Speelfilms in De Gouden Jaren Zeventig
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bert Haanstra : filmer van Nederland Schoots, J.W. Publication date 2009 Link to publication Citation for published version (APA): Schoots, J. W. (2009). Bert Haanstra : filmer van Nederland. Mets en Schilt. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:25 Sep 2021 14 speelfilms in de gouden jaren zeventig De argeloosheid voorbij Opnamen voor Dokter Pulder zaait papavers: midden Kees Brusse, boven Anton van Munster filmmuseum/bha Nadat Bij de beesten af de wereld in was gegaan, stak Bert Haanstra veel energie in pogingen een filmkomedie van de grond te krijgen. Al sinds Fanfare en De zaak M.P. zocht hij naar mogelijkheden voor een nieuwe comedy, maar op de ge- fnuikte samenwerking met Jacques Tati na kwam het er niet van. Anders dan Charles Chaplin, Buster Keaton of Tati was hij niet de geniale eenling die een ko- medie vrijwel op zijn eentje kon maken met ook nog zichzelf in de hoofdrol. Uit eigen zak betaalde hij verschillende schrijvers voor scripts, maar geen van de re- sultaten kon de toets van zijn kritiek doorstaan. Comedy’s maken bleef toch vooral Haanstra’s grote onvervulde droom. Het werden twee ‘gewone’ speelfilms. Waarom hij niet weer aan een grote do- cumentaire begon heeft hij nooit toegelicht, maar er zijn wel enkele redenen voor te bedenken. Het was geen eenvoudige opgave een onderwerp te vinden waarmee nogmaals zo’n groot publiek naar de bioscoop getrokken kon worden en blijkbaar slaagde hij daar ook niet in. Dan was er de hechte samenwerking met Anton Koolhaas, die romans en verhalen schreef waar Haanstra veel waar- dering voor had. Behalve op ethologisch gebied las hij niet veel, maar het werk van Koolhaas kende hij. Bovendien was de schrijver rond die tijd net op het hoogtepunt van zijn populariteit. Van zijn meest bekende roman Vanwege een tere huid uit 1973 verschenen uiteindelijk 22 drukken. Zijn band met de schrijver drukte in de jaren zeventig een belangrijk stempel op Haanstra’s werk. Hij begon aan de speelfilm Dokter Pulder zaait papavers, gebaseerd op Kool- haas’ novelle De nagel achter het behang. De film, door Haanstra meestal kortweg Pulder genoemd, had een ongewone voorgeschiedenis. De novelle was verschenen in 1971. Koolhaas was toen directeur van de filmacademie, het in die jaren turbu- lente instituut achter de blauwe stalen deuren aan de Amsterdamse Overtoom, waar de Vlaamse regisseur Harry Kümel een van de docenten was. Hij had al een zekere artistieke reputatie dankzij speelfilms als Monsieur Hawarden en Malper- tuis, de laatste met niemand minder dan de Amerikaanse regisseur en acteur Orson Welles in een hoofdrol. Met zijn voorliefde voor het absurde en het surrealistische zou Kümel uitgroeien tot een figuur met een internationale cultstatus. Met tweedejaarsstudenten van de academie maakte hij in 1972 een speelfilm van vijftig minuten naar Koolhaas’ De nagel achter het behang. Het scenario had 261 hij met zijn studenten geschreven, waarna het door Koolhaas was gecorrigeerd en goedgekeurd. De film heette De eekhoorn en had Kees Brusse en Ton Lensink in de hoofdrollen, zoals gevestigde acteurs wel vaker bereid waren op te treden in werkstukken van de academie. Hoewel aan het resultaat te zien was dat het om een studieproject ging, viel het niet tegen en de gedachte groeide dat met dit ver- haal een bioscoopfilm te maken was.1 Over wat volgde bestaan verschillende lezingen. Haanstra schreef indertijd in een brief dat Harry Kümel aan Koolhaas had gevraagd of hij nu een grote speel- film naar De nagel achter het behang mocht maken. Terugblikkend zei Kümel dat het juist Koolhaas was geweest die aan hém had gevraagd of hij het boek nogmaals wilde verfilmen. In deze tweede variant zei Kümel daarop tegen Koolhaas: ‘Maar dat wordt opgewarmde soep.’2 Hoe het ook is gegaan, de Vlaming besloot de film te maken en vroeg Haanstra als producent, niet alleen omdat deze een vriend van Koolhaas was, maar ook omdat Kümel zelf uitstekende ervaringen met hem had. De filmer uit Laren had hem eind jaren zestig een grote dienst bewezen toen het geluid van Monsieur Hawarden was verknald bij Cinetone. De film was volgens Kümel ‘gered door Bert’, die er met Ed Pelster in zijn eigen studio mee aan de slag was gegaan. Kümel prees bijna veertig jaar na dato nog Haanstra’s toewijding aan zijn vakbroeders.3 De nieuwe verfilming van De nagel achter het behang leidde algauw tot wrij- vingen tussen Kümel en Koolhaas. De regisseur vertelde later dat hij het absurde in het verhaal had willen versterken. Zo wilde hij een slot waarin de hoofdrolspe- lers elkaar met een spuit een overdosis morfine geven op een duin tegen een on- dergaande zon. Het soort sfeer waaraan Kümel zijn roem te danken heeft. Hij was een operaliefhebber die ook in zijn films van pathetiek hield. Maar de schrij- ver vond zijn ideeën onrealistisch, wat Kümel op zijn beurt nogal vreemd vond, gezien de ongeremde fantasie in Koolhaas’ eigen boeken. Toen deze het realis- tisch wilde, haakte Kümel naar zijn zeggen af.4 Volgens de latere regisseur Ate de Jong, die als student bij De eekhoorn betrokken was, vond Koolhaas dat de per - sonages bij Kümel te veel als lullige kleinzielige lieden werden voorgesteld. Hij wilde ze genuanceerder en menselijker.5 Daar was Bert Haanstra dan de aangewezen man voor. Hij nam de regie over en Koolhaas sloot zich op in een kamer van het Larense hotel Hamdorff waar hij in korte tijd het nieuwe scenario voor Dokter Pulder zaait papavers schreef. De brave dorpsdokter Kees Pulder krijgt onverwacht visite van een oude studiege- noot, de bekende neurochirurg Hans van Inge-Liedaerd. Hij is zeer vereerd, maar ontdekt de volgende ochtend de werkelijke reden voor de plotselinge be- langstelling van de grote man: hij is er met de morfine uit zijn medicijnkast van- 262 door. Een tijdje later overlijdt de verslaafde Van Inge-Liedaerd. Nu begint Pul- der vooral de positieve kanten aan diens levenswandel te zien, die schril afsteekt bij zijn eigen ingedutte bestaan. Hij ontmoet Van Inge-Liedaerds maîtresse, een aan lager wal geraakte dame van goede komaf met de naam Mies, die in een hou- ten huisje aan de bosrand woont, wodka drinkt uit limonadeglazen en met haar voormalige geliefde aan de morfine was. Voor Pulder wordt zij de representant van een meeslepend leven en hij probeert daar deel van te worden. Het verhaal rond Mies was in het boek slechts rudimentair aanwezig en werd door Koolhaas grotendeels toegevoegd voor de film. Aan de eerste helft van het verhaal veranderde hij weinig, vergeleken bij wat eerder op de academie was verfilmd in De eekhoorn. De eerste veertig minuten van Dokter Pulder zaait papavers, die in totaal 102 minuten lang werd, zijn er dan ook bijna een remake van. Soms tot in details. Zo snijdt Pulder zich tijdens het maken van kaasblokjes in zijn vinger, waarna je zonder tussenshot ziet hoe het bloed op de kaas neerkomt. In Haanstra’s film is dit exact hetzelfde gedaan. De twee hoofdrolspelers zijn opnieuw Kees Brusse als Pulder en Ton Lensink als Van Inge-Liedaerd. Hun acteren in de twee films verschilt wat, maar de overeenkom- sten zijn groter. Lensink is in De eekhoorn valser, wat wel leuk is, maar het minder aannemelijk maakt dat Pulder zijn praatjes gelooft. De dialogen zijn vrijwel identiek omdat ze in beide gevallen haast letterlijk afkomstig zijn uit Koolhaas’ boek. De Haanstra-versie is professioneler en meer gestroomlijnd en heeft bo- vendien een prachtig openingsshot van bijna drie minuten vanaf een boot die een stille haven binnenvaart. De eekhoorn begint nogal plompverloren en eindigt nog abrupter. De muziek van beide versies heeft geen enkele overeenkomst. Bij De eekhoorn is het een reeks variaties op het in dit verband wat vreemde thema ‘Daar komt de bruid’, bij Pulder een score van componist Otto Ketting. Het laatste uur van de film met de dorpsdokter en mevrouw Mies als centrale figuren is nieuw en maakt alsnog dat Pulder een heel andere film wordt. Anders dan in Hollywood komt het in Nederland zelden voor dat een regisseur een speelfilm van een ander overneemt, maar vanuit Haanstra’s perspectief was het vanaf het begin vooral een project van zijn oude vriend Koolhaas, en die bleef. De schrijver schetste de locatie waar het verhaal zich afspeelde: ‘Een oud stadje dat betere dagen heeft gekend. Vroeger was het een haven aan de oostelijke oever van de Zuiderzee. Nu, na de inpoldering, heeft ’t de Noordoostpolder voor zijn deur gekregen. Het haventje is er nog, maar dat wordt alleen ’s zomers maar be- zocht door wat plezierbootjes en verder liggen er het hele jaar door een paar woonboten. Om het haventje heen staan meest oude huizen, waarvan een enkele 263 een lelijke nieuwe voorgevel kreeg omdat er nodig een zelfbedieningszaak in moest en een filiaal van de Raiffeisenbank.