RAPPORT

Regge Inrichtingsplan Giethmen

Plangebied Giethmen-Dalmsholte

Klant: Waterschap Vechtstromen

Referentie: WATBF2647R001F02 Versie: 04/Finale versie Datum: 29 oktober 2018

HASKONINGDHV NEDERLAND B.V.

Chopinlaan 12 9722 KE GRONINGEN Water Trade register number: 56515154

+31 88 348 53 00 T [email protected] E royalhaskoningdhv.com W

Titel document: Regge Inrichtingsplan Giethmen

Ondertitel: Regge Plangebied Giethmen-Dalmsholte Referentie: WATBF2647R001F02 Versie: 04/Finale versie Datum: 29 oktober 2018 Projectnaam: Regge Projectnummer: BF2647 Auteur(s): Erik Rosendaal, Carien ten Cate, Alma de Vries, Hanita Zweers

Opgesteld door: Erik Rosendaal, Hanita Zweers

Gecontroleerd door: Carolien van der Ziel

Datum/Initialen: 08-10--2018

Goedgekeurd door: Carolien van der Ziel

Datum/Initialen: 31-10--2018

Classificatie Open

Disclaimer No part of these specifications/printed matter may be reproduced and/or published by print, photocopy, microfilm or by any other means, without the prior written permission of HaskoningDHV Nederland B.V.; nor may they be used, without such permission, for any purposes other than that for which they were produced. HaskoningDHV Nederland B.V. accepts no responsibility or liability for these specifications/printed matter to any party other than the persons by whom it was commissioned and as concluded under that Appointment. The integrated QHSE management system of HaskoningDHV Nederland B.V. has been certified in accordance with ISO 9001:2015, ISO 14001:2015 and OHSAS 18001:2007.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 i

Inhoud

1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Doel inrichtingsplan Giethmen-Dalmsholte 4 1.3 Ontwerpproces 4 1.4 Leeswijzer 5

2 De opgave & programma van eisen 6 2.1 Opgaven vanuit Natura 2000/PAS 6 2.2 Opgaven Natuurnetwerk Nederland (NNN) 7 2.3 Ecohydrologische randvoorwaarden vegetatietypen 9 2.4 Opgaven Europese Kaderrichtlijn Water 10 2.5 Meekoppelkansen vanuit landbouw en recreatie 11

3 Beschrijving plangebied Giethmen-Dalmsholte 12 3.1 Ligging 12 3.2 Huidig landgebruik en eigendomssituatie 13 3.3 Landschappelijke en cultuurhistorische waarden 13 3.4 Hoogteligging en bodem 15 3.5 Hydrologisch systeem 18 Oppervlaktewater 18 Grondwaterstanden en kwel 19 Overstromingsdynamiek 21 3.6 Natuurwaarden 22 3.7 Beheer en onderhoud 23

4 De inrichting vorm gegeven 24

5 Toekomstige situatie en effecten 27 5.1 Toekomstige waterloop, waterpeilen en afvoer 27 5.2 Hydrologische effecten 28 Grondwaterhuishouding 28 Overstromingsdynamiek 31 5.3 Beoordeling realisatie natuurdoelen 34 Natura 2000 beheerplan/PAS-maatregelen 34 Natuurnetwerk Nederland 34 KRW 35 Beheer 35 5.4 Effecten landbouw, gebouwen en infrastructuur 36

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 ii

5.5 Meekoppelkansen landbouw en recreatie 37

6 Uitvoerbaarheid van het plan 38 6.1 Wetten, regels en beleid 38 Wet natuurbescherming 38 Waterwet 39 Omgevingsvisie 39 Omgevingsverordening Overijssel – ontgrondingsvergunning 40 M.E.R-regelgeving 40 Gemeentelijk bestemmingsplan 41

7 Bronvermelding 42

Bijlagen Bijlage 1. Hydrologische basisgegevens (Waterschap, 2018) Bijlage 2. Bodemchemisch onderzoek Giethmen-Dalmsholte Bijlage 3. Natuurtoets (Royal HaskoningDHV, 2017) Bijlage 4. Overzichtstekening maatregelen Bijlage 5. Vergunningenscan

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 iii

1 Inleiding

1.1 Aanleiding De Beneden Regge, grenst aan het Natura 2000-gebied Vecht & Beneden-Reggegebied (zie Figuur 1-1). Natura 2000-gebieden zijn natuurgebieden die vanwege het voorkomen van zeer bijzondere natuur- waarden, waaronder habitattypen en dier- en plantensoorten, van Europees belang zijn.

Figuur 1-1 Globale ligging van het deelgebied Giethmen-Dalmsholte (rode stippellijn) t.o.v. Natura 2000 Vecht & Beneden- Reggegebied (bron ondergrond: AtlasProvincie Overijssel. 2017).

In het Natura 2000-beheerplan en de PAS-gebiedsanalyse voor het Vecht- en Beneden Reggegebied zijn specifiek maatregelen opgenomen om de gewenste instandhoudingsdoelen voor dit Natura 2000-gebied te behalen. Voor de Beneden Regge is het doel onder meer uitbreiding van stroomdalgraslanden en vochtige alluviale bossen (hierna beekbegeleidende bossen). De opgave van de Natura 2000/PAS voor het plangebied Giethmen-Dalmsholte is door het Waterschap Vechtstromen in samenwerking met betrokken partners in het gebied uitgewerkt in een verkenning ‘Samen Werkt Beter’ (Waterschap Vechtstromen, 2015). Conform deze verkenning en het gelijknamig akkoord ‘Samen Werkt Beter’ (Provincie Overijssel, 2013) is daarbij niet alleen gekeken naar de opgave voor Natura 2000/PAS maar zijn ook overige doelen vanuit natuur, water, landbouw en recreatie meegenomen.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 1

Om het gewenste hydrologisch herstel voor het behalen van de natuurdoelen binnen het Natura 2000 te realiseren wordt de Regge weer hersteld met een natuurlijke meandering en hogere waterpeilen. In de afgelopen jaren (2007-2013) zijn diverse Reggeherstelprojecten uitgevoerd (zie Figuur 1-2).

Figuur 1-2 Globale ligging van het plangebied Giethmen-Dalmsholte (paars=zoekgebied) Alle Reggeherstelprojecten zijn uitgevoerd met uitzondering van Reggeherstel Dalmsholte (Bron: Waterschap, 2018)

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 2

Naast invulling van de Natura 2000/PAS opgave wordt met de Reggeherstelprojecten tevens de opgave voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor de Beneden Regge ingevuld en wordt de rivier klimaatbestendig gemaakt. Ongewenste verdroging en wateroverlast in het stroomgebied van de Beneden Regge wordt tot een minimum beperkt en gelijktijdig worden de natuurlijke waarden en recreatieve belevingswaarde van het gebied versterkt. Met de omvorming van de gekanaliseerde rivier wordt een dynamisch en veerkrachtig watersysteem gerealiseerd.

In het plangebied Giethmen-Dalmsholte, dat buiten het Natura 2000-gebied ligt ( zie Figuur 1-1), zijn de inrichtingsmaatregelen aan de Regge voor het traject tussen het Giethemer Kerkpad en spoorlijn - Emmen (zie Figuur 1-2) uitgewerkt in het Projectplan Reggeherstelproject Dalmsholte (Waterschap Regge & Dinkel, 2012).

Het plangebied Giethmen-Dalmsholte is in de Omgevingsverordening 2017 van de provincie Overijssel aangegeven binnen het Natuurnetwerk Nederland (hierna NNN – voorheen bekend als EHS) als “Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000” en overig nog te realiseren natuur (zie Figuur 1-3). Deze gebieden zijn zodanig begrensd om de natuur in de Natura 2000-gebieden te herstellen en de ecologie en economie te versterken door middel van maatregelen. Daarnaast kan het noodzakelijk zijn om maatregelen te nemen op de naastgelegen gronden. (Provincie Overijssel brochure Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000, 2015). Afhankelijk van de opgave voor het specifieke gebied en nadere beoordeling wordt gekozen voor aanvulling op het NNN of blijvende bestemming als landbouw.

Figuur 1-3 Ligging plangebied Giethmen-Dalmsholte ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland (bron ondergrond: Atlas van Overijssel)

Een vervolgstap is de verdere ruimtelijke invulling van de opgaven in een goed onderbouwd inrichtingsplan waarbij het herstel van de Regge geïntegreerd wordt met nadere ruimtelijke invulling van

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 3

het aangrenzend NNN-gebied. De ontwerpeisen van de Regge en de hydrologische effecten zoals opgenomen in het Projectplan Reggeherstelproject Dalmsholte (2012) vormen de input voor het voorliggend inrichtingsplan Giethmen-Dalmsholte.

Het voorliggend inrichtingsplan dient als basis voor de vertaling in een ruimtelijk plan, voor het eventueel verwerven van voldoende grond, voor de Waterwetprocedure en voor de benodigde vergunningen.

Vanuit de Waterwet is het opstellen van een projectplan verplicht. Het inrichtingsplan Giethmen- Dalmsholte dient als basis voor het projectplan.

1.2 Doel inrichtingsplan Giethmen-Dalmsholte Het inrichtingsplan voor het plangebied Giethmen-Dalmsholte heeft als doel de Natura 2000/PAS opgave en inrichting van de NNN gronden, in combinatie met overig opgaven, uit te werken naar concrete maatregelen in een definitief ontwerp. Op basis van het inrichtingsplan kan worden overgegaan naar de uitvoeringsfase en ruimtelijke vastlegging in een bestemmingsplan.

Het Projectplan Reggeherstelproject Dalmsholte (2012) geeft de input voor de ontwerpeisen aan de Reggeloop.

1.3 Ontwerpproces Het inrichtingsplan Giethmen-Dalmsholte is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met betrokken partijen: waterschap Vechtstromen, provincie Overijssel, Landschap Overijssel, LTO Noord afdeling Vechtdal en de gemeente . Gezamenlijk is het Programma van Eisen vastgesteld, waarna een iteratief ontwerpproces is gestart van twee voorontwerpen naar een definitief ontwerp. Parallel aan het ontwerpproces liep het proces voor kavelruil / grondaankoop. Voor de herinrichting van het gebied wordt gestreefd naar vrijwillige kavelruil/grondaankoop. Randvoorwaarde voor de herinrichting blijft wel het behalen van de natuur- en waterdoelstellingen (Natura 2000/ PAS-opgave. Dit proces heeft er toe geleid dat op dit moment niet alle gronden binnen het NNN worden ingericht als natuur en dat de plangrenzen zijn gewijzigd.

Bij de start van het ontwerpproces is uitgegaan van begrensde gebieden waar je PAS-maatregelen gaat nemen. Dit is het gebied waarin volgens de gebiedsanalyse de maatregelen worden voorzien. Tijdens het ontwerpproces zijn de grenzen op basis van nadere gebiedskennis en beschikbare gronden aangepast naar het uiteindelijk plangebied. De percelen waar geen PAS maatregelen voorzien zijn,zijn buiten de plangrens gebleven.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 4

Figuur 1-4 PAS-gebied Dalmsholte (blauwe kader incl. landbouwpercelen in kavelruil) en het plangebied Giethmen-Dalmsholte met de nieuw in te richten natuurpercelen (rode kader).

1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de opgaven en eisen die gelden voor het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een uitgebreide beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 4 wordt de beoogde inrichting beschreven. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de gevolgen van de toekomstige inrichting. Hoofdstuk 6 geeft meer inzicht over de uitvoerbaarheid van het plan vanuit wetgeving en beleid. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 afgesloten met de bronvermelding.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 5

2 De opgave & programma van eisen

2.1 Opgaven vanuit Natura 2000/PAS Het Natura 2000 Vecht en Beneden-Reggebied is aangewezen voor diverse habitattypen en habitatrichtlijnsoorten die verbonden zijn aan het rivierdalsysteem alsook aan het hoger gelegen bos- en heidegebieden. In het Natura 2000-beheerplan dat op 18 juli 2017 door de Provincie Overijssel is vastgesteld en de PAS-gebiedsanalyse die op 31 oktober 2017 door de Provincie Overijssel is vastgesteld. Het gaat hierbij om noodzakelijke maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken en/of te handhaven voor het Natura 2000 gebied Vecht- en Beneden Reggegebied (zie Tabel 2-1 en Figuur 2-1).

Tabel 2-1 Overzicht van Natura 2000/PAS herstelmaatregelen van toepassing voor plangebied Giethmen-Dalmsholte Maatregel Doel Natura 2000/ Toelichting gebiedsspecifieke maatregel maatregel PAS

Herstel M4a Herinrichten en peilverhoging Regge hydrologie

Herstel Verwerven percelen en inrichten nieuwe natuur NNN buiten Natura 2000- M4b M4c hydrologie gebied ten behoeve van herinrichting en peilverhoging Regge

Herstel Inrichten van verworven nieuwe natuur NNN buiten Natura 2000-gebied ten M4d hydrologie behoeve van herinrichting en peilverhoging Regge.

Figuur 2-1 PAS-maatregelen in en nabij plangebied Giethmen-Dalmsholte (Provincie Overijssel)

Het plangebied Giethmen-Dalmsholte valt buiten de begrenzing van het Natura 2000 gebied waardoor er geen specifieke opgaven gelden voor realisatie van doelen voor habitattypen en habitatsoorten binnen het

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 6

plangebied. Het plangebied is van belang voor invulling van de Natura2000/PAS-maatregelen M4a en M4b gericht op de herinrichting en peilverhoging op de Regge. Hoewel realisatie van habitattypen stroomdalgraslanden, beekbegeleidende bossen, ruigten en zomen (moerasspirea) en leefgebied voor o.a. grote modderkruiper formeel niet meetellen voor de Natura 2000-opgave, omdat het plangebied buiten de Natura 2000-begrenzing ligt, biedt de herinrichting wel een duidelijke ecologische meerwaarde in het herstel van een robuuster natuurlijk rivierdalsysteem. Doorop meerdere plekken deze habitattypen te realiseren in het Reggedal, kan er uitwisseling van soorten plaatsvinden en kunnen nieuw ingerichte gebieden makkelijker gekoloniseerd worden.

2.2 Opgaven Natuurnetwerk Nederland (NNN) en KRW Onderdeel van de Natura 2000/PAS-opgave (M4a/b) is het inrichten van het plangebied als NNN ten behoeve van de herinrichting en peilverhoging van de Regge. In de Omgevingsverordening is het streefbeeld voor het Reggedal vastgelegd. Vanuit de realisatie van de doelen voor plangebied Giethmen- Dalmsholte voor het NNN/Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 zijn vanuit de samenwerkende partijen de volgende voorwaarden vanuit Natura 2000/PAS en KRW aangegeven:  Herstel natuurlijke dynamiek van de Regge met wisselende peilen;  Vergroten van de variatie en structuur in de rivierdalen, met herstel van oude meanders, meer flauwe taluds en natuurlijke oevers;  Verwerving/ruiling van lager gelegen percelen langs de Regge voor natuurontwikkeling (o.a. stroomdalgraslanden, vochtige hooilanden en beekbegeleidende bossen).  De ontwikkeling wordt gecombineerd met waterberging.  Verondieping van de rivier en daarmee verminderen drainerende werking van de omgeving.

Door de beoogde inrichtingsmaatregelen worden de onderstaande natuurtypen nagestreefd:

 Droog schraalland (N11.01) – stroomdalgrasland (H6120) Droog schraalland omvat open, droge, laagproductieve, kruidenrijke, grazige vegetaties op droge lemige zandgronden en rivierduinen. Het gaat zowel om stroomdalgraslanden als heischrale graslanden. Stroomdalgraslanden zijn soortenrijke, relatief open, grazige begroeiingen op droge of matig droge, voedselarme, zandige of zavelige en veelal kalkhoudende groeiplaatsen langs de rivieren. De bodem bestaat meestal uit zand. De stroomdalgraslanden zijn te vinden op de van nature hogere terreingedeelten van de riviersystemen, zoals oeverwallen, stroomruggen en rivierduinen. (bron: http://www.natuurkennis.nl; www.bij12.nl).

 Vochtige hooilanden (N10.02) Het gaat om bloemrijke graslanden, vaak geel van de ratelaar (zie Figuur 2-2), gewone rolklaver, moerasrolklaver, geel walstro, scherpe boterbloem, kruipende boterbloem of dotterbloem. Vochtig hooiland is minder zeggenrijk dan nat schraalland. Vochtig hooiland omvat dotterbloem-, kievitsbloem- of

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 7

pimpernelhooilanden, weidekervelgraslanden, veldrusschraallanden of de wat schralere bovenveengraslanden (bron: http://www.natuurkennis.nl; www.bij12.nl).

 Kruiden- en faunarijke graslanden (N12.02) De omstandigheden in plangebied Giethmen-Dalmsholte, met drogere terreindelen, zijn gunstig voor ontwikkeling van kruiden- en faunarijke graslanden. Kruiden- en faunarijk grasland omvat graslanden die kruidenrijk zijn, maar niet tot de schraallanden vochtig hooiland, zilt grasland en overstromingsgrasland of glanshaverhooiland behoren. De vegetatie kan behoren tot allerlei verbonden van graslandvegetaties, ondermeer kamgrasvegetaties of de meer algemene witbolgraslanden. Diverse soorten ruigte en struweel kunnen in dit grasland voorkomen. Het grasland wordt meestal extensief beweid of gehooid en niet bemest. (bron: http://www.natuurkennis.nl/; www.bij12.nl). Figuur 2-2 Vochtig hooiland met gele ratelaar

 Moeras (N05.01) - Grote zeggenvegetaties/Zeggenmoeras Moerassen komen voor op de overgang van zoet water naar land. Typische moerasplanten zijn hoge grassen als riet en rietgras, grote zeggen, biezen en galigaan. Moeras is van groot belang voor vogels, libellen, vissen, amfibieën en enkele zoogdieren als bever, otter, noordse woelmuis en waterspitsmuis. Moeras omvat open begroeiingen van riet, lisdodde en biezen in water; rietlanden en rietruigten.

 Ruigte en zomen moerasspirea (H6430A) (natte strooiselruigte) Ruigte en zomen moerasspirea betreft een natte, soortenrijke ruigte van zoet, laagdynamisch milieu. Deze ruigten vormen meestal lintvormige oeverbegroeiingen. Ze komen algemeen voor in ons land, met name in de beekdalen en in het rivierengebied en in laagveengebied. Op de meeste plaatsen betreft het matige vormen met moerasspirea en grote valeriaan en verder vrijwel uitsluitend zeer algemene soorten. Van bijzonder belang zijn echter gemeenschappen met zeldzame soorten zoals lange ereprijs of moeraswolfsmelk. Ook poelruit is een niet-alledaagse plantensoort in deze begroeiingen. (bron: profieldocument H6430)

Figuur 2-3 Gewone dotterbloem soort

van oevers, natte gras- en rietlanden.

 Rivier- en beekbegeleidende bossen (N14.01)- vochtig alluviale bossen (H91E0C) Rivier- en beekbegeleidend bos omvat periodiek overstroomde bossen. Deze bossen staan onder invloed van stromend oppervlaktewater, of water van vergelijkbare kwaliteit. Het kan gaan om bossen die overstroomd worden door rivier- of beek, zoals ooibossen en beekbossen, maar ook om bossen die onder invloed staan van vrijwel permanent uittredend gebufferd grondwater, zoals bronbos. Vegetatiekundig behoren deze bossen tot het Wilgenverbond, Iepenrijke Eiken-Essenverbond en Verbond van Els en Es. Langs beken is doorgaans zwarte els of gewone es de dominante soort. Voedselrijkdom en basenrijkdom worden sterk bepaald door het overstromingswater (bron: http://www.bij12.nl).

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 8

Karakteristieke riviersoorten De herinrichting van de Regge moet de condities voor karakteristieke riviersoorten verbeteren zoals beekrombout, vlottende waterranonkel, zwarte els, winde, kopvoorn, kwabaal, grote- en kleine modderkruiper (zie Figuur 2-4). Door de herinrichting worden de stromingscondities verbeterd, de habitatdiversiteit vergroot en plaatselijk nemen door verwijdering van kades de inundaties van aangrenzende rivierdalgronden toe.

De natuurlijke oevers en meanders vormen leefgebied voor de otter. Daarnaast biedt de herinrichting van de agrarische percelen kansen voor landzoogdieren en vogels. De graslanden en houtwallen vormen foerageergebied voor de das en marterachtigen. Ook biedt het gebied kansen voor soorten als waterspitsmuis en ringslang die een voorkeur hebben voor vrij snel stromend tot stilstaand water met een behoorlijk ontwikkelde watervegetatie en ruig begroeide oevers.

Figuur 2-4 Kleine modderkuiper (bron: Royal HaskoningDHV).

2.3 Ecohydrologische randvoorwaarden vegetatietypen

In Tabel 2-2 zijn per vegetatietype de ecohydrologische randvoorwaarden beschreven. Dit betreft de optimale gemiddelde grondwaterstanden in het voorjaar (GVG), de gemiddelde laagste grondwaterstanden (GLG) en overige specifieke eisen. Het optimaal bereik voor het type ligt binnen de vetgedrukte grondwaterstanden. Boven en onder dit optimaal bereik is een suboptimaal bereik waarbinnen het type voor kan komen maar onder minder gunstige omstandigheden.

Tabel 2-2 De gewenste gemiddelde grondwaterstanden en overige voorwaarden per vegetatietype (Bron: Profieldocumenten Natura 2000; Waternood 3, Alterra)

Vegetatietypen GVG GLG Overige specifiek eisen (habitattypen en/of natuurtypen) Optimaal bereik (vet) (cm mv) Suboptimaal (in cm -mv)

Stroomdalgraslanden (H6120)/ (70) 90 -mv n.v.t. Stroomdalgrasland: dynamiek nodig Droog schraalgrasland (N11.01) door rivier/wind (overstroming, zandafzetting, erosie), overstroming incidenteel bij extreem hoog water (T=10), regelmatig indien niet langer dan 10 dagen en buiten groeiseizoen Zandige gronden, arm tot matig voedselrijk, licht gebufferd.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 9

Vochtig hooiland (N10.02) - (+10) -5 - 25 (45) –mv > 40-60(80)-mv Aanvoer gebufferd water; wegzakken Dotterbloemgraslanden . van water mag ca 8 dagen (nat schraalland/ vochtige droogtestress. bij klei/leemgrond hooilanden) dieper dan bij veen. Gering tot matig voedselrijk. Op venige/moerige en/of slibhoudend klei- of veengronden In winter 10-20 wkn water aan mv; of inundatie van max. 10 weken. Geen verruiging door limitatie van een van de stoffen stikstof- of fosfaat. Fosfaatbinding mogelijk door calcium en ijzerhoudend kwelwater

Kruiden- en faunarijk grasland > 40-60 cm -mv n.v.t. n.v.t. (N12.02)

Beekbegeleidende bossen (+30) +15-25 (80)-mv 35-50/70-mv; Kwel; 15 tot max 25 dagen droogte- (H91E0C)’/ (N14.01) stress; periodieke overstroming door Subtypen: rivier of beek. In de zomer is Elzenzegge-Elzenbroekbos (+30) +15-15 (25) –mv drooglegging nodig i.v.m. aeratie. Goudveil-Essenbos (+10) 0 -15 (25) –mv Goudveil-essenbos is kritischer Vogelkers-Essenbos (10) 25-60 (80) –mv (hogere GLG) dan elzenbroekbos.

Ruigten en zomen moerasspirea 5-30 -mv n.v.t. Droogtestress 5 tot 15 dagen; (H6430A) (natte strooiselruigte) (mag droog) oevervegetatie vaak in linten. Overstroming incidenteel. Matig voedselrijk. Incidenteel maaibeheer (1x 3 -5 jaar)

Moeras (N05.01) – (100) 45-5+mv (15-mv) > 25cm -mv Incidentele overstroming tot regel- Grote zeggenvegetaties/ -moeras matig. Matig voedselrijk; extensief beheer

Voor het type beekbegeleidende bossen zijn drie vegetatietypen te onderscheiden die verschillen in optimale grondwaterstanden. Het elzenzegge-elzenbroekbos vergt de natste omstandigheden met GVG’s boven het maaiveld. Het goudveil-essenbos en vogelkers-essenbos ontwikkelen bij een GVG van net onder het maaiveld respectievelijk 25-60 cm onder het maaiveld.

2.4 Opgaven Europese Kaderrichtlijn Water De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) schrijft voor dat de waterkwaliteit van de Europese wateren vanaf 2015 aan bepaalde eisen moet voldoen. Onder bepaalde voorwaarden kan dit ijkpunt zes of twaalf jaar worden uitgesteld.

De Beneden Regge is aangewezen als waterlichaam. De Beneden Regge wordt getypeerd als ‘langzaam stromende riviertje op zand/klei’ (watertype R6). Voor het realiseren van de KRW-doelen zijn voor de Beneden Regge onderstaande maatregelen benoemd (Informatiehuis Water. 2014):  Aansluiten oude meanders  Realisatie tweezijdige natuurlijke oevervorming en toestaan spontane houtige oeverbegroeiing  Realisatie natuurlijk lengte en dwarsprofiel minimaal binnen 2 x 10 meter ruimte  Zeer beperkt onderhoud

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 10

2.5 Overige wensen en meekoppelkansen vanuit landbouw en recreatie In de huidige situatie is een deel van de gronden in agrarisch gebruik. Het is de bedoeling dat in de toekomst agrariërs bij het beheer van de gronden worden betrokken. Wensen vanuit de agrarische sector zijn:  Verbeteren landbouwkundige structuur voor zover er geen natuurdoelen op gelegen zijn;  Agrarisch medegebruik, betrekken van agrariërs bij het beheer van de natuurgebieden;

Op het gebied van recreatie zijn de volgende wensen gedefinieerd:  Verbeteren recreatieve mogelijkheden, voor zover geen onevenredige afbreuk aan natuurdoelen wordt gedaan; bijv. uitzicht/zichtlijn vanaf Giethemer kerkbrugje en rustpunt bij Giethemer Kerkpad.  Verbinden van bestaande wandelroutes, wandelroute langs de beek/ door het beekdal.  Behoud recreatieve routes over de kade ten zuiden van het Giethemer Kerkpad.  Een goede zonering van de recreatie in het gebied realiseren, er moeten ook rustige delen blijven;  Behoud en versterking landschappelijke / cultuurhistorische kwaliteiten, bijv. herstel oude lopen/slenken, behoud restanten oude houtwallen en behoud aanwezig reliëf van oude es.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 11

3 Beschrijving plangebied Giethmen-Dalmsholte

3.1 Ligging Het plangebied Giethmen-Dalmsholte omvat de linkeroever en een deel van de rechteroever van de Beneden Regge ten zuiden van de spoorlijn Zwolle-Emmen en ten noorden van het Giethemer Kerkpad (zie Figuur 3-1). Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Koedijk. Het plangebied bestaat voornamelijk uit graslanden met in het noordelijk hoger gelegen gebied (maïs)akkers. Langs de strakke westelijke kade van de Regge zijn struweel en houtwallen aanwezig. Binnen het gebied liggen verspreid verschillende sloten. In het noordelijke deel staat een particuliere woning (Koedijk 7) en zuidelijk van het plangebied liggen recreatiebedrijven die gebruik maken van de (kade langs de) Regge. Een karakteristiek element in het plangebied is het Giethemer kerkbrugje welke ligt aan het Giethemer Kerkpad, zie Figuur 3-2. Dit pad werd gebruikt door de bewoners van Giethmen om op zondag naar de kerk in Ommen te gaan. Tegenwoordig lopen er fiets- en wandelroutes over het bruggetje en is oostelijk van het bruggetje een rustplek ingericht. Het bruggetje is in trek als locatie voor trouwreportages. Het Giethemer Kerkpad sluit aan op de Koedijk die ten zuiden van het plangebied ligt.

Figuur 3-1 Plangebied Giethmen-Dalmsholte gelegen tussen spoorlijn Zwolle-Emmen (noord) en Giethemer Kerkpad (zuid) (bron: CBS Top10Nl, 2017 ),

Aan de oostzijde van het gebied zijn in het verleden de Regge herstelprojecten Onderland en Kiekebelt uitgevoerd. Binnen deze Reggeherstelprojecten zijn de kaden verwijderd of verplaatst en heeft de Regge weer de ruimte gekregen om te kunnen meanderen; daarmee is de rivierdynamiek teruggebracht. De Regge en de aanliggende gronden zijn natuurlijk ingericht. Oude meanders zijn waar mogelijk weer

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 12

aangesloten of blijven behouden als een natte laagte, waarmee het een waardevolle habitat vormt voor verschillende soorten flora en fauna.

Figuur 3-2 Impressies van het plangebied met de kade langs de Regge en het Giethemer kerkbrugje (Royal HaskoningDHV, 2017)

3.2 Huidig landgebruik en eigendomssituatie De gronden in het plangebied zijn grotendeels in agrarisch gebruik. Het overige deel bestaat voornamelijk uit enkele restanten van houtwallen. Dit betreffen restanten van het vroegere maten- en flierenlandschap. In de huidige situatie is de grond grotendeels in eigendom bij agrariërs en een landgoedeigenaar. Daarnaast is er een perceel in eigendom bij de provincie Overijssel en een perceel in eigendom bij Landschap Overijssel. Zuidwestelijk van het plangebied staat een woning aan de Koedijk 7.

3.3 Landschappelijke en cultuurhistorische waarden Landschappelijke waarden Cultuurhistorisch gezien bestaat het gebied rondom de Beneden Regge uit een aaneenschakeling van verschillende landschapstypen, zie Figuur 3-3. Dit komt door de vele verschillen in hoogte, bodem en waterhuishouding. Het gebied is onder te verdelen in oude ontginningen, woeste gronden en jonge ontginningen. Binnen de oude ontginningen wordt onderscheid gemaakt in het natte, schaars bewoonde maten- en flierenlandschap en het drogere en bewoonde essen- en oude hoevenlandschap. Het plangebied ligt deels in het maten- en flierenlandschap en deels in het oude hoevenlandschap (Projectplan Dalmsholte Waterschap Regge en Dinkel, 2012).

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 13

Maten- en flierenlandschap Het maten- en flierenlandschap is in het laaggelegen land langs de Regge ontstaan. Het bestaat uit hooi- en weilanden die zich in de natuurlijke laagten hebben ontwikkeld. Vloeiweiden maakten onderdeel uit van het bemestingssysteem, waar met opzet het land onder water werd gezet en vruchtbaar slib zich kon afzetten. Dit landschapstype kenmerkt zich door een kleinschalig karakter. Kavelgrenzen lagen haaks op de Regge en waren in het verleden voorzien van opgaande beplanting.

Oude hoevenlandschap Het oude hoevenlandschap is ontwikkeld nadat de complexen met de grote essen bezet waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde, in vergelijking met het essenlandschap, tot een meer kleinschalig en besloten landschap met verspreide erven. Een andere reden voor het ontstaan van dit landschapstype in het Reggedal is dat de laaggelegen delen van het stroomgebied meer onder invloed van de Regge lagen. Het overgrote deel van dit gebied was een overstromingsvlakte met zandkopjes en laagten. Daarom kwamen er geen aaneengesloten essen en geconcentreerde bebouwing tot ontwikkeling. Daarom zijn ook hier, op plaatsen waar dekzandheuveltjes zijn opgestoven, door eeuwenlange plaggenbemesting lokaal individuele kampen ontstaan. Deze zijn in de huidige situatie nog goed herkenbaar rond de Regge. Een groter escomplex ligt ten zuidwesten van het Giethemer kerkbrugje

richting Giethmen. Deze es grenst aan het plangebied.

Figuur 3-3 Agrarisch cultuurlandschap, Omgevingsvisie Overijssel met indicatief het plangebied Dalmsholte (2017)( bron: Altlas van Overijssel, 2018)

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 14

Cultuurhistorische waarden Rond 1773 was het beekdal nog niet ontgonnen, de Regge kende een sterke meandering. Rond 1832 was alleen het gedeelte van Dalmsholte dat ten westen van de Regge ligt ontgonnen, waarschijnlijk vanuit Geeten (Giethmen). Rond 1900 zijn beide zijden van de Regge ontgonnen en in gebruik genomen als grasland. Op de overgang van plangebied Giethmen-Dalmsholte naar Kiekebelt lag een schuit, een soort zelfbedienend voetveer, zie Figuur 3-4. Deze verbond de weg vanuit Giethmen met een kade aan de oostkant van de Regge. Deze kade komt uit op de weg naar Besthmen, Nieuwe brug en Ommen. De voetveer is rond 1905 vervangen door een bruggetje. In de decennia die volgden vond de kanalisatie van de Regge plaats door aftakking van oude armen alsook de aanleg van de spoorlijn Zwolle-Emmen (zie Figuur 3-4).

In de huidige situatie zijn de oude landschappelijke en cultuurhistorische structuren nog aanwezig (zie luchtfoto in Figuur 1-4). Als gevolg van de schaalvergroting in de landbouw zijn deze structuren echter minder prominent aanwezig. De Regge is in de loop der jaren sterk gekanaliseerd. Vanaf 2000 is een groot deel van de Regge hersteld (zie Figuur 1-2 en 1-4). Ter hoogte van het plangebied is de Regge nog gekanaliseerd begrensd met een kade.

Figuur 3-4 Cultuurhistorische kaarten van rond 1900 (links) en rond 1910 (rechts) met indicatief het plangebied (rood omlijnd). De voetveer bij het Kerkepad, de veranderingen in de meanderende Regge en ontwikkeling van de spoorlijn Zwolle Emmen zijn hier zichtbaar (bron: www.topotijdreis.nl)

3.4 Hoogteligging en bodem Het plangebied Giethmen-Dalmsholte ligt in het groter rivierdalsysteem van de Regge. Giethmen- Damsholte ligt grotendeels op een laaggelegen beekdalbodem; de laagste delen liggen rond de 3 m +NAP en de hogere tussen de 4,5- 5,5 m+ NAP, zie Figuur 3-5.

Het plangebied bestaat uit beekdalbodems met meanderruggen en geulen die liggen in de huidige stroomgeul (zie Figuur 3-6). De afzettingen zijn dusdanig dat er een fijnmazig patroon is ontstaan in het rivierdal. De belangrijkste bodemtypes zijn de venige beekdalgronden en roodoornige Vechtdalgronden (zie Figuur 3-7). Bij de roodoornige Vechtdalgronden komt op 35 tot 120 cm diepte ijzer voor (Stiboka, 1983). De beekeerdgronden zijn ontstaan onder invloed van kwel en op de lage delen eveneens door inundatie vanuit de Regge. De bodem rondom de stroomgeul van de Regge bestaat overwegend uit vaaggronden, podzolen en enkeerdgronden. De enkeerdgronden zijn door langdurig cultuurgebruik

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 15

ontstaan op dekzandruggen. De enkeerdgronden worden afgewisseld door diverse vaaggronden en podzolgronden. Deze liggen met name op de stuwwallen.

Uit bodemkaarten en aanvullend bodemchemisch onderzoek met boorprofielen uitgevoerd in oktober 2017 (zie Bijlage 2) volgt dat de bodem bestaat uit (fijn) lemig zand van 20-30 cm dik met daaronder een zanderig leemlaag van 10 tot 30 cm dik. Daaronder is weer zand aanwezig. Op enkele locaties is op diepte van 60-80-100 cm moerige grond aangetroffen.

Figuur 3-5 Hoogtekaart plangebied Giethmen-Dalmsholte (Bron: AHN 2 van 2011)

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 16

Figuur 3-6 Geomorfologische kaart plangebied Giethmen-Dalmsholte (bron: PDOK-geomorfologische kaart 1:50.000).

Figuur 3-7 Bodemkaart plangebied Giethmen-Dalmsholte (bron: PDOK-bodemkaart 1:50.000).

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 17

3.5 Hydrologisch systeem

3.5.1 Oppervlaktewater Beneden Regge De Beneden Regge is het traject tussen de stuw Hankate tot aan de uitmonding in de Overijsselse Vecht noordwestelijk van de Giethmen-Dalmsholte. De Regge is in het begin van de 20e eeuw sterk gekanaliseerd en dieper komen te liggen. Met de Reggeherstelprojecten (zie Figuur 1-2) is de Regge weer voor een groot deel hersteld naar de oorspronkelijke situatie met een slingerende en ondiepere ligging in het landschap, het natuurlijke beekdalsysteem en een beduidend minder drainerend effect op de omgeving.

De waterpeilen op de Beneden Regge staan onder invloed van de stuw bij Vilsteren die enkele kilometers benedenstrooms van de monding van de Regge in de Overijsselse Vecht aanwezig is. Het streefpeil van deze stuw is in de winter 2,35 m + NAP en in de zomer 2,65 m +NAP. Dit zijn tegennatuurlijke peilen. Onder natuurlijke omstandigheden zijn bij deze neerslag afhankelijke rivieren de waterpeilen in de winter hoog en in de zomer laag.

Ter hoogte van Giethmen-Dalmsholte zijn bij een reguliere winterafvoer (1/4Q = het waterpeil dat circa 80 dagen per jaar wordt bereikt of overschreden) de waterpeilen 10 tot 30 cm hoger dan de stuwpeilen op de Overijsselse Vecht. Bij een jaarlijks hoogwater (T=1) neemt het waterpeil met 1,5 tot 2 m toe naar 4,05 - 4,30 m+ NAP (beneden/bovenstrooms). In de zomerperiode zakt het peil tot op het niveau van de Overijsselse Vecht bij 1/100Q (1 keer in de 100 jaar). De waterpeilen op de Beneden Regge fluctueren dus sterk; met relatief lage zomerpeilen en circa 2 meter hogere peilen bij hoge afvoeren in de winter. In Tabel 3-1 en Figuur 3-8 zijn de belangrijkste hydrologische kenmerken weergegeven van de Beneden Regge. In bijlage 1 is meer informatie opgenomen.

Tabel 3-1 Huidige situatie waterpeilen en profielen op de Beneden Regge (Waterschap Vechtstromen, oktober 2017).

Kenmerk Regge benedenstrooms Regge bovenstrooms (peilen/hoogte in m+NAP) (spoorbrug) (Giethemer Kerkpad)

Breedte 25 tot 30 m* 25 tot 30 m*

Bodemhoogte (m +NAP) 1,0 tot 1,5 m* 1,3 tot 1,8 m*

Streefpeil stuwen (Vilsteren) 2,65 zomer 2,65 zomer (m +NAP) 2,35 winter 2,35 winter

Regulier waterpeilen (m +NAP) 2,45 2,63 1/4Q (80 dgn/j)

Jaarlijks hoogwaterpeil (m +NAP) T=1 4,05 4,30

Extreem hoogwaterpeil (m +NAP) 4,95 5,13 T=100 * gemeten; **Projectplan Reggeherstelproject Dalmsholte (Waterschap Regge & Dinkel, 2012)

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 18

Figuur 3-8 Huidige situatie waterpeilen en profielen op de Beneden Regge. Rood omlijnd is het plangebied Giethmen-Dalmsholte (bron Waterschap).

Overige watergangen In het plangebied liggen ontwateringsloten die zichtbaar met kwel worden gevoed. De afwatering is in noordelijke richting waar het water via het gemaal GM0008 op de Beneden Regge wordt geloosd. Westelijk van het plangebied vindt vanuit het zuiden wateraanvoer plaats. Het eveneens kwelrijke water gaat via een duiker onder de Koedijk naar het plangebied.

3.5.2 Grondwaterstanden en kwel Gemiddelde grondwaterstanden De grondwaterstanden in het plangebied Giethmen-Dalmsholte worden overwegend bepaald door de waterpeilen op de Regge en door grondwaterstromen (kwel) vanuit hoger gelegen gebied. De berekende gemiddelde laagste, hoogste en voorjaarsgrondwaterstanden (respectievelijk afgekort tot GLG, GHG en GVG) voor de huidige situatie zijn met WRD model 2014 berekend en weergegeven in Figuur 3-9. Meer informatie over het model en uitgangspunten is opgenomen in bijlage 1.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 19

Figuur 3-9 Grondwaterkaarten plangebied Giethmen-Dalmsholte met GLG, GHG en GVG(bron: RHDHV o.b.v. WRD 2014 model)

Uit Figuur 3-9 is op te maken dat de grondwaterstanden in het voorjaar in de laagste delen van het plangebied tussen 10 en 30 cm –mv liggen. De hoogste grondwaterstanden blijven nog net onder het maaiveld (donkerblauw). In de zomer is zakt de waterstanden naar 50-75 cm in de lagere delen. Op de hoger gelegen gronden in het noorden en oostelijk van de Regge is de grondwaterstand dieper. Ter hoogte van de woning aan de Koedijk 7 is de hoogste grondwaterstanden dieper dan 90 cm beneden maaiveld.

Kwel en infiltratie In Figuur 3-10 is de berekende huidige kwel en infiltratie weergegeven in de maanden januari, april en juli op basis van gegevens van de periode 1989-2001. Deze maanden corresponderen met winter-, voorjaar- en zomerperiodes die voor behoud en/of ontwikkeling van vegetatietype van belang zijn. Binnen het plangebied vindt over de verschillende periodes in het jaar continu kwel plaats van 2-5 mm/dag (blauwgroen) met lokaal 5-10 mm/dag (blauw). Ter hoogte van de Regge is de kwel het sterkst met >10 mm/dag (donkerblauw). Het hoger gelegen westelijke deel van het plangebied en de oostelijke Reggeoever grenst zijn infiltratiegebied. Hier treedt in de winter infiltratie op van 1 tot 2 mm/ dag (geel/ geel bruin) dat in april en in juli wegvalt (grijs).

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 20

Figuur 3-10 Kwel- en infiltratiekaarten januari, april en juli, omdat deze grondwaterstanden van einde winter tot in de zomer het meest bepalend zijn voor de ontwikkeling van de vegetatietypen (bron: RHDHV o.b.v. WRD 2014 model )

3.5.3 Overstromingsdynamiek In huidige situatie wordt het westelijk deel van het plangebied in verband met de aanwezige Reggekade niet overstroomd. Dit is in Figuur 3-11 weergegeven.

Figuur 3-11 Overstromingsdynamiek huidige situatie (bron:Waterschap,2017, zie bijlage 1)

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 21

3.6 Natuurwaarden Binnen het plangebied Giethmen-Dalmsholte komen houtwallen, singels en bomenrijen voor. Deze landschapselementen vormen leefgebied voor muizen, kleine marterachtigen, das en verschillende broedvogels. Van de das zijn tijdens het veldbezoek mestputjes, zogenaamde latrines, gevonden zie figuur 3-12. De grondgebonden zoogdieren gebruiken het leefgebied voornamelijk om te foerageren. Verschillende soorten vleermuizen gebruiken deze landschapselementen en de Regge als vliegroute of om te foerageren.

Figuur 3-12 Latrine van een das (foto RHDHV).

Het plangebied westelijk van de Reggekade wordt grotendeels gekenmerkt door weilanden met kwelgevoede ontwateringssloten. In deze sloten komt onder meer de dotterbloem voor, zie Figuur 3-13. De dotterbloem is een karakteristieke soort van natuurvriendelijke oevers en met kwel gevoede vochtige hooilanden, de zogenaamde dotterbloemgraslanden.

Figuur 3-13 Sloot in het plangebied met dotterbloem, foto RHDHV.

De oevers en meanders van de Regge vormen leefgebied voor de otter. De otter leeft in schoon en zoet water, waar voldoende voedsel, dekking en rust is. De oevers buiten het plangebied worden gebruikt om te foerageren en net buiten het plangebied heeft een vrijwilliger van Stichting Das en Vecht bij het Onderland een vrouwtje met jongen waargenomen.

De steile zandige oevers van de Regge zijn geschikt voor oeverzwaluwen om te broeden. Deze vogels graven hun nestholtes uit in steile zandige wanden en broeden in kolonies. De ijsvogel is eveneens een

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 22

soort die zijn nestholte maakt in zandige oevers. Daarnaast zijn de ruige oevers geschikt als broedgebied voor diverse vogelsoorten. In de Regge zelf komen verschillende vissoorten voor zoals snoek, kleine modderkuiper en rivierdonderpad.

Daarnaast dient de rivier als voortplantingswater voor de beekrombout. De larven van deze libel leven ingegraven in de rivierbodem, op ondiepe, traag stromende plaatsen waar veel slib of fijn zand is afgezet. ’s Nachts jagen ze op de bodem.

Voor meer informatie t.a.v. beschermde soorten wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van de Natuurtoets Regge (Royal HaskoningDHV, 2017) opgesteld voor dit plan. De natuurtoets is in bijlage 3 opgenomen.

3.7 Beheer en onderhoud De agrarische gronden worden conform regulier landbouwkundig gebruik beheerd met uitzondering van het perceel in eigendom van Landschap Overijssel waar natuurbeheer toegepast. De Regge met zijn oevers wordt beheerd door het waterschap Vechtstromen.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 23

4 De inrichting vorm gegeven

In het plangebied Giethmen-Dalmsholte wordt een aantal concrete maatregelen uitgevoerd om invulling te geven aan de Natura 2000/PAS-opgave (zie ook paragraaf 2.1). Het betreft het herstel van een natuurlijke Reggeloop in een natuurlijk rivierdal met een waterpeilverhoging op de Beneden Regge. De voorziene maatregelen zijn weergegeven figuur 4-1 en in bijlage 4 (A3-formaat). De maatregelen zijn opgesomd in tabel 4-1.

Figuur 4-1 Overzicht van maatregelen in plangebied Giethmen-Dalmsholte (DO, versie 25 juni 2018) in de bijlage is een groot formaat toegevoegd (RHDHV).

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 24

Tabel 4-1: Overzicht van uit te voeren maatregelen Giethmen-Dalmsholte onderdeel Te nemen maatregelen

M4a Herinrichten en peilverhoging Beneden Regge

. Ontgraven van de westelijke Reggekade na verwijderen van aanwezige beplanting op de kade (groen in Figuur 4-1) . Vrijkomend zand van de kade toepassen voor het verondiepen en aanpassen van het profiel van de Regge en/of indien het schraal zand betreft toepassen voor realisatie stroomdalgraslanden in bijvoorbeeld Plangebied Eerde-Archem Regge & kade deelgebied Eerderhooilanden. . Hermeandering van de Regge (blauw in Figuur 4-1) /verleggen en verondiepen van het profiel. . Aantakken van de oostelijke Reggemeander op de Regge . Aanleg kade langs de spoorlijn

M4b/M4d Verwerven percelen en inrichten nieuwe natuur NNN buiten Natura 2000-gebied ten behoeve van herinrichting en peilverhoging Regge

Grondruil . Natte landbouwpercelen in het plangebied worden geruild tegen hoger gelegen natuur-landbouw percelen die in eigendom zijn van de provincie/Landschap Overijssel.

. Dempen van ontwateringssloten in het plangebied t.b.v. extra lokale vernatting de voor natuur bestemde gronden. . Nieuwe ontwateringssloot in zuidelijk deel van het plangebied op grens natuur- en landbouwperceel om negatieve effecten door gedempte sloten op Ontwateringsloten omliggende landbouwpercelen te voorkomen. . Afvoer van de bestaande watergang op de grens natuur en landbouw wordt gecombineerd met ondiepe geul (afgraven 20 cm) in de natuurlijke laagte . Het gemaal GM00008 wordt verwijderd waardoor er natuurlijke afwatering via het maaiveld naar de Regge ontstaat.

 Open maken van graszode (b.v. frezen) ter hoogte van lager gelegen delen, toevoegen van mineralen en/of zaad (pilot) voor potentiële ontwikkeling van vochtige hooilanden (rode arcering in Figuur 4-1)  Graven van een slenk in de natuurlijke laagte voor natuurlijke afstroming en Aanpassen van spontane ontwikkeling van moerasvegetatie, leefgebied voor vissen en maaiveld beekbegeleidende bossen (blauwe arcering in Figuur 4-1);

 Verwijderen graszode ter hoogte van hoog gelegen rug oostelijk van de Regge t.b.v. ontwikkeling van stroomdalgraslanden (geel in Figuur 4-1);  Extra maatregel: aanbrengen van geschikt zaadgoed uit natuurterreinen in de omgeving (hooilanden/ stroomdalgraslanden)

De gronden in het plangebied die heringericht worden, betreffen de gronden die van nature het laagst gelegen zijn en daarmee het minst geschikt zijn voor landbouwkundig gebruik. De landbouwgronden die hiermee verloren gaan, worden gecompenseerd op de hoger gelegen gronden die nu nog in eigendom zijn van provincie Overijssel of Landschap Overijssel. De westelijke Reggekade wordt verwijderd en de loop van de Regge wordt vergraven zodat de rivier weer gaat meanderen.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 25

De kade ten noorden van het Giethemer kerkbrugje wordt grotendeels ontgraven en de aanwezige beplanting op de kade wordt verwijderd. Ter hoogte van de spoorlijn wordt een kade aangelegd. De grond die hierbij vrijkomt, wordt gebruikt om de Regge te verondiepen. Schraal zand kan worden ingezet bij het plangebied Eerde-Archem waar in het deelgebied Eerderhooilanden (binnen Natura 2000 begrenzing) een concrete opgave ligt voor uitbreiding van stroomdalgraslanden. De oevers worden verflauwd en de loop van de Regge wordt enigszins aangepast zodat deze gaat meanderen; er worden nieuwe meanders gegraven en de oude loop wordt op plaatsen gedempt. Deels gaan hier bestaande natuurwaarden verloren, maar er komen ook weer nieuwe mogelijkheden voor natuurontwikkeling/ andere natuurwaarden. De oude meander ten oosten van de huidige loop wordt weer eenzijdig aangetakt op de Regge. Dit betreft het meest noordelijke restant, de zuidelijke vormt een waardevolle steilrand voor diverse vogels. Figuur 4-2 geeft een impressie van de toekomstige situatie.

Er vindt herstel plaats van het natuurlijke landschap met een meanderende rivier en stroomruggetjes. Bij het Regge herstelproject Onderland (zie Figuur 1-2) is een meander aangelegd ten noorden van het Giethemer kerkbrugje. In de binnenbocht van deze nieuwe meander is een stroomruggetje gecreëerd en de oude gekanaliseerde loop gedempt. In de huidige situatie is die oude loop echter nog goed zichtbaar. Bij de Regge herstelprojecten wordt juist ingezet op het herstellen van de rivierdynamiek en een natuurlijke inrichting. De laagte die nog aanwezig is ter plekke van de oude loop wordt opgevuld c.q. het stroomruggetje wordt uitgebreid zodat de oude loop niet meer zichtbaar is. Dit draagt bij aan de versterking van het natuurlijke beeld van de Regge, zeker ook vanaf het Giethemer kerkbrugje en de naastgelegen rustplek.

Binnen het plangebied westelijk van de Regge zijn door de lage ligging en toestroom van kwel goede potenties voor ontwikkeling van vochtige hooilanden, beekbegeleidende bossen en moeras. Voor een groot deel binnen het plangebied waar ontwikkeling van vochtig hooiland is voorzien wordt een pilot uitgevoerd. De pilot omvat het open maken van de graszode door bijvoorbeeld te frezen en afhankelijk van de bodem mineralen toe te voegen en alsook zaadgoed. Dit is een maatregel die beduidende minder ingrijpend is dan het afgraven van de toplaag en mogelijk ook een positief resultaat laten zien. Ook oostelijk van de Regge is een kwelgevoede locatie geschikt voor ontwikkeling van vochtige hooilanden. Sloten worden gedempt voor extra vernatting in het maaiveld van het gebied.

De door kwel gevoede watergang op de westelijke plangrens wordt als een geul ingericht zoals het oorspronkelijk was. Uit de hydrologische modellering (zie bijlage 1 Hydrologie) blijkt dat deze inrichting zodanig is dat er voldoende drooglegging van de omliggende landbouwgronden blijft.

Figuur 4-2 Impressie van de toekomstige situatie plangebied Giethmen- Dalmsholte (RHDHV).

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 26

5 Toekomstige situatie en effecten

5.1 Toekomstige waterloop, waterpeilen en afvoer Vanuit het Reggeherstelproject Dalmsholte is een gewijzigde inrichting van de Beneden Regge voorgesteld. De rivier van 25-30 m breed wordt versmald naar circa 14 m en verondiept met een gewijzigde ligging (zie Figuur 5-1). De nieuwe meanderende loop van de Beneden Regge is indicatief weergegeven zoals opgenomen in het Projectplan (2012) en in het voorliggend ontwerp. De definitieve ligging van de Reggemeanders is afhankelijk van het gebiedsproces met de grondeigenaren/ de beschikbaarheid van de gronden.

Figuur 5-1 Ontwerpkaart met het huidige en toekomstige oppervlaktewatersysteem, waterpeilen en waterbodemprofielen bij de Beneden Regge. De meanderende loop van de Beneden Regge is indicatief weergegeven. De definitieve ligging is afhankelijk van het gebiedsproces met de grondeigenaren. (Bron: Royal HaskoningDHV, 2018)

Als gevolg van de meandering en een smaller doorstroomprofiel wijzigen de waterpeilen ter hoogte van het plangebied Giethmen-Dalmsholte. De waterpeilen bij reguliere afvoeren (T=1/4Q) wijzigen niet. Bij een jaarlijks optredend hoogwaterpeil (T=1) neemt het waterpeil met 2 tot 4 cm toe en bij een extreem hoogwaterpeil (T=100) neemt het waterpeil in de Regge benedenstrooms van de spoorlijn af met 5 cm, dit komt doordat bij extreem veel water het water over het maaiveld kan stromen, de kade is hier immers vewijderd. Meer informatie is opgenomen in bijlage 2.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 27

Overige watergangen Overige watergangen in het plangebied betreffen geen leggerwatergangen. De ontwateringssloten worden voor een deel gedempt (zie Figuur 5-1). Voor voldoende afwatering van percelen die in landbouwkundig gebruik blijven wordt een extra ontwateringssloot gemaakt. De bestaande watergang op de plangrens richting het noorden krijgt een iets natuurlijker loop in combinatie met een geul/laagte aan de oostzijde. De afwatering op de Beneden Regge kan via natuurlijk verval plaatsvinden aangezien de kade wordt verwijderd. Het gemaal GM0008 is voor de waterafvoer niet meer nodig en wordt verwijderd (zie bijlage 2).

5.2 Hydrologische effecten

5.2.1 Grondwaterhuishouding Grondwaterstanden en kwel De grondwaterstanden in de omgeving van de Beneden Regge worden voornamelijk bepaald door het peil van de Beneden Regge. De verandering in waterpeilen ter hoogte van het plangebied bij hogere afvoeren (T=1 en T=100) is zeer beperkt tot enkele centimeters. Dit heeft verder geen doorwerking in de berekende grondwaterstanden.

Effecten als gevolg van verlegging van de Beneden Regge De hermeandering van de rivierloop heeft wel effect op de grondwaterstanden in de nabije omgeving. In Figuur 5-2 zijn de effecten op de grondwaterstanden (GxG) zoals opgenomen in het Projectplan Dalmsholte. Duidelijk is te zien dat het herstel van de oude meanders een drainerend effect heeft in de nabije omgeving en zorgt voor een verlaging in de grondwaterstanden. In de zomer (GLG-situatie) is het effect 10-25 cm; bij een GHG-situatie 25-50 cm. Het uitstralingseffect rond de herstelde meander is circa 100 m. Het verondiepen en/of dempen van de Regge zorgt lokaal voor waterstandsverhoging van 10-25 cm bij hogere waterpeilen.

In het voorliggend inrichtingsplan is invulling gegeven aan een sterker meanderende rivierloop (zie Figuur 5-3) die ook verder gaat dan de huidige kade. Het effect van het verleggen van de rivierloop zal vergelijkbaar zijn met de herstelde Reggemeander in Figuur 5-2.

Effecten als gevolg van profielaanpassing Beneden Regge Het effect van de profielaanpassing, versmalling van de Regge betreft voornamelijk een geringe stijging van de grondwaterstanden in een smalle zone van circa 75 m breed langs de Regge (zie figuur 5-2 effecten op grondwaterstanden)

Effecten als gevolg van maaiveldverlaging In Figuur 5-3 is de voorgenomen maaiveldverlaging weergegeven van maximaal 30 cm voor de geul en circa 5 tot 10 cm door verwijdering van de graszoden.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 28

Figuur 5-2 Effecten op de grondwaterstanden GLG en GHG (bron: Projectplan Dalmsholte,2012). Gestippelde zwarte lijn is indicatief nieuwe situatie meandering. Zwarte lijn is het plangebied Giethmen-Dalmholte.

Figuur 5-3 Voorgenomen maaiveldverlaging inclusief hermeandering van de Beneden Regge (Royal HaskoningDHV, 2018)

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 29

Figuur 5-4 Effect maatregelen meandering en maaiveldverlaging geprojecteerd op huidige GxG. Rood omstippeld = GxG verlaging door drainering; zwart omstippeld = toename GxG (indicatief) (Bron: WRD 2014 model )

In Figuur 5-4 zijn de maatregelen geprojecteerd boven de huidige GxG–kaarten. Dit geeft indicatief de wijziging in grondwaterstanden weer; een combinatie van wijziging door drainerende/vernattende werking van de verlegde rivier en afgraving van het maaiveld. De GVG in de westelijke geul zal naar verwachting op het maaiveld staan (circa 10 cm) met in de zomer een GLG van 20-45 cm-mv. De kwel naar de geul zal door de maaiveldverlaging hier versterkt worden (zie Figuur 5-5). Verder wordt een deel van de geul gevoed door de bovenstroomse watergang.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 30

Figuur 5-5 Kwel en infiltratie met daarboven de belangrijkste maatregelen geprojecteerd (ondiepe geul en verlegging Regge) (bron: WRD 2014 model)

De berekende hoogste waterstanden (GHG) ter hoogte van de woning aan de Koedijk 7 is in de nieuwe situatie dieper dan 90 cm –mv. Ter plaatse van Koedijk 7 zijn geen veranderingen in de grondwaterstanden te verwachten.

Effecten als gevolg van verwijdering gemaal Voor de beëindiging van de bemaling zijn separate grondwaterberekeningen uitgevoerd (zie bijlage 1). Hieruit blijkt dat de grondwaterstanden binnen het plangebied circa 10 tot 25 cm hoger ten opzichte van de huidige GHG (20-40 cm-mv) en GLG (60-80 cm –mv). Op de nieuwe kadastrale grens tussen landbouw en natuur wordt in het zuidelijk deel van het plangebied een geul gegraven om wateroverlast op de aangrenzende landbouwgronden te beperken. Door de ophoging van de landbouw percelen en het afgraven van natuurgronden wordt de drainerende werking van de geul op de natuur beperkt.

5.2.2 Overstromingsdynamiek Door verwijdering van de westelijke Reggekade vindt natuurlijke overstroming en waterberging plaats in het plangebied. De overstroming wordt bepaald door de waterstanden op de Regge en het maaiveld. Om de nieuwe overstromingsdynamiek binnen het plangebied weer te geven is een aangepaste AHN-kaart gemaakt waarin de maaiveldverlaging, zoals weergegeven in Figuur 5-3, is verwerkt. In Figuur 5-6 is de overstromingsdynamiek weergegeven van een gemiddelde voorjaarssituatie (1/4Q, wordt circa 80 dagen/jaar bereikt), een gemiddelde jaarlijkse overstroming (T=1) en piekafvoer, die gemiddeld 1x per 100 jaar (T=100) optreedt.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 31

Uit de weergave blijkt dat bij een gemiddelde voorjaarssituatie (T=1/4Q) er nergens inundatie optreedt. Het maaiveld ligt tenminste op 3,0 m NAP en bij een waterstand van circa 2,45 - 2,631 treedt dus geen inundatie op. Bij een jaarlijkse hogere afvoer (T=1; peil 4,07 m +NAP) is te zien dat in de nieuwe situatie vrijwel het gehele plangebied met uitzondering van de hogere koppen onder water komt te staan. Ook de westelijke landbouwgronden worden overstroomd. Bij piekafvoeren (T=100) staat het terrein rond de woning aan de Koedijk 7 en zuidwestelijk (landbouw)gebied onder water. De ontsluitingsweg wordt eveneens overstroomd.

Figuur 5-6 Overstromingskaart toekomstig Giethmen-Dalmsholte bij T=1/4Q (donkerblauw); T=1 (blauw) en T=100 (groen) en aanwezige bebouwing (rode x)

1 De inundatie is berekend op basis van de gemiddelde waterstand over het boven- en benedenstroomse gebied.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 32

Woningen & bebouwing De woning aan de Koedijk 7 is gelegen op 5,20 m +NAP. Bij een T=100 (5,13 m +NAP) zal de woning net niet overstromen. Bij de overige bebouwing treedt geen inundatie op. Westelijk van het plangebied ligt een hoger gelegen stuwwal en de hoger gelegen Koedijk die zorgen voor een waterkerende werking. De woningen aan de Koedijk 5 en 6 staan op hoger gelegen gronden (5,60 m +NAP).

5.2.3 Klimaatbestendigheid De maatregelen aan de Beneden Regge ter hoogte van Dalmsholte is een puzzelstukje in het grote Reggeherstelproject. In Figuur 5-7 is het lengteprofiel van de Beneden Regge weergegeven met indicatief het traject binnen het plangebied Giethmen-Dalmholte. (zie Figuur 5-7). De herinrichting van de rivier betekent voor het plangebied lagere peilen bij piekafvoeren door vergroting van de waterbergende functie. Het aangepaste doorstroomprofiel van de Regge binnen het plangebied Giethmen-Dalmsholte leidt gezamenlijk met de overige Reggeherstelprojecten tot een duidelijke peilverhoging van de Beneden Regge bovenstrooms bij gemiddelde afvoeren (T= 1/100Q en T= 1/4Q). De rivier is met de herinrichting beter bestendig tegen overstroming en verdroging. In bijlage 1 is meer informatie opgenomen.

Figuur 5-7 Lengteprofiel Beneden Regge in de huidige en toekomstige situatie traject instroom Lindebeek tot aan de monding in de Overijsselse Vecht met indicatief het traject vallend binnen Plangebied Giethmen-Dalmsholte (1600-3100 m). (Bron: Projectplan Dalmsholte, 2012). De weergegeven toekomstige waterpeilen zullen op basis van de daadwerkelijke inrichting van de Beneden Regge aangepast worden.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 33

5.3 Beoordeling realisatie natuurdoelen

5.3.1 Natura 2000 beheerplan/PAS-maatregelen Tabel 5-1 geeft nogmaals een overzicht van de Natura 2000/PAS maatregelen die moeten worden getroffen in plangebied Giethmen-Dalmsholte..

Tabel 5-1 Overzicht van Natura 2000/PAS herstelmaatregelen van toepassing voor plangebied Giethmen-Dalmsholte (bron: Provincie Overijssel) Maatregel Doel Natura 2000/ Toelichting gebiedsspecifieke maatregel maatregel PAS

Herstel M4a Herinrichten en peilverhoging Regge hydrologie

Herstel Verwerven percelen en inrichten nieuwe natuur NNN buiten Natura 2000- M4b hydrologie gebied ten behoeve van herinrichting en peilverhoging Regge

Herstel Inrichten van verworven nieuwe natuur NNN buiten Natura 2000-gebied ten M4d hydrologie behoeve van herinrichting en peilverhoging Regge.

Door het verleggen van het profiel en het verondiepen van de Regge krijgt de rivier een natuurlijkere loop. Het aangepaste doorstroomprofiel van de Regge binnen het plangebied Giethmen-Dalmsholte leidt gezamenlijk met de overige Reggeherstelprojecten tot een duidelijke peilverhoging van de Beneden Regge bovenstrooms bij gemiddelde afvoeren (T= 1/100Q en T= 1/4Q) (zie Figuur 5-7). Dit betekent een duidelijk vermindering van ongewenste verdroging van Natura 2000-gebied bij gemiddelde afvoeren. In bijlage 1 is meer informatie opgenomen. Daarnaast wordt de kade langs de Regge deels verwijderd waardoor de natuurlijke dynamiek in het rivierdal kan herstellen. Met de maatregelen in het plangebied wordt voldaan aan maatregel M4a.

Agrarische gronden worden ingericht als natuur (NNN) met ontwikkeling van diverse beek- en/of rivierdalvegetatietypen waaronder bijzondere waardevolle waterafhankelijke typen zoals vochtige hooilanden, beekbegeleidende bossen en op de hogere delen stroomdalgraslanden. Op deze manier wordt voldaan aan de maatregelen M4b en M4d. Paragraaf 5.3.2. geeft meer informatie over de natuurtypen die worden nagestreefd.

5.3.2 Natuurnetwerk Nederland Binnen het plangebied Giethmen-Dalmholte zal na herinrichting een grote diversiteit aan bijzondere en waardevolle natuurtypen ontwikkelen. Deze worden hieronder beschreven.

Droog schraalland & stroomdalgraslanden De hogere delen direct langs de Regge bieden kansen voor de ontwikkeling van droog schraalland (N11.01) eventueel stroomdalgraslanden. Aan de oostelijke oever zijn twee locaties met stroomruggen waar ontwikkeling mogelijk is. Uit het bodemchemisch onderzoek blijkt de noordelijke stroomrug een verstoorde en fosfaatrijke bodem te zijn (zie Bijlage 2). Het beheer is hier relatief extensief; hier worden geen extra maatregelen getroffen. Bij de zuidelijke stroomrug zal eventueel de graszode verwijderd worden om ontwikkeling van stroomdalgraslanden te versnellen. Beide locaties liggen zodanig hoog dat er

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 34

geen sprake is van overstroming bij hoge piekafvoeren. Voor ontwikkeling van stroomdalgraslanden is incidenteel rivierdynamiek en buffering nodig (zie 2.3 Ecohydrologische voorwaarden). Op de hogere koppen zal met extensief beheer een heischrale vegetatie ontwikkelen. Op de flanken zullen stroomdalgraslanden ontwikkelen onder invloed van de Regge. Zeer goede potenties voor ontwikkeling van stroomdalgraslanden zijn aanwezig noordoostelijk van Koedijk 7; dit ligt ten aanzien van dit inrichtingsplan buiten het plangebied, omdat deze percelen niet in eigendom zijn.

Vochtige hooilanden, kruiden- en faunarijke graslanden en overstromingsgraslanden Binnen het plangebied ontstaat na herinrichting en open maken van de graszode (pilot) en het herstel van natuurlijke overstroming een grote variatie aan abiotische omstandigheden waar diverse natuurlijke graslandtypen zich kunnen ontwikkelen. Een deel van het plangebied zal zich door de aanvoer van kwel en bij mogelijk lagere fosfaatbeschikbaarheid ontwikkelen naar Vochtige hooilanden (N10.02), waaronder kwelgevoede dotterbloemgraslanden (zie Bijlage 2). Daar waar geen invloed is van kwel is met jaarlijkse overstroming zal de vegetatie zich meer ontwikkelen naar overstromingsgraslanden. De meer voedselrijkere en hoger en droger gelegen gronden binnen het plangebied zullen zich ontwikkelen naar kruiden- en faunarijke graslanden (N12.02).

Moeras (N05.01) - Grote zeggenvegetaties/-moeras & beekbegeleidende bossen De ondiepe laagte in combinatie met de ontwateringssloot zal onder invloed staan van kwel en van kwelrijk oppervlaktewater dat afkomstig is van bovenstrooms gebied waarin onder andere sprake is van landbouw. De voedselrijkere omstandigheden in het waterafvoerend profiel zijn gunstig voor ontwikkeling van moerasvegetatie met onder andere riet, lisdodde en biezen. In de bredere ondiepe geul treedt ijzerrijke kwel op, dat gunstige omstandigheden biedt voor spontane ontwikkeling van beekbegeleidende bossen, waaronder elzenbroekbos. Spontane bosontwikkeling vindt in een periode van 5 à 10 jaar plaats via bosopslag wanneer geen maai- en/of begrazingsbeheer wordt toegepast.

Planten en diersoorten Het plangebied wordt geschikt voor een breed scala aan planten- en diersoorten. De otter is reeds aanwezig in het gebied en de herinrichting zorg voor een kwaliteitsverbetering door het creëren van natuurlijke oevers, met voldoende dekking en rust. Ook broedvogels zullen hiervan profiteren. De das en marterachtigen kunnen de graslanden gebruiken om te foerageren.

5.3.3 KRW Met herinrichting van het gebied wordt een natuurlijke meanderende rivier gerealiseerd met natuurlijke rivierdynamiek. Daarnaast wordt de Beneden Regge aangetakt op de meander van het Onderland gelegen ten noorden van het plangebied. De natuurlijke en gevarieerde beekdalvegetatie zorgt voor een betere biotische en abiotische waterkwaliteit in de meanderende en verkleinde Regge alsook in de aangesloten oude ‘dode’ meanderarm. Het project draagt op deze manier bij aan de doelstellingen uit de KRW.

5.3.4 Beheer Natuurbeheer De nieuwe natuurgronden zullen natuurlijk worden beheerd zonder bemesting. Voor ontwikkeling en behoud van vochtige hooilanden (dotterbloemgraslanden) en drogere kruiden- en faunarijke graslanden is hooilandbeheer nodig. Bij vochtige hooilanden is een maaibeurt in de zomer nodig met eventueel extensieve (niet meer dan 1,5 dier per ha) nabeweiding. In de zomerperiode zakt het grondwater in het gehele gebied, mogelijk met uitzondering van de laagste delen bij de Regge, voldoende weg om te

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 35

maaien en af te voeren. Een 2e maaibeurt is mogelijk in september wanneer er te veel pitrus tot ontwikkeling komt. Ontwikkeling van pitrus wordt overigens niet verwacht aangezien er sprake is van buffering door kwel en overstroming. In de kwetsbare/natte terreindelen en in natte periodes is geen beweiding gewenst in verband met vertrapping en dichtslaan van de bodem.

De hoger gelegen schrale zandige delen met voorziene ontwikkeling naar schraalgraslanden en stroomdalgraslanden zijn geschikt voor extensieve beweiding. Vertrapping van hogere zandige delen is gunstig voor deze typen van een dynamisch milieu met pionierssoorten. Naast extensieve begrazing is ook extensief hooilandbeheer mogelijk. Beheer is afhankelijk van ontwikkelstadium en aanwezige rivierdynamiek. De stroomruggen oostelijk van het plangebied worden momenteel al extensief begraasd.

Voor spontane ontwikkeling van beekbegeleidende bossen is geen beheer van toepassing. Voor moeras is afhankelijk van de groeisnelheid gefaseerd beheer van 1x per 5-10 jaar nodig. Het beheer kan gecombineerd worden met het beheer en onderhoud van de ontwateringssloot en/of het doorstroomprofiel binnen de geul. Voor moeras, een verlandingsproces, is voor behoud het terugzetten van de successie nodig.

Beheer watergangen De Beneden Regge kan zich natuurlijk ontwikkelen met zo min mogelijk beheer met eventueel begrazing van de aanliggende oevers. Het beheer van deze leggerwatergang ligt bij Waterschap Vechtstromen

Binnen het plangebied ligt een afwateringssloot die voor voldoende afwatering van omliggende landbouwgronden moet zorgen. Er moet voldoende doorstroming/afvoer zijn. Het beheer zal naar verwachting 1x per jaar plaatsvinden vanaf de linkeroever, vanaf /het landbouwperceel i.v.m. toegankelijkheid en beperken van verstoring van natuurontwikkeling. In de oostelijke geul kan moeras in overgang naar beekbegeleidende bossen ontwikkelen.

Beheerplannen Uitvoering van het beheer binnen het natuurgebied en de ontwateringssloten kan mogelijk plaatsvinden door lokale agrariërs. De leggerwatergangen blijven in beheer bij Waterschap Vechtstromen. Het beheerplan wordt opgesteld door de toekomstige terreinbeheerder.

5.4 Effecten landbouw, gebouwen en infrastructuur Landbouw Vernattingseffecten van landbouwgronden worden beperkt door in het zuiden op de nieuwe kadastrale grens tussen landbouw en natuur een nieuwe ontwateringssloot te graven. De diepte en profiel zullen aansluiten op die van de bestaande ontwateringssloot waar de nieuwe sloot op aan wordt gesloten. Uitgangspunt is dat daarbij geen verdrogend effect ontstaat in het natuurgebied. Eventuele natschade dient gecompenseerd te worden. Dit kan door het treffen van maatregelen, zoals drainage of ophoging van gronden, of financiële compensatie. Dit zal verder in het gebiedsproces met de landeigenaar conform de schadeloosstellingssystematiek nadere invulling krijgen.

Woningen & bebouwing In zeer extreme situaties (eens per 100 jaar) inundeert de woning aan de Koedijk 7 niet. Wel zal dan de toegangsweg inunderen. Bij nadere uitwerking kunnen hiervoor mitigerende maatregelen worden overwogen.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 36

Infrastructuur Bij hoog water heeft de Koedijk een waterkerende functie. In het gebiedsproces zal uitgezocht worden of hiervoor nog aanvullende maatregelen getroffen moeten worden.

5.5 Meekoppelkansen landbouw en recreatie Landbouw De herinrichting van het gebied wordt op basis van vrijwillige grondruil tot stand gebracht. Het toekomstige natuurgebied is na inrichting afhankelijk van hooiland- en extensief begrazingsbeheer, op basis van een beheerplan, dat door mogelijk door lokale agrariërs/huidige pachters uitgevoerd kan worden.

Recreatie De bestaande recreatieve infrastructuur ten zuiden van het Giethemer brugje blijft in de nieuwe situatie gehandhaafd doordat de kade hier in zijn huidige vorm blijft liggen. Noordelijk van het Giethemer brugje liggen in het plangebied geen recreatieve routes en er worden ook geen nieuwe routes aangelegd. De huidige recreatieve zonering blijft gehandhaafd.

De gedempte voormalige Reggeloop ten noorden van het Giethemer brugje krijgt een natuurlijkere grondafwerking. Dit vergroot de natuurbeleving doordat de (nu nog zichtbare) rechtlijnigheid van de oude Regge verdwijnt. Deze aanpassing draagt dus positief bij aan de beleving van de natuur en het landschap.

Figuur 5-8 Giethemer Kerkbrugje, foto RHDHV.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 37

6 Uitvoerbaarheid van het plan

6.1 Wetten, regels en beleid

6.1.1 Wet natuurbescherming Gebiedsbescherming De maatregelen die worden genomen binnen het plangebied Giethmen-Dalmsholte zijn afkomstig uit het Natura 2000-beheerplan en de PAS-gebiedsanalyse en hebben als doelstelling het hydrologisch herstel van het Reggesysteem. Het plan levert een positieve bijdrage aan het hydrologisch herstel en bijbehorende watergerelateerde doelen van het Natura 2000-gebied Vecht- en Beneden Reggegebied. Hoewel het plangebied zelf geen onderdeel is van het Natura 2000-gebied is er wel ruimte voor ontwikkeling van stroomdalgraslanden en beekbegeleidende bossen. Dit zorgt voor verdere versterking van het riviersysteem van de Regge en de Vecht.

Soortenbescherming Binnen het plangebied komen verschillende wettelijk beschermde diersoorten voor waaronder vogels, zoogdieren en insecten. Door het treffen van mitigerende maatregelen zijn negatieve effecten op broedvogels te voorkomen. Voor de meeste grondgebonden zoogdiersoorten geldt dat het plangebied wordt gebruikt als foerageergebied. De werkzaamheden zullen slechts leiden tot een tijdelijke verstoring van foerageergebied en het gebied zal na afloop van de werkzaamheden herstellen. Overtreding van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming zijn uitgesloten.

Het plangebied maakt ook onderdeel uit van het leefgebied van de zwaarder beschermde otter. De vaste rust- en verblijfplaatsen van de soort liggen buiten het plangebied vermoedelijk bij het Onderland. Het gaat om een nacht-actieve soort en werkzaamheden ter plaatse van vaste rust- en verblijfplaatsen zijn uitgesloten. Overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van de otter worden niet verwacht.

De beekrombout komt voor in de nabijheid van het plangebied. Deze libel is afhankelijk van stromende wateren met voldoende bochten en ondiepe gedeeltes waar fijn sediment en organisch materiaal wordt afgezet. De Beneden Regge binnen het plangebied is momenteel ongeschikt als leefgebied voor deze soort. Na inrichting wordt dit verbeterd, doordat er meer meanders en ondiepe delen ontstaan.

De herinrichting van het gebied biedt uitbreiding van geschikt leefgebied voor de otter en de beekrombout. Ook diverse andere soorten en soortgroepen (vlinders, libellen, overige insecten, vissen, planten, vogels et cetera) zullen profiteren van de nieuwe inrichting. Voor nadere informatie t.a.v. gebieds- en soortenbescherming wordt verwezen naar de Natuurtoets opgenomen in bijlage 3 (Royal HaskoningDHV, 2017)

Conclusie Wet natuurbescherming De aanvraag van een ontheffing in kader van de soortenbescherming en een vergunning in kader van Natura 2000 gebiedsbescherming is niet nodig. Het plan is uitvoerbaar in het licht van de Wet natuurbescherming, Natura 2000 en soortenbescherming onder de voorwaarde van uitvoering van mitigerende maatregelen t.a.v. beschermde soorten. Deze maatregelen dienen uitgewerkt te worden in een ecologisch werkprotocol. Overtreding van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming wordt op deze manier voorkomen.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 38

6.1.2 Waterwet Als een waterschap een waterstaatswerk wil aanleggen of wijzigen, dient op grond van artikel 5.4 Waterwet een projectplan te worden vastgesteld, zo ook voor dit plan. Daarin is opgenomen een beschrijving van het werk, de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd en een beschrijving van de voorzieningen om nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk ongedaan te maken of te beperken. Het werk dient bij te dragen aan de drie doelstellingen van de Waterwet: 1) Voorkoming en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste (waterkwantiteit). 2) Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (waterkwaliteit). 3) Vervulling van overige maatschappelijke functies van het watersysteem.

Met onderhavig plan wordt invulling gegeven aan bovenstaande doelstellingen. Het voorkomen van ongewenste overstromingen, wateroverlast en waterschaarste zijn de randvoorwaarden voor het ontwerp. In de ontwerpfase is de overstromingsdynamiek getoetst aan de hand van verschillende neerslaggebeurtenissen en is de grondwaterhuishouding in beeld gebracht. Het definitieve ontwerp draagt bij aan de realisatie van de natuurdoelen. Het project levert een bijdrage aan de bescherming en verbetering van de kwaliteit van watersystemen en daarmee aan de KRW, door meer variatie in de stroming en de natuurlijke inrichting van de Beneden Regge.

Indien door de herinrichting negatieve effecten optreden naar bijvoorbeeld woon- en/of landbouwkundige functies wordt dit meegenomen in het proces van de grondverwerving en de schadeloosstellingssystematiek.

6.1.3 Omgevingsvisie Overijssel De Omgevingsvisie Overijssel is dé provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht (straks: de Omgevingswet). Het betreft een integrale visie die onderwerpen behandelt als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur. De Omgevingsvisie op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten.

De Omgevingsvisie Overijssel heeft de status van:  Structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening  Regionaal Waterplan onder de Waterwet  Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer  Provinciaal verkeers- en vervoersplan onder de Planwet Verkeer en Vervoer  Natuurvisie onder de Wet natuurbescherming  Visie op de ondergrond

De vier thema’s die van belang zijn voor de herinrichting van plangebied Giethmen-Dalmsholte zijn: 1. Natuurnetwerk Nederland (NNN) De ambitie is een vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden (NNN, waaronder Natura 2000-gebieden en Nationale Parken) 2. (binnen)Steden en Landschappen Ambitie is het behouden en versterken van de leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied. Daarnaast wil men het cultureel erfgoed behouden en versterken als drager van identiteit 3. Regionaal Waterbeheer

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 39

De ambitie is watersystemen met een goede ecologische en chemische kwaliteit, die voor de lange termijn klimaatbestendig en veilig zijn. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de gevolgen van klimaatverandering en het versterken van ruimtelijke kwaliteit. 4. Veiligheid en gezondheid De provincie zet zich samen met het Rijk, de waterschappen, gemeenten en veiligheidsregio’s in om Overijssel nu en in de toekomst te beschermen tegen overstromingen en wateroverlast. Dit is essentieel voor de veiligheid van de bewoners en voor de bescherming van economische waarden.

Het Reggedal maakt deel uit van het NNN. De percelen zijn tevens geschikt voor waterberging. Met het inrichten van de percelen wordt invulling gegeven aan het NNN en voldaan aan de waterbergingsopgaven.

6.1.4 Omgevingsverordening Overijssel Voor het project is mogelijk een ontgrondingsvergunning noodzakelijk. Er zijn echter ontgrondingen waarvoor een vrijstelling van de vergunningplicht geldt. Deze staan in artikel 3.3.2.1 in paragraaf 3.3.2 Ontgrondingen van de Omgevingsverordening Overijssel. Met de provincie moeten worden afgestemd of een ontgrondingsvergunning noodzakelijk is. Een ontgronding is een verlaging van het maaiveld of de onderwaterbodem. Een ontgronding wordt gezien als alle werkzaamheden aan of in de hoogteligging van een terrein of waarbij de bodem van een water wordt verlaagd. Maatregelen als ‘afgraven van een toplaag’, ‘graven van petgaten’, ‘plaggen’ wordt gezien als een ontgronding. Door een ontgronding treden mogelijk ongewenste effecten en hinder op voor de omgeving. Om dit te voorkomen zijn er voorwaarden voor de aanpak van een ontgronding. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan wordt een vergunning afgegeven. Hierin staan voorschriften om ongewenste effecten te voorkomen. In dit geval gaat het om een functionele ontgronding aangezien het om een natuurontwikkelingsproject gaat.

In het plangebied Giethmen-Dalmsholte wordt ca. 5,2 ha ontgrond (verwijderen graszode, natuur- technisch ontgraven + verwijderen kade 15 m breed). In totaal wordt ca. 55.800 m3 grond ontgraven (op basis van de SSK-raming). Hier zitten nog wat onzekerheden in (geen profielen, geaccidenteerd oppervlak).

6.1.5 M.E.R-regelgeving

Een Milieueffectrapportage (m.e.r.) brengt de milieugevolgen van een plan en/of besluit in beeld voordat er een besluit over wordt genomen. Er bestaat een onderscheid tussen een m.e.r.-procedure en een m.e.r.-beoordeling. In artikel 7.2 van de Wet milieubeheer is de m.e.r.-procedure geregeld. Hier staat aangegeven voor welke plannen en besluiten een m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt.

Er kunnen diverse redenen zijn om een m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordeling te doorlopen:  Ontgrondingen: - Meer dan 12,5 ha is project-m.e.r.-beoordelingsplichtig (categorie D16.1, Besluit m.e.r.), - boven de 25 ha is project-m.e.r.-plichtig (categorie C16.1 Besluit m.e.r.). - Onder de 12,5 ha geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling  Wijziging bestemming: - Bij een bestemmingsplanwijziging binnen Natura 2000 kan een passende beoordeling noodzakelijk zijn. In dat geval is ook een plan-m.e.r.-procedure verplicht (artikel 7.2a lid 1 Wet milieubeheer).

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 40

- Bij functiewijziging van een oppervlak van meer dan 125 ha is een project-m.e.r.-beoordeling noodzakelijk indien deze functiewijziging direct met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt (eind bestemming) (categorie D9 Besluit m.e.r.) - Wordt de functiewijziging door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt, dan geldt bij een oppervlakte van meer dan 125 ha een plan-m.e.r.-plicht - Onder de drempel van 125 ha geldt een vormvrije plan- of project m.e.r.-beoordelings-plicht. - Bij bestemmingsplan met ontgronding van > 12,5 ha geldt een m.e.r.-plicht.

Bij het plangebied Giethmen-Dalmsholte wordt circa 5 ha ontgrond en wordt circa 2,6 ha aan kade afgegraven. De ontgronding is dus totaal7,6 ha en verandert maximaal 11, 2 ha van functie (inclusief de kade). Het gebied ligt buiten Natura 2000-gebied. Negatieve effecten op Natura 2000 gebieden zijn uitgesloten waardoor een Passende Beoordeling niet noodzakelijk is. Op grond van artikel 7.2a lid 1 Wet milieubeheer hoeft dus geen plan-m.e.r.-procedure te worden doorlopen.

Voor de ontgronding moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden opgesteld. Als deze ontgronding alleen mogelijk is als ook de bestemming verandert, dan moet voor het ruimtelijk plan (bestemmingsplan of inpassingsplan) een vormvrije plan-m.e.r.-beoordeling worden opgesteld.

6.1.6 Gemeentelijk beleid Het plangebied Giethmen-Dalmsholte is gelegen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de gemeente Ommen. De gronden hebben een enkelbestemming agrarische doeleinden. Daarnaast hebben de gronden een dubbelbestemming rivieroevers met natuurwaarden. Het inrichten van de gronden als waterbergingsgebied past niet binnen deze bestemmingen. Er is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk om ook waterberging op de gronden mogelijk te maken die buiten de kades komen te liggen. Deze gronden krijgen een medebestemming ‘Primaire waterstaatsdoeleinden’. Daarnaast dient de bestemming ‘Agrarische doeleinden’ gewijzigd te worden naar ‘Natuurdoeleinden’ indien grond aan de landbouw wordt onttrokken en natuur ontwikkeld wordt. Het gaat hierbij om gronden waarbij het beheer gericht is op natuurwaarden en waarbij regulier agrarisch gebruik niet meer mogelijk is.

6.2 Benodigde vergunningen Voor de uitvoering van het project zijn vergunningen benodigd. Hiervoor is een vergunningenscan uitgevoerd die in Bijlage 5 is opgenomen. Uit deze scan is niet naar voren gekomen dat het plan niet uitvoerbaar is.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 41

7 Bronvermelding

Knol Bert .W. et al, 2009. Waterschap Vechtstromen, 2009. Ecologische doelen en verantwoording status waterlichamen waterschap Regge en Dinkel.

Informatiehuis Water. 2014. Factsheet: NL05_Benedenregge Beneden Regge

Provincie Overijssel. 2013. Akkoord Samen werkt beter

Provincie Overijssel. 2014. Natura 2000-gebieden en Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000. Beleidsinformatie okt. 2014 tek.nr.140241

Provincie Overijssel. 2015. Brochure Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000. Januari 2015.

Provincie Overijssel, 2017a, Natura 2000 Gebiedsanalyse voor de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) Vecht- en Beneden-Reggegebied. 31 oktober 2017

Provincie Overijssel, 2017b, Natura 2000 beheerplan Vecht- en Beneden Reggegebied

Provincie Overijssel, 2017c, Omgevingsvisie 2017 Beken Kleur

Provincie Overijssel. 2017d, Omgevingsverordening Overijssel 2017

Royal HaskoningDHV, 2017, Natuurtoets Natuurontwikkeling Regge; plangebieden Giethmen – Dalmsholte en Archem - Eerde

Waterschap Regge en Dinkel, 21 november 2012, Reggeherstelproject Dalmsholte – Projectplan

Waterschap Vechtstromen. 2015. Regge-Archemermaten Inclusief ontwikkelopgave EHS Regge - Verkenning Samen Werkt Beter

Waterschap Vechtstromen, 2015. Achtergronddocument Kaderrichtlijn Water; Onderbouwing van het maatregelenpakket 2015-2027

Waterschap Vechtstromen, 2015. Factsheet: NL05_Benedenregge Beneden Regge

Websites: http://www.natuurkennis.nl http://www.topotijdreis.nl/

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 42

Bijlage 1. Hydrologische basisgegevens

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 1

Inrichtingsplan Giethmen Dalmsholte, hydrologische basisgegevens

Inhoud

1 Oppervlaktewater 3 1.1 Regge, uitgangspunten ontwerp 3 1.2 Regge, ontwerp 3 1.3 Kentallen hydraulisch ontwerp Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.4 Regge inundaties 4 1.5 Afwatering detailstelsel en geul 4

2 Grondwater 7 2.1 Effect Reggemeanders 7 2.2 Effect profielaanpassing Regge 7 2.3 Effect beëindiging bemaling 8

3 Literatuur 13

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 2

1 Oppervlaktewater

De hydrologische analyses voor grond- en oppervlaktewater die zijn uitgevoerd in het kader van het projectplan (Reggeherstelproject Dalmsholte, waterschap Regge en Dinkel, november 2012) vormen de basis voor het inrichtingsplan Giethmen-Dalmsholte. In dit gebied zijn de Reggeherstelmaatregelen dus nog niet uitgevoerd.

Dit document vat de belangrijkste kenmerken samen en legt een aantal voortschrijdende inzichten vast.

1.1 Regge, uitgangspunten ontwerp Het hydraulisch ontwerp voor de Regge in dit gebied is gericht op een meer natuurlijk en veerkrachtig riviersysteem. Hiertoe wordt het profiel aangepast (verleggen en beperkt versmallen en verondiepen) en periodiek water geborgen in het Regge-dal. Hiertoe worden de kades verwijderd. Inundaties vanuit de Regge treden op bij hogere afvoeren. Bij een jaarlijks hoogwatersituatie (T=1) wordt het Regge-dal binnen het projectgebied volledig ingezet voor waterberging. Rekening is gehouden met de afhankelijkheid van de Reggepeilen van de peilen op de Vecht.

1.2 Regge, ontwerp

In onderstaande figuur is het lengteprofiel weergegeven van Archem tot de Vecht. Het projectgebied bevindt zich ongeveer tussen 1,5 tot 3,0 km afstand van de Vecht.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 3

Uit de ontwerpprofielen is te zien dat de maximaal optredende peilen vergelijkbaar zijn met de huidige situatie. Dit komt omdat bij hogere afvoeren de waterstanden van dit deel van de Regge bepaald worden door de waterstanden op de Vecht.

1.3 Kentallen hydraulisch ontwerp

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kenmerken van de Regge voor zowel de huidige situatie als het ontwerp.

Giethmen, Beneden Regge Bovenstrooms Benedenstrooms (Regge bij Giethmense (Regge bij spoor) Kerkpad) Huidig Ontwerp** Huidig Ontwerp**

Bodemhoogte (m +NAP) +1,3 tot +1,8* +1,5 +1,0 tot +1,5* +0,7 Bodembreedte (m) 25 tot 30* 14 25 tot 30* 14 Peil T100 (m +NAP) +5,13** +5,13 +4,95** +4,90 Peil T1 (m +NAP) +4,30** +4,34 +4,05** +4,07 Peil 1/4Q (m +NAP) +2,63** +2,63 +2,45** +2,45 *) gemeten **) Projectplan 2012

Te zien is dat de peilen bij Giethmen in het voorjaar bepaald worden door het stuwpeil bij Vilsteren, enkele kilometers benedenstrooms gelegen van de monding van de Regge in de Overijsselse Vecht. Het streefpeil van deze stuw is in de winter 2,35m + NAP en in de zomer 2,65 m +NAP.

1.4 Regge inundaties

Op basis van de kentallen van het hydrologische ontwerp die hierboven in hoofdstuk 1.3 zijn beschreven, zijn inundatie beelden gemaakt voor de huidige en de toekomstige situatie (zie figuur 1.2 en 1.3). De inundatiebeelden zijn gemaakt door op de hoogtekaart de inundaties weer te geven op basis van de optredende waterstanden.

Bij het maken van het huidige inundatiebeeld is rekening gehouden met de aanwezigheid van de Reggekade. De laaggelegen gronden ten westen van deze kade, zullen door de aanwezigheid van de kade niet inunderen. Voor het maken van het toekomstige inundatiebeeld is de nieuw te graven meander verwerkt in de hoogtekaart. Verder is rekening gehouden met het vergraven van de huidige Reggekade en met de verhoogde ligging van de Koedijk. De lage gronden ten westen van de Koedijk zullen niet inunderen, doordat de Koedijk fungeert als een kering.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 4

Figuur 1.2. Overstromingsdynamiek huidige situatie Giethmen-Dalmsholte bij T=1/4Q (donkerblauw); T=1 (blauw) en T=100 (groen) en aanwezige bebouwing (rode x) (bron:Royal HaskoningDHV,2017)

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 5

Figuur 1.3. Overstromingsdynamiek toekomstige situatie Giethmen-Dalmsholte bij T=1/4Q (donkerblauw); T=1 (blauw) en T=100 (groen) en aanwezige bebouwing (rode x) (bron: Royal HaskoningDHV, 2017).

1.5 Afwatering detailstelsel en geul

Op basis van maaiveldhoogtes is ingeschat dat een groot deel van de detailontwatering in het gebied (in normale omstandigheden) onder vrij verval kan lozen op de Beneden Regge.

In de plansituatie is een geul voorzien op de westelijke plangrens (grens landbouw – natuur). Deze geul dient voor de afwatering van gronden. Door ophoging van gronden (westelijke deel) wordt de drooglegging van de landbouwgronden verbetert. De geul is beperkt van diepte en heeft daarmee een gering effect op de natuur (oostelijke deel). De maatregelen worden uitgevoerd in overleg met de betreffende agrariër.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 6

2 Grondwater

2.1 Effect Reggemeanders

De ligging van deze meanders is bepalend voor de grondwatereffecten. Deze ligging is afhankelijk van het gebiedsproces met grondeigenaren. Deze effecten zijn daarom niet (opnieuw) doorgerekend.

Uit beschikbare rekenresultaten uit het verleden (Projectplan 2012, zie ook hoofdstuk 1) blijkt wel dat ter plaatse van een nieuwe meander met name de GHG wordt verlaagd (‘droger’, tot 50 cm) terwijl de GHG in de gedempte delen verhoogd (‘natter’ tot 50 cm). De grondwatereffecten beperken zich tot circa 100 m afstand van deze ingrepen (dempen/graven).

2.2 Effect profielaanpassing Regge

De berekende effecten van de Reggeaanpassingen op de grondwaterstanden (GLG en GHG) zijn weergegeven in navolgende figuren (Projectplan, 2012).

Figuur 2.1. en 2.2. (Projectplan Waterschap, 2012)

Uit bovenstaande figuren blijkt (in grote lijnen) dat zowel in de zomer- als wintersituatie in de directe omgeving van de Regge beperkte vernatting optreedt (maximaal 50 cm). Dit is te verklaren enerzijds door de hogere peilen van de Regge, anderzijds door demping van Reggedelen. Ter plaatse van de nieuwe meanders worden de GxG’s verlaagd (rode vlekken in figuren).

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 7

Het omvang van de effecten beperken zich tot een smalle zone langs de Regge (tot circa 75 m afstand).

2.3 Effect beëindiging bemaling

De grondwatereffecten van de maatregelen zijn berekend met het WRD 2014 model. Dit model rekent niet- stationair en is ontwikkeld vanuit het WRD 2012-model.

De belangrijkste wijzigingen welke zijn doorgevoerd in het WRD 2014 model betreffen: - de wijze van insnijding van waterlopen in de modellagen van REGIS, - de drainageweerstand van waterlopen, - de drainage door TOP10 waterlopen (waterpeil, bodemhoogte), - de verdamping en grondwateraanvulling (Metaswap in plaats van Capsim), - het rekengrid van 25x25 m, - de stationaire en niet stationaire kalibratie (periode 1989-2001, data beschikbaar vanuit WRD 2012 model).

Voor meer detailinformatie over het WRD 2014 model wordt verwezen naar het rapport ‘Aanpassing instationair WRD2012-grondwatermodel’ van Tauw, (mei 2015).

De waterlopen die in het betreffende gebied voorkomen staan niet op de legger. Daarmee is het exacte ontwateringsniveau onbekend. De peilen voor detailontwatering in het grondwatermodel zijn daarom ingeschat op basis van het AHN. Deze inschatting is als plausibel beoordeeld.

Buisdrainage is niet aanwezig in het model, uitgezonderd een stukje bij het gemaal. Deze aanname is plausibel aangezien het maaiveld buiten het beekdal een stuk hoger ligt. Niet bekend is of deze drainage er in werkelijkheid ook ligt.

Het inslagpeil van het gemaal (capaciteit 2,6 m3/min) is 2,75 m+NAP, het uitslagpeil is 2,45 m +NAP. Het gemaal heeft ook een vrije lozing middels een naast gelegen duiker (BOK ca. 2,55 m +NAP). In de zomerperiode (met lagere Reggepeilen) kan het gebied dus vrij afwateren.

In de toekomstige situatie zal het gemaal verwijderd worden en moet het gebied gedurende het hele jaar vrij afwateren. Voor de zomersituatie verandert de situatie niet, modelmatig zijn dan ook geen aanpassingen verricht. Voor de toekomstige wintersituatie is een hoger peil van 2,7 m NAP aangehouden (lokaal Reggepeil in de wintersituatie).

In de praktijk zal de zomersituatie niet veranderen; de peilen blijven immers gelijk. In navolgende figuren is te zien dat in de winter- en voorjaarssituatie de grondwaterstanden stijgen omdat het lokale Reggepeil hoger is dan het huidige streefpeil van het gemaal. Uit de figuren 2.2. en 2.3 blijkt dat de grondwaterstanden (GHG en GVG) circa 10 tot 25 cm hoger worden. De zomersituatie is niet weergegeven omdat hierin niets veranderd.

In figuur 2.4. en 2.5. is de berekende grondwaterstand voor de huidige en toekomstige situatie opgenomen. Uit deze figuren blijkt dat de lage gronden langs de Regge in de huidige situatie al “nat” zijn (GHG 20-40 cm-mv, GLG 60-80 cm-mv). De gebruiksmogelijkheden van deze gronden zijn na verwijdering van de bemaling beperkt. Bij de inrichting worden deze gronden dan ook omgevormd naar natuur. Bij de hoge gronden ten westen van de plangrens wordt een grondwaterstandverhoging van ca. 5 cm berekend. In de figuren is te zien dat de huidige en toekomstige grondwaterstand in het grootste deel van dit perceel dieper ligt dan 200 cm-mv, waardoor de drooglegging na de maatregelen voldoende blijft. Het perceel ligt aan de rand met het plangebied wat lager en hier ligt de huidige grondwaterstand dichter aan maaiveld (GHG 60-80 cm). In overleg met de eigenaar zal worden bepaald of een mitigerende maatregel zoals ophoging hier wenselijk is.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 8

Figuur 2.2 . effect beëindiging bemaling op GHG

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 9

Figuur 2.3. effect beëindiging bemaling op GVG

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 10

Figuur 2.4. huidige situatie GHG

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 11

Figuur 2.5. huidige situatie GLG

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 12

3 Literatuur

- Projectplan Reggeherstelproject Dalmsholte, Waterschap Regge en Dinkel, 21 november 2012 - Aanpassing instationair WRD2012-grondwatermodel, Tauw, mei 2015.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 13

Bijlage 2. Bodemchemisch onderzoek Giethmen-Dalmsholte

Notitie / Memo HaskoningDHV Nederland B.V. Water Aan: Click to enter "Recipient" Van: Erik Rosendaal, Carien ten Cate, Alma de Vries, Hanita Zweers Datum: 29 oktober 2018 Kopie: Ons kenmerk: WATBF2647R001F02 Classificatie: Open

 Onderwerp:  Regge Inrichtingsplan Giethmen

1. Aanleiding Royal HaskoningDHV werkt op dit moment in samenwerking met Waterschap Vechtstromen en andere partijen aan het opstellen van twee inrichtingsplannen voor deelgebieden Archem-Eerde en Giethmen Dalmsholte, als uitwerking van een Natura 2000/PAS-opgave. Tijdens de projectgroep overleggen is naar voren gekomen dat er in de twee deelgebieden kansen liggen voor de ontwikkeling van vochtige hooilanden en stroomdalgraslanden. Om dit te realiseren is een behoorlijk areaal aan ontgraving alsook ophoging voorzien. De projectgroep heeft aangegeven gezien de omvang van de ontgraving en ophogingen dat meer kennis nodig is over de haalbaarheid van deze twee vegetatietypen die afhankelijk zijn van voedselarme standplaatsen en of het inderdaad noodzakelijk is om zoveel te ontgraven.

De deelgebieden kennen een (intensief) agrarisch verleden. De bouwvoor zal hierdoor naar verwachting te rijk zijn aan de nutriënten fosfaat en stikstof. Op dit moment is weinig informatie over de voedselrijkdom in de deelgebieden beschikbaar. In het Ecohydrologisch herstel natuurgebied Eerde opgesteld door Bell Hullenaar (2013) zijn in deelgebied Archem Eerde op enkele puntlocaties bodemchemisch onderzoek uitgevoerd. Ter hoogte van Giethmen zijn helemaal geen gegevens van de voedselrijkdom van de bodem bekend.

Nader bodemchemisch onderzoek, met name gericht op voor planten beschikbaar fosfaat, is nodig om te kunnen beoordelen in hoeverre er sprake is van voedselrijkdom, in hoeverre dit de ontwikkeling van de gewenste doeltypen beïnvloedt en welke maatregelen hiervoor mogelijk zijn. Maatregelen zijn onder andere ontgraving, verschraling door uitmijnen en hooilandbeheer (maaien en afvoeren). Deze notitie gaat specifiek in op deelgebied Giethmen.

2. Onderzoeksvragen Giethmen Bij het onderzoek naar de ontwikkelingsmogelijkheden voor vochtige hooilanden (vochtige standplaats) en stroomdalgraslanden (droge omstandigheden) spelen de volgende onderzoeksvragen:

- Wat is de voedselrijkdom van de bodem (beschikbaar fosfaat) op verschillende dieptes, de verzuringsgevoeligheid van de bodem - Is bijstelling van de inrichtingsmaatregelen nodig om de natuurdoelen te behalen: o.a. minder (diep) ontgraven), zijn alternatieve maatregelen mogelijk (o.a. uitmijnen, maaien en afvoeren - Is de te ontgraven grondlaag toepasbaar in het gebied om het natuurlijk reliëf te herstellen? - Is er risico op nalevering van fosfaat ter plaatse vanuit hoger gelegen gronden

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 14

Het bijstellen van de inrichtingsmaatregelen (minder diep graven, aanpassen beheer) vindt plaats in een gezamenlijke werksessie. 3. Achtergrondinformatie

3.1 Voedselrijkdom en fosfaat Voedselrijkdom van de bodem wordt bepaald door aanwezigheid van twee stoffen: - stikstof (N): na beëindiging van agrarisch gebruik daalt stikstof in de bodem relatief snel via nitraatuitspoeling en denitrificatie. Deze stikstofdaling wordt als gevolg van atmosferische stikstofdepositie nooit zo laag om limitatie in groei te veroorzaken (zgn. stikstoflimitatie). - fosfaat (P): fosfaat blijft in tegenstelling tot stikstof vanwege sterke binding aan de bodem lange tijd aanwezig in de bodem. Reductie van fosfaat is nodig om soortenrijke natuurtypen te kunnen ontwikkelen. (Lamers e.a., 2005; Smolders e.a., 2006). De potenties voor natuur zijn direct afhankelijk van fosfaat in de bodem waarbij voor planten onderscheid gemaakt moet worden in voor de planten beschikbare fosfaat (Olsen-P) en het fosfaat dat gebonden is aan de bodem (P-totaal/P-voorraad). In het schema in figuur 1 is de beschikbaarheid van fosfaat schematisch weergegeven.

Figuur 1: Schematische weergave beschikbaarheid fosfaat (P)

De grootste hoeveelheid aan fosfaat is stabiel gebonden aan de bodem. Fosfaat bindt goed aan klei en aan de elementen ijzer, calcium en/of aluminium. Ondanks de grote P-voorraad kan in kleigronden en/of ijzer, calciumrijke gronden de voor planten beschikbare fosfaat laag zijn. Verder komt door mineralisatie van organisch materiaal fosfaat beschikbaar; vernatting kan het afbreukproces remmen bijvoorbeeld bij vervening en fosfaat vastleggen. Deze hoeveelheid is vergeleken met het fosfaat in de bodem klein.

Fosfaat in de bodem is afhankelijk van de binding immobiel (stabiel gebonden) of labiel aanwezig. De fosfaatbinding aan ijzer is labiel; bij blijvende vernatting gaat door reductie van Fe3+ naar Fe2+ fosfaat in oplossing. Bij vernattingsprojecten speelt dit een belangrijke factor en is er een groot risico op pitrusontwikkeling wanneer de fosfaatbeschikbaarheid toeneemt. Pitrus is een soort die op natte fosfaatrijke en zwak zure (pH4-6) gronden met goede kiemplekken snel tot ontwikkeling komt.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 15

3.2 Grenswaarden P-Olsen en hydrologische randvoorwaarden natuur Voor de gewenste natuurdoelen zijn ten aanzien van P-Olsen en hydrologie grens- en/of randwaarden bekend. In tabel 1 zijn de grenswaarden voor P-Olsen weergegeven uitgedrukt in µmol per liter (verse) bodem en µmol per kg (droge stof). De grenswaarden zijn variabel en afhankelijk van het fosfaatbindend vermogen van de bodem. De hogere fosfaateenheden tussen haakjes is mogelijk bij ijzerrijke bodems. Uit de tabel blijkt dat de gewenste P-Olsen voor ontwikkeling van vochtige hooilanden lager is dan 800 µmol/ liter waarbij 1200 µmol/ liter mogelijk is onder ijzerrijke omstandigheden. Voor stroomdalgraslanden liggen de grenswaarden tussen 440-980 µmol/ kg DG op basis van referentielocaties bij onder meer Junner Koeland.

Tabel 1: Overzicht natuurdoelen en bijbehorende grenswaarden P-Olsen en hydrologische randvoorwaarden. Grenswaarden fosfaat Hydrologische randvoorwaarden

P-Olsen3co P-Olsen GVG GLG Natuurdoelen [µmol/l bodem] [µmol/ kg DG] (cm) (cm)

300 N10.1 Natte schraalgraslanden (<500)

300 <500 Kleine zeggevegetaties <1162 (700)

300 <500 Blauwgraslanden 0-25-mv 40-60 (80) –mv (700)

<600 800 N10.2 Vochtige hooilanden (1200)

Veldruschraalland (junco <600-900

milinion) (1200)

<800 (+10) -5 - 25 (45) –mv > 40-60 (80) –mv Dotterbloemgraslanden (1000-1200)

N11.1 Droog schraalland

Stroomdalgraslanden 440-8901 (70) 90 -mv

40-60 cm –mv N12.02 Kruiden- en faunarijke grasland 1200 of dieper

<800 N14.01 Elzenbroekbos (+30) 0-25 (80)-mv (1000) 1 Eichhorn. K, en R. Ketelaar,2016. Ecologie en beheer van kruidenrijke graslanden op de zandgronden 2016. Referentiewaarden gemeten ter hoogte van soortenrijke halfnatuurlijke graslanden/stroomdalgraslanden in Junner Koeland (Overijsselse Vecht) en Cortenoever (IJssel). Natuurmonumenten. 2Bron: Strategieën voor omvorming landbouwgronden naar natuur. O+BN workshop bronnen 2015 3Mullecom et al (B-Ware)

3.3 Verschralingsmethodieken Om fosfaat uit het systeem te halen zijn er in hoofdzaak drie maatregelen: 1. ontgronden: afvoer van de fosfaatrijke bovenlaag en maaiveldverlaging op basis van fosfaatgehalten in het bodemprofiel 2. uitmijnen: verhoogde afvoer van fosfaat via het gewas door stikstofbinder (klaver) of N- bemesting en Kali-bemesting (40 kg/ha/j; 4 x hoger dan regulier maaien en afvoeren) 3. maaien en afvoeren: afvoer van fosfaat via maaien en afvoeren van de vegetatie (10 kg/ha/j)

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 16

Ontgronden heeft als voordeel een snelle verschraling en mogelijk voordeel dat de grondwaterstand dichter bij het maaiveld ligt. Dit laatste kan ook nadelig zijn als de situatie te nat wordt. Afhankelijk van de fosfaatrijkdom is aanvullend nog uitmijnen en/of maaien als (beheers)maatregel nodig. De verschraling bij uitmijnen (zonder ontgronding) kan enkele tientallen jaren duren; bij maaien en afvoeren kan dit meer dan 100 jaar duren. Uitmijnen en maaien afvoeren hebben als voordeel dat het bodemleven minder verstoord wordt. Een aandachtspunt is dat het mogelijk te nat wordt voor de landbouwkundige bewerking die nodig is bij uitmijnen.

Risico op pitrusontwikkeling Wanneer sprake is van (blijvende) vernatting van voormalige fosfaatrijke landbouwgronden neemt de fosfaatbeschikbaarheid toe en is er een verhoogd risico op pitrusontwikkeling. Het voorkomen en domineren van pitrus heeft meerdere oorzaken. In tabel @ zijn deze oorzaken aangegeven alsook de situatie:

Oorzaak dominantie toelichting plangebied pitrus

Sterke schommeling in Met name in situaties met. langdurige Situaties komen voor in het plangebied. Sterke grondwaterstand plasdras in winterperiode en flinke schommeling van Reggepeilen en peildaling in de zomer doet pitrus het goed. plasdrassituaties vanwege lemige gronden.

Zure bodem pH tussen 3,7-4,8 is gunstig voor pitrus. Bodem is niet zuur en zeker niet na verwijdering Bijvoorbeeld bij stagnatie van regenwater in van de kade waarna het plangebied jaarlijks het maaiveld overstroomt met Reggewater. Tijdelijke verzuring in winterperiode voorkomen door afvoeren van regenwaterlens

Zodebeschadiging Open plekken in vegetatie zijn onder Aandachtspunt bij inrichting en beheer (geen bovengenoemde omstandigheden gunstige grote grazers in natte periode). kiemomstandigheden voor pitrus

Te grote In combinatie met bovengenoemde Alleen lokaal neemt de GxG toe t.h.v. gedempte fosfaatbeschikbaarheid omstandigheden kan pitrus sterk watergangen/Regge alsook lokale afname door t.o.v. stikstof en kali concurreren met andere planten. Aan ijzer aanleg watergang en Regge. Geen grote gebonden fosfaat kan bij langdurige algehele wijziging in GxG. Grondwaterpeilen op vernatting vrijkomen. de Regge is bepalend. Deze wijzigen niet. Fosfaatbeschikbaarheid is met name in het groeiseizoen (voorjaar-zomer) de bepalende factor.

4. Werkwijze bodemchemisch onderzoek

4.1 Boringsplan en bodemmonsters Om een goed ruimtelijk beeld te verkrijgen van het plangebied is ter hoogte van de voorziene ontwikkellocaties van vochtige hooilanden en stroomdalgraslanden circa 1 boring per hectare geplaatst. Op basis van reliëf en landgebruik zijn de boringslocaties in het veld definitief bepaald. In de figuur 4 zijn de locaties op de maatregelenkaart weergegeven. Per boorlocatie zijn de bodemprofielen tot een diepte van circa 80-100 cm gestoken en beschreven. Op enkele locaties is ter referentie rond de boorlocatie extra referentieboringen uitgevoerd.

Afhankelijk van het voorziene doeltype stroomdalgrasland of vochtige hooiland en kenmerken van voedselrijkdom van de toplaag, het grondtype zijn grondmonsters genomen. Wanneer de bouwvoor

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 17

(variërend van 10 tot 30 cm diep) overduidelijk voedselrijk is (gewaskenmerken, bodem) is daar geen bodemmonster van genomen. Vanuit eerdere metingen in het gebied (alsook uit diverse onderzoeken van landbouwgronden zie figuur 3) zijn de Olsen-P waarden bij graslanden ruim meer dan 2000 µmol/ liter in de laag 0-20 cm en rond de 1500 µmol/ liter in de onderliggende laag 20-30 cm. Bij akkers liggen de waarden nog hoger. Van de kleilagen is in enkele gevallen een bodemmonster genomen om te bepalen wat het beschikbare fosfaat is. Klei bindt fosfaat waardoor relatief weinig beschikbaar fosfaat aanwezig is

Figuur 2 : links - Olsen P in de bodem gerelateerd aan landgebruik ( Camiel Aggenbach, O+BN workshop); Rechts- Relatie Olsen-P met totaal P in de bodem (10 mmol/kg = ca 1000 µmol/kg) bij Buurserzand

In het veld is om een indicatie van aanwezigheid van calcium te bepalen een HCL-test uitgevoerd.

De bodemmonsters zijn op 4 oktober 2017 genomen en in het laboratorium (Brightlabs te Venlo) onderzocht op: . Olsen-P (NEN 11263) . Organische stof drooggewicht (LOI bij 550C NEN 15935/NEN 5754)

Voor de vegetatieontwikkeling is de voor planten beschikbare fosfaat (Olsen-P) de belangrijkste factor en is deze gemeten. De totale P, inclusief het gebonden fosfaat is niet gemeten. Het is algemeen bekend dat deze waarde gerelateerd aan de aanwezigheid van Olsen-P (zie figuur 2) en direct afhankelijk is van het bodemtype. Hoe meer Olsen-P hoe hoger het gehalte aan P-totaal. Bij zand is relatief meer P-Olsen aanwezig en minder gebonden fosfaat. Bij veen en klei is relatief meer fosfaat gebonden aan organisch materiaal respectievelijk aan de bodem en mineralen (aluminium, calcium en ijzer).

Giethmen: vernatting en invloed op fosfaatbeschikbaarheid (Olsen-P) De gehalten aan ijzer, calcium en aluminium in de bodem is niet in het laboratorium gemeten. De meting van Olsen-P geeft al aan in hoeverre fosfaat beschikbaar is. Van kleibodems is bekend dat er binding plaats vindt van fosfaat aan onder ander aluminium of (calcium)carbonaten. Deze binding is niet gevoelig bij blijvende vernatting ( in de lager delen van het plangebied). Blijvende vernatting speelt alleen rol bij labiel gebonden fosfaat aan ijzer. De gronden in het plangebied bij Giethmen zijn relatief rijk aan ijzer. De grondwaterstanden in het plangebied wordt hoofdzakelijk bepaald door waterpeilen op de Regge die sterk fluctueren. Door verlegging van de Regge neemt de drainerende werking nabij de nieuwe Regge toe en neemt deze af op die locaties waar de Regge verder weg komt te liggen. Verder wordt binnen het plangebied enkele ontwateringsgangen gedempt en wordt ter vervanging op de plangrens een nieuwe watergang aangelegd Dit heeft alleen een lokale invloed met een lichte stijging van de GVG binnen het plangebied en ontwatering op de plangrens. Deze herinrichting heeft geen wezenlijke invloed op de kwel naar het plangebied.

Door de verlegging van de Regge wijzigt de grondwaterstanden direct nabij de ingreep. Door de beugel genomen is het waterpeil op de Regge bepalende voor de grondwaterstanden die niet wijzigen. Lokaal kan er sprake van interne verrijking via aan ijzer gebonden fosfaat; echter zakt de grondwaterstanden in de

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 18

zomer weg (GLG). Het risico is naar verwachting beperkt. Kortom wijzigt de situatie ten aanzien van het beschikbare fosfaat in de bodem naar verwachting over het algemeen niet als gevolg van de herinrichtingsmaatregelen en geeft de metingen van Olsen-P voldoende relevante informatie.

Verder kan na verwijdering van de kade via inundatie vanuit de Regge aanrijking plaatsvinden op plekken waar slib wordt afgezet. De overstroming is van korte duur en zal naar verwachting geen tot een beperkte (fosfaat)aanrijking leiden. pH De locaties worden jaarlijks geïnundeerd waarbij buffering via het oppervlaktewater plaats vindt. Meting van de pH geeft voor deze locaties geen toegevoegde waarde. Ter hoogte van ontwikkellocatie van stroomdalgraslanden is in het lab de pH gemeten. Het organische stofgehalte is bepaald in verband met de massavolume en mogelijke binding van fosfaat aan organische stof.

5. Resultaten

5.1 Bodemprofielen, ijzer en calcium In bijlage 2 zijn de boorprofielbeschrijving opgenomen. Bij het merendeel van de boorpunten bestaat de bodem uit (fijn) lemig zand van 20-30 cm dik met daaronder een zanderig leemlaag van 10 tot 30 cm dik. Daaronder is zand aanwezig. Op boorlocatie G10, hoog gelegen op stroomrug/kade is geen leemlaag aangetroffen maar lemig zand. Op enkele boorlocaties in op een diepte van 60-80-100 cm diep moerige grond aanwezig (G2, G9, G10).

Figuur 3: Bodemkaart plangebied Giethmen: Venig beekdalgrond (gearceerd), groen gespikkeld roodoornige vechtdalgronden; geel duinvaag- en stuifzandgronden; bruin: bruien enkeerdgronden.

In alle bodemprofielen is in meer of mindere mate ijzer aangetroffen. Dichter bij de Regge (G4 t/m G9) zijn de gronden sterk roestig op een diepte van 10 tot 20 cm. Conform de bodemkaarten van Stiboka (1983, 22 West 22Oost) is sprake van een fijnmazig bodempatroon door de verschillende afzettingen waardoor deze moeilijk als eenheid vast te leggen is In het plangebied komen grofweg venige beekdalgronden en roodoornige vechtdalgronden (roest 35 tot 120 cm diep) voor (zie figuur 3).

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 19

Uit de veldmeting met HCL (zoutzuur) is op geen enkele boorlocatie hoge calciumwaarden in de bodem waargenomen. Uit de bodemkaart van Stiboka (Almelo west,1983) komen de beekeerdgronden bij de Regge niet als kalkrijk gronden naar voren.

5.2 Olsen-P, organische stof en pH De laboratoriumresultaten zijn in bijlage 3 opgenomen. De Olsen-P is door het laboratorium uitgedrukt in µmol per kg (droge stof). Op basis van de maximale massavolume eenheid van 1,5 en 1,6 kg/liter voor zandgronden respectievelijk droge klei/leemgrond is de Olsen-P uitgedrukt in µmol per liter. Dit betreft een ‘worst case’ berekening omdat de massavolume bij zandgronden en bij aandeel van organische stof lager is. Bij zandgronden is deze 1,5 kg/liter en afhankelijk van het aandeel organische stof ligt deze tussen 1,1 en 1,4 kg/liter.

5.3 Beschouwing van de resultaten Uit de meetresultaten blijkt dat de Olsen-P waarden ter hoogte van de verschillende boorlocaties in weilanden en maisakker vergelijkbaar zijn. De waarden liggen tussen 500-700, met uitzondering van locaties G2 en G3 (hoger gelegen). De Olsen-P waarden zijn licht hoger op lagere dieptes. De waarden zijn niet sterk onderscheidend.

Verder is opvallend dat in oostelijk hoger gelegen extensief beheerde weilanden relatief hoge Olsen-P waarde laat zien 992 µmol/kg DS);

6. Maatregelen Op basis van de resultaten zijn de maatregelen zoals opgenomen in het DO bijgesteld. Dit is beschreven in een tabel opgenomen in bijlage 1 en is weergegeven op kaart in figuur 4. In deze tabel is naast de maatregel ook de AHN-ligging en de nieuwe grondwaterstanden (GVG en GLG) weergegeven exclusief de maaiveldverlaging.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 20

Figuur 4: Voorstel van maatregelen plangebied Giethmen op basis van werksessie 8 november 2017 en aanvullende analyse [locaties G4 en G6 liggen op de locatie met een sterretje]

6.1 Ontwikkellocaties vochtige hooilanden

Westelijke Reggeoever De lager gelegen gebieden westelijk van de Regge betreffen hoofdzakelijk intensievere graslanden met in het noorden een voedselrijk maisakker. Tussen de graslanden is op basis van de meetresultaten onderscheid te maken tussen het relatief voedselrijk westelijk perceel (G2/G3; 10-20cm Olsen-P 1028 µmol/kg 1028 met een zeer voedselrijkere onderlaag 30-40cm) en matig voedselrijk oostelijk gelegen deel (G6/G7/G8; 441 -580 µmol/kg op 10-20cm en iets voedselrijk ondergrond).

Met ontgronding van de graslandpercelen (maximaal 10 cm) is ontwikkeling mogelijk naar vochtige hooilanden mogelijk In dit gebied treedt het gehele jaar kwel op (2-5 mm) met een GVG (20-40-mv) en niet al te ver weg zakken van de GLG (huidig 50-75 cm –mv). Met maaiveldverlaging van maximaal 10 cm komt te GVG nog gunstiger te liggen voor ontwikkeling van vochtige hooilanden en mogelijk nat schraal grasland. Dieper ontgraven naar 20 cm levert op de meeste locatie tot een voedselrijkere situatie en is niet zinvol.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 21

De westelijke graslanden (G2/G3) zijn voedselrijker waar na ontzoding in eerste instantie kruidenrijk grasland kan ontwikkelen. Ook hier is diepere ontgraving tot 20 cm niet zinvol vanwege de zeer voedselrijke ondergrond. Aan de westzijde op de grens van het plangebied is in het zuidelijk deel een nieuwe watergang voorzien op de grens tussen landbouw en nieuw natuurgebied. Door de nieuwe en bestaande watergang als een geul aan te leggen ontstaan er kansen voor ontwikkeling van zeggemoerasvegetatie en mogelijk beekbegeleidend bos. Het hoger gelegen landbouwperceel heeft voldoende drooglegging. Voor de overige landbouwpercelen zuidelijk van het plangebied is voldoende drooglegging een voorwaarde.

Ter hoogte van het noordelijk gelegen maisakker (G1) wordt de watergang in de vorm van een geul aangelegd. De zone rondom wordt glooiend met het maaiveld 10 tot 20 cm afgegraven. De bouwvoor is zeer voedselrijk. In de ontgraven deel zal een voedselrijkere vegetatie ontwikkelen met nabij de geul een zeggemoerasvegetatie. Ter hoogte van de maisakker wordt 5 tot 10 jaar uitmijnen voorgesteld om de grootste hoeveel aan fosfaat uit het systeem te verwijderen.

Oostelijke Reggeoever Oostelijk van de Regge is op een locatie (G9) een geschikte locatie voor ontwikkeling van vochtige hooilanden. Deze locatie blijkt in het DO niet op de juiste locatie te zijn ingetekend. Bij verwijderen van de zode komt een matig voedselrijke grondlaag aan de oppervlakte (Olsen-P 685 21µmol/kg). Bij verwijdering van de 20 cm is de situatie fosfaat arm (Olsen-P 321µmol/kg). Ook op deze locatie is mogelijk sprake van jaarrond kwel maar niet zo overduidelijk als aan de westelijke Reggeoever.

Overige maatregelen na verwijdering graszoden of ontgronding Verwijdering van de bovenste laag is het aan te bevelen om het terrein in te zaaien met bijvoorbeeld maaisel van vochtige hooilanden uit de omgeving. Dit versnelt de ontwikkeling en geeft de soorten een voorsprong in ontwikkeling ook voor wat betreft de concurrentie met pitrus. De locaties onder invloed van inundatie van de Regge en /of natuurstroom en kwel worden voldoende gebufferd en hoeven niet zekerheidshalve bekalkt te worden. Verder is natuurlijk voor ontwikkeling van vochtige hooilanden hooilandbeheer (maaien en afvoeren) nodig

Risico nalevering fosfaat naar ontwikkellocaties vochtige hooilanden Er is een beperkt risico op nalevering van fosfaat van hoger gelegen gronden. Invloed vanuit directe omgeving (landbouwgronden) wordt afgevangen in de ondiepe watergeul op het grensgebied waar voedselrijkere moerasvegetaties kunnen ontwikkelen. Verder omvat het omringend infiltratiegebied relatief veel natuur en bosgebied.

6.2 Ontwikkellocaties beekbegeleidend bos (alluviale bossen) De geulen bieden goede kansen voor ontwikkeling van beekbegeleidend bos via natuurlijke bosopslag van elzen en wilgen (in figuur 4 bruine omcirkeld). De bosstrook zorgt tevens voor enige afscherming van het natuurgebied (inwaai bemesting; optische verstoring van dieren). Ter hoogte van de maisakker is eerst uitmijnen nodig om het fosfaat versneld uit het systeem te krijgen. Het noordelijk deel grenzend aan het spoor is verdachte locatie voor niet gesprongen explosieven; hier is ontwikkeling van bos niet wenselijk vanwege diepe ontworteling en explosiegevaar.

6.3 Ontwikkellocaties stroomdalgraslanden In het plangebied zijn aan weerszijden hogere delen die deels vanuit kade aanleg van de Regge zijn ontstaan en/of vanuit nature zijn afgezet (zie figuur 5 gele cirkels op kaart van 1906). Dit zijn mogelijk geschikte ontwikkellocaties voor stroomdalgraslanden.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 22

Figuur 5: Locaties met verhoogde terreindelen langs de Regge (gele cirkels) (bron: topotijdreis 1906)

Oostelijke kades langs de Regge Aan de noordoostzijde liggen twee hogere stroomruggen/kade op een hoogte tussen de 5,5-5,9 m+NAP. Dit is hoger dan de T=100 5,13 m+NAP. Inundatie van deze locaties vindt niet plaats. Voor ontwikkeling van stroomdalgraslanden is invloed van overstroming nodig 1x 10 of 1x 20 jaar. Voor meer invloed van de Regge zou een afgraving naar 4,50-4,70 m +NAP (circa 1m) nodig zijn. Dit is een forse ingreep wanneer het natuurlijk afgezette stroomruggen betreft. Uit de meting blijkt dat de Olsen-P waarde relatief hoog is (G10). De grond lijkt conform het bodemprofiel verstoord. Mogelijk dat hier in het kader van herstelproject van de Regge voedselrijk grond is afgezet. Ontgronden en/of afgraven van 10 cm is niet zinvol omdat de ondergrond fosfaatrijk (G1 10-20 cm) is ondanks het relatief extensief beheer. De voedselrijkdom van de zuidelijk gelegen stroomrug is niet onderzocht (lag buiten de scope van het onderzoek). Hooguit zou hier de zoden verwijderd kunnen worden om pioniersoorten weer een kans te geven. Ontwikkeling van stroomdalgrasland-vegetaties kan plaatsvinden op de overgangszones waar door inundatie wel incidenteel invloed van de Regge is en zorgt voor bufferende werking.

Westelijke hoger gelegen deel langs de Regge (De Stobben). Langs de Regge ligt een hoger deel tussen 4,2-4,8 m +mv waar na verwijdering van de kade de Regge incidenteel kan inunderen. De voedselrijkdom van het duidelijk gelegen hoger deel is niet onderzocht (buiten plangebied/scope). Hooguit zou hier de zoden verwijderd kunnen worden eventueel aangevuld met schraal zand afkomstig van uit de kade tot aan huidig maaiveld. Verder ophoging is naar verwachting niet wenselijk in verband met opstuwing en afname van inundatie.

7. Vergelijking maatregelen met DO

In het DO was het volgende opgenomen ten aanzien van ontwikkeling van natuurtypen: . vochtige hooilanden: natuurtechnisch ontgraven van 10 tot 40 cm . stroomdalgraslanden: verwijderen toplaag en aanvullen met zand naar 4,50-4,70 m +mv afhankelijk van mv.

Naar aanleiding van het bodemchemisch onderzoek en werksessie is het volgende ingevuld en/of gewijzigd:

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 23

. vochtige hooilanden: Verwijderen van graszoden van de weilanden op de westelijke Reggeoever is voldoende voor ontwikkeling naar vochtige hooilanden, natte schraallanden en kruidenrijke graslanden. Op de oostelijke Reggeoever is een ontwikkellocatie die in het DO niet geheel juist (op basis van het maaiveld) was ingetekend. Hier is ontzoding mogelijk voldoende; voor voedselarmere situatie wordt 20 cm ontgraving aanbevolen.

. stroomdalgraslanden: Uit nadere analyse blijkt de oostelijke stroomruggen dusdanig hoog liggen dat deze niet overstroomt raken. Om aan de voorwaarde van incidentele overstroming te voldoen op de hogere koppen zou circa 1 meter afgegraven moeten worden. Dit geeft een ander inzicht t.o.v. het DO waar nog werd uitgegaan van eventuele ophoging. Het westelijk gelegen zoekgebied voor stroomdalgraslanden nabij De Stobben ligt gunstig. De graszoden kunnen hier verwijderd worden en eventueel worden aangevuld met schraal zand. Deze locatie lag buiten de scope van het bodemchemisch onderzoek en is niet op Olsen-P gemeten.

. zeggemoeras: Aanvullend op het DO zijn er ontwikkelingsmogelijkheden door de watergang op de plangrens in te richten als een ondiep geul.

. beekbegeleidende bossen: Naar aanleiding van opmerkingen van de provincie zijn zoekgebieden voor beekbegeleidende bossen aangegeven. Dit heeft geen gevolgen voor ontgravingsdiepten.

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 24

BIJLAGE 2a OVERZICHT RESULTATEN EN MAATREGELEN

GIETH- Olsen-P maatregelen natuurdoel GHG-GLG- kwel MEN (µmol/kg) Inundatie 1/4Q = 2,45/2,63 m+NAP T=1 4,07/4,34 m+NAP T=100 4,90/5,13 m+NAP G1 176 (30-40) Glooiend 10-20cm zeggemoeras (natte geul) Mv 3,4 m+NAP 2-5 verwijderen in relatie met beekbegeleidend bos ( na GHG 0-40 cm-mv mm geul (waterafvoer) dieper. uitmijnen in vochtige rand) GLG <75 cm-mv Overig deel niet ontgraven kruidenrijk grasland (na Jaarlijks overstroomt uitmijnen 5-10 jaar. uitmijnen op hoger deel) G2a 1028 (10-20) Zode verwijderen kruidenrijk grasland (5j), Mv 3,3 m+NAP 2-5 5-jaar uitmijnen of zeggemoeras (natte geul) GHG 0-40 cm -mv mm G2b 1642 (20-30) hooilandbeheer duur (4x = GLG <75 cm-mv ca 20 j) Jaarlijks overstroomt Bij geul (waterafvoer) dieper (ca 20 cm) G3 1028 (10-20) Zode verwijderen; daarna 5 kruidenrijk grasland (5j), Mv 3,4 m+NAP 2-5 jaar uitmijnen en/of zeggemoeras (natte geul) GHG 20-30 cm -mv mm hooilandbeheer (20 jaar0). GLG <75 cm-mv Bij geul (waterafvoer) dieper Jaarlijks overstroomt (ca 20 cm) , 5-15 jaar uitmijnen G4a 441 (10-20) Zode verwijderen vochtig hooiland, nat schraal Mv 3,6 m+NAP 2-5 grasland GHG 20-30cm-mv mm G4b 647 (20-30) GLG <75 cm-mv Jaarlijks overstroomt G5a 441 (10-20) Zode verwijderen vochtig hooiland, Mv 3,5 m+NAP 2-5 nat schraal grasland GHG 20-30cm-mv mm G5b 647 (20-30) GLG 50-75 cm-mv Jaarlijks overstroomt G6a 579 (10-20) Zode verwijderen vochtig hooiland, Mv 3,4 m+NAP 2-5 nat schraal grasland GHG 0-10cm-mv mm G6b 650 (20-30) laag risico verrijking GLG 50-75 cm-mv onderlaag leem/org. laag 10- Jaarlijks overstroomt 20 G7a 571 (10-20) Zode verwijderen vochtig hooiland, nat schraal Mv 3,3 m+NAP 2-5 grasland GHG 20-40cm-mv mm G7b 733 (20-30) GLG 50-75 cm-mv Jaarlijks overstroomt G8a 579 (10-20) Zode verwijderen vochtig hooiland, nat schraal Mv 3,6 m+NAP 2-5 grasland GHG 20-30cm-mv mm G8b 650 (20-30) GLG 50-75 cm-mv Jaarlijks overstroomt G9a 685 (10-20) Zode verwijderen vochtig hooiland, nat schraal Mv 3,6 m+NAP 2-5 (evt. tot 20 cm) grasland GHG 20-30cm-mv mm G9b 321 (20-30) GLG 50-75 cm-mv Jaarlijks overstroomt

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 25

GIETH- Olsen-P maatregelen natuurdoel GHG-GLG- MEN (µmol/kg) Inundatie 1/4Q = 2,45/2,63 m+NAP T=1 4,07/4,34 m+NAP T=100 4,90/5,13 m+NAP G10 1550 (10- ? Onverklaarbaar stroomdalgrasland, Mv 5,4-5,7 m+NAP 20) hoge fosfaatgeh. niet haalbaar op Rand 4,3 m+NAP0 Niets doen of huidig mv niveau GHG <75cm-mv afgraven (ca 1m) GLG <75cm-mv voor meer invloed Geen overstroming alleen bij T=100 van de Regge Extra niet Niets doen of Stroomdalgrasland Mv 5,6-5,7+NAP0 Zoekloc. onderzocht afgraven van 1,0m niet haalbaar op GHG <75cm-mv Stroomdalgr. voor meer invloed huidig mv niveau. GLG <75cm-mv oost. Regge Geen overstroming geen overstroming, alleen bij T=100 Extra Niet Zode verwijderen stroomdalgrasland, Mv 4,2-4,8 m +mv GHG <75cm-mv Zoekloc.west onderzocht GLG <75cm-mv stroomdalg. De Overstroming 1x per meerdere jaren Stobben

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 26

BIJLAGE 2b OVERZICHT RESULTATEN EN BODEMPROFIELEN

Gebruik & Olsen P impressie boorpuntnr Horizont Diepte textuur roest (µmol/kg) Bodemprofiel terrein & Org. stof DG bodemtype (%m/m d.s.) geen roest G1 maisakker Ap-b 0-30 fijn lemig zand (weinig) roestvlekke N52 50 547 B 30-40 zanderig leem n/ gley 176 3,26 E6 39 803 C1 40-60 zand wit C2 60- zand wit geen G2 beweid Ap-b 0-10 lemig fijn zand weinig roest

roestvlekke N52 50 502 bewerkt Ap-b 10-20 lemig fijn zand n 1028 5,71 roestvlekke E 6 39 833 perceel Ap-b 20-30 zandig leem n 1642 15,8

g2-g3 C1 30-50 leem geen

C2 50-60 leem geen zanderig veen, O 60-62 geen venig laagje C3 62- zand geen

G3 beweid, A-b 0-10 lemig fijn zand weinig roest

verlengde N52 50 379 A-b 10-20 lemig fijn zand roestvekken perceel G2 1028 5,71 roestvlekke E 6 39 962 B 20-30 leem n, gley C1 30-40 zandig leem geen

C2 40-90 zand geen

dichter bij de G4 A-b 0-10 lemig fijn zand roest Regge roestvlekke N52 50 614 A-b 10-20 lemig fijn zand n 441 5,41 roestvlekke E 6 39 860 grasland B/C 20-40 zandig leem n, gley 647 roestvlekke C1 40-70 zand wit n C2 70- zand wit geen G5 grasl A-b 0-10 lemig fijn zand roest N52 50 414 A-b 10-20 zandig leem roest 441 5,41

E 6 40 000 C1 20-45 zandig leem roest 647 licht C2 45-50 leem roestvlekke n/gley (grijs) O 60-70 moerige grond geen C2 70- zand geen G6 grasland A 0-10 lemig zand geen N52 50 329 A 10-30 lemig zand weinig roest 579 22,8

E6 40 169 C1 30-40 zandig leem sterk roest 650 4,66 C2 40-60 leem sterk roest C3 60-100 zand wit/grijs zwak roest C4 100- zand geen G7 beweid A 0-10 zandig leem geen N52 50 273 bewerkt B 10-20 lemig zand sterk roest 571 5,53

E 6 40 239 verstoord x 20-30 zand (wittig) weinig roest 733 4,82 C1 30-40 leem C2 40-50 zand (grijs) weinig roest C3 50- zand (grijs) geen G8 beweid Ap-b 0-10 lemig zand weinig roest N52 50 281 bewerkt Ap-b 10-20 lemig zand weinig roest 579 22,8 sterk roestig E 6 40 361 C1 20-30 zandig leem / gley 650 4,66 roestvlekke C2 30-50 zand wit/grijs n roestvlekke C3 50-80 zand geel n C4 80- zand geel/grijs geen Blikman G9 beweid Ap 0-10 zandig leem roest N52 50 369 bewerkt B 10-25 lemig zand roest 685 3,98

E 6 40 363 C1 20-30 zandig leem roest 321 2,95 zandig leem C2 30-50 roest (oranje) roestvlekke MC3 50-60 zandig leem (grijs) n C4 60-80 zand (wit) geen OC 80-90 moerig zand G10 ext biol A 0-15 fijn zand geen

N52 50 449 hoog mv x gestoord 15-50 zand (wit) weinig roest 1550 2,36 roestvlekke E 6 40 172 verstoord B 50-100 lemig zand n donker O/C 100- geen zand/moerig

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 27

BIJLAGE 2c RESULTATEN UIT LABORATORIUM

1 Olsen-P indicatief omgerekend naar kg/l op basis van massavolume eenheid voor klei/leem en zand (max. 1,6 kg/l). Massavolume eenheid neemt met toename van organisch stofgehalte af naar max 1,1 kg/l

Monster Organische nummer stof Olsen P Massa- Olsen P Monster nummer Brightlabs (%m/m d.s.) pH (µmol/kg) volume (µmol/l DS) G1 30-40 BL-2017-4636 3,26 176 1,6 281 Meng G2-G3 10-20 BL-2017-4637 5,71 1028 1,6 1644 Monster G2 20-30 BL-2017-4638 15,8 1642 1,6 2627 Meng G4-G5 10-20 BL-2017-4639 5,41 441 1,6 706 Meng G4-G5 20-30 BL-2017-4640 5,20 647 1,6 1035 Meng G6/G8 10-20 BL-2017-4641 22,8 579 1,6 926 Meng G6/G8 20-30 BL-2017-4642 4,66 650 1,6 1040 G7 10-20 BL-2017-4643 5,53 571 1,6 914 G7 20-30 BL-2017-4644 4,82 733 1,6 1172 G9 10-20 BL-2017-4645 3,98 685 1,6 1096 G9 20-30 BL-2017-4646 2,95 321 1,6 514 G-10 10-20 BL-2017-4694 2,36 5,18 1550 1,6 2480

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 28

Bijlage 3. Natuurtoets

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 29

Bijlage 4. Overzichtstekening maatregelen (A3)

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 30

Bijlage 5. Vergunningenscan

29 oktober 2018 REGGE PLANGEBIED GIETHMEN-DALMSHOLTE WATBF2647R001F02 31