NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 1995 97

OPMERKELIJKE LUIKS-LIMBURGSE KRIJTFOSSIELEN

DEEL L EEN BOEKETJE RUDISTEN UIT MAASTRICH

John W.M.Jagt. Natuurhistonsch Museum Maastncht. Postbus 882, 6200 AW Maastncht Math. J Janssen. Miradorplein I I, 6222 TD Maastncht

Het is al vaker gebleken dat vondstmeldingen van opmerkelijke telheid te verdwijnen. En dat ondanks het feit fossielen uit het type Maastrichtien zoals ontsloten in diverse dat ze plaatselijk beslist niet zeldzaam zijn en kalksteengroeves, waaronder die van de ENCI, gelijke tred er met een beetje moeite en geluk een flinke collectie is op te bouwen. Goed beschouwd houden met de exploitatie van de verschillende niveaus in die zijn deze tweekleppigen aan een grondige re• groeves. Om die reden is besloten een serie artikelen te v/ijden visie toe, te meer omdat we nu in staat zijn de aan dergelijke vermeldensv/aardige fossielvondsten: onder• stratigrafische verspreiding van de soorten staand relaas is deel I in deze serie. precies aan te geven, steunend op een gede• tailleerde indeling van het Krijtpakket (FELDER, Een aantal maanden geleden werd in de ENCI-groeve een 1975). Kan onderstaand relaas misschien het aanvang gemaakt met het afgraven van het onderste en middel• startsein zijn? ste deel van de Kalksteen van Meerssen (Formatie van Maas• tricht). Kenmerkend voor deze kalksteen is het voorkomen van BESCHRIJVING een aantal min of meer chaotisch afgezette bryozoënlagen. Gebleken is dat in één van de dikkere lagen regelmatig vreemd uitgedoste tweekleppigen, de zogeheten rudisten, voorkomen, Tijdens één van de door de Nederlandse en dat één bepaalde soort, Hippurites lapeirousii, sterk over• Geologische Vereniging Afdeling Limburg georganiseerde verzameltrips in de ENCI- heerst. Rudisten waren gezellige dieren, die graag in groepjes groeve in september 1994 kwam het hieron• bij elkaar zaten op de zeebodem; clusters van hun schelpen der beschreven 'rudistenboeketje' (figuur I) worden wel vaker aangetroffen, maar een mooi gevormd te voorschijn. De tweede auteur verzamel• 'boeket' zoals dat hieronder wordt voorgesteld, behoort tot de de het in het midden van de Kalksteen van Meerssen, tesamen met nog een aantal losse zeldzaamheden. rudisten. Over de determinatie van deze vondst hoeft geen twijfel te bestaan; Hippuri• tes lapeirousii (GOLDFUSS, 1840), de meest voorkomende soort. Niets bijzonders dus, INLEIDING studie van de Limburgse rudisten een nieu• ware het niet dat de manier waarop de vier we impuls door het artikel van BAYLE. De door exemplaren (figuur I c) aan elkaar vastzitten hem voorgestelde soorten werden door late• wel speciaal te noemen is. Dat er in geen af• FAUJAS SAINT FOND (1799) re auteurs als BOSQUET (1860, 1868) en Drie van de schelpen zijn van volwassen, beeldingen van rudisten te vinden zijn mag KUNGHARDT (1934) opnieuw in faunalijsten maar relatief slanke, individuen met totale gerust een mysterie worden genoemd, te opgevoerd, hoewel meer dan eens andere lengtes van 42.5, 39 en 32 mm; het vierde meer omdat hij wel veel minder vaak voor• namen werden gebezigd, waardoor het leek exemplaar lijkt, om welke reden dan ook, in komende fossielen de revue laat passeren. alsof er een behoorlijk aantal soorten voor• groei achtergebleven te zijn en meet 21.5 We kunnen slechts gissen naar de reden; kwam. Of dat werkelijk zo is valt te betwijfe• mm. Eén stadium in hun groei is goed herken• heeft hij ze niet herkend ? Zo'n vier decennia len. Binnen onze landsgrenzen schijnt na die baar; bij een totale lengte van ca. 15 mm trad later voerde Georg August GOLDFUSS (1840) tijd niemand écht geïnteresseerd geweest te een duidelijke groeistop op. De ornamenta• in zijn veel geroemde werk Petrefacta Ger- zijn in de Maastrichtse rudisten; pas in 1940 tie is kenmerkend voor de soort en bestaat maniae, op basis van materiaal uit Maastricht, kwamen ze opnieuw in de belangstelling (VAN uit vrij forse ribben, waartussen zich af en toe een aantal nieuwe rudistensoorten in, waar• DE GEIJN, 1940) en werd een nieuwe soort een tussenrib inschakelt, en die soms nog onder hlippurites Lapeirousii. In 1858 kreeg de geïntroduceerd, om daarna weer in de verge• vóór de rand zwakker worden of geheel ver- 98 4-4 1995 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

FIGUUR t. Hippurites lapeirousii (GOLDFUSS, 1840), verschillende aanzichten; middelste deel Kalksteen van Meerssen (Formatie van Maastricht, laat Maastrichtien, groeve ENCI-Maastricht, september 1994, collectie M.j. Janssen, no. 308, x 1.5 (foto's: G. Steijn).

dwijnen. De diameter van de drie grote rond de Middellandse Zee), dan kan dat toch fuss, PetrefactaGermaniae, p. 303, pl. 165,fig. exemplaren varieert tussen 19 en 21 mm. VAN alleen maar in hun voordeel spreken ? 5a, b, c, e, f (mais exclus, fig. 5d) ( 1840).' DE GEIJN (1940) geeft diameters op van 25 tot Uit de voorhanden zijnde literatuur werd een 35 mm; hieruit blijkt dat onze exemplaren re• kleine selectie gemaakt, die hieronder kort Daarbij merkt hij op dat hij beide zeer uitge• latiefslank zijn, wat ongetwijfeld veroorzaakt wordt besproken. breid heeft vergeleken en komt tot de con• is door de groeiwijze in 'boeketvorm'. DECHA- De soort waartoe het ENCI-boeketje be• clusie dat H. radiosus uit het 'craie supérieure SEAUX (1969, p. N764) zou zelfs Maastrichtse hoort, Hippurites lapeirousii, werd door du department de la Dordogne' (DES MOU• rudisten in haar handen gehad kunnen hebben GOLDFUSS ( 1840) ingevoerd, ter ere van een LINS, 1826) dezelfde is als H. lapeirousii van toen ze schreef,all rudists grew attached, zekere Picot de Lapeirouse, die in 1775 voor Goldfuss, en dat, 'L'Hippurites Lapeirousii, either intermingled with other organisms, par• het eerst rudisten afbeeldde (zie PlVETEAU, Goldfuss, devra donc désormais porter le ticularly , or, when in an erect position, 1952, p. 325, pl. I ). Het originele materiaal is nom d'H, radiosus. Des Moulins' (BAYLE, 1858, in clusters of varying magnitude.' nog aanwezig, onder nummer 1065a-e, in de p. 212). Later is gebleken dat hij er naast zat, Goldfuss typecollectie aan het Institut für en dat H. lapeirousii wel degelijk een zelfstan• Paläontologie van de universiteit , en dige soort is. DISCUSSIE alles wijst erop dat deze stukken ook uit de BAYLE noemt voor Maastricht en Valkenburg Kalksteen van Meerssen afkomstig zijn. Toch ook nog (in originele nomenclatuur): Sphae- werd niet lang na deze beschrijving in twijfel rulites Hoer)inghausi Des Moulins, Sphaerulites Uit de hierbovenstaande inleiding mag blijken getrokken of het daadwerkelijk om een zelf• Faujasi Bayle, Radiolites trigeri Bayle en Radioli- dat de Maastrichtse rudisten eigenlijk maar standige soort ging. BAYLE ( 1858), die mate• tes sp., en merkt voor de één na laatste soort zelden tot de verbeelding van de dames en riaal uit Maastricht en Valkenburg in handen op (p. 215) dat, 'Je désire vivement que dans heren paleontologen hebben gesproken, en had, verkregen via zijn illustere collega's Tri- un de ses prochains voyages à Maestricht, M. ook nu nog zal menig verzamelaar deze op ger en de Köninck, noemde vier soorten, Triger soit assez heureux pour rencontrer la het eerste gezicht voor koralen doorgaande waaronder Hippurites radiosus Des Moulins. coquille de cette espèce, qui plus que jamais tweekleppigen links laten liggen. Toch wordt Over deze soort schrijft hij letterlijk: alors méritera de conserver le nom que je tijdens het doorbladeren van recente paleon• tiens en réserve pour elle, si elle est nouvelle tologische literatuur duidelijk dat ze beter 'Cette espèce est déjà connue depuis long• bien entendu.' Zijn interesse was dus duide• verdienen. En, zeg nu zelf, als er op gezette temps à Maestricht. Goldfuss l'a décrite et lijk gewekt. Interessant is verder te zien dat tijden groepen 'rudistologen' (GRUBIC, 1989) figurée dans son grand ouvrage (I) sous le hij al constateerde dat 'H. radiosus' en S. föu- bijeenkomen voor 'scientific meetings' (liefst nom d'Hippurites Lapeirousii. ( I ) Voyez Gold- jos/voorkwamen in het allerhoogste deel van NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 4-4 1995 99

het Maastrichtse Krijt (onze Kalksteen van biotopen (PHILIP, 1985; MASSE & PHILIP, 1986). amateur-paleontologen en verzamelaars die Meerssen, middelste deel) en dat S. hoening- Gebleken is dat ze grotendeels beperkt zijn hen ervan weerhoudt dieper in deze interes• hausi iets lager optrad, in 'couches où les tot laat-kretaceische rifvormingen, met name sante groep te duiken. Want dat hij interes• Ostrea larva, O. frons. Pecten striato

In een in tweeën geknipt, kort artikel gaf VAN vormend zijn. Noordwesteuropese voorko• ven door SKELTON (1976, 1978, 1979, 1985)

DE GEIJN ( 1940) een kort historisch overzicht mens beperken zich voornamelijk tot grof• en SKELTON & WRIGHT (1987). en beschreef daarna alle rudistensoorten uit korrelige kalkfacies (Trümmerkalk in Duitse de collecties van het Natuurhistorisch Ge• literatuur) uit het Santonien en vroeg Cam• Tot slot: waarom rudisten zijn uitgestorven, nootschap en van Max Meijer, afkomstig van panien van Zuid-Zweden (Skäne; LUNDGREN, en klaarblijkelijk al lang vóór de K/T grens, is de Pietersberg en van Geulhem. Over Hippu• 1870) en Noordwest-Duitsland (Harz; MÜL• nog steeds onderwerp van discussie. Mis• rites lapeirousii (door haar als Orbignya ' lapei• LER, 1890), en, uiteraard, uit het laat Maas• schien zijn ze ten prooi gevallen aan wat in rousii opgevoerd), merkte zij op (p. 52) dat, trichtien van Maastricht en omgeving. KÜHN recente literatuur wordt aangeduid als de 'Souvent on trouve quelques exemplaires (1949) weerlegde de toen heersende opvat• 'Mesozoic Marine Revolution', een toename rattachés les uns aux autres.' Daarnaast somt ting dat de doorgaans kleine rudisten uit in predatiedruk die een belangrijke invloed zij nog de volgende soorten op: Noordwest-Europa lagere watertemperatu• had op prooidieren en een beroep deed op ren suggereerden in vergelijking met hun hun aanpassingsvermogen. Dat gold natuur• Zuideuropese neefjes. Hij toonde aan dat Orbignya sp. I lijk in versterkte mate voor die dieren die op slechts van een aantal groepen soorten kon• Praeradtolites haeninghausi [sic] (Des Moulins, 1826) een substraat gecementeerd zaten (HARPER den doordringen tot Noordwest-Europa en P. faujasi (Bayle) & SKELTON, 1993) en dus noodgedwongen al• dat, zoals SCHMID (1975, p. 308) het ver• P. cremers/van de Geijn (NHMM 003202, holotype) les passief 'over zich heen' moesten laten woordt, 'Die kleinwüchsigen Formen [....] als ßiradiolites royana (d'Orbigny, 1847) en komen. Bewohner bewegten Flachwassers mit klas• Biradiolites sp. JONES & NICOL (1986) merkten op dat de ru• tischen Sedimenten (Trümmerkalke) aufzu• disten hun hoogste diversiteit bereikten vlak fassen [sind], was besonders durch Ausbil• VAN DE GEIJN'S observatie (p. 57) dat, 'Pour voor dat ze uitstierven, en dat mogelijk hun dung konisch gestalteter Becherklappen cha• autant que j'ai pu l'observer, la plupart des 'tropical provinciality' het uitsterven in de rakterisiert wird.' Deze omschrijving is zon• Hippurites se trouvent dans les couches à hand heeft gewerkt. Deze auteurs (p. I 13) der meer op de meeste Maastrichtse rudis• Bryozoaires Mdl et Md3 et dans les gise• postuleerden daarnaast ook dat, 'Like her- ten toepasbaar. KÜHN (1949) merkte ook op ments de calcaires situées au-dessus et au- matypic corals, they apparently had a rapid dat geen enkele van de uit het type Maastrich• dessous de ces couches' is door recent veld• growth rate. They were in the main ste• tien bekende rudistensoorten identiek was werk bevestigd en lijkt er dus op te wijzen dat nothermal and stenohaline and occupied a aan mediterrane soorten, maardatmeerver- de rudisten in het typegebied van het Maas• shallow marine habitat in warm water. The• wantschap bestond met Atlantische soorten, trichtien al vóór de K/T (Krijt-Tertiair) grens se bivalves may have been dependent upon die dan via West-Frankrijk Maastrichten om• verdwenen zijn QAGT, in prep.). Het eerste certain types of phytoplankton that either geving bereikt zouden moeten hebben tij• optreden van 'echte' rudisten (families Hip- disappeared or were greatly reduced at the dens het laat Maastrichtien, ervan uitgaande puritidae Gray, 1848 en Radiolitidae Gray, end of the Cretaceous.' dat het geen endemische soorten waren. 1848) situeert zich, voor zover ons bekend, Nog genoeg stof voor discussie dus: mis• Blijkbaar konden tijdens het late Krijt diver• in het midden van de Kalksteen van Nekum schien kunnen de Maastrichtse rudisten tot se soorten tot ver in Noordwest-Europa (groeve Ankerpoort-Nekami, Bemelen; ma• nieuwe inzichten leiden. Dat houdt echter doordringen, maar afgezien van de al ge• teriaal in NHMM, W.M. Felder collectie), wel in dat ze vanaf nu weer voor 'vol' aange• noemde 'Trümmerkalk' facies [hoewel hoewel, voor de goede orde, ook vertegen• zien moeten worden. VOIGT (1951) uit het laat Maastrichtien van woordigers van het genus Gyrop/euro Douvil- Ilten/Hannover geen rudisten opvoert], gaat lé, 1887, tot de rudisten (familie Monopleu- het doorgaans om wat de Duitsers 'Einzel- ridae Munier-Chalmas, 1873) gerekend wor• funde' plegen te noemen. Deze term drukt SUMMARY den. Deze komen in het Luiks-Limburgse precies uit wat bedoeld wordt, en is eigenlijk Krijt al voor in het Vroeg en Laat Campanien, niet te vertalen. Voorbeelden van zulke 'Ein- REMARKABLE CRETACEOUS zijn regelmatig aan te treffen in de Kalksteen zelfunde' zijn de vondsten beschreven door FROM LIEGE-LIMBURG van Emael, en doen sterk denken aan exogy- SCHMID (1975) en REITNER (1991). Vergelijk• PART I. A BOUQUET OF rine oesters. bare rudisten-zeldzaamheden zijn uit Frank• RUDISTIDS FROM MAASTRICHT Tot zover de min of meer gedetailleerde rijk (BRETON & DEBRIS, 1986) en de Verenig• taxonomische studies die betrekking hebben de Staten (COBBAN et ai, 1991) beschreven. The finding is described of four conjoint op Maastrichtse rudisten. specimens of the Hippuritid Rudistid Hip• purites lapeirousii (GOLDFUSS, 1840), in an ar• In een groter paleobiogeografisch verband De complexe bouw van rudisten (PERKINS, rangement resembling a bouquet, from the zijn rudisten uitermate geschikt gebleken 1969) en het enorme aantal morfologische middle part of the Meerssen Member voor reconstructies van eertijdse zeestro• begrippen dat gehanteerd wordt vormen (Maastricht Formation) as exposed at the mingen, tektonische bewegingen en speciale ongetwijfeld een grote drempel voor de vele ENCI quarry (Maastricht). This species is NATUURHISTORISCH MAANDBLAD 100 84-4 1995

Contributions to and Stratigraphy. Bull. U.S. Lunds Univ AR^skr. 6 (1869): 1-12, I pl, the commonest of the late Maastrichtlan geol. Sun/.. I985D: iv + DI-D8, 3 pis. MASSE, J.-P. & J. PHIUP, 1986. L évolution des Rudistes au Rudistlds known to date from the Maas• regard des pnncipaux événements géologiques du Crétacé. DECHASEAUX. C, 1969. Mode of life. In: MoORE. RC. & Bull. Centres Rech. Explor-Prod. Elf-Aquitaine. 10(2): 437- trichtlan type area. A brief historical ac• TEICHERT. C. (reds.). Treatise on Paleontology. Part N 2, 6, Bivalvia: N764, N765. Geological 456. count of Rudist studies is presented, and Society of America. Boulder/University of Kansas Press, MÜLLER, G., 1890. Die Rudisten der Oberen Kreide am

the hope is expressed that in the (near) fu• Lawrence. nördlichen Harzrande. Jb. kgl. preuß. geol. Landesamt 1889: 137-148. pl 18. ture these odd creatures will receive the DECHASEAUX, C. & A.H. COOGAN. I 969. Family Hippuntidae PERKINS. B.F.. I 969. Rudist morphology. In: MoORE, RC. & attention they deserve. Gray. 1848. In: MOORE, RC & TEICHERT, C. (reds.). Tneatise on Invertebrate Paleontology, Part N 2, Mollusca 6, Bivalvia: TEICHERT, C. (reds.) Treatise on Invertebrate Paleontology, N799-N803. Geological Society of Amenca. Boulder/ Part N 2, Mollusca 6, Bivalvia: N751-N764, Geological University of Kansas Press. Lawrence. Society of Amenca, Boulder/University of Kansas Press, Lawrence. NOOT DES MOUUNS, C, 1826. Essai sur les Sphéru/ites qui existent I. Voor het genus Hippuntes Lamarck, 1801 zijn nogal wat dans les collections de MM. F. Jouannet et C. des Moulins, et PHIUP.J., 1985. Sur les relations des mar;gestéthysiennesau synoniemen in omloop, waaronder Orbignya Rscher, 1887; considérations sur la famille à laquelle ces fossiles Campanien et au Maastnchtian déduites de la distribution des Rudistes. Bull. Soc. géol. France, (8)5: 723-73 I. zie DECHASEAUX & COOCAN. 1969: VOKES. 1980 De soorT appartiennent. Bull. Hist. nat Soc. linn. Bordeaux, 1: 141 -143, 'lapeirousii' moet niet verward met het genus Lapeirousia FAUJAS SAINT FOND, B.. 1799. Histoire naturelle de la PlVETEAU.J., I9S2(RED.). Rudistae Lamarck 1819. In:Traité èayle, 1878, uit de familie Rodiol/tidae montagne de Saint-Pierre de Maestricht, 263 pp„ 53 pis. de Paléontologie, 2. Brachiopodes, Chétognathes, Annélides, Pans (H.J, Jansen). Géphr/riens, Mollusques: 323-364. Pans (Masson et Cie). . Erster Nachweis eines Rudisten (Durania FELDER. W.M., 1975. Lithostratigrafie van het Boven-Krijt ' REITNER. J.. 1991 en het Dano-Montien in Züid-Limbur^g en het aangren• mononi(Mantell 1833))ausderMittelkreidevonHelgoland. Geol. Jb.. A120: 271-279, 2 pis, DANKWOORD zende gebied. In: ZAGWIJN. W.H. & VAN STAALDUINEN. CJ. (reds.). Toelichting bij geologische overzichtskaarten van SCHMID. F.. 1975. Erster Fund des Hippunten Agnopleura De foto's werden gemaakt door C. Steijn, waarvoor Nederiand: 63-75. Haariem (Rijks Geologische Dienst). suecica (Lundgren) im nordwestdeutschen Ober-Campan (Misburg bei Hannover). Ben naturhist. Ges. Hannover onze dank. GEIJN, W.A.E. VAN DE, 1940. Les Rudistes du tuffeau de Maestricht (Sénonien supéneur). Natuurhist. Maandbl.. 119: 303-313. I pl 29(4): 51. 52; (5): 53-57, SKELTON, P.W., 1976. Functional morphology of the Hippuntidae. Lethaia. 9: 83-100. GOLDFUSS, A., 1840. Petrefacta Germaniae. 2(7): 225-3 12. SKELTON, P.W.. I 978. The evolution of functional design LITERATUUR Düsseldori" (Amz & Co.). in rudists (Hippuntacea) and its taxonomic implications. GRUBICA., 1989. Rudistologists Convene Episodes. 12(2): Phil. Trans, r. Soc. Lond.. B284: 305-3 18. 127, 128. BAYLE. E.. 1858. Sur ies Rudistes découverts dans la craie SKELTON, P.W., 1979. Greganousness and proto- de Maëstncht. Buil. Soc. géol, France, (2) 15: 210-218, pl, 3, HARPER, E,M. & P.W. SKELTON, 1993. The Mesozoic cooperation in rudists (Bivalvia). In: . & B.R. Manne Revolution and epifaunal bivalves. In: A.W. LARWOOD, G BOSQUET. J., 1860. In: STARING, W.C.H., 1860. De bodem JANSSEN. ROSEN (reds). Biology and systematics of colonial organisms. van NedeHand. De zamenstelling en het ontstaan der & JANSSEN, R, (reds,). Proceedings Symposium 'Molluscan Syst. Assoc. Spec. Vol.. 1 1: 257-279. gronden in NedeHand ten behoeve van het algemeen Palaeontology', I I th Intemational Malacological Congress. SKELTON, P.W., 1985. Preadaptation and evolutionaiy inno• beschreven. Tweede deel: 361-418. Haarlem (A.C. Siena, Italy, 30th August-5th September 1992, Scripta vation in mdist bivalves. Spec. Pap. PalaeonL, 33: 159-173, Kruseman), Geol. Spec. Issue, 2: 127-153. A Caribbean njdist in prep. Late Maastnchtian and eariy SKELTON, P.W. & V.R WRIGHT. 1987. BOSQUET. J.. 1868. Liste des fossiles du massif crétacé du JAGT, J.W.M., bivalve in Oman: island hopping across the Pacific in the Palaeocene key index macrofossils in the Maastnchtian Limbourg. In: DEWALQUE, G, Prodrome dune descnption Late Cretaceous. Palaeontology, 30(3): 505-529, pis 61,62. type area (SE Netheriands. NE Belgium). Geol. Mijnbouw. géologique de la Belgique: 355-387, Liège O.-G. Canmanne). . Das Maastncht-Vori

KORTE MEDEDELING

dieren, die afgelopen najaar is gepubliceerd. 13.30 verloop van de winterslaap MINI-SYMPOSIUM De Hamster heeft de Rode Lijst echter niet (Rob Gubbels) HAMSTER gehaald door een gebrek aan recente gege• 14.00 ecologische aspecten van de Hamster

Op zaterdag 8 april organiseert de Vereniging vens. (Ed Gubbels) 14.30 koffie en thee voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescher• Afgelopen zomer heeft het Genootschap een 14.50 biotopen van de Hamster ming (VZZ) in samenwerking met de Zoog• inventarisatie laten uitvoeren naar het voor• (Leo Backbier) dierenwerkgroep van het Natuurhistorisch komen van de Hamster. Of dit zoogdier in• 15.20 aspecten van de hamsterinventarisatie Genootschap een themadag over de Ham• derdaad niet thuishoort op de Rode Lijst zal (René Krekels) ster. In West-Europa komt deze soort voor tijdens de themadag duidelijk worden. 15.50 sluiting in kleine, geïsoleerde populaties waardoor ze De bijeenkomst op 8 april vindt plaats in café kwetsbaar en bedreigd is. In ons land komt Zeezicht, Nobelstraat, Utrecht. Het pro• De toegang is gratis voor leden van de VZZ. de Hamster alleen in Zuid- en Midden-Lim• gramma luidt als volgt; Niet-leden betalen een tientje. Men dient zelf burg voor. I 1.30 ontvangst met koffie en thee voor de lunch te zorgen. Het leefgebied van de Hamster staat onder I 1.50 diapresentatie over de Hamster Inlichtinget): VZZ, tel. 030-544642, druk. De VZZ was daarom van mening dat de (René Krekels) Emmalaan 41, 3581 HP Utrecht. soort thuishoorde op de Rode Lijst van zoog• 12.30 lunchpauze