Middeleeuwse Agrarische Veenontginningen in De Vier Noorder Koggen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Middeleeuwse agrarische veenontginningen in de Vier Noorder Koggen Een interdiscilinair onderzoek naar de opbouw van het natuurlijke landschap en de kolonisatie- en ontginningsgeschiedenis van West-Friesland (800 - 1300) Lisa Timmerman Eerste lezer: prof.dr.ir. Theo Spek (hoogleraar Landschapsgeschiedenis RUG) Tweede lezer: prof.dr. Guus J. Borger (em. hoogleraar Historische Geografie UvA) Afbeelding omslag: Luchtfoto van Zwaagdijk-West, Historische Stichting ‘De Cromme Leeck’; Kaart van Dijkgraafschap Vier Noorder Koggen, oorspronkelijk vervaardigd in 1732 Middeleeuwse agrarische veenontginningen in de Vier Noorder Koggen Een interdiscilinair onderzoek naar de opbouw van het natuurlijke landschap en de kolonisatie- en ontginningsgeschiedenis van West-Friesland (800 - 1300) L.A. (Lisa) Timmerman Masterscriptie Landschapsgeschiedenis Rijksuniversiteit Groningen Broek op Langedijk, april 2017 Voorwoord Roeiend of kloetend – ploeterend – met de koolvlet tussen de eilanden door, groeide ik op in het restant van “Het rijk der duizend eilanden”. De naam van het voormalige uitgestrekte waterrijke gebied in West Friesland, dat al voor mijn tijd werd vereeuwigd in de vorm van een nieuwbouwwijk, spreekt tot verbeelding. Een verbeelding die werd getart door de oude foto’s en kaarten in het huis van mijn ouders en de verhalen van mijn (groot)ouders en buurvrouw. Verrassend lijkt het daarom niet dat ik mijn studiecarrière afsluit met een masterscriptie over het ontstaan van het West-Friese landschap. Toch was de vraag van Archeologie West- Friesland nodig voordat daadwerkelijk duidelijk werd dat ik onderzoek naar de middeleeuwse veenontginningen in West-Friesland zou verrichten, immers: een scriptie moet niet alleen leuk, maar ook nuttig zijn. Een dankwoord gaat dan ook uit naar het team van Archeologie West-Friesland. Drs. Carla Soonius, dr. Christiaan Schrickx en drs. Sander Gerritsen hebben mij begeleid naar dit eindresultaat. Dank voor jullie op- en aanmerkingen en adviezen. Andere leden van het team, zoals drs. Michiel Bartels en vrijwilligers hebben mij ook met raad en daad terzijde gestaan. Drs. Harmen de Weerd stond klaar om mijn vragen over QGIS en ARCHIS te beantwoorden, Kees Kiestra heeft deze scriptie nagelezen en Lies de Sitter determineerde een bodemmonster van een restveenlaag bij Spanbroek. De opmaak van de scriptie dank ik aan de hulp van dr. Christiaan Schrickx en drs. Fleur Schinning. Daarnaast gaat een woord van dank uit naar mijn scriptiebegeleider prof.dr.ir. Theo Spek. Zijn adviezen gaven mij de juiste stof tot nadenken. Ik dank hem bovendien voor zijn enthousiasme en de tijd die hij nam om van gedachten te wisselen over de soms complexe vraagstukken. De tweede beoordelaar van deze scriptie, prof. dr. Guus Borger wil ik ook hartelijk bedanken. Ondanks zijn drukke agenda wist hij tijd te vinden om mijn masterscriptie nauwkeurig te bestuderen. Over de complexe vraagstukken die ik tegen kwam tijdens het onderzoek heb ik tevens van gedachten kunnen wisselen met prof.drs. Jelle Vervloet, dr. Bas van Geel, prof.dr. Guus Borger, drs. Jan de Bruin en dr. Jeroen Zomer. Ik dank hen hartelijk voor de tijd en moeite die zij hebben genomen om mijn scriptie te lezen, van waardevolle commentaar te voorzien en naar Hoorn af te reizen om te discussiëren over verschillende scenario’s. Velen hebben mij voorzien van extra toelichting, zo ook dr. Chris de Bont. Dank ben ik ook verschuldigd aan ing. Fokke Brouwer van Alterra Wageningen voor de dagen in het veld op zoek naar gerijpte of juist slappe klei. De boringen vonden weliswaar net buiten mijn studiegebied plaats, maar ik heb er aardig van geleerd. Kennis die gelijk toegepast kon worden toen ik in het kader van het scriptieonderzoek boringen zette op de getijdenruggen samen met drs. Carla Soonius. Mijn dank gaat natuurlijk ook uit naar de bewoners van boerderijen en kosters van kerken in wiens voortuin wij booronderzoek mochten verrichten. In het veld waren de hoogteverschillen niet altijd zichtbaar, maar gelukkig ondernam drs. Willem Vletter moeite om de hoogtebeelden van het studiegebied te bewerken. Tot slot wil ik mijn medestudenten van de master Landschapsgeschiedenis bedanken voor de goede sfeer tijdens mijn studie en degenen uit mijn naaste omgeving voor hun betrokkenheid. Mijn moeder heeft elke zin minstens drie keer gelezen, dus aan haar heeft het niet gelegen als in deze scriptie nog taal- en spelfouten zitten. Enkele dagen voor het inleveren van mijn scriptie overleed mijn oma, die graag wilde maar niet mocht studeren. Gelukkig leef ik in een tijd waarin dat wel kan en heb ik haar leergraagheid en interesse in het landschap geërfd. Hopelijk bent u het met mij eens dat aan de hand van dit onderzoek het landschap in het hart van West- Friesland zo degelijk mogelijk in kaart is gebracht. Nog vele mysteries van deze streek blijven onopgelost, maar naar mijn mening is met deze scriptie – in de voetsporen van een lange onderzoekstraditie – een stap in de goede richting gezet om de cultuurhistorische waarde van het gebied te begrijpen. Samenvatting Deze masterscriptie gaat over de middeleeuwse veenontginningen in het noordoostelijke deel van West-Friesland, de Vier Noorder Koggen. Het onderwerp komt voort uit de behoefte van Archeologie West-Friesland aan een vernieuwend landschapshistorisch onderzoek. Tredend in de voetsporen van een lange onderzoekstraditie draagt dit onderzoek bij aan de beeldvorming over de ontstaansgeschiedenis van het hedendaagse landschap van West-Friesland. Centraal in dit onderzoek staat het verloop van de middeleeuwse kolonisatie en ontginning in het ambacht de Vier Noorder Koggen. Het onderzoek is in drie delen uitgevoerd. Het eerste deel gaat over de geologische ontstaansgeschiedenis van het landschap en de bodemkundige ontwikkelingen. Daarnaast wordt de vegetatie van dit landschap omstreeks 700 – 800 na Chr. op hoofdlijnen geschetst. Het tweede deel is gericht op de kolonisatie en ontginningsgeschiedenis van de Vier Noorder Koggen. In dit deel wordt vastgesteld wanneer de kolonisatie en grootschalige ontginningen zijn gestart, hoe ze zijn verlopen en wanneer ze werden voltooid. Tot slot wordt in het derde deel de maatschappelijke context tijdens de ontginningen beschreven. Dit deel is gericht op de politieke en kerkelijke rechtsverhoudingen en hun invloed op de ontginningen. Deel 1 Het natuurlijke landschap De ontstaansgeschiedenis van het landschap en de bodemopbouw in de Vier Noorder Koggen is beschreven op basis van geologische en bodemkundige bronnen. Verschillende geologische en bodemkundige aanwijzingen voor de (voormalige) aanwezigheid van veen zijn in kaart gebracht. Hierbij is ook veldwerk verricht dat bestond uit het zetten van grondboringen. Tot slot zijn paleoecologische bronnen geraadpleegd om de vroegmiddeleeuwse vegetatie van het veen vast te kunnen stellen. Het natuurlijk landschap van de Vier Noorder Koggen is onderverdeeld in twee geologische hoofdstructuren: getijdenruggen en komgebieden. Deze geologische hoofdstructuren dateren uit het Subboreaal, toen West- Friesland een getijdensysteem kende. Aan het einde van het Subboreaal nam de invloed van de zee op het landschap af en kon op grote schaal veenvorming plaatsvinden. De veengroei startte in de lager gelegen voedselrijke komgebieden met de groei van riet- en zeggeveen. Mettertijd veranderde de vegetatie in de komgebieden in een hoogveen vegetatie bestaande uit veenmos, heide en hier en daar een schrale den of berk. De voorheen lager gelegen komgebieden werden hoogten in het landschap. Op de getijdenrug die van Hoogwoud via Abbekerk en Twisk naar Medemblik loopt, ontstond een veenstroompje om het water van het hogerliggende oligotrofe veen af te voeren, de zogenaamde Middenleek. Elders in de Vier Noorder Koggen ontstonden ook veenstroompjes, zoals de Kromme Leek en de vergraven Molentocht bij Spanbroek. Het hele gebied was in de vroege middeleeuwen waarschijnlijk bedekt met oligotroof veen, alleen langs de veenstroompjes lagen eutrofe tot mesotrofe moerassen. De vroegmiddeleeuwse vegetatie kan nauwelijks specifieker worden gereconstrueerd, omdat de veenbedekking tegenwoordig vrijwel volledig verdwenen is. Deel 2 Kolonisatie en ontginning In het tweede deel van dit onderzoek is op basis van archeologisch vondstmateriaal de ouderdom van de middeleeuwse kolonisatie van de Vier Noorder Koggen onderzocht. Vervolgens is het verloop van de daaropvolgende ontginningen zo goed als mogelijk vastgesteld door het historisch-naamkundig archief en het topografisch archief te bestuderen. Op basis van het archeologische vondstmateriaal en een drietal vroegmiddeleeuwse nederzettingen die zijn aangetroffen langs de rand van het voormalige Meer van Wervershoof, wordt aangenomen dat het oosten van de Vier Noorder Koggen in de 8ste eeuw werd gekoloniseerd. Op eigen initiatief werden lokaal en kleinschalig greppels het met water verzadigde veen ingegraven. Over dit vroegste stadium van de ontginning is weinig bekend. Het lijkt erop dat de kleinschalige plaatselijke ontginningen plaats maakten voor de 10de-eeuwse grootschalige planmatige ontginningen. Men startte met deze ontginningen vanaf de rand van het Meer van Wervershoof en langs de monding van de natuurlijke waterlopen de Middenleek – tegenwoordig deels de Twiskerdijksloot – en de Kromme Leek. Uit het verkavelingspatroon is op te maken dat ontwateringsloten haaks op het meer en de natuurlijke waterlopen werden gegraven. Mettertijd werden de sloten in het veen verlengd en startten ontginningen stroomopwaarts aan de Middenleek en de Kromme