Mervin Rozema
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
DE OMGEVINGSWIJZER ALS POTENTIËLE EX POST EVALUATIEMETHODE VOOR DUURZAAMHEIDSAMBITIES Mervin Rozema MASTERSCRIPTIE ENVIRONMENTAL & INFRASTRUCTURE PLANNING Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen November 2017 COLOFON Titel: Duurzaamheidsambities van provinciale infrastructuurprojecten geëvalueerd Ondertitel: De Omgevingswijzer als potentiële ex post evaluatiemethode voor duurzaamheidsambities Auteur: Mervin Rozema [email protected] Studentnummer: s2353288 Opleiding: Environmental & Infrastructure Planning Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen Begeleidster: Dr. F. Niekerk Tweede beoordelaar: Prof. Dr. E.J.M.M. Arts Onderzoeksperiode: Januari 2017 – november 2017 Versie: Definitief Aantal woorden: 25.060 (excl. tabellen) 2 VOORWOORD Beste lezer, Voor u ligt mijn geschreven eindproduct van het masterprogramma Environmental and Infrastructure Planning (EIP) aan de Rijksuniversiteit Groningen. Deze scriptie is het resultaat van hard werken, voldoening, inspirerende gesprekken en de bijbehorende hoogte- en dieptepunten. Toch betekent deze scriptie ook een einde van een leerzame periode aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen en het begin van een nieuw hoofdstuk in mijn carrière als Junior Adviseur Planologie bij Sweco te Groningen. Met name in de bachelorcourse Planning & Infrastructuur en de mastercourse Dilemmas in Infrastructure Planning is het plannen van infrastructuur behandeld. Hierbij lag niet de focus op de aanleg zelf, maar vaak op de relatie die infrastructuur heeft met haar omgeving. Met name de enthousiaste colleges van Jos Arts en het gastcollege van Sieds Hoitinga zijn grote inspiratiebronnen geweest om mijn masterscriptie aan dit onderwerp te wijden. Het succesvol afronden van deze masterscriptie zou niet gelukt zijn zonder de hulp van Femke Niekerk. Ik wil haar als scriptiebegeleidster bedanken voor haar input. Met behulp van haar feedback is deze scriptie stap voor stap verbeterd in kwaliteit en door haar motiverende woorden is het gelukt deze scriptie succesvol af te ronden. Daarnaast bedank ik Jos Arts voor de inspiratie die hij mij gegeven heeft om voor dit onderwerp te kiezen en het verbinden aan de juiste contactpersonen binnen zijn netwerk bij Rijkswaterstaat. Daarnaast gaat mijn dank uit naar de geïnterviewden Sieds Hoitinga, Ben Boersma, Anne Meijer, Theun Miedema, Edward Herzog, Sjoerd Vrieswijk en Henriëtte Stoop voor hun tijd om de informatie te verschaffen en hun input om het onderzoek volledig te maken. Tevens zijn mijn ouders, zus en vriendin zeer waardevol geweest in deze periode als luisterend oor en als feedbackgevers. Bedankt allemaal! Ik hoop dat het tot de gewenste resultaten heeft geleid. Ik kijk er in ieder geval met gepaste trots op terug. Veel leesplezier gewenst! Mervin Rozema Groningen, 10 november 2017 3 SAMENVATTING Duurzaamheid is een echt containerbegrip. Alles wat te maken heeft met maatschappelijk verantwoord ondernemen, hergebruik van producten of ecologie wordt al snel als duurzaam gezien. Echter, wat betekent duurzaamheid voor de ruimtelijke planning? Vele infrastructuurprojecten claimen duurzaam te zijn, hetzij door verantwoorde producten te gebruiken of te hergebruiken, hetzij in de aanleg van infrastructuur, hetzij door het gebied te ontwikkelen door middel van meekoppelkansen. Hoe duurzaam zijn deze duurzame infrastructuurprojecten nu daadwerkelijk en op welke manier kan dit geëvalueerd worden? Binnen de literatuur is al het nodige te vinden om een project duurzaam aan te pakken, maar in de praktijk wordt weinig gebruik gemaakt van alle thema’s van duurzaamheid. Een programma van infrastructuurpojecten waarvan ook geclaimd wordt dat de projecten duurzaam zijn, is het programma “Complexe Infrastructuur Projecten” (CIP) in Friesland. In dit onderzoek is de vraag gesteld hoe duurzaam drie infrastructuurprojecten uit dit programma zijn na de aanleg en/of reconstructie bezien vanuit de Omgevingswijzer. Ondanks dat dit instrument normaliter ex ante (vooraf) wordt gehanteerd om duurzaamheid te bespreken binnen projecten, is de Omgevingswijzer nu ex post (achteraf) toegepast om een evaluatie van duurzaamheidsthema’s per project uit te voeren. Dit onderzoek zal een wetenschappelijke bijdrage leveren aan de begripshantering van duurzaamheid in infrastructuurplanning. Tevens worden ex post evaluaties zelden uitgevoerd binnen een project, aangezien het niet verplicht is. Deze kennisleemte is opgevuld door te onderzoeken op welke de manier ex post evaluaties binnen infrastructuurprojecten kunnen plaatsvinden en wat de meerwaarde hiervan is om ex post evaluaties toch op te nemen in het planningsproces. Aangezien duurzaamheid een breed begrip is, is met behulp van een literatuuronderzoek een definitie neergezet wat duurzaamheid in infrastructuurplanning inhoudt. Om dit begrip in de praktijk te brengen, zijn drie cases ex post geëvalueerd om de behaalde duurzaamheid op een kwalitatieve manier inzichtelijk te maken. De gekozen cases zijn allen gelegen in Friesland: De Centrale As (N356), De Haak om Leeuwarden (N31) en de N381. Met behulp van beleidsdocumentenanalyses, secundaire data en interviews met de betrokken actoren van de projecten is de Omgevingswijzer ingevuld op basis van behaalde duurzaamheid. De maatregelen om tot duurzaamheid te komen hebben na realisatie een positief en/of negatief verschil ten opzichte van de oude situatie. De drie cases bevatten alle drie de dimensies people, planet en profit, oftewel de sociale, ecologische of economische kant van duurzaamheid. Toch zijn er binnen de projecten enige verschillen te zien. De Centrale As en de N381 zijn met name gefocust op het mitigeren, compenseren en zelfs creëren van extra natuur (ecologie), waar De Haak meer de nadruk legt op de economische dimensie: vergroting van bedrijventerreinen en ontwikkeling van woningen. Alle projecten zijn sterk gefocust op het verbeteren van de leefomgeving voor de maatschappij (people), mede door de gerelateerde gebiedsontwikkeling. Zo hebben alle cases hun zwaartepunt, maar proberen ze alle drie wel een balans te vinden tussen ontwikkelen en beschermen. Ondanks dat de Omgevingswijzer een ex ante instrument is, biedt de checklist een geschikte methode om duurzaamheid ex post te evalueren, mede door het feit dat dit onderzoek enkel de output van de projecten heeft geëvalueerd. Voor de outcome of een andere begripshantering van duurzame infrastructuurplanning zou heroverwogen dienen te worden of de Omgevingswijzer daarvoor geschikt is. Het CIP-programma van de provincie Friesland is daarentegen een duurzaam programma gebleken, waar lessen uit geleerd kunnen worden voor toekomstige infrastructuurprojecten. 4 INHOUDSOPGAVE Colofon ................................................................................................................................................2 Voorwoord ...........................................................................................................................................3 Samenvatting .......................................................................................................................................4 1 Introductie ...................................................................................................................................9 1.1 Achtergrond ......................................................................................................................................... 9 1.2 Probleemstelling .................................................................................................................................. 9 1.3 Doelstelling en vraagstelling ............................................................................................................... 10 1.4 Relevantie van het onderzoek ............................................................................................................ 10 1.5 Leeswijzer en onderzoeksopzet .......................................................................................................... 11 2 Beleid voor weginfrastructuur ...................................................................................................... 13 2.1 Het planningsproces ........................................................................................................................... 13 2.2 Beleid voor infrastructuurplanning ..................................................................................................... 14 2.3 De Omgevingswijzer ........................................................................................................................... 15 3 Theoretisch kader ....................................................................................................................... 18 3.1 Infrastructuur en weginfrastructuurplanning ...................................................................................... 18 3.2 Duurzaamheid in weginfrastructuurplanning ...................................................................................... 19 3.3 Ex post evaluaties ............................................................................................................................... 23 3.4 Conceptueel model ............................................................................................................................ 25 4 Methodologie ............................................................................................................................. 27 4.1 Literatuuronderzoek..........................................................................................................................