Karel Van Mander, Cornelis Cornelisz Van Haarlem En Hendrick Goltzius (1580-1620)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/162193 Please be advised that this information was generated on 2021-10-10 and may be subject to change. Bijbelse historiën in Haarlemse olieverf Bijbelse historiën in Haarlemse olieverf Karel van Mander, Cornelis Cornelisz van Haarlem en Hendrick Goltzius (1580-1620) Petra Jeroense Petra Jeroense ISBN: 978-94-6233-469-4 Bijbelse historiën in Haarlemse olieverf: Karel van Mander, Cornelis Cornelisz van Haarlem en Hendrick Goltzius (1580-1620) Petra Jeroense Omslag: Karel van Mander, De dans om het gouden kalf, doek, 98 x 213,5 cm., 1602, Haarlem, Frans Halsmuseum ISBN 978-94-6233-469-4 © 2016, Petra Jeroense Printed by: Gildeprint - Enschede. Bijbelse historiën in Haarlemse olieverf: Karel van Mander, Cornelis Cornelisz van Haarlem en Hendrick Goltzius (1580-1620) Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Radboud Universiteit Nijmegen op gezag van de rector magnificus prof. dr. J.H.J.M. van Krieken, volgens besluit van het college van decanen in het openbaar te verdedigen op donderdag 15 december 2016 om 12.30 uur precies door Petra Johanna Jeroense geboren op 10 juni 1971 te Tholen Promotor: Prof. dr. V. Manuth Manuscriptcommissie: Prof. dr. A.M. Koldeweij Prof. dr. R.E.O. Ekkart (Universiteit Utrecht) Dr. P.J.G. van der Coelen (Museum Boijmans Van Beuningen) Woord vooraf Het is 3 juni 2016. Op een beurs voor hedendaagse kunst wordt mijn aandacht plots getrokken door een groot, kleurrijk doek waarop twee toeschouwers, een man en een vrouw, te zien zijn die kijken naar een schilderij dat ik onmiddellijk herken: Hendrick Goltzius’ Lot en zijn dochters uit 1616 (nu in het Amsterdamse Rijksmuseum). Meteen is duidelijk dat het weergegeven schilderij geen nauw- gezette kopie is van het Amsterdamse werk. Alleen al qua kleurgebruik wijkt de kopie sterk af van het origineel: geen warm coloriet maar koele en fletse kleuren waarvan het roze dominant is. De toeschouwers ogen als moderne museumbezoekers. De vrouw zit in een rolstoel die wordt voortgeduwd door de man. Zij is duidelijk op leeftijd. Ook hij is, ondanks zijn jeugdige outfit, de middelbare leeftijd gepasseerd, getuige zijn ietwat stramme houding en zijn grijze baard. Wat is hun relatie? Die van ouder en kind, net zoals op Goltzius’ schilderij? Het schilderij op de beurs blijkt Rendezvous te heten.1 Hoewel de maker, Gé-Karel van der Sterren (Stadskanaal, 1969), het gezicht van de mannelijke toeschouwer slechts in verloren profiel heeft weergegeven, is de gelijkenis met Lot opvallend. Anders dan op het origineel kijkt de oudtestamentische figuur niet naar de dochter die (vanuit de toeschouwer gezien) links naast hem zit, maar naar zijn hedendaagse dubbelganger. Ook de grotendeels op de rug geziene tweede dochter, die met haar arm leunt op het bovenbeen van haar vader, kijkt niet naar haar zus maar naar de man die voor het schilderij staat. 400 jaar smelten weg – letterlijk: dikke klodders verf druipen over de lijst van het zeventiende-eeuwse schilderij. Goltzius’ Lot ontmoet Van der Ster- rens museumbezoeker. Voor het schilderij staand, bedenk ik me dat het met zijn eigenlijke thema van kijken naar zeventiende-eeuwse kunst – door de kunstenaar zelf, door zijn geschilderde museumbezoekers, maar ook weer door de beschouwer van Van der Sterrens kunstwerk – mooi mijn onderzoek naar de Bijbelse historieschilderkunst in Haarlem in de periode 1580-1620 illustreert. Dit onderzoek begon ik in 1996 in het kader van het door NWO gefi- nancierde pilotproject Beeldtradities en betekenis in de Nederlandse kunst van de 16de en 17de eeuw over de vorming en overdracht van picturale tradities 1 Olie- en acrylverf op doek, 270 x 200 cm., 2015. Gezien bij Kersgallery (Amsterdam). 5 en iconografische conventies. Dat het nog twintig jaar zou duren voordat dit promotieonderzoek zou worden afgesloten, kon ik destijds niet bevroeden. Een nieuwe loopbaan bij de overheid, eerst bij de gemeente Den Haag en daarna bij de Tweede Kamer, leidde ertoe dat ik de afronding van het onderzoek op de lange baan schoof. Even leek het zelfs tot een definitief afstel te komen toen mijn promotor, prof. dr. Christian Tümpel, in 2009 volkomen onverwacht overleed. Dat het onderzoek toch is afgesloten, is mede te danken aan prof. dr. Volker Manuth, die niet alleen bereid was om de rol van promotor op zich te nemen, maar mij ook het benodigde laatste zetje gaf. Tijdens mijn onderzoek en de totstandkoming van het proefschrift heb ik steun en medewerking ondervonden van velen. Ik zal ze hier niet allemaal vermelden, maar voor één persoon maak ik graag een uitzondering: Emy Thorissen. Zij is vanaf dag één bij dit project betrokken geweest en heeft de afgelopen twintig jaar nooit nagelaten om, soms voorzichtig, te informeren naar de voortgang. 6 in memoriam Christian Tümpel vita enim mortuorum in memoria est posita vivorum Inhoudsopgave Woord vooraf 5 Inleiding 13 1. Van verval tot dageraad. Een receptie- en onderzoeksgeschiedenis 1.1 De zeventiende en achttiende eeuw – Van Manders canon 19 1.1.1 Van Manders erfgenamen in Nederland 21 1.1.2 Buitenlandse auteurs 22 1.1.3 Constantijn Huygens 24 1.1.4 Kunstenaarslexikon en catalogus 24 1.2 De negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw – kunst als wetenschap 26 1.2.1 Het kunsthistorische handboek 27 1.2.2 Archiefonderzoek – Hofstede de Groot en zijn ‘school’ 29 1.2.3 Iconografisch onderzoek 33 1.3 Wetenschappelijk onderzoek vanaf de jaren zestig 36 1.4 Ontwikkelingen sinds de jaren negentig 39 2. Haarlem op de drempel van de Gouden Eeuw: naar een nieuwe orde in de schilderkunst 2.1 Haarlem: reformatie en opstand 47 2.2 Kunstenaars in Haarlem na de overgang naar de gereformeerde godsdienst – Cornelisz, Goltzius en Van Mander 52 2.2.1 Cornelis Cornelisz van Haarlem 53 2.2.2 Hendrick Goltzius 54 2.2.3 Karel van Mander 54 2.3 ‘Historien uyt t’oude en nieuwe Testament’ in de schilderkunst en hun functie 57 2.4 Geloofsgemeenschappen in Haarlem en godsdienstkeuze 61 2.5 Afzetmogelijkheden voor Bijbelse historieschilderkunst 64 2.6 Het Bijbelse historiestuk binnen de totale Haarlemse kunstproductie 67 9 3. ‘Historien uyt t’oude en nieuwe Testament’ – een inventarisatie van de weergegeven onderwerpen 3.1 Karel van Mander 73 3.2 Cornelis Cornelisz van Haarlem 76 3.3 Hendrick Goltzius 78 3.4 Introductie en herintroductie van thema’s in de zeventiende-eeuwse Noord-Nederlandse historieschilderkunst 82 3.4.1 Genesis 82 3.4.2 Exodus, Numeri en Jozua 87 3.4.3 Richteren 89 3.4.4 Samuël en Koningen 92 3.4.5 Judith 96 3.4.6 Zeldzame nieuwtestamentische onderwerpen 97 3.5 Bijbelse thema’s binnen het Haarlemse toneel 99 3.6 Tijdgenoten – de hofkunstenaars Spranger en Von Aachen 104 3.7 Tijdgenoten – Nagel, Bloemaert en Wtewael 106 3.8 Amsterdam 108 3.9 Opvolgers in Haarlem 110 3.10 Tot slot 113 4. Beeldtraditie, iconografische conventies en beeldtaal 4.1 Beeldtraditie – Italië 116 4.1.1 Karel van Mander 117 4.1.2 Hendrick Goltzius 120 4.1.3 Cornelis Cornelisz van Haarlem 124 4.2 Beeldtraditie – Noord-Europa 129 4.2.1 Cornelis Cornelisz van Haarlem 129 4.2.1.1 Lucas van Leyden 131 4.2.1.2 Maarten van Heemskerck 140 4.2.1.3 Frans Floris 143 4.2.1.4 Gillis Coignet 151 4.2.2 Hendrick Goltzius 152 4.2.3 Karel van Mander 162 4.3 Beeldtaal 166 4.3.1 Karel van Mander 167 4.3.2 Hendrick Goltzius 172 4.3.2.1 De mise-en-scène in Goltzius’ oeuvre 176 10 4.3.2.1.1 Voorwerpen 177 4.3.2.1.2 Dieren 178 4.3.3 Cornelis Cornelisz van Haarlem 181 4.3.3.1 De narratio in Cornelisz’ oeuvre 181 4.3.3.2 Collagetechniek 184 4.3.3.2.1 Figuren en figurencombinaties 185 4.3.3.2.2 Beeldschema’s 187 4.3.4 Simultaanvoorstellingen 189 4.4 Tot Besluit 191 5. Betekenis – Bijbelse thema’s in woord en beeld 5.1 Twee geloven – één basis 196 5.2 Typologie 198 5.3 ’tLijden Christi wel beschouw 204 5.4 Woord en beeld: de zondeval en de herders in Bethlehem 207 5.4.1 De zondeval in prentbijschriften en in de literatuur 208 5.4.2 De zondeval in het werk van Cornelisz, Van Mander en Goltzius 216 5.4.3 De herders te Bethlehem in de tekstbronnen 221 5.4.4 De Bethlehemse herders in drukinkt en olieverf 230 5.5 Tot besluit 237 Summary 241 Bibliografie 247 Fotoverantwoording 265 Curriculum vitae 267 Bijlage 269 11 Inleiding In het voorwoord van zijn Grooten Emblemata Sacra (1654) schrijft Jan Philipsz Schabaelje: ‘De nuttigheydt die men bevint in het lesen der Heyliger Schriftuere, wordt seer versterckt en de sinnen ingescherpt door schoone Afbeeldingen, en uytterlicke Vertooningen. Want even als het is met het ondersoecken van Landen en Steden, dat deselve best door ’t bykomen van een wel-gestelde kaert konnen verstaen en begrepen worden; also is het oock gelegen met de Historien der Heyliger Schrift, wanneer de selve stichtelick en bequaem worden voorgestelt. Dan gelijck het misbruyck in alle dingen is, soo is het oock in desen, namelick, dat eenige lichtvaerdige en niet wel geoeffende menschen de Historien der Heylige dingen alsoo voorstellen, dat verstandige aendachte gemoederen daer van een afkeer hebben; ander soo onmatigh daer op verslingert zijn, datse die boven haer waerde eeren en verheffen, nalatende het mergh dat daer in behoort ghesocht te worden. Hier uyt volgt by sommige een algemeen verwerp aller uytbeeldinghen, haer behelpende met ‘et gene Godt door Moysem den Kinderen Israëls geboden heeft: Ghy en sult u geen beelden noch eenige gelijckenisse maken (…).’1 Schabaelje verdedigt hier zijn prentenbijbel tegen de kritiek dat afbeeldingen van Bijbelse historiën aanstootgevend zouden zijn of zouden afleiden van de kern en daarom op voorhand verboden zouden moeten worden.