Bestemmingsplan Eastwei 6 in

VASTGESTELD

Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen

VASTGESTELD

Inhoud

Toelichting + bijlagen Regels Verbeelding

21 juni 2012 Projectnummer 027.15.47.01.01

Overzichtskaart

Toelichting

027.15.47.01.01.toe

Inhoudsopgave

1 I n l e i d i n g 5

2 Bestaande situatie 7 2.1 Ruimtelijke karakteristiek van Oppenhuizen 7

3 B e l e i d 9 3.1 Beleidskader 9 3.2 Nadere uitwerking beleidskader 9 3.2.1 Provinciaal beleid 9 3.2.2 Gemeentelijk beleid 10

4 Milieuaspecten 13 4.1 Wegverkeerslawaai 13 4.2 Hinder van bedrijven 15 4.3 Externe veiligheid 16 4.4 Ecologie 17 4.5 Archeologie 21 4.6 Water 23 4.7 Luchtkwaliteit 24 4.8 Bodem 25

5 Planbeschrijving 27

6 Juridische toelichting 29 6.1 Bestemmingsplanprocedure 29 6.2 Juridische vormgeving 30 6.2.1 Algemeen 30 6.2.2 Afstemming op andere wetten en verordeningen 30 6.2.3 Omschrijving bestemmingen 30

7 Uitvoerbaarheid 33 7.1 Economische uitvoerbaarheid 33 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 33 7.2.1 Overleg 33 7.2.2 Inspraak 34

B i j l a g e n

027.15.47.01.01.toe

1 I n l e i d i n g

Dit bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek1 tot het vast- leggen van de feitelijke situatie op het perceel aan de Eastwei 6 in Oppenhui- zen. De feitelijk situatie op het perceel Eastwei 6 te Oppenhuizen betreft be- bouwing en inrichting die in strijd is met het vigerende bestemmingsplan. Ge- ruime tijd is overleg geweest tussen de voormalige gemeente en de eigenaar van het gebied. Uit dit onderlinge overleg is een overeenkomst voortgekomen die is bekrachtigd in het raadsbesluit van 3 november 2010. Dit raadsbesluit stelt de kaders voor de herziening van het geldende bestemmings- plan voor het perceel Eastwei 6. In het besluit is vastgelegd dat het perceel fei- telijk onderverdeeld wordt in een deel A en een deel B. Beide percelen krijgen een woonbestemming waarbij een aantal gebouwen en inrichtingsmaatregelen wordt gelegaliseerd en een aantal gebouwen en inrichtingsmaatregelen wordt teruggedraaid. Het raadsbesluit alsmede een situatietekening dienen als grond- slag voor de bestemmingsplanherziening.

Het plangebied voor het onderhavige plan is aangegeven op de kaart vooraf- PLANGEBIED gaand aan deze toelichting. Het omvat de percelen behorende bij de Eastwei 6 in Oppenhuizen.

Het plan vormt een herziening van het bestemmingsplan Top en Twel, vastge- HERZIENING steld door de gemeenteraad op 19 september 2006 en goedgekeurd door Ge- deputeerde Staten op 3 april 2007. De gronden aan de Eastwei 6 in Oppenhui- zen zijn bestemd voor ‘Agrarisch gebied’. Een van de aanwezige gebouwen is aangeduid voor “stoeterij”, de gronden mogen worden gebruikt voor het fok- ken en/of africhten van paarden. Het landhuis is bestemd als bedrijfswoning binnen de agrarisch bestemming. In de gewenste situatie krijgt alle aanwezige bebouwing een woonbestemming.

Het bestemmingsplan is opgesteld op basis van de RO-Standaarden 2008 die in LEESWIJZER werking zijn getreden op 1 januari 2010. In hoofdstuk 2 van deze toelichting is de huidige situatie van Oppenhuizen beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het voor het bestemmingsplan relevante beleid. In hoofdstuk 4 is ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde milieueisen en de aanwezige milieube- perkingen. Hoofdstuk 5 vormt de planbeschrijving, waarin de achtergronden van dit bestemmingsplan zijn toegelicht. In hoofdstuk 6 is een juridische toe- lichting gegeven. Hoofdstuk 7 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

2 B e s t a a n d e s i t u a t i2 e

2.1 R u i m t e l i j k e karakteristiek van O p p e n h u i z e n

Oppenhuizen maakt deel uit van het tweelingdorp Oppenhuizen/ LIGGING en ligt in het oostelijk deel van de voormalige gemeente Wymbritseradiel, op een afstand van 2-4 km ten zuidoosten van (het centrum) van . De dor- pen vormen een streekdorp aan de westzijde van It Gês. Ten zuidwesten van deze beide dorpen ligt de Nije Dyk, Sneek-Joure en de A7, welke door middel van een tunnel onder het Prinses Margrietkanaal is gevoerd. Oppenhuizen en Uitwellingerga zijn ontsloten via de Nije Dyk.

De geschiedenis van de dorpen Oppenhuizen en Uitwellingerga hangt nauw sa- ONTSTAANSGESCHIEDENIS men met de ligging van het water It Gês. De eerste bebouwing vond plaats langs dit water en de dorpen vormen dan ook net als bijvoorbeeld en een vaartdorp. Naast de landbouw, die in dit gebied ongetwijfeld de belangrijkste economi- sche activiteit vormde, namen ook de scheepvaart en de visserij een belangrij- ke plaats in.

It Gês heeft een grote rol gespeeld bij het ontstaan van het verkavelingstype zoals dat in de omgeving van Oppenhuizen en Uitwellingerga voorkomt. Er is namelijk een duidelijke opstrekkende verkaveling te onderscheiden vanaf It Gês. Dit geldt zowel voor het gebied ten noordoosten, als het gebied ten zuid- westen van It Gês.

De oorspronkelijke streekbebouwing van Oppenhuizen en Uitwellingerga bleef lange tijd volledig in tact. Deze streekbebouwing werd overigens op enkele plaatsen doorsneden door vaarten en sloten welke op It Gês (die in het zuiden overgaat in de Súdeinsterfeart) uitmonden.

In de tweede helft van de 19e eeuw begon men met de aanleg van wegen en een tramverbinding, waardoor de vaarten een belangrijk deel van hun beteke- nis verloren. Door de geleidelijke verdichting van het bebouwingslint groeiden beide dorpen aan elkaar.

7 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

F i g u u r 1 . Bebouwingslint Oppenhuizen en Uitwellinge r g a (Bron: Google Earth)

VERKEER De centrale ontsluitingsweg van Oppenhuizen en Uitwellingerga wordt gevormd door de route Noardein-Tsjerkebuorren-Sjaerdawei-Buorren-Brêgesleatswei en Lytse Súdein. Via de Bou en de Forbiningswei is deze route aangesloten op de Nije Dyk. In Sneek en westelijk van Joure bestaan aansluitingen op de A7.

Het gebied ten oosten van It Gês, daar waar het plangebied is gelegen, wordt ontsloten via de Eastwei en Afkelânsdyk. Het meest zuidelijke deel van Uitwel- lingerga is bereikbaar middels afslagen vanaf de Nije Dyk. De interne ont- sluiting wordt gevormd door het Greate Súdein en de Sjuwedyk.

Voor Oppenhuizen, gelegen in de plangebied van bestemmingsplan Top en Twel, geldt afhankelijke van de locatie een maximumsnelheid van 30 km/uur dan wel een maximumsnelheid van 60 km/uur. Voor het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan, gelegen aan de Eastwei 6, geldt een maximum- snelheid van 60 km/uur.

8 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

3 B e l e i3 d 3.1 Beleidskader

Per 1 januari 2011 is de gemeente Wymbritseradiel deel uit gaan maken van de grotere (fusie)gemeente Súdwest-Fryslân. Voor wat betreft de beleidskaders is het beleid van de voormalige gemeente Wymbritseradiel van overeenkomstige toepassing.

Dit bestemmingsplan gaat uit van de beleidskaders zoals ze zijn vastgelegd in: - De Nota Ruimte; - Streekplan Fryslân 2007; - Wenjen yn Fryslân, het woningbouwbeleid 1998-2010, provincie Fryslân; - Notitie Wenjen 2000+; - Woonplan, gemeente Wymbritseradiel; - Notitie woningbouw Wymbritseradiel 2009 - 2015, gemeente Wymbritse- radiel; - Welstandsnota gemeente Wymbritseradiel.

3.2 Nadere uitwerking beleidskader

3 . 2 . 1 Provinciaal beleid

S t r e e k p l a n In het navolgende wordt het beleid voor relevante thema's belicht.

Het beleid voor het wonen in het Streekplan is gebaseerd op de notitie Wenjen WONEN 2000+. In navolging van deze notitie gaat het beleid niet alleen in op de kwan- titatieve woningbehoefte, maar ook op de kwalitatieve woningbehoefte.

In het Streekplan wordt de concentratie van woningbouw in bundelingsgebie- den voorgestaan. Het zijn de gebieden rond de stedelijke centra Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek, Harlingen en Dokkum. De gebieden zijn be- grensd door uit te gaan van een redelijke fietsafstand tot de betreffende ste- delijke kern. De bundelingsgebieden moeten samen meer dan 50% van de wo- ningtoename in de provincie voor hun rekening nemen. Een groot deel van de voormalige gemeente Wymbritseradiel ligt binnen het bundelingsgebied van Sneek. Ook Oppenhuizen ligt binnen het bundelingsgebied van Sneek.

9 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012 De gemeenten krijgen met in achtneming van het bundelingsbeleid en het be- leid voor woningbouwregio's de ruimte om te voorzien in de woningvraag die voortkomt uit het gebied zelf. Buiten de bundelingsgebieden vangen de regio- nale centra de woningbehoefte in de regio meer dan evenredig op. Daarnaast dient het accent van woonuitbreidingen te liggen bij kernen die goed ontsloten zijn met het openbaar vervoer. Het doel van dit beleid is dat woonuitbreidin- gen de plaatselijke aard en schaal van de kern niet overschrijden. Ten aanzien van de kwalitatieve woningbehoefte, benadrukt de provincie dat ook buiten de bundelingsgebieden moet worden voorzien in voldoende betaalbare en levens- loopbestendige woningen.

Voor Oppenhuizen wordt voor de opvang van de plaatselijke woningbehoefte uitgegaan van een optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied.

3 . 2 . 2 G e m e e n t e l i j k b e l e i d

W o o n p l a n In het geactualiseerde woonplan 2005 waren voor Oppenhuizen en Uitwellin- gerga voor het bouwen woningen voor de periode tot en met 2009 geen moge- lijkheden opgenomen.

Voor wat betreft verdere woningbouwmogelijkheden heeft de gemeente de Notitie woningbouw gemeente Wymbritseradiel 2009 - 2015 opgesteld. In deze notitie is aangegeven dat de mogelijkheden voor woningbouw in de gemeente gelimiteerd zijn. De provincie legt de nadruk op het bouwen binnen de be- staande contouren van de kernen en het bouwen voor doelgroepen terwijl uit gemeentelijk onderzoek blijkt dat er vooral behoefte is aan vrijstaande koop- woningen. Voor Oppenhuizen en Uitwellingerga is in de kom de bouw van 2 particuliere woningen toegestaan, als inbreidings-/herstructureringslocatie.

De dorpen in de omgeving van Sneek (Goënga, , , , , , , Top en Twel) liggen binnen het stedelijk ‘bun- delingsgebied’ Sneek, zoals aangegeven in het Streekplan Fryslân 2007; dit be- tekent dat mogelijke extra kansen ontstaan voor inbreiding en invulling van vrijkomende plekken in de dorpen.

Welstandsnota Op 11 mei 2004 is door de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. Deze welstandsnota is geactualiseerd in maart 2008. De welstandsnota biedt het ka- der voor het welstandstoezicht in de gemeente. De toetsing van bouwplannen, in het kader van het bouwvergunningenbeleid, dient plaats te vinden op basis van voor dit gebied geldende welstandscriteria. Voor het welstandsbeleid voor Oppenhuizen is onderscheid gemaakt in een aantal deelgebieden. Een aantal verschillende deelgebieden zijn weergegeven in de navolgende figuur.

10 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

F i g u u r 2 . Fragment Welstand s n o t a Wymbritseradiel

Het plangebied ligt wat betreft de welstandsnota in het buitengebied.

Buitengebied (H) (bijzonder welstandsgebied) Het beleid is grotendeels gericht op beheer en versterking van de bestaande situatie. Het bebouwingsbeeld is in hoofdlijnen nog redelijk gaaf. Wel is merk- baar dat nieuwe invullingen het traditionele bebouwingsbeeld negatief beïn- vloeden. Vernieuwingen dienen daarom goed en zorgvuldig te worden ingepast. Vanwege de aanwezige waarden is dit gebied aangemerkt als een bijzonder welstandsgebied. Het accent ligt daarbij op het handhaven en respecteren van de bestaande kwaliteiten.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen betrekking op de inbreidings- CONCLUSIE /herstructureringslocatie zoals bedoeld in het woonplan. Omdat Oppenhuizen valt binnen het bundelingsgebied van Sneek, mogen kansen voor inbreiding van woningen worden benut. De voormalige stoeterij wordt door middel van het voorliggende bestemmingsplan omgezet naar een woonbestemming. Deze ge- bruikswijziging kan worden aangemerkt als een inbreidingslocatie voor wonin- gen, binnen het bundelingsgebied van Sneek.

De bebouwing op het perceel aan de Eastwei 6 in Oppenhuizen is reeds feite- lijk aanwezig. Het voorliggende bestemmingsplan ziet op een functiewijziging. Het welstandsbeeld van hoofdgebouwen en bijgebouwen is door het voorlig- gende bestemmingsplan niet aangetast. De bestaande kwaliteiten worden ge- respecteerd. De bouw van de botenloods is passend in het landschap langs It Ges. Het ontwerp voor de botenloods is zorgvuldig tot stand gekomen.

11 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

4 M i l i e u a s p e c t e4 n 4.1 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) (laatstelijk gewijzigd 1 januari 2007) bepaalt dat elke weg in principe een zone heeft, behoudens: - wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; - wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.

Overeenkomstig artikel 77 van de Wet geluidhinder dient bij de voorbereiding of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden ingesteld naar de geluidsbelasting die door woningen en andere geluidgevoeli- ge bestemmingen binnen de zones van wegen wordt ondervonden.

Op de Eastwei, ten oosten van het plangebied, is een snelheid van ten hoogste 60 kilometer per uur toegestaan. Dit betekent dat er op grond van de Wgh bij deze weg een geluidszone van 250 meter aanwezig is. Het plangebied ligt bin- nen deze geluidszone. Dit betekent dat op grond van de Wgh in beginsel het uitvoeren van een akoestisch onderzoek noodzakelijk is.

De voormalige bedrijfswoning in het zuiden van het plangebied was altijd al in gebruik als woning. De ten hoogste toegestane geluidsbelasting was ook in de bestaande situatie al 48 dB op grond van de Wgh. Wat betreft deze woning is dan ook niet sprake van een nieuwe situatie. Het uitvoeren van akoestisch on- derzoek naar de geluidsbelasting op de naar de Eastwei gekeerde gevel van de voormalige bedrijfswoning wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

Wat betreft het voormalige bedrijfsgebouw in het noorden van het plangebied is er wel sprake van een nieuwe situatie. Het bedrijfsgebouw wordt in de nieuwe situatie gebruikt voor wonen.

Om inzicht te krijgen te krijgen in de geluidsbelasting op de naar de Eastwei gekeerde gevel van het voormalige bedrijfsgebouw is in februari 2012 door BügelHajema Adviseurs een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn als bijlage 3 bij de voorliggende toelichting opgenomen.

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd met behulp van de Standaard Reken- methode I, zoals die is weergegeven in het Reken- en Meetvoorschrift geluid- hinder 2006.

13 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012 Op de Eastwei zijn geen verkeerstellingen uitgevoerd. Het is dan ook niet mo- gelijk om de geluidsbelasting op de naar de Eastwei gekeerde gevel van het voormalige bedrijfsgebouw te bepalen op basis van de bestaande verkeersdruk op de Eastwei.

Om toch inzicht te kunnen krijgen in de geluidsbelasting op de gevel is de hoogst mogelijke verkeersdruk op de Eastwei bepaald waarbij nog geen sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Voor het bepalen van de verdeling van het licht verkeer, midden- en zwaar verkeer is gebruik gemaakt van VI-Lucht- en Geluid van het ministerie van Ver- keer, Ruimtelijke Ordening en Milieu (nu het ministerie van Infrastructuur en Milieu). De resultaten hiervan zijn in bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen. In tabel 1 is een overzicht van de verkeersverdeling opgenomen.

Tabel 1. Verdeling van het verkeer over de dag verkeer (afgerond) licht midden zwaar dagperiode (07:00-19:00 uur) 92,5% 3,5% 4,0% avondperiode (19:00-23:00 uur) 92,6% 3,6% 3,8% nachtperiode (23:00-07:00 uur) 94,8% 2,0% 6,6%

De andere uitgangspunten van het akoestisch onderzoek zijn: - De verdeling van het verkeer over de dagperiode per uur is 6,5%. - De verdeling van het verkeer over de avondperiode per uur is 3,2%. - De verdeling van het verkeer over de nachtperiode per uur is 1,2%. - Het prognosejaar is 2022. - De afstand tussen het terrein bij en naar de naar de weg gekeerde gevel van het voormalige bedrijfsgebouw (waarneempunt) en het midden van de weg is achtereenvolgens ongeveer 64 meter. - De hoogte van het waarneempunt is 7,8 meter. - De hoogte van de weg is 0 meter. - De wegverharding is een asfaltverharding. - De rijstrookbreedte is 2,75 meter. - Het deel van de grond tussen het waarneempunt en de weg dat als ge- luidsabsorberend kan worden aangemerkt is 0,92 (‘bodemfactor’).

Uit de resultaten blijkt dat bij een verkeersdruk van 5.750 motorvoertuigen per dag op de Eastwei sprake is van een geluidsbelasting van ten hoogste 48 dB op de naar de weg gekeerde gevel van het voormalige bedrijfsgebouw. Een dergelijke verkeersdruk wordt op de Eastwei niet verwacht. Een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter plaatse van de naar de Eastwei ge- keerde gevel van het voormalige bedrijfsgebouw wordt dan ook niet verwacht.

De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door on- aanvaardbare geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai belemmerd.

14 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

4.2 Hinder van bedr i j v e n

Middels de milieuwetgeving wordt milieuhinder in woonsituaties zoveel moge- lijk voorkomen. Alle bedrijven en instellingen die op grond van het IVB (Inrich- tingen en vergunningbesluit) milieubeheerplichtig zijn (en in potentie hinder zouden kunnen veroorzaken) moeten een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer dan wel voldoen aan de bepalingen van een Algemene maatregel van bestuur (AMvB) van de Wet milieubeheer. Om enig inzicht te krijgen in de mogelijke overlast van de aanwezige bedrijven en voorzieningen ten opzichte van woningen is hierna de gewenste afstand tussen het bedrijf/in- stelling en woningen weergegeven zoals die is opgenomen in de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009):

Tabel 2. Overzicht van bedrijven/instellingen met bijbehorende milieucategorie in het plangebied Bedrijf/instelling Adres SBI-code Grootste afstand Jachtwerf nieuwbouw en reparatie Eastwei 2 351.2 100 m Gevelreinigingsbedrijf Sjaerdawei 4 747 50 m Scheepstimmerbedrijf Sjaerdawei 21 351.1 50 m staalklusbedrijf Sjaerdawei 22 281.1a 50 m Verhuurbedrijf sport en reparatie Sjaerdawei 35 527 10 Technisch bedrijf Mensonidesstrjitte 20 527 10 Zakelijke dienstverlening Mensonidesstrjitte 26 75 10

In het algemeen is het zo dat de bedrijven mede door hun milieuvergunning, en de daarin opgenomen voorwaarden, passend zijn op de betrokken locatie. Op de bedrijventerreinen zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 40 in samen- hang met artikel 1 van de Wet geluidhinder, seksinrichtingen en risicovolle in- richtingen middels de regels uitgesloten.

Het voorliggende bestemmingsplan ziet op een legaliseringssituatie. Binnen de agrarische bestemming waren de hoofdgebouwen reeds in gebruik ten behoeve van de woonfunctie. Het voorliggende bestemmingsplan brengt de feitelijke si- tuatie in overeenstemming met het bestemmingsplan. Zowel het landhuis als de voormalige stoeterij krijgt een woonfunctie, een passende functie aan de gebouwen op het perceel Eastwei 6 in Oppenhuizen. Reeds voor een langere periode zijn de gebouwen feitelijk als woning in gebruik. De legaliseringsslag vindt plaats door middel van een functiewijziging. Op het perceel zijn in de nieuwe situatie twee woningen toegestaan.

Omdat in de omgeving van de Eastwei 6 in Oppenhuizen woonbebouwing en bedrijfswoningen voorkomen, zijn de milieuvergunningen van de omliggende bedrijven hier reeds op afgestemd. Op grond hiervan kan onderzoek naar de hinder van bedrijven op het plangebied achterwege blijven.

15 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012 Geconcludeerd kan worden dat er in het plangebied geen beperkingen voor het bestemmingsplan op het gebied van hinder van bedrijvigheid aanwezig zijn.

4.3 Externe veiligheid

Het beleid ten aanzien van het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen begint steeds vastere vormen aan te nemen. De over- heid werkt hard aan het vastleggen van veiligheidsnormen die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening gehouden moet worden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat de afwegingen ten aanzien van risico's op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.

Zoals te zien is op het navolgende fragment van de Risicokaart van de provin- cie Fryslân, zijn er in en nabij het plangebied geen risicobronnen aangegeven.

F i g u u r 3 . Fragment Risicokaart provincie Fryslân ( B r o n : P rovincie Fryslân, 8 december 2009 )

In en nabij het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen dan wel transport- routes voor gevaarlijke stoffen aanwezig.

16 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

De belangen verbonden aan het vaarwegennet zijn vastgelegd in de Vaarwe- genverordening . De Vaarwegenverordening is voor het betrokken plangebied van toepassing op het Prinses Margrietkanaal. Dit kanaal behoort tot de provinciale vaarwegklasse en CEMT-klasse IV. Voor dergelijke vaarwegen geldt een bebouwingsvrije zone van 20 meter in stedelijk gebied en een be- heerszone van 30 meter. Binnen de beheerszone is voor het uitvoeren van wer- ken en werkzaamheden een ontheffing nodig.

Rond het Prinses Margriet kanaal speelt behalve een beheerszone tevens een veiligheidszone. Deze zone heeft te maken met de risico's verbonden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen. In Maart 1993 is het onderzoek aandachtspun- ten hoofdvaarwegennet afgerond. Op basis van dit onderzoek is een veilig- heidszonering ingesteld. Er geldt een tweeledige zone: - binnen een zone van 70 meter mogen geen intensieve vormen van be- bouwing worden opgericht; - binnen een zone van 30 meter mogen geen risicovolle bebouwing zoals woningen worden opgericht; - tussen de beide zones mag in beperkte mate worden gebouwd, ten be- hoeve van incidentele, aan die plaats gebonden bebouwing (bijvoor- beeld bedrijfswoningen bij bestaande bedrijven, vervangende nieuw- bouw) of in bijzondere omstandigheden, na een afweging, ten behoeve van een afronding van een bestaande woonwijk in lage dichtheden of ten behoeve van de recreatie.

Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is gelegen op ongeveer 700 m afstand, gerekend vanaf de zuidelijke perceelgrens, tot het Prinses Mar- griet kanaal. Zowel voor de beheerszone als voor de veiligheidszone ligt het plangebied op voldoende afstand.

Geconcludeerd kan worden dat er in het plangebied geen beperkingen voor het bestemmingsplan op het gebied van externe veiligheid aanwezig zijn.

4.4 E c o l o g i e

Om de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitge- voerd. Tevens is bij de inventarisatie gekeken naar de effecten op bescherm- de natuurgebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Het plangebied is daartoe op 5 april 2011 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.

Aangezien in het kader van voorliggend bestemmingsplan met betrekking tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen alleen wordt beoogd om een botenloods

17 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012 aan It Ges te realiseren (figuur 7, ontwikkeling 5a), is de ecologische inventari- satie specifiek op deze ontwikkeling gericht. Op basis van gemaakte afspraken tussen de gemeente en de initiatiefnemer van het voorliggende bestemmings- plan is tevens het verwijderen van een bootport met steiger (figuur 7, ontwik- keling 5) langs de oever van It Ges in de ecologische inventarisatie meegeno- men. Het verwijderen van de bootport met steiger heeft geen verdere gevol- gen voor het bepalen van de uitvoerbaarheid het voorliggende bestemmings- plan. De locaties van beide ontwikkelingen wordt hieronder onderzoeksgebied genoemd.

F i g u u r 4 . Foto omgeving plangebied.

Soortbescherming F l o r a - en faunawet Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende be- schermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de ‘lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten’. De Al- gemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd). De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime (vallen zowel onder het middelzware als het strenge beschermingsregime).

I nventarisatie Uit de informatie op de website van Het Natuurloket1 (km-hok 176-557, d.d. 21 maart 2011) blijkt dat de omgeving van het onderzoeksgebied over het alge- meen niet tot slecht is onderzocht op de aanwezigheid van planten- en dier-

1 Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van talloze or- ganisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het Natuurloket bezit zelf geen gegevens. Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de organisaties binnen de VOFF (www.natuurloket.nl).

18 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

soorten. In het betreffende kilometerhok zijn desalniettemin wel enkele be- schermde diersoorten vastgesteld. Het gaat hierbij om enkele licht bescherm- de zoogdieren, een licht beschermd amfibie, enkele zwaarder beschermde vo- gels en een streng beschermd zoogdier. Tijdens het veldbezoek is onder meer It Ges met behulp van een fijnmazig schepnet bemonsterd op de aanwezigheid van beschermde vissoorten. Hierbij zijn twee algemene niet beschermde vis- soorten aangetroffen.

Op basis van het veldbezoek blijkt dat het onderzoeksgebied een beperkte na- tuurwaarde kent. In het onderzoeksgebied zijn geen waardevolle vegetaties aanwezig. Er worden in het onderzoeksgebied alleen enkele licht beschermde soorten (zoals gewone bosspitsmuis en bruine kikker) en zwaarder beschermde vogelsoorten verwacht. Een vogelsoort zoals meerkoet kan in de oeverzone tot broeden komen. Uit het raadplegen van in de omgeving uitgevoerd ecologische onderzoeken blijkt dat It Ges van belang is als vlieg- en foerageerroute voor meer- en watervleermuis (streng beschermd). Beide vleermuissoorten zijn ge- specialiseerd in het foerageren boven wateren.

E f f e c t e n Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele licht be- schermde soorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruim- telijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en fau- nawet. Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden opgestart, kunnen nesten van broedvogels worden verstoord. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Om een verbodsovertre- ding te voorkomen dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van be- lang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vo- gels geldt evenwel dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt. Als gevolg van de ontwikkelingen worden er geen negatieve effecten op vleer- muizen verwacht. Het is wel aan te bevelen om (buiten)verlichting van het ge- hele plangebied zoveel mogelijk richting It Ges af te schermen.

Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1989 van kracht geworden. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurge- bieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europe- se Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt.

19 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012 Onder de Natuurbeschermingswet zijn drie typen gebieden aangewezen en be- schermd: Natura 2000-gebieden, Staats- en Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands.

Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van be- staande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Nota Ruimte en uitgewerkt in het Streekplan Fryslân 2007.

Natuur buiten de EHS Vanuit het Streekplan Fryslân 2007 wordt verder specifiek ingezet op een ver- antwoorde weidevogelstand en voldoende ganzenfoerageergebied in de open klei- en veenweidegebieden.

I nventarisatie Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 liggen op geruime afstand van het plangebied. Het meest nabij gelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied Witte en Zwarte Brekken dat gelegen is op een afstand van ongeveer 850 meter. Het gaat hierbij om de Leienpoel met omliggende rietlanden. Dit gebied is teven het meest nabij gelegen gebied dat is aangewezen in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur. Gezien de terreinomstandigheden en de ligging heeft het plangebied en de di- recte omgeving hiervan geen belangrijke waarde als broedgebied voor weide- vogels of een belangrijke waarde als foerageergebied voor overwinterende ganzen. In dergelijke gebieden is openheid en rust een belangrijke voorwaar- de. Het plangebied en de omgeving is ook niet als zodanig aangewezen (Werk- plan Weidevogels en Natuurbeheerplan 2011).

E f f e c t e n Gezien de ligging van beschermde gebieden ten opzichte van het plangebied, de aard van de ontwikkeling en de bevindingen van het soortenonderzoek (Soor- tenbescherming), worden met betrekking tot de voorgenomen ontwikkelingen geen negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Natuur- beschermingswet 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid (streekplan) verwacht.

C o n c l u s i e Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Voor deze activiteit is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Om een verbodsovertreding te voorkomen dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de pe- riode. Voor de meeste vogels geldt evenwel dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt. Bij de planning en uitvoering van werkzaamheden moet met het broedseizoen rekening worden gehouden.

20 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

Voorts is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat een oriëntatiefase in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel een analyse van na- tuurwaarden in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid uit te voeren. Voor deze activiteit is geen vergunning op grond van de Natuurbe- schermingswet 1998 nodig. De activiteit is op het punt van ruimtelijk natuur- beleid niet in strijd met het Streekplan Fryslân 2007. Het plan is wat betreft de natuurwet en -regelgeving uitvoerbaar.

4.5 Archeologie

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee ALGEMEEN heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekre- gen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het ver- drag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de plan- vorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de in- troductie van het zogenaamde “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaat- regelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Per 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumenten- zorg in werking getreden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke or- dening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeolo- gische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeo- logievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke ordeningsplan- nen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk.

F i g u u r 5 . Fragment FAMKE steentijd - b r o n s t i j d ( B r o n: Provincie Fryslân )

21 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012 FAMKE Mede in verband met de doorvoering van bovengenoemd beleid heeft de pro- vincie Fryslân een cultuurhistorische advieskaart uitgebracht waar onder meer informatie te vinden is over te verwachten archeologische waarden. Deze in- formatie is weergegeven op FAMKE, de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra.

STEENTIJD - BRONSTIJD Wanneer deze kaart voor het plangebied wordt bekeken is te zien dat het ge- hele plangebied met lichtgeel is aangegeven. Ten aanzien van de periode steentijd-bronstijd wordt voor de lichtgele gebieden (bijna het gehele plange- bied) door de provincie “karterend onderzoek 3” aanbevolen. Dit betekent dat bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een karterend archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. In deze gebieden kunnen zich op enige diepte ar- cheologische lagen bevinden uit de steentijd, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologisch resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit.

F i g u u r 6 . Fragment FAMKE ijzertijd - middeleeuwen (Bron: Provi n cie Fryslân)

IJZERTIJD-MIDDELEEUWEN Wanneer de kaart voor het plangebied wordt bekeken, is te zien dat het groot- ste deel van het plangebied met lichtoranje is aangegeven. Een smalle strook langs het Ges is met oranje aangegeven.

De lichtoranjegekleurde gebieden zijn aangeduid als “karterend onderzoek 3”. Ook in deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de peri- ode ijzertijd - middeleeuwen. Voor deze gebieden beveelt de provincie aan om voor ingrepen groter dan 5.000 m² een karterend onderzoek uit te laten voe- ren. De oranjegekleurde gebieden zijn aangeduid als “karterend onderzoek”. Voor deze gebieden beveelt de provincie aan om voor ingrepen groter dan 500 m² een karterend onderzoek uit te laten voeren.

22 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen moge- lijk, van een omvang van 500 m² of meer. De realisering van de botenloods is van veel geringere omvang. Kortom, voor zowel voor de periode steentijd- bronstijd als voor de periode ijzertijd-middeleeuwen is archeologisch onder- zoek in het kader van het voorliggende bestemmingsplan niet noodzakelijk. Wel is de archeologische meldingsplicht van toevalsvondsten van kracht (art. 53 Monumentenwet). Dit ongeacht de grootte van de ingreep. Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie be- treft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente Súdwest-Fryslân.

Geconcludeerd kan worden dat er in het plangebied geen beperkingen voor het bestemmingsplan op het gebied van archeologie aanwezig zijn.

4.6 W a t e r

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toe- lichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen, waarin wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevol- gen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlakte- water. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.

In het onderhavige bestemmingsplan worden beperkt nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ontwikkeling op grond van het bestemmingsplan betreft het bouwen van een botenloods aan de noordwestelijke zijde van het plange- bied, grenzend aan It Ges. Een bootport met steigers zal, op grond van ge- meentelijke afspraken met de initiatiefnemer van het voorliggend bestem- mingsplan, worden verwijderd. De bootport met steigers is gelegen aan It Ges. Voor het overige worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de waterhuishouding. Hiervoor hoeven derhalve ook geen compenserende maatregelen te worden getroffen.

Met betrekking tot de te bouwen botenloods en de te verwijderen bootport met steigers zal in het kader van de watertoets advies worden gevraagd aan het Wetterskip.

Het advies wat betreft de watertoets is uitgebracht op 14 juni 2011 en is als bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen. Het Wetterskip geeft aan dat de bo- tenloods in een boezemkade wordt aangelegd. De boezemkade heeft met een

23 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012 bepaalde hoogte een waterkerende werking. Door de realisatie van de boten- loods moet de kade worden verlegd. Het Wetterskip adviseert een minimale aanleghoogte van 0,40 m + NAP. Ook wijst het Wetterskip op een afkooprege- ling voor het onderhoud van de toename van de boezemkade. Ook is een ver- gunning op grond van de Waterwet vereist. De overige aandachtpunten van het Wetterskip hebben betrekking op de uitvoering van het bouwwerk. Het Wet- terskip gaat ervan uit dat de adviezen worden opgevolgd en geeft een positief wateradvies af.

Geconcludeerd kan worden dat er in het plangebied geen beperkingen voor het bestemmingsplan op het gebied van water aanwezig zijn.

4.7 Luchtkwaliteit

Op 1 maart 1993 is de Wet milieubeheer (Wm) in werking getreden. Onder an- dere de Europese regelgeving voor de luchtkwaliteit is met de inwerkingtreding van de wijziging van de Wm (onderdeel luchtkwaliteitseisen) op 15 november 2007 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt.

Uitgangspunt van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwa- liteit (NSL). Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Hierin is be- paald wanneer en hoe overschrijdingen van de grenswaarden voor de lucht- kwaliteit moeten worden behandeld. In het NSL worden ook nieuwe ontwikke- lingen zoals plannen voor de bouw van woningen overwogen. Plannen die bin- nen het NSL passen, hoeven niet meer te worden beoordeeld aan de grens- waarden voor luchtkwaliteit. Ook plannen die niet ‘in betekende mate’ (nibm) gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit hoeven niet meer aan deze grenswaar- den te worden beoordeeld. De eisen om te kunnen beoordelen of bij een plan sprake is van nibm, zijn vastgesteld in de algemene maatregel van bestuur (AMvB)-nibm.

In de AMvB-nibm is bepaald dat nadat het NSL of een programma voor de regio is vastgesteld een grenswaarde van 3% afname van de luchtkwaliteit als nibm kan worden aangeduid. Dit betekent een toename van ten hoogste 1,2 micro- 3 gram per m NO2 of PM10. Gezien de zeer beperkte ontwikkelingen binnen het plangebied, het bouwen van een botenloods en een functiewijziging zodat de situatie op grond van het bestemmingsplan overeenkomt met de feitelijke si- tuatie, staat vast dat de grenswaarde van 3% niet zal worden overschreden. De botenloods is voor privégebruik en zal daarom geen extra verkeersaantrekken- de werking hebben ten opzichte van de reeds bestaande situatie in het plange- bied. De functiewijziging van de stoeterij naar een burgerwoning en de be- drijfswoning naar een burgerwoning heeft geen extra verkeersaantrekkende werking, omdat het voorliggende bestemmingsplan een legaliserende werking heeft ten aanzien van reeds ontstaan gebruik van de bebouwing op het per- ceel. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

24 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

Geconcludeerd kan worden dat er in het plangebied geen beperkingen voor het bestemmingsplan op het gebied van luchtkwaliteit aanwezig zijn.

4.8 B o d e m

In het kader van het landelijk project “Landsdekkend Beeld Bodemverontreini- ging” is in 2003 en 2004 in Fryslân een (vrijwel) provinciedekkende inventarisa- tie uitgevoerd naar bodemlocaties waarvan op grond van historische gegevens het vermoeden bestond dat er sprake van bodemverontreiniging zou kunnen zijn, de zogenaamde “verdachte” locaties. Al deze gevonden locaties zijn in een database verzameld. Tevens zijn bodemonderzoeksrapporten, die bij de gemeenten en de provincie aanwezig zijn, ingevoerd in de gemeentelijke bo- deminformatiesystemen. De meeste locaties leveren geen onaanvaardbaar risi- co op en kunnen worden aangepakt wanneer er nieuwbouw, wegaanleg of ei- gendomsoverdracht plaatsvindt.

Een bepaalde mate van bodemverontreiniging hoeft in veel gevallen niet direct een probleem op te leveren. In veel gevallen zal historisch onderzoek inzake de betreffende verdachte locatie kunnen uitwijzen of er voldoende aanleiding is om ook bodemonderzoek te laten uitvoeren. Met een oriënterend bodemon- derzoek en/of een nader bodemonderzoek kan vastgesteld worden of er inder- daad sprake is van bodemverontreiniging, en zo ja, in welke mate en van wel- ke omvang. Op basis van een nader onderzoek kan de provincie bepalen of er een noodzaak is tot gedeeltelijke of gehele sanering van de locatie en of er beveiligingsmaatregelen getroffen moeten worden. Daarbij zal ook de huidige en/of toekomstige bestemming en het gebruik van de locatie een rol spelen uit welke saneringsvarianten kan worden gekozen.

Voor het plangebied is reeds bodemonderzoek uitgevoerd. Het betreft een Verkennend milieukundig bodemonderzoek, opdrachtnummer VN-52842-1 van 1 december 2010. Het rapport is als bijlage 2 bij de toelichting opgenomen.

De belangrijkste conclusies uit het rapport zijn: - Uit de resultaten van het verkennend milieukundig bodemonderzoek, uitgevoerd op het perceel aan de Eastwei 6 te Oppenhuizen, blijkt dat plaatselijk in het opgeboorde bodemmateriaal bijmenging met slib of betonbrokjes is waargenomen. - Analytisch worden in het mengmonster van de bovengrond, wat betreft de gemeten parameters, geen verontreinigingen aangetoond. De gehal- tes blijven onder de achtergrondwaarden of detectiegrens. - In het geanalyseerde mengmonster van de ondergrond is een lichte ver- ontreiniging met lood vastgesteld. Het gehalte blijft onder de tussen- waarde en geeft geen aanleiding tot nader onderzoek.

25 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012 - Het grondwatermonster van peilbuis B-1 bevat, wat betreft de gemeten parameters, een lichte verontreiniging met barium, xylenen en nafta- leen. De gehaltes blijven onder de grenswaarden en geven geen aanlei- ding tot nader onderzoek. De gehaltes van de overige gemeten parame- ters in het grondwater liggen beneden de streefwaarden of de detectie- grens. Het grondwater is na het bemonsteren 1 dag te laat ingezet voor de analyses. Om deze reden wordt hiervan een melding gemaakt op het analyseformulier. Ervaring leert dat 1 dag nauwelijks tot geen conse- quenties heeft voor de uitslag van de analyses. De monsters zijn in de tussenliggende periode ook gekoeld opgeslagen geweest.

De lichte verontreinigingen in de ondergrond en het grondwater vormen geen verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of milieu. De noodzaak voor vervolgonderzoeken is niet aanwezig. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt hoeven er geen beperkingen aan de gebruiks- c.q. bestemmingsmogelijkheden van het terrein te worden gesteld.

Geconcludeerd kan worden dat er in het plangebied geen beperkingen voor het bestemmingsplan op het gebied van bodem aanwezig zijn.

26 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

5 Planbeschrijving

In hoofdstuk 1 is al aangegeven dat dit bestemmingsplan is opgesteld5 naar aan- leiding van een verzoek tot het vastleggen van de feitelijke situatie op het perceel aan de Eastwei 6 in Oppenhuizen.

Het perceel aan de Eastwei 6 te Oppenhuizen is door middel van het voorlig- gende bestemmingsplan verdeeld in 2 percelen, waarop de woonbestemming van toepassing is. Onderstaand figuur geeft inzicht in de feitelijke situatie op de gronden behorende tot de Eastwei 6 te Oppenhuizen.

F i g u u r 7 . Situatietekeni ng plangebied

Op perceel A is een stoeterij gevestigd. De stoeterij is aangemerkt als woning op het perceel. Aansluitend aan de stoeterij vindt buitenberging van goederen plaats. Op perceel A is tevens een chalet aanwezig. Het chalet wordt gebruikt als berging/tuinhuisje en valt dan ook onder de bouwregels voor bijgebouwen. De botenloods is door middel van het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Op perceel B is het landhuis aangemerkt als woning. Op de situatietekening staat een aantal gebouwen dat wordt gesloopt. Het betreft diverse bergingen, een hondenbench en een bootport met steigers. Het tuinhuis en het gastenver- blijf zijn ondersteunend aan de woonfunctie. Zowel het tuinhuis als het gas- tenhuis mag niet worden gebruikt voor permanente bewoning. De houtschuur

27 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012 betreft een berging op het perceel. De haven, draaibrug en de steigers beho- rende bij perceel B zijn inbestemd.

De feitelijke inrichting van de gronden voor erfinrichting en tuin zijn inbe- stemd via de woonfunctie, ter versterking van het woongenot. Dit geldt ook voor het aanwezige water binnen de woonbestemming. Vlonders, steigers en bruggen zijn expliciet benoemd in de bouwregels van de woonbestemming in het voorliggende bestemmingsplan.

Aan It Ges, voor een deel vallend binnen het plangebied, is een haven en stei- gers en een draaibrug mogelijk gemaakt. Het betreft hier particulier bezit.

Voor het bestemming van het perceel A en B aan de Eastwei 6 te Oppenhuizen is aansluiting gezocht bij de woonbestemmingen zoals opgenomen in de be- stemmingsplannen van de voormalige gemeente Wymbritseradiel. Dit brengt met zich mee dat hoofdgebouwen (woningen) in een bouwvlak zijn opgeno- men. Het betreft de stoeterij en het landhuis. Voor de overige aanwezige be- bouwing is geen nadere situering op het perceel aangegeven. Aansluiting is ge- zocht bij de regeling voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Binnen de woonbestemmingen is, per woonperceel, ten hoogste 100 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Op deze 100 m² moet de reeds op het perceel A en perceel B aanwezige bebouwing in min- dering worden gebracht. Deze voorwaarde is opgenomen in de bouwregels van de woonbestemmingen. Op de percelen A en B kan op deze wijze, per perceel, niet meer dan 100 m² buiten het bouwvlak worden gebouwd.

28 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

6 Juridische toelichting6

6.1 Bestemmingsplanprocedure

De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het kort ziet deze procedure er als volgt uit:

1 . V o o r b e r e i dingsprocedure Een voorontwerpbestemmingsplan wordt opgesteld door het College van Bur- gemeester en Wethouders en wordt voor overleg toegezonden aan een aantal in artikel 3.1.1 van het Bro genoemde instanties. Het College van Burgemees- ter en Wethouders reageert op het overleg (ex artikel 3.1.1 Bro) door in de toelichting van het plan op de gemaakte op- en aanmerkingen in te gaan en aan te geven welk standpunt de gemeente daarover inneemt.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen inspraak doorlopen. Het betreft een vastleggen van een feitelijke situatie op een perceel in particulier eigen- dom. Op grond van het voorliggende bestemmingsplan zijn heel beperkt nieu- we ontwikkelingen toegestaan. Voor het bouwen van de botenloods is het voorliggende bestemmingsplan ter overleg aangeboden aan de gebruikelijke in- stanties.

2 . Vaststellingsprocedure Vervolgens wordt het ontwerpplan, na een officiële aankondiging daartoe in de Staatscourant en in een of meer dag- of nieuwsbladen, gedurende 6 weken ter gemeentesecretarie ter inzage gelegd (eerste terinzagelegging). De kennisge- ving dient tevens langs elektronische weg plaats te vinden. Een ieder kan ge- durende deze periode een zienswijze kenbaar maken bij de gemeenteraad. De gemeenteraad neemt omtrent het ontwerpbestemmingsplan en de daarover kenbaar gemaakte zienswijzen een besluit en stelt het plan (eventueel in ge- wijzigde vorm) vast.

3 . Bekendmakingsprocedure Nadat het plan door de gemeenteraad is vastgesteld wordt het besluit tot vast- stelling van het plan binnen twee weken (zes weken indien het bestemmings- plan gewijzigd is vastgesteld) na de vaststelling bekend gemaakt. De kennisge- ving wordt tevens in de Staatscourant geplaatst en langs elektronische weg be- kend gemaakt.

29 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012 4 . Procedure Raad van State Uitsluitend degenen die eerder zienswijzen hebben ingediend bij de gemeente- raad kunnen nu in beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak bij de Raad van State. Het besluit tot vaststelling treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn (zes weken) afloopt, tenzij binnen de beroeps- termijn tevens een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend. Dan treedt het bestemmingsplan niet eerder in werking dan nadat de Voorzitter op het verzoek heeft beslist. De Afdeling beslist op een beroep binnen 12 maan- den na afloop van de beroepstermijn.

6.2 Juridische vormgeving

6 . 2 . 1 A l g e m e e n

Een bestemmingsplan bevat op basis van artikel 3.1.3 Bro naast de bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening voorgeschreven bestemmingen en re- gels, in elk geval: a. een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen; b. een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven.

6 . 2 . 2 Afstemming op ande re wetten en v e r o r d e ningen

WATERSCHAP Bij activiteiten waarbij ook belangen van het waterschap een rol spelen, vindt overleg plaats met het waterschap. Daarnaast blijft de Keur onverminderd van toepassing.

6 . 2 . 3 Omschrijving bestemmingen

Uitgangspunt voor de bestemmingsdifferentiatie is de in de toelichting aange- geven functionele structuur. In verband daarmee is onderscheid gemaakt tus- sen de volgende bestemmingen: - Water; - Woongebied.

WATER De gronden bestemd voor ‘Water’ betreffen It Ges. De gronden zijn bestemd voor water en oeverstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen. De in de bestemming aanwezige steigers en bruggen zijn aangeduid op de verbeelding. De haven binnen de bestemming is toegestaan op grond van de bestemmings- omschrijving. In de bestemming mag voor wat betreft gebouwen niks worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers en brug-

30 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

gen, mogen worden gebouwd tot een bouwhoogte van 3 m. De bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt gemeten vanaf het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land (denk aan de botenloods).

De woningen op de percelen A en B kennen de bestemmingen ‘Woongebied - A’ ‘WOONGEBIED - A’ EN en ‘Woongebied - B’. De voor bestemmingen ‘Woongebied - A’ en ‘Woongebied ‘WOONGEBIED - B’ - B’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen. Tevens zijn groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water in de be- stemming begrepen. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan de in de bouwregels aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen. Het aan- tal woningen mag niet meer dan één woning per bouwvlak bedragen.

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdge- bouw te worden gebouwd. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebou- wen mag niet meer dan 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd. De bouwhoogte van vrijstaande bijge- bouwen mag niet meer dan 5,5 meter bedragen. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 7 meter bedragen. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijge- bouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen verminderd met de aanwezige bebouwing die is gesitueerd buiten het bouwvlak.

In de bestemming ‘Woongebied - A’ is ter plaatse van de aanduiding “opslag” is een buitenberging gerealiseerd, voorzien van een hekwerk. Voor een deel is deze buitenberging overkapt. Ook is de botenloods voorzien van een aandui- ding. Voor de botenloods zijn maatvoeringvereisten in de bouwregels opgeno- men.

In de bestemming ‘Woongebied - B’ is een gastenverblijf toegestaan. Dit gas- tenverblijf is door middel van een aanduiding op de kaart opgenomen. De toe- gestane oppervlakte en maatvoering is in de bouwregels opgenomen.

31 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012

7 Uitvoerbaarheid7 7.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van de Grondexploitatiewet moet een exploitatieplan worden opge- steld wanneer er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Dit is anders wanneer de kosten bij de vaststelling van het bestem- mingsplan anderszins zijn verzekerd. Dan vervalt deze verplichting. De ge- meenteraad moet uitdrukkelijk besluiten dat een exploitatieplan niet wordt vastgesteld omdat de uitvoerbaarheid anderszins verzekerd is.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt een beperkte ontwikkeling mogelijk, het bouwen van een botenloods. Voor het overige is het voorliggende bestem- mingsplan conserverend van aard. Bij het bouwen van een botenloods is geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Bro. Op de ge- meenteraad rust niet de verplichting om op grond van de Grondexploitatiewet over te gaan tot kostenverhaal. Om deze reden hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld, ook hoeven de plankosten niet anderszins verzekerd te zijn.

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid is de conclusie dat er geen sprake is van kostenverhaal op grond van de Grondexploitatiewet. Bij de vast- stelling van het plan zal de gemeenteraad worden gevraagd om te besluiten geen exploitatieplan vast te stellen. Het voorliggende bestemmingsplan mag op grond van het bovenstaande economisch uitvoerbaar worden geacht.

7.2 Maatschappelijke uitvoe r b a a r h e i d

De resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro komen in deze paragraaf aan de orde.

7 . 2 . 1 O v e r l e g

Het voorontwerpbestemmingsplan is ter overleg ex artikel 3.1.1. Bro aan over- leginstanties aangeboden. Van de provincie Fryslân is een overlegreactie ont- vangen. Deze overlegreactie is als bijlage 4 bij de voorliggende toelichting op- genomen. De provincie geeft aan dat de provinciale belangen op een juiste wijze in het plan zijn verwerkt. Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Wanneer het plan in de ontwerpfase niet wezenlijk wordt gewijzigd, is toezending van het plan niet nodig.

33 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012 7 . 2 . 2 I n s p r a a k

Over het voorliggend bestemmingsplan heeft geen inspraak plaatsgevonden.

34 027.15.47.01.01.toe - Bestemmingsplan Eastwei 6 in Oppenhuizen - 21 juni 2012