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor(en). Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur respecteer daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studie en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren.

Voorwoord Allereerst zou ik graag Prof. Dr. M. Limberger willen bedanken voor zijn begeleiding en ondersteuning bij deze masterproef. Daarnaast zou ik ook mijn dank willen betuigen aan Prof. Dr. P. Van Nuffelen en Prof. Dr. Vanhaute voor hun becommentariëring en kritieken. Ik wil ook Manuscript Division van de Library of Congress bedanken voor hun inspanningen, al mochten ze niet baten. Ten laatste wil ik nog een speciaal woord van dank uitsturen naar Guy Rynaerts en mijn moeder, Gudrun Gielen, voor hun hulp bij het schrijven van deze thesis.

1

Inhoud Verklaring i.v.m. auterusrechten ...... 1 Voorwoord ...... 1 Inleiding ...... 3 Biografie ...... 13 De Memoires uiteengezet ...... 17 De geschiedenis van de memoires ...... 17 Het hedendaagse debat rond Benyowsky...... 26 De bron...... 29 Het Exotisme in Benyowsky’s Memoires and Travels ...... 31 De ander in het Russische rijk ...... 31 De bevolking van de Noordelijke Stille Oceaan ...... 34 De voorstelling van Japan ...... 40 Het utopische Usmay ligon ...... 47 Het barbaarse Formosa ...... 50 Het ontbreken van China ...... 53 Exotisme in het Madagaskar relaas ...... 55 Vrouwen in de memoires ...... 60 Het Exotisme van Oostenrijk-Hongarije ...... 62 Conclusie ...... 69 Bibliografie ...... 72 Bronnen ...... 72 Literatuur ...... 72 Bijlage ...... 78

2

Inleiding Herodotos stelde zich al vragen over andere culturen en de verschillen met deze culturen. Het bewustzijn van verschillen was een gevolg van de Griekse handel en militair imperialisme.1 In de vroegmoderne tijd vormde Europa een eigen identiteit gebaseerd op deze verschillen. Een proces dat de naam exotisme kreeg.2 Exotisme kwam dan ook echt op samen met de ontdekkingsreizen. Deze ontdekkingsreizen en het exotisme dat er mee gepaard ging zorgden voor een nieuw concept van de wereld, de relatie tussen deze wereld en Europa en, het belangrijkste, het zorgde voor een nieuw concept over Europa zelf. Europa gaf zichzelf met het exotisme meer vorm, dan dat het de wereld vorm gaf. Exotisme zegt dan ook meer over Europa zelf dan over de rest van de wereld.3 Deze representatie kwam vooral voort uit de ontdekkingsreizen en de goederen, verhalen en kaarten die ze met zich mee brachten. Naar het eind van de 18e eeuw toe nam het exotisme vooral een vorm aan van eurocentrisme en superioriteit. Andere volkeren en culturen werden als minderwaardig aanzien.4 Dit had voor een groot deel te maken met de overmacht die de Europese koloniale mogendheden verkregen in de rest van de wereld. Hoe zat het dan met niet koloniale mogendheden?5 Was er bij hen ook sprake van een superioriteitsgevoel of juist niet? Wat voor exotisme hadden zij? Graaf Augustus Benyowsky (1746–1786) was een burger van één van deze mogendheden, namelijk het Habsburgse rijk, meer bepaald Hongarije.6 Zijn controversiële memoires zijn dan ook een ideale bron voor het exotisme in het laat 18e-eeuwse Hongarije. Reisliteratuur kwam in de 15e eeuw voor het eerst in het publieke discours voor, maar werd pas echt populair in de 16e eeuw. In de 18e eeuw werd het zelfs het tweede populairste literaire genre, na de novelle.7 Het was echter geen onschuldig genre. Feiten en fictie werden vaak door elkaar heen gebruikt. De auteur schreef neer wat hij wou en wat hij wou neerschrijven was gebaseerd op wat hij wist. Zij werk was bedoeld om een antwoord te geven op vragen die zijn publiek had over de wereld. De werken gaven weer wat het publiek wou zien en niet zo zeer hoe het was.8 De literatuur bevatte vaak binaire tegenstellingen van ‘wij’ en ‘de ander’.9 De literatuur zegt dus eigenlijk meer over de schrijver en zijn achtergrond dan over het onderwerp van de literatuur.10 Het moest steeds voldoen aan de conventies. In de 18e

1 Bryan S. Turner, “From orientalism to global sociology,” Sociology 23, nr. 4 (1989): 629. 2 Michael Harbsmeier, “Character, identity, and the construction of Europe,” Ethnologia Europaea. Journal of European Ethnology 29, nr. 2 (1999): 5-12. 3 Benjamin Schmidt, Inventing exoticism: geography, globalism, and Europe's early modern world (Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2015), 1-11. 4 Schmidt, Inventing exoticism, 14-7. 5 Jhon Darwin, After Tamerlane: the global history of empire since 1405 (Londen: Penguin Group, 2007), 160- 62. 6 Voigt Vilmos, “Maurice Benyovszky and his “ protocolle ” (1772–1776),” Hungarian Studies 21, nr. 1-2 (2007): 205-6. 7 Judith Adler, “Travel as performed art,” American Journal of Sociology 94, nr. 6 (1989): 1367-74; Caroline B. Brettell, “Introduction: travel literature, ethnography, and ethnohistory,” Ethnohistory 33, nr. 2 (1986): 127-34; Chunjie Zhang, “Georg Forster in Tahiti: enlightenment, sentiment and the intrusion of the south seas,” Journal for Eighteenth‐Century Studies 36, nr. 2 (2013): 264. 8 Michael Harbsmeier, “Reisebeschreibungen als mentalitätsgeschichtliche Quellen: Überlegungen zu einer historisch-anthropologischen Untersuchung frühneuzeitlicher deutscher Reisebeschreibungen,” Reiseberichte als Quellen europäischer Kulturgeschichte, hg. v. A. Mączak, HJ Teuteberg (1982): 1-31; Brettell, “Introduction,” 127-134; Zhang, “Georg Forster in Tahiti,” 267. 9 Harbsmeier, “Reisebeschreibungen als mentalitätsgeschichtliche Quellen,” 4. 10 Brettell, “Introduction,” 134. 3 eeuw betekende dit waarheid en kennis, in tegenstelling tot de voorgaande eeuwen die volgens de 18e-eeuwse burger bestond uit leugens en fictie. Dit nam niet weg dat de reisliteratuur geen entertainment was, maar dit was een secundair aspect van de 18e-eeuwse reisliteratuur geworden. Onderzoek stond op de voorgrond. Hoewel dit veranderde in de laatste decennia van de 18e eeuw. Toen werd de reisliteratuur steeds meer poëtisch en autobiografisch. Of zo was het althans in Groot-Brittannië .11 In het algemeen was reisliteratuur niet echt waarheidsgetrouw. In de 18e eeuw werd oudere literatuur al afgeschreven als fictie.12 Maar dit betekende niet dat de 18e-eeuwse literatuur enkel feiten bevatte. Veel auteurs baseerden zich op meer dan enkel hun eigen ervaringen. Daarnaast droeg ook de fictie reisliteratuur bij aan het exotisme. Een voorbeeld hiervan is Daniel Defoe’s (1660-1731) Robinson Crusoe (1719). Contradictorisch genoeg werd hij dan weer gezien als een onderwijzer van zijn volk.13 Vele ‘leugens’ werden ook pas veel later ontdekt. Zo ondervond men pas in de 20ste eeuw dat de gebeurtenissen in het werk van al-Hasan al-Wazzan (beter bekend als Jean Leon l’African), voor een groot deel fictie waren.14 Dat de literatuur niet altijd even waarheidsgetrouw was neemt eigenlijk niets weg van het nut van die literatuur, als men onderzoek doet naar exotisme. Exotisme is een voorstelling van de ander waaruit men een beeld over zichzelf vormt. Aangezien de literatuur steeds binnen conventies werd geschreven en de lezers gaf wat ze wouden, geeft de literatuur weer hoe men de ander zag, ongeacht of dit nu waar was of niet. Als men bepaalde karakteristieken over de ander verzon dan deed men dat op basis van het beeld dat men over de ander had. Dit beeld werd dus gemaakt, versterkt en in stand gehouden door de reisliteratuur. Door reisliteratuur te analyseren kan men dus een beeld krijgen over het exotisme van dat moment. In zijn werk Inventing Exoticism: Geography, Globalism, and Europe's Early Modern World omschreef Benjamin Schmidt exotisme en haar geschiedenis. Volgens hem heeft exotisme haar origine in geografische kaarten en in afbeeldingen waar de werelddelen op werden afgebeeld. Deze afbeeldingen werden nieuw leven ingeblazen in de Renaissance en werden versterkt door de ontdekkingsreizen. Toch werden deze pas na de vredes van Westfalen (1648) echt populair. De Nederlanden waren de leidende producent van exotische documenten en importeurs van exotische goederen. De Amsterdamse printers haalden na 1650 hun hoogste productie. Daarnaast vormden de Nederlanden het handelsplatform voor fauna en flora en de daarbij behorende geschriften. Maar ook in keramiek hadden de Nederlanden een voorsprong, vooral in Delft. De vraag blijft echter waarom het Nederlandse exotisme zo gesmaakt werd in Europa. Het antwoord zou liggen in het standpunt dat de Nederlanden namen met betrekking tot exotisme. In plaats van het te benaderen vanuit een ‘nationaal’ Nederlandse invalshoek, namen ze een Europese positie in. Daarbij maakten ze

11 Charles Batten, Pleasurable instruction: form and convention in eighteenth-century travel literature (Los Angeles: University of California Press, 1978), 5-7;116-19. 12 Batten, Pleasurable instruction, 5. 13 G. R. Crone, recensie van travelers and travel liars 1660-1800, door Percy G. Adams, The Geographical Journal 129, nr. 2 (1963), 230; The editors of Encyclopaedia Britannica, “Robinson Crusoe,” Encyclopedia Britannica, geraadpleegd 8/05/2018: https://www.britannica.com/topic/Robinson-Crusoe-novel; Reginald P.C. Mutter, “Daniel Defoe,” Encyclopedia Britannica, geraadpleegd 8/05/2018: https://www.britannica.com/biography/Daniel-Defoe. 14 Natalie Zemon Davis, Trickster travels: in search of Leo Africanus a sixteenth-century Muslim between worlds (Londen: Faber and Faber, 2007), 3-10. 4 gebruik van vele niet Nederlandse bronnen en behandelden ze vooral Afrika en China en geen specifieke kolonies. Als Nederlandse gebieden toch behandeld werden werd de Nederlandse invloed zo veel mogelijk weggewerkt. Er ontstond een Europese vorm van exotisme, een algemeen exotisme voor een algemeen Europa. 15 Er werd dus een Europees concept gevormd, vanuit het exotisme. Dit concept van exotisme veranderde echter doorheen de tijd. In de 16e eeuw voor de vrede van Westfalen wou men de afstand tussen de Europeanen en de inheemse bevolking inperken, men wou de oceanen kleiner maken. De zaken stonden in het licht van een zo soepel mogelijk imperiaal proces en het smeden van banden tussen kolonisators en gekoloniseerde. Men wilde de verschillen wegwerken. Na 1650 veranderde dit echter en ging men de zaken die Europa anders maakten uitvergroten. Het ging hem niet om nationale verschillen, maar hoe Europa als een geheel anders was. Er was haast sprake van een pan-kolonialisme en hyper- imperialisme. Na 1750 kwam er een derde ideologie achter het exotisme. Eén waar het bestaan van Europa als geheel werd aangenomen. Een Europa dat anders was en gevormd was door koloniale ervaring. Europa was tegelijkertijd het subject en het onderwerp van exotisme. Er was sprake van verschil en gelijkheid op het zelfde moment. Europa was ontegensprekelijk anders maar toch was er een globale gelijkheid. Een gelijkheid in Europees perspectief dat imperiale rivaliteit in bedwang hield en zorgde voor een homogeen en aantrekkelijk exotisme. Toch was er ook een backslash tegen het exotisme. Niet zo zeer tegen het exotisme op zich maar tegen hoe het uitgedragen werd. Men trad op tegen exotisme als zijnde enkel een genre van amusement zonder orde en methode. Men wou een meer verlichte en wetenschappelijke versie van het exotisme. Het esthetische genotsexotisme bleef echter bestaan bij het grootste deel van de bevolking.16 De differentiatie die Europa over zichzelf preekte, betekende niet perse superioriteit. Voor de 18e eeuw woog Europa zichzelf af tegen Azië, dat ze beschouwden als een hoge cultuur. China werd gezien als het best bestuurde land en Japan als het meest geciviliseerde.17 Beschrijvingen van Chinese en Japanse klederdracht waren vaak positief en werden in verband gebracht met luxe.18 China werd zelfs als voorbeeld genomen om het Europees staatsapparaat uit te bouwen.19 In de 16e eeuw zag men China en Japan als de toekomst. Op het einde van de 18e eeuw, met het opkomen van de industriële revolutie was Europa echter niet meer onder de indruk van Azië.20 In de 19e eeuw zag men Azië als despotisch en achterstaand.21 Een ander continent dat al langer geconfronteerd was met deze connotatie was Afrika. Afrika werd al sinds de oudheid geassocieerd met het primitieve en barbaarse. Het noorden van Afrika kon op wat meer sympathie rekenen en dan vooral Carthago en Egypte. Zwart Afrika daarentegen had helemaal geen beschaving. Dit perspectief van een primitief,

15 Schmidt, Inventing exoticism, 1-9. 16 Schmidt, Inventing exoticism, 12-22; 325-35. 17 M.N. Pearson, “Objects ridiculous and August”: early modern European perceptions of Asia,” recensie van Asia in the making of Europe, door Donald F. Lach, The Journal of Modern History 68, nr. 2 (1996): 385. 18 Edward Kajdański, “The authenticity of Maurice Benyowsky's account of his voyage through the Bering Sea: the earliest description and the earliest drawings of St. Lawrence Island,” Terrae Incognitae 23, (1991):103-4. 19 Geoffrey C. Gunn, First globalization: the Eurasian exchange, 1500-1800 (Lanham: Rowman & Littlefield Publishers, 2003), 145-6. 20 Ander Gunder Frank, ReOrient: global economy in the Asian age (Londen: University of California Press, 1998), 11-2. 21 Gunn, First globalization, 167-69. 5 onwetend en zelfs agressief Afrika werd door gezet tot in de 17e eeuw. Hierna begon de kijk op Afrika langzamerhand positiever te worden, het bleef echter als primitief aanzien worden. Deze hardnekkige gedachtegang had veel te maken met de informatie die men over Afrika voorhanden had. Pas in de 17e eeuw begon men meer documentatie te krijgen over het continent en dit werd doorgezet in de 18e eeuw.22 Europa had in het algemeen weinig interesse in Afrika.23 Dit had veel te maken met het geringere contact dat men had met Afrika. Het contact dat er was bleef voor het grootste deel beperkt tot handel vanuit factorijen. De enige Afrikaanse kolonie in de 18e eeuw was Angola. In tegenstelling tot Azië was er dan ook maar weinig culturele kruisbestuiving.24 Ondanks de gedachte van een Europees exotisme viel veel er van binnen de Franse en Engelse belangen.25 Zij waren de twee grote koloniale mogendheden van Europa in de 18e eeuw en hadden bijgevolg het meeste contact met de ander. De Nederlanden verloren aan invloed vanaf de tweede helft van de 17e eeuw, de West Indische Compagnie ging zelfs failliet in 1674. Dit is volgens Schmidt ook één van de redenen dat ze er zo een Europees exotisme op na hielden.26 Frankrijk en Engeland daarentegen wonnen enkel aan invloed in die periode, zeker na 1750. In deze periode doorbrak Europa het evenwicht in Eurazië. Dit werd door John Darwin de Eurasian revolution genoemd. Dit was een drievoudige revolutie, die bestond uit een geografisch, economisch en cultureel onderdeel, waarbij ieder aspect met elkaar interageerde. Zo werd de geografische revolutie gestimuleerd door de economische revolutie, die op zijn beurt dan weer kon doorgezet worden door de geografische revolutie. Dit bracht culturele veranderingen met zich mee. Zijnde dat Europa zich beter waande dan de Aziatische rijken, maar dit imperialistische gedachtengoed vormde dan weer een legitimatie van de geografische revolutie. Het was echter vooral Groot-Brittannië dat hier van kon genieten. Zeker na de Zevenjarige Oorlog (1756-1763). Frankrijk verloor hierbij veel van haar koloniale macht en hegemonie in Europa.27 Vanwege hun koloniale contacten is het dus logisch dat het exotisme binnen de belangen van deze twee landen bleef. Dat de Nederlanden de grootste producent waren van exotische documenten, past ook binnen dit plaatje omwille van hun handels contacten, ondanks het feit dat deze sterk verminderden in de 18e eeuw. De centraal Europese landen bezaten amper kolonies noch waren het intercontinentale handelsmachten. Het Heilig Roomse Rijk was niet geünificeerd genoeg om zelf tochten op poten te zetten.28 Dit betekende echter niet dat ze nooit deel namen aan de Europese expansie. Voor de 18e eeuw werken vele ‘Duitsers’ al aan boord van verscheidenen compagnie schepen. Dit waren vaak mannen van lagere afkomst, die op zoek waren naar een manier om sociaal op te klimmen. De reisverhalen die ze bij hun terugkomst uitbrachten (met hulp van hoger geschoolden), vertelden vaak meer over de personen zelf dan over de vreemde volkeren. De vergelijking was vaak bedoeld om

22 Katherine George, “The civilized west looks at primitive Africa: 1400-1800 a study in ethnocentrism,” Isis 49 (1958): 63-72. 23 Darwin, After Tamerlane, 304-5. 24 Jhon K. Thornton, A cultural history of the Atlantic world, 1250-1820 (Cambridge University Press, 2012), 181-82; 211-13; 248-54. 25 Schmidt, ”Inventing exoticism,” 332. 26 Schmidt, ”Inventing exoticism,” 9-12. 27 Darwin, After Tamerlane, 160-62; 166-67. 28 Zhang, “Georg Forster in Tahiti,” 263. 6 zichzelf beter te laten blijken, om zo terug een (betere) plaats in de gemeenschap te kunnen krijgen.29 De Duitse reisverhalen zijn veel minder behandeld dan die van Groot-Brittannië. Desondanks is er toch een trend blootgelegd voor de 18e eeuw. In de 18e eeuw gingen er meer en meer geleerden mee op zeereizen. Het volk was altijd al geïnteresseerd in reisverhalen en nu werden de universiteiten dit ook. Dit bracht een verwetenschappelijking van de reisverhalen met zich mee. Hun etnologie (of Völkerkunde) en etnografie (of Völker-beschreibung) vormde de basis voor de antropologie. Velen stonden in dienst van de Russische wetenschapsacademie. Het Russische rijk had namelijk een verhoogde interesse gekregen in haar uitgestrekte gebieden. Maar er werd ook onderzoek gedaan voor de universiteit van Göttingen en de rijks bibliotheek in Wenen. Naast de verwetenschappelijking was er ook een vorm van zelfkritiek mee gemoeid. Vooral oudere reisverhalen werden bekritiseerd omdat ze te veel leugens zouden bevatten.30 Eén van de befaamdste van deze intellectuele reizigers was George Forster (1754–1794). Hij reisde mee met Cooks 2e expeditie en was de vertaler van het verslag van de derde expeditie. Een analyse van zijn werk blijkt Schmidts these van een Europees exotisme toch wat tegen te spreken. Het blijkt namelijk dat de Duitse schrijvers zichzelf, als “Duitsers” wouden onderscheiden van, bijvoorbeeld, Groot-Brittannië. Forster wees namelijk zelf al op de verschillen tussen de “Duitse” en Britse lezer. Volgens hem waren de Duitse teksten kritischer en filosofischer. Hij wees op de verschillen tussen de Duitse en andere gemeenschappen. Britse teksten zouden meer de nadruk gelegd hebben op kolonisatie. De Duitse gemeenschap wou zichzelf onderscheiden en legitimeren. Ze waren superieur en verlicht, maar nog steeds bescheiden, gesofistikeerd en onschuldig. Dit creëren van een eigen cultuur en gemeenschap was niet enkel op basis van niet Europese volkeren, maar ook door zich af te zetten tegenover Europese volkeren. De Duitse gemeenschap had een achterstand op het vlak van literatuur en had dus iets in te halen, maar wou zich ook onderscheiden.31 In de late 18e eeuw kwam er in het Heilig Roomse Rijk een bewustzijn van de socio-culturele verschillen tussen de Europese naties.32 Naar het eind van de 18e eeuw toe, werden er meer en meer onderzoeken gedaan naar Europese diversiteit, ten nadele van intercontinentale onderzoeken. Meer reizen door Europa, meer etnografie van Europa en meer onderscheiding van Europa.33 Naast en verbonden met het Heilig Roomse Rijk was er nog het Habsburgse rijk. Dit was in vergelijking met het Heilig Roomse rijk, wel gecentraliseerd in de 18e eeuw, of toch een deel er van. De Habsburgse monarchie onderging een ware identiteitscrisis doorheen de

29 Michael Harbsmeier, “Towards a prehistory of ethnography: early modern German travel writing as traditions of knowledge,” in Fieldwork and footnotes, eds. Han F.Vermeulen en Arturo Alvarez Roldán (Londen: Psychology Press, 1995) 19-38. 30 Han F. Vermeulen, “Early history of ethnography and ethnology in the German enlightenment: anthropological discourse in Europe and Asia, 1710-1800,” (PhD, Universiteit Leiden, 2008), 271; Michael Harbsmeier, Wilde Völkerkunde: andere Welten in deutschen Reiseberichten der Frühen Neuzeit (Frankfurt: Campus Verlag, 1994), 263-69; idem, “Die Rückwirkungen des europäischen Ausgreifens auf Übersee auf den deutschen anthropologischen Diskurs um 1800, ” in Frühe Neuzeit - frühe Moderne? Forschungen zur Vielschichtigkeit historischer Übergangsprozesse, eds. Rudolf Vierhaus et. al (Göttingen: Vandenhoeck und Ruprecht, 1992), 428. 31 Birgit Tautz, “Cutting, pasting, fabricating: late 18th-Century travelogues and their German translators between legitimacy and imaginary nations,” The German Quarterly 79, nr. 2 (2006): 155-63; 170. 32 Harbsmeier, “Reisebeschreibungen als mentalitätsgeschichtliche Quellen,”23. 33 Harbsmeier, Wilde Völkerkunde, 270. 7

18e eeuw. In het begin van de 18e eeuw verloren ze hun Spaanse invloed door de Successie oorlogen (1701-1713) en vanaf 1740 moesten ze hard vechten om aan de macht te blijven in de Duitse gebieden.34 Voorheen konden ze zichzelf legitimeren door hun afstamming, nu moesten ze nieuwe legitimatie zoeken. Dit ging gepaard met grote hervormingen en verlichting van de staat. Er kwam een soort proto-nationalisme, dat weg stapte van het universalisme. Oostenrijk kwam centraal te staan in plaats van de gehele Duitse gebieden. De andere gebieden binnen het Habsburgse Rijk werden minder benadrukt. Er werd een link gezocht tussen de staat en de samenleving, waarbij de nadruk werd gelegd op burgerschap.35 In de 2e helft van de 18e eeuw zwakte de Spaanse, Italiaanse en Latijnse culturele invloed af in het voordeel van Frankrijk. Dit had natuurlijk te maken met het Renversement des alliances. Hoewel de Hongaarse gebieden voor een groot deel buiten de hervormingen vielen, rijkte deze Franse invloed toch tot in Transsylvanië. Toch was er een verschil tussen de Franse verlichting en de Oostenrijkse Aufklärung. Deze had meer oog voor het verleden, stond kritischer tegenover authenticiteit en had een meer pedagogische aanpak, wat zeker niet betekende dat het neutraler was. In de jaren 40 en 50 van de 18e eeuw werd het onderwijs weg gehaald bij de Jezuïeten en werd het geseculariseerd. Er volgden ook nog agrarische hervormingen en natuurlijk was er ook de diplomatische revolutie.36 Op vlak van buitenlandse zaken lag de nadruk op Europa en het Ottomaanse rijk.37 De Habsburgers en hun onderdanen hadden dus weinig contact met de exotische ander. Het Ottomaanse rijk bevond zich naast hen, maar door dit dichte en vaak vijandige contact, kon het Ottomaanse rijk moeilijk vormen voor de constructie van het zelfbeeld.38 Wat niet betekent dat ze geheel geen interesse hadden in het exotische. China kon steeds op veel interesse rekenen in het rijk, maar het bleef eerder onbekend door het gebrek aan kolonies.39 Zo bezaten de Habsburgers ‘Indische’ verzamelingen. Dit Indische verwees weliswaar niet alleen naar India, maar naar bijna alles dat niet Europees was (Azië, Amerika, zelfs Afrika).40 Hiernaast waren er ook exotische opera’s, over China, dat hier als algemene referentie gold voor Azië. China werd geïdealiseerd als wijs, lerend en cultiverend. Maar het werd ook gebruikt als propagandamiddel. De opera’s moesten helpen met bij de legitimatie en wederopbouw van de dynastie.41 Er waren ook pogingen om directer contact met de ‘ander’ te maken. Ten eerste denken we dan natuurlijk aan de Oostendse compagnie (1722-1737). Hoewel het een

34 Charels Ingrao, The Habsburg monarchy: 1618-1815, (Cambridge: Camebridge University Press, 1995), 117- 21; 152-59. 35 Steven Beller, A concise history of Austria (Cambridge: Camebridge University Press, 2006), 85-86; R.J.W. Evans, Austria, Hungary, and the Habsburgs: Central Europe c. 1683-1867 (New York: Oxford University Press, 2008), 56; 61-66; Ingrao, The Habsburg monarchy, 172-82. 36 René Vermeir et. al., Een inleiding tot de geschiedenis van de Vroegmoderne tijd, (Wommelgem: Uitgeverij Van In, 2012), 76; Evans, Austria, Hungary, and the Habsburgs, 59-61; 66; Ingrao, The Habsburg monarchy, 166-67. 37 Ingrao, The Habsburg monarchy, 192-97. 38 Jen-Yen Chen, “Maria Theresia and the ‘Chinese’ voicing of imperial self: the Austrian contexts of Metastasio’s China operas,” Eighteenth-Century Music 13 (2016): 18-20. 39 Cornelia Szabó-Knotik, “Calafati, Sou-Chong, Lang Lang, and Li Wei: two hundred years of “the Chinese” in Austrian music, drama, and film,” in China and the West, eds. Hon-Lun Yang en Michael Saffle (Michigan: University of Michigan Press, 2017), 66. 40 J. Keating en L. Markey, “'Indian' objects in Medici and Austrian-Habsburg inventories: a case-study of the sixteenth-century term,” Journal of the History of Collections 23, nr. 2 (2011): 283-86. 41 Chen, “Maria Theresia,” 11-15. 8 financieel succes was, werd ze op 10 juli 1737 ontbonden onder druk van Groot-Brittannië en de Nederlanden.42 Dit was echter niet het einde van de Habsburgse handelsplannen. De handel over land nam in de 18e eeuw toe. Dit bracht hen tot in Perzië. Maar er werden ook verdere pogingen ondernomen om de overzeese handel te stimuleren. De Donau had daar een belangrijke rol in, maar ook de havens in de Middellandse Zee, in het bijzonder Trieste en .43 Deze waren echter in slechte toestand en moeilijk te bereiken over land. Daarbij bracht piraterij in de Middellandse Zee verder problemen voor de handelsondernemingen van de Habsburgers en kwam de maritieme expansie pas echt op gang als Venetië en Doubrovnik in handen kwamen van de Habsburgers (in respectievelijk 1797 en 1713). De oorlog tussen Groot-Brittannië aan de ene kant en Frankrijk, Spanje en de Nederlanden aan de andere kant (1774-1783), was dan weer goed nieuws voor de maritieme handel, omwille van de neutraliteit van de Habsburgers.44 De Habsburgers hadden zelf al plannen om de compagnie terug op te starten en in 1775 aanvaardden ze dan ook het voorstel van William Bolts (1739 – 1808). Nu onder de naam van Impirial Asiatic company. Bolts was een Brit met een Duitse vader die in Amsterdam geboren was. Hij had voorheen voor de EIC gewerkt, maar was daar weg gewerkt omdat hij te veel in zijn eigen belang werkte.45 In naam van de Habsburgers stichtte hij kolonies aan de Malabarkust, de Delgoa baai (Maputo baai) en op het Nicobar eilanden (die voorheen aan de Denen toebehoorden). De compagnie ging echter failliet in 1785, deels onder de invloed van de Franse revolutie.46 Bolts mag dan wel voor de Habsburgers gewerkt hebben, hij was nog steeds een Brit, dus kan hij niet gebruikt worden om het exotisme in Oostenrijk-Hongarije in kaart te brengen. Daarbij werden zijn private documenten, naar zijn eigen wil, verbrand na zijn dood.47 Hoewel het niet geheel correct is zal Oostenrijk-Hongarije in deze thesis gebruikt worden om de gebieden aan te duiden, waar de Habsburgers in de 18e eeuw hun aandacht op vestigden. Deze gebieden komen voor een groot deel overeen met het latere Oostenrijk-Hongarije. Deze benaming wordt, gemakshalve, gebruikt omdat het Heilig Roomse Rijk in de tweede helft van de 18e eeuw ook nog binnen het Habsburgse Rijk viel en ‘Habsburgse Rijk’ dus een te groot gebied zou beslaan. Op deze manier kunnen die gebieden aangeduid worden, waar de Habsburgers hun nieuwe legitimatie uit haalden en hun hervormingen doorvoerden. Om het exotisme in Oostenrijk-Hongarije te onderzoeken moet er dus gekeken worden naar reisverslagen van iemand uit Oostenrijk-Hongarije. Graaf Mauritius Augustus Benyowsky werd op 20 september 1746 geboren in een klein stadje genaamd Vrbové, in het huidige Slovakije. (en toenmalig Hongarije)48 In tegenstelling tot Bolts is hij dus uiterst geschikt om het laat 18e-eeuwse exotisme in Oostenrijk-Hongarije in kaart te brengen. Hij was één van de

42 Eduard J. Baels, De Oostedse compagnie (Oostende: Uitgeverij Erel, 1972), 55; 154. 43 Boro Bronza, “Austrian trade towards the Ottoman empire and Asia during the 18th century,” Јournal of Historical Researches 27 (2016): 141-49. 44 Bronza, “Austrian trade,” 147-49. 45 M. E. Monckton Jones, recensie van William Bolts: a Dutch adventurer under John Company, door N.L. Hallward, The English Historical Review 36, nr. 144 (1921): 600-2; C.S.S. Higham, recensie van William Bolts: a Dutch adventurer under John Company, door N.L. Hallward, The Scottish Historical Review 18, nr. 71 (1921): 218-19. 46 Bronza, “Austrian trade,” 147-149; Barry M. Gough en Robert J. King, “William Bolts: an eighteenth century merchant adventurer,” Archives: The Journal of the British Records Association 30, nr. 112 (2005): 10-13. 47 Gough, “William Bolts,” 9. 48 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 207-8. 9 bekendste ontdekkingsreizigers, helden en bedriegers voor de Franse revolutie. Leon Orlowski omschreef hem als volgt:

“All his life B[enyovszky] made great things even greater. Both his weakness and his strength lay in the power of his imagination, because he would not have been the person he was had he not imagined that he was someone he was not.”49

Hij kwam uit een adellijke familie, maar omwille van familiale problemen kon hij zijn vaders erfenis niet vorderen, na diens dood in 1760. In de daarop volgende jaren trouwde hij terwijl hij op de vlucht was voor een celstraf. Zijn vrouw geraakte zwanger, maar hij kon de geboorte niet bijwonen nadat hij opgeroepen werd om mee te strijden in een Poolse opstand tegen Rusland; de Confederatie van Bar (1767–1772).50 In 1769 werd hij echter gevangen genomen en uiteindelijk naar Kamtsjatkaverbannen. Een goed jaar later slaagde hij en zijn compagnons er in een schip (de Sint-Pieter en Sint-Paulus) buit te maken en een reis in te zetten die hen langs de Aleoeten eilanden door de noordelijke Stille Oceaan zou brengen, terug naar Japan. Waarna ze de reis doorzetten naar Usmay Ligon (Okinawa), Formosa (), en Canto, waar Benyowsky aan boord ging van een Frans handelschip dat hem naar Frankrijk bracht.51 Drie jaar later, in 1774 vertrok hij daar echter weer om een kolonie te stichten op Madagaskar in naam van de Franse koning. Dit mislukte echter en vier jaar later keerde hij terug naar Frankrijk.52 In 1784 zette hij aan om een tweede poging te ondernemen op Madagaskar. Deze keer niet met de steun van de Franse. Dit werd dan ook zijn einde. Hij werd in 1786 door Franse soldaten neergeschoten in Madagaskar.53 Tijdens zijn korte periode in Europa, voor zijn tweede avontuur in Madagaskar, verkocht hij zijn memoires, zodat ze gepubliceerd konden worden. Deze werden echter niet meteen uitgegeven. John Hyacinth de Magellan (1722-1790) startte de vertaling naar het Engels. Deze stierf echter in 1790 waardoor William Nicholson (1753-1815) de vertaling verder moest zetten en uitgeverij Robinsons het in 1790 voor de eerste maal uitgaf. Ondanks de gemengde kritieken werd het werk al gauw vertaald naar het Duits (1790), Nederlands (1791), Frans (1791), Zweeds (1791), Deens (1797), Pools (1797) en Slovaaks (1808). Deze Memoires and Travels bespreken het vroege leven van Benyowsky en zijn deelnamen aan de Confederatie van Bar waarna ze een gedetailleerde uiteenzetting, in de eerste persoon, geven van zijn tocht naar en verblijf in Kamtsjatka, de zeereis die er op volgde, inclusief de tussenstops tot in Frankrijk en eindigt in Madagaskar. Het is een tot de verbeelding sprekend

49 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 205-6. 50 Idesbald Goddeeris en Louis Vos, De strijd van de witte adelaar: geschiedenis van Polen (966-2004) (Leuven: Acco, 2005), 137-48; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 205-10. 51 Mauritius Augustus graaf de Benyowsky, Memoirs and Travels of Mauritius Augustus Count de Benyowsky (Dublin: William Porter, 1790), I: 31-41; 74; 225-30; 246; 283; 302; 310; 358; Mauritius Augustus graaf de Benyowsky, Memoirs and Travels of Mauritius Augustus Count de Benyowsky (Dublin: Zachariah Jackson, 1790), II: 1; 23; 83-86; ; Alison E. Martin, “Foreign credit: travel writing and authenticity in the Dutch translation of The memoirs and travels of Mauritius Augustus, Count de Benyowsky (1790),” inTRAlinea (2013): 3; George H. Kerr, Okinawa: the history of an island people (Osaki: Tuttle Publishing, 2011), 228; Alison E. Martin, “Foreign credit: travel writing and authenticity in the Dutch translation of The memoirs and travels of Mauritius Augustus, Count de Benyowsky (1790),” inTRAlinea (2013): 3. 52 Benyowsky, Memoirs and Travels II: 107; 262. 53 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 210-12; 221; Eufrosina Dvoichenko-Markov, “ and count M. A. Benyowski,” Proceedings of the American Philosophical Society 99, nr. 6 (1955): 406-14. 10 verhaal, misschien zelfs te veel tot de verbeelding sprekend. De memoires zijn namelijk zeer gecontesteerd en zouden een hele reeks overdrijvingen en leugens bevatten.54 Maar zo als eerder al beargumenteerd is dit voor onderzoek naar exotisme geen probleem, het is misschien zelfs een voordeel. In deze scriptie zal gekeken worden hoe Benyowsky’s beschrijving onder de noemer exotisme valt. Hoe omschreef hij de ander en hoe staat dit in vergelijking met het Brits-Franse exotisme dat door Schmidt als Europees werd gedoopt? Is het een geheel ander exotisme, of zijn er gelijkenissen? Of sluit het beter aan bij het ‘Duits’ exotisme dat draaide rond etnografie en minder rond imperialisme? In hoeverre past het in de lijn van de Habsburgse hervormingen, Aufklärung, en proto-nationalisme? Is hier een invloed van te lezen in de memoires, of kwam Benyowsky uit een te ver afgelegen gebied waardoor de hervormingen hem niet bereikte? Uit het de memoires van Benyowsky kan een eerste beeld gevormd worden van het exotisme in Oostenrijk-Hongarije, of toch over het exotisme in het oosten van het rijk. Daarnaast kan het ons meer vertellen over Benyowsky zelf. Als hypothese wordt gesteld dat Benyowsky’s exotisme er één zal zijn dat overeen komt met een Brits-Frans exotisme van een eerdere periode. Een exotisme waar minder sprake is van superioriteit tegenover Azië, omdat men in het Habsburgse rijk niet is staat was dit claimen, laat staan het oosten van het rijk. Daarbij was centraal-oost Europa zelf het onderwerp van een soort exotisme, vanuit het westen, hoewel dit geen volledig negatief beeld was, omdat men het oosten linkte met de klassieke oudheid.55 Centraal Europa keek ook zelf naar het westen. Zo gingen Duitsers naar Groot-Brittannië om te kijken wat de toekomst zou brengen.56 Dit samen met de verhoogde Franse culturele invloed, doet vermoeden dat er zekere gelijkenissen met het Brits-Franse exotisme waren. Met betrekking tot de etnografie van de Duitse gebieden, wordt er niet verwacht veel terug te vinden in de memoires, omdat dit namelijk vooral van toepassing was bij de intellectuele groeperingen in de Duitse gebieden. Exotisme is ook vandaag de dag nog sterk aanwezig, misschien zonder dat we het echt beseffen. Zoals eerder vermeld is het een concept dat al voor de 18e eeuw aanwezig was en doorgeen de eeuwen veranderde. Het houd natuurlijk verband met etnocentrisme en dan vooral eurocentrisme, aangezien het om een Europese identiteit gaat. Op zich is er niets mis met etnocentrisme. Natuurlijk gaat men zijn eigen cultuur en leefwereld in het centrum plaatsen, aangezien men hiermee het meest in contact komt en dit ook het meest relevant is. Als dit echter gecombineerd gaat met een superioriteitsgevoel en dominantie, kan het leiden tot problemen.57 Meestal in de vorm van racisme, onderdrukking en uitbuiting. Daarom is het

54 Martin, “Foreign credit,” 1-3; Ian Inkster, “Oriental enlightenment: the problematic military experiences and cultural claims of count Maurice Auguste comte de Benyowsky in Formosa during 1771,” Taiwan Historical Research 17 (2010): 42; The editors of Encyclopaedia Britannica, “William Nicholson,” Encyclopedia Britannica. geraadpleegd 8/05/2018: https://www.britannica.com/biography/William-Nicholson-English- chemist-and-inventor. 55 Paschalis M. Kitromilides, recensie van Inventing Eastern Europe. The map of civilization on the mind of the enlightenment, ; Kaunitz and enlightened absolutism 1753-1780, ; The landed estates of the Esterhazy princes. Hungary during the reforms of Maria Theresia and Joseph II, door Larry Wollf, Franz A. J. Szabo en Rebecca Gates-Coon, Eighteenth-Century Studies 30, nr. 4 (1997): 457-58; Harbsmeier, “Reisebeschreibungen als mentalitätsgeschichtliche Quellen,” 3-4. 56 Bronza, “Austrian trade,” 139; Judith Adler, “Travel as Performed Art,” American Journal of Sociology 94, nr. 6 (1989): 1375. 57 Antoon De Baets, “Eurocentrism,” in Encyclopedia of western colonialism since 1450 (Detroit: Macmillan/Thomson Gale, 2007), I: 458-59. 11 belangrijk dat men zich bewust is van exotisme. Ook al zit men niet in een positie waar men echt dominant is, moet men zich bewust zijn van het beeld dat men vormt over een ander. Dat beeld is daarom niet fundamenteel fout en moet daarom niet perse aangepast worden, men moet er zich gewoon van bewust zijn dat dit een beeld is en dus fout en vooringenomen kan zijn. Men moet zich bewust zijn waar dit beeld vandaan komt en op wat het gebaseerd is. Antwoorden op voorgaande vragen zullen gezocht worden door te kijken hoe Benyowsky de verschillende ‘andere’ omschrijft in zijn memoires en hoe dit al dan niet overeenkomt met het Brits-Frans en Duitse exotisme. Wat omschrijft hij, wie omschrijft hij en hoe omschrijft hij? Er zullen ook vergelijkingen worden gemaakt met andere reisverslagen van die tijd, om zo de verschillen en gelijkenissen beter aan te duiden. Voor Kamtsjatka zal dit Das nord- und ostliche Theil von Europa und Asia van Philip Strahlenberg zijn. Benyowsky’s relaas over de eilanden in de noordelijke Stille oceaan zal vergeleken worden met het verslag van Cooks 3e reis. Voor Japan zal er dan weer gebruik gemaakt worden van een aantal werken die samen de basis vormden voor Gulliver’s Travel. De beschrijving van Usmay Ligon en andere gelijkaardige eilanden, zal dan weer vergeleken worden met Forster’s verslag van Cooks 2e reis. Formosa was een onbekend gebied in de 18e eeuw, zeker het oosten, bijgevolg kan er hier geen verslag aangewend worden om de vergelijking te maken. Tot slot zullen Benyowsky’s memoires over Madagascar vergeleken worden met die van Louis Laurent de Féderbe comte de Maudave (1725-1778).58 Voor deze vragen behandeld zullen worden, wordt er een korte biografie gegeven van Benyowsky’s leven. Dit zal voor het grootste deel gebaseerd worden op de memoires zelf. Secundaire literatuur zal echter ook aangehaald worden om nuanceringen aan te brengen en een zo getrouw mogelijke voorstelling van het leven ven Benyowky te geven. Daarnaast is secundaire literatuur ook nodig om de gebeurtenissen uit de winter van Benyowskys leven te beschrijven, aangezien deze niet in de memoires beschreven staan. Dit om een beter beeld te geven over wie Benyowsky was en om context te geven aan de onderzoeksvragen In het tweede deel zullen de memoires zelf uiteen gezet worden. Er zal een uitgebreide bronbespreking gegeven worden, waar de geschiedenis en de totstandkoming van de memoires uit zal gezet worden. Wat valt er in de bron te vinden, hoe is ze opgebouwd, waarom en hoe werd ze geschreven? Daarbij zal het hedendaagse debat rond Benyowsky en zijn memoires kort uitgelicht worden. Vervolgens zal er een kijk gegeven worden op de specifieke bron die gebruikt zal worden voor deze thesis (één van de eerste publicaties). Hoe is ze opgebouwd, welke informatie valt er in te vinden, welke bijlage bevat ze? Daarnaast zullen enkele eigenaardigheden aan de bron bekeken worden. Dit zal gebeuren op basis van zowel de primaire bron als secondaire literatuur. Het derde deel bevat de onderzoeksvragen en vergelijkingen. Hierin zal Benyowsky’s exotisme ontbloot worden aan de hand van zijn memoires. Voor het grootste deel zal dit chronologische en geografisch gebeuren. Wat wil zeggen dat men de regio per regio zal bespreken in de volgorde dat ze in de memoires te vinden zijn. Om zo duidelijk weer te geven welke zaken er terug komen en opvallen. Tot slot zal er gekeken worden wat er te zeggen valt over het exotisme in Oostenrijk-Hongarije op basis van Benyowsky’s memoires.

58 H. Pouget De St. André, La colonisation de Madagascar sous Louis XV : d’après la correspondance inédite du comte de Maudave (Parijs: Challamel ainé, 1886), 7; 17. 12

Biografie Maurice Augustus Benyowky werd geboren op 20 september 1746 in Verbó (Vrbové in het huidige Slovakije), in de noordelijke provincie , in Hongarije. Hij was de zoon van kolonel Baron Samuel Benyowsky en Barones Rosalia Anna Revay. Mogelijks had hij een opleiding in navigatie genoten in Hamburg. Hij sloot zich aan bij het leger van Maria Theresia (1717-1780) en vocht mee in de zeven jarige oorlog, maar in 1768 werd hij gearresteerd voor zijn aandeel in een militaire revolte.59 Of, naar zijn zeggen, omdat zijn halfbroers valse beschuldigingen tegen hem hadden geuit omdat ze hem zijn erfenis wouden ontzeggen na de dood van zijn vader. Hij slaagde er in te ontsnappen en deserteerde naar de Pools-Litouwse Commonwealth om zich aan te sluiten bij de Confederatie van Bar. Tijdens zijn vlucht trouwde hij met Zuzanna Hönsch, een vrouw van lage afkomst waarbij hij één zoon en minstens twee dochters kreeg.60 Het is echter zo dat zijn memoires hier al enkele vraagtekens doen rijzen. Hij zei zelf dat hij in 1741 geboren was, in plaats van 1746. Dit zorgt er voor dat zijn militaire carrière er waarschijnlijk anders uitzag. Hij stelde dat hij op 14 jarige leeftijd dienst nam en in 1757 al deelnam aan veldslagen. Aangezien hij eigenlijk 5 jaar jonger was dan hij zei, wordt het haast onmogelijk dat hij in 1757 al mee vocht. Ook over zijn herkomst loog hij. Hij omschreef zijn vader als een graaf en generaal, geen van beide was waar, bijgevolg was Benyowsky zelf ook geen graaf. Hij droeg echter wel de titel van Baron.61 Ook zijn rol in de Confederatie van Bar werd meer beduidend voorgesteld dan ze eigenlijk was.62 De Confederatie van Bar was een reactie op de hervormingen van koning Stanislaw August (1732-1798) en de vergrote inmenging en invloed van Rusland, vooral de wetten die de dissidente godsdiensten gelijke rechten gaven, vormden een probleem voor de Confederatie. De Confederatie was hopeloos ongeorganiseerd, waardoor ze weinig steun kregen van buitenlandse mogendheden. Toch slaagde ze er in weerstand te bieden tot 1772. Dit was ten dele toe te schrijven aan de Turks-Russische oorlog van 1768-1774, die veroorzaakt werd door de Confederatie.63 Volgens de memoires was Benyowsky hier zelf de oorzaak van. Hij zou zijn troepen over de Turkse grens geleid hebben op de vlucht van de Russen, aangezien het Ottomaanse rijk de Confederatie steunde.64 De Russische troepen volgden hen in de Turkse gebieden, wat de Ottomanen een reden gaf om de oorlog, die er al

59 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 207-8; Karel Fiala, “First contacts of Czechs and with Japanese culture (up to World War I): the major publications and personalities,” Nichibunken Japan Review (1992): 56- 57; Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 1-3; Ingrao, The Habsburg monarchy, 128; 197. 60 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 207-8; Fiala, “First contacts,” 56-57; Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 1- 3. 61 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 207-8; Fiala, “First contacts,” 56-57; Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 1- 3. 62 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 207-8. 63 Goddeeris, De strijd van de witte adelaar, 137-148; Herbert H Kaplan, The first partition of (New York: Columbia university press, 1962), 94-96; 101; 111; 173-74; Jerzy Lukowski en Hubert Zawadzki, A concise history of Poland (Cambridge: Cambridge university press, 2001), 91-92; Barbara Skinner, “Borderlands of faith: reconsidering the origins of a Ukrainian tragedy,” Slavic Review 64 (2005): 88; Barbara Skinner, The Western front of the Eastern church: Uniate and Orthodox conflict in 18th-century Poland, , Belarus, and Russia (DeKalb: Northern Illinois university press, 2009), 129-30; Norman Davies, God's playground: a, history of Poland (Oxford: Clarendon press, 1983), 520-21. Anita J Prażmowska, A history of Poland (Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2004), 124. 64 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 16-26. 13 lang aan zat te komen, te verklaren. Ondanks de bedoelingen van de Confederatie, zorgde ze er uiteindelijk voor dat de Commonwealth werd opgedeeld tussen Rusland, Pruisen en Oostenrijk.65 Op 20 mei werd Benyowksy gevangen genomen door de Russische troepen, nadat hij gewond raakte door een kanonschot. Deze verwondingen zorgden er voor dat zijn rechterbeen 10 cm korter was en hij dus scheef liep.66 Enkele maanden later slaagde hij er in te ontsnappen, samen met zijn vriend Major Wynbladth. Ze wilden via Sint-Petersburg Rusland verlaten met de hulp van een Nederlandse kapitein. Deze verried hen echter en ze werden samen met anderen naar Kamtsjatka verbannen. Ondanks dit ballingschap bleef Benyowsky zich verbonden voelen tot de Confederatie. Hij zeilde onder hun vlag, hoewel hij bij zijn terugkeer naar Frankrijk deze plicht blijkbaar vergeten was, aangezien er geen woord meer over gerept werd, terwijl het verzet van de Confederatie nog aan de gang was, zij het met grote verliezen.67 Tijdens hun trektocht werd hem al eens voorgesteld te ontsnappen, maar toen moest hij weigeren, omdat zijn verwondingen dit nog niet toe stonden. Ze maakten, daarna echter wel plannen om te ontsnappen uit Kamtsjatka en vormde een associatie waar Benyowsky bij aan het hoofd stond.68 Eens aangekomen in Kamtsjatka slaagde hij er in het vertrouwen te winnen van de gouverneur. Hij mocht mee op een tocht door het schiereiland en werd opgedragen het plan van Kolossow, de leider van de Kozakken, om vanuit Kamtsjatka California te veroveren, neer te schrijven.69 Dit vertrouwen gaf Benyowsky meer mogelijkheden om de ontsnapping te plannen, hij kreeg onder meer de toelating om een eigen vestiging voor zijn Ballingen op te starten.70 Dit betekende echter niet dat hun plannen nooit in gevaar kwamen. Meerdere keren werden ze bijna onthuld, vaak door het verraad van Stephanow.71 Benyowsky kreeg ook de opdracht een school te stichten en de dochters van de gouverneur te onderwijzen.72 Eén van hen, Aphanasia geraakte zeer aangetrokken tot Benyowsky, en uiteindelijk werd een huwelijk tussen de twee gearrangeerd. Omdat hij de ontsnappingsplannen niet in gevaar wou brengen, gaf hij niet te kennen dat hij al getrouwd was en ging hij akkoord met het huwelijk. Hij wist het echter lang genoeg uit te stellen, zodat het huwelijk nooit doorging.73 Op 26 April 1771 revolteerden de bannelingen en namen ze het fort in Bolsha over. Tot Benyowsky’s grote spijt kwam de gouverneur hierbij om het leven. Ze slaagden er in de korvet, of galjoot Sint-Pieter en Sint-Paulus in te nemen en hun reis terug naar Europa aan te vangen. Ook Aphanasia was aan boord van het schip omdat ze zo in de ban was van Benyowsky, zelfs toen ze wist dat hij al getrouwd was. Ze wou aan zijn zijde blijven, niet als vrouw maar als vriend en dochter.74 Ze stierf uiteindelijk in China op 25 september 1771.75

65 Kaplan, The first partition of Poland, 14-15; 97; 111; 182-88. 66 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 30-1; 366-7. 67 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 38-42; 246; 366-7; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 22. 68 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 55; 59-61. 69 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 88-92;130-37; 137-43; 70 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 198. 71 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 102-7; 111; 139-42; 151-56; 178-83; 200-8. 72 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 88-92. 73 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 119-30. 74 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 167-70; 219-28; 242-43. 75 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 74. 14

Benyowsky wou zo snel mogelijk terug naar Europa keren en dacht dat dit het best zou gaan langs China. Zijn mede reizigers dachten er echter anders over en wilden naar Amerika.76 Tijdens de tocht door de Noordelijke Stille Oceaan landen ze eerst op het Beeringeiland, waar ze Ivan Ochotyn ontmoetten, een banneling uit Saxen die het Russische juk van zich kon afwerpen door muiterij op het Bering eiland en via huwelijk macht had verkregen op de Aleoeten.77 De reis naar Amerika werd doorgezet en uiteindelijk bereikten ze het continent, maar gingen er enkel aan wal en verbleven er niet.78 Ze keerden terug in westelijke richting, naar Japan. Alvorens ze Japan bereikte, deden ze de Aleoeten aan, waar ze werden ontvangen door de lokale tajou, die over de Aleoeten heerste.79 De tocht naar Japan werd via de Koerilen eiland voortgezet en op 22 juli 1771 gingen ze voor anker in Nipou. Waar Benyoowksy zes brieven achterliet, waaronder één die een waarschuwing was voor de Bakufu tegen Rusland. Daarnaast verkreeg hij ook rechten om handel te drijven met Japan. Na het vertrek uit Nipou deden ze Japan nog drie maal aan. Hier werden ze echter minder goed ontvangen. De laatste keer werden ze zelfs aangevallen.80 Ze zetten hun reis voort naar China, maar waren genoodzaakt om hun schip te laten stranden omwille van een lek dat niet direct gedicht kon worden. Tijdens dit maneuver ging Benyowsky het schip voor in een sloep. Hij kapseisde echter en liet bijna het leven.81 Ze waren gestrand op een eiland genaamd Usmay Ligon (Okinawa), waar de lokale bevolking hen hielp het schip te herstellen.82 De reis naar China werd voort gezet, maar de associatie wou eerst Formosa(Taiwan) nog aan hun ontdekkingen toevoegen. Daar raakten ze verwikkeld in een lokale oorlog.83 Op 22 september 1771 kwamen ze eindelijk aan in Macau. Benyowsky werd hier door de Franse, Nederlandse en Britse afgevaardigden benaderd over de details van zijn reis. Hij koos er echter voor de Franse bescherming op zich te nemen. Twee van zijn compagnons poogden echter zijn journaal door te verkopen aan de Britten. Dit waren Stephanow, die de hele reis lang voor problemen zorgde en Wynblath zijn oudste vriend in de associatie. Zijn journaal wist hij veilig te stellen, maar de cadeaus die hij doorheen zijn reis verkregen had, hadden ze doorverkocht. Bijgevolg waren de fysieke bewijzen van zijn reis ook verdwenen. Enkele dagen later trok hij naar Canto waar hij aan boord van een Frans schip ging en terug keerde naar Europa. Om op 19 juli 1772 aan te komen in Frankrijk waar hij herenigd werd met zijn familie.84 Ook over dit deel is het men niet helemaal eens wat er van aan is en wat niet. De gebeurtenissen in Kamtsjatka zijn mogelijk niet geheel waarheidsgetrouw, net als zijn tocht in de Noordelijke Stille Oceaan. Zijn avontuur in Formosa wordt dan weer als een volkomen leugen afgeschilderd. Er zijn echter ook historici die Benyowksy verdedigen.85

76 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 290-92. 77 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 283-90. 78 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 302-7. 79 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 309-22. 80 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 327-46; 358-84. 81 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 386-90. 82 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 1-22. 83 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 23-61. 84 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 73-86. 85 Martin, “Foreign credit,” 34-38; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 215; 218; Kajdański, “The authenticity,” 59- 68. 15

Benyowky verbleef in Frankrijk tot 22 maart 1773 waarna hij vertrok naar Madagaskar. Hij had de opdracht gekregen er een vestiging te stichten, maar niet meer. Zijn manschappen bestonden uit vrijwilligers en hij had geen rechten om een kolonie te stichten. Hij stichtte er het fort Louisbourg naar de Franse koning Lodewijk XV (1710-1774) en legde contacten met de lokale bevolking.86 Vier jaar later, op 14 december 1776 moest hij zijn vestiging echter al opgeven en terug naar Europa keren.87 Hij schoof een groot deel van de schuld op tegenwerking van Île-de France (Mauritius).88 Persoonlijk behaalde hij naar eigen zeggen wel succes op het eiland. Hij won twee oorlogen, waarvan de grootste tegen de Secalaves. Hij werd tot Amcachabe (keizer of koning) benoemt nadat hij de lokale bevolking overwon.89 Het was echter niet allemaal positief aangezien zijn zoon, Charles Maurice Louis Augustus, Baron de Benyowsky, stierf op 11 juli 1774.90 Terug in Europa poogde hij steun te verkrijgen voor een twee expeditie. Hoewel hij zelf meer het beeld gaf dat hij steun zocht voor ‘zijn’ ‘rijk’ op Madagaskar.91 De Fransen wouden onderdanigheid van Madagaskar, wat Benyowsky weigerde. Eens terug in Parijs ontmoette hij Pulaski, familie van hem die meevocht in de Confederatie van Bar, die nu op het punt stond mee te strijden in de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog. Benyowsky stelde hem voor Madagaskar te gebruiken als Amerikaanse uitvalsbasis tegen de Britten. Alvorens Benyowksy naar Amerika afreisde vocht hij in naam van zijn geboorte land, mee in de oorlog om Bavaria, met de hoop steun te krijgen voor Madagaskar. Die steun kreeg hij niet maar wel de titel van graaf, in1778. Toen besloot hij zich aan te sluiten bij het Amerikaanse leger maar werd gevangen genomen door de Britten in Portsmouth. Hij ontsnapte en stak de Atlantische Oceaan over om zijn plannen uiteen te zetten. Pulsaki stierf echter op het slagveld, waardoor Benyowsky’s contacten in Amerika sterk verminderden. Amerika sloeg zijn voorstel dan ook af. Hij keerde terug naar Europa, waar hij al zijn kapitaal ondertussen verloren was en hij genoodzaakt was weer voor de Fransen te werken. Ondertussen had hij wel contact gelegd met Benjamin Franklin (1706-1790), aan wie hij zijn manuscript voorlegde.92 Franklin gaf een aanbeveling voor Benyowksy’s Madagaskar plannen aan het Amerikaanse congres. Benyowsky trok, tegen het advies van Franklin in, een tweede keer naar Amerika, ook deze keer draaide het uit op een fiasco. Eens terug in Europa deed hij zijn voorstel aan Groot-Brittannië en Frankrijk die het ook afsloegen. In 1784 kreeg hij steun van Magellan om een derde en laatste keer naar Amerika af te reizen, deze keer met zijn familie aan zijn zijde. Met steun van Franklin slaagde hij er, in Baltimore, in het schip The Intrepid te verkrijgen van Europese handelaars. Enkele vrijwilligers sloten zich aan bij Benyowsky en op 7 juli 1785 kwamen ze, na een tussenstop in Brasili, aan in Madagaskar. De

86 The editors of Encyclopaedia Britannica, “Lous XV,” Encyclopedia Britannica, geraadpleegd 3/5/2018: https://www.britannica.com/biography/Louis-XV; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 208-09. 87 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 262. 88 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 104-106; 131;140; 151; Richard B. Allen, “The constant demand of the French: the Mascarene slave trade and the worlds of the Indian Ocean and Atlantic during the eighteenth and nineteenth centuries,” Journal of African History 46 (2008): 44. 89 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 216-20; 246-53. 90 Benyowsky, Memoirs and Travels, II:127. 91 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 259-62. 92 Dvoichenko-Markov, “Benjamin Franklin,” 406-14; Vilmos, “Maurice Benyovszky ,” 210-12; 221; Gordon S. Wood en Theodore Hornberger, “ Benjamin Franklin,” Encyclopedia Britannica, geraadpleegd 19/5/2018: https://www.britannica.com/biography/Benjamin-Franklin. 16 vestiging, die ze in de baai van Antagave stichten, leek initieel succesvol te zijn maar het tij keerde toen de kapitein van het schip hen verried en wegvoer. Benyowsky stierf op 23 (of 24 of 26) mei 1786 toen de Fransen hem met 60 soldaten aanvielen, nadat Benyowsky Franse posten poogde in te nemen. Zijn graf werd nooit gevonden en hij liet minstens 2 dochters na. Zijn vrouw keerde terug naar Europa, waar ze zich vestigde in een klein dorp, Vieszka (Vieska) genaamd, in een Oostenrijks deel van Polen.93

De Memoires uiteengezet

De geschiedenis van de memoires De Memoires van Benyowsky waren niet de eerste publicatie van zijn avonturen. In 1772 verscheen Extraordinary Relation of a Voyage to Macau in Gentleman's Magazine and Historical Chronicle. Dit was echter een niet zo uitgebreid relaas als de latere memoires.94 Het is niet duidelijk of Benyowsky zijn memoires al schreef tijdens zijn reis of achteraf, wanneer hij terug in Europa was. Het is zelf niet geheel duidelijk of alles in de memoires door zijn hand geschreven is, noch zijn er duidelijke bewijzen dat het niet zo zou zijn.95 Wel geweten is dat hij ze in 1781 aan Benjamin Franklin gaf toen deze laatste als vertegenwoordiger van de Verenigde Staten resideerde in Frankrijk. Franklin was vooral geïnteresseerd in het eerste deel van de memoires, over Siberië en de noordelijke Stille Oceaan. De informatie over Berings en Spanbergs tochten, die terug te vinden zijn in dit eerste deel van de memoires, samen met het verslag van Benyowsky’s doortocht, konden zeer waardevol zijn in de zoektocht naar een Noordwestelijke route van Amerika naar Azië. Een onderneming waar Franklin al decennia interesse in had.96 Enkele jaren later, in 1784, gaf Benyowsky zijn manuscript aan John Hyacinth de Magellan. Die in tegenstelling tot de Britse staat, Benywosky’s 2e Madagaskar expeditie wel wou steunen.97 Voornamelijk omdat hij koloniale winsten in Benyowksy’s idee zag. In ruil voor de financiële steun kreeg hij het manuscript toen Benyoswky naar Amerika vertrok. Magellan was een Augustijnse monnik uit Talavera die betrokken geraakte in een wetenschappelijk onderzoek en in 1764 zijn weg naar Engeland vond. Hij was een Fellow of the Royal Society in London en daarenboven was hij een nakomeling van de grote Ferdinand Magellaan (1480-1521) die in 1520 de Magellaan straat ontdekte. Magellan kan omschreven worden als verlichte geest die deel uit maakte van een netwerk dat wetenschappelijke experimenten met ontdekkingsreizen gebruikte om Europa tot het intellectuele centrum van de wereld te maken. In de jaren 1780 was hij als savant ook aangesloten bij de Birmingham Lunar Society, die de verlichting van de late 18e eeuw in de praktijk wou doorvoeren. In een poging om een deel van zijn geld te recupereren verkocht Magellan de publicatierechten van het manuscript aan William Nicholson.98 In 1788 werd Magellan echter ernstig ziek en

93 Dvoichenko-Markov, “Benjamin Franklin,” 406-14; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 210-12; 221. 94 Inkster, “Oriental enlightenment,” 40-1. 95 Kajdański, “The authenticity,” 59-68; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 212-15. 96 Dvoichenko-Markov, “Benjamin Franklin,” 408-9. 97 Dvoichenko-Markov, “Benjamin Franklin,” 412. 98 Inkster, “Oriental enlightenment,” 42-5; Martin, “Foreign credit,” 3-4; Mairin Mitchell en Francisco Contente Domingues, “Fredinant Magallann,” Encyclopedia Britannica, geraadpleegd 4/05/2018: https://www.britannica.com/biography/Ferdinand-Magellan. 17 verloor hij zijn geheugen. Hierdoor moest Nicholson het Manuscript zelf verder vertalen en had hij moeite met het latere leven van Benyowksy in kaart te brengen.99 Nicholson was een bekend auteur, editor en vertaler. Hij publiceerde werken over chemie, navigatie, filosofie en een woordenboek. Daarnaast was hij ook nog een uitvinder, patent agent en zeilde hij van 1769 tot 1776 onder de East Indian Compagnie. Hij was net als Magellan een verlichte geest en had banden met de Lunar Society. Dit is ook hoe de twee in contact kwamen met elkaar.100 Het manuscript dat beide personen kregen bestond uit 4 volumes en bevatte verscheidene illustraties.101 Voor het manuscript in handen kwam van Magellaan, was de kaart van Benyowsky’s reis van Kamtsjatka tot Macau al verdwenen.102 Hoewel een artikel in 2013 claimt deze kaart gevonden te hebben. Maar of dit echt de kaart van Benyowsky’s reis is valt te betwijfelen. Het artikel zegt namelijk zelf al dat enkele zaken niet overeen komen met de memoires. Wat niet direct betekent dat het niet Benyowsky’s kaart kan zijn, omdat enkele beweringen en routes in de memoires ook gecontesteerd worden. Het artikel zegt dan weer dat de kaart pas gemaakt werd als Benyowsky terug in Europa was. Als dit het geval zou zijn, waarom komt het dan niet overeen met de memoires? Zou Benyowsky er niet voor gezorgd hebben dat zijn memoires en de kaart overeen kwamen, als hij ze achteraf maakte? De geloofwaardigheid van het artikel krijgt het ook moeilijk als men er historische kritiek op toe past. Zo zegt het bijvoorbeeld dat Benyowsky geboren was in 1741 en niet in 1746. (1741 is de geboortedatum die Benyowsky zelf gaf in zijn memoires.) Het artikel bekritiseerd ook dat Benyowsky een, in die tijd, ongekende route langs nam tijdens zijn reis. Dit is een nogal ledige kritiek aangezien, ten eerste, Benyowsky en zijn compagnons nooit claimen volgens een route te varen, maar enkel een weg te zoeken naar Amerika. Ten tweede en nog flagranter, in een eerste publicatie van de memoires werd door Nicholson al aangegeven dat Benyowsky nooit tot in Amerika geraakt was, maar het eiland St Laurent aanzag als het continent. Of de kaart in het artikel nu weldegelijk Benyowsky’s kaart is, valt dus nog te bezien.103 Naast de kaart ontbraken er nog enkele andere illustraties. Dit is het gevolg van een brand in het huis van de graveur James Heath (1757-1834).104 Hierdoor vergingen afbeeldingen 7,9,10,11,15 en 27. De originelen van afbeeldingen 3,4,12,23 en 24 gingen ook in vlammen op, maar de drukplaten van deze illustraties waren al gemaakt.105 Sommige historici zeggen dat de brand geen ongeluk was, maar kwaad opzet van individuen die de publicatie van de memoires niet goed gezind waren. De publicatie zou eerder al verhinderd zijn geweest, omdat het rapport van Cooks derde expeditie nog niet gepubliceerd was en de memoires voor een deel het zelfde onderwerp behandelden, namelijk de Beringzee.

99 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 212-18. 100 Inkster, “Oriental enlightenment,” 44-5. 101 Kajdański, “The authenticity,” 54-6; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 212-15. 102 Kajdański, “The authenticity,” 56. 103 Malgorzata Bandzo-Antkowiak, “Maurycy August Beniowski - confabulator or discoverer? Map of his journey found,” Geographia Polonica 86, nr. 2 (2013): 171-73; Kajdański, “The authenticity,” 65; Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 1; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 207-8. 104 S.n., “Heath family (per. c. 1775–1898), engravers and etchers,” Oxford Dictionary of National Biography, geraadpleeg: 19/5/2018: http://www.oxforddnb.com/abstract/10.1093/ref:odnb/9780198614128.001.0001/odnb- 9780198614128-e-65036?rskey=9ZcM1k&result=1. 105 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 213. 18

Daarenboven bevoer Benyowsky de Beringzee 7 jaar eerder dan Cook, wat hem Cooks voorloper zou maken.106 Het manuscript, dat zich nu in de British Library bevind, was in het Frans geschreven en was, zoals eerder al vermeld, opgebouwd uit vier volumes. Het eerste besprak het leven van Benyowsky tot zijn aankomst in Kamtsjatka, en besprak dus zijn deelname aan de Confederatie van Bar en zijn tocht door Siberië. Het tweede volume bevat de omschrijvingen (met kaarten) van Siberië en Kamtsjatka en de volledige zeereis tot in Macau. Het derde volume handelt dan weer over zijn eerste expeditie naar Madagaskar en bevat ook bijkomstige brieven en documenten in verband met deze expeditie. Het vierde en laatste volume, tot slot, deed dienst als een soort appendix en bevat kaarten, tekeningen en schetsen die bij de rest van het manuscript behoorden. Vandaar dat sommige auteurs spreken van 3 volumes in plaats van 4, zij zien het laatste niet als een volume.107 In de door Nicholson vertaalde versie werd dit hervormd tot 2 volumes. Het eerste eindigt halfweg het tweede volume in het manuscript, als Benyowsky en zijn compagnons schipbreuk leden op Usmay Ligon en Benyowsky op sterven na dood was. Het tweede handelt over de rest van de reis en over de expeditie naar Madagaskar. De bijgevoegde documenten bevinden zich voor het grootste deel achteraan het tweede deel. Vooraan het eerste deel zitten wel 5 verslagen over Benyowsky’s reis die hij in Macau aflegde.108 Nicholson maakte meerdere versies van de memoires, waarvan de eerste met illustraties. In 1790 werd het werk uitgegeven, door Robinson Publisher in London. Terzelfdertijd werd diezelfde versie in Dublin uitgegeven. Naast de Engelse versie werd er ook direct een Franse versie uitgegeven. Dit was, op de taal na, exact dezelfde versie als de Engelse en werd ook gemaakt en vertaald door Nicholson. De eerste reviews over het werk waren positief, later volgden er echter minder goede reviews, die enkele vragen stelden bij het werk.109 De Memoires hadden hun initiële succes te danken aan een aantal zaken. Het verhaal op zich had een tijdloos karakter en werd uitgebracht in een periode van enorme interesse in de Franse literatuur. Daarbij genoot het ook van de positieve invloed van Nicholsons reputatie. Hij had met zijn eerdere uitgaves naam en faam gekregen als een echte verlichte geest. Het is waarschijnlijk door zijn en Magellan’s connectie met Joseph Banks, dat deze laatste op de achtergrond bleef na de uitgave. Hij had namelijk eerder al verslagen over Benyowsky’s reis in handen gekregen, die niet geheel overeenstemden met de memoires. Toch reageerde hij niet op de publicatie. De verlichting die gepredikt werd door de twee intellectuelen die tot de publicatie van het werk leidde (Nicholson en Magellan), was ook te merken in het werk zelf. Europa was op zoek naar een eigen identiteit en wou deze versterken door zich te staven aan een ander. Tijdens de 18e eeuw ontstond er in Engeland een nieuw soort agressief cultureel exotisme, dat uitgedragen werd door ontdekkingsreizen, wetenschappelijke rapporten, historische antropologie en reis literatuur. De memoires waren een culminatie van dit alles. Ze pasten perfect in het plaatje van een pan-Europese gedachte. Ze waren geschreven en handelden over een Oost-Europeaan, die in dienst had gestaan van

106 Kajdański, “The authenticity,” 56. 107 Kajdański, “The authenticity,” 51-5; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 212; Martin, “Foreign credit,” 1-2. 108 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: XXIX-XXXVIII; 387; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 1; 263- 369. 109 Inkster, “Oriental enlightenment,” 46-48; Martin, “Foreign credit,” 1-2; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 212- 15; 19

Frankrijk en waren gepubliceerd in Engeland, de twee landen die centraal stonden in het exotisme. De memoires kwamen dus op het juiste moment op de juiste plaats.110 Het invloedrijke Monthly review kaartte het gender aspect, behandeld in de memoires aan en stelde dat het wangedrag van de avonturiers, in een oosterse zee niet te veel bekritiseerd moest worden. Deze positieve houding tegenover de memoires vertaalde zich ook in het beeld dat men over Benyowsky zelf vormde. Hij werd aanzien als een echte Europese “gentleman-traveler” en de memoires waren zijn verslag.111 Daarbij handelde ze over verschillende exotische werelden, waar Europa zich mee kon identificeren en werd er een zekere wetenschappelijke waarheid gepredikt. De lengte en breedte graden werden steeds aangehaald, samen met het aantal zieken, de hoeveelheid water dat het schip maakte, de windrichting, stroming en koers.112

“According to report thirteen sick, the ship making no water. Latitude in 62 degrees,0 minutes ; longitude in, 22 degrees, 36 minutes. Wind south-south-east ; current from north- west to south-east ; course north-east.”113

Maar ook de diepte van het water werd weergegeven en uitbundige informatie over de gebieden die hij bezocht, zoals de aanwezige grondstoffen en havens.114 Benyowsky schreef dat hij de afstand tussen Rusland en Amerika wou bepalen.115 De memoires sloten op zich dus al aan op de verwetenschappelijking die het exotisme doorging in de tweede helft van de 18e eeuw. Ze pasten binnen de omkadering van het exotisme en werden sterk gesmaakt. Maar dit omvatte vooral het Britse exotisme. Hoe relateerde het zich tot de rest van Europa? De memoires konden op veel aandacht rekenen over heel Europa.116 Vertalingen lieten dan ook niet lang op zich wachten. Deze vertalingen gingen steeds gepaard met herschikkingen van de tekst, om aan de eisen van het doelpubliek te voldoen. Dit toont de interesses van het bepaalde land aan en kan dus iets bijbrengen over het exotisme.117 De memoires werden eerst naar het Duits vertaald. Er heerste een rivaliteit onder de Duitse drukkerijen om het werk zo snel mogelijk uit te brengen. Uiteindelijk werden er zeven vroege versies gemaakt. De eerste hiervan werd uitgegeven door Voss in Berlijn. Het bevatte ook de illustraties die bij de eerste Engelse versie zaten. Een jaar later werd het voor een tweede keer vertaald naar het Duits. Deze keer in Leipzig door Dykisch printhuis en vertaald door reiziger en schrijver Georg Forster. Deze versie die uit twee octavo volumes bestond eindigt met een debat over de rechten op het portret dat steeds te vinden is aan het begin van de memoires (dat in deze versie nota bene gespiegeld werd). Wat gelinkt kan worden aan de rivaliteit onder de drukkerijen. Hierna werden er nog versies of delen uitgegeven in Tübingen, Hamburg, Wenen, Braunschweig en Reutlingen. De Duitse versies waren steeds gebaseerd op de Engelse versie of op elkaar en niet op de Franse. Het feit dat er zo veel vertalingen waren en

110 Inkster, “Oriental enlightenment,” 42-7; 56-9. 111 Inkster, “Oriental enlightenment,” 56-9; 62. 112 Inkster, “Oriental enlightenment,” 56-9. 113 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 330. 114 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 251-76; 300-1. 115 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 301. 116 Inkster, “Oriental enlightenment,” 56-9. 117 Martin, “Foreign credit,” 2-3. 20 dat men zo gedreven was om de memoires als eerste uit te brengen, wijst op de grote interesse die men had in reis verhalen. De focus lag voornamelijk op wat beschreven stond over Polen en Kamtsjatka, maar handelde nauwelijks over Madagaskar.118 Wat waarschijnlijk te maken had met de relatie van de Duitstalige gebieden met Polen en Rusland op dat moment.119 Op het eerste zicht is dit tegenstrijdig met het exotisme, maar in de late 18 eeuw ging men in de Duitse gebieden steeds meer etnografisch onderzoek doen binnen Europa zelf.120 Daarbij werd de tocht naar Macau door sommigen wel in hun uitgaves opgenomen, maar niet bij allemaal. Daarnaast hebben de vertalingen gemeen dat ze een aantal incorrectheden aankaarten in de memoires. Johann Reinhold Forster, de vertaler van het door Voss uitgegeven werk, haalde in zijn voorwoord al fouten aan omtrent Siberië. Het Hamburg werk bevat ook een verslag van Hippolitus Stefanow (één van Benyowsky’s medereizigers) over zijn reis van Kamtsjatka naar Macau, die toch enigszins verschilt van wat er in Benyowsky’s werk beschreven stond. Wat onder de lezers enige discussie teweeg bracht over de authenticiteit van het werk. De inconsistenties werden ofwel omschreven als onnauwkeurigheden of als regelrecht bedrog. G. D. Ebeling één van de vertalers van datzelfde werk, voegde in het voorwoord een verslag toe dat handelde over werken die aan dit probleem gewijd waren en stelde dat de Duitse vertalers ook gebruik maakte van reviews en andere artikels over de memoires. Dat men in het Duitse exotisme zeer veel aandacht schonk aan ‘waarheid’, blijkt dus sterk uit deze vertalingen. Ze benadrukte niet alleen dat hun werken waarheidsgetrouw waren, maar ze onderzochten ook de achtergrond van andere werken.121 In 1791 bracht Petrus Loosjes in Haarlem een Nederlandstalige versie uit, bestaande uit 4 volumes.122 De verdubbeling van het aantal volumes was niet het enige verschil met het Engelstalig bronmateriaal. Het bevatte geen illustraties omwille van kost overwegingen. Het voorwoord van Nicholson werd verplaatst naar het einde van het werk. Op deze manier kwam de bronvermelding en bijhorende verdediging minder defensief over. Maar er werden ook gewoon delen van de tekst weg gelaten. Dit om zo veel mogelijk te voldoen aan het doelpubliek van Loosjes. Hij focuste vooral op een leken publiek en besloot daarom de wetenschappelijkere delen weg te laten, uit schrik dat deze leken dit niet zouden begrijpen. Zo werden de breedtegraden en dieptecijfers weggelaten. Ook de correspondentie tussen Benyowsky en de Franse minister, over de vestiging op Madagaskar en de bevragingen over het eiland werden weggelaten. Dit omvatte ongeveer de laatste honderd pagina’s van de Engelse versie. Deze koloniale informatie kon interessant geweest zijn voor de Verenigde Oost Indische Compagnie, net zoals het werk in Engeland interesse wekte omwille van de informatie over het Franse koloniale gebeuren. Loosjes was zich bewust van de situatie waar de Nederlanden zich in bevonden, met betrekking tot imperialistische doelen. Hij accepteerde

118 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 218-21. 119 Op het einde van de 18e eeuw was er sprake van een balance of power in Oost Europa tussen Pruisen, Rusland en Oostenrijk-Hongarije. Polen had hier een belangrijke rol in, omdat hun opdeling deze power of balance in stand hield. Niet alle gebieden vielen binnen de grenzen van Pruisen en Oostenrijk-Hongarije maar zij waren wel de twee sterkste spelers. De balance of power had dus sowieso een grote impact op de Duitse gebieden. (Lukowski, A concise history of Poland, 92; Goddeeris, De strijd van de witte adelaar, 143-48; Davies, God's playground, 511. 120 Harbsmeier, “Reisebeschreibungen als mentalitätsgeschichtliche Quellen,” 23; Harbsmeier, Wilde Völkerkunde, 270. 121 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 218-21. 122 Martin, “Foreign credit,” 2; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 218-21. 21 de meer perifere rol van de Nederlanden. Wat past binnen het exotisme dat door Schmidt werd uiteengezet. Maar ook Loosjes eigen preferenties speelden hierin mee, hij had het zelf namelijk niet zo voor het kolonialisme en de slavernij. Daarbij zorgde het voor een meer coherente lezing van het werk. Loosjes vertaling was dan ook meer bedoeld als entertainment, dan als wetenschappelijk werk, dat een totaal beeld moest geven. Dat valt ook af te leiden uit zijn inleiding, waar hij de nadruk legt op de nieuwigheden die het werk bood. De informatie en beschrijving die het werk meegaf over gebieden die voor velen tot dan toe ongekend waren. Loosjes had al meerdere reisverhalen vertaald en dit bleek een lucratieve onderneming te zijn voor hem. De meeste hiervan waren wel fictieverhalen, wat verklaart waarom hij, bij de memoires, de focus vooral legde op entertainment en minder op het waarheids- of wetenschapsgehalte van het werk. Daarbij gebruikte hij wel vaker indirecte bronnen voor zijn vertalingen. Met zijn vertaling van de memoires speelde hij in op de trend van Engelse literatuur in de Nederlanden. Tot de het laatste kwart van de 18e eeuw werden er vooral Franstalige werken vertaald, maar dit veranderde onder invloed van de toegenomen handel met Engeland.123 Naast Loosjes vertaling werd er in Amsterdam nog een Nederlandstalige versie gepubliceerd.124 Vreemd genoeg kwam er in 1791 een Franse vertaling uit Frankrijk, terwijl Nicholson zelf al een Franstalige versie had uitgebracht. Deze nieuwe versie hield voor een groot deel vast aan de structuur van het Engelse origineel. Het bestond net als de Engelse versie uit 2 volumes, maar toch zijn er duidelijke verschillen. Zo zijn de brieven en andere documenten die vooraan het eerste en achteraan het tweede deel van de Engelse versie waren bijgevoegd, weggelaten uit de Franse versie. De inhoudstafels bevinden zich op het einde van de volumes in plaats van in het begin.125 Ook de opbouw van de teksten verschillen. Het tweede onderdeel van de memoires, bestaat uit kleine hoofdstukjes die een periode behandelen gaande van de tocht naar Kamtsjatka tot het vertrek uit Bolsha. In de Engelse versie zijn dit er 37, waar dit er 34 zijn in de Franse. Bijgevolg handelen ze niet allemaal over hetzelfde en is de afbakening van de hoofdstukjes anders.126 Daarnaast eindigt het eerste volume ook op een andere manier. Het Engelse origineel eindigt op 14 augustus 1771, nadat Benyowsky en zijn groep gestrand waren op Usmay Ligon.127 De Franse versie daarentegen eindigt een maand eerder op 5 juli 1771, nabij de Koerilen eilanden.128 Maar ook het einde van het tweede volume en dus van het gehele werk is anders. De Franse vertaling bevat dan wel geen documenten over de kolonisatie van Madagaskar, het heeft wel een laatste hoofdstuk dat handelt over het leven van Benyowsky na de vestiging op Madagaskar tot aan zijn dood, wat in de originele versie in het voorwoord vervat zat.129 Er zijn nog andere inhoudelijke verschillen die aangekaart moeten worden. De Franse vertaling behandelt natuurlijk wel dezelfde materie maar toch is het geen letterlijke vertaling. Daarbij geeft de herformulering in de vertaling soms een andere

123 Martin, “Foreign credit,” 3-9. 124 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 220. 125 Mauritius Augustus Comte de Benyowsky, Voyages et mémoires de Maurice-Auguste, Comte de Benyowsky (Parijs: F Buisson, 1791), I: 452-66; Mauritius Augustus Comte de Benyowsky, Voyages et mémoires de Maurice-Auguste, Comte de Benyowsky (Parijs: F Buisson, 1791), II: 475-86. 126 Benyowsky, Voyages et mémoires, I: 452-66; Benyowsky, Memoirs and Travels, I: III-X. 127 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 87-90. 128 Benyowsky, Voyages et mémoires, I: 448-50. 129 Benyowsky, Voyages et mémoires, II: 465-74; Benyowsky, Memoirs and Travels, I: xxv-xxvii. 22 betekenis aan de zinnen. Zo werd “This day a council was held”, vertaald naar “Dans la matinée j’assemblai un conseil”.130 De Franse vertaling gaf hier meer het idee dat Benyowsky echt aan het hoofd stond van de associatie, terwijl men bij het lezen van de Engelse versie soms het idee krijgt dat hij eerder een primus inter pares was. Er rest wel nog de vraag waarom er een Franse versie werd uitgegeven, aangezien Nicholson al een Franse versie uitbracht. Sterker nog de Franse versie van 1791 was gebaseerd op de Engelse versie i.p.v. de Franse. Waarschijnlijk had dit vooral financiële redenen en wou de uitgever munt uit het werk slaan. Hoe dan ook is het een blijk van de Franse interesse in reisverhalen en van het belang van exotisme in Frankrijk. Hierna werd er nog een Zweedse (1791), Deense (1797) en Poolse (1797). versie uitgebracht. De Poolse versie was gebaseerd op de Franse vertaling en bestond uit 4 octavo volumes. Vreemd genoeg werden er geen wijzigingen aangebracht aan de beschrijvingen van de Confederatie van Bar, ongeacht het feit dat er nog veel ooggetuigen en participanten leefden. Dit was waarschijnlijk omdat veel van zijn wapenfeiten uit de Poolse versie weggelaten werden. Latere uitgaven werden daarbij nog eens gecensureerd door de Russische Tsaar, die waarschijnlijk niet zo opgezet was met wat er beschreven stond in de memoires. Benyowsky kreeg wel navolging in Polen. Zo schreef Juliusz Slowacki een gedicht en drama over hem.131 Zijn land van herkomst moest echter nog wachten op een vertaling. De Duitse vertalingen hadden natuurlijk hun weg naar Wenen al gevonden, maar er kwam pas een Slovaakse vertaling (Benyowsky’s geboorteregio lag in het hedendaagse Slovakije) in 1808. Deze versie was gebaseerd op de Franse vertaling, maar interessanter is het feit dat Benyowsky’s verdere leven ook aan bod kwam. Dit was ten dele al aanwezig in de Franse versie, namelijk zijn tweede expeditie naar Madagaskar, met inbegrip van zijn reis naar Amerika en zijn dood. De Slovaakse versie wist hier nog aan toe te voegen dat Benyowsky in dienst van keizer Jozef II (1741-1790) was gegaan en dat zijn vrouw na zijn dood naar Hongarije terug was gekeerd en daar (toen) nog steeds leefde.132 Het feit dat men bijna 20 jaar wachtte om een vertaling uit te brengen brengt wel enkele implicaties met zich mee. Er kan afgeleid worden dat men niet zo geïnteresseerd was in de memoires en dus ook niet in de ‘ander’ in het algemeen. Dit zou grote implicaties hebben voor het exotisme in Oostenrijk- Hongarije. Namelijk dat exotisme, over een ver afgelegen ‘ander’, een randgebeuren was. Op zich zou dit wel passen binnen de ideologie van Oostenrijk-Hongarije op dat moment, aangezien het land aan het hervormen was en de focus vooral legde op haar Europese zelf. De Habsburgers legden meer en meer de nadruk op hun Oostenrijkse kernlanden, in plaats van op het Heilig Roomse Rijk. Ze bewogen naar een rijk dat één landmassa was.133 Daarbij gingen de meeste referenties naar het exotische, over Turken en zigeuners.134 Hierdoor is het niet zo

130 Benyowsky, Voyages et mémoires, I: 448; Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 332. 131 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 220-21; Kajdański, “The authenticity,” 53. 132 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 218-21; Benyowsky, Voyages et mémoires, II 465-74; Ingrao, The Habsburg monarchy, 155; 256. 133 Beller, A concise history of Austria, 85-91; Ingrao, The Habsburg monarchy, 169; R. J. W. Evans , “Communicating empire: the Habsburgs and their critics, 1700-1919,” Transactions of the Royal Historical Society 19 (2009): 118-120. 134 Lynn Hooker, “Turks, Hungarians, and Gypsies on stage: exoticism and auto-exoticism in opera and operetta,” Hungarian Studies 27, nr. 2 (2013): 291. 23 onlogisch dat men weinig aandacht schonk aan de memoires. Maar langs de andere kant was men sterk bezig met het opbouwen van een handelsimperium, waar Azië een belangrijke rol in speelde.135 Daarbij was het Slovaaks eerder een minderheidstaal in het rijk en al zeker onder de hogere klassen. De Hongaarse magnaten gebruikte voornamelijk Latijn, maar spraken ook Frans en Duits. Naast Latijn werd het Magyaars of Hongaars ook gebruikt door de lagere adel, maar dit wordt meestal gelinkt aan het opkomend patriotisme van die tijd. Daarbij gebeurden de meeste overheidszaken in het Duits, zeker na 1784 toen dit ook wettelijk bepaald werd. Het Slovaaks was een minderheidstaal gebruikt door de lagere klassen, maar ook zij schreven vooral in het Latijn. Het Slovaaks als schrijftaal kwam geleidelijk aan op in de tweede helft van de 18e eeuw en moest voor een groot deel nog ontwikkeld worden.136 Bijgevolg is het ook niet zo onlogisch dat een Slovaakse vertaling zo lang op zich liet wachten. Er was al een Duitse versie in de rondgang en die bereikte vrij snel Wenen en een Franse versie was ook al beschikbaar. Het is dus moeilijk om te stellen dat er weinig interesse was in de Aziatische en Afrikaanse ‘ander’, puur op basis van deze late vertaling. Naast vertalingen werd er in 1791, ook een theaterstuk uitgebracht, gebaseerd op de memoires. Augustus von Kotzebue (1761-1819) maakte een komisch gedramatiseerde versie van Benyowsky’s avonturen in Siberië, genaamd Graf von Benjowsky. Net als de memoires had het theater stuk veel succes en werd het meerdere malen vertaald. Er werden zelfs vervolgen en parodieën op gemaakt. Het stuk werd uiteindelijk meer dan 200 keer opgevoerd, zelfs in het theater in Wenen. Ironisch genoeg werd de auteur in 1800 zelf gearresteerd en naar Kamtsjatkagestuurd, omwille van het toneelstuk. In tegenstelling tot Benyoswky werd von Kotzebue enkele maanden later wel weer in vrijheid gesteld.137 François Adrien Boieldieu maakte in 1800 ook nog een opera gebaseerd op de memoires, in het Frans. Ook dit werd vertaald naar andere talen en ook andere opera’s werden gemaakt. In 1866 gaf Louise Mühlbach nog een vierdelige novelle uit over Benyowsky’s leven.138 De memoires leefden hiernaast ook nog voort in formelere werken. Contemporaine gebruikte het werk als een informatiebron over Madagaskar.139 Dat er tot dan toe weinig geschreven was over Madagaskar, maar ook over Japan, had daar zeker iets mee te maken.140 Japan zelf maakte ook gretig gebruik van de memoires, hoewel ze eerst eerder sceptisch tegenover Benyowsky stonden. Tijdens zijn reis deed Benyowsky de eilanden groep meermaals aan. Bij twee gelegenheden stuurde hij 6 brieven naar de Nederlanders in Nagasaki, om daar vertaald en verder doorgestuurd te worden naar de juiste persoon. Van de eerste 6 brieven is er maar 1 gekend. Hierin stelde hij dat hij een Nederlander was die tegen de Russen had gevochten en ontsnapt was aan hun gevangenschap. Daarnaast bedankte hij ook de gouverneur van Awa voor de goede ontvangst. De tweede reeks brieven zijn wel allemaal bewaard gebleven en werden wederom door de Nederlanders vertaald. Vijf van de

135 Bronza, “Austrian trade,” 142. 136 Evans, Austria, Hungary, and the Habsburgs, 63-64; Miklós Molnár, A concise history of Hungary (Cambridge: Cambridge University Press, 2001), 150,157; Stanislav J. Kirschbaum, A history of : the struggle for survival (Scranton: Macmillan Press LTD, 1995), 82-6. 137 Inkster, “Oriental enlightenment,” 54. 138 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 219-20. 139 Inkster, “Oriental enlightenment,” 48. 140 Martin, “Foreign credit,” 2. 24 brieven waren bedankingen, de zesde daarentegen was een waarschuwing. Hierin stelde Benyowsky dat hij uit Kamtsjatka naar Japan was afgereisd op een verkenningsmissie voor Rusland. Hij bepleitte zijn loyaliteit aan Japan en waarschuwde hen voor invallen die het volgende jaar zouden volgen. Hij stelde ook dat Rusland vestigingswerken had uitgevoerd op de Koerilen eilanden. Bij de brief zat ook nog een kaart van Kamtsjatka bijgevoegd.141 Rusland had de gehele 18e eeuw meer interesse in Japan dan voorheen. De Russen zochten een noordelijke route naar Japan om er handel te drijven en in deze zoektocht werden de Koerilen eilanden op de kaart gezet. De initiële handel met deze eilanden draaide in de jaren voor Benyowsky uit tot ware plunderingen. Daarnaast bleef Rusland hopen op handel met Japan. Benyowsky’s beweringen hadden dus wel degelijk een zekere grond van waarheid. Daarnaast had hij natuurlijk ook alle redenen om Rusland zwart te maken. De brief kon in Japan op niet veel steun rekenen en het werd afgeschreven als niet te verifiëren en zonder basis. Ondanks de pogingen van het Shōgunaat om de brief geheim te houden, lekte de informatie toch. Dit zorgde voor enige ophef en schrik onder de Japanse bevolking. Daarbij begonnen ze ook het Shōgunaat te bekritiseren. Benyowsky heeft dus zeker zijn invloed gehad op de gemoederen in Japan. Toen Rusland, enkele jaren later, handel met Japan probeerde op te zetten werd dit dan ook door Japan verboden.142 In de tweede helft van de 19e eeuw had men in Japan weer veel interesse in Benyowsky en zijn memoires, zij het deze keer positiever. Het imperialistische Japan gebruikte het Formosa(Taiwan)-relaas, in haar propaganda tegen China. China werd namelijk eerder negatief en barbaars voorgesteld in dit deel van de memoires. Daarbij waren de memoires één van de weinige geschriften die informatie gaven over het oosten ven het eiland. Het werd dan ook gebruikt als basis voor de verovering van het eiland. Benyowsky had zelf al voorstellen gedaan om het eiland te veroveren. Dit plan kon toen op veel interesse rekenen in Europa, maar het werd slecht ontvangen bij de hogere kringen en werd dan ook vergeten na zijn dood.143 De memoires werden voor verschillende doeleinden gebruikt, van ontspannende literatuur tot ware informatie bron. Het werk valt dan ook in verschillende genres te plaatsen. Eerst en vooral is het natuurlijk een reisverslag. Benyowsky beschreef zijn reis van Kamtsjatka tot Madagaskar, de zaken die hij zag en wat hem overkwam. Reis verhalen waren een uiterst populair genre in de 18e eeuw, wat ook verklaart waarom er zoveel interesse was in de memoires in de late 18e eeuw.144 Het bezat ‘kennis’ die eerder ongeweten was, ‘wetenschappelijke’ informatie over ver afgelegen vreemde plaatsen en het was au fond sappige literatuur. Het had alles om de kennis honger van de Europeaan te stillen. De nieuwsgierigheid naar de ‘ander’ werd gevoed, door een interessant verhaal met empirische observaties. Hoewel dit voor de memoires zeer gecontesteerd was. Meerdere van Benyowsky’s observaties werden in twijfel getrokken, toen en nu, waardoor de empirische waarde ten dele verloren gaat. Naast een reisverslag zijn de memoires dan ook een fictie werk. Ze vertellen een verhaal over de ander dat deels of grotendeels verzonnen was. Een soort van Gulliver’s Travels, maar dan gebaseerd op een echte reis. Ook fictieve reisverhalen waren

141 George Alexander Lensen, “Early Russo-Japanese Relations,” The Far Eastern Quarterly 10 (1950): 12-4. 142 Lensen, “Early Russo-Japanese Relations,” 12-4; Zhang, “Georg Forster in Tahiti,” 264. 143 Inkster, “Oriental enlightenment,” 48-55. 144 Zhang, “Georg Forster in Tahiti,” 264. 25 zeer populair. Een voorbeeld is het in 1786 uit gebrachte Adventures of Baron Munchausen van Rudolph Erich Raspe (1737 -1794). Een fictief werk, gebaseerd op het leven van Karl Friedrich Freiherr von Münchausen. Een werk dat zo tot de verbeelding sprak dat men er de term syndroom van Münchausen aan overhield.145 In het zelfde jaar van de memoires werd ook het fictief werk Travels to discover the Nile uitgegeven door James Bruce.146 Reisverhalen echt of fictief vielen in Europa dus duidelijk in de smaak. Dat blijkt ook uit wat al eerder gezegd werd over de Nederlandse vertaling van de memoires. Loosjes haalde heel wat profijt uit de publicatie van fictie verhalen en zijn vertaling van de memoires waren voornamelijk bedoeld als een entertainend werk, in plaats van een wetenschappelijk werk.147 De memoires konden dus aanspraak maken op alle soorten literatuur waarin het exotisme gepropageerd werd. De twee meest prominente uitgevers waren verlichte geesten en ook Benyowsky zelf word als verlichte geest omschreven.148 Daarbij werden de verschillende vertalingen aangepast aan het doelpubliek, met andere woorden het werd aangepast aan hun verwachtingen, aan hun beeld. In de Duitse versies werd de nadruk gelegd op de waarheid, de Nederlandse vertaling werd geschikt naar de internationale positie van de Nederlanden en er kwam een eigen Franse versie. Kortom de memoires vallen tot nu toe volledig onder te brengen in de these van Schmidt.

Het hedendaagse debat rond Benyowsky. De memoires deden bij hun verschijning al heel wat stof opwaaien, maar dat doen ze nu nog steeds. Er bestaat een debat met twee tegenstrijdige kampen, één dat Benyowsky’s memoires steunt en stelt dat hij de waarheid sprak en een ander dat het overgrote deel van zijn memoires in twijfel trekt. In de literatuur wordt Benyowsky voor het overgrote deel behandeld in het licht van dit debat. Deze twee kampen bestonden in de late 18e eeuw ook al. In zijn voorwoord verdedigde Nicholson Benyowsky al direct, hij wist dus dat het een gecontesteerd verhaal was. Volgens hem wijzen de ‘interne bewijzen” van de memoires er op dat ze echt zijn. Hij vergeleek bijvoorbeeld Benyowsky’s beschrijvingen met die van Cook en stelde dat deze sterk overeen komen, bijgevolg was wat Benyowsky zei ook waar. Nicholson probeerde vooral zichzelf in te dekken. Hij wou zijn reputatie veilig stellen, als bleek dat Benyowsky’s memoires niet waarheidsgetrouw waren.149 De Duitse uitgevers haalden dan weer wat eigenaardigheden aan en vergeleken het met het werk van Stephanow, wat niet overeen kwam.150 In Duitsland begon het debat rond de memoires toen al. Tegenwoordig is het vooral levendig in Polen en Hongarije, maar niet uitsluitend. Hedendaagse verdedigers van Benyowsky stellen dat de beschrijvingen in de memoires vandaag nog steeds standhouden. Wat voor hen een bewijs is van de authenticiteit

145 Inkster, “Oriental enlightenment,” 55-56; Het syndroom van Münchhausen is een psychiatrisch syndroom waarbij de patiënt zich herhaaldelijk presenteert bij medische hulpverleners met gefingeerde klachten of zelf toegebrachte verwondingen, om daardoor zorg en aandacht te krijgen. De aandoening wordt ook wel nagebootste stoornis genoemd. (D. Moons, “Het syndroom van Munchausen, de nagebootste stoornis en het verband met persoonlijkheidsstoornissen,” Tijdschrift voor Psychiatrie 36 (1994): 209. 146 Inkster, “Oriental enlightenment,” 55-6. 147 Martin, “Foreign credit,” 4-5. 148 Inkster, “Oriental enlightenment,” 39-40. 149 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: XI-WWVIII. 150 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 218-21. 26 van de memoires. Een ander gevolg van deze stelling is dat het Benyowsky was die de Beringzee ontdekte en dus de voorloper was van Cook.151 De criticasters van Benyowsky daarentegen stellen dat hij de tocht door de noordelijke Stille Oceaan helemaal niet ondernomen heeft. Hun argument is dat hij de verslagen van Bering en Spanberg in Kamtsjatka buit maakte en vervolgens op basis van deze documenten zijn eigen reis fabriceerde.152 Daarnaast zijn er enkele contesterende getuigenissen van personen die beweerden dat ze mee gereisd waren met Benyowsky. In 1784 al, was er een getuigenis van Ismailow beschikbaar, in het reisverslag van Cook. Deze beweerde dat hij met de Sint-Petrus en Sint-Paulus mee was gereisd naar de Koerilen, Japan, Canto en dan naar Frankrijk, om dan terug te keren naar de Koerilen. Hij vernoemde geen avonturen in de noordelijke Stille Oceaan.153 Ook het verslag van Stefanow dat bij één van de Duitse uitgaves van de memoires was gevoegd, devieert sterk van de memoires en maakt geen vernoeming van de Beringzee. Het verslag van Riumin deed dit evenmin. Deze verslagen die in gaan tegen wat Benyowsky zei, zijn volgens zijn criticasters bewijs dat hij loog over zijn tocht door de Beringzee.154 Zijn verdedigers wijzen er dan weer op dat de Russische censuur er voor zorgde dat de getuigenissen unaniem Benyowsky tegenspraken. Daarbij ondermijnen de memoires zelf de betrouwbaarheid van de getuigenissen van Ismailow en Stefanow. Beide personen kwamen uitgebreid en eerder negatief voor in de memoires. Ismailow zou aan de leiding gestaan hebben van een muiterij en werd daarom achtergelaten op de Koerilen. Toevallig is dit ook waar Cook hem aantrof op zijn reis. Cook zelf vond het verhaal ven Ismailow ook eerder verdacht.155 Stefonow was dan weer betrokken bij meerdere opstanden tegen het leiderschap van Benyowsky. Hij werd vreemd genoeg meermaals vergeven. Het was pas in Macau dat hij ontslagen werd.156 Beide mannen hadden dus meer dan genoeg redenen om Benyowsky anders en vooral slechter, voor te stellen. Langs de andere kant, kan er ook gesteld worden dat de memoires zo geschreven werden om in te gaan tegen Ismailow en Stefonow, aangezien hun getuigenis in respectievelijk 1784 en 1787 werden uitgegeven en Benyowsky’s memoires pas in 1790. Maar Benyowsky gaf zijn memoires al in 1784 aan Magellan en als de memoires sinds dan niet meer werden aangepast, zoals Nicholson claimt, is het onwaarschijnlijk dat Benyowsky zijn memoires bewust tegen hun getuigenissen schreef.157 Benyowsky’s reis door de Beringzee word nog op andere vlakken gecontesteerd en verdedigd. Sommigen trekken in twijfel dat het mogelijk was voor Benyowsky om de Beringzee en Amerika te bereiken. Omdat het te ver was, er te veel ijs zou gelegen hebben op dat moment en omdat het onmogelijk zou geweest zijn om de tocht toen op zo een korte tijd te maken.158 Het wordt de verdedigers van Benyowsky enigszins moeilijk gemaakt, omdat de

151 Kajdański, “The authenticity,” 56-8. 152 Kajdański, “The authenticity,” 56-8; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 215. 153 Inkster, “Oriental enlightenment,” 42; Kajdański, “The authenticity,” 58. 154 Kajdański, “The authenticity,”56-8; Inkster, “Oriental enlightenment,” 42; Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 213-17. 155 Kajdański, “The authenticity,” 56; en James King, A voyage to the Pacific ocean. (Londen: W en A Strahan, 1784), II: 500. 156 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 153-56; 178-83; 293-98; 335-6; 347-51; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 76-82. 157 Kajdański, “The authenticity,” 56-58; Dvoichenko-Markov, “Benjamin Franklin,” 412. 158 Robert Douteau, “La croisière extraordinaire de la galiote ``St Pierre et St Paul'' dans la mer de Béring et surles côtes du Japon (1771),” Monumenta Nipponica, nr. 2 (1938): 443; Kajdański, “The authenticity,” 62-66. 27 illustraties van dit deel afwezig zijn. Ze vergingen namelijk in de brand bij Heath thuis. Om hun punt te maken neemt de verdediging weer toevlucht tot interne bewijzen. Zo halen ze de aanwezigheid van 18e-eeuwse zeevaartgebruiken aan en wijzen op enkele geografische feiten over de eilanden in de Beringzee, om zo aan te tonen dat hij er wel moet geweest zijn. Daarnaast wijzen ze ook op de problematiek van exacte plaatsbepaling, waar men in de late 18e eeuw mee geconfronteerd werd, zeker in de regio van de noordelijke Stille Oceaan. Andere ontdekkingsreizigers vergisten zich ook en Russische kaarten bevatten des te meer fouten naarmate men meer naar het noordoosten ging (iets waar Cook ook op wees). Daarboven waren de Russische kaarten vaak inconsistent. De meridiaan die als nulmeridiaan werd gebruikt verschilde soms, waardoor de breedtegraad waar men zich op meende te bevinden vaak fout was. Wat betreft het bereiken van de Amerikaanse kust, zou Benyowsky zich gewoon vergist hebben, iets wat Nicholson ook al aanhaalde. Hij zou het Sint Lawrence eiland aanzien hebben als de Noord-Amerikaanse kust en de Inuits van het eiland aanzien hebben als native Americans. Hij is niet de enige die deze fout maakte, ook Cook mispakte zich. Een ander argument van de verdediging is dat men steeds de Poolse versie van de memoires gebruikt als bron. Deze zou namelijk heel wat foute vertalingen bevatten, die de criticasters gebruiken om zich op te baseren.159 Het is niet enkel Benyowsky’s tocht door de Beringzee die gecontesteerd is, ook zijn 18 dagen durend avontuur in Formosa wordt sterk in twijfel getrokken. Ten eerste zijn er enkele inhoudelijke problemen. De demografische cijfers die Benyowsky gaf over het eiland blijken nogal sterk overroepen te zijn. Zo stelt hij dat een prins genaamd Huapo tot 25 000 troepen kon bijeen roepen terwijl er naar schatting aan de oostkust misschien 6000 tot 10 000 mensen in dorpen zouden leven. Daarbij zou 25 000 mensen, 10% van de totale bevolking van Formosa geweest zijn. Bijgevolg is het zeer onwaarschijnlijk dat één prins zoveel manschappen onder zich had, zeker met de wetenschap dat het eiland onder controle stond van de Chinezen. Benyowsky vermeldde ook uitgebreid het gebruik van paarden als gevechtsdieren. Dit is echter zeer onwaarschijnlijk. De Nederlanden gebruikten wel paarden aan de westkust van Formosa, maar er zijn geen bewijzen van het gebruik van paarden aan de oostkust van het eiland. Wederom wordt er gesteld dat Benyowsky zaken gewoon had overgenomen uit andere werken. De zaken die hij min of meer correct voorstelde, zoals gewassen en dieren, kwamen overeen met andere werken. Over de dingen die hij niet kon overnemen, zoals de bevolkingsdichtheid en sociale gebruiken, zou hij de bal dan weer volledig mis geslagen hebben. Andere verslagen waar Benyowsky geen toegang toe had, geven een heel ander beeld over Oost-Formosa.160 Ten tweede zijn er enkele andere documenten over Benyowsky’s avonturen die er op zouden wijzen dat hij het Formosa relaas verzonnen had. De eerste berichtgeving van Benyowsky’s reis in Gentleman's Magazine gaf geen verslag van wat er in Formosa gebeurd was. Ook in een brief, geschreven door Benyoswky, kwam het niet voor. Formosa werd wel vermeld maar de rebellie waar hij aan meedeed werd niet vernoemd. Nicholson ontving ook een brief van Banks met een door Benyowsky geschreven verslag van zijn reis uit 1772, waar wederom het Formosa avontuur niet in beschreven werd.161 Langs de andere kant zijn alle eerdere verslagen rond zijn

159 Kajdański, “The authenticity,” 59-68; 73. 160 Inkster, “Oriental enlightenment,” 34-38. 161 Inkster, “Oriental enlightenment,” 41. 28 avonturen contradictorisch, aan de memoires maar ook aan elkaar. In de memoires werd al aangegeven dat dit met opzet was om niet te veel informatie vrij te geven aan de verkeerde personen.162 Er zijn echter nog zaken die Benyowsky enigszins verdraaid heeft. Zoals eerder al vermeld loog hij over zijn geboorte jaar, zijn titels en die van zijn vader.163 Hoewel hij in het begin van de memoires de titel van graaf claimde, spraken de memoires dit zelf tegen. De brieven die de memoires bevatten werden vaak onderschreven door en verzonden naar ‘Baron de Benyowsky’. Benyowsky was dus niet echt consistent in zijn leugen.164 Één van de brieven ondertekende hij als Ampansacabe.165 Hier was hij dus wel consistent in zijn leugen. Een andere mogelijkheid is dat hij echt geloofde dat hij Ampansacabe was. Ook zijn verslag over Madagaskar doet enkele vraagtekens rijzen. Hijzelf stelde het voor als een initieel succes, dat faalde door het wanbeleid van Île-de-France. De Franse autoriteiten zagen dit echter anders. Desondanks werden de onwaarheden van de memoires pas op het einde van de 19e eeuw echt ontdekt.166 In het algemeen lijkt het er op dat zijn verdedigers vooral interne argumenten naar voor brengen en de tegenstanders vooral externe. Opvallend is wel dat het Usmay Ligon relaas amper behandeld wordt in het debat. Zelfs in de korte biografieën die ze geven wordt het er vaak uit weggelaten.

De bron In deze thesis wordt de Dublin-uitgave van 1790 gebruikt als bron Dit was ook de vertaling van Nicholson maar uitgegeven door William Porter en Zachariah Jackson (respectievelijk het eerste en tweede volume), in plaats van Robinson.167 Op variërende pagina nummers en het ontbreken van enig illustraties na komt deze inhoudelijk volledig overeen met de door Robinson uitgegeven versie. Het werk is dus opgedeeld in 2 volumes. Het eerste start met een voorwoord van Nicholson. Inhoudelijk begint het eerste volume met een relaas geschreven in de derde persoon, dat werkt als een soort proloog van het avontuur. Het behandeld het vroege leven van Benyowsky. Vervolgens wordt zijn betrokkenheid bij de Confederatie van Bar behandeld tot de aankomst in Tobolczk (Tobolsk).168 Vanaf hier wordt het werk in eerste persoon vervolledigd, zoals Benyowsky het zelf geschreven zou hebben:

“We shall here terminate the narratie which we have collected of the adventures of the Count, and shall relate the sequel as it is written with his own hand.”169

Alles van Tobolczk tot het vertrek van Kamtsjatkawordt opgedeeld in 37 hoofdstukjes. De laatste 7 van deze hoofdstukjes zijn beschrijvingen van Kamtsjatkaen de nabijgelegen eilanden, gebaseerd op Russische gegevens die Benyowsky kon bemachtigen in

162 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: XXIX-XXXVIII; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 73-82. 163 Vilmos, “Maurice Benyovszky,” 207-9. 164 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 19-20; 264-311; 340-73. 165 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 372. 166 Martin, “Foreign credit,” 3. 167 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: I; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: I. 168 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 46-7. 169 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 47. 29

Kamtsjatka.170 Vervolgens wordt het een doorlopende tekst in de vorm van een verslag, dat de belangrijke gebeurtenissen aan boord van de Sint-Pieter en Sint-Paulus weergeeft. Verder handelt het verslag nog over ontdekkingen, muiterijen, proviand problemen en het verblijf in Japan. Het eerste volume eindigt, zoals eerder al aangegeven, net na het vertrek uit Japan, als het schip gestrand is en Beynyowsky op sterven na dood is. Voor de eigenlijke avonturen van Benyowsky aanvangen, bevindt er zich nog een postscript van brieven die Nicholson van Banks zou gekregen hebben. Dit zijn 5 brieven in het Frans en Engels over Benyowsky’s avonturen die de memoires voorafgingen. Vervolgens is er een vertaling van de eerste brief en bijgevoegde opmerkingen. Nicholson laat weten dat hij het onnodig vond om nog opmerkingen te geven bij de vierde en vijfde brief.171 Het tweede volume start met een verderzetting van het verslag tot in Macau. Vervolgens zijn er twee hoofdstukken over de onderneming op Madagaskar. Het eerste gaat tot de aankomst in Madagaskar. Het tweede vangt aan waar het eerste eindigt en gaat tot het vertrek van het eiland. Beide hoofdstukken, maar vooral het eerste, zijn een verdedigin van Benyowsky voor het falen van de vestiging. Daarna volgt er een verzameling van de werken waar naar verwezen werd in de memoires, voornamelijk uitleg en brieven in verband met Madagaskar. De memoires bevatten wel enkele fouten en onvolledigheden. Er zijn bijvoorbeeld woorden die doorschrapt of onleesbaar waren in het manuscript, die bijgevolg blanco gelaten werden in de uitgave. Dit werd dan meestal aangegeven in een voetnoot.172 De voetnoten werden ook gebruikt ter verduidelijking van enkele zaken.173 Daarnaast waren er ook enkele drukfouten, zoals het ontbreken van een zin of een fout pagina nummer.174 De bron is te vinden in de Library of Congress in Washington en bevat dan ook enkele aantekeningen die verwijzen naar de Library of Congress, zoals een stempel en het logistiek nummer dat het werk draagt in de bibliotheek. Daarnaast zijn er enkele andere aantekeningen te vinden in de bron die vragen om verder onderzoek. Om te beginnen staat er “John Mercer” geschreven bovenaan de titel pagina van het eerste volume.175 Hoogstwaarschijnlijk was dit de voormalige eigenaar van het boek. Het is niet geheel duidelijk wie dit precies was, mogelijks zou het gaan om John Francis Mercer (1759 – 1821) of ene John Mercer.176 Beiden waren waarschijnlijk Amerikaanse politici of hadden op zijn minst politieke contacten met onder meer en James Madison. Er zijn nog verdere aantekeningen op de titel pagina, zowel in het eerste als in het tweede volume. Zo staat er boven Benyowsky’s volledige naam “Maurycy August” geschreven. Waarschijnlijk was dit bedoeld als een

170 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: IX-X; 247. 171 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: XXIX-XXXVIII. 172 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 2; 307; 328; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 28; 29; 71; 75; 300; 315; 334. 173 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: XIV; XV; XXII; 2; 9; 254; 261; 262; 264; 266; 305; 307; 357; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 28; 38; 71; 75; 82; 87; 171; 300. 174 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 9; 338; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 137. 175 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: I. 176 Het boek was vermoedelijk van John Francis Mercer of John Mercer, omwille van de vindplaats van het boek. Het boek bevind zich in de Library of Congress, net als brieven van beide John Mercer’s aan onder meer George Washington. Afgaande op de data van de brieven en de geboorte en sterfte datum van John Francis Mercer, blijkt dat beide Mercer’s leefden als het boek uitkwam. Ze konden het dus gekocht hebben bij de uitgave en de documenten bevinden zich in hetzelfde archief. Dit is zeker geen hard bewijs om het boek aan één van beide personen te binden, maar het is wel de enige connectie die er gemaakt kan worden. 30 verbetering op het werk aangezien er daar ‘Mauritius Augustus’ staat. Daarnaast staat er onder “original manuscript” “By William Nicholson” geschreven. Wat natuurlijk verwijst naar de vertaler van het werk die anders, op het voorwoord na, niet vermeld wordt in deze versie van de memoires. In beiden volumes staat er ook “331” naast de titels die aan Benyowsky worden toegeschreven. Het staat in beide gevallen naast en misschien dus in de zin “chief of the (331) Confederation of Poland”.177 De Confederatie van Bar (waarnaar hier verwezen wordt) bestond inderdaad uit meerdere confederaties, maar of dit er 331 waren is niet duidelijk.178 Ook de memoires zelf zijn overgoten met aantekeningen. Het grootste deel hiervan zijn aanduidingen naast de tekst, maar ook namen, data en berekeningen werden in de memoires geschreven. De meest opvallende aanduiding in de kantlijn is “compere Ossenlovski’s book”.179 Dit samen met de andere aanduidingen doet vermoeden dat ze er stonden in het licht van een onderzoek omtrent de gecontesteerde inhoud van de memoires. Het is echter niet duidelijk wie de aanduidingen gemaakt heeft. Paleografisch onderzoek (van mezelf en van de Manuscript Division van de Library of Congress) kon niet uitwijzen of ze gemaakt werden door de John Mercer op de titel pagina of iemand anders, nog kon paleografisch onderzoek uitwijzen wie de vermelde John Mercer was.180

Het Exotisme in Benyowsky’s Memoires and Travels

De ander in het Russische rijk Op zijn tocht van Tobolczk naar Kamtsjatka, kwam Benyowsky al een eerste keer in contact met ‘de ander’. Namelijk de Tataren, kozakken en Kamtsjadalen. Hoewel de reis bijna een jaar duurde werd ze in maar 27 pagina’s uiteengezet.181 Bijgevolg werd er weinig diepgaande informatie mee gegeven. De Tataren werden vrij positief voorgesteld. Ze verzorgden Benyowsky en lotgenoten uiterst goed. Toen bleek dat Benyowsky niet in staat was om deel te nemen aan een ontsnappingspoging, omwille van zijn verwondingen, droegen de Tataren bij aan het verzamelen van cadeaus, die tot wel 900 roebels waard waren. Deze goede behandeling zou het gevolg zijn geweest van een gedeelde relatie met de Turken. Benyowsky en zijn lotgenoten hadden samen met de Turken tegen de Russen gestreden en toen de Tataren dit te horen kregen, zagen ze het als “een kwestie van geloof om te helpen”.182 De tekst liet duidelijk blijken dat de Tataren ondergeschikt waren aan de Russen. De conducteur van Benyowsky’s tocht, besloot te stoppen om tribuut van de Tataren af te persen.183 Toch ging er een zekere dreiging uit van de Tataren. Ze hadden Benyowsky’s escorte meermaals belaagd toen hij gevangen was en zowel de Kozakken als de bannelingen waren haast constant bewapend om deze Tataren onderdrukt te houden.184 Verder gaf Benyowsky maar weinig inzicht in het leven van de Tataren. Ze werden omschreven als hordes ruiters die sterk afhankelijk waren van hun paarden. Ze dronken merriemelk en aten

177 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: I. 178 Kaplan, The first partition of Poland, 96; 101; Lukowski, A concise history of Poland, 92. 179 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: .172 180 Lewis Wyman, “On behalf of [email protected],” 1/3/2018. (zie bijlage) 181 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 47-74. 182 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 55. 183 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 61. 184 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 46; 251-52. 31 paardenvlees. De paarden zelf moesten echter overleven op mos.185 Hun export producten waren huiden. Benyowsky heeft het over zwaluw, vossen en veelvraathuiden. Hij voegde er nog aan toe dat de Tataarse vrouwen mutsen maakten van de huiden.186 Hij maakte een onderscheid tussen de Tataren door verder in de tekst ook nog de Jakutt Tataren te vernoemen.187 Ook zij waren onderworpen aan het Russische rijk, maar verder gaf hij geen duiding aan het verschil tussen de Tataren of bij hun cultuur. De Kozakken, die de bannelingen begeleidden, werden in een veel minder positief daglicht gesteld. Dit had waarschijnlijk te maken met het feit dat zij steeds voor de Russen werkten, in tegenstelling tot de Tataren. Ze werden voorgesteld als respectloze, dronken gokkers, die geen oog hadden voor autoriteit. Tot tweemaal toe keren ze zich tegen hun officier, hoewel Benyowsky dit op zich niet zo erg vond en deze muiterij hem goed uit kwam. Daarbij zouden ze zich schuldig maken aan illegale huidenhandel naar China.188 De Russische provincies konden ook op niet veel liefde rekenen. Benyowsky omschreef ze als miserabel, kou en barbaars. Er waren colleges aanwezig in Kamtsjatka, maar de leden waren dronken bruten.189 De oosterse gebieden waren ook nog niet helemaal onder de Russische controle. Het noorden van Kamtsjatka was nog in handen van de onafhankelijke Koraks en Tsuktsy, die omschreven werden als “savage nations’. De Russen handelden echter wel met deze ‘savage nations’ om te voorkomen dat ze hen aanvielen. Daarnaast is er ook nog de illegale huidenhandel vanuit Judoma, die via de Mongolen naar China geëxporteerd worden. De autoriteiten konden er niet tegen optreden, omdat de Kozakken er zelf aan deel namen en een interventie een opstand zou uitlokken die zich over heel Siberië zou kunnen verspreiden.190 Desondanks was Kamtsjatka uiterst belangrijk voor het Russische rijk, omwille van de huidenhandel en de economische winst die ze creëerde.191 De huiden waren ook van groot belang in het politieke systeem van Kamtsjatka. Als de gouverneur zijn reis maakte van dorp naar dorp, werd hij bijna steeds ontvangen met huiden. Deze werden omschreven als geschenken maar kunnen aanzien worden als een vorm van tribuut of belasting. De keren dat er geen geschenken werden vernoemd, werd vaak iets anders omschreven, zoals een klacht van verkrachting. Dit betekend natuurlijk niet dat er dan geen huiden werden geschonken. Misschien vond Benyowsky het in die gevallen niet belangrijk genoeg om neer te schrijven.192 In één van de hoofdstukken gaf Benyowsky een beschrijving van Kamtsjatka. Hij wees er op dat er veel havens waren, die diep genoeg waren voor grote schepen en dat deze havens gebruikt konden worden om een verbinding met Amerika te maken. Daarenboven liepen er veel rivieren door Kamtsjatka, maar er waren er maar twee die bevaarbaar waren.193 Qua grondstoffen waren er metalen, kostbare huiden en een zwart goedje dat gebruikt kon worden voor inkt aanwezig. Vele van deze huiden zouden afkomstig zijn van de nabijgelegen

185 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 53-4. 186 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 61, 98-100. 187 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 61. 188 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 61-6. 189 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 56, 68-9; 144-47; 252. 190 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 66-8. 191 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 76. 192 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 138-42. 193 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 144-48; 257-60. 32 eilanden. Benyowsky wist er wel bij te vertellen dat de handel met China, Japan, Korea en Idzo (Jedzo later in de memoires) veel winstgevender kon zijn moest Kamtsjatka tot een echte kolonie worden omgevormd. Ook uit de metalen kon men meer winst halen als er smelters geïnstalleerd zouden worden.194 Hij zag dus vele mogelijkheden in Kamtsjatka. Het was echter niet allemaal positief. De brandy was er bijvoorbeeld slecht en moest worden geïmporteerd, de grond was niet echt vruchtbaar en er was weinig hout aanwezig. Het weer was er ook verre van gunstig. Extreem koud, er waren orkanen en er hing een constante mist. Dit alles zorgde voor verschillende ziektes, zoals scheurbuik en blindheid. De bevolking bereikte zelden de leeftijd van 40 jaar zonder blind te worden.195 De Kamtsjadalen kwam verder vrij weinig aan bot. Er is geen sprake van een fysieke beschrijving of vergelijking. Er werd geen uiteenzetting gegeven over hoe ze er uit zagen, hoe groot ze waren, of ze mooi of lelijk waren, noch werden ze vergeleken met Europeanen. Ook op cultureel vlak werd er weinig informatie gegeven. Ze waren onderdrukt en ondergeschikt aan de Russen. Hierdoor zou het aantal Kamtsjadalen drastisch verminderd zijn. Voorheen zouden ze met 76 000 geweest zijn, terwijl dit tijdens het verblijf van Banyowsky tot 11 000 gezakt was.196 De lokale leiders, die tajou heetten, begroeten de gouverneur, zoals eerder al vermeld, met een tribuut van huiden. De tajou waren steeds degenen die mensen ontvingen, zelfs al waren het bannelingen.197 Wat iets zegt over het sociale statuut dat ze droegen. Zelf een verbannen Europeaan werd ontvangen door de tajou, zelfs hij had dit recht. Daarnaast omschreef Benyowsky ze als betrouwbaar, of toch sommigen, maar ook bijgelovig. Ze stelden hem voor aan een sjamaan, die hij vervolgens van bedrog beschuldigde.198 Daarnaast zou de lokale bevolking regelmatig in contact komen met furieuze beren. Als men wist dat er beren waren kwam het dorp ter hulp om ze te doden. Ze bonden hout rond hun linker arm en benaderden de beren vervolgens. Ze lieten de beer in het hout bijten om hem daarna te verwonden met een lans. Dit was echter niet zonder gevaar, daar de beer zijn tegenstander vaak verminkte.199 De Kamtjadals waren simpel, onschuldig en dapper. Een typisch beeld van de ‘noble savage’. Van een utopisch land was er echter geen sprake. Meer dan dit beeld van ‘noble savage’ werd er niet gegeven. Naast de beer gaf Benyowsky nog een lijst aan dieren die aanwezig waren op het schiereiland, zoals honden. Deze honden werden gebruikt als trekdieren voor de sleeën en na hun dood werd hun huid gebruikt om kledij te maken. Ten laatste wist Benyowky ook mee te delen dat de metalen door de inboorlingen gebruikt werden om speerkoppen van te maken.200 Buiten dit soort informatie gaf Benyowsky weinig inzicht in hun samenleving. Daarbij werden ze enkel aangehaald binnen de context van het grotere verhaal dat Benyowsky wou vertellen. In de 203 pagina’s die neergeschreven werden over Kamtsjatka, gaan er misschien 2 over de inheemse bevolking.201 Zelfs in de hoofdstukken

194 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 144-48; 257-59; 272. 195 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 144-47. 196 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 259. 197 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 171-77. 198 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 171-72; 200. 199 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 99-100. 200 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 146-47. 201 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 74-277. 33 waar de beschrijving van Kamtsjatka in behandeld werd, komt de lokale bevolking amper voor. De regio zelf werd meer beschreven.202 Het lijkt er dus op dat er weinig sprake is van de Duitse etnografie in Benyowsky’s memoires. Dit wordt nog duidelijker als de memoires vergeleken worden met Philippe Johan Tabberts werk over het Russische rijk, onder het pseudoniem Philippe Johan von Strahlenberg. Tabberts was net zoals Benyowsky een oorlogsgevangene in Siberië, maar het contrast tussen hun werken kon niet groter zijn. Waar Benyowsky vooral een verhaal over zichzelf schreef, deed Tabberts het tegenovergestelde en maakte hij een beschrijving van Siberië. Zo gaf die, bijvoorbeeld, een uiteenzetting over de Tataren, waarin hij onder andere de verschillende Tataren, hun cultuur, taal en land beschreef.203 Bij Benywsoky was er amper sprake van de Tataarse cultuur, er was wel sprake van verschillende Tartaarse volkeren, maar er volgde geen uitleg over hen. Hij besprak vooral de economische en handels mogelijkheden van het schiereiland en wat hem en de associatie overkwam. De plaats van de lokale bevolking hierin was eerder miniem. De Tataren werden enkel vernoemd als ze in aanraking kwamen met hen en voor een uiteenzetting over hen was er was geen plaats. Dit kwam ook naar voren in de schrijfstijl. Benyowsky’s memoires zijn meer vanuit de eerste persoon geschreven, waar Tabberts werk veel meer beschrijvend is. Wat Benyowsky wel steeds uitbundig omschreef was het economisch potentieel van de regio. Zowel van Kamtsjatka als van de omliggende eilanden. De grondstoffen en kostbare dierenhuiden werden keer op keer omschreven. Daarnaast bracht hij ook steeds aan hoe klein de macht van de Russen eigenlijk was op Kamtsjatka. Hij toonde aan dat er ook mogelijkheden waren in Kamtsjatka. Hoe dan ook is het duidelijk dat hij zich vooral focuste op handel en economische exploitatie.204 Op het eerste zich lijkt er dus ook weinig sprake te zijn van exotisme. De ander, in dit geval de Tataren, Kozaken en Kamtsjadalen, werden maar weinig besproken. Bijgevolg kunnen er dus weinig opvattingen gemaakt worden over het zelfbeeld dat Benywsoky wou creëren. Er kan wel gesteld worden dat hij zich steeds superieur voorstelde aan hen, door hen barbaars, agressief, simpel en onbeschaafd voor te stellen. Veel prominenter aanwezig was het potentieel van de regio. De constante verwijzingen naar handel en aanwezige grondstoffen, wijzen er op dat Benyowsky hier zeer geïnteresseerd in was en dat het voor hem belangrijk was. Hij duidde het potentieel en de mogelijkheden voor economische exploitatie aan. De ander (Kamtsjatka) werd als mogelijke economische bron aanzien. Een potentiele bron van rijkdom, respect en macht. De verwijzingen naar de beperkte Russische macht, versterkten dit potentieel nog. De ander was hier een potentieel object van exploitatie en minder een andere samenleving.

De bevolking van de Noordelijke Stille Oceaan Ten eerste zijn er de Aleoeten die besproken werden door Benyowky. Ze werden omschreven als 11 eilanden of eilandengroepen, de aanwezige huiden werden vernoemd en waar ze te vinden waren, waar er mineralen te vinden waren en welke eilanden bevolkt waren. De al bestaande handel met China en Japan werd aangehaald en de mogelijkheid om deze

202 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 144-47; 251-56. 203 Philipp Johan von Strahlenberg, Das nord- und ostliche Theil von Europa und Asia (Stockholm : Selbstverl, 1730), 28-43; Harbsmeier, “Towards a prehistory of ethnography,” 27. 204 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 135; 144-7. 34 handel te verbeteren. Net als Kamtsjatka lijkt de aandacht op economische exploitatie en handelsmogelijkheden te liggen.205 Het grote verschil ligt hem in de omschrijving van de lokale bevolking, deze werd veel uitgebreider beschreven voor de Aleoeten. In de memoires was er sprake van één tajou die de vlag gezwaaide over het geheel van eilanden. Er was haast sprake van een ware dynastie. De oude tajou die de macht en rijkdom verkregen had, adviseerde nu zijn zoon die tajou was. Naast hen waren er op het eiland nog minstens 11 anderen die een hoge positie bekleedden. Frequent contact tussen de eilanden was geen uitzondering. Ze zouden zelf van het Euraziatische continent naar het Amerikaanse gevaren hebben. De bevolking van de Aleoeten was zeer behulpzaam. De huisvesting die Benyowsky en zijn compagnons verkregen waren ruim. De hoogwaardigheidsbekleders van het eiland waar hij de meeste tijd doorbracht kwamen naar hem toe, in plaats van dat hij naar hen moest komen. Ze onthaalden de associatie (Benyowsky en zijn asociés) uiterst goed en organiseerden een festival omwille van hun aankomst. Benyowsky werd daarbij in de cirkel rond de tajou gehaald zodat hij een beter zicht zou hebben op de festiviteiten. Daarbij hielpen ze met het uitladen en de reparatie van het schip.206 In hun cultuur was contact met elkaar van groot belang. Ivan Ochotyn, schreef in een brief dat hij zijn vrouw miste, dat hij ze wou omhelzen en teder wou behandelen. Waarop zijn vrouw begon te huilen.207 Later tijdens het festival, toen iedereen in slaap viel, sliep de tajou gewoon mee, onder de rest van zijn volk. Benyowsky stelde dat “the people, whom we are in the habit of calling Savages, might serve as models to friendship and attachment”208. Benyowsky gaf dus het beeld van een behulpzaam, vredevol en aanhankelijk volk. Wederom is de term ‘Noble savage’ ten zeerste van toepassing. Daarnaast waren ze ook zeer anti- Kozak. Mogelijk had dit iets te maken met het feit dat de vader van de huidige tajou, ontvoerd zou zijn geweest door de Kozakken toen hij jong was.209 Toch duurde het niet lang tot wanneer de plaats werd beschreven vanuit een meer koloniale hoek. Zo omschreef Benyowsky de schitterende vlaktes, die perfect cultiveerbaar waren en hoe degelijk het lokale hout was op het eiland en dat het geschikt was als elk soort bouwmateriaal. De intentie om de regio te koloniseren en er handel te drijven was dus nooit veraf.210 Toen hij Ochotyn voor het eerst ontmoette, liet deze blijken dat hij hoopte een kolonie te stichten op deze eilanden. Benyowsky adviseerde hem hulp te zoeken bij de Europese mogendheden.211 Het was dus niet enkel Benyowsky die potentieel zag in deze regio. Hiermee wou hij misschien extra kracht bij zijn observaties en zetten. Wederom werd de inheemse bevolking niet afgeschilderd als barbaren, maar eerder in een positief daglicht gesteld. “Wij” konden nog van hen leren op het vlak van vriendschap en gehechtheid. Mogelijks vond Benyowsky dus dat “wij” dat te kort kwamen, maar bedoelde Benyowsky met “wij” Europeanen of Hongaren? In dit geval zou ik beargumenteren dat het om Europa ging. Ten eerste omdat het om een algemene karakteristiek ging en ten tweede omdat Europa in dit deel als één benaderd werd. De tajou noemde Benyowsky “Mr.

205 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 261-65. 206 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 310-22. 207 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 284-91; 316. 208 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 317-18. 209 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 315-16. 210 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 310-22. 211 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 262-65. 35

European”.212 Volgens Benyowsky zag ‘de ander’ Europa als één pot nat, Europa was één Europa en niet verschillende naties. Er kan dus gesteld worden dat Benyowsky dat hier ook deed. Hij gaf een voorstelling van de ‘andere’ die Europa als één aanzag, dan kan gesteld worden dat hij Europa ook zelf als één tegenover de ‘ander’ stelde. Ten derde was het gebruikelijk in reisliteratuur om Europa als ‘verdorven’ voor te stellen.213 Dit betekent echter niet dat er bij Benyowsky sprake was van een Europees exotisme. Het betekent enkel dat hij hier Europa als één benaderde, niet dat hij dit altijd deed en niet dat hij er een exotisme op na hield dat dat op geheel Europa van toepassing was. Daarbij was exotisme hoe Europa zichzelf een identiteit gaf. Deze identiteit kon verschillen van natie tot natie en men poogde zich af te zetten en te onderscheiden van andere, maar het ging nog steeds om een Europese identiteit. Het ging om hoe Europa was voor die specifieke natie. Daarboven is het ook zo dat Benyowsky ook later Europa tegenover de ‘ander’ plaatste. Het is echter wel duidelijk dat hij de Aleoeten als minderwaardig zag. Zo wees hij er op dat de inboorlingen enkel wortels, vis, bever en zeekoe aten terwijl de grond perfect cultiveerbaar was. Ze waren dus in zekere mate ongeciviliseerd. Ze hadden niet de capaciteiten om een echte beschaving op te bouwen, maar waren wel het toonbeeld van vriendschap en hadden stratificatie.214 Er was een Tajou en minsten 12 andere hoogwaardigheidsbekleders, hoewel de afstand tussen hen en de rest van het volk ook niet zo groot was.215 Hiernaast was er nog een andere stratificatie, die tussen de inboorlingen en de gevluchte Russen die onder Ochotyn stonden. Zij waren duidelijk een aparte groep op de eilanden.216 Ochotyn zelf had ook een eigen plaats, hij werd omschreven als een Europese tajou en een God.217 De Aleoeten werden dus gezien als ongeciviliseerd en minderwaardig aan Europa maar niet barbaars. Er is al meer sprake van een utopisch eiland, of eilandengroep in dit geval. De mensen zijn goed, simpel en onschuldig, het land is er vruchtbaar, maar toch is het moeilijk om te stellen de Benyowsky hier een echte utopie poogt af te schilderen. Hij sprak er niet van om op het eiland te willen blijven of iets gelijkaardigs. Een andere eilandenketen die omschreven werd, waren de Koerilen. Het grootste deel van de beschrijving gaat weer om de aanwezige havens, dieren en water. De focus lijkt dus weer te liggen op de mogelijkheden die de eilanden boden. Benyowsky gaf aan welke eilanden al bevolkt waren en welke nog niet, waar er water, eten en hout te vinden was. Welke handel de inheemse bevolking al dreef, in dit geval was dit vooral handel met Japan, maar soms ook met Kamtsjatka.218 Er werd wel een soort van beschrijving gegeven van hoe de inheemse bevolking er uitzag, op één van de eilanden althans. Ze zouden lange baarden en een bronzen huidskleur gehad hebben.219 Meer dan dit was het niet, maar het was wel een grote uitzondering dat dit beschreven werd. Hiernaast werd dit ook gedaan in ‘Amerika’, toen een deel van de groep die aan land ging een groep van 14 hutten ontdekte. De inwoners waren gevlucht, op een oude vrouw en een kind na. De vrouw werd beschreven als donker met een

212 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 316. 213 Zhang, “Georg Forster in Tahiti,” 270-74. 214 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 319-22. 215 De oude tajou die als adviseur optrad en de 11 anderen die eerder vermeld werden. 216 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 310-22. 217 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 316. 218 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 266-71. 219 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 270. 36 beschilderd voorhoofd. Voor de rest werd Amerika als vrij primitief afgedaan. Wat wel weer terug kwam was de grote hoeveelheid aan voedsel die er was en een beschrijving van een mogelijke vestigingsplaats.220 Maar buiten deze twee gevallen werd er praktisch niets meer gezegd over het fysieke uiterlijk van de bevolking. Zes van de meer zuidelijk gelegen Koerilen eilanden behoorden volgens Benyowsky bij elkaar als één rijk. Ze zouden allen onder één chief vallen en belangrijker hij omschrijft ze als een civilisatie.221 Wederom legde hij een grote focus op de aanwezige havens, hout en dieren, maar ook meer culturele aspecten werden aangehaald. Zo beschreef Benyowsky dat er een stad aanwezig was van meer dan 2000 huizen, beschermd door meerdere houten forten. Dat ze grote schepen hadden waarmee ze naar China, Korea en Japan voeren om handel te drijven. Maar ook dat mensen er geciviliseerd ontvangen en uitgewezen werden. Hoewel vreemden die geland waren op het eiland waar de koning zich bevond, verplicht werden er te trouwen en te resideren. De eilanden groep zou jaren oorlog gehad hebben met Japan, waarbij Japan één van de eilanden wist te veroveren. Die oorlog was nu beëindigd, waardoor er weer handel met Japan was. Ze hadden wel nog steeds problemen met Korea maar dit hield de handel niet tegen. De Jedzo eilanden (zo noemde Benyowsky ze) bezaten een grote hoeveelheid aan goud en zilver waarmee ze handel konden drijven.222 Hoe dan ook is het opmerkelijk dat Benyowsky ze omschrijft als geciviliseerd. De rest van de Koerilen werden echter niet zo vleiend omschreven. Toen de groep dreigde negen van hun mannen achter te moeten laten op één van de Koerilen eilanden (vermoedelijk Bereza of Good Hope in de memoires), weigerde Benyowsky hen over te geven aan “the mercy of the savages”.223 Hoewel later in het verslag gemeld werd dat ze goed ontvangen werden door de eilandbewoners en ze dus in een iets positiever daglicht werden gezet.224 Maar initieel dacht Benyowsky dus dat ze agressief waren. Er was dus een soort dualiteit over de noordelijke Stille Oceaan. Voor het grootste deel werden de eilandbewoners omschreven als wilden, ondanks het feit dat ze handel dreven en de associatie goed ontvingen. Ook de Aleoeten werden als wilden omschreven terwijl ze er uiterst goed behandeld werden en er sprake was van een soort rijk. Toch werd een deel van de Koerilen als geciviliseerd omschreven. Benyowsky zei er zelf al over dat dit in ging tegen wat de Russen over hen dachten. Wat er op wijst dat het niet direct een conventionele gedachte was.225 In diezelfde periode maakte Captain Cook zijn reizen door de Stille Oceaan. Zijn verslagen zijn dan ook een ideale bron om Benyowsky’s memoires mee te vergelijken. Deze vergelijking kan een beter beeld geven van de memoires. Het kan duiding geven waar ze staan tegenover het Brits-Frans exotisme en waar ze gelijkenissen en verschillen tonen. Cook’s derde reis was natuurlijk niet geheel gelijkend aan die van Benyowsky, toch kan ze voldoende informatie geven om de vergelijking te maken. Ten eerste deed hij de Aleoeten ook aan en ten tweede kan het algemeen beeld dat hij gaf over de noordelijke Stille Oceaan, vergeleken

220 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 304-5. 221 Opmerkelijk is hier dat Benyowsky niet meer gebruikt maakt van Tajou, maar chief. (Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 72-6. 222 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 272-76. 223 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 270; 329. 224 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 330-32. 225 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 266-76; 329-31. 37 worden met dat van Benyowsky. Er zijn dan ook enkele gelijkenissen tussen de twee. Het belang van huiden in de regio werd bijvoorbeeld aangehaald in het verslag van Cooks reis en de dieren die er aanwezig waren, maar toch zijn het vooral de verschillen die opvallen.226 Cooks verslag bevat uitgebreide beschrijvingen van de inheemse bevolking. Hun lichaamsbouw, kledij en taal werd omschreven in pagina’s lange verslagen. Hun manier van leven en de structuur van hun vestigingen werd uit de boeken gedaan en hun karakteristieken werden neergeschreven.227 Benyowsky daarentegen maakte hier zoals eerder al vermeld amper opmerkingen over. Het geen hij nog het meest behandelde waren de karakteristieken van de volkeren die hij tegenkwam. Zoals de Tsukci die hij omschreef alsof ze geen angst kenden.228 Toch blijft het verschil met Cook groot. Opmerkelijk is ook dat Cook een etnografische beschrijving gaf, aangezien dit vooral aan de Duitsers werd toegeschreven. Het blijkt dat de verwetenschappelijking van het exotisme in de late 18e eeuw ook voor de Britten, etnografie met zich mee bracht. Hiernaast verschilde de voorstelling van de inheemse bevolking op nog een andere manier. Benyowsky omschreef de bewoners van de Aleoeten als wilden maar stelde dat Europeanen er nog iets van konden leren op het vlak van vriendschappelijkheid. Het waren ‘noble savages’. Cook schreef dat de geciviliseerde landen een voorbeeld moesten nemen aan de Aleoeten op het vlak van eerlijkheid.229 Hieromtrent lijken de twee dus overeen te komen, er moet echter een grote maar toegevoegd worden bij Cook. Volgens hem kwam dit enkel door het contact met het geciviliseerde Rusland. Andere eilanden die minder of geen contact hadden met de ‘geciviliseerde’ wereld, bezaten deze eigenschap niet. Elke vorm van civilisatie die Cook tegenkwam, schreef hij toe aan contact tussen de inheemse bevolking en een ‘geciviliseerde’ natie. Dit ging om karakteristieken zoals beleefdheid maar ook om materiële zaken, zoals ijzer, papier en kledij. Benyowsky deed dit ook, zo schreef hij de kledij, parasol en mes decoratie die gevonden werd op één van de Koerileneilanden (die geen deel uitmaakte van Jedza) toe aan handelscontact met Japan.230 Maar in het algemeen schreef hij positieve eigenschappen van de inheemse bevolking aan henzelf toe. De tederheid en gehechtheid van de Aleoeten linkte hij niet aan de Russen en Jedza omschreef hij als een civilisatie op zich. Bij Cook was er dus in vele grotere mate sprake van paternalisme. Hij lijkt te impliceren dat de inheemse bevolking geciviliseerde staten (lees Europa) nodig had om te evolueren. Dit lijkt te passen binnen het kolonialisme dat in de literatuur aan het Britse exotisme werd toegeschreven. In Cooks verslag werd zelfs beschreven hoe een eiland geclaimd werd.231 Bij Benyowsky was hier natuurlijk geen sprake van, aangezien hij geen expeditie aan het maken was in de naam van een natie. De lokale samenlevingen werden door Cook nooit omschreven als meer dan tribale samenlevingen. Benyowsky daarentegen ging ze als ware politieke entiteiten voorstellen. Jedza is hier natuurlijk het beste voorbeeld van, maar ook de Aleoeten werden zo omschreven. Hoewel hij ze nog steeds als wilden zag, beschreef hij hoe de verschillende eilanden geleid waren door één Tajou. Cook daarentegen stelde dat elk eiland een eigen chief

226 Cook, A voyage to the Pacific ocean. II: 269-71. 227 Cook, A voyage to the Pacific ocean. II: 300-16. 228 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 302. 229 Cook, A voyage to the Pacific ocean. II: 506-10. 230 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 331-2. 231 Cook, A voyage to the Pacific ocean. II: 397. 38 had, de westelijke waren zelfs onderworpen aan de Russen.232 In het algemeen verschilden de aandachtspunten van de twee verslagen. Benyowsky benadrukte de lokale omstandigheden. Wie waar aan de macht was, wat waar verhandeld werd, waar er havens waren. Hij gaf een beschrijving van waar men moest zijn om wat te doen en waar de mogelijkheden lagen. Cook daarentegen had de bedoeling de afstand tussen Azië en Amerika te bepalen. Zijn beschrijvingen behandelen de lokale politieke verhoudingen daarom weinig. Benyowsky zei op een bepaald punt wel dat hij dit wou doen, maar uiteindelijk deed hij dit niet en was dit ook niet het doel van zijn tocht. In Cooks verslag was er wel aandacht voor de invloed van het Russische rijk. Tot waar deze invloed rijkte, welke eilanden binnen hun sfeer vielen en welke niet? Tot waar de ontdekkingen van het Russische rijk rijkte. Deze vragen werden wel beantwoord door Cook. De koloniale intenties van de Britten kunnen hier wederom uit worden afgeleid. Cook keek vanuit het perspectief van een al gevestigde koloniale grootmacht. Benyowsky kon dit niet, hij zag daarom niet de Russische “dreiging” (hoewel hij daar wel gewag van maakte in een ander gedeelte), maar het potentieel van de Aleoeten en de Koerilen. Ook in een bredere zin zijn er verschillen tussen Benyowsky’s en Cooks verslag die te maken hebben met exotisme. Cooks verslag is over het algemeen veel meer beschrijvend dan dat van Benyowsky. Het lijkt er op dat het verslag geschreven werd met meer afstand tussen het onderwerp en de auteur. In het algemeen is dit ook echt het geval. Zoals eerder al gezegd werd de inheemse bevolking meer in detail beschreven dan bij Benyowsky, maar hiernaast werd de omgeving ook meer beschreven. Zo schreef men niet gewoon dat men een baai zag, men omschreef deze baai; hoe die er uit zag, in welke windrichting hij lag, … etc.233 Hoewel dit niet voor elke baai werd gedaan. De memoires van Benyowsky daarentegen gaven meer een verslag van wat hem overkwam, wat hij zag en meemaakte. Dit verklaart ook waarom er in de memoires minder beschrijvingen terug te vinden zijn van de inheemse bevolking. De memoires focussen nu eenmaal meer op de avonturen van Benyowsky zelf dan op de wetenschappelijke informatie die hij kon vergaren. In de inleiding werd al vermeld dat de reisliteratuur autobiografische werd op het einde van de 18e eeuw. In Groot-Brittannië gebeurde dit echter pas in de laatste decennia van de 18e eeuw.234 Benyowsky lijkt hier dus een voorloper van te zijn. De memoires zijn, voor wat de noordelijke Stille Oceaan betreft, vooral een beschrijving van wat Benyowsky overkwam. Er is relatief weinig sprake van etnografische informatie. Er werd echter wel informatie gegeven over de lokale politieke situatie. Daarnaast is er een duidelijke focus op handelsmogelijkheden. Benyowsky gaf mee waar huiden verkrijgbaar waren en waar deze aan hoge winst verkocht konden worden. Hij gaf aan waar de al bestaande “handelsnetwerken” zich bevonden en hoe deze konden worden uitgebreid. Van echte koloniale interesses, zoals die bij Cook te vinden zijn, is er geen sprake, bij Benyowsky was het eerder economische exploitatie. Wat hij wel steeds wou benadrukken was zijn eigen autoriteit. Op het einde en in het begin van de hoofdstukken over de Koerilen benadrukte hij dat hij de correcte en juiste beschrijving gaf. Het belang van waarheid, dat zo beduidend was in het Duitse exotisme, was bij Benyowsky dus zeker ook aanwezig.

232 Cook, A voyage to the Pacific ocean. II: 505-8. 233 Cook, A voyage to the Pacific ocean. II: 343-45. 234 Batten, Pleasurable Instruction, 118. 39

De voorstelling van Japan Al voor Benyowsky aankwam in Japan, had hij er al enkele contacten mee gehad, zij het indirect. Eén van zijn compagnons ruilde enkele zaken met eilandbewoners op de Koerileneilanden. Toen Benyowsky deze goederen in handen kreeg, leidde hij er uit af dat de inboorlingen handel moesten drijven met Japan. Het ging hem om een parasol, tabak en een mes. De parasol bestond uit papier, bedekt met olie en Chinese en Japanse tekens. De staf was van een wit metaal en de tabak zat in een met satijn geborduurde zak. Het mes was dan weer van ivoor gemaakt en daarbij was het perfect gebalanceerd en afgewerkt.235 Het feit dat Benyowsky stelde dat de inwoners van de Koerilen enkel aan deze goederen konden geraken door handel met Japan, wijst er op dat Japan als synoniem stond voor luxe en kwaliteit en dat men dacht dat de Koerilen niet over dit soort goederen konden beschikken uit zich zelf. Verder in de tekst werd beschreven men een stuk zijde in het water zag drijven, wat voor hen betekende dat ze dicht bij Japan waren.236 Wederom werd luxe dus in verband gebracht met Japan. In de 17e eeuw werd Japan al gerelateerd aan prestige en luxe, maar dit zou in de 18e eeuw veranderd zijn.237 Men keek toen niet meer, of toch minder op naar Azië. Men was minder geïmpressioneerd door het werelddeel. Althans in Engeland was dit het geval.238 De memoires lijken te suggereren dat hier bij Benyowsky geen sprake van was. Eenmaal in Japan aangekomen werd dit nog maar een keer bevestigd. De diners die Benyowsky mocht bijwonen werden omschreven als uitbundig en ook de zaken waartegen de huiden verruild werden, straalden rijkdom uit. Dit ging om porselein, koper, zijde, parels en goud. Als afscheidscadeau kreeg Benyowsky ook nog een met goud bedekte sabel en een complete vergulde set porselein. Daarboven werd de lading van een Japans schip geschat op 3 tot 4 honderd duizend Franse ‘livres’.239 Er werd een duidelijke klemtoon op de luxe en de rijkdom van het land gelegd. Dit werd het meest duidelijk door de referenties naar de kledij die de Japanners droegen, of toch de hoogwaardigheidsbekleders. Tot zesmaal toe werd hierover een opmerking over gemaakt in de memoires.240 Dat de Japanse klederdracht als metafoor werd gebruikt voor hun luxe, was niets nieuws. In de 16e eeuw linkte Mundy de Japanse klederdracht al aan luxe en deze link leefde duidelijk nog voort in de 18e eeuw, bij Benyowsky althans.241 Kledij was niet de enige stof die als luxueus en rijk werd omschreven. Ook de tapijten en sofa’s genoten deze complimenten.242 Een andere kwaliteit die aan de sofa’s werd toegeschreven was kleurrijk. Ze waren geel, groen, blauw en rood.243 Hiernaast werd er ook op gewezen dat de boot die de Sint- Pieter en Sint-Paulus in de haven sleepte verscheiden gekleurde linten had.244 Kleur houdt natuurlijk verband met luxe, maar het is ook een exotisch beeld op zich. Het anders zijn van Japan werd hiernaast op nog andere manieren benadrukt. De muziek werd meerdere malen

235 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 331-2. 236 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 355. 237 Rogério Miguel Puga, “Images and representations of Japan and Macao in Peter Mundy s travels (1637),” Bulletin of Portuguese-Japanese Studies 1 (2000): 103-4. 238 Pearson, “Objects ridiculous and August,” 390. 239 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 367; 374-75; 383; 388. 240 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 359; 363; 365; 373; 378. 241 Puga, “Images and representations,” 103-4. 242 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 365-6; 373. 243 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 366. 244 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 358. 40 behandeld en werd omschreven als verwarrend maar goed.245 De buigingen die gepaard gingen met de begroetingen werden steeds aangekaart, maar het opvallendste was de taal. De problemen in communicatie werden meerdere keren aangekaart. Eerst konden ze enkel communiceren omdat Bocsarew, één van de mannen die aan boord was van de Sint-Pieter en Sint-Paulus, een beetje Japans sprak, hoewel dit steeds stroef verliep.246 Daarna ging de conversatie via een lokale bonze (oosterse priester) die Nederlands sprak.247 Maar het meest opvallend waren de woorden die Benyowsky in zijn memoires vermelde. Verscheidene malen werden woorden die geroepen werden of tegen hen gezegd werden opgenomen in de memoires. De vraag rijst dan natuurlijk of deze woorden werden opgenomen omdat ze vreemd waren of omdat het woorden waren die Benyowsky (en dus ook zijn tijdgenoten) kenden. Beide lijken te kloppen. Vele van deze woorden cursief gedrukt stonden, sommige woorden werden dan weer niet cursief gedrukt en in die gevallen kon er uit de context worden opgevat dat Benyowsky de woorden kende. In de gevallen waar de woorden wel cursief stonden was dit niet het geval. Ook op andere manieren kwam Japan in een positief daglicht te staan in Benyowky’s beschrijvingen.248 Bij begroetingen werden ze, bijvoorbeeld, steeds als beleefd omschreven.249 Benywosky gaf dus voor een groot deel een beeld van een exotisch, rijk, luxueus en beschaafd Japan. Er was echter ook een keerzijde aan dit beeld. Het was duidelijk dat Benyowsky Japan met een zekere schrik benaderde en steeds argwanend bleef tegenover het land. Hij bekende aan de ‘koning’ van Nipou dat hij met angst de haven was binnengevaren.250 Zowel Benyowsky als zijn bemanning lieten verstaan dat ze bang waren voor een aanval van de Japanners. Hiervoor namen ze dan ook steeds voorzorgsmaatregelen, door zich te bewapenen en hun kanonnen in gereedheid te brengen.251 De reden voor hun argwaan kwam door de Nederlandse verhalen van Japanse genocides tegen de Christenen. Zelf nadat de ‘koning’ hen zei dat enkel de Spanjaarden en Portugezen niet welkom waren in Japan, bleef men Japan voorzichtig benaderen.252 Dit bleek trouwens gegrond te zijn. Na hun vertrek deed Benyowsky nog drie maal de kust van Japan aan. In alle drie de gevallen namen ze maatregelen om zich zelf te verdedigen en in alle drie de gevallen werden ze een pak minder goed ontvangen, dan in Nipou.253 Tot twee maal toe werden ze zelfs aangevallen.254 Bij een ondervraging van een gevangen officier na de tweede aanval, bleek dat het de plicht was van Japanse officiers, de kust te beschermen.255 Benyowsky gaf hiermee dus ook een beeld van een gevaarlijk en schuchter Japan. Hij liet duidelijk blijken dat Japan nog steeds een afgesloten gebied was, dat niet zomaar kon benaderd worden. Hij kon het echter wel

245 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 365; 371; 372. 246 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 360; 363; 365; 366. 247 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 367; S.N., “Bonze,” Encyclo, geraadpleegd 4/5/2018: http://www.encyclo.nl/begrip/bonze. 248 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 358; 365; 375. 249 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 360; 378. 250 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 358. 251 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 358-9; 364. 252 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 379. 253 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 377-85. 254 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 383-88. 255 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 387. 41 benaderen, aangezien hij een vlag en documenten had waarmee hij die toestemming verkreeg.256 De voorwaarden die aan Benyowsky gegeven werden om handel te drijven toonden deze afzondering nog maar eens. Het werd hem meermaals duidelijk gemaakt dat het enkel om handel mocht gaan en geen andere vorm van contact. Het werd hem verboden om enige religieuze verspreiding uit te voeren. Hij mocht geen religieus boek of een priester mee naar Japan brengen. Daarnaast werd het hem ook verboden om een fort te bouwen in Japan, omdat dit een manifestatie van macht kon zijn.257 Japan wou dus elke vorm van culturele invloed of hybridisatie vermijden. Handel was dus opnieuw een belangrijk punt in Benyowsky’s verhaal. Dat werd ook duidelijk gemaakt door de goederen waartegen de huiden aan boord van de Sint-Pieter en Sint-Paulus werden verruild. Zoals eerder al vermeld, waren dit zeer luxueuze en kostbare goederen. Hiernaast was het ook een referentie naar de mogelijke winstgevende handel die met Japan gevoerd kon worden. In de memoires werd ook gesuggereerd dat de Japanners zelf handel wouden drijven. De Japanners kwamen zelf naar hen toe en de gedreven handel in Nipou werd als voordelig omschreven.258 Op het vlak van handel zou Japan dus wel open zijn geweest en waren er weldegelijk mogelijkheden in het land. Benyowsky vroeg dan ook zelf aan de ‘koning’ om handelsrechten.259 Die verkreeg hij ook, maar Benyowsky kon niet zeggen waarmee hij ging handelen, omdat hij zelf geen handelaar was.260 Voor het exotisme is dit een zeer belangrijk punt. Benyowsky maakte verscheidenen referenties naar handel en economische exploitatie, maar hij zei zelf dat hij geen echte handelaar was. Hij had dus interesse en inzicht in handelsopportuniteiten zonder er echt kennis van te hebben. Dit toont aan dat handel en economische exploitatie, of toch de mogelijkheden tot, van groot belang was voor Benyowsky en, veralgemeend, in de Oostenrijk-Hongaarije. Benyowsky had nog andere zaken over Japan mee te delen. Japan werd voorgesteld als nieuwsgierig en leergierig. Ze waren bijvoorbeeld zeer geïnteresseerd in de Sint-Pieter en Sint-Paulus, waar de associatie vandaan kwam en in de Europese oorlogstechnieken.261 Ze waren verbaasd dat er vrouwen aan boord van het schip waren en van de lengte van de mannen, die zelfs werden opgemeten.262 Het meest waren ze geïnteresseerd in de militaire aspecten. Ze wouden weten hoeveel kanonnen er aan boord van het schip waren, hoeveel manschappen er waren, Benywosky werd zelf gevraagd of hij officier wou worden in het Japanse leger. De ‘koning’ was ook zeer blij met de musket die hij cadeau kreeg.263 Beyowsky gaf hiermee een beeld van een militair zwakker Japan. Ze waren bang voor de kanonnen aan boord van het schip, bij het horen van de schoten deinsden ze terug, en hun oorlogstechnieken waren helemaal niet opgewassen tegen die toegepast door Benyowsky.264 Japan werd wel als een militaire natie afgebeeld, zo werd de aanwezigheid van met sabels en

256 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 372-74. 257 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 372-4. 258 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 374-75; 383. 259 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 372. 260 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 373-74. 261 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 361; 363; 369; 379. 262 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 363; 366. 263 Benyowsky, Memoirs and Travels, 364; 369; 372; 379. 264 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 363; 384-86. 42 lansen gewapende mannen steeds aangeduid.265 En het feit dat ze Benyowsky meerdere malen aanvielen of bewapend tegemoetkwamen draagt hier ook toe.266 Maar toch was het duidelijk dat ze niet opgewassen waren tegen de Europese vuurwapens. Dit betekende echter niet dat al hun technieken minderwaardig waren. Zo beschreef hij hun materiaal ook als goed gemaakt en zelfs superieur.267 Naast Japan werd er ook een andere natie behandeld. De Nederlanden werden namelijk ook in beeld gebracht. Ze zouden “wickedly” gezegd hebben dat Christenen gedood werden in Japan, wat al niet zo positief was.268 Daarbij omschreef Benyowsky de Nederlanden als een klein handelsvolk, dat een prins betaalde in ruil voor bescherming van zijn troepen en dat geen oog had voor religie maar enkel uit was op geld. Daarboven zou de Japanse ‘koning’ dit geweten hebben.269 De Nederlanden werden dus afgeschilderd als een goddeloze, minderwaardige en onbeduidende staat. Dat dit bevestigd werd door een ‘koning’ aan de andere kant van de wereld, gaf enkel extra autoriteit aan deze uitspraak. Dit had misschien wel iets te maken met de Nederlandse kapitein die hem verraden had aan het begin van zijn avonturen, waardoor hij naar Kamtsjatka verbannen werd.270 Of omgekeerd; dit verraad droeg bij aan het beeld dat Benyowsky over de Nederlanden schiep. Net als de Duitsers ging Benyowsky zich dus ook vergelijken met Europese staten en niet alleen vergelijken maar zich onderscheiden en superieur op stellen. Er werd al aangehaald dat de Duitsers dit deden omdat ze een culturele achterstand hadden, zichzelf wouden onderscheiden en een identiteit geven.271 Er kan gesteld worden dat Benyowsky dit hier ook probeerde te doen. De Habsburgers waren opzoek naar een nieuwe identiteit en poogden een inhaalmaneuver te maken op koloniaal vlak. De uitspraak “kleine handelsnatie” zegt dan meer over Benyowsky’s beeld van Oostenrijk-Hongarije. Het toont aan dat ze hun eigen legitimiteit ergens anders haalden en dat ze zelf weinig handel hadden. Wat ook zo was. Hun legitimiteit kwam door hun dynastie. Ondanks het feit dat deze autoriteit na de successie oorlogen wat geschaad was, bleef Maria-Theresia hier op voort bouwen.272 Het is duidelijk dat dit voor een groot deel nog van toepassing was. Ze zagen zichzelf als beter vanwege hun dynastieke achtergrond en vanwege hun titel. Benyowsky kwam uit een gebied waar het vooral achtergrond was die legitimiteit bood. Daarbij wijst het er ook op dat Oostenrijk-Hongarije zich zelf nog niet als een handelsnatie zag. Op zich is dit wat contradictorisch aan de rest van de memoires die steeds een focus legden op handel en economische exploitatie. Maar Oostenrijk-Hongarije was nog niet op een punt waar ze zich konden propageren als een handelsgrootmacht, ze poogden dit echter wel te bereiken. De mogelijkheid tot handel bleef belangrijk. In de memoires werd er op gewezen dat enkel Spanje en Portugal niet welkom waren in Japan.273 Andere landen, waaronder Oostenrijk-Hongarije waren er wel welkom, zolang het enkel om handel ging.274 Benyowsky stelde hier dus eigenlijk een soort gat in de

265 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 373. 266 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 377-386. 267 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 358; 365; 375. 268 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 368. 269 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 369. 270 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 38; 368-70. 271 Tautz, “Cutting, Pasting, Fabricating,” 157-59; 170. 272 Molnár, A concise history of Hungary, 145; 156; Beller, A concise history of Austria, 85-88. 273 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 368; 379. 274 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 372-4. 43 markt voor. Een gat in de markt dat hij kon aansnijden doordat hij toestemming gekregen had. Hij wijst hier dus nogmaals op de voordelen van handel, ondanks het feit dat hij de Nederlanden als een kleine handels natie voor stelde. Hiernaast moet ook nog iets gezegd worden over het gebruik van ‘China’. Toen Kuzneczow verslag uitbracht over één van de Koerileneilanden, zei hij dat ze op een Chinese manier gekleed waren. Benyowsky zei dat er Chinese tekens op de parasol stonden.275 Het is natuurlijk steeds mogelijk dat dit echt zo was en dat ze ook echt dit bedoelden, maar een meer voor de hand liggende verklaring zou zijn dat ‘China’ nog steeds als algemene metafoor stond voor zaken uit Azië. Kunst historicus Michael Yonan stelde vast dat Indisch, Japans en Chinees in het 18e-eeuwse Oostenrijk verwees naar Azië in het algemeen en niet perse naar één van deze landen, apart.276 Dit lijkt bevestigd te zijn door Benyowsky. Het is wel duidelijk dat Benyowsky al informatie had over Japan en het Oosten. Hij sprak van een bonze, zonder dat hij zich genoodzaakt voelde uit te leggen wat dit was. Voor hem was het dus algemene kennis. Daarbij had hij ook de verhalen over de Christen genocide gehoord, via de Nederlanden. Dit bevestigt Schmidts these dat de Nederlanden een grote producent in exotische documenten waren. Maar het duidt er ook op dat het oosten niet volledig als één groot geheel werd aanzien. Net als de voorstelling van Europa in de Aleoeten, was er dus een dubbel Azië. Langs de ene kant was het één groot geheel, langs de andere kant werd het aanzien als verschillende aparte landen. Japan werd al lang voor Benyowsky beschreven. In 1726 bracht Swift Guilevers Travels uit.277 Om dit werk te schrijven baseerde hij zich op meerdere andere werken over Japan, waardoor het werk een zeer gegronde basis had. Guilevers Travels en de werken die er de basis voor vormden, worden hier gebruikt om de vergelijking met de memoires te maken, ondanks het feit dat ze veel ouder zijn dan de memoires.278 Eerder werd al aangeduid dat er een groot verschil is tussen het exotisme van de vroege en de late 18e eeuw. Europa, of toch Groot-Brittannië en Frankrijk, gingen zich meer en meer superieur opstellen tegenover Azië, waar dit in de vroege 18e eeuw helemaal niet het geval was. Tot minstens 1750 keek Europa op naar Azië. Waarom worden de memoires dan vergeleken met deze werken? Aangezien ze uit de late 17e en vroege 18e eeuw komen en dus niet het laat 18e-eeuwse exotisme bevatten. Dit wordt gedaan om de hypothese, dat Benyowsky een oudere versie van het exotisme zou gehanteerd hebben, te kunnen toetsen. Japan werd als een voorbeeldbeschaving gezien. Verlichtingsdenkers zoals Voltaire, Leibnitz en Montesquieu zagen Japan als een betere samenleving dan Europa, dat verdorven was.279 Japan had een betere levenstandaard, techniek en militaire macht dan Frankrijk, Groot-Brittannië en de Nederlanden. Grosset stelde dat Japan op alle vlakken behalve religie, superieur was aan Europa. Europa kon enkel het evangelie toevoegen aan de Japanse samenleving. Luyts had een iets meer tweezijdig standpunt en stelde dat ze gematigd, dapper en betrouwbaar waren, maar ook wreed, heidens en schuldig aan veinzerij. Japan was

275 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 330-33. 276 Chen, “Maria Theresia,” 17; veneers 277 Vybarr Cregan-Reis, “Gulliver's Travels,” Encyclopedia Britannica, geraadpleegd 4/05/2018: https://www.britannica.com/topic/Gullivers-Travels. 278 Robert Markley, “Gulliver and the Japanese: the Limits of the postcolonial past,” MLQ: Modern Language Quarterly 65, nr. 3 (2004): 457-64. 279 Markley, “Gulliver,” 463; Gunn, First globalization, 151. 44 tegelijkertijd civiel en barbaars. De Jezuïeten waren dan weer niet te spreken over Japan, want ze zouden christenen martelen.280 Hun positie is natuurlijk te begrijpen na de verbanning van het christendom in 1633.281 Hoewel dit een Katholiek standpunt bleek te zijn, aangezien het vooral Katholicisme was dat in Japan aanwezig was. De Duitser Kaempfer had een ander standpunt en zijn werk werd goed ontvangen juist omdat het een protestants werk was. Volgens hem was Japan een tolerante natie en hadden de christenen hen geprovoceerd, hoewel ze nog steeds ongelovigen waren.282 Hij zag vooral voordelen in de Japanse afsluiting van de rest van de wereld283 en stond positief tegenover het confucianisme. Niet alles was echter positief aan Japan. Hij omschreef het land als buitengewoon wantrouwig 284 en hun behandeling van de Nederlanders was beneden alle peil. Ze ondergingen de Japanse edicten niet gewoon, maar ze waren er volledig aan onderschikt. De Japanners brachten hen schade toe en misbruikten hen. De Nederlandse audiënties waren niets meer dan vermaak voor de shōguns.285 Toch bleef Japan in het algemeen in een positief daglicht staan. Het ging in tegen het Europees imperialisme, doordat het afgesloten en heidens was, maar toch welvarend.286 Swift bouwde hier op voort, al was het vanuit een Britse invalshoek. Hij stelde Japan voor als een vreemd, verleidelijk en machtig land, dat veel rijkdom bezat.287 De Japanse bevolking werd voorgesteld als vriendelijk en betrouwbaar.288 De eerder eenzijdige relatie met de Nederlanden werd echter ook aangehaald. Japan had alle controle in die relatie en de Nederlanden ondergingen alles.289 Dit betekende echter niet dat de Nederlanden positief voor de dag kwamen in Gulliver’s Travels. Volgens Swift waren ze kwaadwillig, hypocriet en immoreel. Dit had vooral te maken met de vijandigheid tussen Groot-Brittannië en de Nederlanden in die tijd.290 Benyowsky was dus niet de enige die de Nederlanden in een slecht daglicht stelde als hij over Japan handelde. Er zijn nog meer gelijkenissen tussen de memoires en Gulliver’ss Travels in verband met de Nederlanders. Zowel Gulliver’s als Benyowsky deden zich voor als Nederlanders om aanvaard te worden in Japan.291 De Nederlanden werden bij Benyowsky nog steeds gezien als de eenvoudigste manier om Japan binnen te geraken. Japan werd nog steeds als afgesloten, rijk, exotisch en machtig voorgesteld. Ook de keerzijde is bij Benyowsky terug te vinden. De contacten met Japan buiten Nipou waren alles behalve civiel en vredevol. Het dubbel en contradictorische beeld van een geciviliseerd, maar toch barbaars en wreed Japan was dus ook nog aanwezig. Op het eerste zicht lijkt het er dus op dat de hypothese van een ouder exotisme stand houdt in verband met Japan. Toch zijn er enkele

280 Markley, “Gulliver,” 462-67. 281 W.J. Boot, Keizers en shōgun: een geschiedenis van Japan tot 1868 (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2015), 95-6. 282 Lane Earns, recensie van Kaempfer's Japan: Tokugawa culture observed, door Beatrice M. Bodart-Bailey, The Journal of Asian Studies 59, nr. 3 (2000): 746; Joseph S. O'Leary, recensie van Kaempfer's Japan: Tokugawa culture observed, door Beatrice M. Bodart-Bailey, Japanese Journal of Religious Studies 27, nr. ½ (2000): 138; Markley, “Gulliver,” 465. 283 Irmela Hijiya-Kirschnereit, “A farewell to exoticism — Japan and the western world,” Forensic Science International 69, nr. 3 (1994): 180; Gunn, First globalization, 151. 284 O'Leary, recensie, 138. 285 Markley, “Gulliver,” 465; 468;475; O'Leary, recensie, 138. 286 Markley, “Gulliver,” 461. 287 Markley, “Gulliver,” 466; 463. 288 Markley, “Gulliver,” 472. 289 Markley, “Gulliver,” 470. 290 Markley, “Gulliver,” 469-77. 291 Markley, “Gulliver,” 472; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 379. 45 onmiskenbare verschillen. In de vroege 18e eeuw werd Japan nog als militair superieur voorgesteld, waar Benyowsky duidelijk liet blijken dat dit niet het geval was. In Gulliver’s Travels wekte de audiëntie met de keizer nostalgie op naar de oude handel voor de Britten.292 De Hongaren konden niet terugvallen op een oude handel met Japan en hadden er dus geen nostalgie naar. Welke gevoelens zou Benyowsky’s contact met de lokale ‘koning’ dan moeten opwekken? Gevoelens van mogelijkheid en kans. Benyowsky wees continu op de mogelijkheden die het land kon bieden, hij verkreeg handelsrechten, er viel veel te halen uit de handel en militair was Japan zwakker. Benyowsky creëerde een sfeer van een mogelijk opening in deze zeer aantrekkelijke markt. Ook de zaken die behandeld werden in de memoires verschillen van de vroeg 18e- eeuwse werken. Kaempfer, die net als Benyowsky lijfelijk in Japan was geweest, in tegenstelling tot veel andere schrijvers, gaf veel aandacht aan de dagdagelijkse zaken die hij in Japan tegenkwam.293 Benyowsky daarentegen gaf hier zo goed als geen aandacht aan. Hij omschreef de elite, de koning en zijn entourage. Hoe ze ontvangen werden, hun rijkdom en hun bedienden. Het grootste verschil met de vroeg 18e-eeuwse literatuur is de religie. Positief of negatief, hoe men in Japan omging met de verschillende religies werd steeds uitvoerig behandeld. Benyowsky haalt het wel aan en zou er een gesprek over hebben gehad met de ‘koning’, maar hij gaf er geen echte uitspraak over, hoewel dit in Gulliver’ss Travels ook niet voor kwam. Wat wel voorkwam in Gulliver’ss Travels en Kaempfer’s werk was de onderdanige positie van de Nederlanden. Hier was helemaal geen sprake van bij Benyowsky. Wederom legde hij de focus vooral op wat hem overkwam en wat hij zag en gaf hij weinig achtergrond informatie over de plaatsen die hij bezocht. Iets anders dat weer ontbrak was enige etnografische beschrijving. Japan werd dus voorgesteld als een rijk, luxueus, machtig land dat geciviliseerd maar toch ook barbaars was. De meeste aandacht ging weer naar wat Benyowsky zelf overkwam en niet zo zeer naar de omschrijving van de zaken en mensen die hij tegen kwam. Opportuniteiten waren wederom enorm belangrijk. Deze keer ging het hem echter enkel om handelsmogelijkheden en niet om economische exploitatie. Enkel de goederen waartegen geruild werd werden omschreven, de aanwezige grondstoffen en zo niet. Dit wijst er op dat Japan hoger in het vaandel gedragen werd dan de voorgaande gebieden. Japan was een macht op zich die op zijn minst de gelijk was van Europa. Hoewel dit niet het geval was op militair vlak, daarin was Japan duidelijk de mindere. Er werd een beeld gegeven van een Oostenrijk- Hongarije dat op zoek was naar een identiteit. Het was nog geen handelsgrootmacht en haalde haar autoriteit uit haar dynastie maar handel had wel een belangrijke plaats in haar culturele en toekomst plannen. De hypothese dat Benyowsky een ouder exotisme hanteerde, blijkt niet te kloppen. Er waren wel gelijkenissen, maar zijn exotisme was toch uniek. Dit past ook beter bij de zoektocht naar een identiteit en de veranderende staat waar Benyowsky uit kwam.

292 Markley, “Gulliver,” 472 293 Earns, recensie, 746 46

Het utopische Usmay ligon Usmay Ligon was volgens Benyowsky één van de Usmay-eilanden. Hoogst waarschijnlijk was dit het Okinawa koninkrijk.294 Okinawa werd in 1609 door de Japanse Satsuma clan veroverd. Ondanks de Japanse heersers, bleef het een tribuut staat van China.295 Dit verklaart ook waarom de mensen zich volgens Benyowsky in een hoge staat van civilisatie bevonden.296 Ze waren zeer behulpzaam en vrijgevig. Er werd de gestrande Europeanen eten gebracht en er werden hutten voor hen gebouwd, daarbij kregen ze hulp en benodigdheden om hun schip te repareren.297 De dorpen bestonden uit goed gemaakte houten huizen en mooie brede door bomen geflankeerde straten, er ware pleinen, tuinen en sommige huizen hadden bijgebouwen.298 Net als in Japan werd de aanwezigheid van parasols aangekaart, dit was echter niet de enige verwijzing naar rijkdom. De kledij van één van hen, bestond uit een lucht blauw gewaad van taf, een lange witte mantel en een zwarte sjerp. Hij droeg houten slippers met satijn en een hoed van fraaie vacht. Ook de anderen droegen kledij van zijde.299 Ze dronken thee, waren goed in worstelen en dansten op muziek van gesnaarde instrumenten.300 Daarboven waren ze christelijk, weliswaar in het geheim. Ze waren enkele decennia voordien bekeerd door een missionaris uit China, Ignatius Salis genaamd en volgens zijn relaas waren het sobere mensen met goede manieren die bekeerd wouden worden. Het eiland bezat dus alles om geciviliseerd te zijn.301 Benyowsky was het meest verbaasd over hun regeringsvorm. Die werd niet geleid door een koning, keizer of shōgun, maar door een verzameling van ouderen. Naar Benyowsky’s mening was dit een regering gebaseerd op humaniteit.302 Het was dus een andere soort civilisatie dan Japan. Dit werd ook duidelijk door de verwijzingen naar het militaire aspect op het eiland, of beter de afwezigheid van deze verwijzingen. In Japan werd er steeds op de gewapende troepen gewezen. In het relaas rond Usmay Ligon was er slechts twee keer sprake van militaire aangelegenheden. De eerste maal was er sprake van een palissade met vier kanonnen, gebouwd door Benyowsky’s mannen. De tweede keer ging het om een cadeau van musketten en bijbehorende, wat zeer waardevol was voor de eilandbewoners omdat ze er weinig hadden.303 Verder kwam het militaire aspect niet aan bod en er was dus geen sprake van een militaire krachtmeting of vergelijking, zoals die er wel was in Japan. De beschrijving van Usmay Ligon was gedeeltelijk gelijkend met die van Japan. Namelijk dat het een rijk, geordend en geciviliseerd land was, maar de verschillen op militair vlak zorgen ervoor dat het ook gelijkt op de Aleoeten. Een onschuldig, rustig, vruchtbaar en utopisch eiland. Het had een goed warm klimaat, aangename valleien beplant met peulvruchten en suikerstokken, plantages met vele soorten fruit, groenten, rijst, katoen, tabak, bijenkorven en distilleerderijen.304 Ook over de mensen had Benyowsky geen kwaad woord te

294 Kerr, Okinawa, 228. 295 Boot, Keizers en shōgun, 95-6. 296 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 1. 297 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 4; 8. 298 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 7; 12. 299 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 6; 13. 300 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 7;12. 301 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 2-4; 10. 302 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 10; 17. 303 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 5; 16. 304 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 7-9. 47 schrijven. Ze hadden een goed en beminnelijk karakter, waren open en welwillend en leefden volledig zelfstandig in een samenleving gebaseerd op humaniteit, waar iedereen toe bijdroeg. De ondeugden en zondigheid van Europa waren er nog niet aanwezig, net als in de Aleoeten. Benyowsky uitte zijn wil om een rustig en gelukkig leven te leiden op dit eiland, maar kon dit niet omwille van de verantwoordelijkheid die hij droeg tegenover de groep.305 Deze utopische omschrijvingen van eilanden was typisch voor de 18e eeuw. Er heerste toen een soort zoektocht naar een nieuw Eden, dat gevonden kon worden op tropische eilanden. Veel van deze zoektocht uitte zich in fictieve verhalen, maar ook in non-fictie, meer wetenschappelijke werken was dit zichtbaar.306 Een voorbeeld hiervan was George Forsters verslag van Cooks 2e reis. Hierin werd Tahiti omschreven als een Eden, het was onschuldig en de inwoners waren gastvriendelijk, in tegenstelling tot het hypocriete en wantrouwige Europa. De gelijkenis met Benyowsky’s werk kan ook doorgetrokken worden als hij het heeft over de vrouwelijke eiland bewoners. Forster legde een grote nadruk op de seksualiteit tussen de Europeanen en de Tahitianen en deze seksualiteit werd ook door Benyowsky onder de loep genomen.307 Benyowsky’s compagnie kreeg de toestemming om zich onder de vrouwen te begeven, zolang ze de getrouwde vrouwen niet lastig vielen en aan Benyowsky zelf werd het ook meerdere malen aangeboden een vrouw uit te kiezen om te trouwen. Toen hij hier uiteindelijk mee akkoord ging, werden hem 7 jonge vrouwen voorgesteld in een ceremonie. Hij omschreef hun, met bloemen versierde haren, die los vloeiden over hun schouders en hoe ze gekleed waren in witte zijde en een blauwe sjerp. Uit de “charming objects “koos hij er één door haar met een sluier af te dekken.308 Hoewel hij daarna meerdere maatregelen trof om haar te ontwijken, omwille van zijn vrouw, toont dit aan hoe het lichamelijk schoon en de natuurlijke lust in verband werd gebracht met deze gedachte van Eden.309 Ook Forster omschreef de lichamen die hij zag in Tahiti, zowel van de mannen als van de vrouwen. Bij hem was dit vooral in het licht van de bevestiging van mannelijkheid.310 Ook dit is terug te vinden bij Benyowsky. Het is de man die een vrouw kiest en deze werd weggegeven door een man, daarbij waren het de pater familias, van het dorp die aanwezig waren bij deze ceremonie.311 Ook in de Aleoeten werd deze associatie met vrouwen gemaakt. Er werd neergeschreven dat er bij vertrek van de Aleoeten vele vrouwen aan boord van het schip waren, zo veel dat ze terug moesten aanleggen om ze uit te laten stappen.312 Dit is natuurlijk minder prominent, maar het toont nog maar eens hoe belangrijk de vrouw was voor het beeld van een nieuw Eden. Het grootste verschil tussen Forster en Benyowsky is hoe dit Eden gepercipieerd werd tegenover Europa. Beiden vonden het onschuldig, mooi en bevredigend tegenover een corrupt Europa, maar Forster nuanceerde dit. Naar zijn mening was Tahiti minderwaardig aan Europa, het was niet verlicht en contact met Europa zou de onschuld van Tahiti wegnemen. Onschuld

305 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 5; 6; 13; 17. 306 Valery Maroshi, “A quest for a new Eden: “emperor of Madagascar” Maurice Benyovszky and his Russian companions,” Quaestio Rossica 5, nr. 3 (2017): 807-808; Zhang, “Georg Forster in Tahiti,” 263; 270-74. 307 Zhang, “Georg Forster in Tahiti,” 270-4. 308 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 13-15. 309 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 15. 310 Zhang, “Georg Forster in Tahiti,” 270-4. 311 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 13-15. 312 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 322-23. 48 werd bij hem aanzien als een primitieve, eerdere staat van zijn. Bij Benyowsky kwam dit niet terug. Hij omschreef het als onschuldig en humaner dan Europa. Bij hem is het een andere manier van staatsbeheer, maar daarom niet slechter, sterker nog het was beter. Het is ook hierin dat Usmay Ligon een eigenaardig geval is binnen de zoektocht naar Eden. Het werd voorgesteld als een geciviliseerde samenleving, waar dit meestal een primitieve staat was, zoals de Aleoeten in de memoires. Een primitieve staat waar Europa paternalistisch moest tegen optreden om het te leiden naar civilisatie, ongeacht de verdorvenheid van Europa. Forster bevestigde en was toegewijd aan historische vooruitgang.313 Bij Benyowsky viel dit minder op te merken. Hij liet blijken dat Europa en Europeanen een soort natuurlijke leiders positie hadden tegenover andere volkeren, maar van echt paternalisme was er hier geen sprake. Benyowsky zou de toestemming gekregen hebben om op het eiland te blijven. Hij ging er een hoge positie krijgen, maar deze positie zou hij dan bekleden naast de ouderen van de eilanden en niet boven hen. Als Europeanen zich in een kolonie zouden settelen op het eiland, moesten ze de lokale wetten na leven.314 Ook bij het verhaal rond Ignatius Salis kwam dit terug. Hij zou hun leider geweest zijn en verkreeg uiterst veel respect na zijn dood, maar hij moest zich schikken naar de lokale gewoontes. Zo moest hij trouwen en had hij kinderen. Ook het christendom werd verbogen naar de gebruiken van het eiland en was er nog steeds polygamie aanwezig. Benyowsky gaf niet aan dat de samenleving zich moest buigen naar de Europese gebruiken. De historische vooruitgang die er bij Forster was, was niet aanwezig bij Benyowsky. Hoewel er wel kon afgeleid worden dat hij de polygamie niet echt goedkeurde.315 Forster Duitse achtergrond werd ook duidelijk door zijn etnografische beschrijving van de Tahitianen. Hij beschreef hun lichamen vanaf een bepaalde afstand.316 Bij Benyowsky was dit weer volledig afwezig. Volgens Forster kon de onschuldige staat waar Tahiti zich in bevond niet blijven duren, het contact met Europa zou dit wegnemen. Bij Benyowsky kwam dit niet letterlijk tot uiting. Maar zijn relaas kan wel zo geïnterpreteerd worden. Omdat hij het voorstelde alsof het een andere samenleving was dan Europa, maar daarom niet slechter en te stellen dat Europeanen zich moesten schikken naar de lokale gebruiken en wetten. Hiermee wou hij misschien voorkomen dat de samenleving haar onschuld verloor. Hij was bang dat contact met Europa dit met zich mee zou brengen en hij nam voorzorgsmaatregelen om dit te voorkomen. Een andere zaak die ook hier wederom terug kwam was opportuniteit. Het eiland werd aantrekkelijk voorgesteld, als zeer vruchtbaar, prettig en rijk. De eilandbewoners gaven aan dat land vrij gemaakt zou worden voor de Europeanen, Ze wouden hen de lokale cultivatie aan leren en hun dochters ter beschikking stellen. Ze stelden al voor om 200 huizen te bouwen ter voorbereiding van een kolonie.317 Benyowsky zelf was ook zeer geneigd om er te blijven en een kolonie te stichten, maar de steun van een Europese mogendheid was nodig om dit project tot een goed einde te brengen. Er werd zelfs een vergadering gehouden over

313 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 273. 314 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 16. 315 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 7; 13; 15. 316 Zhang, “Georg Forster in Tahiti,” 271. 317 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 10; 16. 49 hoe ze voordeel uit hun ontdekking konden halen. Dit voordeel zou dan in de vorm van een kolonie geweest zijn.318 Er zijn dus enkele wederkerende zaken die ook aanwezig waren in het relaas rond Usmay Ligon. Namelijk de opportuniteiten, de afwezigheid van etnografische gegevens, maar zeker ook de focus op Benyowsky’s eigen ervaringen, in plaats van de traditionele beschrijvingen. Toch geeft Usamy Ligon ook enkel nieuwe inzichten in het exotisme. Ten eerste dat utopieën of nieuwe Edens ook geciviliseerd kunnen zijn en niet perse eilandmaatschappijen moeten zijn van ‘noble savages’. Ten tweede, daaraan verbonden, dat een andere samenleving mogelijk was. De Europese samenleving was niet de enige manier van leven, er waren nog anderen samenlevingen die niet perse minderwaardig waren.

Het barbaarse Formosa Het laatste oosters eiland dat besproken werd was Formosa. Het was een tropisch eiland waar weinig over geweten was en had dus alle ingrediënten om, zoals Usmay Ligon, als utopie beschreven te worden.319 Maar het verschil tussen de twee eilanden kon niet groter zijn. Alvorens ze aankwamen werden deze verschillen al duidelijk. Toen ze het eiland benaderden maakten de associatie hun wapens gereed om aan wal te gaan. Dit staat in schril contrast met Usmay Ligon, dat vredevol was en waar van militaire zaken amper sprake was. Toen ze de Japanse haven binnenvoeren maakten ze hun wapens ook gereed, maar Japan was zoals al aangegeven een macht met een eerder slechte reputatie op het vlak van Christenen ontvangen. Formosa daarentegen was geen grootmacht die Christenen had uitgemoord en over het oosten van het eiland was er haast niks geweten. Hier baseerde Beynowsky zich dus niet op verhalen en geruchten. Waarom maakte hij zich dan gevechtsklaar? Vanwaar de argwaan tegenover Formosa? Hij deed dit niet toen hij de Aleoeten en Usmay Ligon benaderde, waarom hier dan wel? Een aanwijzing kan gevonden worden bij de Koerileneilanden en wat er eerder al over vermeld werd. Toen negen van zijn mannen er gestrand waren, voelde hij zich verplicht hen te redden van de wilde barbaren. Deze barbaren waren volgens Benyowsky agressief. Als we zijn benadering van in dit licht bekijken, dan betekent dit dat hij Formosa als barbaars aanzag zonder dit eigenlijk zeker te zijn. De onbekende ander, plaatsen waar niet veel over geweten was, dus niet Japan, China of het Ottomaanse rijk, zijn in Benyowsky’s ogen direct barbaars en dit wordt rechtstreeks in verband gebracht met agressie. Net zoals Afrika steeds als agressief werd aanzien.320 Over Usmay Ligon wist Benyowsky ook niet op voorhand dat ze geciviliseerd waren, dus kan er gesteld worden dat dit de stelling wat tegenspreekt. Maar in Usmay Ligon waren ze genoodzaakt aan wal te gaan, omwille van een gat in hun schip, hier konden ze zich dus minder voorbereiden.321 Ochoty had Benyowsky dan weer verteld over de Aleoeten, waardoor hij ook hier geen nood zag om zich te bewapenen.322 Deze notie van agressie kwam eenmaal op het eiland nog verder aan bod. De associatie werd twee maal aangevallen toen ze aan land wensten te gaan. In beide gevallen

318 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 11-2; 16. 319 Inkster, “Oriental enlightenment,” 36-37; 51. 320 George, “The civilized west,” 70-2; Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 328-30; 358-60; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 24. 321 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 288-90. 322 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 295-92; 309. 50 lokten de inboorlingen hen in de val. Het waren dan ook eilandbewoners die uit waren op ruzie en strijd.323 Elders op het eiland was er echter ook meer vredevol contact met hen. Ondanks het feit dat de inheemse bevolking zich behoedzaam gedroeg, vertrouwde Benyowsky hen niet. Daarom liet hij steeds 12 mannen bewapend de wacht houden.324 Hij zag hen nog steeds als een potentieel gevaar. Dit veranderde toen hij een uit Manilla gevluchte Spanjaard ontmoete, genaamd Don Hieronimo Pacheco, die de leiding had over deze groep inboorlingen.325 Hierna kwamen ze in een beter daglicht te staan. Ze werden als behulpzaam en eerlijk beschreven. Tot Benyowsky’s verbazing liepen de inboorlingen rond in zijn kamp zonder iets te stelen.326 Het verschil tussen de vijandige en deze inboorlingen werd ook op materieel vlak duidelijk. De eerste haven die ze tegenkwamen werd als klein omschreven met onafgewerkte boten. De haven van Don Hieronimo’s mensen was dan weer mooi327. Er bleek een positieve invloed te zijn van een Europeaan op de bevolking. Of beter, het werd voorgedaan alsof een Europeaan de bevolking positief beïnvloedde. Hoewel Don Hieronimo werd omschreven als een soort hybride tussen Europa en Formosa.328 De primitieve wilde van Formosa had Europa nodig, als leider en raadgever. Dit bleek uit Don Hieronimo’s relaas, maar ze vroegen er ook zelf om.329 Prins Huapo zag Benyowsky aan als de redder uit een profetie. Hij bood Benyowsky aan om koning te worden van het eiland en de hoofdstad werd aan hem afgestaan.330 Toen prins Huapo vragen over een eventuele kolonie op Formosa stelde, was Benyowsky er van overtuigd dat deze vragen van Don Hieronimo afkomstig waren.331 Enkel een Europeaan kon het potentieel zien. Er is een beeld van paternalisme aanwezig op het eiland. Onder Europa’s leiding kon het eiland veel meer bereiken dan het nu al deed.332 Europa moest hen de weg tonen. Dit doet denken aan het paternalisme dat in Cooks verslag te vinden was. De notie opportuniteit is al veel aangehaald voor Benyowsky’s exotisme, maar hier werd het extra duidelijk. De terugkerende zaken zoals de vruchtbaarheid, rijkdom en grondstoffen van het land waren aanwezig maar het potentieel van het eiland en de slaagkans van een kolonie, werd hier nog veel meer aangekaart.333 Benyowsky gaf aan dat het land nog veel meer rijkdom kon opleveren, er kon tot 200% winst gemaakt worden door handel te drijven vanuit het eiland.334 Hij haalde letterlijk aan welke mogelijkheden tot kolonisatie er waren. Niet alleen op Formosa maar ook op de Aleoeten en Usmay Ligon.335 Ook het potentieel in de huidenhandel met Japan werd aangehaald. Maar hij ging verder dan dit, hij stelde een volledig plan op om Formosa te koloniseren.

323 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 23-7. 324 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 28. 325 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 28. 326 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 34; 39. 327 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 27-8. 328 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 28-9; 329 Benyowsky, Memoirs and Travels, II 29. 330 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 40-1; 64. 331 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 44. 332 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 59. 333 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 58. 334 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 36; 55-61. 335 Hier ward Usamy Ligon, Lequeio genoemd (Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 57). 51

Er waren enkele zeer opvallende zaken aan dit plan. Ten eerste moest Formosa technisch onafhankelijk blijven. De steunende Europese macht moest suzerein blijven. Hij zag dus niet enkel mogelijkheden voor Europa maar ook mogelijkheden voor zichzelf. Hij wou zelf voordeel halen uit zijn ontdekkingen. Dit wordt versterkt doordat het Formosarelaas hoogstwaarschijnlijk gefabriceerd werd. Formosa zou één van de laatste haltes geweest zijn op Benyowsky’s reis. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij deze delen later geschreven. Hij wou koloniseren, hij wou glorie voor zichzelf, hij zag een mogelijkheid voor zichzelf en maakte die mogelijkheid zelf. Ten tweede moest luxe naar zijn mening verbannen worden uit de kolonie. Er mochten enkel uiterlijke tekenen van grandeur zijn voor de verschillende klassen.336 Waarom die afkeer van luxe? Als dit samen genomen wordt met de opmerking die hij maakte over Europa op de Aleoeten en Usmay Ligon, kan gesteld worden dat hij luxe misschien aan de basis zag voor de corruptie van Europa. Misschien hoopte hij een utopie op te kunnen bouwen. Misschien had hij zo een grote afkeer van Europa dat hij er alles aan wou doen om te voorkomen dat deze maagdelijke gronden hetzelfde pad zouden begaan. Maar waarom bleef hij dan niet op het eiland? Volgens zijn uitleg moest hij terug keren naar Europa voor zijn vrouw en kind.337 Een andere optie is natuurlijk dat het relaas over Formosa verzonnen is en hij er dus ook niet kon blijven. De derde opmerking over zijn kolonisatie plan heeft te maken met hoe de kolonisatie uitgevoerd moest worden. Volgens hem moest dit een militaire verovering zijn, die zou voorkomen dat het eiland ooit door iemand anders kon worden overgenomen. Hij stelde ook dat dit zeer gemakkelijk zou zijn. Zo gemakkelijk zelfs dat als ze geen Europese steun zouden krijgen het eiland op een privé initiatief kon worden ingenomen.338 De militaire superioriteit van de Europeanen was zo immens dat de associatie geen enkele slachtoffer liet in de ‘oorlog’ waar ze prins Huapo te hulp stonden. De inboorlingen waren geïntimideerd door de musketten of werden er door afgeslacht, Huapo’s officieren vielen van hun paarden bij het horen van de kanonnen.339 Het gemak waarmee ze overwinningen haalden draagt bij tot de opportuniteit die Benyowsly wou aantonen, maar hij wou ook wijzen op de superioriteit van Europa. Zeker op militair vlak. In Benyowky’s ogen kon de Aziatische ander niet tippen aan de Europese militaire macht. Desalniettemin werd Huapo voorgesteld als een militaire macht op het eiland. Hij kon tot 25 000 troepen verzamelen en werd begeleid door verschillende militaire troepen als persoonlijke bodyguards.340 Toch gaf hij zelf een deel van de macht over aan Benyowsky.341 Formosa was militair uitgerust maar kon niet tippen aan Europa. Het was vanzelfsprekend dat Europa de macht verkreeg. Het militaire aspect was belangrijk voor Formosa. Er werd een beeld geschapen van een agressief Formosa maar ook één waar het militaire de basis vormde van de maatschappij. Huapo werd begeleid door verschillende troepen, hijzelf werd omschreven als sterk, breed en levendig.342 Hij werd beschreven als een krijgsheer en de zaken die direct besproken werden hadden steeds iets te maken met militaire aangelegenheden. Benyowsksy kreeg een gedeelde

336 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 61-4. 337 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 57. 338 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 57; 61-4. 339 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 26-7; 35; 39; 42; 51-54. 340 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 36; 39-41; 61. 341 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 43-7. 342 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 40. 52 macht over het leger doordat hem een riem met sabel werd aangeboden.343 En het vredesverdrag tussen Huapo en Benyowsky werd besloten door zwaarden in de grond te steken en te bedekken met stenen.344 Hun wapens werden dus letterlijk begraven. De gehele maatschappij op Formosa was dus gebaseerd op het militaire. Ook op andere vlakken werd Europa als beter, meer ontwikkeld voorgesteld. De muziek werd als “noisy” afgedaan, waar de vreemde muziek hem elders, zoals in Japan, wel kon bekoren.345 De inboorlingen aten niet maar verslonden hun eten en daarna kauwden ze betelpeper en tabak, ten kosten van Benyowsky’s gehemelte.346 Er was een enorme segregatie tussen het gewone volk en de bovenlaag. De officieren waren vrij rijkelijk gekleed, maar het voetvolk daarentegen was volledig naakt op een blauw katoenen lapje na.347 De huizen van de hoogwaardigheidsbekleders waren uitgebreid en mooi, maar eenvoudig. Het gewone volk daarentegen moest zich tevreden stellen met hutten bedekt met stro en riet. Het was hen zelfs verboden betere huizen te bouwen.348 De koning of prins van één van de provincies had de absolute macht in die provincie. Het bezit van land en huizen was niet gebaseerd op eigendomsrecht, maar kwam voort uit de goede wil van de prins of koning.349 Huapo werd als soeverein omschreven en ondanks het barbaarse gedrag was de bevolking beschaafd. Sommige althans; zij die aan de oostkust leefden waren onbeschaafd. Zij waren laf, traag, lui en afhankelijk van het klimaat.350 En zoals eerder al vermeld waren ze gewelddadig, agressief en barbaars, hoewel dit ten dele ook toe te schrijven was aan het onderdrukkende China, dat de inboorlingen aanzette tot geweld.351 Formosa werd voorgesteld als primitief hoewel Huapo ook een magnifieke tent bezat met een rijk tapijt.352 Niet alles was dus primitief. Er was een soort utopisme aan het eiland. Veel minder en zeker geheel anders dan Usamy Ligon, maar toch was het er. Het was een volk dat Europa’s hulp en leiding nodig had. Het was een potentiële utopie, die veel rijkdom kon opleveren, maar nood had aan paternalisme. Het was haast Europa’s plicht in te grijpen in het eiland. Ze moesten helpen de Chinese onderdrukking af te wenden.

Het ontbreken van China Hoewel China één van de meest tot de verbeelding sprekende Aziatische rijken was, werd er maar weinig over mee gegeven in de memoires. Benyowsky liet wel enkele positieve zaken uitschijnen over het land. Zo omschreef hij een schip als prachtig en was hij onder de indruk van de immense Cantovloot, die wel 186 schepen telde.353 Er waren echter ook zaken waar hij minder van onder de indruk was. Men werd er ziek van de drank en het klimaat, 21 van zijn compagnons stierven zelfs aan diverse aandoeningen, waardoor hij enkel een

343 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 43. 344 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 45-6. 345 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 46. 346 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 38; 46. 347 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 38. 348 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 42; 59. 349 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 60. 350 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 59. 351 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 47-9. 352 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 43. 353 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 70; 80. 53 ongunstige mening over het klimaat in Zuid-China kon opmaken.354 Hij werd dan wel beleefd en burgerlijk ontvangen door een Mandarijn in Canto, maar hij schepte niet direct een positief beeld over de Chinese autoriteiten.355 Volgens het relaas onderdrukten ze Formosa en was het een verraderlijk volk. Benyowsky ging dan ook akkoord om hen van het eiland te verdrijven en te helpen wraak te nemen op de Chinese keizer.356 Moest hij China hoog in het vaandel dragen zou hij dit waarschijnlijk niet neerschrijven. De Chinese autoriteiten werden eerder als onderdrukkers afgedaan, dan verheerlijkte leiders. Iets dat op zich niet zo vreemd was en ook terug te vinden was in andere geschriften, maar vooral in de 19e eeuw.357 Er waren nog enkele andere zaken die opvallend genoeg waren voor hem om neer te schrijven. Zoals zijn Chinese loods die waterslangen at en het feit dat hij de kust niet uit het oog wou verliezen. Hiermee werd duidelijk bedoeld dat de loods, ondanks zijn kennis van de lokale wateren, niet instaat was in open water te navigeren. De loods was ook maar een gewone visser en geen kapitein of schipper, maar toch blijft het opvallend.358 Het wijst er op dat Benyowksy niet onder de indruk was van hun kennis. Als dit samen wordt genomen met de zaken over China in het Formosa relaas, wijst het er op dat de tijd dat China als superieure, leermeester aanzien werd, ook voor Benyowsky voorbij was. Het feit dat hij wou helpen met de verdrijving van China wijst er op dat hij dit mogelijk achtte. China’s leidende rol was over en Europa kon de rol opnemen in de Brave new world.359 Wat enigszins vreemd is aangezien China in de Oostenrijkse toneelstukken wel nog als metafoor van wijsheid gebruikt werd.360 Verder valt er weinig over China op te maken uit de memoires. De Chinese bevolking was volgens Benyowsky uit op handel, hoewel ze dit in het geheim wouden doen. Hij bleef ook enige argwaan tonen tegenover hen. Zo liet hij de vissers waarmee hij handelde niet aan boord komen.361 Desondanks uitte hij zijn interesse in China. Hij wou graag het Chinese binnenland en Peking zien, maar besloot terug naar Europa te keren.362 Waarom werd er dan zo weinig informatie over het mysterieuze China gegeven? Macau was natuurlijk een Portugese haven en hij verbleef niet echt lang in Canto, dus men zou kunnen stellen dat hij niet veel kon vertellen over China. Maar hij verbleef langer in Canto dan in het Japanse Nipou.363 Toch is het enige dat hij te melden had over Canto dat hij goed ontvangen werd en paard reed met de Tataren.364 Geen sprake van hoe rijkelijk ze gekleed waren in Canto, hoe de huizen er uit zagen, welke opportuniteiten er waren, niets. Dit laatste duidt er misschien op dat hij geen opportuniteiten zag in China, omdat die er niet echt waren. Benyowsky werd benaderd door de Franse, Engelse en Nederlandse compagnie en hij beschreef dat een Portugees fort Macau beschermde.365 Er waren dus niet veel openingen in de lokale markt. Misschien was dit de reden dat China zo vluchtig behandeld werd. In de andere plaatsen zag

354 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 69; 70-2; 78-9. 355 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 83. 356 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 40-1; 45; 47-9. 357 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 30; 36; 42-9; Gunn, First globalization, 167-69. 358 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 67-9. 359 Inkster, “Oriental enlightenment,” 39-40. 360 Chen, “Maria Theresia,” 14. 361 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 67-8. 362 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 80. 363 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 358-75; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 83. 364 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 83-4. 365 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 72-80. 54 hij steeds mogelijkheden om handel te drijven, te koloniseren of economisch te exploiteren. In China zag hij dit niet. Hij wou interesse wekken voor deze andere regio’s en dat is waarom hij ze beschreef. Hij hoefde niemand warm te maken voor China omdat hij er zelf geen mogelijkheden in zag. Er viel voor hem niets te rapen.

Exotisme in het Madagaskar relaas Ook hier zijn de opportuniteiten zeer uitgesproken. Op zich is dit enigszins vreemd aangezien Benyowsky de kans kreeg om het waar te maken. Hij had opdracht gekregen van Frankrijk om een vestiging te starten op Madagaskar. Toch staan zijn memoires vol met verwijzingen naar de mogelijkheden die het eiland bieden. Dit had twee redenen. Ten eerste wou hij zichzelf indekken. Hij wou aantonen dat er weldegelijk mogelijkheden waren op het eiland en dat de tekortkomingen van Île-de-France de reden waren dat de vestiging het zo slecht deed. Ten tweede zocht hij steun voor een tweede expeditie. Hij schreef alles zo neer om aan te tonen dat de vestiging wel een succes was maar steeds steun te kort kwam. Om te tonen dat hij wel succes had geboekt op het eiland en dat er met externe steun nog meer voordeel kon gehaald worden uit zijn prestaties, zowel voor Madagaskar als voor het steunende land. Hij gebruikte hier de gebruikelijke methodes voor. Hij wees op de vruchtbaarheid van het land, de grondstoffen, de handelsmogelijkheden die het bood en de financiële voordelen die er uit gehaald konden worden.366 Hij gaf aan op welke manieren het eiland gebruikt kon worden. Deze waren gelijkend met die gestipuleerd bij Formosa. Het kon dienen om andere kolonies te ondersteunen, om handel te drijven en ter ondersteuning bij een toekomstige oorlog.367 Hij zag vooral ook mogelijkheden voor zichzelf. Hij probeerde aan te tonen welke positie hij verworven had en hoe hij in staat was externe belangen te verdedigen, vanuit zijn positie. Hij liet duidelijk verstaan dat hij als soeverein wou optreden en niet als vertegenwoordiger van een staat. Madagaskar moest onafhankelijk blijven en andere staten mochten het niet onderwerpen. Volgens Benyowsky konden ze dit ook niet. Voor de eerste keer gaf hij dus ook iets aan dat onmogelijk was; Madagaskar onderdrukken. Hij wees dus op de opportuniteit die Madagaskar bood maar dit mocht niet ingaan tegen zijn eigen opportuniteiten.368 Benyowsky focuste dus vooral op zichzelf. Dat is ook duidelijk te merken in het relaas over Madagaskar. Hij behandelde de zaken die hem overkwamen, of wat hij beweerde dat hem overkwam. Hij deed dit doorheen de volledige memoires, maar in dit deel werd het vele malen frappanter. Hier werden enkel de gebeurtenissen omschreven, enkel de zaken die hij deed werden behandeld. Elders werd er nog achtergrond en uitleg gegeven bij bepaalde zaken. Dit had natuurlijk te maken met zijn poging om de schuld van hem af te schuiven. Hij wou eerst en vooral het verhaal zo vertellen dat hij er goed uitkwam. Informatie over het eiland en haar bewoners, was bijkomstig voor hem. Het is ook daarom dat de meeste van deze informatie te vinden is buiten het relaas, in de bijgevoegde brieven en nota’s. Benyowsky gaf wel zaken mee over het klimaat, de gebruiken en het uitzicht van Madagaskar, maar dit was steeds in de context van wat hem overkwam. Zo schreef hij bijvoorbeeld hoe dodelijk ziek men werd van het klimaat, maar dit gebeurde enkel omdat hij zelf en zijn familie ook ziek

366 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 115; 118-20; 127; 156-57; 175; 184-85; 196; 225; 223-37. 367 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 90; 291; 369-71. 368 Benyowsky, Memoirs and Travels, II:107; 126; 152-54; 158; 162; 188-201; 207; 228-32; 236; 242-50; 369. 55 waren geweest en om de penibele situatie van de vestiging nogmaals aan te tonen.369 Als zijn tijdgenoten een echt beeld van het eiland wouden vormen konden ze geen beroep doen op Benyowsky’s geschriften, maar moesten ze gebruik maken van de documenten die bij de memoires werden bijgevoegd. De religie van het eiland, bijvoorbeeld, werd enkel hier uitgelegd en becommentarieerd. In het relaas kwam de religie meerdere keren aan bod en had Benyowksy dus ook meerdere keren de kans om er over uit te weiden en het te contextualiseren.370 Hij deed dit echter niet en liet veel zaken onbehandeld. Welk beeld gaf Benyowksy precies over Madagaskar? Omschreef hij het als een verlengde van Afrika, werd het dus ook agressief en barbaars voorgesteld zoals Afrika, leunde het meer naar Azië toe of was het een Utopia? Of had het een geheel aparte identiteit? Om Benyowsky’s beeld over Madagaskar bloot te leggen, moeten enkele obstakels overwonnen worden. Het grootste probleem is de intentie waarmee het geschreven is. Benyowsky’s intenties bij dit relaas, zorgden er namelijk voor dat hij niet perse neerschreef wat hij dacht maar neerschreef wat hij dacht dat het best was. Dit betekent ook dat er veel meer dan voorheen tussen de regels moet gelezen worden. Dit wordt nog bemoeilijkt doordat sommige zaken nogal contradictorisch zijn en het dus moeilijk is om te achterhalen wat Benyowsky echt dacht over het eiland. Er zijn heel wat zaken die het eiland in een eerder negatief en achterstaand beeld zetten. Om te beginnen was er het klimaat dat als onheil werd omschreven.371 Het was er extreem warm, wat de Europeanen uitputte. De troepen konden nooit de zelfde kracht en energie vertonen als in Europa, omdat het klimaat hen die ontnam.372 Bovendien werden ze er dood ziek van. Benyowsky zelf was meerdere malen het slachtoffer van hevige koorts en vele van zijn vrijwilligers stierven er aan, onder meer zijn zoon.373 Zelfs als men in Bengaal verbleven had, werd men nog aangevallen door ziektes. De ziektes zouden een verband gehad hebben met de moerassen, als deze gedraineerd werden, kon men veel van de ziektes voorkomen. De Malagassiërs waren voor een groot deel zelf de oorzaak, omwille van hun manier van landbouwen, hierdoor zouden ze het volledige land vergiftigen.374 Niet alle gebieden hadden zo een verziekend klimaat, sommigen waren beter geschikt om te leven, zeker voor de Europeanen375 Het was echter wel zo dat er een specifiek seizoen was dat als ongezond werd omschreven.376 De lokale infrastructuur liet ook te wensen over. De hutten die Benyowsky kocht bij zijn aankomst waren van slechte kwaliteit en de hutten die later in de lokale bouwstijl gebouwd waren, raakten bedorven.377 De uiteenzetting die Benyowksy buiten het relaas om gaf over Madagaskar, was positiever over de lokale infrastructuur. De huizen waren plots doelmatig en mooi vanbinnen en makkelijk te bouwen, die van de hoogwaardigheidsbekleders waren zelfs ruim en bestonden uit vier delen met dubbele muren. De dorpen die anders gewoon als dorpen werden omschreven, waren in de uiteenzetting

369 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 121-22; 126; 131; 142; 188; 266; 331-34. 370 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 132; 152; 245-48; 262 371 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 92; 278. 372 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 107; 184. 373 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 121-22; 126; 131; 142; 188; 266; 331-34. 374 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 318-23. 375 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 205-6. 376 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 210. 377 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 108; 128; 142. 56 omringd door een gracht en beschermd door een palissade.378 Dit toont nog maar eens dat het relaas niet geschreven waren, met het doel informatie mee te geven. Hoewel ze geen tempels hadden aanbaden ze één god genaamd Zanhabe. Hun godsdienst werd als eerder primitief en niet gesofisticeerd voorgesteld. Ze maakten bloed offers van verschillende dieren, maar offerde ook mensen. Ze verdronken baby’s met een misvorming of die op een bepaalde dag geboren werden. Daarnaast aanbaden ze ook de duivel al was het niet om hem te plezieren. De echte reden bleek ongeweten te zijn. Ze hadden ook geen echt concept van goed en kwaad, maar wel van een soort hiernamaals. Hun religie was dus ongecompliceerd en ze wisten er zelf weinig over. Hun religie werd eerder afgedaan als een waangeloof en volgens Benyowsky waren ze ook zeer bijgelovig.379 Toen hij de aanvallen van twee van hen kon afwenden, werd hij betiteld als een tovenaar. In Benyowsky’s ogen waren ze hierom dom.380 Hij zag hen als bijgelovig en irrationeel en in zijn ogen was dit niet positief. Rationaliteit was hier hetgeen dat gepredikt werd. Benyowsky gaf hier een beeld van de Malagassiërs alsof ze primitief en zelfs achterlijk waren. Naar eigen zeggen was hij er in geslaagd de kindermoorden af te schaffen, de bloed offers waren een heel ander verhaal.381 Hij uitte nooit enige afkeer tegenover dit ritueel, sterker nog hij deed er aan mee.382 Ook de rest van hun cultuur werd niet met het grootste aanzien behandeld. Ze zouden amper kunst vormen of ambachten hebben gehad, enkel wat ze nodig hadden maakten ze, waardoor ze goed waren in het bewerken van metalen.383 Kortom kan er dus gesteld worden dat Benyowsky hen als barbaars, primitief en achterlijk voorstelde. Daarnaast beschuldigde hij hen ook van diefstal. Hij had een tekort aan beschaving en diefstal al eerder aan elkaar gelinkt in het relaas rond Formosa en ook Cook deed dit.384 Daarenboven waren de Malagassiërs agressief. De vestiging moest van in het begin continu bewaakt worden door wachters385 De Malagassiërs probeerden onder meer rijst te stelen, ze begingen meerdere gewelddaden tegen de vestiging, braken hun vredesverdrag, Benyowsky geraakte zelfs verwikkeld in twee ware oorlogen.386 Hoewel hij steeds aan het langste eind trok, gaf hij een beeld waar agressie een integraal deel vormde van de lokale cultuur. Ze hadden oorlogsfestivals en –liederen, ze vermoorden hun kinderen en de heersers waren vaak onderdrukkers.387 Het afsluiten van verdragen ging vaak gepaard met bloedoffers van dieren, maar ook door het afsluiten van een bloed eed waarbij men zichzelf sneed. De Malagassiërs waren niet gewoon agressief, maar ook gewelddadig van aard.388 Dit bleek uit de eerdere vermelde aanvallen tegen de vestiging maar ook uit de plunderingen en wraak

378 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 334-42. 379 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 131-32; 331-32. 380 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 172. 381 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 133. 382 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 165; 234; 260; 331-3. 383 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 257; 338-9. 384 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 39; 112-13; Cook, A voyage to the Pacific ocean. II: 271-4. 385 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 108. 386 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 112-16; 132-35; 149; 162-66; 170-80; 191; 203; 216-23. 387 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 191; 200-5; 211-14. 388 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 165; 234; 260; 331-33. 57 gevoelens die ze na oorlogen koesterden.389 Benyowsky gaf aan dat dit contrasteerde met Europa, doordat hij steeds tussenkwam en voor vrede wou zorgen.390 Ondanks hun agressie waren de Malagassiërs niet opgewassen tegen de Europeanen. Benyowsky trok uiteindelijk steeds aan het langste eind en overwon de Malagassiërs. Hij schreef dit zelf toe aan de superioriteit van de Europese militaire macht. Anders dan elders ging het hier niet om betere uitrusting, zoals musketten. Deze waren namelijk al lang op Madagaskar aanwezig, als handelswaar tegen slaven.391 De Malagassiërs konden dus niet meer geïntimideerd worden door de schoten van de musketten. Benyowsky schreef zijn overwinningen toe aan de Europese superioriteit in de kunst van het oorlogsvoeren.392 Ondanks dat musketten al decennia lang aanwezig waren op Madagaskar, konden de Malagassiërs er niet zo goed mee over weg. Ze schoten de musketten van een te grote afstand waardoor ze geen effect hadden, noch bezaten ze de discipline nodig om de wapens ten volle te benutten.393 Kanonnen bleken de Malagassiërs wel nog te kunnen intimideren. In die mate dat ze omschreven werden als vuur spuwende duivels.394 Europa was superieur op verschillende vlakken en Madagaskar had Europa nodig. Europese ambachtsmannen moesten ingevoerd worden, omdat Madagaskar er zelf geen had.395 Bij de aankomst van Benyownsky schreeuwden ze van vreugde omdat hij hun provincie had verkozen boven anderen, later boden ze zelf hun onderdanigheid aan.396 Het was haast natuurlijk dat Brenyowsky de macht verkreeg. De Malagassiërs waren van nature gehecht aan de Europeanen.397 Ze vroegen om vergiffenis aan Benyowksy, wouden onderworpen worden aan hem, ze benoemden hem zelfs tot Ampansacabe (koning of zelfs keizer). De westkust stond haast te popelen om zich ook bij Benyowsky te voegen.398 Europa moest hen beschermen tegen buitenlandse dreigingen maar ook tegen binnenlandse, ze vroegen om bescherming en asiel en wouden daarvoor tribuut betalen.399 De Malagassische heersers waren volgens Benyowsky despoten die hun volk onderdrukten. De Europese aanwezigheid inspireerde de bevolking om in opstand te komen en hun juk af te werpen. Hiernaast werden ze ook onderdrukt door Arabische handelaars aan de westkust.400 Benyowsky en Europa waren er om hen te bevrijden en te begeleiden op het verlichte pad naar civilisatie.401 Civilisatie was deel van Benyowsky’s missie, hij moest hen helpen de beschaving te bereiken. Ondanks dat Madagaskar duidelijk paternalistisch benaderd werd, moest het volgens hem wel onafhankelijk blijven van Europa. De Malagassiërs waren zeer gesteld op hun vrijheid en Europa wou hen dit afpakken. Er heerste nu vrede op Madagaskar

389 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 182; 196; 203; 220. 390 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 162; 173; 234. 391 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 278; Jane Hooper, “Pirates and kings: power on the shores of early modern Madagascar and the Indian Ocean,” Journal of World History 22, nr. 2 (2011): 234-35; James C. Armstrong, "Madagascar and the slave trade in the seventeenth century," Omaly sy anio 17 (1983): 214-221. 392 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 278. 393 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 171-82; 219. 394 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 218-20. 395 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 275. 396 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 107; 189; 220. 397 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 328. 398 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 113-14; 117; 228; 181-2; 186-89; 196; 220; 236. 399 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 110; 138; 181-82; 217; 274. 400 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 139; 204-6; 401 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 152; 192; 230-31; 244; 305; 368-69. 58 en in Europa kon dit niet.402 Ondanks dat Europa superieur was en Madagaskar hen nodig had, bleef Europa iets negatiefs met zich meedragen. Europa was verdorven en Madagaskar (net als de andere eilanden) bood een nieuwe start, een mogelijkheid om de civilisatie van Europa te brengen zonder de corruptie. Anders dan bij Forster dacht Benyowsky niet dat civilisatie perse gepaard ging met corruptie, er was een kans om het beter te doen. Beschaving lijkt bij Benyowsky sterk rond twee zaken te draaien die achterhaald kunnen worden door Madagaskar te vergelijken met Usmay Ligon. De twee eilanden waren op vele vlakken gelijkend, namelijk dat het ze beide zeer vruchtbaar waren, rijkdom bezaten, veel potentieel bezaten… etc. en in tegensteling tot Europa, maar ook Japan, waren het geen lang bestaande, complexe of beschaafde rijken. Toch was de ene geciviliseerd en de ander niet. Het eerste aspect is de agressie en het geweld. Afwezig op Usmay Ligon, prominent aanwezig op Madagaskar. Afrika werd ook steeds gelinkt aan agressie en ook dat werd aanzien als barbaars. Vrede was verbonden met beschaving, zij het een utopische simpele beschaving, aangezien Europa geciviliseerd was maar dat er geen vrede heerste. Benyowsky had vrede, vrijheid, gerechtigheid en veiligheid naar zijn nieuw rijk gebracht.403 Het tweede aspect was overheid. Hoewel ze sterk van Europese normen verschilden, had Usmay Ligon een overheid en ook Jedza werd als beschaafd omschreven en had een koning. Madagaskar had wel leiders en prinsen, maar deze waren vaak despoten die hun volk onderdrukten. Ze hadden ook een soort raden, Cabras genaamd, maar Benyowsky’s omschrijving laat niet echt toe dit een regering te noemen.404 Daarboven stelde Benyokwsy dat een overheid en wetten afgevaardigd moesten worden om beschaafd te worden. Hij zou verschillende ministeries hebben opgezet in Madagaskar, waar de Malagassiërs naast Europeanen in plaats namen.405 De verlichting had duidelijk een grote invloed op hem. Hij keurde het “absolutisme” van de lokale heersers af en wou geen onderdanigheid van de Malagassiërs maar vriendschap. Hij streefde haast naar gelijkheid, naar een overheid die er was voor het volk, hoewel hij uiteindelijk steeds de macht had.406 Er waren dus duidelijk gelijkenissen met de verlichting in Oostenrijk, of Aufklärung. Ook daar werden hervormingen doorgevoerd om een regering te vormen voor het volk, maar bleef de keizer(in) steeds aan de macht.407 Benyowsky stelde zichzelf voor als een typische laat 18e-eeuwse Europese verlichte despoot. Het despotisme droeg veel contradictie met zich mee, maar ook over Madagaskar zelf bracht Benyowsky enkele contradicties. Ten eerste was er, zoals al aangegeven de rol van Europa. Het was corrupt en verdorven, maar zonder Europa was er geen civilisatie mogelijk. Ten tweede gingen zijn beschrijvingen van de Malagassiërs vaak tegen elkaar in. Hij omschreef ze als trouw en dapper, terwijl hij in zijn relaas meerdere gevallen geeft waar ze hun eed braken en hem verraadden.408 Dapper werd vaak gebruikt als men de ander beschreef. Zoals eerder vermeld deed Benyowsky het zelf ook bij de Kamtsjadalen en Luyts gebruikte het om de Japanners te omschrijven. Madagaskar was langs de ene kant utopisch, als een nieuw Eden en langs de andere kant agressief en barbaars zoals Afrika. Tot slot was er de

402 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 268. 403 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 233-36; 241-43; 253; 267. 404 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 132; 158; 168; 199; 250. 405 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 233; 255-57. 406 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 207; 253-55; 259. 407 Evans, Austria, Hungary, and the Habsburgs, 56; 66-70; Molnár, A concise history of Hungary, 156-59. 408 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 126; 153-54; 183; 196; 201; 203; 208-9. 59 manier waarop beschaving bereikt moest worden in Madagaskar. Hij hanteerde duidelijk het verlichtingsdenken terwijl hij in Usamy Ligon aangaf dat het anders kon en zelfs vond dat deze manier van samenleven humaner was. Dit toont nog maar eens dat er volgens Benyowsky meerder beschavingsmodellen waren. Acht jaar eerder dan Benyowksy poogde Frankrijk Madagaskar al eens te koloniseren met Louis-Laurent de Féderbe, graaf van Maudave. Deze poging draaide ook faliekant uit en ook hij legde een groot deel van de schuld bij Île-de-France.409 Voor een groot deel gelijken Maudave’s en Benyowsky’s representaties van Madagaskar aan elkaar. Beiden wijzen op de rijke grond en potentiële voordelen voor de handel, de tirannie van de lokale heersers en het lokale bijgeloof, Maudave wist daar nog aan toe te voegen dat ze makkelijk te bekeren waren.410 De agressie, het geweld, verraad en zelfs de bloedoffers werden ook door Maudave beschreven, maar hij vermeldde er bij dat dit sterk was afgenomen sinds hun aankomst.411 Benyowksy zei dit niet expliciet maar het relaas gaf wel hetzelfde beeld. De goede invloed van en nood aan Europese begeleiding was ook in Maudave’s relaas terug te vinden. Ook hij zag Europa als superieur aan Madagaskar, waar men volgens hem een miserabel leven leed en benedenmaatse kunst had.412 Het verschil tussen de twee is vrij voordehand liggend en heeft betrekking tot de toekomst van het eiland. Benyowsky wou het eiland natuurlijk onafhankelijk zien en beschreef hoe onmogelijk het was om het eiland te koloniseren. Maudave was in tegensteling tot Benyowsky gestuurd om een kolonie te starten, bij hem is van een onafhankelijk Madagaskar dan ook geen sprake.413 Naast Maudave is het in Benyowsky’s memoires ook duidelijk dat Frankrijk uit was op een kolonie. De vragen die aan Benyowsky gesteld werden wezen er op dat hun interesses vooral op kolonisatie gericht waren.414 Het beeld dat beide avonturiers van Madagaskar gaven was grotendeels gelijk, maar hun intenties waren verschillend. Hierdoor kwamen de Malagassiërs er bij Benyowsky, iets beter en vooral met meer potentieel, uit. Een laatste verschil, dat bij de vergelijkingen steeds weerkeert, is hoe de zaken geschreven werden. Maudave, net als de andere, schreef op een veel meer beschrijvende manier dan Benyowsky, die vooral op zichzelf focuste.

Vrouwen in de memoires Tot slot wou ik het nog hebben over de rol van vrouwen in en volgens de memoires. Op zich zijn vrouwen natuurlijk geen exotische ander, maar exotisme gaat over hoe Europa zich zelf een identiteit gaf en welke identiteit dit was. In deze identiteit was er ook een plaats voor vrouwen. Hun plaats wordt in de memoires opvallend vaak en op een bijzondere manier aangehaald. Ten eerste was er de vrouw als lust object en verleidster. Meermaals schreef Benyowsky hoe het haast onmogelijk was om zijn mannelijke gezellen te weerhouden zich onder de lokale vrouwen te begeven. Dit kwam vooral terug bij de utopieën (Aleoeten, Usmay

409 B. Foury, “Maudave et la colonisation de Madagascar (Ier partie),” Revue d'histoire des colonies 42, nr. 148 (1955): 388-96; Pouget De St. André, La colonisation de Madagascar sous Louis XV, 4-7. 410 Louis Laurent de Féderbe comte de Maudave, La Colonisation de Madagascar sous Louis XV, d'après la correspondance inédite du Cte de Maudave, Ed. Henri Pouget de Saint-André (Parijs: Challamel aîné, 1886), 49; 57; 69; 102; 149-53. 411 Maudave, La Colonisation de Madagascar, 52; 60; 72-80; 156. 412 Maudave, La Colonisation de Madagascar, 86. 413 Maudave, La Colonisation de Madagascar, 88. 414 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 282-315; 343-66. 60

Ligon en Formosa). Hier werd steeds verwezen naar de aantrekking die de vrouwen hadden op Benyowsky’s gezellen, dit leidde zelfs tot een muiterij.415 Benyowsky zelf moest ook opboksen tegen de verleiding. Eerst in Kamtsjatka, waar hij leraar was van de gouverneurs dochters en uitgehuwelijkt werd aan één van hen. In de tekst is er een duidelijke seksuele spanning te merken tussen de twee en gaf Benyowsky aan hoe hij zichzelf bedwong en het huwelijk uitstelde, vanwege het feit dat hij al gehuwd was in Europa.416 Op Usmay Ligon nam hij ook deel aan een huwelijksritueel en liet hij sterk blijken hoe aantrekkelijk de lokale vrouwen waren. Ook hier nam hij maatregelen om aan de vrouw te ontsnappen.417 Maar in beide gevallen had hij nooit de intentie om ontrouw te zijn aan zijn vrouw en was hij ook niet ontrouw, als we de memoires mogen geloven. Desondanks is het duidelijk dat vrouwelijk schoon steeds nabij was. Ten tweede was er het onderscheid tussen mannen en vrouwen. Dit werd het eerst aangehaald in het relaas over Japan. De Japanners waren verbaasd dat er vrouwen aan boord van het schip waren en stelden dat ze, in de helse tocht, sterk moesten hebben afgezien.418 Ook voor Europeanen zou het vreemd geweest zijn dat vrouwen deel namen aan scheepsreizen. Een schip werd aanzien als een territorium haast exclusief voor mannen. Als vrouwen zich al aan boord bevonden, werden ze vaak niet erkend en dus ook niet opgenomen in de boeken.419 Benyoswky daarentegen nam hen wel op. Er zouden 9 vrouwen aanwezig geweest zijn op de Sint-Pieter en Sint-Paulus. Hij benadrukte hun aanwezigheid zelf in de vracht lijst toen hij schreef: “96 persons, including 9 women”.420 Hij gaf dus zelf ook aan dat het niet conventioneel was om vrouwen aan boord te hebben door ze apart te vernoemen. In het tweede volume kwam het onderscheid meer voor, zij het steeds in dezelfde vorm. Zowel op Usmay Ligon, Formosa als Madagaskar, sliepen de vrouwen in aparte accommodaties (of toch zeker bij de welgestelde mannen).421 Ik zou stellen dat Benyowsky ook een onderscheid probeerde voor te stellen. Misschien niet zo extreem als een aparte accommodatie, maar toch een vorm van onderscheiding. Hij stond zeker positief tegenover de samenlevingen van Japan en Usmay Ligon en hoewel Formosa en Madagaskar een dubbele lading droegen, zag hij toch steeds hoop en mogelijkheden in de eilanden. De aparte slaap accommodaties in Formosa werden bijvoorbeeld beschreven als onderdeel van het geciviliseerde deel van Formosa. Een gebrek aan onderscheid linkte hij zelf aan de ongeciviliseerde wereld. Tot zijn grote verbazing bevonden er zich heel wat vrouwen onder de troepen wilden waarmee Benyowsky vocht in Formosa, die daarbij op dezelfde manier bewapend waren als de mannen.422 Ook op Madagaskar was er een onderscheid tussen vrouwen en mannen. De Malagassische vrouwen moesten wachten tot Benyowsky’s vrouw terug gekeerd was uit Île-de-France om de eed tegen de kindermoorden te zweren. Ze konden dit namelijk enkel bij een vrouw doen.423 Ook later beschreef hij hoe 300 vrouwen aan zijn echtgenote trouw zwoeren om haar te helpen bij

415 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 323; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 11; 26-7. 416 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 96-7; 119-30; 156; 175; 417 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 13-15. 418 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 364. 419 Jo Stanley, “Women at sea: an other category,” Gender & History 15 (2003): 135-36. 420 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 278-79. 421 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 12; 59-60; 340. 422 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 35. 423 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 145. 61 zaken waar mannen niet konden bij assisteren.424 Bij Benyowsky moesten vrouwen dus onderscheiden worden van de mannen en hadden ze een passievere positie. Benyowsky maakte een onderscheid, maar hij gaf daarmee ook een positie aan vrouwen in zijn werk. Ze waren geen passieve objecten die naast de man leefden ze hadden zelf ook een inbreng. Madame Nilow, de vrouw van de gouverneur van Kamtsjatka, is hier een mooi voorbeeld van. Ze voerde zelf gespreken met Benyowsky en had een zekere invloed.425 Ook zijn eigen vrouw had een actieve rol zoals bleek uit haar eerdere vernoemde rol in Madagaskar, waar enkel zij bepaalde eden kon afnemen. Daarbij is er nog het feit dat hij de aanwezigheid van vrouwen aan boord, uitdrukkelijk vernoemde. Dit werd ook opgemerkt door Monthly revieuw die het gender aspect van de memoires aankaartte, wat bewijst dat zijn positie als opmerkzaam en misschien zelf als progressief kan aanzien worden.426 Deze progressieve instelling wordt nog versterkt door zijn afkeer van slavernij, hoewel hij daar niet zo consequent in was aangezien hij zelf slaven had op Madagaskar.427 Benyowsky was een verlichte geest, dit was ook de conclusie van het artikel Oriental Enlightenment.428

Het Exotisme van Oostenrijk-Hongarije Wat wil dit alles nu zeggen over het exotisme in Oostenrijk-Hongarije? In welke mate kan Benyowsky’s exotisme als voorbeeld genomen worden voor dat van Oostenrijk- Hongarije? Eerst moet er duidelijkheid geschapen worden over hoe Beynowsky zichzelf identificeerde. Hij bood zijn diensten aan verschillende mogendheden aan, dus zo veel verbondenheid met zijn geboorte land had hij niet. Maar nationalisme was natuurlijk iets dat pas in de 19e eeuw zijn opgang maakte en zelfs al was hij geen patriot, de culturele invloed en het cultureel kapitaal dat hij verkreeg in Oostenrijk-Hongarije kon hij niet zo maar afwerpen. Reisliteratuur werkte als een soort spiegel van de auteur, het bevestigde wat de auteur al wist. Zijn culturele achtergrond was dus steeds zichtbaar en er is geen reden waarom dit bij Benyowsky niet zo zou zijn.429 Hij was geboren in het huidige Slovakije. Slovaken waren op dat moment echter een minderheid en hoewel ‘nationalisme’ haar opgang maakte tegen het einde van de 18e eeuw, behoorden de Slovaken bij het Hongaarse rijk en waren ze zich hier bewust van. Omwille van enkele historische gebeurtenissen waren Magyaren de meerderheid in ‘Slovakije’.430 Daarboven identificeerde Benyowsky zich ook als Hongaar. Bij zijn aankomst in Macau zei hij dat hij een Hongaar was. Elders, zoals in Japan, hield hij het op Europeaan. In Macau wisten ze van het bestaan van Hongarije, ze waren zelfs verbaasd dat een Hongaar zo ver van zijn land was gedwaald.431 Moest hij in één van de andere gebieden die hij bezocht, gezegd hebben dat hij een Hongaar was, zou dit waarschijnlijk niet veel duiding gegeven hebben aan de lokale bevolking. Identiteit was een ingewikkelde zaak in het 18e-eeuwse Habsburgse rijk.

424 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 250. 425 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 94-6; 194. 225-36. 426 Inkster, “Oriental enlightenment,” 47. 427 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 136. 428 Inkster, “Oriental enlightenment,” 39-40. 429 Zhang, “Georg Forster in Tahiti,” 267. 430 Kirschbaum, A history of Slovakia, 61-2; 81-3; 86-7. 431 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 366; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 68. 62

Zoals eerder al aangegeven waren de Habsburgers in de 18e eeuw genoodzaakt op zoek te gaan naar een nieuwe identiteit en legitimatie voor hun macht. Ze bewogen weg van het Heilig Roomse Rijk en naar hun kroongebieden en probeerden hun gebieden die buiten het heilig roomse Rijk vielen hierbij te betrekken en te integreren.432 Een ander aspect van hun nieuwe identiteit was natuurlijk de Aufklärung en de daaraan verbonden hervormingen. Men wou de staat moderniseren en van de staat naar het volk gaan. Deze hervormingen werden vooral in Oostenrijk doorgevoerd, maar bereikten ook Hongarije. Hier konden ze weliswaar op meer weerstand rekenen, deels omwille van de grote macht die de lokale adel nog had. De echte weerstand kwam er echter pas toen Jozef II alleen aan de macht kwam en hij directer en meer doortastend poogde te hervormen. Dit was echter in de jaren 80 van de 18e eeuw en dan was Benyowsky niet meer aanwezig in Hongarije.433 De ontwikkelingen na 1768 hadden niet veel effect meer op hem aangezien hij sinds dan bijna niet meer in Hongarije geweest is. In die periode was Hongarije, net als de Habsburgers, op zoek naar een nieuwe plaats in de wereld, naar een nieuwe identiteit. In 1699 waren de turken terug weggetrokken uit Hongarije. Hierdoor kwamen een groot aantal gebieden open te liggen die de Habsburgers in de loop van de 18e eeuw ‘opvulden’ door gestructureerde migraties met grote gevolgen. Na de successie oorlog werd Hongarije een zeer belangrijk deel van het Habsburgers, omdat 45% van de bevolking in Hongarije leefde en het Habsburgse rijk haar macht haalde uit de bevolking en het territorium van Hongarije. Hongarije moest zelf een nieuwe plaats in het rijk vinden.434 De hervormingen brachten een grote toename aan scholing en onderwijs met zich mee en de verlichtingsidealen konden vrij hun intrede maken. Daarbij kwam er nog een grote urbanisatie van het land. Er werd een nieuwe samenleving geboren, die doorheen de 18e eeuw vorm kreeg. In echte verlichting sfeer spreken sommige historici van een civilisatie proces van Hongarije. Het waren vooral de Magnaten die zich in de verlichting konden vinden. Velen van hen verhuisden naar Wenen en hielden er een echte kosmopolitische, Europese levensstijl aan over. De lagere adel (waar Benyowksy toe behoorde) voelde zich hier minder tot aangetrokken. Zij bleven voor een groot deel verbonden aan de meer rurale gebieden. Dit was voor een groot deel te wijten aan het feit dat er in de provinciale gebieden weinig plaats was om de verlichting uit te dragen. Er waren geen salons noch plaatsen om de schone kunsten te bezichtigen. Daarnaast was de ongelijkheid binnen Hongaarse adel ook een grote factor.435 Dit betekende echter niet dat zij helemaal niet beïnvloed werden door de verlichting. De verhoogde Franse invloed bereikte ook hen. In Oostenrijk was er een reactie tegen deze verfransing, waarbij men meer de focus legde op het Duits, maar dit was een eigen verduitsing, die los stond van wat er in de rest van de Duitse gebieden gebeurde, als een soort van reactie tegen Pruisen. In Hongarije was dit dan weer minder het geval, hier vormden ze een eigen identiteit. Dit mag echter niet overdreven worden, er was nog geen sprake van echt uitgesproken nationale gevoelens zoals die er waren in de 19e eeuw. Er was een soort eigen identiteit maar deze was niet echt doorgedreven. Het was een nationaal gevoel dat samen ging

432 Molnár, A concise history of Hungary, 139-45; Beller, A concise history of Austria, 85-88. 433 Molnár, A concise history of Hungary, 139-45;150-59; Kirschbaum, A history of Slovakia, 81; Evans, Austria, Hungary, and the Habsburgs, 56; 60-9; Ingrao, The Habsburg monarchy, 166-69; 181-88; Beller, A concise history of Austria, 85-8; 91-9. 434 Beller, A concise history of Austria, 86; Molnár, A concise history of Hungary, 133; 139; 148-50. 435 Molnár, A concise history of Hungary, 143-47; 150-57; George Barany, “Hoping against hope: the enlightened age in Hungary,” The American Historical Review 76, nr. 2 (1971): 348-52. 63 met verlichting. Hierdoor lag de nadruk van de verlichting in Hongarije meer op het verleden en werden vreemde zaken in het nationalisme niet verafschuwd. Daarbij komt nog eens dat Duitse literatuur ook in Hongarije zeer populair werd.436 De cultuur van de bevolkingsgroep waar Benyowsky toe hoorde was er dus één van een veranderende staat, opkomend nationalisme en een minder doorgedreven verlichting. Er was een invloed van de Franse siècle de lumières, die in heel Europa te merken was, maar deze werd gemixt met een eigen Aufklärung en Hongaars nationalisme.437 Daarbij waren ze ook nog eens multicultureel, binnen Hongarije zelf. Dit was te wijten aan hun verleden en aan de gestructureerde migratie van de 18e eeuw. Hoewel ze multicultureel waren en hier een zwakke plek voor hadden, voelden de Hongaren of Magyaren zich superieur tegenover deze andere volkeren.438 Benyowsky kan dus als voorbeeld dienen voor het exotisme van de Hongaarse, Magyaarse lagere adel en dus niet voor het gehele Oostenrijk-Hongarije, noch voor de Hongaarse magnaten. Wat niet wegneemt dat sommige zaken die van toepassing waren op Oostenrijk-Hongarije ook van toepassing waren op Benyowsky. Dan heb ik het vooral over de opbouw van hun handelsimperium. Het eerste deel van Benyowsky’s exotisme dat als voorbeeld kan genomen worden, is het beeld van Azië. Hiermee wordt het algemene beeld van Azië bedoeld, het gecombineerde beeld dat China, India en Japan brachten. In het ‘hoofdstuk’ over Japan werd al duidelijk gemaakt dat deze drie landen nog steeds gebruikt werden als algemene verwijzing naar Azië. Dit werd nog eens bevestigd in het relaas over Madagaskar. Hier stelde Benyowsky dat Chinese families uit Indië naar Madagaskar konden gebracht worden.439 Sterker nog Indisch werd nog steeds gebruikt om ‘de ander’ in het algemeen aan te duiden, zoals dat in de 16 e eeuw ook gebeurde.440 De kledij werd Indisch genoemd, zowel op Formosa als op Madagaskar.441 Hiernaast kan ook gesteld worden dat Japan nog steeds met luxe en rijkdom werd geassocieerd. Europa werd echter wel als militair superieur aanzien (tegenover iedereen). En ondanks dat het verdorven was, had Europa een leidende rol ten opzichte van een groot deel van de wereld. Europeanen konden hen naar de civilisatie leiden. Hier zien we al twee zaken van uit de Hongaarse cultuur terug keren. Ten eerste de superioriteit die ze in zichzelf zagen tegenover de minderheden in het Hongaarse koninkrijk. Benyowsky had dit ook tegenover niet Europese volkeren in het algemeen. Dit kan ook gelinkt worden aan het verlichtingsdenken. De siècle de lumières komt hier dus ook weer sterk naar voren en het toont aan dat de verlichting wel degelijk voelbaar was in het rurale Hongarije. Er zijn dus al duidelijke gelijkenissen en verschillen met het Frans-Brits exotisme. Het superieure Europa was aanwezig, maar niet in de zelfde mate als bij de Britten en Fransen. Op bepaalde vlakken werd nog steeds opgekeken naar Azië, vooral wat betreft luxe en rijkdom. Het paternalisme van Benyowsky verschilde ook licht van het Britse en Franse. Cook stelde dat de Aleoeten zonder contact met de ‘geciviliseerde’ wereld niets anders dan barbaren

436 Barany, “Hoping against hope,” 348-49; Molnár, A concise history of Hungary, 153-54; Evans, Austria, Hungary, and the Habsburgs, 59-60; 62-6. 437 Evans, Austria, Hungary, and the Habsburgs, 59-66. 438 Molnár, A concise history of Hungary, 148-49; 132-35; Kirschbaum, A history of Slovakia, 61-2; 82-3; Barany, “Hoping Against Hope,” 338. 439 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 314; Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 330-33. 440 Keating, “'Indian' objects,” 283. 441 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 28; 245. 64 waren, ze hadden Europa ten volle nodig. Ook Maudave had niet veel goed te zeggen over Madagaskar. Enkel Europees contact bracht beterschap. Benyowsky was genuanceerder en ook contradictorisch. Europees contact was zeker nodig en zou beterschap brengen, maar de Aleoeten bezaten ook goede karakteristieken uit zichzelf. Madagaskar was ook een tweezijdig geval. Het had Europese leiding nodig maar mocht en kon niet gekoloniseerd worden (hoewel dit vooral te maken had met Benyowsky’s eigen aspiraties). Japan daarentegen had geen Europese leiding nodig. Het stond nog steeds synoniem met luxe, maar was op het vlak van (oorlog)techniek ondergeschikt aan Europa De positie van Usamy Ligon en Formosa waren dan weer rechtuit. Usamy Ligon had geen paternalisme nodig, waar Formosa dit zeer sterk nodig had en zelf niet veel kon bijdragen. Europa was superieur en moest leiden. Dit blijkt ook uit zijn ‘plan’ om Fromosa te veroveren. Het paternalisme was soms meer nodig dan elders en kan dus als contradictorisch aanzien worden. Er waren als het ware verschillende samenlevingen, op verschillende niveaus. Benyowsky zag een bepaalde rangorde in de samenlevingen. Hij zei bijvoorbeeld dat de Malagassiërs beter waren dan de Indiërs.442 Maar het was vooral indirect dat deze rangorde tot uiting kwam in zijn memoires. Daarnaast liet Benyowksy verstaan dat verschillende paden tot civilisatie konden leiden. Usamy Ligon was geciviliseerd en humaan op een geheel andere manier dan Europa. Madagaskar daarentegen kon de beschaving enkel bereiken door middel van de verlichting, die door Benyowksy tegenover het humane beleid uit Usmay Ligon werd gezet. Andere maatschappijen waren mogelijk, zonder daarom minder of beter te zijn. De basis hiervoor kan terug gevonden worden in de hervormingen en de zoektocht naar identiteit in 18e-eeuws Hongarije. Er werd aan een nieuwe samenleving gewerkt. De veranderingen brachten hen op een pad dat naar een nieuwe samenleving ging leiden. Daarbij was Hongarije multicultureel en werden vreemde zaken niet verafschuwd. Het was een samenleving van verandering, een samenleving waar anders mogelijk was. Een ander onderdeel van Benyowky’s exotisme dat niet zomaar kan worden overgezet naar dat van Hongarije zijn de mogelijkheden. Benywosky zag bijna overal waar hij kwam mogelijkheden. Mogelijkheden tot handel, mogelijkheden tot economische exploiteren, mogelijkheden tot kolonisatie, mogelijkheden om meer uit een situatie te halen, maar vooral ook mogelijkheden voor zichzelf. Dit maakt het zo moeilijk om een conclusie te trekken. De veranderingen die de samenleving doormaakte waren mogelijks een voedingsbodem voor dit gevoel van mogelijkheden. In tijden van verandering ziet men vaak mogelijkheden. Daarnaast was er ook nog de Habsburgers hun zoektocht naar nieuwe handel. Ze waren gedreven om een netwerk uit te bouwen en zagen mogelijkheden in plaatsen die net verlaten waren door andere Europese machten.443 Ze wouden een handelsimperium uitbouwen, zowel over land als over zee. Dit blijkt ook uit Benyowky’s relaas over China. Hij zag er geen mogelijkheden omdat er al zo veel mogendheden aanwezig waren in Macau. Waar hij wel mogelijkheden zag waren deze niet aanwezig en stond de deur dus wagenwijd open voor een nieuw handels netwerk. Hier is er dus de invloed van Oostenrijk-Hongarije en niet alleen Hongarije. Daarnaast is er ook het onderscheid met andere Europese landen. Zoals al aangegeven in het hoofdstuk over Japan, zette Benyowsky, (Oostenrijk-)Hongarije af tegen Nederland

442 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 330. 443 Gough, “William Bolts,” 11-3. 65 omdat het geen grond van macht zou hebben. De Habsburgers daarentegen waren gelegitimeerd door een lang bestaande dynastie, alsof ze op meer autoriteit konden rekenen. Benyowsky’s leven in Hongarije was onder Maria-Theresia. Ondanks het feit dat zij begon met de verlichting van de staat, deed ze dit omdat ze moest en niet omdat ze wou. De veranderende wereld rond haar verplichte haar de staat te hervormen. Zij zelf was eerder conservatief en haar heerschappij was een, wat in de literatuur omschreven wordt als, barokke heerschappij. Het hield nog vast aan de oude waarden en geschiedenis van de dynastie.444 Daarom is het dan ook niet zo vreemd dat Benyowsky dit beeld tegenover de Nederlanden zette. Het superioriteitsgevoel dat de Magyaren over de ander volkeren hadden, komt ook hier weer naar boven. Benyowsky voelde zich beter dan de Nederlanden. Dit superioriteitsgevoel was dus van toepassing op minderheden in Hongarije, niet Europese volkeren maar ook andere Europese volkeren. Er zijn ook enkele minder prominente zaken die behandeld moeten worden. Zo is er de waarheidsclaim die zo belangrijk was bij het Duitse exotisme. Benyowsky beweerde ook dat hij de waarheid sprak, dit was vooral duidelijk als hij sprak over de Koerilen. Daarnaast zijn er ook de vele quoten die in de memoires gebruikt worden. Quoten van eden, speeches en andere zaken die mensen zeiden, maar ook letterlijke overnames van brieven.445 Dit alles was een manier om aan te geven dat men de waarheid sprak en gaf extra autoriteit aan het werk. Het was in het algemeen steeds belangrijk die waarheidsclaim te maken bij dit soort werken omdat het een zekere legitimiteit en authenticiteit met zich meebracht. Nicholsons voorwoord bevestigt dit nog maar eens. Hij gaf verscheidene argumenten waarom de memoires waarheidsgetrouw waren en gaf uitleg waarom bepaalde dingen niet klopten. Hij deed dit steeds op zo een manier dat het Benyowsky niet kon verweten worden een leugenaar of oplichter te zijn (hoewel dit op lange termijn niet echt gelukt is). Omdat de waarheidsclaim zo algemeen aanwezig was in het exotisme kan er makkelijk gesteld worden dat dit ook deel was van het Hongaars exotisme. Maar het moet wel benadrukt worden dat dit anders was dan in Duitsland. In Duitsland blijken ze meer geneigd te zijn om het ook echt te controleren. Wat blijkt uit de Duitse vertalingen van de memoires, waar er vergelijkingen werden gemaakt met andere werken. Een ander onderdeel van het Duitse exotisme waar iets over moet gezegd worden is de etnografie. Er werd meermaals op gewezen dat hier zeer weinig tot niets van terug te vinden is in de memoires en het dus ook geen deel uitmaakte van Benyowksy’s exotisme. Sterker nog ik durf te stellen dat het ontbreken er van deel was van zijn exotisme. Dit had vooral te maken met hoe de memoires geschreven werden en de doeleinden die ze hadden. De focus lag op wat Benyowsky overkwam en wat hij deed, minder op de culturen die hij zag. Hij wou vooral zichzelf op een bepaalde manier afschilderen. Dit doet denken aan de Duitsers van lage afkomst die na hun terugkomst, werken lieten schrijven. Zij schilderden ‘de ander’ slechter af om zo opnieuw een plaats in de samenleving te verkrijgen. Benyowsky gaf niet zo zeer een slecht beeld van de ander maar vooral een goed beeld van zichzelf. Ook hij poogde opnieuw in de samenleving in te treden, nadat hij zijn rechten verloren had en verbannen werd. Op een

444 Molnár, A concise history of Hungary, 145; 156; Beller, A concise history of Austria, 85-88. 445 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 3-4; 39-46; 63-5; 84-7; 97-8; 172; 210-12; 233-34; 280-89; 360-62; 379-80; Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 2-3; 19-20; 61-5; 91-3; 161-62; 204-13; 227-29; 231; 243-44; 246-48; 250-57; 261. 66 zekere wijze is dit ook gelukt, aangezien hij de titel graaf verkreeg. Nu is de vraag natuurlijk of het ontbreken van etnografie ook past bij het exotisme van Hongarije. Om te stellen dat dit een echt aspect van het Hongaars exotisme was lijkt mij te sterk. Dit was iets specifieks voor Benyowsky en zijn memoires. Andere Hongaarse werken die anders gericht waren hadden misschien meer oog voor de inhoud van deze andere culturen. Het was waarschijnlijk wel minder prominent dan bij het Duitse exotisme. De memoires en de achtergrondliteratuur laten vermoeden dat men in Hongarije vooral de nadruk legde op het commerciële en koloniale potentieel en minder op de ware zoektocht naar kennis. Er zijn ook zaken uit Benyowsky’s exotisme die niet zomaar op Hongaars kunnen toegepast worden. Dit gaat hem om persoonlijke contacten, ideologieën en aspiraties, van Benyowsky. Madagaskar dat onafhankelijk moest blijven en uitgebreid dus het concept dat bepaalde onbeschaafde landen niet gekoloniseerd mochten of konden worden, is iets dat enkel bij Benyowsky hoort. Het kan niet worden toegepast op het exotisme van Hongarije. Hoewel het uitging van de Habsburgers en dus niet direct van Hongarije, spreken hun acties op de Nicobar eilanden, Malabarkust en de Delgoa baai deze gedachte tegen. Benyowsky stelde dit enkel voor omdat hij er zelf voordeel bij kon halen. Ook zijn persoonlijke gevoelens tegenover de lokale bevolkingsgroepen waren niets meer dan persoonlijke gevoelens. Hij dacht zo over hen door zijn (al dan niet verzonnen) contact met hen. Hongarije had dit contact niet gekend en kon deze gevoelens dus ook niet dragen. Het kon enkele een algemeen beeld vormen over bepaalde volkeren of bevolkingsgroepen. Dit beeld zou gebaseerd zijn op meerder werken, dan enkel dat van Benyowsky. Als dit beeld toch overeen zou gestemd hebben met dat van Benyowsky kan dit niet met zekerheid afgeleid worden enkel op basis van zijn memoires. Ook Benyowsky’s progressieve gedachten waren tot hem beperkt. Hoewel hij nog steeds een sterk onderscheid zag tussen mannen en vrouwen en hen deels als lust objecten beschreef, gaf hij vrouwen een meer actieve positie in de maatschappij. Daarbij kwam nog eens zijn antislavernij gedachten en andere verlichte ingevingen. Hij noemde zichzelf verlicht en zag dit als een positief iets en hij prees rationaliteit boven bijgeloof.446 Hongarije was dan wel bezig met het hervormen van hun staat in het licht van de verlichting, dit wil nog niet zeggen dat ze deze progressieve ideeën deelden, noch wil het eigenlijk zeggen dat ze dit perse niet deden. Anders dan de voorgaande zaken is dit niet iets dat makkelijk doorgetrokken kan worden. Dit waren gedachten die niet geheel vreemd waren in de late 18e eeuw, maar ze waren ook niet veel voorkomend. Enkel verder onderzoek kan hier klaarheid over scheppen. Er kan enkel gesteld worden dat deze gedachten aanwezig waren in Hongarije, maar niet dat deze algemeen of prominent waren. Hetzelfde geld eigenlijk voor de stijl waarin de memoires geschreven werden. Hoewel het zeker ‘wetenschappelijke’ elementen bevatte en gebruikt werd als empirische bron, was het toch vooral een entertainend werk. Enkel kwantitatief onderzoek kan aantonen of dit al dan niet de norm was in Hongarije. De literatuur doet ook al vermoeden dat exotisme in 18e- eeuws (Oostenrijk-)Hongarije niet zo een prominente rol innam als in, bijvoorbeeld, Groot- Brittannië waar dit wel het geval was. Zo gingen veel theaterstukken over verre landen en hielden ze dus verband met het exotisme. Dit had vooral te maken met het feit dat de eigenaars van de theaters ook aandelen hadden in de EIC en ze Azië centraal probeerden te

446 Benyowsky, Memoirs and Travels, I: 154; 163; 171-72. 67 houden in hun maatschappij om zo veel mogelijk steun voor de expedities te krijgen.447. Het echte contact met de exotische ander kwam er voor (Oostenrijk-)Hongarije pas in de 19e eeuw, toen men er echt in slaagde de internationale handel op poten te zetten.448 Daarbij komt ook nog dat de verlichting in 18e-eeuws Hongarije nog aan het opkomen was. Het belang van de verlichting in het laat 18e-eeuws exotisme kan niet onderschat worden. Het superioriteitsgevoel valt op te merken in elk exotisme, dat van Schmidt, het Duitse en dat van Benyowsky. Europa werd als één tegenover de rest geplaatst, het was beter dan de rest. In zekere zin had Schmidt dus weldegelijk een punt als hij sprak van een Europees gericht exotisme. Er was een algemeen opkomend gevoel van één Europa. De Europese identiteit werd gecreëerd en Europa werd aanzien als het nieuwe centrum van de wereld, maar de verschillen tussen de landen mogen ook niet onderschat worden. Schmidt zei zelf al dat het exotisme binnen de belangen van Frankrijk en Groot-Brittaniëe vielen en ook dit kan aan de verlichting gekoppeld worden. De verlichting die gepropageerd werd was Frans. De Franse siècle de lumières verspreide zich in de 18e eeuw over Europa, ook in Hongarije was dit zichtbaar. Toch waren er steeds verschillen in het exotisme, door de lokale cultuur en positie van het land tegenover de rest van de wereld. G. S. Rousseau en Roy Porte stelden al dat er verschillende vormen van exotisme waren in de verlichting. Voor hen was dit niet zo zeer aan landen verbonden maar eerder in de manier waarop het exotisme werd gepropageerd; kunst, kledij, literatuur, … Etc.449 Er werd al aangegeven dat Benyowsky enkele meningen en ingevingen had die aansloten op de verlichting, maar dat deze niet zomaar op Hongarije toegepast konden worden. Er is echter ook een verlichte mening die wel van toepassing is op Hongarije, namelijk zijn gedachten over wat hij despoten noemde. Hij noemde de leiders van de Secalves onderdrukkende despoten, wat niet echt als een compliment aanzien kan worden en zoals eerder al aangegeven waren er in Europa nog velen die despotisme als iets eerder negatief aanzagen. Benyowsky wou een staat van het volk, maar in Madagaskar stond hij wel duidelijk aan het hoofd.450 Dit doet sterk denken aan de Aufklärung en het Josephinism (de verlichting die door Jozef I maar vooral Jozef II werd uitgedragen als verlichte despoten). Benyowsky klaagde het despootisme aan maar stelde zichzelf op als een verlichte despoot. Op het eerste zicht lijkt het vreemd dat dit van toepassing is op de Hongaarse (lagere) adel, aangezien zij zich sterk tegen dit beleid verzette. Dit verzet kwam er echter pas als Jozef II alleen kon heersen. Voorheen waren de hervormingen populair bij de Hongaarse adel en zoals eerder al vermeld was het beleid van Jozef II niet echt van toepassing op Benyowsky.451 Een andere verandering die bijdroeg aan de Europese identiteit van de 18e eeuw was de Industriële revolutie. Voorheen werd Azië enkel op religieus vlak als achterstaand aanzien.

447 Ellen T. Harris, “With eyes on the East and ears in the West: Handel's orientalist operas,” The Journal of Interdisciplinary History 36, nr. 3 (2006): 419-27; 443. 448 Szabó-Knotik , “Calafati, Sou-Chong, Lang Lang, and Li Wei,” 66; Hooker, “Turks, Hungarians, and Gypsies on stage,” 291; Georg Lehner, “Es Ist Wahr, China, Dieses Uralte, Unermessliche Reich Ist Uns Ungeheuer Entlegen": Die Fahrt Der 'Carolina' Nach Ostasien (1820-1822) Im Spiegel Zeitgenössischer Österreichischer Zeitungen,” Mitteilungen des Instituts für Österreichische Geschichtsforschung 106, nr. 1/2 (1998): 115-17. 449 Henry Abelove, recensie van Exoticism in the enlightenment, door G. S. Rousseau en Roy Porte, Eighteenth- Century Studies 25 (1991): 119. 450 Benyowsky, Memoirs and Travels, II: 203-5; Gunn, First globalization, 167-69. 451 Barany, “Hoping against hope,” 327-28; Molnár, A concise history of Hungary, 155-59; Beller, A concise history of Austria, 96-9. 68

De industriële revolutie zorgde er voor dat Europa zichzelf nu ook op technologisch vlak beter waande.452 Dit droeg dan bij aan de, in de inleiding vermelde, Eurasian Revolusion en aan het beeld dat Europa over zichzelf vormde. In Hongarije had de industriële revolutie weinig effect in de 18e eeuw. De economische basis bleef er voor het grootste gedeelte ruraal, zelf na Jozef II zijn hervormingen.453 Wat niet wegnam dat Benyowsky technologische superioriteit over Japan en de rest van de wereld claimde. Vooral op het vlak van militair materiaal. Zoals beschreven waren er sommige zaken van Japan en China die als superieur beschreven werden.

Conclusie Uit het onderzoek blijkt dat de memoires als bron alles hebben om een plaats binnen het exotisme op te nemen. Het kan aanzien worden als zowel fictie als non-fictie literatuur, maar ongeacht blijft het een reisverhaal en past het perfect in de genres waarin het exotisme werd uitgedragen. Het bezat wetenschappelijke, empirische informatie, maar uiteindelijk was het toch vooral een entertainment werk. Inhoudelijk bevat het alles waar exotisme over handelt en de personen die het werk tot stand brachten waren allen verlichte geesten, wat enkel bijdroeg tot het exotisme dat gevormd werd in de memoires. Benyowsky’s eigen persoonlijk exotisme kwam dan ook duidelijk naar voren in de memoires. Eerst en vooral was het er één van mogelijkheden. Overal waar hij kwam zag hij opportuniteiten om handel te drijven of te verbeteren, tot economische exploitatie en zelfs kolonisatie. Dit waren zowel mogelijkheden voor een Europese staat als voor zichzelf. Azië behield voor hem voor een groot deel haar grandeur, die het bij het Britse en Franse exotisme verloren had. Japan was nog steeds rijk en luxueus, maar bleef toch barbaars en gevaarlijk. op militair vlak kon het echter tippen aan Europa. Europa was duidelijk superieur op militair vlak zowel wat hun materiaal betreft als op het vlak van oorlogstechnieken. In andere gebieden bleef deze superioriteit niet beperkt tot het militaire maar werd het uitgebreid tot een algemene superioriteit. Daarnaast zag hij Europa duidelijk als een beschaafde samenleving waar de rest van de wereld nog iets van kon leren. Europa had een leidende rol en plicht in de wereld. Hoewel dit niet betekende dat de rest van de wereld daarom perse ongeciviliseerd was. Daarbij was Europa verdorven en kon het veel leren van deze minder beschaafde gebieden. Deze gebieden konden goede eigenschappen hebben zonder dat ze dit verschuldigd waren aan de ‘beschaafde’ wereld, wat ingaat tegen wat Cook schreef. In Benyowsky’s ogen waren er meerdere samenlevingen mogelijk en meerdere paden die naar de beschaving konden leiden. Usamay Ligon was bijvoorbeeld op een geheel andere manier georganiseerd, maar was daarom niet slechter dan Europa, sterker nog het was beter. Benyowsky zag een soort rangorde van samenlevingen en volkeren. Ondanks Dat Usmay Ligon niet minder was dan Europa, was Europa het centrum van de wereld en stond toch toch aan top van die rangorde. Er waren nog een aantal zaken waarmee Benyowsky’s exotisme verschilde met de andere. Het meest opvallende was zijn manier van schrijven. Die was in het algemeen veel minder beschrijvend en veel meer gefocust op zichzelf, op wat hem overkwam en wat hij

452 Pearson, “Objects ridiculous and August” 390-92. 453 Molnár, A concise history of Hungary, 154-55. 69 deed. Het was een soort autobiografie. In Groot-Brittannië evolueerde reisverhalen in de richting van autobiografische werken, in het laatste decennia van de 18e eeuw, Benyowsky liep hier dus enigszins op voor. Een ander groot verschil was het etnografisch onderzoek, dat in Duitse exotisme steeds prominent aanwezig was. Bij Benyowsky kan er gesteld worden dat het juist het gebrek aan etnografisch onderzoek was dat een prominent deel was van zijn exotisme. Zijn focus lag op zichzelf en enkel de zaken die belangrijk waren voor zijn verhaal waren belangrijk. Een laatste opvallend aspect van Benyowsky’s exotisme waren zijn progressieve verlichte gedachten. Deze kwamen tot uiting door zijn standpunt tegen salvernij en zijn kijk op vrouwen. Hoewel hij ze nog steeds als verleidsters en lustobjecten omschreef, gaf hij hen een meer prominente en actieve rol in de samenleving. Toch bleef hij een duidelijk onderscheid maken tussen vrouwen en mannen en hun maatschappelijke rollen. Ook het wederkerend gebruik ven ‘noble savage’ draagt hier toe bij. Dit hing meestal samen met het beeld van een utopie, het beeld van een nieuw Eden, dat puur en ongeschonden was. Benyowsky blijkt hieruit een kroonvoorbeeld van de verlichting. Hoe dan ook is het duidelijk dat Benyowsky er een geheel eigen exotisme op na hield en geen Brits-Frans exotisme van enkele decennia eerder. Zijn exotisme was er één waar Azië nog veel van haar grandeur behield. Eén van mogelijkheden. Eén dat ondanks de sterke invloed van de verlichting geen etnografie bevatte. Eén met een duale Europese superioriteit die vooral tot uiting kwam op militair vlak, maar waar ander samenlevingen mogelijk en daarom niet minder waren. Europa was het nieuwe centrum in de wereld en moest leiden. Hoewel het niet mogelijk blijkt te zijn om hieruit een beeld te vormen van het Oostenrijks-Hongaars exotisme. Is het wel mogelijk dit te doen voor het exotisme van de Hongaarse (Magyaarse) lagere adel, waar Benyowsky toe behoorde. Er zijn een aantal zaken die overgenomen kunnen worden van Benyowsky, zoals het luxueuze en impressionante beeld van Azië, het dubbel paternalisme, waar Europa de rest moest leiden maar ook andere wegen mogelijk waren. Dit laatste heeft veel te maken met de hervormingen die het land op dat moment doorvoerde. Het zoekte naar een nieuwe, andere identiteit, waardoor anders mogelijk werd. Wat versterkt werd door het multiculturele karakter van Hongarije. Ook het concept dat Benyowsky steeds opportuniteiten zag kan toegepast worden op Hongarije, wederom vanwege de hervormingen, maar ook omwille van het handelsimperium dat de Habsburgers poogden, op te bouwen. Benyowsky onderscheidde zichzelf en (dus ook Hongarije) van andere Europese landen, door te stellen dat hij (het) beter was en meer legitimiteit en grandeur genoot. Dit superioriteitsgevoel was steeds sterk geweest bij de Magyaren. Met betrekking tot Schmidt’s these geeft dit enkele grote implicaties. Volgens hem was er in de late 18e eeuw sprake van een Europees exotisme dat een Europese identiteit met zich mee bracht. Tot op een zeker niveau klopt dit ook, er was weldegelijk zoiets als een Europese identiteit aanwezig en zaken zoals het superioriteitsgevoel en het paternalisme kwamen terug, maar het blijkt ook dat er zaken zijn die verschilden van staat tot staat. Deze verschillen hadden te maken mat de achtergrond van die staat en de positie waarin ze zich bevonden. Schmidt gaf dit eigenlijk zelf al aan toen hij sprak over de Nederlanden. Hij stelde dat ze zichzelf minder prominent in beeld brachten omdat hun globale positie zodanig geslonken was, maar toch sprak hij van een Europees exotisme. Er kan dus geselt worden dat

70 het laat 18e-eeuwse exotisme een Europese identiteit creëerde, maar niet dat het Europees was. Er waren meerdere verschillende vormen van exotisme waarin elke staat naast een Europese identiteit, ook een eigen identiteit creëerde en er dus een eigen exotisme op na hield. Wat kan gezien worden als de voorloper van het nationalisme. De superioriteit die Schmist als één van de aspect van het Frans-Britse exotisme ziet, is ten dele ook te vinden bij Hongarije maar het verschild door de mogelijkheid van andere maatschappijen. Groot-Brittannië en Frankrijk hadden al een uitgesproken dominante positie, waar (Oostenrijk-)Hongarije dit nog aan het zoeken was. Hun identiteit was er veel meer één van mogelijke superioriteit dan effectieve superioriteit. De Magyaren hadden dan wel een dominante positie in hun eigen gebieden, ze hadden dit niet in de wereld. Toch voelden ze zich superieur. Dit toont dat men niet in een dominante positie moet zitten om zich superieur te voelen en men dus steeds een zekere nuance moet aanbrengen bij het vormen van beelden van anderen en zichzelf. Men moet er zich van bewust zijn dat de superioriteit een beeld is en daarom niet de werkelijkheid. Er is nog veel ruimte is voor verder onderzoek naar exotisme. Men kan bijvoorbeeld onderzoek doen naar het exotisme van staten die een grote koloniale geschiedenis hadden maar die macht wat verloren waren, zoals Spanje en Portugal. Maar ook van staten die praktisch geen koloniale achtergrond hadden, zoals Hongarije en andere centraal en oost Europese landen. Zoals in de inleiding al vermeld werd, kan er enkel een eerste indruk gevormd worden uit Benyowsky’s werk en moet er dus nog verder onderzoek komen. Zo kan men kijken naar andere gelijkaardige werken uit Hongarije en deze vergelijken met dat van Benyowsky, om zo een beter beeld te krijgen van wat het exotisme nu eigenlijk inhield in het laat 18e -eeuws Hongarije. Er is ook nog de vraag hoe belangrijk en prominent het exotisme was in Hongarije. Contact tussen de exotische ander en Hongarije kwam vooral in de 19e eeuw op dus waarschijnlijk nam het exotisme een geringere rol in dan in Groot-Brittannië. De vraag blijft echter hoe gering was dit en op welke manieren werd dit allemaal geuit. Er kan bijvoorbeeld gekeken worden hoeveel reisliteratuur er aanwezig was en geproduceerd werd. Dit kan al een mooi beeld geven van de plaats die exotisme innam in de samenleving. Er is ook nog verder onderzoek mogelijk rond Benyowsky. Het meeste onderzoek tot nu toe behandelde vooral de gecontesteerde zaken in zijn memoires, maar verder wordt weinig onderzoek gedaan naar zijn memoires. Deze thesis toont aan dat die ook de basis kunnen vormen voor andere onderzoek. Men kan bijvoorbeeld een analyse van de psychologie van deze zeer interessante persoon maken. Wat dan weer kan helpen de motieven van Benyowsky en andere trickster travelers te ontbloten.

71

Bibliografie

Bronnen Benyowsky, Mauritius Augustus. Memoirs and Travels of Mauritius Augustus Count de Benyowsky, I. Dublin: William Porter, 1790.

Benyowsky, Mauritius Augustus. Memoirs and Travels of Mauritius Augustus Count de Benyowsky, II. Dublin: Zachariah Jackson, 1790.

Benyowsky, Mauritius Augustus, Comte de. Voyages et mémoires de Maurice-Auguste, Comte de Benyowsky, I. Parijs: F Buisson, 1791.

Benyowsky, Mauritius Augustus, Comte de. Voyages et mémoires de Maurice-Auguste, Comte de Benyowsky, II. Parijs: F Buisson, 1791.

Cook, James en James King. A voyage to the Pacific ocean, II. Londen: W and A Strahan, 1784. de Féderbe, Louis Laurent, comte de Maudave, La Colonisation de Madagascar sous Louis XV, d'après la correspondance inédite du Cte de Maudave. uitgever Henri Pouget de Saint- André. Parijs: Challamel aîné, 1886. von Strahlenberg, Philipp Johan. Das nord- und ostliche Theil von Europa und Asia. Stockholm: Selbstverl, 1730.

Literatuur Abelove, Henry. recensie van Exoticism in the enlightenment, door G. S. Rousseau en Roy Porte. Eighteenth-Century Studies 25 (1991): 119-221.

Adler, Judith. “Travel as performed art.” American Journal of Sociology 94, nr. 6 (1989): 1366-91.

Allen, Richard B. “The constant demand of the French: the Mascarene slave trade and the worlds of the Indian Ocean and Atlantic during the eighteenth and nineteenth centuries.” Journal of African History 46 (2008): 43-72.

Armstrong, James C. “Madagascar and the slave trade in the seventeenth century.” Omaly sy anio 17 (1983): 211-33.

Baels, Eduard J. De Oostedse compagnie. Oostende: Uitgeverij Erel, 1972.

Bandzo-Antkowiak, Malgorzata. “Maurycy August Beniowski - confabulator or discoverer? Map of his journey found.” Geographia Polonica 86, nr. 2 (2013): 171-73.

Barany, George. “Hoping against hope: the enlightened age in Hungary.” The American Historical Review 76, nr. 2 (1971): .319-57.

72

Batten, Charles Pleasurable instruction: form and convention in eighteenth-century travel literature. Los Angeles: University of California Press, 1978.

Beller, Steven. A concise history of Austria. Cambridge: Cambridge University Press, 2006.

Boot W.J. Keizers en shōgun: een geschiedenis van Japan tot 1868. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2015.

Brettell, Caroline B. “Introduction: travel literature, ethnography, and ethnohistory.” Ethnohistory 33, nr. 2 (1986): 127-38.

Bronza, Boro. “Austrian trade towards the Ottoman empire and Asia during the 18th century.” Јournal of Historical Researches 27 (2016): 141-49.

Chen, Jen-Yen. “Maria Theresia and the ‘Chinese’ voicing of imperial self: the Austrian contexts of Metastasio’s China operas.” Eighteenth-Century Music 13 (2016): 11-34.

Cregan-Reis, Vybarr. “Gulliver's Travels.” Encyclopedia Britannica, geraadpleegd 4/05/2018 https://www.britannica.com/topic/Gullivers-Travels.

Crone, G. R.. recensie van Travelers and travel liars 1660-1800, door Percy G. Adams. The Geographical Journal 129, nr. 2 (1963): 230.

Darwin, Jhon. After Tamerlane: the global history of empire since 1405. Londen: Penguin Group, 2007.

Davies, Norman. God's playground: a history of Poland. Oxford: Clarendon press, 1983.

Davis, Natalie Zemon. Trickster travels: in search of Leo Africanus a sixteenth-century Muslim between worlds. Londen: Faber and Faber, 2007.

De Baets, Antoon. “Eurocentrism.” in Encyclopedia of western colonialism since 1450, I: 456-61. Detroit: Macmillan/Thomson Gale, 2007.

Douteau, Robert. “La croisière extraordinaire de la galiote ``St Pierre et St Paul'' dans la mer de Béring et surles côtes du Japon (1771).” Monumenta Nipponica, nr. 2 (1938): 439-50.

Dvoichenko-Markov, Eufrosina. “Benjamin Franklin and count M. A. Benyowski.” Proceedings of the American Philosophical Society 99, nr. 6 (1955): 405-17.

Earns, Lane. recensie van Kaempfer's Japan: Tokugawa culture observed, door Beatrice M. Bodart-Bailey. The Journal of Asian Studies 59, nr. 3 (2000): 744-46.

Evans, R. J.W. Austria, Hungary, and the Habsburgs: Central Europe C. 1683-1867. New York: Oxford University Press, 2008.

Evans, R. J. W. “Communicating empire: the Habsburgs and their critics, 1700-1919.” Transactions of the Royal Historical Society 19 (2009): 117-38.

73

Fiala, Karel. “First contacts of Czechs and Slovaks with Japanese culture (up to World War I): the major publications and personalities.” Nichibunken Japan Review (1992): 45-71.

Foury, B. “Maudave et la colonisation de Madagascar (Ier partie).” Revue d'histoire des colonies 42, nr. 148 (1955): 343-404.

Frank, Ander Gunder. ReOrient: global economy in the Asian age. Londen: University of California Press, 1998.

George, Katherine. “The civilized west looks at primitive Africa: 1400-1800 a study in ethnocentrism.” Isis 49 (1958): 62-72.

Goddeeris, Idesbald en Louis Vos. De strijd van de witte adelaar: geschiedenis van Polen (966-2004). Leuven: Acco, 2005.

Gough, Barry M. en Robert J. King. “William Bolts: an eighteenth century merchant adventurer.” Archives: The Journal of the British Records Association 30, nr. 112 (2005): 8- 28.

Gunn, Geoffrey C.. First globalization: the Eurasian exchange, 1500-1800. Lanham: Rowman & Littlefield Publishers, 2003.

Harbsmeier, Michael. “Character, Identity, and the Construction of Europe.” Ethnologia Europaea. Journal of European Ethnology 29, nr. 2 (1999): 5-12.

Id. “Die Rückwirkungen des europäischen Ausgreifens auf Übersee auf den deutschen anthropologischen Diskurs um 1800.” in Frühe Neuzeit - frühe Moderne? Forschungen zur Vielschichtigkeit historischer Übergangsprozesse, uitgegeven door Rudolf Vierhaus et. Al., 421-42. Göttingen: Vandenhoeck und Ruprecht, 1992.

Id. “Reisebeschreibungen als mentalitätsgeschichtliche Quellen: Überlegungen zu einer historisch-anthropologischen Untersuchung frühneuzeitlicher deutscher Reisebeschreibungen.” in Reiseberichte als Quellen europäischer Kulturgeschichte, uitgegeven door Hans Jürgen Teuteberg, 1-32. Wolfenbüttel: Wolfenbütteler Forschungen, 1982.

Id. “Towards a prehistory of ethnography: early modern German travel writing as traditions of knowledge.” in Fieldwork and footnotes, uitgegeven door Han F.Vermeulen en Arturo Alvarez Roldán, 19-38. Londen: Psychology Press, 1995.

Id. Wilde Völkerkunde: andere Welten in deutschen Reiseberichten der Frühen Neuzeit. Frankfurt: Campus Verlag, 1994.

Harris, Ellen T. “With eyes on the East and ears in the West: Handel's orientalist operas.” The Journal of Interdisciplinary History 36, nr. 3 (2006): 419-43.

Higham, C.S.S. recensie van William Bolts: a Dutch adventurer under John Company, door N.L. Hallward. The Scottish Historical Review 18, nr. 71 (1921): 218-19.

74

Hijiya-Kirschnereit, Irmela. “A farewell to exoticism — Japan and the western world.” Forensic Science International 69, nr. 3 (1994): 177-86.

Hooker, Lynn. “Turks, Hungarians, and Gypsies on stage: exoticism and auto-exoticism In opera and operetta.” Hungarian Studies 27, nr. 2 (2013): 291-311.

Hooper, Jane. “Pirates and kings: power on the shores of early modern Madagascar and the Indian Ocean.” Journal of World History 22, nr. 2 (2011): 215-42.

Ingrao, Charels. The Habsburg monarchy: 1618-1815. Cambridge: Camebridge University Press, 1995.

Inkster, Ian. “Oriental enlightenment: the problematic military experiences and cultural claims of count Maurice Auguste comte de Benyowsky in Formosa during 1771.” Taiwan Historical Research 17 (2010): 27-70.

Jones, M. E. Monckton. recensie van William Bolts: a Dutch adventurer under John Company, door N.L. Hallward. The English Historical Review 36, nr. 144 (1921): 600-2.

Kajdański, Edward. “The authenticity of Maurice Benyowsky's account of his voyage through the Bering Sea: the earliest description and the earliest drawings of St. Lawrence Island.” Terrae Incognitae 23, (1991): 51-79.

Kaplan, Herbert H. The first partition of Poland. New York: Columbia university press, 1962.

Keating, J. en L. Markey. “'Indian' objects in Medici and Austrian-Habsburg inventories: A case-study of the sixteenth-century term.” Journal of the History of Collections 23, nr. 2 (2011): 283-300.

Kerr, George H. Okinawa: The History of an Island People. Osaki: Tuttle Publishing, 2011.

Kirschbaum, Stanislav J. A history of Slovakia: the struggle for survival. Scranton: Macmillan Press LTD, 1995.

Kitromilides, Paschalis M. recensie van Inventing Eastern Europe. The map of civilization on the mind of the enlightenment, ; Kaunitz and enlightened absolutism 1753-1780, ; The landed estates of the Esterhazy princes. Hungary during the reforms of Maria Theresia and Joseph II, door Larry Wollf, Franz A. J. Szabo en Rebecca Gates-Coon. Eighteenth-Century Studies 30, nr. 4 (1997): 456-58.

Lehner, Georg. “Es Ist Wahr, China, Dieses Uralte, Unermessliche Reich Ist Uns Ungeheuer Entlegen": Die Fahrt Der 'Carolina' Nach Ostasien (1820-1822) Im Spiegel Zeitgenössischer Österreichischer Zeitungen.” Mitteilungen des Instituts für Österreichische Geschichtsforschung 106, nr. 1/2 (1998): 115-148.

Lensen, George Alexander .“Early Russo-Japanese relations.” The Far Eastern Quarterly 10 (1950): 2-37.

75

Lukowski, Jerzy and Hubert Zawadzki. A concise history of Poland. Cambridge: Cambridge university press, 2001.

Markley, Robert. “Gulliver and the Japanese: the limits of the postcolonial past.” MLQ: Modern Language Quarterly 65, nr. 3 (2004): 457-479.

Martin, Alison E. “Foreign credit: travel writing and authenticity in the Dutch translation of The memoirs and travels of Mauritius Augustus, Count de Benyowsky (1790).” inTRAlinea (2013): 1-11.

Maroshi, Valery. “A quest for a new Eden: “emperor of Madagascar” Maurice Benyovszky and his Russian companions.” Quaestio Rossica 5, nr. 3 (2017): 807-825.

Mitchell, Mairin en Francisco Contente Domingues. “Fredinant Magallann.” Encyclopedia Britannica, geraadpleegd 4/05/2018: https://www.britannica.com/biography/Ferdinand- Magellan.

Molnár, Miklós. A concise history of Hungary. Cambridge: Cambridge University Press, 2001.

Moons, D. “Het syndroom van Munchausen, de nagebootste stoornis en het verband met persoonlijkheidsstoornissen.” Tijdschrift voor Psychiatrie 36 (1994): 209-217.

Mutter, Reginald P.C. “Daniel Defoe.” Encyclopedia Britannica. geraadpleegd 8/05/2018: https://www.britannica.com/biography/Daniel-Defoe.

O'Leary, Joseph S. recensie van Kaempfer's Japan: Tokugawa culture observed, door Beatrice M. Bodart-Bailey. Japanese Journal of Religious Studies 27, nr. ½ (2000): 137-39.

Pearson, M.N. “Objects ridiculous and august”: early modern European perceptions of Asia.” recensie van Asia in the making of Europe, door Donald F. Lach. The Journal of Modern History 68, nr. 2 (1996): 382-97.

Pouget De St. André, H. La colonisation de Madagascar sous Louis XV : d’après la correspondance inédite du comte de Maudave. Parijs: Challamel ainé, 1886.

Prażmowska, Anita J. A history of Poland. Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2004.

Puga, Rogério Miguel. “Images and representations of Japan and Macao in Peter Mundy s travels (1637).” Bulletin of Portuguese-Japanese Studies 1 (2000): 97-109.

Schmidt, Benjamin. Inventing exoticism: geography, globalism, and Europe's early modern world. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2015.

Skinner, Barbara. “Borderlands of faith: reconsidering the origins of a Ukrainian tragedy.” Slavic Review 64 (2005): 88-116.

76

Skinner, Barbara. The Western front of the Eastern church: Uniate and Orthodox conflict in 18th-century Poland, Ukraine, Belarus, and Russia. DeKalb: Northern Illinois university press, 2009.

S.n. “Bonze.” Encyclo.nl, geraadpleegd 4/5/2018: http://www.encyclo.nl/begrip/bonze.

S.n. “Heath family (per. c. 1775–1898), engravers and etchers.” Oxford Dictionary of National Biography, geraadpleegd 19/5/2018: http://www.oxforddnb.com/abstract/10.1093/ref:odnb/9780198614128.001.0001/odnb- 9780198614128-e-65036?rskey=9ZcM1k&result=1.

Stanley, Jo. “Women at sea: an other category.” Gender & History 15 (2003): 135-39.

Szabó-Knotik, Cornelia. “Calafati, Sou-Chong, Lang Lang, and Li Wei: two hundred years of “the Chinese” in Austrian music, drama, and film.” in China and the West, uitgegeven door Hon-Lun Yang en Michael Saffle, 65-84. Michigan: University of Michigan Press, 2017.

Tautz, Birgit. “Cutting, pasting, fabricating: late 18th-Century travelogues and their German translators between legitimacy and imaginary nations.” The German Quarterly 79, nr.2 (2006): 155-74.

The editors of Encyclopaedia Britannica. “Robinson Crusoe.” Encyclopedia Britannica. geraadpleegd 8/05/2018: https://www.britannica.com/topic/Robinson-Crusoe-novel.

Id. “Lous XV.” Encyclopedia Britannica. geraadpleegd 3/5/2018: https://www.britannica.com/biography/Louis-XV.

Thornton, Jhon K. A cultural history of the Atlantic world, 1250-1820. Cambridge University Press, 2012.

Turner, Bryan S. “From Orientalism to Global Sociology.” Sociology 23, nr. 4 (1989): 629- 38.

René Vermeir et. al. Een inleiding tot de geschiedenis van de Vroegmoderne tijd. Wommelgem: Uitgeverij Van In, 2012.

Vermeulen, Han F. “Early history of ethnography and ethnology in the German enlightenment: anthropological discourse in Europe and Asia, 1710-1800.” PhD, Universiteit Leiden, 2008.

Vilmos, Voigt. “Maurice Benyovszky and his “Madagascar protocolle.” (1772–1776).” Hungarian Studies 21, nr.1-2 (2007): 205-38.

Wood, Gordon S. en Theodore Hornberger. “Benjamin Franklin.” Encyclopedia Britannica, geraadpleegd 19/5/2018: https://www.britannica.com/biography/Benjamin-Franklin.

Wyman, Lewis. “On behalf of [email protected],” 1/3/2018.

77

Zhang, Chunjie. “Georg Forster in Tahiti: enlightenment, sentiment and the intrusion of the South Seas.” Journal for Eighteenth‐Century Studies 36, nr. 2 (2013): 263-277.

Bijlage Hello Wouter Van Cauwenberghe

Dear Wouter Van Cauwenberghe,

Your question was referred to the Manuscript Division Reading Room for a reply. The Manuscript Division is the custodian of the James Madison papers.

You will see examples of both John Mercer's and John F. Mercer's (1759-1821) correspondence in the online presentations for the papers of James Madison, George Washington, James Monroe, and Thomas Jefferson. The edited papers that are freely available on the National Archives and Records Administration's website, "Founder's Online," often provide transcriptions and editors notes for these letters, and also indicate if letters are in autograph and are signed by the author. This information may be helpful when making a comparison to the signature that appears in Benyowsky.

After a review of the signature that appears on the Benyowsky title page, and of signatures appearing in the James Madison papers, we are not able to make a definite determination with the time available to respond to your inquiry. If you have additional questions about Mercer correspondence, you may wish to contact the Manuscript Division's historian for Early American manuscripts, Julie Miller, Ph.D. ([email protected]). Thank you, and best wishes,

Lewis

Lewis Wyman | Reference Librarian Manuscript Division 202-707-5387 http://www.loc.gov/rr/mss/

78