Universiteit Gent Academiejaar 2006-2007

VIA PAPALIS

EEN ARCHITECTUURHISTORISCHE STUDIE VAN DE PAUSELIJKE CEREMONIELE WEG IN (15de - 18de EEUW)

Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen, voor het verkrijgen van de graad van Licentiaat, door Valerie Van de Velde. Promotor : prof. dr. ir.-arch. M. Delbeke

Woord Vooraf

Vorig jaar verbleef ik tien maanden in Rome in het kader van het Erasmusprogramma. Ik studeerde aan de universiteit van Rome, “La Sapienza”, waar ik voor het eerst leerde over de ontstaansgeschiedenis van de Renaissance en Barokke stad. Vooral de cursussen “Architettura nella Roma Barocca” (Prof.Dr. Mattia Bilardello) en “Architettura del paesaggio” (Prof.Dr. Luigi Gallo), met de bijhorende rondleidingen in de stad zelf, voedden mijn interesse over de Romeinse stedenbouw en architectuur.

Maar het waren vooral irrationele motieven die de keuze van het onderwerp van mijn thesis hebben beïnvloed. Na een jaar in de Città Eterna was ik nog niet bereid dit zoete leven los te laten. Mijn bijna dagelijkse passeggiate door het historische centrum hadden reeds met mondjesmaat de geheimen van de stad ontsluierd. Dit smaakte naar meer…

Mijn oprechte dank gaat uit naar Prof.Dr.Ir.-Arch. Maarten Delbeke. Hij reikte me het onderwerp van de via Papalis aan en bood me hiermee de kans en de uitdaging om me verder te verdiepen in de geschiedenis van Rome. De vele begeleidingsmomenten, het lezen, herlezen en corrigeren van de tekst stuurden dit werk in de goede richting. Ons gedeeld enthousiasme voor Rome droeg bij tot een boeiende samenwerking.

Dit jaar keerde ik geregeld naar Rome terug om mijn veldwerk verder te zetten en uitgebreid opzoekingswerk te verrichten in de bibliotheken en wetenschappelijke instellingen. Ik werkte voornamelijk in de “Biblioteca romana ed emeroteca”, de “Biblioteca di archeologia e storia dell‟arte”, de “Biblioteca del ”, de “Biblioteca di storia dell‟arte Giulio Carlo Argan dell‟Università La Sapienza”, de “Biblioteca nazionale” en de “Biblioteca Apostolica Vaticana”. Hierbij bedank ik het personeel van deze instituten voor hun bereidwillige behulpzaamheid. Mijn dank gaat ook uit naar Prof.Dr. Allan Ceen die in Rome leeft en werkt en die me interessante invalshoeken voor het onderzoek aanbracht.

Tijdens deze studiebezoeken kon ik telkens bij mijn Italiaanse vrienden verblijven. Dankzij hen werd Rome een tweede thuis…

Ik dank ook mijn medestudenten voor de gezamenlijke studiemomenten en mijn vrienden en familie voor het begrip en de morele steun. Tot slot dank ik ten zeerste mijn ouders die mij steeds alle kansen hebben geboden en mij overal in steunden. Zonder hen had ik dit werk nooit tot een goed einde kunnen brengen.

Inhoud

Inleiding ...... 1

1. Via Papalis ...... 5

1.1. TOPOGRAFIE VAN ROME ...... 5

1.1.1. Evolutie van het cartografische materiaal ...... 5 1.1.2. Stedelijke ontwikkeling ...... 6

1.2. TRAJECT VAN DE VIA PAPALIS ...... 8

1.2.1. Sint-Pieters - Castel Sant‟Angelo ...... 9 1.2.2. Castel Sant‟Angelo – piazza di Pasquino ...... 9 1.2.3. Piazza di Pasquino – Gesù ...... 10 1.2.4. Gesù – ...... 11 1.2.5. Colosseum - S.Giovanni in Laterano ...... 11 1.2.6. De terugkeer ...... 12

2. Possesso ...... 13

2.1. GESCHIEDENIS ...... 13

2.1.1. Het ontstaan van de processie ...... 13 2.1.2. Het kroningsritueel ...... 13 2.1.3. Het possesso ritueel ...... 14

2.2. BETEKENIS ...... 16

2.2.1. „Processo‟: pauselijke beproeving (15de eeuw) ...... 16 Vernederende praktijken ...... 16 Geweld ...... 17 Via Papalis = anti Papalis ...... 17 2.2.2. Possesso als antieke triomftocht (16de eeuw) ...... 18 Controle over het ritueel ...... 18 Analogie met antieke triomftochten ...... 19 2.2.3. Contrareformatie en absolutisme (17de eeuw) ...... 19 2.2.4. Festa degli archi e turiboli als model voor de possesso? ...... 20 2.2.5. Conclusie ...... 20

3. Actoren en procedures ...... 22

3.1. STEDELIJKE SPELERS ...... 22

3.1.1. Paus ...... 22 3.1.2. Aristocratische families en stedelijke adel ...... 23 Sociale structuur in Rome ...... 23 Adellijke bastions ...... 23 Kardinaalswoning ...... 24 3.1.3. Religieuze Orden ...... 25

3.2. LEGAAL KADER ...... 26

3.2.1. Bouwwetgeving ...... 26 3.2.2. Uitvoeringsorganen: Maestri di strada ...... 27

Besluit ...... 29

CASUS I: Borgo en Sint-Pieters ...... 30

1. BOUWHISTORISCHE EVOLUTIE ...... 30

1.1. Situatie in de Middeleeuwen ...... 30 1.2. Nicholaas V (1447-1455) ...... 31 1.3. Pius II (1458-64) – Innocentius VII (1484-1492) ...... 33 1.4. Alexander VI (1492-1503) ...... 33 1.5. Julius II (1503-1513) – Sixtus V (1595-1590) ...... 34 1.6. Paulus V (1605-1621) ...... 35 1.7. Alexander VII (1655-1667) ...... 36

2. VORM VAN DE VIA PAPALIS ...... 37

2.1. Eenheid in de Borgo ...... 37 2.2.1. Borgo trivium? ...... 37 2.1.2. Betekenis van de via Alessandrina ...... 38 2.2. Belang van de Borgo Nuovo voor de compositie van piazza di San Pietro ...... 38 2.2.1. Connectie van de paleispoort met het stedennetwerk van de Borgo ...... 38 2.2.2. Paulus V ...... 39 2.2.3. Tegenprojecten van Bernini ...... 40 2.3. Betekenis van Bernini‟s compositie en decoratie ...... 40 2.3.1. Gran Teatro di Collonate ...... 41 2.3.2. Borgo Nuovo als oriënterend principe ...... 42 2.3.3. Pauselijke symbolen ...... 43

3. GEBRUIK VAN DE VIA PAPALIS ...... 44

3.1. Possesso...... 44 3.2. Religieuze feesten ...... 45 3.3. Corpus Domini ...... 46

4. BESLUIT...... 47

CASUS II: Piazza di Ponte trivium ...... 49

1. BOUWHISTORISCHE EVOLUTIE ...... 49

1.1. Situatie in de Middeleeuwen ...... 49 1.2. Nicholaas V (1447-1455) ...... 49 1.3. Sixtus IV (1471-1484) en Alexander VI (1492-1503) ...... 50 1.4. Julius II (1503-1513) ...... 51 1.5. Leo X (1513-1521) ...... 52 1.6. Clemens VII (1523-1534) ...... 53 1.7. Paulus III (1534-1549) ...... 54 1.8. Latere interventies in de zone ...... 54

2. VORM VAN DE VIA PAPALIS ...... 55

2.1. Ponte Sant‟Angelo...... 55 2.1.1. Toegang tot het Vaticaan ...... 55 2.1.2. Symboliek van de engel ...... 56 2.2. Piazza di Ponte ...... 57 2.2.1. Ordening in rione Ponte ...... 57 2.2.2. Via di Panico ...... 58 2.3. San Celso ...... 59 2.4. Zecca vecchia...... 60 2.4.1. Ontwerp voor de voorgevel ...... 60 2.4.2. Stedenbouwkundig belang van de Zecca ...... 61

3. GEBRUIK VAN DE VIA PAPALIS ...... 62

3.1. Possesso...... 62 3.2. De joodse gemeenschap tijdens de possesso ...... 63 3.3. Executies ...... 64 3.4. Andere feesten: Girandole op Castel Sant‟Angelo en de presentatie van de Chinea ...... 65

4. BESLUIT...... 65

CASUS III: Centrum ...... 67

1. BOUWHISTORISCHE EVOLUTIE ...... 67

1.1. Piazza di Montegiordano ...... 67 1.1.1. S.Maria in Vallicella ...... 68 1.1.2. Oratorio dei Filippini ...... 69 1.1.3. Palazzo del Banco di S.Spirito ...... 71 1.2. Piazza di Pasquino ...... 72 1.2.1. Palazzo Orsini ...... 72 1.2.2. Palazzo Pamphili ...... 73 1.2.3. Chiesa degli Agonizzanti ...... 74 1.3. Piazza di San Pantaleo ...... 74 1.3.1. S.Pantaleo...... 74 1.3.2. “La Farnesina ai Baullari” ...... 75 1.3.3. Via dei Baullari...... 76 1.4. Piazza di Sant‟Andrea della Valle...... 77

2. VORM VAN DE VIA PAPALIS ...... 79

2.1. Piazza di Monte Giordano ...... 79 2.1.1. Façade westvleugel en horlogetoren ...... 79 2.1.2. Gevel Palazzo del Banco di S.Spirito ...... 80 2.1.3. Betekenis van de oriëntatie ...... 81 2.2. Piazza di Pasquino ...... 82 2.3. Piazza di San Pantaleo ...... 83 2.3.1. S.Pantaleo...... 83 2.3.2. Via dei Baullari...... 84 2.4. Sant‟Andrea della Valle ...... 85

3. GEBRUIK VAN DE VIA PAPALIS ...... 86

3.1. Possesso: Joden aan Monte Giordano ...... 86 3.2. Pasquino...... 86 3.2.1. Possesso ...... 86 3.2.2. Feest van S.Marco ...... 87

4. BESLUIT...... 88

CASUS IV: Capitool ...... 90

1. BOUWHISTORISCHE EVOLUTIE ...... 90

1.1. Capitool ...... 90 1.1.1. Situatie in de Middeleeuwen ...... 90 1.1.2. Nicholaas V (1447-1455) – Sixtus IV (1471-1484) ...... 91 1.1.3. Paulus III (1534-1549) ...... 91 1.1.4. Latere interventies ...... 92 1.2. Palazzo di San Marco...... 92 1.3. Gesù ...... 93

2. VORM VAN DE VIA PAPALIS ...... 94

2.1. Pauselijke interventies op het Capitool ...... 94 2.1.1. De toren van Nicholaas V ...... 94 2.1.2. Michelangelo‟s area Capitolina ...... 95 2.1.3. Symboliek ...... 95 2.2. Palazzo S.Marco ...... 97 2.2.1. Rurale villa of centrumpaleis? ...... 97 2.2.2. Analogie met het Vaticaan ...... 97 2.3. Via Capitolina ...... 98 2.4. De jezuïeten op de via Papalis ...... 98

3. GEBRUIK VAN DE VIA PAPALIS ...... 99

3.1. Possesso...... 99 3.2. O.L.V.Hemelvaart ...... 101 3.3. Executies ...... 102

4. BESLUIT...... 102

Besluit ...... 105

Bibliografie ...... 110

Inleiding

De via Papalis was sinds de vroege Middeleeuwen de grote oost-westverbinding van Rome. Van de basiliek van San Pietro in het Vaticaan baande ze zich een weg door het dichtbevolkte stadsgedeelte in de bocht van de Tiber, over het Capitool en het oude Forum Romanum tot aan de basiliek van San Giovanni in Laterano. In feite is de via Papalis (of via del Papa, via Papale, via Papae) een amalgaam van straten die op elkaar aansluiten en zo de gehele route tussen de twee basilieken vormen. In haar geheel werd zij slechts op enkele bijzondere gelegenheden gebruikt, zoals tijdens het belangrijke pauselijke ritueel van de possesso, waaraan de via Papalis haar naam dankt. Tijdens deze ceremonie maakte de paus, na zijn kroning in de basiliek van San Pietro, de tocht naar de bisschoppelijke kerk van Rome, San Giovanni in Laterano. Vroeger bevond zich het pauselijk paleis in het Lateraan, maar bij de terugkomst van de pausen uit Avignon koos men voor het Vaticaans paleis als vaste residentie.

Status Quaestionis

De via Papalis werd tot op heden nog niet als monografisch onderzoeksobject in de literatuur behandeld. In het verleden heeft men het fenomeen van de via Papalis enerzijds vanuit ceremonieel oogpunt en anderzijds vanuit een architectuurhistorische hoek benaderd. Wetenschappelijk onderzoek naar de ceremoniële gebeurtenissen in het moderne Rome beschrijft de via Papalis als de route voor het ritueel van de possesso. Brice en Visceglia bundelden verschillende bijdragen over rituelen in Rome. Hierin wordt de processie voor de eerste keer op een systematische manier onderzocht.1 De auteurs van deze essays baseren zich voornamelijk op het overzichtswerk van Francesco Cancellieri.2 In 1802 publiceerde deze abt talrijke eigentijdse beschrijvingen van het ritueel, de zogenaamde relazioni. De auteurs van deze korte geschriften komen vaak uit het intellectueel milieu van het pauselijke hof.

De via Papalis werd ook vanuit architectuurhistorisch perspectief besproken, maar de route werd nooit als een entiteit bestudeerd. Pasquale Adinolfi inventariseerde de gebouwen en monumenten op het heel korte stuk van de via Papalis tussen en het huidige .3 Simonetta Valtieri bestudeerde de architectuur langs de via del Governo Vecchio, een iets langer stuk van de via Papalis

1 BRICE, C., VISCEGLIA, M.A. (ed.), Cérémoniel et rituel à Rome (XVI-XIX siècle), Rome, 1997. 2 CANCELLIERI, F., Storia de'solenni possessi de'sommi pontefici detti anticamente processi o processioni dopo la loro coronazione dalla Basilica Vaticana alla Lateranense, Rome, 1802. 3 ADINOLFI, P., La o del papa tra 'l cerchio di Alessandro ed il teatro di Pompeo, Rome, 1865.

1 in rione Parione.4 Deze historici gaven dus telkens een gedetailleerde beschrijving van een onderdeel van de via Papalis.

Twee auteurs zullen aandacht hebben voor de verhouding tussen ceremonie en architectuur op de via Papalis. Richard Ingersoll onderzoekt in The ritual use of public space hoe rituelen hun betekenis ontlenen aan de locatie waar ze zich afspelen.5 In zijn hoofdstuk over de possesso geeft de auteur een chronologisch overzicht van de pauselijke possesso‟s in de Renaissance (van Nicholaas V tot Sixtus V) met specifieke aandacht voor de ruimtelijke context van het ritueel. Toch stijgt het onderzoek niet uit boven het louter beschrijvende niveau vanuit ceremonieel oogpunt. Allan Ceen wijdt een hoofdstuk aan het onderwerp in zijn doctoraatsverhandeling over het Banchi trivium.6 Deze auteur plaatste als eerste de problematiek van de route in een samenvattend perspectief. Hij onderzocht hoe het ceremoniële gebruik van de straat interfereerde met de architectuur langs de route. Met het verslag van G.G. Penni over de possesso van paus Leo X als leidraad, beschreef Ceen de gebouwen in functie van hun oriëntatie naar de processieweg. De vraag of de via Papalis als een stedenbouwkundige of architecturale entiteit kan beschouwd worden, kwam nooit aan de orde.

Doelstellingen

De via Papalis werd in de literatuur dus steeds fragmentarisch behandeld, ofwel bleef de beschrijving topografisch of chronologisch beperkt, ofwel werd louter het ceremoniële aspect van de processieroute besproken. Zelden werd het hele traject van het Vaticaan tot het Lateraan als een eenheid bestudeerd en de periode beperkte zich veelal tot een traditioneel tijdsbestek, zoals de Renaissance (midden 15de eeuw tot eind 16de eeuw) of de Barok (eind 16de eeuw tot eind 17de eeuw).

Deze studie zal zich concentreren op het spanningsveld tussen de architectuur en het ceremonieel gebruik van de route. De vraag “wat betekende de via Papalis, als drager van het belangrijkste pauselijke ritueel, voor de Romeinse architectuur- en stedenbouwgeschiedenis?” staat centraal. Waar, wanneer en hoe wordt de via Papalis een bouwopgave in het Rome van de Renaissance en de Barok? We bekijken de via Papalis in een eerste beschouwing over haar volledige lengte en over de lange periode vanaf de definitieve residentie van de pausen in het Vaticaan (begin 15de eeuw), tot

4 VALTIERI, S., Storie ed architetture intorno ad un antico percorso di Roma: la 'via papalis'; il tratto di via del Governo Vecchio, in: Quaderni del Dipartimento Patrimonio Architettonico e Urbanistico, 1992, nr. 2, pp. 9-48. 5 INGERSOLL, R., The ritual use of public space in Renaissance Rome, Berkeley, 1985. 6 CEEN, A., The quartiere de Banchi: urban planning in Rome in the first half of the Cinquecento, Londen, 1980.

2 het einde van de Contrareformatie (eind 17de eeuw). Vervolgens zullen we het onderzoeksdomein vernauwen tot het traject van de via Papalis van het Vaticaan tot het Capitool. Dit gebied behoort tot de „abitato‟ van de stad, waar zich de interessante bouwprogramma‟s van de Renaissance en Barok voordoen. Dit laat ons toe tot de kern van de probleemstelling door te dringen.

Om op deze vragen een antwoord te vinden, bekijken we de politieke agenda‟s van de verschillende actoren op de Romeinse scène, waarbij we op zoek gaan naar de verschillende betekenissen die aan de pauselijke weg worden gegeven. In een eerste hoofdstuk gaan we in op de vraag “Wat is de via Papalis?”. We reconstrueren nauwgezet het hele traject en onderzoeken de plaats van de weg binnen het middeleeuwse stratennetwerk. Het tweede hoofdstuk handelt over het ritueel van de possesso. We beschrijven de geschiedenis en de betekenis doorheen de eeuwen. In een derde deel bespreken we de verschillende actoren die intervenieerden in het stedelijk landschap. Een tweede luikje in dit deel beschrijft op welke manier de Romeinse bouwprocedures op dat moment waren georganiseerd. In het tweede deel van deze verhandeling belichten we vier kritieke punten op de route, de Borgo en het Vaticaan, het trivium van piazza di Ponte, vier pleinen in het centrum en het Capitool. We opteerden voor deze selectie omdat op deze knooppunten interessante problematieken omtrent stedenbouw naar voor komen. Verschillende belangengroepen hadden hun deel in de ontwikkeling van deze ruimtelijke entiteiten. We onderzoeken de rol van de via Papalis in dit proces.

Overzicht van de bronnen

Secundaire literatuur over de bouwgeschiedenis van Rome verschafte het onderzoek een breed historisch kader. Monografieën over de seculiere en ecclesiastische architectuur en over architecten werkzaam te Rome maakten het mogelijk de geschiedenis van de architectuur op de via Papalis te reconstrueren en de betekenisvolle momenten in de historiek van de straat te vatten. We raadpleegden de kerkelijke geschiedschrijving, met in het bijzonder de bijdragen over de feesten en ceremonies aan het pauselijke hof, om het gebruik van de via Papalis te kaderen. Verder wordt deze studie gevoed door literatuur over de politieke en sociale verhoudingen in Rome in de Nieuwe Tijd.

Naast de uitgebreide secundaire literatuurlijst steunt dit onderzoek op de verwerking van het kaartenmateriaal over de behandelde periode. Vanaf het midden van de 16de eeuw ontstaat het gedetailleerde stadsplan dat zijn ultieme ontwikkeling kent in 1748 met de publicatie van Giambattista Nolli‟s kaart van Rome. De kaarten in

3 vogelperspectief geven bovendien een beeld van de eigentijdse architectuur. Deze bronnen vormen een onmisbaar werktuig in de reconstructie van het topografisch kader.

Tekeningen, schetsen, schilderijen en gravures die een zicht op Rome geven, de vedute, vormen een tweede belangrijke bron voor deze studie. Maarten van Heemskercks verzameld schetsboek, Vasi‟s gravures en Falda‟s „Nuovo teatro‟ reeks zijn slechts enkele voorbeelden waaruit het illustratiemateriaal van deze verhandeling is opgebouwd.

Tenslotte kunnen eigentijdse geschriften het beeld van het nieuwe Rome verscherpen. Dagboeken, ceremoniële handboeken uit de pauselijke hofhouding, relazioni van de belangrijke feesten (waaronder de possesso) en politieke evenementen, pasquinades en de vele 17de eeuwse en 18de eeuwse gidsen van Rome worden aangegrepen om de waarden en gebruiken van de Romeinse samenleving zo goed mogelijk te kunnen beschrijven. Zij bevatten bovendien dikwijls indicaties betreffende de topografische situatie van het Nieuwe Rome.

4 1. Via Papalis

1.1. TOPOGRAFIE VAN ROME

1.1.1. Evolutie van het cartografische materiaal

Om de topografie van Rome van de 15de tot de 17de eeuw te begrijpen, moeten we het beschikbare kaartenmateriaal grondig bekijken. We kunnen pas spreken van een eerste waarheidsgetrouw grondplan van de stad met de publicatie van Lorenzo Bufalini‟s houtsnede in 1551. Voordien gaven de pogingen om de stad in zijn geheel weer te geven slechts een fragmentarisch en onnauwkeurig beeld. Toch kunnen deze vroege voorbeelden een belangrijke indicatie zijn voor de perceptie van de middeleeuwse stad. Fazio degli Uberti‟s „Dicta Mundi‟ is een voorbeeld van hoe men over de stad dacht (afb.1.1). Een ringvormige omwalling omsloot een verzameling aquaducten, antieke zuilen, klassieke tempels en christelijke gebouwen.7 De locatie van de verschillende elementen is op heel arbitraire wijze ingevuld, zonder enige precisering van straten. Een pentekening van Fra Paolina da Venezia, gedateerd in 1320, geeft wel een overzicht van enkele rechte straten in de Tiberbocht (afb.1.2). Twee straten lopen van de ponte Sant‟Angelo naar het Capitool. Éen ervan (de uiterst linkse die naar het Tibereiland leidt) kunnen we identificeren met de via Monserrato, terwijl de rechte as waarschijnlijk overeenstemt met de via del Pellegrino (cfr.infra). De as die loodrecht op deze laatste staat, is de via Recta. Op een 15de eeuws plan van Pietro del Massaio (1472) verschijnen opnieuw de belangrijkste religieuze gebouwen en antieke ruïnes (afb.1.3).8 Met één lijn wordt de hoofdas tussen de ponte Sant‟Angelo en het Capitool weergegeven. Ze vertrekt aan de S.Celso, passeert twee pleinen (Campo di Fiori en piazza Judea) en een klassiek portiekgebouw (de , de latere S.Angelo in Pescheria), tot ze de heuvel van het Capitool bereikt.9 In een plan van Alessandro Strozzi (1474) krijgt deze as na de S.Celso een vertakking, waarbij de nieuwe straat naar piazza di Parioni (of piazza di Pasquino) loopt (afb.1.4). We kunnen de hoofdas identificeren met de via del Pellegrino, terwijl de nieuwe straat overeenstemt met het traject van de via Papalis.

De houtsnede van Bufalini, ondanks zijn vervormde proporties en onnauwkeurigheid in de grondplannen van de individuele gebouwen, is het eerste plan dat gebaseerd is op

7 De twee ronde gebouwen zijn het Pantheon (onder) en het Colosseum (boven), we kunnen ook de S.Giovanni in Laterano (linksboven) en de Sint-Pieterskerk (rechtsonder) onderscheiden. Zie CEEN, A., The quartiere de Banchi: urban planning in Rome in the first half of the Cinquecento, Londen, 1980, pp.127-129. 8 MAGNUSON, T., Studies in Roman Quattrocento Architecture, in: Periodici Svedesi, jg.10, 1958, p.7. 9 CEEN, A., op.cit., p.134.

5 echte metingen (afb.1.5).10 Het geeft daarom een betrouwbaar totaalbeeld van het complexe middeleeuwse stratennetwerk. De belangrijkste gebouwen en monumenten worden bij naam genoemd, waardoor het traject van de via Papalis voor het eerst op systematische wijze kan onderzocht worden.

Na het meesterlijke werk van Bufalini verschijnen twee nieuwe types kaarten: het vogelperspectiefplan en het panoramische plan.11 Het eerste type begint bij Ugo Pinard (afb.1.6) in 1555 en kent zijn volle ontwikkeling bij Antonio Tempesta‟s groot plan van Rome (afb.1.7). Een belangrijke variant is de kaart van G.B. Maggi in 1625 (afb.1.8). De uiterst gedetailleerde tekening van de gebouwen wordt in een driedimensioneel kader geplaatst. De picturale methode leent zich tot een studie van de topografische situatie te Rome. Het tweede type van het panoramische plan is gebaseerd op een loodrechte projectie van het grondplan, maar toont de architectuur in lichthellende opstand. Het is een hybride vorm tussen het grondplantype en het picturale vogelperspectieftype. Étienne Dupérac (1577), G.B. Falda (1667) (afb.1.9) en Giuseppe Vasi (1781) (afb.1.10) waren auteurs van dit type plan.12

Nolli (1748) baseert zich voor zijn “Grande Pianta” opnieuw op Bufalini‟s grondplantype (afb.1.11). Een uiterst accurate opmeting van de stad en zijn gebouwen gecombineerd met een zeer uitgebreide lijst van 1320 identificerende nummers levert een schat aan informatie over Rome in zijn wetenschappelijke, artistieke en sociale context.13 De correcte schaal van de monumenten, de hoeken tussen de straten, de iconografische details en de weergave van de semi-publieke ruimtes (zoals de binnenplaatsen van palazzi) op het plan van Nolli verschaft de onderzoeker naar de Romeinse topografie in de Renaissance en Barok het ultieme werkinstrument. Elk bouwblok langs de via Papalis kan nu voor het eerst geïdentificeerd worden en uit de gedetailleerde grondplannen kunnen we informatie halen omtrent de oriëntatie en de omvang van de gebouwen langs de weg.

1.1.2. Stedelijke ontwikkeling

De via Papalis doorkruist de stad van west naar oost. Om het traject van de pauselijke weg te kunnen kaderen in het Renaissance en Barokke stedelijk weefsel, schetsen we eerst bondig het ontstaan van het stratennetwerk in de middeleeuwse stad.

10 MAGNUSON, T., op.cit., p.9. 11 THELEN, H., Le piante di Roma by Amato Pietro Frutaz, in: The Art Bulletin, 1963, vol.45, nr.3, p.283. 12 THELEN, H., op.cit., p. 283. 13 CEEN, A. en TICE, J., The Nolli Map as Artifact, Pennsylvania, 2005, zie http://nolli.uoregon.edu/artifact.html (05/07/07)

6 Vanaf de 12de eeuw was de stad verdeeld in 12 rioni (van het Latijnse woord voor regio: regione). Trastevere aan de andere kant van de Tiber (“trans Tevere”) werd in de vroege 14de eeuw toegevoegd en de Borgo kreeg haar statuut van zelfstandige veertiende rione onder paus Sixtus V (1585-1590).14 De via Papalis loopt door zeven rioni van de stad: de Borgo, Ponte, Parione, Sant‟Eustachio, Pigna, Campitelli en Monti (afb.1.12).

Na de val van het West Romeinse Rijk (476) werden de heuvels van Rome verlaten en vestigde de bevolking zich in het laagland aan de rivierbocht. In de antieke oudheid was dit het representatieve deel van de stad met de grote tempelcomplexen, terwijl de bevolking haar huizen tussen de heuvels bouwde. De Tiber voorzag de inwoners van drinkwater en liet hen toe handel te drijven met andere steden. De antieke ruïnes in het gebied werden genegeerd of hergebruikt als woongelegenheid.15

De aldus gevormde „abitato‟ (bewoond gebied) werd in het zuiden begrensd door de Tiber. Twee belangrijke antieke Romeinse wegen vormden de noordelijke en oostelijke grens van de driehoekige zone. In het oosten verbond de via Lata (de latere Corso) de met de voet van de Capitool heuvel. De via Recta (de huidige ) vormde de noordelijke grens van de „abitato‟. De straat liep van de Canale di Ponte (de straat in het verlengde van de ponte Sant‟Angelo) in rechte lijn tot aan de via Lata (afb.1.13).

De Tiberbocht werd van west naar oost doorkruist door drie belangrijke straten, waarvan er twee een antiek tracé volgden. Alle drie vertrokken ze van de Canale di Ponte. Deze straat vertakte zich in de (1) via del Pellegrino (via dei Banchi vecchi) en de (2) via Papalis (via dei Banchi Nuovi). De via del Pellegrino vertakte zich opnieuw aan de Chiavica di Santa Lucia, een antieke tweesprong, waar de (3) via di Regola (de huidige via di Monserrato) naar leidde, en de via del Pellegrino (ook de via Mercatorio genoemd) haar weg vervolgde naar Campo di Fiori. De Pellegrino werd na het plein de via dei Giubbonari die langs de via d‟Ottavia uiteindelijk naar het Tibereiland leidde. De via Papalis volgde, in tegenstelling tot de via del Pellegrino en de via di Regola, geen antieke weg. Haar route zullen we uitvoerig bespreken in het volgende deel.

14 CEEN, A. en TICE, J., Rioni : the districts of Rome, Pennsylvania, 2006, zie http://nolli.uoregon.edu/rioni.html (05/07/07) 15 Bv. de Thermen van Agrippa, het tempelcomplex op de Largo Argentina en het theater van Pompeius, ten zuiden van het Pantheon, waren langs alle kanten ingebouwd door middeleeuwse huisjes. Zie KRAUTHEIMER, R., Rome, profile of a city, 312-1308, New Jersey, 2000, pp.237-243.

7 De drie straten, samen met de via Recta, bleven doorheen de hele Middeleeuwen en Nieuwe Tijden de belangrijkste oost-westverbindingen. In de Renaissance werden enkele belangrijke transformaties in de „abitato‟ doorgevoerd (afb.1.14). Tijdens het pontificaat van paus Paulus III (1534-1549) vormden twee nieuwe straten, de via Paola en de via di Panico, een formeel trivium aan piazza di Ponte.16 Julius II (1503- 1513) legde een nieuwe rechte as langs de oever van de Tiber: de via Giulia zorgde voor een snelle verbinding tussen de en via Paola. Een derde belangrijke wijziging van het stedelijk netwerk in het centrum was de creatie van de via Capitolina (de huidige via d‟Aracoeli) ten tijde van paus Paulus III.17

1.2. TRAJECT VAN DE VIA PAPALIS

De via Papalis (Papale, Papae of del Papa) was de benaming voor de route die van de Sint-Pietersbasiliek naar de San Giovanni in Laterano liep. Ze doorkruiste de hele middeleeuwse „abitato‟ tot het Capitool, vanwaar ze haar weg vervolgde door de eerder verlaten velden van rione Campitelli. De route bestaat dus uit een amalgaam van op elkaar aansluitende straten. Met de benaming „via Papale‟ werd ook één specifieke straat benoemd, de huidige via del Governo Vecchio die vanaf het piazza di Montegiordano naar piazza di Pasquino liep.

Met behulp van eigentijdse bronnen zullen we het hele traject door de stad trachten te reconstrueren.18 De eerste beschrijving van de pauselijke route vinden we in de “Ordo Romanus” van Benedetto Canonico (1140-1143) en de “Ordo” van Cencio Camerario (1192).19 Dit zijn traktaten over de processies en liturgie bij kerkelijke feestdagen. Uit de verslagen kunnen we afleiden dat de processie die de paus de tweede dag na Pasen organiseerde, de route van de via Papalis volgde. Benedetto Canonico en Cencio Camerario zijn dus de eerste getuigen van het gebruik van de pauselijke weg. Daarnaast bekijken we de relazioni van de pauselijke possesso‟s. Vanaf de possesso van Innocentius VIII kunnen we steunen op bondige routebeschrijvingen van de ceremoniële processie bij elke nieuwe paus.20 De schriftelijke bronnen confronteren we met de topografische studies over het Rome in die periode om een zo volledig en accuraat mogelijk beeld van de via Papalis te schetsen. Om een overzichtelijke

16 zie CASUS II, p.54. 17 zie CASUS IV, p.91. 18 De meest grondige studie van het volledige traject is van Allan Ceen. Hij plaatst vijf primaire bronnen die de route beschrijven (Benedetto Canonico, Cencio Camerario, Einsiedeln, Johannes Burchard en G.G.Penni) in een samenvattende tabel, waaruit een algemeen geldend model kan gedestilleerd worden. Zie CEEN, A., op.cit., pp.123-140. Hieronder volgt mijn reconstructie van het traject. 19 KRAUTHEIMER, R., op.cit., p.278. 20 Het dagboek van Johannes Burchard brengt verslag uit van de possesso van Innocentius VIII. De andere possesso verslagen vinden we in CANCELLIERI, F., Storia de'solenni possessi de'sommi pontefici detti anticamente processi o processioni dopo la loro coronazione dalla Basilica Vaticana alla Lateranense, Rome, 1802.

8 bespreking van het geheel te garanderen, maken we een opdeling in vijf deeltrajecten die telkens de verbinding vormen tussen twee prominente bouwwerken.

1.2.1. Sint-Pieters - Castel Sant‟Angelo (afb.1.15)

De pauselijke weg vertrok aan piazza di San Pietro, op de trappen voor het pauselijk paleis, door de Borgo naar de brug over de Tiber aan Castel Sant‟Angelo. De paus begon aan zijn tocht naar S.Giovanni “per hanc viam sacram: per porticum…” schrijft Benedetto Canonico.21 Vanaf de antieke oudheid zou een straat geflankeerd door portieken de basiliek met de burcht verbonden hebben. Volgens Ceen komt deze straat overeen met de Carreria Sancta, dit is de middeleeuwse naam voor de Borgo Vecchio.22 De Borgo Vecchio werd vanaf het begin van de 16de eeuw tijdens pauselijke processies ingeruild voor de Borgo Nuovo, de nieuwe rechte straat die het palazzo Vaticano verbond met het poortgebouw ten westen van Castel Sant‟Angelo, de porta Sancti Petri (afb.1.16).23 De processie stak vervolgens de Tiber over langs de ponte Sant‟Angelo.

1.2.2. Castel Sant‟Angelo – piazza di Pasquino (afb.1.17)

Na de brug passeerde de processie onder de antieke triomfboog van Gratianus, Valentinianus en Theodosius die het begin van de Porticus Maximus (Canale di Ponte) markeerde (afb.1.18).24 Deze triomfboog werd bij de verbreding van de Canale di Ponte deels afgebroken.25 De route van Benedetto Canonico vermeldt vervolgens het paleis van Cromatius. De middeleeuwse gids “Mirabilia Urbis Romae” lokaliseert het palazzo Cromatii in de via dei Banchi Vecchi (de via del Pellegrino), dus niet in de via Papalis.26 Hierna volgde de route echter opnieuw de via Papalis in Parione naar piazza Navona.27 Cencio Camerario vermeldt bovendien een tussenstop aan de toren van Stephano ser Petri, op het huidige piazza di Montegiordano.28 Na hem verwijzen ook de verslaggevers van het possesso ritueel naar de passage op dit plein, wat erop wijst

21 VALENTINI, R., ZUCCHETTI G., Codice topografico della città di Roma, Rome, 1940-1953, vol.III, pp.197- 199. De hiernavolgende citaten van Benedetto Canonico komen eveneens uit deze publicatie. 22 CEEN, A., op.cit., p.167. 23 Alexander VI opende de nieuwe Borgo Nuovo, of via Alessandrina, in 1499. zie CASUS I., p.34. 24 Benedetto Canonico schrijft: “per praelibatem pontem intrans sub arcu triumphali Theodosii Valentiniani et Gratiani imperatorum et vadit iuxta palatium Cromacii.” 25 zie CASUS II, p.49. 26 VALENTINI, R., ZUCCHETTI, G., op.cit., vol.III, La più antica redazione dei Mirabilia, in: op.cit. “palatium Cromatii detto Olovitreum per i suoi adornamenti di mosaico in vetro presso la chiesa di S.Stefano in Piscina, oggi demolita, e che si trovasse nella via dei Banchi Vecchi, quasi dirimpetto a S.Lucia del Gonfalone.” 27 “Prosiliens per Parionem inter circum Alexandri et theatrum Pompeii…” Het circus Alexandri was een andere benaming voor het stadion van Domitianus, gerestaureerd door Severo Alessandro, en dus het huidige piazza Navona. Ook Adinolfi gebruikt de benaming “cerchio di Alessandro”, in: ADINOLFI, P., La via Sacra o del Papa, tra „l cerchio di Alessandro et il teatro di Pompeo, Rome, 1865. 28 “Postquam vero domnus papa pervenerit ad turrim Stephani ser Petri, quae est in capite Parrioni.” Verder beschrijft Cencio Camerario hoe er geld werd geworpen vanaf de toren om de massa te verdrijven. Zie VALENTINI, R., ZUCCHETTI G., op.cit., vol.III, pp.254-255.

9 dat piazza di Montegiordano een belangrijke schakel was in het traject door rione Parione.29 Voorbij het plein volgt de weg het huidige tracé van de via del Governo Vecchio tot piazza di Pasquino.30

1.2.3. Piazza di Pasquino – Gesù (afb.1.19)

Na piazza di Pasquino bereikte de route de S.Pantaleo kerk (langs de via di S.Pantaleo). Vanaf hier blijft het originele traject van de via Papalis verborgen onder de laat 19de eeuwse Corso Vittorio Emanuele. De plannen vóór de aanleg van deze brede as moeten ons meer duidelijkheid geven over de mogelijke routes. Deze informatie vergelijken we met de geschreven bronnen.

Vanaf het plein van Pasquino volgde de via Papalis de Strada della Valle, genaamd naar het belangrijkste familiepaleis in de straat, palazzo Della Valle. Volgens een 17de eeuwse gids liep de Strada della Valle van piazza di S.Pantaleo tot het paleis van hertog Cesarino.31 Ze passeerde de vier huizen van de familie Massimi.32 De convexe gevel van palazzo Massimo alle Colonne (van architect Peruzzi) volgde de lijnvoering van de via Papalis (afb.1.20 en 1.21). Aan de rechterkant van de straat lag de S.Sebastiano (ook genaamd S.Sebastiano de Via Papae) op de site waar in de 17de eeuw de S.Andrea della Valle zou gebouwd worden. De Strada della Valle gaf uit op een splitsing: rechtdoor bereikte men piazza Strozzi, sloeg men rechts en dan linksaf, dan kwam men eveneens in de rechte straat richting piazza Altieri (de later piazza di Gesù). Deze straat werd de via della Pellicceria of de via Cesarini genoemd.33 Routebeschrijvingen verwijzen naar beide namen.34

De via Cesarini, genoemd naar het huis van Gabrielis de Cesarinis (te zien op het plan van Bufalini, afb.1.22), had voordien de benaming via de‟ Calcararii.35 Verschillende plaatsen in de zone ontlenen hun naam aan het Italiaanse woord voor kalksteen, “calcare”, omwille van de geologische rijkdom van deze steensoort in deze zone. Ook de kerk in de buurt kreeg de naam S.Nicola Calcararis.

29 zie CASUS III, p.67. 30 Ook op piazza di Pasquino hield men halt om geld vanaf het paleis van Cencio Mosca (waar later het palazzo Orsini zal verschijnen, zie hfst, p.?) naar de massa te gooien. Ibid., pp.254-255. 31 MARTINELLI, F., Roma ricercata nel suo sito e nella scuola di tutti gli antiquarij, e dedicata…, Rome, 1658, p.484. 32 De eigenaars waren : Pietro, Angelo, Luca en Francesco de Paolo de Massimi. Zie ADINOLFI, P., op.cit., hfst, IV, §10. 33 ADINOLFI, P., op.cit., p.8. De auteur stelt dat de via della Pelliccieria parallel met de Botteghe Oscure liep. 34 “Procedendo allo honorato camino, al cantone della pillicciaria di verdura eravi un archo.” PENNI, G.G., Croniche delle magnifiche, et onorate Pompe fatte in Roma per la Creazione, et Incoronazione di P.Leone X. P.O.Max, in CANCELLIERI, F., op.cit., pp.67-82. 35 Ibid., p.8. Burchard vermeld het domus Gabrielis de Cesarinis. Zie BURCHARD, J., (ed. THUASNE, L.), Diarium, sive rerum Urbanarum Commentarii 1483-1506, Parijs, 1883, vol.I, p.87f.

10 Sommige auteurs plaatsen de route van de via Papalis in de huidige via delle Botteghe Oscure, aan de zuidkant van het antieke tempelcomplex van Largo Argentina.36 In de antieke oudheid werd deze zone ingenomen door het (afb.1.23). De weg zou dan vervolgen langs de antieke Vicus Pallacinae, om zo langs de S.Marco basiliek, de gebruikelijke weg naar het Lateraan te nemen.37 In dit geval zou de via Papalis dus niet langs de Gesù passeren. Bronnen laten ons toe met zekerheid te stellen dat de via Papalis in het begin van de 16de eeuw aan piazza Altieri liep, wat dus een terminus ante quem oplevert voor deze optie.38 Het is dus mogelijk dat de via delle Botteghe Oscure vanaf de Renaissance werd ingeruild voor de via Cesarini/della Pellicceria. Zo zijn beide interpretaties met elkaar te verzoenen.

1.2.4. Gesù – Colosseum (afb.1.24)

De via Cesarini mondde uit op piazza Altieri. De via Capitolina, geopend tijdens het pontificaat van Paulus III (1534-1549), leidde de via Papalis naar het nieuwe plein van Michelangelo op het Capitool. Voordien liep de route naar het Forum voorbij de S.Marco kerk, langs de heuvel van het Capitool. Op het plan van Bufalini kunnen we de oude route goed volgen: voorbij de façade van de S.Maria Alteriorum liep de straat naar de S.Marco, aan het palazzo di S.Marco sloeg men rechtsaf in de Macellum Corvorum39 zodat men uitkwam aan de boog van Septimus Severus op het Forum (afb.1.25).40 De tocht over het Forum gebeurde langs de antieke via Sacra. Na de passage onder de triomfboog van Titus bereikte men het Colosseum.

Volgens Habel liep de oude route van de via Papalis echter langs de huidige via del Plebiscito. Ze passeerde dan de voorgevel van het palazzo di S.Marco en de achterkant van de S.Marco kerk (afb.1.25).41 Aangezien bijna alle geschreven bronnen de halte aan de S.Marco kerk vermelden, lijkt deze route weinig plausibel.42

1.2.5. Colosseum - S.Giovanni in Laterano (afb.1.26)

Het traject van het Colosseum naar de S.Giovanni in Laterano werd de via Maggiore genoemd.43 De straat komt ongeveer overeen met de huidige via dei Quattro Coronati.

36 GAMRATH, H., Roma Sancta Renovata. Studi sull'urbanistica di Roma nella seconda metà del sec.XVI con particolare riferimento al pontificato di Sisto V (1585-1590), Rome, 1987, p.39. MAGNUSON, T., Studies in Roman Quattrocento Architecture, in: Periodici Svedesi, jg.10, 1958, p.24. 37 Benedetto Canonico schrijft: “adscendit per Pineam iuxta Pallacinam, prosiliens ante s.Marcum…” 38 zie CASUS IV, p.98. 39 Een andere benaming voor deze weg was de via di , deze straat verdween bij de bouw van het monument voor Vittorio Emanuele. zie CEEN, A., op.cit., 158. 40 Ibid., p.158. 41 HABEL, D.M., The urban development of Rome in the age of Alexander VII, Cambridge, 2002, p.97, 354. 42 De halte aan S.Marco wordt beschreven door Benedetto Canonico, Cencio Camerario, Burchard en Penni. 43 BURROUGHS, C., From signs to design. Environmental process and Reform in Early Renaissance Rome, Londen, 1990, p.28.

11 Ze passeerde de S.Clemente en de Chiesa dei Quattro Coronati (afb.1.27). Bufalini noemt de straat de via Tabernole (afb.1.28). Op het einde van de 16de eeuw koos men voor de parallelle route van de rechtlijnige via di S.Giovanni in Laterano, aangelegd door Sixtus V (1590-1595) (afb.1.26).

1.2.6. De terugkeer

We vermelden nog het traject door de stad wanneer de pausen terugkeerden van het Lateraan. Men nam toen een andere route: na de ceremonie in de basiliek van het Lateraan nam men vanaf het Capitool de via Mercatoria, langs de „Pescheria‟ en piazza Giudea bereikte men Campo de‟ Fiori en langs de via del Pellegrino en de via dei Banchi Vecchi kwam men aan de ponte Sant‟Angelo, vanwaar men de gewone route naar het Vaticaan volgde.44

44 ROSSI, P., Via Papae, Via Papalis, Rome, 1998, p.6.

12 2. Possesso

Dit hoofdstuk is gewijd aan de bespreking van de geschiedenis en de betekenis van het ritueel van de possesso waaraan de via Papalis haar naam dankt.

2.1. GESCHIEDENIS

2.1.1. Het ontstaan van de processie

De possesso was het ritueel waarbij de pauselijke processie zich van de S.Pietro in het Vaticaan langs de via Papalis naar de S.Giovanni in Laterano begaf. De ceremonie van de possesso maakte deel uit van de troonsbestijgingsrituelen van de pas verkozen paus. In de hoedanigheid van bisschop van Rome, moest de aantredende paus officieel bezit nemen van de kathedraal van de stad, de S.Giovanni in Laterano.

Na de pauselijke afwezigheid in Rome tijdens de ballingschap van Avignon (1305- 1377), verplaatsten de pausen, vanaf Martinus V in 1420, hun vaste residentie naar het Vaticaans paleis. De tocht naar het Lateraan voor de inname („possesso‟) van de basiliek kreeg vanaf dan een autonoom karakter en werd een belangrijk element van de inhuldingsceremonie voor de nieuwe paus. Vóór de pauselijke verhuis had de possesso een ander karakter. In de vroege Middeleeuwen bestond de installatie van de nieuwe paus aan het hoofd van de katholieke kerk uit drie rituele momenten: de symbolische inbezitname („possesso‟) van de Lateraanse basiliek, de liturgische troonsbestijging en de kroning van de paus in de Sint-Pietersbasiliek. Deze laatste twee ceremonies vonden plaats in het Vaticaan, waarna de paus terugkeerde naar zijn paleis in het Lateraan.45 Deze doortocht door de stad vormde de basis voor de ontwikkeling van de possesso- processie.46 Wanneer, sinds het pontificaat van Gregorius X (1271-1276), de kroning in Sint-Pieters voorafging aan de „possesso‟ van het Lateraan, kreeg de terugkeer naar het Lateraan steeds meer het karakter van een processionele optocht.

2.1.2. Het kroningsritueel

De possesso voltrok zich na de kroningsceremonie in de Sint-Pietersbasiliek. In 1590 scheidde paus Gregorius XIV formeel de kroning van de possesso, maar in de praktijk werden beide ceremonies al sinds de vroege 16de eeuw niet langer gelijktijdig

45 FIORANI, L., PROSPERI, A., Cerimoniali romani: il ritorno e la trasfigurazione dei trionfi antichi, in: Storia d‟Italia, Annali, XVI, 2000, pp.56. 46 Cancellieri spreekt van de eerste „possesso‟ in het jaar 795 bij paus Leo III. zie CANCELLIERI, F., Storia de'solenni possessi de'sommi pontefici detti anticamente processi o processioni dopo la loro coronazione dalla Basilica Vaticana alla Lateranense, Rome, 1802, p.xii.

13 uitgevoerd.47 De kroning gebeurde op een podium onder het portiek van de Sint- Pietersbasiliek, het publiek schaarde zich op het plein ervoor. De paus werd door de kardinalen naar buiten gedragen op de sedes gestatoria (pauselijke draagstoel). Hij kreeg nieuwe witte kleren en werd vervolgens gewijd en gekroond. Met de woorden “Sic transit gloria mundi” verbrandde men tot drie maal toe een stukje hennepstro (stoppa) als symbool van de tijdelijkheid en vergankelijkheid van de pauselijke glorie. De ceremonie ging gepaard met vuurwerkspektakel op verschillende plaatsen in Rome, waarna de paus geld naar het volk gooide en een groot banket (convito) gaf voor de leden van de curie.48

2.1.3. Het possesso ritueel

De kroningsceremonie stelde de paus officieel aan in zijn functie van souvereine heerser over de universele kerk en opvolger van Petrus. De ceremonie had een privé karakter en werd in curiale kring uitgevoerd.49 De possesso daarentegen was de eerste volwaardige publieke verschijning van de pas verkozen paus. De term „possesso‟ werd voor de eerste keer gebruikt tijdens het pontificaat van Sixtus IV in 1471 en verving het woord „processione‟ of „processo‟.50 De lange stoet van kardinalen, ambassadeurs, prinsen, prelaten, ridders, senatoren, magistraten, hovelingen en curialen volgde de via Papalis van San Pietro naar San Giovanni in Laterano.51

Eigentijdse beschrijvingen geven vaak een uitgebreide opsomming van de deelnemers met bijzondere aandacht voor hun volgorde in de processie.52 De opstelling van de verschillende actoren reflecteerde immers de hiërarchie van de sociale groepen van de samenleving. De paus moest dikwijls disputen tussen aristocratische partijen over de toegewezen rang in de processie oplossen.53 De ereplaatsen nabij de paus werden ingevuld door buitenlandse gasten op bezoek in Rome, zoals bv. de Japanse ambassadeurs bij Sixtus V in 1585.54 Verschillende gravures geven een typisch beeld van de optocht: de sequentie van ruiters en voetvolk wordt in lange horizontale banden ontwikkeld, onderbroken door de verticale opstand van enkele architecturale

47 FIORANI, L., PROSPERI, A., op.cit., p.68. 48 BOITEUX, M., Parcours rituel Romain à l‟époque moderne, in : BRICE, C., VISCEGLIA, M.A. (ed.), Cérémoniel et rituel à Rome (XVI-XIX siècle), Rome, 1997, pp.33-35. 49 BOITEUX, M., op.cit., p.33. 50 Ibid., p.36. 51 CANCELLIERI, F., op.cit., p.xiii. 52 Auteur Visceglia neemt de opstelling van de stoet voor de possesso van Gregorius XV op in haar werk : VISCEGLIA, M.A., Il cerimoniale come linguaggio politico su alcuni conflitti di precedenza alla corte di Roma tra cinquecento e seicento, in : BRICE, C., VISCEGLIA, M.A. (ed.), Cérémoniel et rituel à Rome (XVI-XIX siècle), Rome, 1997, pp.175-176. 53 Men debatteerde regelmatig over de voorrang van de Colonna en de Orsini, de twee machtige Romeinse families. Zie FIORANI, L., PROSPERI, A., op.cit., p.80. 54 BOITEUX, M., op.cit., p.37.

14 elementen op de via Papalis. Boven elke groep mensen verschijnt de benaming van hun functie (afb.2.1, 2.2.).

De paus ging te paard of werd gedragen in een draagstoel (afb.2.3). Hij omringde zich met de symbolische tekenen van zijn autoriteit: vaandels, liturgische kerkgewaden, mijters en sinds het pontificaat van Nicholaas V ook het heilig sacrament van de eucharistie.55 Bij de aankomst in het Lateraan ontving het kapittel van S.Giovanni de nieuwe bisschop. De paus klopte drie maal op de poorten van de kerk, waarna hem de sleutels werden overhandigd en de ceremonie achter gesloten deuren begon. Tot vóór het begin van de 16de eeuw moest de paus op twee geperforeerde stoelen plaatsnemen, de sedia stercoraria, bedoeld om zijn mannelijkheid te controleren.56 Dit ritueel werd definitief afgeschaft door Leo X. De kardinalen hielden vervolgens een hommage aan de paus, ontvingen zijn financiële donaties en werden uitgenodigd op het banket. De feestelijkheden werden beëindigd met de verschijning van de paus op de loggia di benedizione en een laatste geldworp aan de massa.57 Daarna volgde nog de terugkeer van de paus naar het Vaticaan.58

De tocht door de stad werd op verschillende plaatsen onderbroken door de rituele ontmoeting met verschillende sociale groepen. Aan Castel Sant‟Angelo (vanaf 1484, voordien op piazza di Montegiordano) en later op het Forum vond de hommage van de Joodse gemeenschap plaats. Aan de kerk van de jezuïeten kon de paus (vanaf 1566) zijn vriendschap met de leider van de Sociëteit van Jezus bekrachtigen.59 Op de Capitoolheuvel, de eeuwenoude zetel van de gemeente, trad de paus in dialoog met het stedelijk stadsbestuur (vanaf 1566). Ook had men de gewoonte om op vijf vastgelegde plaatsen geld naar het volk te werpen: dit gebeurde aan de ponte Sant‟Angelo, op piazza di Monte Giordano, op piazza di Pasquino, vóór de S.Marco kerk en aan de S.Adriano op het Forum.60 Sixtus V schafte deze traditie af (1585) omdat de chaos en het geweld die hiermee gepaard gingen de ceremonie verstoorden.

55 FAGIOLO, M., L‟effimero di stato : dal conclave al possesso, in : La festa a Roma dal Rinascimento al 1870, Turijn, 1997, p.13. 56 Dit ritueel hield verband met de legende van de pausin Giovanna. Over deze leggende zie: D‟ONOFRIO, C., La Papessa Giovanna, Roma e papato tra storia e leggenda, Rome, 1979. 57 BOITEUX, M., op.cit., p.44. 58 Ook op de terugweg bleef de feestarchitectuur haar functie behouden, denken we aan de dubbele triomfboog aan de Zecca, zie CASUS II, p.60. 59 P.Anton Maria Bonucci schrijft over de possesso van Pius V (1566): « (…) appena vidde il P.Francesco Borgia, Generale della Compagnia, che cò suoi Religiosi stava genuflesso fuori della porta, fece fermare la Lettiga, e a sè lo chiamò, e teneramente abbracciandolo, si trattenne col medesimo a discorre per un quarto d‟ora con grande ammirazione di tutta Roma. » in CANCELLIERI, F., op.cit., p.112. 60 « Primum iactum pecuniarum faciet cum pontifex incipit se movere, alium apud pontem Adriani, tum in platea apud montem Iordanum. Inde in platea Parionis, deinde alium apud Sanctum Marcum, postea apud Sanctum Adrianum, et demum, ubicumque magnam pressuram apud pontificem viderit, ut facilius possit pertransire, ad partem trasversam iaciat pecunias. » Zie DYCKMANS, M., L'oeuvre de Patrizi Piccolomini ou le cérémonial papal de la première renaissance, Vaticaanstad, 1982, p.80.

15 Voordien had Pius V (1566) reeds de traditie veranderd en deelde men nog slechts op één plaats op het Sint-Pietersplein geld uit aan de armen.61

De stad was voor de gelegenheid volledig getransformeerd tot een waardig decor om de nieuwe paus te ontvangen. De huizen, paleizen en kerken langs de via Papalis waren versierd met doeken, schilderijen en spreuken. De inwoners brandden wierrook, strooiden confetti, deelden taarten en koekjes uit en gooiden bloemen vanuit de vensters voor de voeten van de paus.62 Op bepaalde punten in de stad werden bovendien grote tijdelijke triomfbogen opgetrokken. In Banchi, het Florentijnse bankierskwartier aan de ponte Sant‟Angelo, op piazza di Pasquino en aan de Gesù kerk kreeg deze efemere architectuur een plaats. Op de heuvel van het Capitool verscheen vanaf het einde van de 16de eeuw de meest monumentale constructie.63 Ook op het Forum Romanum, tussen de antieke triomfbogen van Septimus Severus en Titus, werd sinds het midden van de 17de eeuw, bij elke possesso een tijdelijke constructie voor de Horti Farnesiani gebouwd.64 Verscheidene gravures van de triomfbogen, van de hand van de architecten, werden uitgegeven en verspreid als blijvende herinnering aan de ceremonie (afb.2.4, 2.5).

De laatste complete „solenne‟ possesso is die van paus Pius VI in 1775.65 Wij beschouwen echter de possesso van Benedictus XIII (1724) als het einde van de ontwikkeling van het ritueel, aangezien de processie toen voor het eerst vertrok van het Quirinaal.66 Hierdoor ontstonden andere ruimtelijke verhoudingen die niet in het bestek van deze verhandeling kunnen behandeld worden.

2.2. BETEKENIS

2.2.1. „Processo‟: pauselijke beproeving (15de eeuw)

Vernederende praktijken De auteur Ingersoll verdedigde een interessante these over de betekenisverandering van het possesso ritueel op het einde van de 15de eeuw.67 De naamswijziging van het ritueel illustreert de evolutie van een „processo‟, een onvoorspelbare beproeving van de pauselijke autoriteit, naar een „possesso‟, een gecontroleerd beheersbaar optreden

61 CANCELLIERI, F., op.cit., p.110. 62 CANCELLIERI, F., op.cit., p.xiii 63 zie CASUS IV, p.99. 64 FIORANI, L., PROSPERI, A., op.cit., p.74. 65 CAFFIERO, M., op.cit., p.305. 66 FIORANI, L., PROSPERI, A., op.cit., p.81. De nieuwe route was: Quirinaal, via delle Tre Cannelle, San Romualdo, Gesù, Campidoglio, S.Giovanni in Laterano. 67 INGERSOLL R., The possesso, the Via Papale, and the Stigma of Pope Joan, in: DE MARE, H. en VOS, A. (ed.), Urban Rituals in Italy and the Netherlands: historical contrasts in the use of public space, architecture and the urban environment, Assen, 1993.

16 van de paus. In de vroege beschrijvingen van het ritueel vinden we talrijke verwijzingen naar vernederende praktijken. De ironie begon reeds bij de kroningsceremonie waar de woorden “sic transit gloria mundi” en de verbranding van een stukje hennep de paus moesten wijzen op zijn vergankelijke positie. Op de route tussen het Colosseum en het Lateraan had het Romeinse volk de gewoonte om de nieuwe paus aan te vallen en zijn wit paard of baldakijn te stelen. De paus moest vervolgens de tocht te voet of in open draagstoel voltooien.68 Het was een teken van rituele agressie die behoorde tot de zogenaamde „riti di spoliazioni‟, waarbij men, tijdens de investituur, de paus ontdoet van zijn autoriteitssymbolen.69 Het volk kreeg de kans de pauselijke autoriteit in vraag te stellen en hun eigenbelang duidelijk te maken. Bij zijn aankomst in het Lateraan moest de paus vervolgens het vernederend ritueel ondergaan, zoals we reeds eerder aanhaalden.70 De rite werd gelieerd met de legende van paus(in) Giovanna, die, tijdens de possesso, ter hoogte van de S.Clemente, een kind baarde. Het ritueel zou ontstaan zijn om een herhaling van deze schandelijke gebeurtenis te vermijden.71

Geweld De onrust en het geweld tijdens de possesso‟s van het einde van het Quattrocento illustreren de fragiliteit van de nieuwe machtsverhoudingen. Er braken geregeld rellen uit, men wierp stenen naar de paus en sneed de mantel van zijn paard in stukken. Soms moest de paus vluchten in de basiliek van S.Giovanni.72 In de possesso van Sixtus V liepen gewapende politiemannen mee in de processie om de veiligheid van de paus te garanderen.73

Via Papalis = anti Papalis Ingersoll lieerde de vernederende praktijken van de ceremonie aan de gebruikte route van de via Papalis. Hij opteert voor een ironische lezing van de via Papalis in de 15de eeuw: de „straat van de pausen‟ zou doorspekt zijn met antipaapse symbolen. De auteur haalt een aantal dubbelzinnige elementen aan. Talrijke palazzi langs de via Papalis waren eigendom van de aristocratische families, de eeuwenoude concurrenten van de paus in de machtsstrijd over Rome.74 De via Maggiore (het laatste stuk van de via Papalis) stond zelfs volledig onder de jurisdictie van het Sancta Sanctorum

68 Het paard van Pius II en de draagstoel en het baldakijn van Innocentius VII (1484) werden geroofd. Zie CANCELLIERI, F., op.cit., p.49. 69 FIORANI, L., PROSPERI, A., op.cit., p.78. 70 Het reële bestaan van dit ritueel wordt betwist. Zie D‟ONOFRIO, C., op.cit., p. 58. Volgens Caffiero werd het ritueel definitief afgeschaft in het begin van de 16de eeuw. Zie CAFFIERO, M., op.cit., p.305. 71 Over de legende van de “papessa” zie BOUREAU, A., La papesse Jeanne, Parijs, 1988 en D‟ONOFRIO, C., op.cit. 72 FIORANI, L., PROSPERI, A., op.cit., p.77-78. 73 Het dagboek van Infessura geeft verslag van het geweld. Geciteerd in CANCELLIERI, F., op.cit., p.45. 74 De Massimi, Cesarini, Della Valle, Pichi, Altieri hadden hun eigendom langs de via Papalis. Zie INGERSOLL, R., op.cit., p.44.

17 broederschap dat haar leden wierf uit de Romeinse adel. Dat de paus slechts beperkte macht had over het traject van de via Papalis blijkt uit het geringe aantal kerken langs de pauselijke straat. Bovendien kan men enkele monumenten of architecturale elementen langs de weg associëren met antipauselijke connotaties. Het standbeeld van Pasquino vóór palazzo Orsini was beroemd om zijn satirische uitspraken over de politieke wantoestanden in het pauselijke Rome. Het portiek van het palazzo Massimi alle Colonne, ontworpen door architect Baldassare Peruzzi in 1532-1535, was een architecturaal symbool van republikeins verzet geworden (afb.1.23).75 In de 11de eeuw was paus Gregorius VII gevangen genomen en opgesloten in de Torre del Campo in rione Parione.76 Dit monument functioneerde dus eveneens als een symbool van antipaaps protest. Tenslotte passeerde de route langs een belangrijk symbool van de republikeinse macht: de S.Adriano kerk op het Forum Romanum, die gebouwd was op de site van de oude Romeinse , het republikeinse senaatsgebouw.77

Ingersoll‟s hypothese biedt interessante invalshoeken over hoe de architectuur van de via Papalis zich verhoudt tot het ritueel van de possesso. In het tweede deel van deze verhandeling zullen we de argumenten van deze interpretatie betrekken in een breder debat over de betekenis van de via Papalis.

2.2.2. Possesso als antieke triomftocht (16de eeuw)

Controle over het ritueel Zoals we gezien hebben evolueerde het ritueel waarbij de pauselijke autoriteit onder vuur kwam te liggen in de vroege 16de eeuw naar een gecontroleerde, universele triomf van de leider. De pausen waren niet langer onderworpen aan onvoorziene gevaren, maar beslisten zelf hoe ze hun inwijdingsceremonie vormgaven. Zo versterkten de pausen hun grip op het ritueel door bijvoorbeeld de route te veranderen in functie van hun eigen belangen. Julius II nam de via del Pellegrino waarschijnlijk om langs de Cancelleria, het paleis van zijn neef Raffaele Riario, te kunnen passeren.78 In de route tussen het Colosseum en het Lateraan had men sinds de vroege Middeleeuwen een omweg gemaakt om de schandelijke plek waar de pausin Giovanna een kind had gebaard, te vermijden. Pius V beval dat men toch de directe

75 Tijdens de Republiek was het gebruikelijk om de gasten te ontvangen in het portiek van een palazzo. Deze gewoonte verdween vanaf de Renaissance. INGERSOLL, R., op.cit., p.44. Zie ook BURROUGHS, C., op.cit., p.37, over de sociale betekenis van het middeleeuwse paleisportiek. 76 De torre del Campo, of torre Ser Pietro was eigendom van de Orsini familie, en werd in 1536, tijdens het pontificaat van Paulus III, afgebroken. 77 INGERSOLL, R., op.cit., pp.40-45. 78 “et per hanc viam equitavit Papa, non per Papalem, sive Parionem” van het dagboek van Johannes Burchard, geciteerd in CANCELLIERI, F., op.cit, p.58.

18 route naar het Lateraan moest nemen. Hij bracht hiermee een einde aan het populair bijgeloof rond de plek.79

De ontmoetingen met de verschillende sociale groepen van de stad: de joden aan Castel Sant‟Angelo en later op het Forum, de Florentijnen in Banchi en het stadbestuur (de senator en de conservatori) op het Capitool, vonden plaats in een sfeer van rituele onderwerping. Het resultaat was een bevestiging van de verhoudingen in de samenleving, waarbij de paus zijn hoogste plaats in de maatschappij legitimeerde.

Analogie met antieke triomftochten Sinds de possesso van Alexander VI (1492) werden grote efemere triomfboogconstructies op verschillende plaatsen in de stad geplaatst. De doortocht onder de bogen moest de majestueuze intocht van de soeverein in de stad vergroten. De analogie met het antieke voorbeeld van de triomfantelijke intrede van Romeinse keizers of generaals had een propagandistische functie: de zelfverheerlijking van de paus als vorst en imperator moest enerzijds de persoonlijke kracht van de opvolger van Petrus en anderzijds de universele macht van het Christendom vertolken. Vooral de pausen Julius II en Leo X hielden zeer rijkelijke possesso‟s met klassieke motieven die verwezen naar de antieke grandeur van het keizerlijke Rome. Het Capitool was in de antieke Oudheid het traditionele eindpunt van de via Trionfale. De introductie van deze halte in de possesso (vanaf 1566) bracht de glorietijden van het oude Rome nog sterker in herinnering. Fagiolo vergelijkt de vier constitutieve momenten van de antieke triumphus met de vier fasen in het possesso ritueel: de exitus vanuit het Vaticaan, de adscensus op het Capitool, de descensio naar het Forum Romanum en de adventus en introitus in de kathedraal.80

2.2.3. Contrareformatie en absolutisme (17de eeuw)

Sinds de definitieve scheiding van de kroning en de possesso in 1590 had men meer tijd om het ritueel beter voor te bereiden. Op het einde van de 16de eeuw, beginnend bij de pausen Pius V en Sixtus V, wordt de possesso nog uitgebreid. Na het Concilie van Trente (1545-1563) gebruikt de paus het ritueel in zijn publiek programma als onderdeel van zijn zelfpresentatie. De complexe stoet, de decoratie, de inscripties en de eerbetuigingen van de pompa barocca krijgen hun definitieve vorm. De ceremonie

79 INGERSOLL, R., op.cit., p.48. 80 FAGIOLO, M., op.cit., p.13.

19 speelde zich af in een teatro del potere, een machtstheater, geïnspireerd op de vorstelijke scène van het 17de eeuwse absolutisme.81

2.2.4. Festa degli archi e turiboli als model voor de possesso?

We hebben de route die de pauselijke processie op paasmaandag door de stad volgde, zoals beschreven in de “Ordo Romanus” van Benedetto Canonico en Cencio Camerario, gebruikt voor de reconstructie van het traject van de via Papalis. Op paasmaandag vierde men het feest van de „archi e turiboli‟, de bogen en wierookvaten. De naam verwijst naar de priesters en prelaten die een hommage aan de paus brachten door wierrook voor hun titulaire kerk te branden. In ruil voor het eerbetoon ontvingen de parochies een geldsom. Tijdens de processie werd geld naar de massa geworpen en brachten de joden een hommage aan de paus.82

We kunnen ons afvragen of de possesso ceremonie niet meer dan alleen de route van deze processie heeft overgenomen. Er zijn opvallende gelijkenissen tussen het feest van paasmaandag en de possesso. Tijdens de possesso wordt immers eveneens op geregelde tijdstippen halt gehouden om geld naar de massa te gooien en is ook de hommage van de Joden een integraal deel van het ritueel. Misschien was dit onvoldoende beschreven middeleeuws gebruik wel de basis voor de ontwikkeling van de possesso?

2.2.5. Conclusie

De publieke vertoning van de paus tijdens het possesso ritueel had een duidelijke politieke boodschap. De ceremonie gold als legitimatie van de pas verworven spirituele en temporele macht. De paus trad naar voor als soeverein van de christelijke wereld, heerser van de pauselijke staat en bisschop van Rome. De hele stad was bij de processie betrokken, waarbij de verschillende actoren hun kans grepen om zich te profileren.

De via Papalis werd slechts ter gelegenheid van de possesso in haar geheel afgelegd. De rituele dialogen met de verschillende sociale groepen van de samenleving kregen elk hun plaats op het parcours. De via Papalis had een dubbele rol in relatie tot de ceremonie: ze was de theatrale scène waarin de processie zich narratief kon ontwikkelen en ze was ook de historische ruimte waarmee het ritueel in dialoog trad.

81 CAFFIERO, M., op.cit., p.305. 82 ARMELLINI, M., Le chiese di Roma dal secolo IV al XIX, Rome, 1942, pp.54-55.

20 De via Papalis was tegelijkertijd het middel en het doel van het legitimatieproces van de paus.

21 3. Actoren en procedures

In dit hoofdstuk willen we nagaan wie de spelers zijn op het stedelijke veld en op welke manier ze hun persoonlijke belangen in de stad vormgeven. Wie had de macht om actief in te grijpen op het stedelijk weefsel? En op welke manier manifesteerde die macht zich? We onderscheiden drie hoofdgroepen: de paus, de aristocratische en stedelijke adellijke families en de religieuze orden. We belichten hun bouwcampagnes in Renaissance en Barokke stad. In een tweede deel schetsen we kort het legale kader waarbinnen de interventies van deze actoren mogelijk zijn. De bouwwetgeving en het instituut van de maestri di strada, als belangrijkste uitvoerend instrument, werden ingezet om de ideeën van de spelers te vertolken.

3.1. STEDELIJKE SPELERS

3.1.1. Paus

Bij de terugkeer van het pauselijke hof in 1420 strekte Rome zich uit tussen de twee sacrale polen, het Lateraan en het Vaticaan. Wanneer Martinus V (1417-1431) de pauselijke residentie van het Lateraan naar het Vaticaan verplaatste, kende de zone nabij de Tiber en de Borgo een demografische en stedelijke groei. De Borgo had een speciaal statuut en bleef tot het einde van de 16de eeuw onder de directe jurisdictie van het Vaticaan.83

De definitieve instelling van de pauselijke administratie in Rome had een invloed op de werking van het stadsbestuur op het Capitool. Tegen het begin van de 16de eeuw was de gemeentelijke macht volledig uitgehold door de curie en het instituut bleef slechts functioneren omwille van zijn symbolisch en historisch belang.84 Het bestuur bestond uit de senator, bijgestaan door een „giunta‟ van conservatoren, en de gemeentelijke ambtenaren die de wetten uitvoerden. Sinds paus Martinus V werden alle functionarissen pauselijk benoemd. Ook de benoemingen van de caporioni, de wijkmeesters, en de maestri di strada, de ambtenaren die instonden voor de zorg van de straten (zie 3.2.2.), waren door de paus gecontroleerd. Tevens was het gemeentelijk ambt van de governatore ingenomen door de vicecamerarius, de luitenant van de hoofdchef van de pauselijke administratie.85

83 In 1586 werd de Borgo als veertiende rione opgenomen in de gemeentelijke administratie. Zie CEEN, A. en TICE, J., Rioni : the districts of Rome, Pennsylvania, 2006, zie http://nolli.uoregon.edu/rioni.html (05/07/07). 84 GAMRATH, H., Roma Sancta Renovata. Studi sull'urbanistica di Roma nella seconda metà del sec.XVI con particolare riferimento al pontificato di Sisto V (1585-1590), Rome, 1987, p.33. 85 RIETBERGEN, P.J., Pausen, prelaten, bureaucraten. Aspecten van de geschiedenis van het Pausschap en de Pauselijke Staat in de 17de eeuw, Nijmegen, 1983, p.59.

22 Tenslotte had de pauselijke macht ook impact op het stadsweefsel. Het pauselijk administratief stelsel (Capitolo di San Pietro) bezat talrijke onroerende goederen in de seculiere stad.86 De belangrijkste waren de pauselijke paleizen in de stad: palazzo di S.Marco en het palazzo del Quirinale. Het eerstgenoemde paleis kende haar ontwikkeling in de 15de eeuw, terwijl het Quirinaal vooral vanaf de 16de eeuw onder de aandacht van de pausen kwam.

3.1.2. Aristocratische families en stedelijke adel

Sociale structuur in Rome De Romeinse baronnen maakten de toplaag van de Romeinse bevolking uit. Hun succes was verzekerd door hun feodale leengoederen op het platteland in Lazio en hun garantie op een plaats in de curie.87 Tijdens de afwezigheid van het pauselijke hof verloren de Romeinse baronnen een groot deel van hun macht. De verzwakking van hun economische en politieke positie dwong hen banden aan te gaan met de opkomende klasse van grote families van volkse afstamming om hun dynastie in stand te houden. Deze klasse van de stedelijke adel had de crisis tijdens de ballingschap van Avignon beter overleefd dan de aristocratie. Ze waren in eerste plaats bovattieri, agrarische ondernemers en handelaars. Voorts bekleedden ze ook de belangrijkste ambten in het stadbestuur op het Capitool. Ze werden de nieuwe protagonisten van het economische en politieke leven in de stad. Talrijke onroerende goederen, eens eigendom van de Romeinse aristocratie, kwamen in het bezit van deze nieuwe rijken die ze zelf innamen of uitbesteedden aan broederschappen waarin zij de macht hielden. Het belangrijkste broederschap was de San Salvatore ad Sancta Sanctorum dat zo de jurisdictie over de hele zone tussen het Lateraan en het Colosseum verwierf.88

Adellijke bastions In de Middeleeuwen was de stad geconcentreerd rond enkele adellijke bolwerken. Meestal hielden de edellieden ook juridische rechten in een afgebakend territorium rond hun vestiging, waardoor de stad werd opgedeeld in invloedssferen.89 De hoge

86 Het Capitolo di S.Pietro verhuurde hun eigendommen in de stad. Van 1490 tot 1606 werden volgende eigendommen opgetekend: 148 huizen in Borgo, 112 in Ponte, 18 in Parione, 32 in Arenula, 5 in Pigna, 3 in S.Eustachio, 6 in Campo Marzio, 8 in Trastevere en 1 in de rioni Trevi, Monti, S.Angelo en Ripa. Zie VALTIERI, S., Storie ed architetture intorno ad un antico percorso di Roma: la 'via papalis'; il tratto di via del Governo Vecchio, in: Quaderni del Dipartimento Patrimonio Architettonico e Urbanistico, 1992, nr. 2, p.41. 87 SPEZZAFERRO, L., SALERNO, L., TAFURI, M., Via Giulia, una utopia urbanistica del 500, Rome, 1973. p.20. 88 De San Salvatore was opgericht om de verering van een kostbaar icoon van Christus te institutionaliseren. Dit icoon werd bewaard in een waardevol schrijn in de kapel van de Sancta Sanctorum in het Lateraan. Zie BURROUGHS, C., From signs to design. Environmental process and Reform in Early Renaissance Rome, Londen, 1990, p.31. 89 SPEZZAFERRO, L., op.cit., p.20.

23 torens die het huis flankeerden, markeerden hun machtspositie in het stedelijke landschap. Een voorbeeld van zo‟n militaire en politieke entiteit werd gevormd door de burcht van de Orsini familie op Monte Giordano.90 Op het einde van de 14de eeuw verloren de Orsini de rechten over de rione Ponte, maar door een belasting te heffen op de huizen, hadden ze hun machtspositie in de zone bewaard.91 Toch kregen de adellijke families met steeds sterker verzet te kampen. Met de mars op het Capitool in 1347 wou Cola di Rienzo een einde maken aan de feudale politiek van de Romeinse aristocratie.92

Kardinaalswoning Vanaf de 15de eeuw namen de kardinalen, die zich eerder als wereldlijke prinsen van de Kerk gedroegen dan als ambtenaren van de curie, de macht in de stad van de aristocratische baronnen over.93 Het College van de Kardinalen, dat de paus met raad en daad moest bijstaan bij zijn beslissingen, bestond in de vroege 15de eeuw uit 24 leden, maar dit aantal werd vermeerderd tot 70 onder Sixtus V.94 Enkelen leefden in de pauselijke residentie (als deel van de pauselijke „famiglia‟), een groot deel woonde in de Borgo en de rest had een gehuurd of een eigen paleis nabij zijn titulaire kerk.95 Paolo Cortesi gaf in zijn De Cardinalatu (1510) een beschrijving van het ideale huis van de kardinaal.96 Cortesi verkoos een locatie in het centrum van de stad en niet ver van het Vaticaan. Het paleis moest rijkdom en waardigheid uitstralen om de nieuwe culturele positie van de kardinaal-mecenas te veruitwendigen. De somptueuze decoratie aan het exterieur van het paleis moest tegendraadse politieke facties weerhouden van agressieve acties.97 De architectuur had dus een sociale betekenis en vervulde een belangrijke rol in de representatie van deze opkomende klasse. De ontstaansgeschiedenis van palazzo Pamphili illustreert de ambities van een familie die gekozen had voor een kerkelijke loopbaan.98 We komen hier later nog op terug.99

De bouwheren waren steeds bekommerd om een prestigieus kader voor hun stedelijk palazzo. Vaak ging de bouw van het omvangrijke paleis gepaard met

90 Een lid van de familie, Giordano, had zijn naam aan de heuvel gegeven. RUSSO, M.T., Appunti su Monte Giordano, in: Strenna dei Romanisti, 1980, nr. XLI, p.442. Andere voorbeelden van adellijke sferen zijn: de Savelli in het theater van Marcellus, de Corsi op het Capitool en het Colonna complex. 91 VALTIERI, S., op.cit., p.20. 92 GHISALBERTI, A.M., Dizionario biografico degli italiani, Rome, 1982, vol.26, p.665. 93 WESTFALL, W.C., In this most perfect paradise. Alberti, Nicholas V, and the invention of conscious urban planning in Rome, 1447-55, Pennsylvania, 1974, p.70. 94 De vermeerdering van dit aantal was bedoeld om de eensgezindheid van de groep te breken. RIETBERGEN, P.J., op.cit., p.80. 95 INGERSOLL, R., The ritual use of public space in Renaissance Rome, Berkeley, 1985, p.50. 96 WEIL-GARRIS, K. en D‟AMICO J.F., The Renaissance Cardinal‟s Ideal Palace: A chapter from Cortesi‟s De Cardinalatu, in : MILLON, H.A. (ed.), Studies in Italian Art and Architecture, Fifteenth through Eighteenth Centuries, Massachusetts, 1980. 97 Ibid., p.71, 89. 98 LEONE, S.C., Cardinal Pamphilj builds a palace. Self-representation and familial ambition in seventeenth- century Rome, in: Journal of the Society of Architectural Historians, 2004, vol.64, nr.4, pp.440-471. 99 zie CASUS III, p.73.

24 stedenbouwkundige veranderingen.100 Peter Burke stelt dat architectuur een middel was tot zelfpresentatie, het was een vorm van opmerkelijk koopgedrag („conspicuous consumption‟) die de status van de heer moest bestendigen. De tijdgenoten waren op de hoogte van de boodschap die hiermee werd overgebracht.101

De via Papalis was bezaaid met talrijke kardinaalswoningen. Vooral in rione Parione hadden verschillende kardinalen hun verblijfplaats: Oliviero Carafa en Antonio Del Monte woonden in palazzo Orsini aan piazza di Pasquino, Stefano Nardini in palazzo Nardini (latere palazzo del Governo Vecchio), Raffaele Riario in het palazzo della Cancelleria en Rodrigo Borgia in het palazzo Sforza-Cesarini (afb.3.1).102

3.1.3. Religieuze Orden

Het Contrareformatorische klimaat bloeide vanaf de 16 de eeuw in de hoofdstad van de katholicisme en bracht enerzijds nieuwe religieuze Orden en anderzijds talrijke lekenbroederschappen voort. Het broederschap was een vereniging van gelovigen die tot doel had het religieuze leven in de stad en diverse vormen van altruïsme te stimuleren.103 Ze waren een belangrijk instrument van de kerkelijke Orden en de dienden vaak welomschreven taken in de maatschappij, zoals onderricht, verzorging van de armen of begeleiding van de ter dood veroordeelden. De kerkelijk erkende Orden volgden strenge leefregels en waren georganiseerd volgens een hiërarchische structuur.104

De Orden waren meestal verbonden aan een kerk en parochie. De residentie van de paters nabij de kerk resulteerde vaak in de bouw van een bijkomend gebouw. De jezuïeten bouwden hun Casa Professa naast de Gesù en de Filippini kregen een ruimer onderkomen in het nieuwe Oratorium naast de S.Maria in Vallicella. Het groeiende succes dwong de Orden soms hun toegewezen kerk uit te breiden of te vervangen door een nobelere constructie die op een gepaste wijze de toevloed van pelgrims en gelovigen kon ontvangen. De monumentale architectuur van de Gesù, de Chiesa Nuova en de S.Andrea della Valle was gebaseerd op hetzelfde bouwtype: een eenbeukig schip met laterale kapellen, een basilicaal grondplan en een vieringkoepel. Dit type kwam tegemoet aan specifieke liturgische eisen van de religieuze Orde en kon tegelijkertijd de verheven pracht van de nieuwe religiositeit overdragen. De bouw van

100 Voorbeelden hiervan zijn het het en palazzo Pamphili. zie CASUS III, p.76. 101 BURKE, P., The historical anthropology of early modern Italy, Cambridge, 1987, hoofdstuk 10. 102 VALTIERI, S., op.cit., pp.29-32. 103 Ze organiseerden ook tal van religieuze processies door de stad. Over het publieke leven van de broederschappen, zie: BLACK, C., The public face of post-Tridente Italian confraternities, in: The journal of religious history, 2004, vol.28, nr.1, pp.87-101. 104 GAMRATH, H., op.cit., p.111.

25 een nieuwe kerk of residentie voor de paters in het centrum van de stad kon slechts gerealiseerd worden met de financiële hulp van een mecenas. Vaak nam een kardinaal deze taak op zich.105

3.2. LEGAAL KADER

3.2.1. Bouwwetgeving

De wetgeving omtrent de bouwprocedures formuleert de voorwaarden voor de ontwikkeling van de bouwactiviteiten in Rome. De transformatie van het dichte stratenkluwen van de middeleeuwse stad in de open structuur van de Renaissance en Barokke stad, was pas mogelijk door gunstige bouwvoorschriften. Reeds op het einde van de 15de eeuw had Sixtus IV (1480) de voorwaarden voor onteigening bepaald, deze werden verder verfijnd door Alexander VI (1500), Leo X (1516) en Pius IV (1565 en 1571).106 In 1574 vaardigde paus Gregorius XIII de wet “De aedificiis ac jure congrui” uit.107 Dit was een samenvatting van de evolutie van een eeuw bouwen in Rome en bleef nog tot het einde van de 19de eeuw (1870) van kracht. De wet regelde vooral de onteigeningsvoorschriften voor publiek of privaat belang. We overlopen de belangrijkste clausules.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de normen voor de onteigening van gronden voor publiek nut en voor privaat nut. In het eerste geval konden eigenaars gedwongen worden hun eigendom te verkopen aan de gemeente, dit gebeurde bijvoorbeeld bij het rechttrekken van een straat of de constructie van een nieuwe weg. In de bul van Sixtus IV was reeds het gemeentelijk recht op de opkoop van huizen geformuleerd, maar dit slechts in het geval van verwaarlozing of slechte staat van de woning.108 Verkoop van grond om private personen te begunstigen werd toegestaan in twee gevallen: (1) onbewoonde panden konden afgebroken worden mits betaling van een schadeloosstelling aan de eigenaars109 en (2) bewoonde huizen konden slechts onteigend worden ten gunste van een belangrijk gebouw dat vier maal de waarde had van het te onteigenen perceel en indien dit perceel langs twee kanten werd ingesloten

105 zie CASUS III, p.77 en CASUS IV, 93. 106 SCAVIZZI, C.P., Le condizioni per lo sviluppo dell‟attività edilizia a Roma nel sec. XVII: la legislazione, in: Studi Romani, 1969, XVII, pp.160-171. 107 De Aedficiis, et Iure congrui, ac jurisdictione, et facultatibus S.R.E. Camerarii, et Magistrorum Viarum Urbis, 1 oktober 1574, in: Bullarum privilegiorum ac diplomatum Romanorum Pontificum amplissima collectio, Mainardi, Rome, 1846, t.IV, deel III, pp.282-287. 108 GAMRATH, H., op.cit., p.37. 109 De schadeloosstelling werd berekend door de stima (de waarde van het huis geschat door de twee maestri di strada) plus de aumento della bolla (een toeslag van 1/12 van deze som). Zie CONNORS, J., Alliance and enmity in early modern Rome, in: Römisches Jahrbuch für Kunstgeschichte, 1989, nr. XXV, p.3.

26 door de nieuwe constructie. In dit geval had de bewoner zes maanden tijd om een nieuwe woning te zoeken.110

De principes van onteigening begunstigden de gegoede klasse die door de gelegaliseerde opkoop van percelen hun eigen woonst konden uitbreiden. Het overkoepelend criterium van de bouwvoorwaarden was de leuze „ob decorum urbis‟111: alle ingrepen konden goedgekeurd worden wanneer de stad er een esthetisch voordeel in zag. Dit was ook het leidende principe voor de uitreiking van de vergunningen (licenza). Een eigenaar kon een stuk publieke grond verkrijgen voor de uitbouw van zijn woonst, mits de teruggave van een evenredig stuk privé grond aan de publieke eigendom. Deze ruilhandel was even effectief als het werkelijke bouwen om het stedelijk weefsel actief te manipuleren in dienst van privé belangen.112

3.2.2. Uitvoeringsorganen: Maestri di strada

De Magistri aedificiorum et stratarum urbis was een magistratuur opgericht in de 13de eeuw, waarbij twee ambtenaren gekozen werden door de senatoren en het volk. In 1363 kreeg het zijn officiële statuten en in 1410 werd zijn jurisdictie uitgebreid zodat het een belangrijk uitvoerend orgaan werd van de stedelijke administratie.113 De twee functionarissen, de maestri di strada, waren verantwoordelijk voor het onderhoud van de publieke ruimtes, straten en publieke voorzieningen.114 In een bul van 1425 hernieuwde paus Martinus V de statuten van de maestri di strada, een eerste pauselijke inmenging in het tot dan toe strikt gemeentelijk administratief orgaan. Paus Nicholaas V heeft in 1452 de code verduidelijkt, uitgebreid, systematisch opgedeeld en geïllustreerd met concrete gevallen.115

Parallel met de groeiende pauselijke controle over het instituut werden de bevoegdheden van de maestri steeds verder uitgebreid. In artikel 1 van de code van 1452 wordt hun belangrijkste taak geformuleerd: “De maestri di strada bezitten de macht om alles wat de straten, steegjes, pleinen, rivieren en andere publieke ruimtes blokkeert, te verwijderen.”116 Ze zorgden ervoor dat de straten en pleinen werden schoongemaakt en geplaveid, het vuilnis naar de Tiber werd gebracht en de

110 SVAVIZZI, C.P., op.cit., p.162. 111 Ibid., p.166. 112 CONNORS, J., op.cit, p.9. 113 TAFURI, M., Interpreting the Renaissance. Princes, Cities, Architects, Yale UP, 2006, p.33. 114 BURROUGHS, C., From signs to design. Environmental process and Reform in Early Renaissance Rome, Londen, 1990, p.79. 115 Waar in de inleiding van de editie van 1425 de hervorming en bevestiging van de statuten nog wordt toegekend aan de „Conservatori della Camera di Roma‟, vermeldt de editie van 1452 „la santità de nostro signore papa Niccolò quinto‟ als opdrachtgever. Zie Re, E., Maestri di strada, Rome, 1920, pp.11-13, 17. Deze auteur neemt de integrale tekst van de statuten op in zijn boek: pp.88-102. 116 Re, E., op.cit, p.88. De huizen in de stad mochten geen uitstekende portieken, balkons of trappartijen hebben die de vrije circulatie in de publieke ruimtes zou belemmeren. Zie artikel XXIII, XXIX en XXVI.

27 rioleringen en de Trevifontein werden onderhouden. Wanneer een verbetering in de stad was doorgevoerd, werd een speciale belasting (een gettito) geïnd bij de buurtbewoners die voordeel haalden uit de ingreep.117

De pauselijke benoeming van de maestri di strada sinds het pontificaat van Nicholaas V versterkte de controle op de stedelijke interventies. Het ambt bleef evenwel nog steeds onder de stedelijke administratie van het Capitool. Allan Ceen benadrukt het belang van de maestri di strada, niet enkel als uitvoerend orgaan, maar ook als potentiële ontwerpers van de stedenbouwkundige interventies in de Renaissance. In de eerste helft van de 16de eeuw bekleedden de maestri soms meervoudige ambtstermijnen die doorgaans overeenstemmen met het bewind van de individuele pausen. Zo was Latino Giovenale Manetti maestro di strada gedurende de hele regeerperiode van paus Paulus III. Ceen beweert dat Manetti mede verantwoordelijk moet gezien worden voor het uitdenken van het stedenbouwkundig programma van de paus. Hij zou hierin meer de rol van persoonlijke architect van de paus vertolken dan Michelangelo of Sangallo die het programma slechts gedeeltelijk hebben vormgegeven.118 Bijkomende documentatie is nodig om deze hypothese te staven, maar de stelling duidt alleszins op het enorme belang van dit instituut en haar relatie met de pausen.

117 CONNORS, J., op.cit., p.4. 118 Ceen toont aan dat de naam van Manetti vaak opduikt in documenten met betrekking tot het stedenbouwkundig programma van Paulus III. Zie CEEN, A., op.cit., pp.97-103. Michelangelo ontwierp de area capitolina en Sangallo was de hoofdarchitect van palazzo Farnese, zie CASUS III, p.75 en CASUS IV, p.95.

28 Besluit

We kunnen besluiten dat complexe krachten werkzaam zijn in het stedelijk veld van het Rome van de Renaissance en de Barok. In een volgend deel zullen we onderzoeken wat de plaats is van de via Papalis in dit krachtenveld. In strikte zin bestaat de via Papalis als een entiteit slechts als drager van het possesso ritueel. Tijdens dit pauselijk optreden wordt de straat getransformeerd in een theater met de permanente en efemere architectuur als decor. In brede zin is de via Papalis een verzameling van straten die elk een eigen functie hebben in het stadsweefsel. Werd de via Papalis nooit als architecturale of urbanistische eenheid gedacht? We stellen ons de vraag wanneer, hoe en waarom de actoren in het stedelijk veld kiezen voor de via Papalis als onderwerp van hun architecturale en stedenbouwkundige programma‟s.

Deze vragen zullen we trachten te beantwoorden in het tweede deel van de verhandeling. Aan de hand van vier casussen proberen we de krachten te identificeren die werkzaam zijn op vier knooppunten op de pauselijke weg. We hanteren eenzelfde structuur voor de vier casussen. In een eerste luikje geven we de beknopte bouwhistorische evolutie van de locatie. Vervolgens bekijken we de cruciale punten van dichterbij waarbij we onderzoeken welke betekenis de architectuur langs de weg krijgt. Tenslotte werpen we een blik op het gebruik van de via Papalis. Hoe geven de feesten en processies betekenis aan de pauselijke straat?

29 CASUS I: Borgo en Sint-Pieters

De via Papalis ontspringt aan de poort van het pauselijk paleis in het Vaticaan, naast de Sint-Pietersbasiliek. Ze baant zich een weg door de Borgo wijk naar Castel Sant‟Angelo, de poort naar de stad aan de andere kant van de Tiber (afb.I.1). In deze eerste casus onderzoeken we hoe de eerste etappe van de pauselijke weg vorm krijgt gedurende een complexe bouwperiode die aanvangt met de definitieve residentie van de pausen in het Vaticaan, in de 15de eeuw, tot de 17de eeuwse transformaties van de regio.

1. BOUWHISTORISCHE EVOLUTIE

1.1. Situatie in de Middeleeuwen

De Borgo wijk lag aan de westelijke kant van de Tiber en strekte zich uit van Castel Sant‟Angelo tot de Sint-Pietersbasiliek (afb.I.2). In de antieke oudheid bevonden zich rond de heuvel van het Vaticaan het paleis en het stadion van keizer Nero (1ste eeuw na Christus) (afb.I.3). Castel Sant‟Angelo was in de 2de eeuw na Christus gebouwd als mausoleum voor keizer Hadrianus (76-138), ten noorden van de Tiberbocht. Tussen het stadion en het mausoleum stond de Meta Romuli, een piramidevormig Romeins grafmonument.119

Deze buurt kreeg sinds de bouw van keizer Constantijn‟s eerste vroegchristelijke basiliek (324), aan de voet van de Vaticaanheuvel, de aandacht van de pausen. In de vroege Middeleeuwen liet Leo IV (847-855) versterkingsmuren rond de Borgo bouwen met het oog op de bescherming van het graf van Petrus, dat zich onder de basiliek bevond. Binnen deze ommuring ontstond een nieuwe stad. Deze stad kreeg de naam van zijn stichter, de Borgo Leonino (of città Leonina).120 De muren werden gebouwd aan de voet van de helling achter de basiliek, omsloten het Ospedale di Santo Spirito in het zuiden, omringden Castel Sant‟Angelo en liepen langs de noordelijke flank van de Borgo terug naar het Vaticaanse paleis (afb.I.6). De città Leonina kreeg een apart statuut en viel onder de directe jurisdictie van de paus tot 1586, wanneer de Borgo als veertiende rione werd opgenomen in de stedelijke administratie van Rome.121 De onafhankelijkheid van het stadbestuur had belangrijke gevolgen voor de

119 De piramide van de Meta Romuli is te zien op verschillende vedute vóór ze in 1499 gedeeltelijk werd afgebroken voor de aanleg van de via Alexandrina (afb.I.4).MADONNA, M.L., Una operazione urbanistica di Alessandro VI : La via Alessandrina in Borgo in : Le arti a Roma sotto Alessandro VI: dispensa del Corso di storia dell‟arte moderna 1 tenuto dal prof. Maurizio Calvesi, Roma, 1981, p.5. Dit monument is te vergelijken met de piramide van Caius Cestius, nu nog te zien in de wijk Testaccio (afb.I.5). 120 WESTFALL W.C., In this most perfect paradise. Alberti, Nicholas V, and the invention of conscious urban planning in Rome, 1447-55, Pennsylvania, 1974, p.107. 121 Ibid., p.84. Het stadsbestuur had zijn zetel op het Capitool, zie CASUS IV, p.90.

30 bouwactiviteiten die in dit gebied werden uitgevoerd. Wanneer Nicholaas III (1277- 1280), een telg van de machtige Orsini familie, de pauselijke troon besteeg, plande hij de verhuis van de curie naar de Borgo wijk. Castel Sant‟Angelo dat zich vanaf de 13de eeuw in handen van de Orsini bevond, zou nu voorgoed ingelijfd kunnen worden bij de pauselijke eigendommen. Door de korte regeerperiode van deze paus konden deze plannen echter niet gerealiseerd worden. Pas in 1367 eiste paus Urbanus V de burcht op en verdreef de Orsini uit de Borgo.122

De droom om van de Borgo een aparte stad van de pauselijke curie te maken, vinden we terug in een opmerkelijke bron, de “Revelationes Celestes” van de Heilige Brigitta (1373). Deze koningin van Zweden, die in 1350 in Rome aankwam, beschreef haar visioen over de toekomst van de Borgo:

Ici est une vision des bâtiments qui devaient être pour les cardinaux et conseillers du Pape: Je vis à Rome, du palais du pape jusques au Château Saint-Ange, et de ce château jusques à la maison du Saint-Esprit et jusques à l‟église de Saint-Pierre, comme s‟il y avait une plaine; et cette plaine était entourée d‟un mur où il y avait diverses loges. Lors j‟ouï une voix qui me disait : Ce pape-là, qui aime son épouse d‟une telle dilection de laquelle moi et mes amis nous l‟aimons, possédera ce lieu avec ses successeurs, afin qu‟il puisse facilement convoquer son conseil.123

Dit citaat toont hoe het denken over de Borgo een utopisch karakter krijgt. De civitas Leonina zou in de toekomst meerdere malen worden beschouwd als een symbolische ideale stad waar de macht van God over zijn inwoners heerst.

1.2. Nicholaas V (1447-1455)

Na de dood van paus Nicholaas V schreef Giannozzo Manetti een biografie van de paus in drie delen. In het tweede boek schrijft hij over de belangrijkste verwezenlijkingen van zijn meester. Hieronder valt een ontwerpplan voor de regio van de Borgo Leonino dat weliswaar ongerealiseerd de geschiedenis inging. Het plan voorzag de uitbreiding en restauratie van de verdedigingswallen uit de tijd van Leo IV. Het stedenbouwkundig project voor de Borgo zone omvatte twee pleinen, vóór Castel Sant‟Angelo en vóór Sint-Pieters, en de verbinding hiertussen door middel

122 D‟ONOFRIO, C., Castel Sant‟Angelo e Borgo tra Roma e papato, Rome, 1978, p.218. 123 Brigitta beschrijft dit visioen in hoofdstuk 74 van het zesde boek van de Revelationes Celestes. De Franse vertaling van de Latijnse tekst wordt geciteerd door D‟Onofrio in D‟ONOFRIO, C., op.cit., p.251.

31 van drie straten.124 Vanaf het plein voor de burcht liep een centrale straat “per rectam lineam” naar de poort van de basiliek. Rechts daarvan lag een weg “recto tramite” naar de hoofdingang van het pauselijk paleis. De linkse straat verbond Castel Sant‟Angelo en de obelisk ten zuiden van de basiliek “ad eum locum… tendebatur”. Deze laatste straat was, in tegenstelling tot de eerste twee, waarschijnlijk niet rechtlijnig.125 De drie straten zouden aan beide kanten afgeschermd worden door zuilengalerijen waar zich de botteghe bevonden, terwijl de tweede verdieping was ingericht voor de huisvesting van de winkeliers.126 Het centrale element in de hele compositie was het plein voor de basiliek, dat toen de naam platea sancti petri droeg. De obelisk zou verplaatst worden naar het midden van dit plein, waarschijnlijk op de as van de centrale straat.127 In het noordwesten moest een waardige ingang van het vernieuwde pauselijk paleis gebouwd worden.128 Was de platea eveneens omringd door colonnades? En eindigden de portieken langs de straten in een boog voor ze op de ruimte voor de basiliek uitmondden? Manetti sprak vaag over de effectieve formele uitwerking van de verschillende componenten.129

Het project voorzag een bevolking die uitsluitend zou bestaan uit mensen van de pauselijke curie en diegenen die in hun onderhoud zouden voorzien (de vicus curialis).130 De indeling van de Borgo door de drie straten kwam overeen met een sociale divisie in drie klassen. Elke sociale groep kreeg zijn specifieke plaats in het gebied. Zo was de centrale straat voorbehouden voor de commerciële activiteit van de belangrijkste handelaars, geldwisselaars, bakkers en kleermakers. De noordelijke straat huisde de minder belangrijke ambachtslui en de weg langs de Tiber werd bevolkt door de laagste ambachten.131

De beschrijving van Manetti is de enige bron over het project voor de nieuwe Borgo van Nicholaas V en dus niet geheel betrouwbaar. Toch haalt hij interessante compositorische elementen aan die we later terugvinden tijdens de bouwpolitiek van zijn opvolgers in deze regio. De architecturale uitwerking is echter niet het voornaamste wat we moeten onthouden van dit project. Manetti schreef dit onderdeel

124 MAGNUSON, T., Studies in Roman Quattrocento Architecture, in: Periodici Svedesi, jg.10, 1958, pp.68- 81. 125 Ibid., p.74. 126 WESTFALL, W.C., op.cit., p.111. 127 MAGNUSON, T., op.cit, p.80. De werkelijke verplaatsing van de obelisk gebeurde in 1586 door Domenico Fontanta, zie FONTANA, D., Della trasportazione dell‟Obelisco Vaticano e delle Fabriche di Nostro Signore Papa Sisto V, Rome, 1590. 128 MARDER, T., Bernini‟s Scala Regia at the Vatican Palace, Architecture, Sculpture, and Ritual, Cambridge, 1997, p.36. 129 MAGNUSON, T., op.cit., p.77. 130 WESTFALL, W.C., op.cit., p.110. 131 Ibid., p.111. Spezzaferro poneert de interessante hypothese dat de sociale opdeling van de drie straten van de Borgo geïnspireerd was op de reële situatie van de commerciële specialisatie in de drie belangrijkste straten in rione Ponte. zie SPEZZAFERRO, L., SALERNO, L., TAFURI, M., Via Giulia, una utopia urbanistica del 500, Rome, 1973, pp.35-37.

32 van zijn biografie als een uitweiding op het relaas over de pauselijke daden van Nicholaas V, waarin hij op een retorische manier de plaats van de paus in de seculiere en heilige geschiedenis schetst. Manetti situeert het bouwplan tussen het verslag over het Jubileumjaar (1450) en de kroning van de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Frederick III (maart 1452). Hij beschrijft het project alsof het reeds voltooid was zodat de nieuwe Borgo een waardig kader kon vormen voor de kroning van de keizer.132 Het complex was in één keer bedacht als een totaalconcept dat wonen, werken en religie verenigde.133

1.3. Pius II (1458-64) – Innocentius VII (1484-1492)

Tijdens het pontificaat van paus Pius II bouwde men aan de loggia di benedizione vanwaar de paus zijn zegen gaf. Dit gebeurde drie maal per jaar, op Witte Donderdag, Paaszondag en de donderdag van Onze lieve Heer Hemelvaart.134 De loggia bevond zich vóór het atrium van de oude basiliek van Constantijn en was een integraal element van zowel de basiliek als het paleis (afb.I.7). Ten noorden van de loggia werd het paleisportaal in een massieve muur ingebouwd. De vierkante opening (te zien op een fresco van Gozzoli, afb.I.8.) werd tijdens het pontificaat van Innocentius VIII vervangen door een rondbogig portaal, geflankeerd door zuilen op prominente sokkels die een vooruitstekend architraaf ondersteunen (te zien op de tekening van Maarten Van Heemskerck, afb.I.9).135 Paulus II (1464-1471) verbond de basiliek en het pauselijk paleis door het uitbouwen van de vleugel van het paleisportaal, waar een aula en later twee privé appartementen voor pauselijk personeel werden geïntegreerd. Aan de buitenkant werd tevens de klok boven het portaal gehangen (afb.I.10).136 Sixtus IV (1471-1484) opende tussen 1472 en 1475 de nieuwe Borgo Sant‟Angelo, de straat die naast de zogenaamde passetto, de bovengrondse loopgang tussen het palazzo Vaticano en Castel Sant‟Angelo, liep (afb.I.11).137

1.4. Alexander VI (1492-1503)

Het tragische verkeersongeval op de ponte Sant‟Angelo tijdens het jubileum van 1450 was de aanleiding tot de aanleg van een nieuwe weg tussen Castel Sant‟Angelo en de

132 SMITH, C. en CONNORS, J., Building the kingdom : Giannozzo Manetti on the Material and Spiritual Edifice, Arizona, 2007, p.65. 133 Ibid., p.208. 134 LUNADORE G., Relatione della corte di Roma e de‟ Riti da osseruarsi in essa, e de‟ suoi magistrati e officij, con la loro distinta giurisdittione, Bracciano, 1650, p.103. 135 MARDER, T., op.cit., p.37. 136 Ibid., p.38. 137 SPEZZAFERRO, L., op.cit, p.38.

33 poort van het Vaticaans paleis.138 De via Alessandrina, tijdig geopend voor de start van het nieuwe jubileumjaar 1500, was genaamd naar zijn stichter, paus Alexander VI. De vele onteigeningen en afbraken (waaronder de antieke Meta Romuli, cfr.supra) duiden op de mogelijke creatie ex novo van deze straat.139 De aanleg van deze nieuwe verkeersader ging gepaard met bepaalde bouwvoorschriften. De eigenaars of verhuurders moesten zich houden aan de criteria van uniformiteit van de gevels. Zo moest de hoogte van de voorgevel zeven canne (ca. 14 meter) bedragen. Het idee van een continue uniforme architectuur is echter mislukt; palazzi en gewone huizen kregen elk hun eigen karakteristieke opbouw.140 Een tekening van Dosio geeft een zicht op de variabele architectuur van de straat (afb.I.13). Alexander VI renoveerde vervolgens de versterkingsmuren rond Castel Sant‟Angelo. Het torengebouw van Nicholaas V aan de voet van de brug vóór de burcht verving hij door een grote ronde toren die tegen de wal van de burcht was aangebouwd. Ook construeerde hij een poortgebouw tussen Castel Sant‟Angelo en de Tiber aan het begin van de nieuwe straat (afb.I.14).141

1.5. Julius II (1503-1513) – Sixtus V (1595-1590)

Julius II gaf in 1506 de opdracht tot de bouw van de nieuwe basiliek, waarbij Constantijns vroegchristelijke Sint-Pieters stapsgewijs werd afgebroken. Bramante, de huisarchitect van het Vaticaan (hij had ook al de Cortile del Belvedere laten oprichten), en later Michelangelo begonnen aan het nieuwe koor en de koepel die achter het oude atrium verscheen (afb.I.15).142 Bramante ontwierp ook de nieuwe trappen op de plaats waar Bernini‟s Scala Regia zou verrijzen. De verbinding van het paleis met de basiliek werd hiermee aanzienlijk verbeterd.143 Tijdens het pontificaat van Paulus III (1534-1549) zal men werken aan het parcours dat de bezoeker aflegt vanaf de ingang op het plein naar de binnenste ruimtes van het pauselijk paleis. Wanneer men op de binnenkoer (atrium helvetiorum) kwam, gelegen vlak na het portaal, kon men een brede cordonata nemen naar het hogergelegen ruime cortile di S.Damaso alvorens het smalle cortile del Maresciallo te bereiken, waar men via een poort de binnenruimtes van het paleis betrad (afb.I.16).144

138 MADONNA, M.L., Una operazione urbanistica di Alessandro VI : La via Alessandrina in Borgo in : Le arti a Roma sotto Alessandro VI: dispensa del Corso di storia dell‟arte moderna 1 tenuto dal prof. Maurizio Calvesi, Rome, 1981, p.4. Over de problemen van het jubileum van 1450, zie CASUS II, p.49. 139 Zoals opgetekend door Johannis Burchardi in zijn Diarium: “hodie (…) completa est ruptura via nove, recte a porta castri s.Angeli ad portam palatii apostolici apud s.Petrum” zie BURCHARD, J., (ed. THUASNE, L.), Diarium, sive rerum Urbanarum Commentarii 1483-1506, Parijs, 1883, vol.II, p.601. Bufalini tekent de structuur van de Meta Romuli bovenop de via Alessandrina (afb.I.12) 140 GAMRATH, H., op.cit., p.18. 141 WEIL, M., The history and decoration of the Ponte S.Angelo, Pennsylvania, 1974, p.24. 142 FROMMEL, C.L., Papal policy: The planning of Rome during the Renaissance, in: Journal of Interdisciplinary History, 1986, vol.17, nr.1, p.51. 143 MARDER, T., op.cit., p.43. Er werd naar de nieuwe trap verwezen met de naam „via Iulia Nova‟. 144 Ibid., p.53.

34

Pius IV (1560-1565) breidde de Borgo uit met een nieuwe wijk, de Borgo Pio, ten noorden van de passetto (afb.I.6). Het is een voorbeeld van een regelmatig aangelegd stadsgedeelte.145 Pius V (1566-1572) bracht de wens in herinnering om van de Borgo een stad van de pauselijke curie te maken. Hij verklaarde in een avviso dat de Borgo moest voorbehouden zijn voor de kardinalen en hun families, dat een avondklok moest ingesteld worden en dat er geen vrouwen waren toegestaan. Bovendien verbande hij de carnavalsraces van hun traditionele route op de Borgo Nuovo en herbouwde het paleis van de Inquisitie in de Borgo.146 Sixtus V staat bekend om de oprichting van een nieuw gebouw ten oosten van het Cortile di S.Damaso (het palazzo nuovo)(afb.I.17) en de verplaatsing van de obelisk naar het midden van het Sint- Pietersplein.147

1.6. Paulus V (1605-1621)

In 1607 begon men met de afbraak van het middeleeuwse atrium en een jaar later werd het project van Maderno geselecteerd voor de bouw van het nieuwe schip. De paus verkoos een basilicaal grondplan omwille van de enorme schaalvergroting die hiermee gepaard ging. De nieuwe façade werd eveneens onder leiding van Carlo Maderno uitgevoerd. Hij voorzag een brede voorgevel met een fronton boven het middengedeelte en een hoog attiek. Links en rechts moesten klokkentorens verrijzen, maar die werden later afgebroken, waardoor de façade nu een ongeproportioneerde indruk achterlaat (afb.I.19).148 Tevens werd de opdracht gegeven voor de verbouwing van de paleisingang met een nieuwe vleugel erachter (voltooid in 1618).149 Tussen 1617 en 1618 verving architect Ferrabosco een voorlopig ontwerp van Maderno door een zorgvuldig geproportioneerd torengebouw met een verbinding naar de basiliek (afb.I.20). In de ingang werden twee decoratieve bronzen deuren (portone di bronzo) geïntegreerd.150 De vooruitstekende vleugel van het portaalgebouw veranderde ook de vorm van het Sint- Pietersplein.

145 GAMRATH, H., op.cit., p.38. 146 “che vole che alloggiano [de kardinalen] in borgo, et che vi habitino tutte le famiglie loro, et che si faccia un ponte levatoio il qual si serri a un hora di notte et che in Borgo non vi vuol donne di niuna sorte, ne artigiani, ne niuno salvo i Cortegiani.” Avvisi, geciteerd in INGERSOLL, R., The ritual use of public space in Renaissance Rome, Berkeley, 1985, p.167. 147 GAMRATH, H., op.cit., p.68. Het technisch huzarenstukje werd uitgevoerd door architect Domenico Fontana die zijn ervaring neerschrijft in het boek: FONTANA, D., Della trasportazione dell‟Obelisco Vaticano e delle Fabriche di Nostro Signore Papa Sisto V, Rome, 1590. 148 Maderno‟s torens op de zijkanten werden nooit gebouwd omwille van onstabiele funderingen. Bernini voltooide in 1638 de zuidelijke klokkentoren, maar die werd reeds drie jaar later afgebroken (afb.I.18). MCPHEE, S., Bernini and the bell towers. Architecture and politics at the Vatican, New Haven, 2002, pp.28, 82. 149 MARDER, T., op.cit., p.56. 150 Ibid., p.69.

35 Paulus V liet nog de fontein die Innocentius VIII in 1490 op het plein had geplaatst, verbouwen door Carlo Maderno die hem aanzienlijk vergrootte en hem verplaatste naar het midden van het plein. Baglione schrijft dat de paus nog andere fonteinen bestelde in de Borgo wijk.151 Een avviso van 26 februari 1614 specifieert de twee andere plaatsen: op piazza Scossacavalli (gelegen in het midden van de Borgo) en op het piazza di Castello, aan de oude Transpontina kerk.152

1.7. Alexander VII (1655-1667)

Vóór men aan de uitvoering van Bernini‟s ontwerp voor een nieuw Sint-Pietersplein begon, hadden reeds andere architecten voorstellen gedaan voor een georganiseerde vormgeving van de grote ruimte voor de basiliek en het pauselijk paleis. Papirio Bartoli (afb.I.21) en Carlo Rainaldi (afb.I.22) kozen respectievelijk voor een rechthoekig en een achthoekig grondplan, begrensd door middel van portieken.153 Alexander VII verkondigde op de vergadering van de Congregatie van de Reverenda Fabbrica di S.Pietro van 31 juli 1656 dat de piazza gevormd zou worden door een portiek en dat Bernini het ontwerp hiertoe zou leveren.154

De eenheid van de basiliek, het pauselijk paleis en het plein werd gevormd door de halfovaalvormige armen van de colonnade die overgaan in twee overdekte gangen die aansluiten bij de zijkanten van de narthex van de basiliek. Hierdoor ontstaan twee afgesloten ruimtes: het ovaalvormig plein begrensd door de zuilengalerijen en het trapeziumvormig plein tussen de convergerende gangen en de voorgevel van de basiliek (afb.I.23). Bernini had, om het gesloten karakter van het geheel te versterken, een derde zuilenarm voorzien aan de westkant van het plein (afb.I.24). Deze “terzo braccio” is echter nooit uitgevoerd.155

De noordelijke gang mondt uit in de trappenhal van de Scala Regia, de trap die naar de Sala Regia leidt (afb.I.25). In deze zaal kon de paus zijn bezoekers ontvangen. De vernieuwing van de ruimtelijke organisatie van de toegang tot het Vaticaan bestaat uit de sequentie van colonnade, gang en Scala Regia. Marder bewijst in zijn boek dat er bij de bouw van de colonnades nog geen plannen waren voor een mogelijke

151 D‟ONOFRIO, C., Le fontane di Roma, Rome, 1957, p.162. « [Paolo V] fabricò parimente nella piazza di s.Pietro una mirabilissima fonte, e ve ne pose un‟altra minore quasi vicina. Fece ancora su la piazza di s.Giacomo Scossacavalli un‟altra bella fontana, come anche le altre, che sono per tutto Borgo, e l‟architettore ne fu Carlo Maderno. » in BAGLIONE, G., Le vite de‟ pittori, scultori e architetti : dal Pontificato di Gregorio XIII del 1572 in fino a‟ tempi di Papa Urbano Ottavo nel 1642, Vaticaanstad, 1995, p.96. 152 D‟ONOFRIO, C., op.cit., p.162. De fontein op piazza Scossacavalli werd, bij de opening van de , verplaatst naar het plein voor de Sant‟Andrea della Valle. zie BLUNT, A., Guide to Baroque Rome, Londen, 1982, p.236. 153 MARDER T., op.cit., pp.84-85. 154 Ibid., p.85. 155 KRAUTHEIMER, R., op.cit, p.67.

36 aansluiting bij de basiliek en het pauselijk paleis. Elk onderdeel werd apart gepland en uitgevoerd. De werkzaamheden duurden tien jaar, van 1656 tot 1666.156

Het stedelijk weefsel van de Borgo zal drastisch verstoord worden door de aanleg van de via della Conciliazione (1938) die de zogenaamde spina di borgo tussen de Borgo nuovo en de Borgo vecchio afbreekt, zodat men vanaf Castel Sant‟Angelo een ongehinderd zicht heeft op de basiliek (afb.I.26).157

2. VORM VAN DE VIA PAPALIS

2.1. Eenheid in de Borgo

Vanaf 1500 verandert de route van de via Papalis in haar eerste traject door de Borgo naar Castel Sant‟Angelo. De Borgo Vecchio wordt ingeruild voor de Borgo Nuovo (via Alessandrina). We onderzoeken het belang van deze nieuwe straat en haar betekenis voor de via Papalis.

2.2.1. Borgo trivium?

Manetti‟s beschrijving van de planning van de Borgo, opgenomen in zijn Vita di Niccolò V, behandelt de hele wijk tussen de nieuwe verdedigingsmuren als één geheel. Het is niet duidelijk hoe de drie geplande straten zich verhouden tegenover elkaar. Magnuson overloopt de drie mogelijkheden: parallel, convergerend naar het plein vóór Castel Sant‟Angelo of convergerend naar het plein vóór Sint-Pieters. Hij besluit dat geen enkele interpretatie overtuigend is.158 Ceen probeert de mogelijkheden toe te passen op de werkelijke topografie in het 15de eeuwse Borgo. Hij concludeert dat twee straten in het middeleeuwse Borgo overeenstemmen met twee van de drie geplande straten van Manetti‟s beschrijving. De Borgo Vecchio vervulde de eisen voor de centrale straat, terwijl de Borgo S.Spirito overeenkwam met de linkse straat die langs de Tiber liep. Volgens Ceen is de nieuwe via Alessandrina, van Castel Sant‟Angelo naar de paleispoort van het Vaticaan, de gepaste voltooiing van Manetti‟s tripartiete schema voor de Borgo (“recto tramite ad Portam palatinam ibatur”).159 Bovendien besluit hij dat alle formele componenten aanwezig zijn om van het eerste geplande en uitgevoerde trivium te spreken, alhoewel dit niet conform is aan het strikt

156 MARDER, T., op.cit., p.82-164. 157 KRAUTHEIMER, R., The Rome of Alexander VII, 1655-1667, New Jersey, 1985, p.91. 158 MAGNUSON, T., op.cit, pp.75-77. Elk van de drie mogelijkheden resulteert in een tè geringe afstand tussen de drie straten. 159 CEEN, A.,The quartiere de Banchi: urban planning in Rome in the first half of the Cinquecento, Londen, 1980, pp.76-78.

37 geometrische patroon van de abstracte triviumvorm.160 Dit zogezegde “informele trivium” zou dus de inspiratie kunnen geweest zijn voor de latere Renaissance driepootmotieven in de Romeinse stedenbouw, zoals de tridente van piazza del Popolo of het Banchi trivium net aan de overkant van de rivier.

2.1.2. Betekenis van de via Alessandrina

Waarom dan de via Alessandrina als er al een min of meer directe verbinding bestond tussen de ponte Sant‟Angelo en Sint-Pieters, nl. de via del Borgo vecchio? Nam paus Alexander VI geen genoegen met de verbreding en verfraaiing van deze straat?161 In de literatuur wordt de via Alessandrina als de eerste moderne straat beschouwd: een rechtlijnige verbinding tussen twee punten met niet alleen een functionele, maar ook een representatieve waarde. Ze bestendigt de band tussen het pauselijk paleis en Castel Sant‟Angelo, een soort tweede passetto op een lager niveau, nu niet langer voorbehouden voor het pauselijk hof, maar open voor iedereen.162 De eis van uniformiteit die aan de eigenaars van de nieuwe straat werd opgelegd, weliswaar niet opgevolgd (cfr.supra), wijst op het representatieve belang van de weg. Dit lijkt een verwijzing naar de portiekstraten die Nicholaas V had gepland. De wens om een coherente vormgeving van de Borgo te bekomen, duidt op het ceremonieel karakter van de verbinding tussen het ultieme heiligdom van de Vaticaanse heuvel (de “mons sacrorum” ) en de wereldlijke stad.

2.2. Belang van de Borgo Nuovo voor de compositie van piazza di San Pietro

2.2.1. Connectie van de paleispoort met het stedennetwerk van de Borgo

In het Borgo project van paus Nicholaas V is de piazza voor Sint-Pieters het element dat het stedelijk netwerk van de Borgo, het paleis en de basiliek in de eenheid verbindt.163 Het geplande toegangsportaal van het palazzo Vaticano bestond uit een indrukwekkende poort, geflankeerd door twee torens.164 Pius II bouwde de poort in een massieve vleugel. De onregelmatige hoek van deze vleugel met de nabijgelegen gebouwen (links de zegeningloggia van de basiliek, rechts de logge van Bramante en Rafaël) wijst op het zich richten naar een ander compositorisch element van het plein, nl. de oost-west verbindingsas van de latere Borgo Nuovo (afb.I.27). Wanneer Pius II de trappenhelling vóór de poort aanlegt (te zien op de tekening van Maarten Van

160 Twee straten zijn gebogen, de hoeken tussen de straten zijn verschillend en de gebouwen die op het plein uitkomen verschillen in grootte. Zie CEEN, A., op.cit., p.79. 161 Tijdens het pontificaat van Sixtus IV waren reeds herstellingswerken aan de Borgo Vecchio uitgevoerd “qua itur a ponte Sancti Angeli ad basilicam Sancti Petri et palatium apostolicum” zie TAFURI, M., Interpreting the Renaissance. Princes, Cities, Architects, Yale UP, 2006. 162 MADONNA, M.L., op.cit., p.5. 163 WESTFALL, W.C., op.cit., p.112. 164 MARDER, T., op.cit., p.42.

38 Heemskerck, afb.I.9), blijft deze opstelling gericht naar de Borgo Nuovo gelden. De opening van de straat door Alexander VI in 1499 zal de connectie van de straat en de paleispoort nog duidelijker zichtbaar maken.165

2.2.2. Paulus V

De afbraak van de middeleeuwse basiliek van Constantijn voor de bouw van de nieuwe langsbouw en de monumentale façade bracht veel alternatieven met zich mee voor de hervorming van het Sint-Pietersplein. Een eerste ontwerp van Maderno lijkt ietwat paradoxaal. De beoogde symmetrie door de oprichting van een nieuw paleis aan de zuidkant van het plein wordt tenietgedaan door de lichte hoek waarmee de noordelijke portaalvleugel op het plein uitmondt (afb.I.28). Dit doet hij om de traditionele relatie met de Borgo Nuovo aan te houden. Het uitgevoerde project van Ferrabosco voor de nieuwe paleisvleugel behield eveneens de richting van de Borgo Nuovo as (afb.I.29,30). De vooruitstekende arm van de klokkentoren en de brede cordonata ervoor, reiken als het ware naar de voetganger op de via Papalis. De symmetrie wordt hier helemaal opgegeven, ten voordele van die ene hoge, rijk versierde toren (afb.I.20).

De fonteinen die Paulus V in de Borgo liet plaatsen aan de oude Traspontina kerk op het plein vóór Castel Sant‟Angelo, op piazza Scossacavalli in het midden van de Borgo en Maderno‟s gereconstrueerde fontein op piazza di S.Pietro, liggen alle drie op de Borgo Nuovo/via Papalis straat. D‟Onofrio merkt op dat de weliswaar prachtige fontein in een eigenaardige asymmetrische positie staat, zowel in relatie tot de enorme façade als tot de obelisk in het midden van het plein.166 Waarschijnlijk was de positie eveneens ingegeven door de Borgo Nuovo as, die vlak naast de fontein verder loopt (afb.I.31). Elke fontein draagt de wapens en inscripties van Paulus V. De drie fonteinen markeren dus op regelmatige tijdstippen het pauselijk karakter van de straat (afb.I.33).167

165 Ibid., p.42. 166 D‟ONOFRIO, C., op.cit., p.163. Later zal Bernini de fontein verplaatsen op de kruisingsas van de piazza, op de lijn met de obelisk. Hij plaatst overigens een identieke fontein symmetrisch ten opzichte van de obelisk (afb.I.32). 167 De werken voor deze drie fonteinen werden gelijktijdig uitgevoerd tegen het einde van 1614. zie D‟ONOFRIO, C., op.cit., p.163. Dit bewijst dus dat ze opgenomen waren in één iconografisch programma.

39 2.2.3. Tegenprojecten168 van Bernini

Alvorens we de compositie van Bernini voor piazza di S.Pietro bestuderen, belichten we enkele alternatieve ontwerpen van tijdgenoten. Het debat van de architecten wees op de moeilijkheid om de twee randvoorwaarden voor een ontwerp voor het plein op een succesvolle manier met elkaar te verzoenen. Men wou enerzijds een bevredigend frontaal zicht op de basiliek creëren en anderzijds het geprivilegieerde perspectief vanaf de Borgo Nuovo behouden. De kritieken geformuleerd op het project van Bernini voor de piazza S.Pietro wezen op drie essentiële zwakheden: een gebrek aan een elegante verbinding tussen de arcades en de basiliek, een gebrek aan symbolische vormen en een gebrek aan de aandacht voor de toegang tot het pauselijk paleis.169 Er zijn verschillende ontwerptekeningen met colonnades op cirkelvormig grondplan die vertrokken aan de basiliek en eindigden vóór de straten van de Borgo (afb.I.34,35,36). Hier overheerst duidelijk de eis voor een axiale symmetrie ten opzichte van de voorgevel van de kerk.

Een andere schets geeft het zicht op het plein vanaf de Borgo Nuovo weer (afb.I.37). Rechts wordt de oplossing van Bernini afgebeeld, terwijl aan de linkerkant een alternatief voorstel wordt getoond. Het project van Bernini behoudt de paleisvleugel van Paulus V. Het diagram in de rechterbovenhoek toont het episodische karakter van dit stadsbeeld. Links illustreert het symbool van de slang die in zijn staart bijt de formele continuïteit van een circulair plein.170 Het lage verbindingsstuk tussen de zuilengalerij en de basiliek verstoort de eenheid van de piazza niet en zet de bezoeker aan om binnen te stappen in de veilige cirkel van het plein. Dit tegenontwerp pleit voor het prioritair belang van de visuele relatie van het plein met de via Papalis in Borgo.

2.3. Betekenis van Bernini‟s compositie en decoratie

Eén van Bernini‟s grootste uitdagingen bij zijn aanstelling als architect van Sint-Pieters was de integratie van de nieuwe Sint-Pietersbasiliek in het middeleeuwse stedelijk weefsel van de Borgo. De tegenprojecten van Bernini toonden aan dat het debat werd gevoerd over de integratie van twee zichtassen, het frontale zicht op de basiliek en de schuine as van de Borgo Nuovo. Bernini‟s oplossing voor deze tweevoudige opgave was de creatie van een trapeziumvormige voorplein. Hierdoor domineerde de basilicale

168 De term „tegenprojecten‟ of „counterprojects‟ gaf auteur Wittkower aan de alternatieve ontwerpen van anonieme of bekende critici. Zie MARTINELLI, V., Le statue berniniane del colonnato di San Pietro, Rome, 1987, p.4. 169 MARDER, T., op.cit., p.93. 170 Ibid., p.100. Het symbool van de slang is het symbool van de eeuwigheid.

40 as op het plein terwijl in de stad de via Alessandrina aan belang won door haar monumentale climax in het pauselijk paleis.171 We bekijken de verschillende componenten van Bernini‟s compositie van het plein, waarbij we nadrukkelijk op zoek gaan naar betekenisdragende elementen in relatie tot de via Papalis.

2.3.1. Gran Teatro di Collonate

De keuze voor portieken en later zuilen om het plein in ovale vorm mee af te schermen heeft ongetwijfeld historische precedenten. We lazen reeds in Manetti dat het platea sancti petri omgeven zou worden door portieken, die ook de drie straten van de Borgo flankeerden. Dit zou een verwijzing kunnen zijn naar de laatantieke straat die tussen Castel Sant‟Angelo en de Vaticaanse basiliek liep, genaamd de Porticata.172 Dit straattype was geïnspireerd op klassieke hellenistische voorbeelden, zoals in Babylon of Pergamon173. Dat Alexander VII deze idee overnam, werd hem waarschijnlijk ingegeven door zijn bibliothecaris, Lucas Holstenius. Deze had een studie gemaakt over de verschillende antieke Romeinse en Griekse portiekstructuren.174

Het plein omgeven door de zuilengaanderij presenteert zich als laatste in de reeks van Romeinse keizerlijk fora. Een Forum christianum in dit geval.175 De halfcirkelvormige compositie van de zuilengangen verwijst naar de uitgestrekte armen van de moederkerk (cfr. het gebaar van de H.Petrus, zoals afgebeeld op een tegenontwerp, afb.I.36). De standbeelden van de heiligen die de galerijen bekronen, verwelkomen de pelgrims in de veilige afgesloten sacrale ruimte. Bernini had steeds een gesloten plaats in gedachten. De terzo braccio, te zien op verschillende gravures (afb.I.38), moest dit effect bekomen. In een later project werd deze derde arm iets naar voor geplaatst, zodat een klein pleintje (piazza rusticucci) tussen de colonnade en de gebouwen van de Borgo ontstond (afb.I.39).176 De bezoeker, komende van de ceremoniële straat, de Borgo Nuovo, zou, bij de aanblik van de basiliek die pas bij het betreden van het plein in haar volle gedaante verschijnt, de geborgenheid van de omringende zuilen voelen. Alexander VII en zijn architect, Bernini, kozen voor het

171 BENEVOLO, L., La percezione dell‟invisibile : piazza San Pietro del Bernini, in : Casabella, 1990, nr.54, p.56. 172 ADINOLFI, P., La portica di S.Pietro ossia Borgo nell‟età di mezzo, nuovo saggio topografico, Rome, 1859, p.5. Benedetto Canonico schrijft in zijn “Ordo Romanus‟‟ (midden 12de eeuw) ook over het porticum van de via sacra [via papalis]. Geciteerd in CEEN, A., op.cit., p.253. 173 WARD-PERKINS, J.B., Cities of Ancient Greece and Italy : planning in Classical Antiquity, Londen, 1974, p.19. 174 MARTINELLI, V., op.cit., p.5. Na een gesprek met Holstenius, presenteert Bernini een ontwerp met een dubbel portiek als alternatief voor de enkele portiekstructuur van de eerste tekeningen. 175 FAGIOLO, M., PORTOGHESI, P., Roma Barocca. Bernini, Borromini, Pietro da Cortona (tent.cat.), Rome (Museo Nazionale di Castel Sant‟ Angelo), 2006, p.152. 176 KRAUTHEIMER, R., op.cit., p.92.

41 sterk in de traditie gewortelde klassieke motief van de zuilengalerij als vormgevend element van hun christelijk schouwspel.177

2.3.2. Borgo Nuovo als oriënterend principe

De noordelijke colonnade eindigt in de gang (corridore) die de piazza retta, de trapeziumvormige ruimte voor de basiliek, begrenst (afb.I.40).178 De oriëntatie van de gang is gericht naar de Borgo Nuovo as. Bernini en Alexander VII behouden dus de verbinding die bestond tussen het eerste rechte traject van de via Papalis en de toegang van het Vaticaans paleis (cfr.supra). Vanaf het portaal kon men het Castel Sant‟Angelo zien (afb.I.41). Maar Bernini ging zelfs nog verder en trok de as door tot ze daadwerkelijk de binnenste ruimtes van het pauselijk paleis bereikte en uiteindelijk voor de deur van de belangrijkste zaal, de Sala Regia, terechtkwam.

Hij vernieuwde de Scala Regia, die dateerde van de tijd van Julius II, en incorporeerde de trappartij in één harmonisch geheel samen met de corridore en de narthex van de basiliek (afb.I.42).179 De eenheid van het project haalt haar kracht uit de continuïteit van het traject. De bezoeker moest vroeger een reeks ruimtes van een heel verscheiden karakter doorlopen tot hij de ontvangstzalen van het paleis bereikte.180 Nu zag de bezoeker reeds vanaf het portaal het einde van het eerste deel van de Scala Regia. Omwille van het hellend terrein van oost naar west moest Bernini de hoogtes van de gewelven in elke sectie aanpassen om deze visuele continuïteit te bekomen.181 De Scala Regia is het logische vervolg van de colonnade, ze verhoudt zich tot de colonnade zoals de piano nobile van een palazzo zich tot het gelijkvloers verhoudt. Bovendien volgen de traditionele zuilenordes elkaar op: de colonnade heeft zuilen van de Toscaanse orde, het eerste trappengedeelte van de Scala Regia gebruikt Ionische zuilen en het tweede gedeelte heeft zuilen van de composiete orde.182 Deze sequentie versterkt de eenheid van het traject dat een aanvang neemt met de Borgo Nuovo die de link vormt naar de stad aan de andere kant van de Tiber.

177 Voor een interpretatieve lezing van piazza di San Pietro als een christelijk theater verwijzen we naar HAUS, A., Piazza S.Pietro. Concetto e forma, in: SPAGNESI, G. en FAGIOLO, M., Gian Lorenzo Bernini architetto e l'architettura europea del Sei-Settecento, Rome, 1983-1984, pp.291-315. 178 MARTINELLI, V., op.cit., p.9. 179 MARDER, T., op.cit., p.43. 180 Na het binnentreden van de paleispoort zijn de opeenvolgende ruimtes: het atrium helvetorium, de cordonata, het cortile di S.Damaso, het cortile del Maresciallo, het palazzo Vaticano (cfr.supra). 181 MARDER, T., op.cit., p.82. Het hele plein was lager gelegen waardoor Bernini overal in zijn compositie subtiele nivelleringen van het terrein moest maken om de zichtbaarheid van de toegangspoort en de bronzen deuren niet te belemmeren. Zie BENEVOLO, L., op.cit., p.58. 182 FAGIOLO, M., PORTOGHESI, P., op.cit., p.154.

42 2.3.3. Pauselijke symbolen

Het westelijke uiteinde van de noordelijke colonnade vormt de eigenlijke overgang van het seculiere plein naar de sacrale ruimtes van het paleis. Boven de ingang is een geëlaboreerd wapenschild van paus Alexander VII en een inscriptie geplaatst (afb.I.43). Deze compositie verschilt niet van de drie andere hoeken van beide colonnades. Pas bij het binnentreden van de gang staat men voor de eigenlijke toegangspoort van het paleis met de bronzen deuren. Bernini incorporeerde de portone di bronzo, gefabriceerd in opdracht van paus Paulus V, in de gewelven van de nieuwe corridore. Boven het portaal bevond zich in een gebroken fronton het mozaïek van de Heilige Madonna met kind en Petrus en Paulus, geflankeerd door twee engelen (afb.I.44).183

Op de overloop van de Scala Regia staat in een ondiepe nis het standbeeld van Constantijn (afb.I.45). Het beeld was aanvankelijk door paus Innocentius X besteld om een kapel in de Sint-Pieters te decoreren, maar kreeg in opdracht van Alexander VII zijn huidige plaats aan de voet van de Scala Regia.184 De scène die wordt afgebeeld is het moment waarop keizer Constantijn een goddelijk visioen krijgt dat hem de zege garandeert in de veldslag tegen Maxentius. Het kruis van Christus met de woorden “In hoc signo vinces” verschijnt voor zijn ogen.185 Deze figuratie wordt afgebeeld boven de boog van de corridore (afb.I.46). De collocatie van deze scène op dit strategische punt tussen basiliek, paleis en piazza (de seculiere wereld) genereert verschillende betekenissen. Constantijn als oprichter van de eerste Sint-Pieters en stichter van het palazzo Vaticano legitimeert de pauselijke autoriteit over het religieuze en temporele bestuur van de wereld. De scène van de overwinning van de goddelijk geïnspireerde macht was gericht zowel naar de bezoeker van het heiligdom van Sint-Pieters (afb.I.47) als naar de stedeling op weg naar zijn pauselijke audiëntie (afb.I.48).186

In het driehoekig fronton boven de nis ondersteunen twee ignudi een medaillon met de scène van de doop van Constantijn (afb.I.49). Het medaillon van het zuidelijk gewelf beeldt de eerste steenlegging van de Sint-Pietersbasiliek door keizer Constantijn (afb.I.50). In de boog boven de Scala Regia flankeren trompetterende engelen het wapenschild van paus Alexander VII (afb.I.51). Op de bovenste dubbele

183 Het gebruik van de bronzen deuren in het toegangsportaal was waarschijnlijk geïnspireerd op de bronzen poort van het keizerlijk paleis in Constantinopel. Zie MARDER, T., op.cit., p.71. 184 Dit zou beslist zijn tussen 1662 en 1664. Het beeld werd op zijn plaats gezet in 1669. Ibid., op.cit., p.174. 185 Ibid., p.166. 186 Vanuit een lateraal zicht wordt de anomalie in de cassettenboog van de nis visueel opgelost. Ibid., p.165.

43 traplanding figureert Bernini een inventief spel van putti die druk in de weer zijn om de sculpturale decoratie op de architectuur aan te brengen (afb.I.52).

Het verhaal van de overwinning van het christendom dat Bernini in één beeld vastlegt is uiterst geschikt voor het begin van de via Papalis. We kunnen hier de link leggen naar het beeldenprogramma dat dezelfde architect een aantal jaar later voor de ponte Sant‟Angelo zal ontwerpen. De engelen die het verhaal van de passie vastleggen, figureren in een soort tableau vivant waar de voetganger op de via Papalis doorheen loopt.187 De compositie van het ruiterstandbeeld van Constantijn verwijst ook naar de tijdelijke feestinstallaties die bij het gebruik van de via Papalis werden opgetrokken. De draperie die achter Constantijn hangt, kan een herinnering zijn aan de rijkelijk gedecoreerde doeken die bij feestelijke processies de huizen versierden.188

Marder interpreteerde de decoratieve elementen van de Scala Regia in functie van hun oostelijke oriëntatie, de kant van de stad, waarlangs de bezoekers binnenkwamen. Als we deze lezing omdraaien, in functie van hun westelijke oriëntatie, zien we dat dezelfde elementen een verschillende betekenis genereren. Wanneer de paus naar de stad vertrekt bij een religieuze processie en de Scala Regia afdaalt, wordt hij in de eerste bocht verwelkomd door de engelen met zwaaiende palmtakken (afb.I.53). Het motief van de palmtak brengt palmzondag in herinnering, de dag waarop Alexander VII tot paus was verkozen.189 Palmen symboliseren ook de blijde inkomst en heilige redding, een verwijzing naar de dag dat Christus zijn intrede in Jeruzalem maakte. De paus die zijn intrede maakt in de stad, zal er dus een zijn van heilige redding. Aan de voet van de trap verschijnen vervolgens de woorden “in hoc signo vinces” boven zijn hoofd. Hij zal in de seculiere stad de bescherming genieten van God en met zijn hulp de stad verlossen van het heidendom.

3. GEBRUIK VAN DE VIA PAPALIS

3.1. Possesso

Vanaf het ontstaan van het possesso ritueel in de Middeleeuwen begon de pas gekroonde paus vanaf de trappen van de San Pietro aan zijn lange tocht doorheen de stad naar San Giovanni in Laterano.190 Het eerste traject door de Borgo liep over de Borgo Vecchio. Deze straat was de antieke verbinding tussen Castel Sant‟Angelo en de

187 Zie CASUS II, p.56. 188 MARDER, T., op.cit., p.192. 189 Ibid., p.24. 190 FIORANI, L., PROSPERI, A., Cerimoniali romani: il ritorno e la trasfigurazione dei trionfi antichi, in: Storia d‟Italia, Annali, XVI, 2000, p.56.

44 basiliek, ze werd in de oudheid ook via Sacra of Carreria Sancta genoemd.191 Na de opening van de Borgo Nuovo in 1500 ruilde de pauselijke processie de Borgo Vecchio in voor deze nieuwe rechtlijnige verbinding tussen de poort van het Vaticaans paleis en de poort van Castel Sant‟Angelo. De Borgo Nuovo als nieuwe ceremoniële straat in plaats van de traditionele triomfale weg wijst op het belang van de verbinding met het pauselijk paleis.

3.2. Religieuze feesten

De uitoefening van religieuze rituelen waren talrijk op het plein vóór het belangrijkste pelgrimsoord van de stad. Dit was de plaats waar religieuze processies vertrokken of toekwamen192, waar sacrale relieken aan de massa werden getoond, waar heilige poorten werden geopend en gesloten voor de jubilea193, waar buitenlandse keizers, koningen of ambassadeurs naartoe werden geleid194 en … waar men een blik van de paus kon opvangen. Een bespreking van al deze rituelen past echter niet binnen het bestek van deze verhandeling. Het volstaat hier de aandacht te vestigen op enkele componenten van zo‟n religieus gebeuren zoals we die kunnen onderscheiden in enkele eigentijdse afbeeldingen.

Maarten Van Heemskerck schetst de situatie van het plein ten tijde van Paulus III (afb.I.9). We zien een aantal ruiters het paleis naderen, waar een rij Zwitserse wachten de weg voor de toegangspoort flankeren. Een gravure van Bartolomeo Faleti (1567) toont paus Pius V terwijl hij de zegen geeft vanaf de loggia di benedizione aan het knielende volk voor hem (afb.I.54). Rechts zien we de trompetspelers op de loggia dei trombetti die het feestelijk gebeuren muzikaal ondersteunen. Giovanni Battista de‟Cavalieri toont het moment waarop paus Gregorius XIII, op kerstavond, door de Porta Santa wordt gedragen om het Heilig jaar, 1575, in te leiden (afb.I.15). Op een anoniem schilderij zien we twee luifels, één vertrekt vanaf het portaal van Ferrabosco‟s klokkentoren, terwijl de andere is bevestigd aan de façade van de basiliek (afb.I.55). Deze decoratie werd in het kader van het religieuze feest van de Corpus Domini gebruikt. Omwille van het belang van deze jaarlijkse processie voor het

191 zie hoofdstuk 1, p.9. 192 Ingersoll noteert een tiental feesten van de rituele kalender in het Renaissance Rome die plaatsvinden in of net buiten het Vaticaan. Zie INGERSOLL, R., The ritual use of public space in Renaissance Rome, Berkeley, 1985, p.39. 193 Enkele recente artikels over jubilea: ZUCCARI, A., I rituali del Giubileo, in: La storia dei Giubilei. 1600- 1775, III, Firenze, 1999, pp.84-129, VISCEGLIA, M.A., Roma e il giubileo: universalismo e città tra medio evo ed età moderna (1300-1825), in: Roma moderna e contemporanea, 2000, VIII, nr.3, p. 503 en VISCEGLIA, M.A., Giubilei tra pace e guerra, in: Roma moderna e contemporanea, 1997, nr.2/3, pp.431- 475. 194 Over buitenlandse intredes, zie: INGERSOLL, R., op.cit., pp.356-408 en FORCELLA, V., Tornei e giostre, ingressi trionfali e feste carnevaleschi in Roma sotto Paolo III, Rome, 1885, pp.53-61.

45 rituele gebruik van de ruimte van de Borgo, bekijken we deze gebeurtenis meer in detail.

3.3. Corpus Domini

Het religieuze feest ter verering van het Heilige Sacrament van de Eucharistie werd gehouden op de eerste donderdag na Pinksteren.195 Een pauselijke processie vertrok van het palazzo Vaticano, maakte een tocht door de Borgo en keerde terug naar de basiliek van S.Pietro. De paus zat op een hoge draagstoel onder een rijkelijk gedecoreerd baldakijn, gedragen door de meest illustere waardigheidsbekleders, en hield de monstrans voor zich. Vóór 1500 liep de route van piazza di S.Pietro door de Borgo Sant‟Angelo tot het plein voor Castel Sant‟Angelo en keerde terug langs de Borgo Vecchio. Ná 1500 gebruikte men de nieuwe Borgo Nuovo tot piazza Scossacavalli, waarbij men eveneens langs de Borgo Vecchio terugkeerde (afb.I.56).196 De stoet was hiërarchisch geordend met de kleine adel voorop en de kardinalen rond de paus. Het was de gewoonte dat de dragers van het pauselijk baldakijn op regelmatige intervallen (“mutationes”) werden gewisseld, zodat elke representatieve groep van de aristocratie of ambtenarij deze eervolle opdracht kon uitvoeren. Het traject werd gemarkeerd door lange gaanderijen van hoge baldakijnen (afb.I.55) en de ceremonie werd opgeluisterd met sacrale koormuziek.197

Het ritueel was bedoeld om een katholiek antwoord te geven op de protestantse devaluatie van de werkelijke aanwezigheid van Christus in gewijde voorwerpen.198 Het bracht eer aan het mysterie van de transsubstantiatie, een rooms katholiek dogma dat geherformuleerd was na het Concilie van Trente. Niet alleen de verering van het lichaam van Christus, gesymboliseerd in de eucharistie, stond centraal, ook het lichaam van de paus werd tijdens dit ritueel verheerlijkt.

De nieuwe ruimte voor de basiliek en het pauselijk paleis, ontworpen door Bernini, versterkte het ceremonieel karakter van de processie. De heiligenstandbeelden op de colonnades begeleidden de heilige stoet (afb.I.57). Haus vergelijkt deze hemel van heiligen met een pagina uit het getijdenboek van Alessandro Farnese (1546) waarin de Vlaamse schilder Giulio Clovio het gebed dat paus Paulus III op het feest van de Corpus Domini uitsprak, in woord en beeld figureert (afb.I.58).199 Bernini zal de

195 LUNADORE G., Relatione della corte di Roma e de‟ Riti da osseruarsi in essa, e de‟ suoi magistrati e officij, con la loro distinta giurisdittione, Bracciano, 1650, p.114. 196 INGERSOLL, R., op.cit., p.152. 197 Ibid., pp.154-155. 198 FIORANI, L., Processioni tra devozione e politica, in: La festa a Roma dal Rinascimento al 1870, Turijn, 1997, p.76. 199 HAUS, A., op.cit., p.300.

46 heiligen, zoals opgesomd door Clovio, in stenen beelden kristalliseren. De ruimte werd een permanent theater voor de eeuwige opvoering van de heilige gebeurtenis.

4. BESLUIT

Het traject van de via Papalis vanaf zijn vertrekpunt aan de poorten van het palazzo Vaticano tot de brug over de Tiber aan Castel Sant‟Angelo maakt een essentieel onderdeel uit van het stedenbouwkundig denken vanaf de 15de tot de 17de eeuw. Het speciaal statuut van dit deel van de stad, vanwege de onmiddellijke nabijheid van het graf van Petrus en vanaf de tweede helft van de 15de eeuw van de hoofdresidentie van de paus, heeft dit stedenbouwkundig denken beïnvloed. De pausen zagen dit als hún stad waar ze absolute controle over uitoefenden. Dit absolutistisch monarchisme avant la lettre schepte vooruitstrevende mogelijkheden op het gebied van stadsplanning. Het visioen van Brigitta van Zweden over de Borgo als stad van de pauselijke curie duidt op het symbolische belang van de programmatie van de Borgo. De eenheid in de Borgo als uitdrukking van een coherent programma van de pauselijke macht.

Nicholaas V‟s ideale stad en Pius V‟s ideale samenleving kregen allemaal een kans, al was het slechts op papier, in de Borgo. De herstructurering van het gebied had duidelijke propagandistische functies. Paulus V bracht zijn water naar de Borgo en plaatste op regelmatige intervallen op de via Papalis een symbool van zijn almacht om de dorstigen te laven.200 Bernini‟s programma voor piazza di San Pietro, waarbij elk architecturaal onderdeel apart werd gepland en uitgevoerd, droeg bij tot de geleidelijke vormgeving van de ceremoniële weg. De eenheid van het project haalde haar kracht uit de continuïteit van het traject van de via Papalis. De architectuur en het beeldhouwwerk op het plein van Alexander VII en langs de gang en Scala Regia naar de pauselijke ontvangstzaal moest, ook wanneer er geen religieuze schouwspelen werden opgevoerd, de macht van de pauselijke heersers legitimeren. Bernini slaagde hierin door een coherent iconografisch programma te ontwerpen, dat zich vanaf de ponte Sant‟Angelo tot aan de deur van de Sala Regia ontvouwde.

We zijn op zoek gegaan naar welke betekenis de via Papalis krijgt toebedeeld in dit aparte deel van de stad. Bij het eerste Borgo plan van Nicholaas V is men bezorgd over een waardige toegangsweg naar het Vaticaan. Wat opvalt is, dat bij de creatie van de via Alessandrina, niet de as naar het portaal van de basiliek een uniforme

200 Het zogenaamde acqua Paola werd in het westelijk deel van de stad gebracht door de realisatie van de acquaduct van Paulus V in 1609-1612. TOURING CLUB ITALIANO, Guida d‟Italia. Roma, Milaan, 1999, p.376.

47 vormgeving krijgt, maar wel de straat die naar de poorten van het pauselijk paleis loopt. De weg naar de basiliek verloopt dus, visueel gezien, langs het paleis van de heerser. Ook bij Bernini‟s compositie van het piazza di S.Pietro had men vanaf Castel Sant‟Angelo de ingang van het paleis in het vizier en kreeg men pas een zicht op de basiliek met zijn enorme koepel aan de ingang van de colonnade, op piazza rusticucci. Deze configuratie huldigt dus de absolute macht die het pausdom over de erfenis van het christendom heeft.

In de meeste ontwerpen voor de transformaties van de basiliek en het palazzo Vaticano bleef de zichtlijn naar de Borgo Nuovo als vormgevend principe gelden. Zelfs bij ambitieuze herstructureringswerken van het piazza di S.Pietro, zoals ten tijde van Paulus V of Alexander VII, bleek de visuele integratie van de via Papalis een vereiste voor het nieuwe project.

We kunnen ons afvragen waarom de veelbesproken afbraak van de spina di Borgo nooit gerealiseerd werd. Zou dit niet net bijdragen tot een verhoogde waardigheid en prestige van een gepaste toegangsweg naar het Vaticaan? Wanneer Domenico Fontana de obelisk in het midden van het plein plaatste, kwam de discussie voor de eerste keer op gang. In 1651 doet Virgilio Spada een tweede poging. Hij wordt gesteund door Bernini.201 Nadien hernemen nog Carlo Fontana, Cosimo Morelli en Giuseppe Valadier de heikele kwestie.202 Pas met de opening van de via della Conciliazione van Mussolini in 1938 werd de vierhonderd jaar oude discussie opgeheven. Waren het enkel economische motieven, omwille van de enorme som voor de onteigeningen en vernielingen, die het plan gedwarsboomd hebben? De originele relaties tussen de verschillende componenten van het plein, zoals de extensie van de via Papalis as in het pauselijk paleis, zouden grondig verstoord worden door transformaties van de urbanistische context rondom. Erkende men indertijd het belang van deze fijngevoelige stedenbouwkundige relaties die door de 20ste eeuwse dictator werden genegeerd?

201 KRAUTHEIMER, R., The Rome of Alexander VII, 1655-1667, New Jersey, 1985, p.91. Merken we wel op dat Bernini niet pleitte voor een ongehinderde blik op de Sint-Pieters vanaf Castel Sant‟Angelo, dit zou immers de basiliek in het niets laten verdwijnen. Zijn terzo braccio zou hierbij als schermblok dienen. 202 PIACENTINI, M., Le vicende edilizie di Roma, dal 1870 ad oggi, Rome, 1952, p.168-172. Valadier zou de ideeën van Napoleon moeten vertolken die zijn stempel op de stad wou drukken door het uitvoeren van dit ambitieus project. Dit lezen we ook in STENDHAL (ed. DEL LITTO, V.), Voyages en Italie, Parijs, 1973, p.677.

48 CASUS II: Piazza di Ponte trivium

Deze casus spitst zich toe op de zone in de onmiddellijke nabijheid van de ponte Sant‟Angelo. De via Papalis loopt langs de huidige via del Banco di Santo Spirito tot het Renaissance gebouw van de Zecca vecchia (afb.II.1). In een eerste luik bespreken we de bouwhistorische evolutie van de zone, een tweede deel wordt gewijd aan enkele cruciale interventies en als laatste bekijken we de belangrijke feesten en gebeurtenissen in het gebied.

1. BOUWHISTORISCHE EVOLUTIE

1.1. Situatie in de Middeleeuwen

De brug over de Tiber diende in de oudheid slechts als toegang tot het mausoleum van Hadrianus. Op het einde van de pelgrimsas, aan de monding van Canale di Ponte (de via dei Banchi of de huidige via del Banco di Santo Spirito) stond een triomfboog gewijd aan de keizers Gratianus, Valentinianus en Theodosius. In de oudheid vertrok hier de Porticus Maximus, een rechte straat op de as met de brug (afb.1.18).203 Met de constructie van de Sint-Pietersbasiliek in de 4de eeuw na Christus werd de brug de belangrijkste verkeersweg naar het heiligdom.204 In de Middeleeuwen ontwikkelde zich op piazza di Ponte, het plein vóór de brug, een bloeiend commercieel centrum. In de 13de eeuw kreeg de San Celso, de kerk gericht naar het plein, de titel van Cappella Papale, wat betekent dat ze onder de onmiddellijke protectie van de paus stond.205 De pauselijke interventies op het plein rond de kerk namen een aanvang met het pontificaat van Nicholaas V.

1.2. Nicholaas V (1447-1455)

Vanaf 1450 richtte paus Nicholaas V zijn aandacht op de zone rond de middeleeuwse S.Celso aan de ingang van ponte S.Angelo. De stedelijke vernieuwing nam een aanvang naar aanleiding van een dramatische gebeurtenis op het einde van het jubileumjaar, 1450. Toen Nicholaas V op 17 december had beloofd het reliek van het sudarium van de H.Veronica in het Vaticaan te tonen, had zich een grote menigte op het plein voor de Sint-Pietersbasiliek verzameld. De paus zag echter af van zijn belofte omwille van het late uur en de pelgrims haastten zich terug naar de stad. De massa

203 Zie LANCIANI, R., Forma Urbis Romae, Rome, 1988. Men dacht dat deze straat met portieken was afgesloten, zie SEVERANO, G., Memorie sacre delle sette chiese di Roma e di altri luoghi che si trovano per le strade di esse, Rome, 1630, I, 5ff. 204 INGERSOLL, R., The ritual use of public space in Renaissance Rome, Berkeley, 1985, p.420-421. 205 SEGUI, G., THOENES, C. en MORTARI, L., Ss. Celso e Giuliano, Collegiata e Cappella Papale, Rome, 1966, p.10.

49 verdrong zich op de ponte Sant‟Angelo en er ontstond paniek waardoor mensen werden vertrappeld of verdronken in de Tiber. Paus Nicholaas V gaf de opdracht de brug te restaureren en twee kapellen op te richten ter nagedachtenis van de slachtoffers. De twee octagonale kapellen werden gebouwd aan de ingang van de brug aan de kant van de abitato (1451-53) (afb.II.2).206 Infessura schrijft in zijn dagboek dat ook het plein voor de kapellen werd vrijgemaakt van kleine huizen.207 Tevens werd gewerkt aan Castel Sant‟Angelo: nieuwe appartementen werden ingericht en een verdedigingsmuur en een poorthuis met twee vierkante torens werden opgetrokken aan de ingang van de brug vóór de burcht (afb.II.3).208 In 1453 begon men met de restauratie van de façade van de middeleeuwse S.Celso en het plaveien van de zone rondom de kerk. Het portiek van de S.Celso gaf uit op het plein en had een belangrijke economische functie, hier werd één van de grootste markten van de stad gehouden. Ook Canale di Ponte kon meegenieten van de verfraaiingswerken.209 Naast de verwijdering van verschillende huizen werd ook een gedeeltelijke afbraak van de triomfboog van Gratianus, Valentinianus en Theodosius voorzien.210 Nicholaas V promootte nog een ander publiek werk aan de linkeroever van de Tiber, nl. de renovatie van de pauselijke gevangenis, Tor di Nona.211

In 1452 publiceerde de paus de vernieuwde statuten van de maestri di strada. In artikel 32 werden de drie hoofdstraten van de stad gespecificeerd: “van Canale di Ponte tot Sant‟Angelo Pescharia, van Canale di Ponte langs de via Papale tot het Capitool en van Canale di Ponte langs de via Retta tot de S.Maddalena.”212 De gangbare benamingen van deze straten zijn respectievelijk: via del Pellegrino, via Papalis en via dei Coronari. De keuze van drie straten in het Banchi district die hun gezamenlijk eindpunt hebben in de Canale di Ponte is een bewijs van het belang van het drukke verkeerscentrum dat zich voor de ponte Sant‟Angelo had gevormd.

1.3. Sixtus IV (1471-1484) en Alexander VI (1492-1503)

Piazza di Ponte kreeg tijdens het pontificaat van Sixtus IV weer bijzondere aandacht. Na Nicholaas V hadden pausen de Canale di Ponte-via dei Banchi laten herinrichten

206 BURROUGHS, C., Below the Angel: an urbanistic project in the rome of Pope Nicholas V, in: Journal of the Warburg and Courtauld Institutes, 1982, vol.45, p.98. 207 Infessura schrijft ten tijde van Nicholaas V over het dagelijkse leven in Rome en is een belangrijke bron voor de situatie in de 15de eeuw. INFESSURA, S., (red) TOMMASINI, O., Diario della città di Roma, Rome, 1890, p.50 : “(…) et fece la piazza di San Celso con gittar molte case a terra.” 208 WEIL, M., The history and decoration of the Ponte S.Angelo, Pennsylvania, 1974, p.24. 209 BURROUGHS, C., op.cit., p.103. 210 GÜNTHER, H., Das Trivium vor Ponte S.Angelo, Ein Beitrag zur Urbanistik der Renaissance in Rom, in: Römisches Jahrbuch für Kunstgeschichte, 1984, nr. XXI, p.171. 211 PIETRANGELI, C., Guide rionali di Roma, Ponte, Rome, 1978, p.54. 212 RE, E., Maestri di strada, Rome, 1920, p.99: “dallo Canale de Ponte in sino ad Sancto Angilo Piscivendolo, dallo Canale de Ponte per via Papale in sino ad Campitoglio, dallo Canale de Ponte per la via ritta in sino alla Magdalena.”

50 (1464) en de ponte Sant‟Angelo laten renoveren (1465-68).213 In 1475 had koning Ferrante van Napels paus Sixtus IV de raad gegeven alle middeleeuwse portieken te verwijderen, die een grote hinder vormden voor het verkeer.214 In alle straten die op piazza di Ponte uitkwamen en op het plein zelf werden saneringsacties uitgevoerd.215 Ter gelegenheid van het jubileum van 1475 werd in 1473 met de bouw van de ponte Sisto begonnen. De paus wou de catastrofe van het vorige jubileum vermijden en de brug diende om de druk op de ponte Sant‟Angelo, als enige verbindingsas met het gebied aan de overkant van de Tiber, te verlichten.216

Alexander VI verving de zuidelijke toegangspoort van de brug van Nicholaas V door een grote ronde toren en annex verdedigingsmuur die de pelgrim naar de nieuwe poort leidde links van Castel Sant‟Angelo waar hij de Borgo binnentrad (afb.I.14).217 Zoals we gezien hebben in de eerste casus moeten we de fortificaties van Castel Sant‟Angelo in samenhang zien met Alexander VI‟s project voor de via Alessandrina in Borgo.

1.4. Julius II (1503-1513)

Julius II begon in 1504 met de bouw van een loggia in Castel Sant‟Angelo op de as van de ponte Sant‟Angelo (afb.II.4).218 De eerste stedelijke werken van paus Julius II waren de aanleg van twee nieuwe straten, de via Giulia en de via Lungara, die in een rechte lijn beide oevers van de Tiber flankeren (1503-1513) (afb.II.5).219 Hij promootte de stedelijke ontwikkeling langs de as van de via Giulia. Het onuitgevoerde project van het palazzo dei Tribunali moest via een plein een eenheid vormen met het nabijgelegen palazzo della Cancelleria Vecchia (huidige palazzo Sforza-Cesarini). Het zou het grootste administratief centrum van de stad worden dat de nieuwe via Giulia een belangrijk representatief karakter kon bezorgen.220 Vanaf 1508 zal ook deze paus interventies doorvoeren in de zone van piazza di Ponte. In 1509 begon Bramante met de afbraak van de middeleeuwse basiliek van S.Celso.

213 GÜNTHER, H., op.cit., p.171. 214 INFESSURA, S., op.cit., p.79: “et consiglioli che dovesse fare gittare li mignani et li porticali, et allargare le vie; et lo papa pigliò lo suo consiglio. » Een overblijfsel van een middeleeuws portiek kunnen we zien in het Casa di Bonadies in de via dei Banchi. 215 Ceen citeert documenten uit het Archivio Segreto Vaticano, zie CEEN, A., The quartiere de Banchi: urban planning in Rome in the first half of the Cinquecento, Londen, 1980, p.224-225. 216 Platina brengt de bouw van de brug in verband met het ongeluk in 1450: « Hoc ideo potissimum ab eo factum existimo, ne peregrini euntium ac redeuntium multitudine obtriti perirent ; quemadmodum Nicolai Quinti tempore, ut diximus, in Hadriani ponte contigit.”, PLATINA, Liber de vita Christi ac omnium Pontificum, Muratori III, 1, p.418 geciteerd in GÜNTHER, H., op.cit., p.172. 217 MADONNA, M.L., Una operazione urbanistica di Alessandro VI : La via Alessandrina in Borgo, in : Le arti a Roma sotto Alessandro VI: dispensa del Corso di storia dell‟arte moderna 1 tenuto dal prof. Maurizio Calvesi, Rome, 1981, p.4. 218 GÜNTHER, op.cit., p.233. 219 Ibid., p.233. 220 SPEZZAFERRO, L., SALERNO, L., TAFURI, M., Via Giulia, una utopia urbanistica del 500, Rome, 1973, p.48.

51 De nieuwbouw voorzag een kruiskoepelkerk op centraal grondplan op dezelfde site van de oude kerk, maar met de ingang naar de via dei Banchi gericht.221 Het plan voorzag eveneens een verbreding van deze straat.222 Rond het jaar 1508 richtte paus Julius II de Munt op de hoek van de via Papalis en de via Pellegrinorum op. Bramante leidde de herstructureringswerken om het private huis aan te passen aan de noden van de pauselijke Munt.223 Een andere ingreep van de paus wordt gesuggereerd door Albertini. Hij schrijft in 1510 dat Julius II de pons Triumphalis wou restaureren. Dit lijkt erg onwaarschijnlijk omdat de resten van de brug op een wel heel ongelukkige hoek met de via Giulia stonden (afb.II.6). Het is wel mogelijk dat hij in de nabijheid van de Romeinse resten een nieuwe brug liet bouwen om de uiteinden van de via Giulia en de via Lungara te verbinden.224 Tafuri volgt Albertini wel en stelt de hypothese voorop dat Julius II het plan had de via dei Coronari door te trekken om in rechte lijn over de oude brug de andere kant van de Tiber te bereiken.225

1.5. Leo X (1513-1521)

De Florentijnse paus Leo X de‟ Medici had in 1518 de via della Scrofa en de via di Ripetta-as doorgetrokken tot aan piazza del Popolo, waardoor het eerste formeel aangelegde bivium in de stad ontstond. De S.Maria del Popolo kerk op het plein aan de belangrijkste poort van de stad, gebouwd door Sixtus IV, zou zijn monumentale tegenhanger krijgen aan de andere kant van de as met een groots Medici complex. Leo X had aan piazza Navona zijn familiepaleis, , laten bouwen en samen met de pas gerenoveerde universiteit van de stad, “La Sapienza”, zou het gebied van de oostelijke zijde van piazza Navona tot de nationale kerk van de Franse gemeenschap, S.Luigi in Francese, een uitdrukkelijk “Medici” karakter krijgen.226

De paus wou veel aandacht geven aan het Florentijnse kwartier in de stad. In 1515 erkende Leo X de autoriteit van het Florentijnse Consulaat, een hof dat de macht had om recht te spreken over disputen tussen de Florentijnen actief in Rome, vooral in de mercantiele en bankierssector. In 1519 herbevestigde de paus de privileges van de Florentijnse natie en de autoriteit van hun consul. De zone tussen piazza di Ponte en via del Consolato was getransformeerd in een essentieel autonoom district, een stad

221 SEGUI, G., THOENES, C. en MORTARI, L., Ss. Celso e Giuliano, Collegiata e Cappella Papale, Rome, 1966, p.33. Volgens Allan Ceen was de bouw nog niet af in 1535, wanneer al plannen voor een kleinere kerk waren gemaakt, zie CEEN, A., op.cit., p.195. 222 GÜNTHER, H., op.cit., p.176. 223 MONACO, M., La Zecca Vecchia in Banchi ora detta Palazzo del Banco di S.Spirito, Rome, 1962, p.30. 224 Albertini schrijft: “erat pons triumphalis, quem nunc tua beatitudo vult instaurare…” geciteerd door GÜNTHER, H., op.cit., p.173. 225 TAFURI, M., Interpreting the Renaissance. Princes, Cities, Architects, Yale UP, 2006, p.78. 226 FROMMEL, C.L., Papal policy: The planning of Rome during the Renaissance, in: Journal of Interdisciplinary History, 1986, vol.17, nr.1, p.56.

52 binnenin de stad, onafhankelijk van de jurisdictie van de Romeinse gemeentelijke hoven.227 In 1518 schreef Leo X een wedstrijd uit voor de bouw van de nieuwe S.Giovanni dei Fiorentini.228 Als site voor de nationale kerk van de Florentijnen koos hij het einde van de via Giulia, op de plaats van het geplande Juliaanse palazzo dei Tribunali.229 In 1521 begonnen de werken aan de façade naar het ontwerp van Antonio da Sangallo. De positie van de gevel is bepaald door de as van de via del Consolato om de verbinding met de hoofdstraat door Banchi te optimaliseren (afb.II.7).230

1.6. Clemens VII (1523-1534)

Deze paus is vooral bekend om de voltooiing van het trivium van piazza del Popolo.231 De hele noordelijke zone van de stad was door de aanleg van de via del in een driehoek gevat. Hierbinnen kon de stedelijke ontwikkeling zich op een ordelijke manier manifesteren. In rione Ponte zou hij aan zijn favoriete architect, Sangallo de Jongere, de opdracht geven een gepaste voorgevel te ontwerpen voor de pauselijke Zecca op de hoek van de via Papalis en de via del Pellegrino.232 De concave gevel bevindt zich op het kruispunt van de via dei Banchi as en de via del Consolato as (afb.II.7). Net zoals zijn Florentijnse voorganger, trachtte Clemens VII de verbinding te realiseren tussen de nieuwe S.Giovanni dei Fiorentini en de hoofdstraat in Banchi. Met de monumentale façade van de nieuwe Munt krijgen beide assen een gepast afsluitend perspectief. De urbanistische sequentie van perspectieven die hierdoor wordt gecreëerd is een belangrijke formele component in het Banchi district vóór de planning van het trivium.233 In de periode 1527-34 verving Clemens VII de kapellen van Nicholaas V aan het begin van de ponte S.Angelo door standbeelden van de apostelen Petrus en Paulus (afb.II.8).234

227 TAFURI, M., op.cit., p.117. 228 Tafuri bespreekt uitvoerig alle ontwerpen van de deelnemende architecten, zie TAFURI, M., op.cit., pp.119-138. 229 FROMMEL,C.L., op.cit., p.56. 230 GÜNTHER, H., op.cit., p.180. 231 Allan Ceen merkt op dat er ambiguïteit bestaat over het ontstaan van de via del Babuino. De benamingen via Clementia en via Paolina Trifaria worden door elkaar gebruikt, wat wijst op de aanleg van de straat in verschillende pontificaten. Zie CEEN, A., op.cit., pp. 80-84. 232 FROMMEL,C.L., op.cit., p.59. 233 Het belang dat Günther aan dit pontificaat schenkt is revolutionair en we zullen dit belang onderkennen tijdens onze studie van deze zone. 234 WEIL, M., op.cit., p.24.

53 1.7. Paulus III (1534-1549)

Een inscriptie van de maestri di strada, Latino Giovenale Manetti en Girolamo Maffei, gedateerd in het jaar 1543, documenteert de aanleg van de via Paola.235 Drie jaar later verschijnt het gettito voor de via di Panico.236 Het ontstaan van het Banchi- trivium was een feit. De formele structuur is duidelijk gebaseerd op de pas gerealiseerde tridente van piazza del Popolo. De hoek die beide straten maken met de centrale via dei Banchi is echter niet identiek, nl. 36,5° en 34,0°.237 De via Paola heeft haar eindpunt in de S.Giovanni dei Fiorentini, terwijl de via di Panico stopt aan de burcht van de Orsini op Monte Giordano. Het bestaande stedelijk weefsel in het drukke Banchi district werd grondig aangetast door de aanleg van deze twee straten. Het is een eerste voorbeeld van rationele formalistische stedelijke planning.238 Toch mogen we het functionele aspect van het trivium niet vergeten. De verkeersoverbelasting van de via dei Banchi werd grotendeels opgelost. Het verkeer komende van het noorden kwam de stad binnen langs de , volgde de via di Ripetta, en kwam, langs de via dei Coronari, uiteindelijk in de via di Panico terecht. Het verkeer van de via Giulia kon nu ook rechtstreeks ponte Sant‟Angelo kon bereiken (afb.II.1). Vanaf circa 1542 gaf Paulus III ook nog de opdracht aan Antonio da Sangallo om de Engelenburcht als tweede pauselijke residentie uit te bouwen.239

1.8. Latere interventies in de zone

Na de systematisering van de zone en de afwerking van de belangrijkste monumenten werden er nog maar weinig fundamentele transformaties doorgevoerd.240 We vermelden nog de regulering van via del Consolato tijdens het pontificaat van Julius III (1550-1555), het nooit uitgevoerde plan voor de vergroting van de ruimte voor de Munt onder Gregorius XIII (1572-1585) en de voltooiing van de S.Giovanni dei Fiorentini (1583-1615) door Giacomo della Porta, Carlo Maderno en Antonio da Sangallo.241

235 GÜNTHER, H., op.cit., p.190. De inscriptie luidt: “Paulus III Pont.Max auspiciis viam ab area pontis hadriani avg.ad viam juliam domibus xxix a privatis publica pecunia redemptis disjectisque latinus iuvenalis mannextus et hieronymus maphaeus curatores viarum verbis ornamento et populi commoditati aperverunt terminaver untque et de pontificis nomine paulinam appellari jusserunt anno christi mdxliii.” 236 RE, E., op.cit., p.70 (nr.59). 237 CEEN, A., op.cit., p.85. 238 De functionele meerwaarde van de via di Panico wordt in de literatuur meermaals betwijfeld. Günther verdedigt echter het belang van de straat als belangrijke aansluiting bij de via Papalis (cfr.infra). 239 GÜNTHER, H., op.cit., p.234. 240 Tot de Corso Vittorio Emanuele in 1888 de hele zone genadeloos doorkruist en de brede Lungotevere Tor di Nona en Fiorentini (1886) piazza di Ponte doet verdwijnen. zie PIACENTINI, M., Le vicende edilizie di Roma, dal 1870 ad oggi, Rome, 1952, p.15. 241 GÜNTHER, H., op.cit., p.234.

54 In 1655 herbestemde Alexander VII het gebouw van de Zecca op de hoek van de via Papalis en de via del Pellegrino (de pauselijke Munt was sinds 1550 verplaatst naar de site nabij de kerk S.Lucia in Gonfalone) als de Bank van het hospitaal van S.Spirito.242 Clemens IX gaf in 1667 de opdracht aan Gian Lorenzo Bernini 12 standbeelden te maken om op de Ponte Sant‟Angelo te plaatsen. De beelden moesten engelen voorstellen die de instrumenten van de Passie vasthouden (afb.II.9).243 Verschillende beeldhouwers uit de entourage van Bernini werkten mee aan dit project.244 Het plein voor de ingang van de brug werd nogmaals verbreed, waarbij nog zes gebouwen werden afgebroken en de brug werd ook opnieuw geplaveid.245 In de 18de eeuw bouwde de architect Alessandro Galilei de nieuwe façade van de S.Giovanni dei Fiorentini en richtte Carlo de Domenicis de nieuwbouw van de S.Celso op.246 Op het einde van de 19de eeuw verstoorde de aanleg van de brede Corso Vittorio Emanuele en de Lungotevere voorgoed de Banchi zone (afb.II.10).

2. VORM VAN DE VIA PAPALIS

2.1. Ponte Sant‟Angelo

2.1.1. Toegang tot het Vaticaan

Vanaf zijn ontstaan als toegangspoort tot het mausoleum van Hadrianus, vervulde de brug de functie van overgangsgebied. Ze markeerde de grens tussen het seculiere Rome en een sacraal grondgebied. Sinds de bouw van de Sint-Pietersbasiliek bracht de ponte Sant‟Angelo de stroom pelgrims naar het ultieme bedevaartsoord. De definitieve vestiging van de pausen in het Vaticaan had implicaties op de architecturale vormgeving van de brug. We hebben in het overzicht van de pauselijke interventies gezien dat veel aandacht werd geschonken aan de uiteinden van de brug. Nicholaas V plaatste twee symmetrische vierkante torens die de noordelijke toegang tot de brug flankeren. Ze waren met de Engelenburcht verbonden door muren die iets lager van hoogte waren (afb.II.3).247 De burcht kreeg hierdoor het uitgesproken karakter van een middeleeuws fort.248 De indrukwekkende torens op de brug reflecteerden de imposante torens bovenop het cilindervormig volume, waardoor de band tussen beide

242 FROMMEL, C.L., op.cit., p.33. De Munt kreeg vanaf 1541 de benaming “Zecca Vecchia” zie MONACO, M., op.cit., p.41. 243 WEIL, M., op.cit., pp.32-35. Weil geeft een gedetailleerde chronologie van de decoratie van de ponte Sant‟Angelo. 244 Voor een overzicht van de verschillende beeldhouwers, zie Ibid., pp.71-89. 245 Ibid., pp.32, 34. 246 GÜNTHER, H., op.cit., p.235. 247 WEIL, M., op.cit., p.24. 248 We merken de gelijkenis op met de toevoeging van de middeleeuwse vierkante torens aan het palazzo del Senatore op het Capitool, zie CASUS IV, p.90.

55 monumenten nog sterker werd ervaren. De boodschap van de paus was duidelijk: de inwoner van de stad die de brug overstak, bevond zich nu op het territorium van een andere heersende macht.

Met de bouw van de kapellen aan de andere kant van de brug werden de grenzen van de propyleeën van het Vaticaan nog verder opgeschoven naar de Campo Marzio oever van de rivier. De poort van de Aureliaanse muur die toegang gaf tot de brug werd afgebroken en vervangen door de twee octagonale kapellen ter nagedachtenis van de slachtoffers van de ramp van 1450.249 De plattegrond van de kleine kapellen lijkt de cirkelvormige structuur van de burcht te reflecteren, waardoor de band met het kasteel visueel versterkt wordt (afb.II.2).250

Wanneer Clemens VII de kapellen vervangt door twee nieuwe standbeelden van Petrus en Paulus zien we nogmaals hoe deze ingreep de functie van de brug als toegangspoort tot het Vaticaan bevestigt. De wapens van Clemens VII, de gekruiste sleutels en een inhuldigingsinscriptie werden in de basis van de standbeelden gekerfd (afb.II.11).251 De twee patroonheiligen van de stad zullen als begeleiders optreden bij de pauselijke processies doorheen de stad (afb.II.12).

2.1.2. Symboliek van de engel

Wanneer Clemens IX de opdracht gaf aan Bernini de standbeelden van de engelen op de brug te plaatsen, was de symbolische associatie van de engel reeds een paar eeuwen eerder uitgebuit. In 1452 bekroonde Nicholaas V de top van Castel Sant‟Angelo met een nieuw beeld van de aartsengel Michael. Het originele beeld was er geplaatst nadat een mirakel van 590 zich voor een tweede keer had voorgedaan in 1348.252 In beide gevallen zag de toenmalige paus (resp. Gregorius de Grote en Clemens VI) een visioen van een engel die boven Castel Sant‟Angelo verscheen en het einde van de afstraffing van de pest verkondigde door zijn bloederig zwaard terug in de schede te steken.253 Nicholaas V wou zichzelf op gelijke hoogte stellen met deze pausen als redder van de stad van deze vreselijke epidemie.254 De engel verschijnt als het symbool van goddelijke justitie en redder van de mensheid (afb.II.13).

249 WEIL, M., op.cit., p.24. De poort werd ook de Porta Sancti Petri genoemd. Één van de kapellen was ook gewijd aan de H.Magdalena, waarschijnlijk een verwijzing naar het reliek van de Magdalena dat bewaard werd in de nabijgelegen S.Celso. BURROUGHS, C., op.cit., p.98. 250 BURROUGHS, C., op.cit., p.100. 251 WEIL, M., op.cit., p.25. 252 D‟ONOFRIO, C., Castel Sant‟Angelo e Borgo tra Roma e papato, Rome, 1978, p.153. 253 Mariano da Firenze (1517) beschrijft het visioen: “E vide inoltre sulla mole di Adriano un angelo che asciugava la spada grondante di sangue e la riponeva nel fodero.” MARIANO DA FIRENZE, (ed. BULLETTI, E.), Itinerarium Urbis Roma, Rome, 1931, p.70. 254 Ook in het begin van het pontificaat van Nicholaas V werd de stad getroffen door de plaag. Zie BURROUGHS, C., op.cit., p.115.

56

De opdracht van Clemens IX in 1667 voor tien engelen die de ponte Sant‟Angelo zouden decoreren, houdt thematisch en historisch verband met de aartsengel op Castel Sant‟Angelo. In 1656-57 werd Rome nogmaals door de pest bedreigd. De toenmalige paus, Alexander VII, nam snelle voorzorgsmaatregelen waardoor het aantal slachtoffers beperkt bleef. Auteur Weil oppert de gedachte dat reeds paus Alexander VII het plan kon gehad hebben engelenstandbeelden de brug te laten versieren, alhoewel de documenten daar geen bewijs van leveren.255 Thematisch gezien vertellen de engelen het verhaal van de kruisweg van Christus. Bernini geeft, als choreograaf, vorm aan de trieste dans van de engelen die de instrumenten van Jezus‟ lijdensweg als rekwisieten aan hun publiek tonen (afb.II.14). Het passieverhaal schenkt de gelovige vertrouwen in de goddelijke redding van de mensheid. De meditatie van de passie van Christus op de brug naar het ultieme heiligdom van het Christendom verenigt de pelgrims in hun gezamenlijk lijden. Het religieuze samenhorigheidsgevoel dat uit de meelijwekkende blikken van de engelen spreekt, geeft kracht aan de Contrareformatorische gedachte van de 17de eeuw. We moeten het iconografisch programma van de ponte Sant‟Angelo ook in de context van Bernini‟s nieuwe Sint-Pietersplein zien. Het omarmende gebaar van de symmetrische zuilengalerijen neemt de pelgrim op in de beschermde wereld van de katholieke Kerk. Alvorens dit te bereiken, moest de pelgrim herinnerd worden aan het passieverhaal en de bron van zijn geloof.

2.2. Piazza di Ponte

2.2.1. Ordening in rione Ponte

Het plein voor de brug naar het Vaticaan was gedurende de hele Middeleeuwen en Nieuwe tijden een druk centrum waar handelszaken werden gecombineerd met de financiële transacties in de nabijgelegen via dei Banchi. We kunnen de toeristenkraampjes die nu de ponte Sant‟Angelo bezetten, vergelijken met de voorstelling van de koopwaar van de Middeleeuwse handelaars op deze strategische plaats. De vraag naar orde werd beantwoord door Nicholaas V die de stallen voor de ingang van de brug liet afbreken en het plein voor de S.Celso liet plaveien. De statutaire bepaling van de drie belangrijkste straten van de stad in 1452 is van groot belang in de verdere evolutie van deze zone. Burroughs betoogt dat de compositie van de drie straten – bij benadering, geeft hij toe – een voorbeeld is van het

255 WEIL, M., op.cit., p.93. Wel bespraken contemporaine schrijvers de toekomst van de brug: Pompilio Totti (Ritratto di Roma moderna, Rome, 1638, 240ff.) stelde de bouw van een nieuwe brug voor met portieken die van piazza di ponte tot aan de Sint-Pieters zouden lopen (naar het veronderstelde antieke precedent, cfr.supra). Gasparo Alveri (Roma in ogni stato, Rome, 1664, II, 109 ff.) stelt dat de brug oorspronkelijk met standbeelden was gedecoreerd.

57 kraaienpootmotief dat zo belangrijk zal worden in de Renaissance en absolutistische ruimtelijke planning.256

De aanleg van de via Paola en via di Panico tijdens het pontificaat van Paulus III kunnen we vergelijken met de constructie van de via di Ripetta en via del Babuino. Het voornaamste doel van deze straten was de stimulatie van de stedelijke ontwikkeling in dit nog maagdelijk deel van de stad. In de drukbevolkte rione Ponte lag de functionaliteit van de twee symmetrische straten ergens anders. Het mazennetwerk van de Banchi zone moest ontsponnen worden om de overzichtelijkheid te bewaren. Kritieke punten waren de y-intersectie van de via Papalis (via dei Banchi nuovi) en de via del Pellegrino (via dei Banchi vecchi) en een eindje verderop de overgang van de via dei Coronari in de via dei Banchi. De drie belangrijkste straten van de stad dumpten hun verkeer samen in één smalle straat, de via dei Banchi (afb.II.15). Met de via Paola was een directe verbinding met de via Giulia gerealiseerd, waardoor het zuidelijk deel van de stad een derde optie had om piazza di Ponte te bereiken (naast de via Papale en de via del Pellegrino). Het verkeer komende van het noorden kon de via dei Coronari reeds op het kruispunt met de via di Panico verlaten om het plein voor de brug te bereiken. Het trivium was dus niet enkel omwille van puur formele overwegingen gepland.

2.2.2. Via di Panico

Günther bespreekt de via di Panico vanuit functioneel opzicht. Hij stelt dat de aanleg van deze straat bedoeld was om de via Papalis een directe toegang tot piazza di Ponte te verschaffen.257 Deze directe aansluiting met de via di Panico is echter nooit uitgevoerd.258 We gaan op zoek naar redenen die dit kunnen verklaren. We zien dat de rechte as van de via di Panico botst op een hoek van de Orsini burcht op de Monte Giordano heuvel. Als men deze as zou doortrekken tot men de via Papalis raakt, worden twee hoekgebouwen op piazza di Monte Giordano gesneden (afb.II.16). De belangrijkheid van de twee palazzi zou een reden kunnen geweest zijn tot het opbergen van deze plannen.259 Bovendien spreekt Ingersoll over goede relaties van de

256 BURROUGHS, C., op.cit., p.79. 257 GÜNTHER, H., op.cit., p.191. 258 Günther geeft ook toe dat plannen omtrent dit project niet bestaan. Ibid., p.191. 259 Het linker gebouw behoorde toe aan Cosimo Orsini, een familielid van de Orsini clan. In de 1632 was het palazzo eigendom van de bisschop van Mileto, Mons. Capponi. Zie PIETRANGELI, C., Guide rionali di Roma, Rione V, Ponte, Rome, 1981, vol. III, p.66. Het rechter gebouw was het palazzo Boncompagni Corcos, geconstrueerd door de illustere joodse familie. Zie CARPANETO, G., I palazzi di Roma, Rome, 2004, p.78.

58 pauselijke familie Farnese met de Orsini‟s,260 waardoor we kunnen besluiten dat het plan van een gedeeltelijke afbraak van de eigendom van Orsini onwaarschijnlijk was. Toch kunnen we het belang van een directe verbinding tussen piazza di Ponte en piazza di Monte Giordano niet ontkennen. Op het plan van Bufalini wordt de via degli Orsini van het paleis van de Orsini naar piazza di Monte Giordano aan de via Papalis overdreven breed weergegeven, waardoor Bufalini als het ware de eenheid van de via di Panico en de via Papalis wil benadrukken (afb.II.17).

Günther ziet de aansluiting van de via Papalis in de context van de andere stedenbouwkundige ingrepen van paus Paulus III die eveneens een bewerking van de via Papalis betekenen, zoals de aanleg van de via dei Baullari en de via Capitolina.261 Als we het via di Panico project van Paulus vergelijken met deze twee nieuwe straten, merken we eenzelfde aanpak met betrekking tot de via Papalis. Telkens wordt een belangrijk monumentaal complex verbonden met de via Papalis, respectievelijk de Orsini burcht, palazzo Farnese en het Capitool. De urbanistische ingreep heeft in het geval van de via Capitolina zelfs een effect gehad op de route van de possesso. We kunnen ons de vraag stellen of Paulus III in Banchi eveneens de intentie had de processie niet meer langs de drukke via dei Banchi te leiden, maar de nieuwe via di Panico te gebruiken die onmiddellijk toegang gaf tot piazza di Monte Giordano. Daarmee zou de traditionele doortocht door het Florentijnse kwartier vermeden worden, maar misschien had de Romeinse paus daar niet echt problemen mee.

2.3. San Celso

De legende over het moment van de toekenning van het statuut van Cappella Papale aan de San Celso illustreert de betekenis van de locatie van de kerk. Toen paus Onorio III zich op kerstavond naar de Sint-Pietersbasiliek begaf om de pauselijke mis op te dragen, werden hij en zijn gevolg verrast door een stortbui, waarna ze hun toevlucht tot de S.Celso zochten. De paus besloot dan maar om in deze kerk de heilige mis op te dragen.262 Deze legende wijst op het belang van de kerk in de nabijheid van de ponte Sant‟Angelo: het was het laatste sanctuarium op het via Papalis traject, dat in de Middeleeuwen van het Lateraan naar het Vaticaan werd afgelegd, alvorens de Tiber over te steken.263 S.Celso zou zich ontwikkelen tot een bloeiende parochie.

260 Zowel de zus van Paulus III als zijn zoon waren getrouwd met leden van de Orsini familie. Tevens versterkte de pauselijke oorlog (in 1542) tegen de Colonna‟s, de geboren vijand van de Orsini‟s, de alliantie tussen beide families. Zie INGERSOLL, R., op.cit., p.424. 261 GÜNTHER, H., op.cit., p.191. over de via dei Baullari, zie CASUS III, p.76, over de via Capitolina, zie CASUS IV, p.98. 262 MORONI, G., Dizionario di erudizione storico-ecclesiastica da S.Pietro sino ai nostri giorni…, Venetïe, 1841, vol.XI, p.311. 263 SEGUI, G., THOENES, C. en MORTARI, L., op.cit., p.29.

59 De kerk had een portiekfaçade die uitgaf op piazza di Ponte. Julius II besliste in 1509 de oude kerk af te breken en te vervangen door een groter gebouw. Bramante kreeg de opdracht tot de nieuwbouw.264 Hij stelde een organisch project voor met een vierkantig grondplan met Grieks kruis en vijf koepels, één grote in het midden en vier kleine in de hoeken (afb.II.18). Dit ontwerp vertoont sterke gelijkenissen met Bramante‟s eerste grondplan voor de nieuwe Sint-Pieters in dezelfde periode (afb.II.19). Het geheel zou weliswaar op veel kleinere schaal worden uitgevoerd. De analogie met Sint-Pieters op dit strategische punt op de via Papalis aan het begin van het traject door het seculiere Rome bevestigt de betekenis van de zone als toegang tot het Vaticaan. Pas na 1535 werd de kerk voltooid, maar niet meer volgens het originele plan van Bramante.265 De kerk kreeg de nieuwe naam Ss.Giuliano e Celso. Ze was nu met haar apsis naar het noorden gericht en haar voorgevel gaf uit op de via dei Banchi en niet meer op piazza di Ponte.

2.4. Zecca vecchia

2.4.1. Ontwerp voor de voorgevel

Wanneer Antonio da Sangallo, in de jaren 20 van het jaar 1500, aan de bouw van de gevel van de Zecca begon, was het private huis reeds door Julius II getransformeerd tot pauselijke Munt. Hier sloegen de huisbankiers van de Camera Apostolica, de Fuggers, met aan het hoofd Johan Zink, het pauselijk geld. Tijdens de volgende pontificaten werd een afwisselende machtsstrijd geleverd tussen de Fuggers en de Florentijnse bankiers. Uiteindelijk besliste Clemens VII de strijd en wees het ambt van pauselijke bankiers toe aan de Florentijnse handelaars.266 De opdracht voor een moderne façade van het gebouw leek dan ook gepast. Er werd in de literatuur veel gespeculeerd over de origine van het merkwaardige ontwerp van Sangallo. Tafuri en Monaco poneren de interessante hypothese dat de gevel zou geïnspireerd zijn op de tijdelijke triomfboog die voor de possesso van Leo X was gebouwd op de hoek van de via Papalis en de via Pellegrinorum.267

Giacomo Penni beschrijft in zijn uitgebreid verslag over de efemere architectuur van Leo X‟s possesso de bijzondere compositie van deze triomfboog.268 Een reconstructie gemaakt door Allan Ceen verduidelijkt de situatie (afb.II.20). Twee bogen werden

264 SEGUI, G., THOENES, C. en MORTARI, L., op.cit, pp.31-32. 265 Ibid., p.33. 266 MONACO, M., op.cit., pp.36-37. 267 TAFURI, M., op.cit., p.80 en MONACO, M., op.cit., p.36. 268 PENNI, G.G., Croniche delle magnifiche, et onorate Pompe fatte in Roma per la Creazione, et Incoronazione di P.Leone X. P.O.Max, in CANCELLIERI, F., op.cit., pp.67-82.

60 tegen de Zecca gebouwd. De ene had zijn voorzijde opgesteld vóór de via Papalis (via Pontificum), terwijl de andere zijn gevel naar de terugkerende pauselijke processie komende van het Capitool vóór de via Pellegrinorum (via Florida) had gericht. Op de bogen stonden schilderijen en tondo‟s met symbolische taferelen over de persoon van de paus. Nadrukkelijk aanwezig waren figuraties van leeuwen en bollen, een verwijzing naar de naam van de paus en het Medici-embleem. Op het gebouw van de Zecca zelf waren de pauselijke wapens geplaatst, die ook in het originele ontwerp van Sangallo geïntegreerd waren.269

We moeten in dit opzicht ook de schets van Maarten Van Heemskerck bekijken. Op eenzelfde blad tekent hij de gevel van de Zecca vecchia in Banchi en palazzo Jacopo Brescia in Borgo (afb.II.21). Deze twee hoekgebouwen vervulden een belangrijke strategische functie tijdens de possesso van Leo X. Beiden droegen het wapenschild van de paus en hun architecturale compositie verwijst naar het triomfboogmotief van de efemere feestapparaten270. Palazzo Jacopo Brescia was gebouwd tijdens de heerschappij van Leo X door Giacomo Bresciano, de geneesheer van de paus, en droeg een inscriptie en de pauselijke wapens.271 Dat beide gebouwen door de bekende Noordelijke kunstenaar op eenzelfde blad worden getekend, bewijst de relatie van de Zecca vecchia met de possesso van Leo X. Bovendien zou het motief van de kromming van de façade reeds gebruikt zijn in een efemere triomfboog aan Castel Sant‟Angelo tijdens diezelfde processie.272

2.4.2. Stedenbouwkundig belang van de Zecca

Günther wees in zijn artikel over het Banchi trivium op het stedenbouwkundige aspect van de constructie van de Muntfaçade. De gevel van Antonio da Sangallo werd door de stratenbelasting betaald die geïnd werd voor de afbraak “della ponta della zecca nova et della scala di Pandolfo della Casa”; van de nieuwe Munt tot de trap van het huis van Pandolfo.273 Dit huis bevond zich in via del Consolato en dit gettito was bedoeld om de doorgang van deze straat met de via del Pellegrino vrij te maken. Normale stratenbelastingen werden alleen geheven voor het plaveien van straten, het leggen van rioleringen, herstellen van bruggen enz., niet voor nieuwbouwprojecten. Dat hier een uitzondering werd gemaakt en de belasting ook werd gebruikt voor de constructie van de façade, betekent dat dit werk in samenhang werd gezien met de regulering van

269 CEEN, A., op.cit., p. 149. 270 FROMMEL, C.L., Der Römische Palastbau der Hochrenaissance, Tübingen, 1973, I, p.128. 271 Ibid., pp.45-46. Het opschrift luidt: “Leonis X.Pont.Max.Liberalitate/Iacobus Brixianus Chirurgus Aedificavit.” 272 FROMMEL, C.L., op.cit., p.128. zie CANCELLIERI, F., op.cit., p.71: “questo dignissimo Arco dalla parte, che dal Castello riguardava, da ogni banda facea un poco di curvo”. 273 RE, E., op.cit., p.68 : « 1524-25: Jectito overo taxa per la ruina della ponta della zecca nova et della scala de Pandolfo della Casa. »

61 de via del Consolato.274 Dit wil zeggen dat de via del Consolato-as een criterium was voor de compositie van de façade van de Zecca. Günther spreekt over een urbanistisch „gesamtkunstwerk‟: een systematisering van de drie-eenheid: Munt, S.Giovanni dei Fiorentini en S.Celso in een zichtbaar assenstelsel waarbij de concave gevel van de Zecca de brekingsspiegel vormt voor beide assen (afb.II.22).275 Deze auteur bewijst ook, op grond van een projecttekening van Sangallo, dat Clemens VII een tweede perspectief vanaf de S.Giovanni dei Fiorentini had gepland, nl. de later gerealiseerde via Paola.276 In dit plan, dat de hele Banchi zone omvat, functioneert de nieuwe Zecca als een scharnierpunt. De creatie van perspectieven op het plein voor dit gebouw droeg bij tot een monumentalisering van het traject van de via Papalis. De aandacht voor een formalisering van de ruimte ging gepaard met een erkenning van het ceremoniële belang van deze zone.

3. GEBRUIK VAN DE VIA PAPALIS

3.1. Possesso

Ter gelegenheid van de possesso van de nieuwe paus was het de gewoonte in dit drukbevolkte deel van de stad de straten extra mooi te versieren. We hebben reeds het belang van de possesso van paus Leo X vermeld, beschreven door de pauselijke geneesheer, Giacomo Penni. Tijdelijke triomfbogen werden gebouwd op kosten van de belangrijke families die in Banchi gevestigd waren. De bankier, Agostino Chigi, de apotheker, Marc Antonio Ciappi en de pauselijke secretaris, Pietro Strozzi, waren vaste geldschieters voor de bouw van efemere feestarchitectuur voor de deur van hun palazzo (afb.II.23). Ook aan de andere kant van de brug, vóór Castel Sant‟Angelo werden triomfbogen geplaatst, besteld door de kasteelheer van Castel Sant‟Angelo.277 De Siennese kruidenhandelaar Ciappi had de gewoonte tableaux vivants op een klein podium op te voeren, met levende allegorische figuren in een rijk gedecoreerd artificieel decor. De jongemannen, vergezeld van een koor, deelden vervolgens producten van de winkel uit aan de voorbijgangers.278 Ciappi zag het, naar eigen

274 GÜNTHER, H., op.cit., p.184. De trappen van het huis van Pandolfo zijn te zien op tekening U1013 van Sangallo (kleine horizontale streepjes op de hoek van via del Consolato en via del Pellegrino), (afb.II.32). 275 Ibid., p.184. Paus Clemens VII had tevens een verandering van de S.Celso plan overwogen met een gevel gelijkend op de gevel van de nieuwe Munt, maar deze werd niet uitgevoerd, zie Ibid., p.185. 276 Ibid., p.185. 277 PENNI, G.G., op.cit., zie CANCELLIERI, F., op.cit., p. 72. “questo sopranarrato Arco per lo Episcopo Petruccio, Castellano del prefato Castro, fu ordinato.” 278 ALBERTONIO, F., Ragguaglio della Cavalcata di N.S. Gregorio XIV. dal Palazzo Apost.a S.Gio.Laterano per pigliarne il possesso fatto il giorno di S.Lucia 1590, Rome, 1590.

62 zeggen, als zijn plicht om “met uiterlijke gebaren de innerlijke liefde te tonen, die eenieder moet hebben voor zijn prins”.279

Vooral bij de possesso van een Florentijnse paus wou het Florentijnse kwartier hun streekgenoot op gepaste wijze eren. Het iconografisch programma was, bij deze gelegenheid, doorspekt met verwijzingen naar de thuisstreek van de paus. Zo stond, tijdens de possesso van Leo XI in 1605, een levend beeld opgesteld dat de Arno, de rivier die door Firenze stroomt, voorstelde.280 De possesso was voor het Florentijnse kwartier de ideale gelegenheid om de as Rome-Firenze te kristalliseren in een celebratieve compositie. Wanneer Gregorius XIV, in 1590, voor de eerste keer een triomfboog laat optrekken op het plein van het Capitool, zal deze nieuwe halte in de possesso steeds meer aan belang winnen en de verslaggevers van het feest zullen dan ook meer de nadruk leggen op de beschrijving van de decoratie op dit punt.281

3.2. De joodse gemeenschap tijdens de possesso

In 1484 besliste Innocentius VIII dat de hommage van de joden aan de paus niet langer op piazza di Monte Giordano zou plaatsvinden omdat er op dit plein geweld was uitgebroken tussen de joden en de Romeinse burgers.282 Onder de versterkte burcht van de paus, binnen de muren van de Borgo, konden ze op een veiligere manier de paus eer bewijzen. Het ritueel bestond erin verzen uit de Thora voor te lezen, waarbij de hoofdrabbijn van de joodse gemeenschap de paus vroeg hun wet te aanvaarden en hun woonplaats in de stad te legitimeren.283 De paus sprak de woorden “confirmamus; sed non consentimus” en liet het boek op de grond vallen, waarna hij zijn cavalcade vervolgde.284 Vanaf Gregorius XIV zullen de joden hun hebreeuwse wetten (vertaald in het Latijn) aan de boog van Septimus Severus hangen, zoals we kunnen lezen in de relazione van Francesco Albertonio.285 In 1644 verhuisden de joden nogmaals: aan de boog van Titus knielden ze in een daad van onderwerping neer voor de paus.286 Het is niet toevallig dat dit ritueel zich afspeelt op de plek waar het tafereel van de inname

279 BRICCIO, G., Compita relazione del sontuoso apparato, festa, cavalcata, e ceremonia fatta in Roma a‟ di 9.Maggio 1621. nel pigliare il Possesso, che fece la S.di N.S. P.Gregorio XV. alla sua Chiesa Lateranense…, Rome, 1621. zie CANCELLIERI, F., op.cit., p. 189: “a dimostrare con atti esteriori l‟amore interiore, che ognuno deve avere al suo Prencipe.” 280 Dit lezen we in de relazione van Alessandro Macchia in: CANCELLIERI, F., op.cit., p.165. 281 Zie CASUS IV, p.99. 282 “per violenza che nasceva tra i romani e gli altri ebrei.” Zie FIORANI, L., PROSPERI, A., Cerimoniali romani: il ritorno e la trasfigurazione dei trionfi antichi, in: Storia d‟Italia, Annali, XVI, 2000, p.76. 283 CANCELLIERI, F., op.cit., pp.8-10. 284 PENNI, G.G., op.cit., zie CANCELLIERI, F., op.cit, p.71. De beschrijving van het ritueel is identiek bij de verschillende pausen: Ibid., pp.48, 58, 64. 285 ALBERTONIO, F., Ragguaglio della Cavalcata di N.S. Gregorio XIV. dal Palazzo Apost.a S.Gio.Laterano per pigliarne il possesso fatto il giorno di S.Lucia 1590, Rome, 1590. Zie CANCELLIERI, F., op.cit., p.141. 286 BOITEUX, M., Parcours rituel Romain à l‟époque moderne, in : BRICE, C., VISCEGLIA, M.A. (ed.), Cérémoniel et rituel à Rome (XVI-XIX siècle), Rome, 1997, p.40.

63 van Jeruzalem door keizer Vespasianus is afgebeeld op de binnenkant van de triomfboog. De historische onderwerping van de Israëlieten aan een machtiger heerser wordt tijdens het possesso ritueel herhaald.287 Op de plaats waar de Joden aan Castel Sant‟Angelo stonden opgesteld, hield de processie tevens halt om geld naar de massa te gooien.288

3.3. Executies

Ingersoll beschrijft het trivium van Ponte als een uitgekiend systeem waarbij men vanuit drie richtingen het schouwspel van de justitie op piazza di Ponte kan volgen. De brug, het kasteel en het plein zorgden voor een dramatisch decor waartegen zich de gruwelijke gebeurtenissen afspeelden. De pauselijke gevangenis “Tor di Nona” lag een eindje verderop aan de linkeroever van de Tiber. Dit gebouw maakte oorspronkelijk deel uit van het verdedigingssysteem van de Orsini burcht op Monte Giordano, maar werd in 1463 verhuurd aan de Soldano del Papa, die de leiding had over de gevangenis.289 In een afgesloten ruimte van de conforteria waren twee zuilen opgesteld (te zien op de ets van Duperac, afb.I.14) waar de minder belangrijke misdadigers werden terechtgesteld.290 De conforteria bevond zich aan de linkerzijde van piazza di Ponte, langs de oever van de Tiber. De executies van de meest beruchte criminelen gebeurden op het plein zelf.291

In de inscripties op de basis van de standbeelden van Petrus en Paulus aan het begin van de ponte S.Angelo weerklinkt de roep om justitie: “Hier zal de bescheiden mens vergeven worden” en “Hier zal de trotse man gestraft worden”.292 De patroonheiligen van Rome waken over de gerechtigheid die zou geschieden in hun stad. De interpretatie van het standbeeld van de aartsengel op de top van Castel Sant‟Angelo als een symbool van justitie hebben we reeds vermeld. In 1453 hing Nicholaas V zijn grootste vijand, de samenzweerder, Stefano Porcari, op aan de hoogste toren van de burcht, onder de rechtvaardigende blik van de engel.293 Bernini‟s engelen op de ponte Sant‟Angelo beelden de onrechtvaardigheid uit die Jezus heeft ondergaan. Ze vertellen

287 In 1801 wordt het eerbetoon van de joden officieel afgeschaft: zie CAFFIERO, M., La maestà del papa. Trasformazioni dei rituali del potere a Roma tra XVIII e XIX secolo, in : BRICE, C., VISCEGLIA, M.A. (ed.), Cérémoniel et rituel à Rome (XVI-XIX siècle), Rome, 1997, p.306. 288 “Primum iactum pecuniarum faciet cum pontifex incipit se movere, alium apud pontem Adriani (…).” Zie DYCKMANS, M., L'oeuvre de Patrizi Piccolomini ou le cérémonial papal de la première renaissance, Vaticaanstad, 1982, p.80. 289 PIETRANGELI, C., op.cit., I, p.54-56. De gevangenis is in gebruik tot 1655, wanneer Innocentius X ze vervangt door de Carceri Nuove in de via Giulia. 290 INGERSOLL, R., op.cit., p.424. De conforteria was een instituut waar de broederschap van de Misericordia bijstand bood aan de ter dood veroordeelden. Zie PIETRANGELI, C., op.cit., III, p.30. 291 ROMANO, P., PROIA, A., Roma nel Rinascimento, Rione Ponte, Rome, 1943, p.27-28. 292 WEIL, M., op.cit., p.25. « Hinc retributio superbis » en « Hinc humilibus venia » (afb.II.24). 293 BURROUGHS, C., op.cit., p.123.

64 het verhaal hoe Hij de zonden van de mensheid op zich heeft genomen om ons te redden. De executies op deze plaats spelen zich dus af in een gepast decor.

3.4. Andere feesten: Girandole op Castel Sant‟Angelo en de presentatie van de Chinea

Op verschillende feestelijke gelegenheden werd vanaf een terras op Castel Sant‟Angelo vuurwerk afgeschoten of werden kanonschoten afgevuurd. Bij ceremoniële intochten van hooggeplaatste buitenlanders, tijdens het naamfeest van Petrus of bij het vertrek of aankomst van pauselijke processies, zoals de possesso, was de lucht boven Castel Sant‟Angelo gekleurd van de zogenaamde girandole of vuurwerkspektakel (afb.II.25).

We kunnen in dit opzicht nog het jaarlijkse feest van de Chinea vermelden. De Chinea was een wit paard dat door de koningen van Spanje, als heersers van het koninkrijk der Beide Siciliën, aan de paus werd geschonken. Het paard, dat een zilveren beker, gevuld met het belastingsgeld, op zijn rug droeg, knielde voor de paus neer in een daad van trouw en onderwerping.294 De girandole en kanonschoten van Castel Sant‟Angelo speelden een belangrijke rol in de ceremonie, ze gaven het moment aan waarop de paus de basiliek binnentrad en de Chinea vond.295

4. BESLUIT

De interventies in de zone van piazza di Ponte spelen zich af op verschillende betekenisniveaus. De elementen die de vorm van de zone bepalen zijn de ponte Sant‟Angelo, het trivium van piazza di Ponte, de S.Celso en de Zecca.

De zone rondom piazza di Ponte is een belangrijk verkeersknooppunt naar het Vaticaan. De verschillende restauraties aan de brug en de Canale di Ponte/via dei Banchi dienden functionele belangen om de overgang van de stad naar het Vaticaan vlot te laten verlopen. De aanleg van het trivium was in eerste plaats bedoeld om het circulatieprobleem in dit drukke commerciële centrum op te lossen.

Het driepootpatroon had ook een bijzonder effect op stedenbouwkundig vlak. Er ontstond een opvallend visueel netwerk dat de verbinding tussen de verschillende monumenten verzorgde. De Zecca functioneerde als scharnierpunt in de assenstructuur. De middenas van piazza di Ponte werd gebroken in de concave gevel

294 FAGIOLO DELL‟ARCO, M., op.cit., pp.47-48. 295 Ibid., p.47.

65 van de Zecca en vervolgde haar weg naar de S.Giovanni dei Fiorentini langs de via del Consolato. Dit spel van zichtlijnen draagt bij tot de monumentalisering van de ceremoniële as.

De zone neemt een grenspositie in tussen de Borgo, stad van de paus, en rione Ponte, het economische centrum van de stad. Hierdoor kreeg de zone een speciaal statuut als toegang tot het Vaticaan. De pauselijke interventies op de ponte Sant‟Angelo illustreren een geleidelijke symbolische toe-eigening van de brug bij het Vaticaanse heiligdom door de toevoeging van grote of kleine architecturale elementen: de vierkante torens en de octagonale kapellen aan beide zijden van de brug, de vervanging van de kapellen door de standbeelden van Petrus en Paulus en tenslotte de toevoeging van Bernini‟s engelen. Elke ingreep is een poging de brug het gepaste karakter van toegangspoort tot het Vaticaan te geven. Het verhaal van de Passie dat op intrigerende toon door de engelen wordt verteld, maakt deel uit van het Contrareformatorische schouwspel van het Sint-Pietersplein, waar de ponte Sant‟Angelo complementair bij aansluit. Bramante‟s geplande S.Celso als een soort miniatuur Sint-Pieters zou elke pelgrim op de via Papalis aan zijn doel herinneren.

De belangrijke positie van deze zone zal ook haar effect hebben op de lokale traditie bij het vieren van de religieuze feesten. Het waren vooral de Florentijnse pausen die de gelegenheid van de possesso aangrepen om de band met hun plaats van afkomst te versterken. De prominente families uit de streek hadden de gewoonte een triomfboog voor hun paleis op te trekken als figuratieve hommage aan de paus. Het vuurwerk op Castel Sant‟Angelo moest, bij de verschillende feesten, de pauselijke macht voor de hele stad zichtbaar maken. Tijdens de uitvoering van de executies droeg de dramatische setting van de zone bij tot het uitdragen van de goddelijk geïnspireerde rechtvaardigheid van de paus.

66 CASUS III: Centrum

In dit hoofdstuk wordt een vrij lang stuk van de via Papalis in beschouwing genomen. De topografie van de weg door het centrum van Campo Marzio bestaat uit de opeenvolging van vier pleinen: piazza di Monte Giordano, piazza di Pasquino, piazza di S.Pantaleo en piazza di S.Andrea della Valle. Het verhaal begint op piazza di Monte Giordano. Dit plein onderging haar belangrijkste transformaties in de 17de eeuw, beginnend met de bouw van het Filippini complex aan de oostzijde van het plein. Van hier vertrekt de via del Governo Vecchio die zijn middeleeuwse tracé tot op de dag van vandaag heeft bewaard. Talrijke Renaissance paleizen zijn langs deze straat opgetrokken, waaronder palazzo Nardini (palazzo del Governo Vecchio) dat zijn naam aan de straat heeft gegeven. Het standbeeld van Pasquino geeft vorm aan de ruimte tussen palazzo Orsini en palazzo Pamphili. De chiesa degli Agonizzanti en het aansluitend oratorium van de religieuze orde neemt ook haar plaats in op het pleintje. Even verderop wordt de S.Pantaleo het focuspunt op de via Papalis. Een laat 16de eeuwse Contrareformatorische religieuze orde, de congregatie van de Scuole Pie, kwam zich vestigen in deze dichtbevolkte wijk. Een eindje verderop gebeurde hetzelfde voor de Orde van de Theatijnen en hun nieuwe kerk gewijd aan de S.Andrea. Rond de vier cruciale pleinen werd het stedelijk weefsel doorspekt met familiale residenties die ook hun claim wilden leggen op de urbane ruimte. In een eerste hoofdstuk bespreken we de bouwhistorische evolutie van de architecturale entiteiten die de vier pleinen vormgeven. Het tweede hoofdstuk zal het specifieke belang van de gebouwen voor de via Papalis aantonen. In een laatste hoofdstuk kijken we naar het gebruik van de weg tijdens de eigentijdse feesten en processies.

1. BOUWHISTORISCHE EVOLUTIE

1.1. Piazza di Montegiordano

De stedelijke situatie rond het plein van Monte Giordano bleef tot diep in de 16de eeuw haar middeleeuws karakter behouden. De nabije burcht van de belangrijke familie van de Orsini hield de hele buurt voor lange periode in haar macht (afb.III.1).296 Vanaf de 13de eeuw verdreven de Orsini de vorige bewoners van de buurt. Ze hadden hun machtscentra uitgebreid door de inname van de ruïnes van het

296 Valtieri verwijst naar het onderzoek van BROISE, H. en MAIRE VIGUEUR, J.C., Strutture famigliari, spazio domestico e architettura civile a Roma alla fine del Medioevo, in: Storia dell‟arte italiana, 1983, nr.2, pp.110-111, 130 waarin een acte van transactie van het einde van de 14de eeuw wordt besproken en waaruit blijkt dat de Orsini van Montegiordano de grondeigendommen van rione Ponte bewaard hadden door een tax te heffen op de gebouwen in de zone. Zie: VALTIERI, S., Storie ed architetture intorno ad un antico percorso di Roma: la 'via papalis'; il tratto di via del Governo Vecchio, in: Quaderni del Dipartimento Patrimonio Architettonico e Urbanistico, 1992, nr.2, p.40.

67 theater van Pompeius, Campo de‟ Fiori en tegen het einde van de eeuw ook Castel Sant‟Angelo.297 De burcht op de heuvel, op de grens tussen rione Ponte en rione Parione, functioneerde als strategisch verdedigingsplatform tegen aanvallen van hun vele vijanden.298 Het monumentaal complex bestond uit drie van elkaar gedifferentieerde omvangrijke palazzi.299 De site werd gedomineerd door de toren van Stefano Serpetri (het hoofd van de Cenci familie), later genaamd de Torre del Campo die in 1536, ter voorbereiding van de intrede van Karel V, werd afgebroken.300 Op het einde van de 16de eeuw veranderde de bouwsituatie rond het plein volledig. Dit gebeurde onder impuls van Filippo Neri.

1.1.1. S.Maria in Vallicella

Filippo Neri kwam in 1533 of 1534 aan in Rome. Hij kon zijn devotionele belangen al vlug met enkele leken delen en samen organiseerden ze zich in de Trinità dei Pellegrini (1548), een broederschap die zich bezighield met de zorg van pelgrims. Ze hadden hun residentie aan de S.Girolamo della Carità in via Monserrato. Hier is het “Oratorium” geboren, de nieuwe devotionele praktijk waarbij de informele lectuur uit het Heilig Schrift centraal staat. Het succes van deze nieuwe religiositeit dwong de broeders een ruimer onderkomen te vinden. In 1547 verhuisden ze het Oratorium naar de nabijheid van de S.Giovanni dei Fiorentini, in de kleine kerk S.Orsola di Pietà. Hun wens naar autonomie groeide en werd beantwoord door Gregorius XIII die de Congregatie van de Oratorianen officieel erkende in 1575. Hij wees hen vervolgens de kerk S.Maria in Vallicella toe.301

Deze kleine kerk in ruïneuze staat bevond zich op de zuidoosthoek van een perceelblok tussen de vicolo di Pizzomerlo (een steegje dat de via Papalis en de via del Pellegrino verbond) en de “vicolo che da pozzo bianco andava in Parione” (afb.III.2).302 In 1575 besloot Filippo Neri de oude kerk af te breken en een nieuw groter geheel op dezelfde plaats te bouwen.303 Matteo di Città di Castello en Martino Longhi de Oudere namen de leiding op zich. Fausto Rughesi werkte aan de gevel in

297 RUSSO, M.T., Appunti su Monte Giordano, in: Strenna dei Romanisti, 1980, nr. XLI, p.440. 298 Russo haalt verschillende 14de en 15de eeuwse conflicten aan tussen de Orsini enerzijds en de Colonna, de pauselijke macht of de andere Romeinse baroniale machten, zoals de Savelli, anderzijds, zie Ibid., pp.443-456. 299 Na de sacco di Roma (1527), verhuurden de Orsini twee van de drie delen aan ambassadeurs en welstellende kardinalen. Zie PECCHIAI, P., Palazzo Taverna a Monte Giordano, Rome, 1963, p.21. 300 KRAUTHEIMER, R., Rome, profile of a city, 312-1308, New Jersey, 2000, p. 305. De toren bevond zich volgens Adinolfi op de site waar nu de horlogetoren van Borromini staat, deze site werd in het midden van de 13de eeuw opgekocht door de Orsini. Zie: VALTIERI, S., op.cit., p.28. 301 CONNORS, J., Borromini e l‟oratorio Romano, stile e società, Turijn, 1989, pp. 9-11. Voor de geschiedenis van Filippo Neri in Rome zie PONNELLE, L. en BORDET, L., Saint Philippe Néri et la société romaine de son temps (1515-1595), Parijs, 1929. 302 VALTIERI, J., op.cit., p.11. 303 CONNORS, J., op.cit., p.13.

68 1605. Hij voorzag een monumentaal volume opgedeeld in drie traveeën, geritmeerd door vlakke pilasters. Halfronde zuilen flankeren het majestueuze inkomportaal dat op de tweede verdieping verkleind wordt herhaald in het balkon. De compositie gaat terug op het model van de Gesù (afb.III.3). De leden van de Congregatie gebruikten de kleine kamers van het oude klooster achter de kerk als residentie.304 Hier richtten ze ook de plaats van hun Oratorium in, achter het rechtertransept van de kerk met een ingang vanaf de via di Parione (afb.III.4).305 De groei van de Congregatie vergrootte de nood aan ruimere residenties voor de paters. Hun interesse ging westwaarts uit, naar het grote huizenblok tussen de linkerflank van hun kerk en piazza di Monte Giordano. In 1614 gaf Paulus V de toestemming aan de Oratorianen om elk huis op te kopen dat zich in dit insula bevond.306 Deze pauselijke beslissing was de aanzet voor de constructie van één van de grootste religieuze complexen in de stad.

1.1.2. Oratorio dei Filippini

1.1.2.1. Mario Arconio en Paolo Maruscelli

Tussen 1614 en 1621 gingen de Oratorianen over tot de aankoop van het hele gebied. Ze bekwamen zelfs de sluiting van de vicolo di Pizzomerlo, waardoor ze nu een groot oppervlak ter beschikking hadden.307 Tussen 1621 en 1636 kreeg het project van het nieuwe klooster vorm door de ontwerpen van Mario Arconio (1621-1623) en Paolo Maruscelli (1624-29).308 In het ontwerp van eerstgenoemde architect (afb.III.5) zien we het oratorium in de noordwestelijke hoek verschijnen. Hij voorzag hierbij een voorgevel zoals van een kerk op piazza di Monte Giordano. Arconio maakte echter professionele fouten en slaagde er niet in de hoek aan te passen aan de bouwlijn van de S.Maria in Vallicella zodat dit ontwerp werd verworpen en een nieuwe architect aangesteld.309 Paolo Maruscelli legde de grondslagen voor de verdere ontwikkeling van het complex. Op het grondplan van het klooster onderscheiden we een gedetailleerde verdeling van de kamers met de verschillende functies (afb.III.6). In 1629 werd het definitieve plan van Maruscelli door paus Urbanus VIII goedgekeurd. Vanaf dat moment kon men aanvangen met de bouw van de sacristie, de dienstruimtes, de gangen en het complex rond de kapel van de heilige.310 Toen men in 1637 aan de bouw van het oratorium (dat nu in de zuidwestelijke hoek was geplaatst) wou

304 BLUNT, A., Borromini, Londen, 1979, p.86. 305 CONNORS, J., op.cit., p.17. 306 Ibid, p.17 “omnes domos quae conficiunt maiorem et minorem insulam inter plateam montis.” (breve van Paulus V) 307 Ibid., p.18. 308 Ibid., pp.21-23. 309 Ibid., p.22. 310 Ibid., p.26.

69 beginnen, koos men niet voor het ontwerp van Maruscelli, maar dat van nieuwkomer Borromini.311

1.1.2.2. Francesco Borromini

Borromini‟s Oratorium werd reeds in 1640 ingewijd.312 Het kreeg dezelfde plaats in het complex als bij Maruscelli, nl. in de zuidwesthoek (afb.III.7).313 De gevel, zoals Borromini zelf aanreikt in zijn “Opus Architectonicum” (het geschrift over de constructie van het Oratorio dei Filippini dat hij samen met Virgilio Spada opstelde), wil het beeld opwekken van “een menselijke torso met open armen verdeeld in vijf delen, de borst vormt het middendeel van de gevel, en de twee armen zijn telkens opgedeeld in twee delen” (afb.III.8).314 Hij schreef ook dat de gevel van het Oratorium “als kind van de gevel van de kerk”, kleiner, minder gedecoreerd en in soberder materiaal moest zijn.315 Borromini ging met een bewonderenswaardige subtiliteit te werk om deze intrinsieke eisen vanwege de religieuze congregatie te koppelen aan een eigenzinnig artistiek concept.316

De legale bouwvoorschriften of functionele belangen bepaalden de verdere evolutie van de constructie van het klooster.317 In een eerste fase (1638-1641) werd de refter en de dienstkoer gebouwd, een tweede fase (1641-1644) behelsde het eerste binnenhof en in een laatste fase (1647-1650) wendde Borromini zijn aandacht naar de vleugel aan piazza di Monte Giordano vleugel, waar zich een spetiaria (apotheek), drie winkels en enkele slaapruimtes van de paters bevonden (afb.III.9).318 Tussen de tweede en derde constructiefase zat een onproductieve periode die overeenkomt met Borromini‟s werk voor paus Innocentius X op piazza Navona. Deze paus had het idee zijn favoriete architect een grote familiekapel te laten bouwen in het oostelijk deel van de S.Maria in Vallicella (afb.III.7), maar liet dit plan varen toen hij de opdracht gaf de S.Agnese kerk op piazza Navona te bouwen.319

311 CONNORS, J., op.cit, p.35. Voor een andere kijk op de architectenwissel Maruscelli-Borromini, zie PORTOGHESI, P., Borromini: architettura come linguaggio, Milaan, 1967, pp.50-53. 312 CONNORS, J., op.cit., p.42. 313 Blunt bespreekt Borromini‟s pogingen deze positie te veranderen: BLUNT, A., Borromini, Londen, 1979, p.88. 314 KÜBLE, M. en THÜRLEMANN, F., Francesco Borromini. Opus Architectonicum. Erzählte und dargestellte Architektur, Zürich, 1999, p.94. “E nel dar forma a detta facciata mi figurai il corpo umano con le braccia aperte si distingue in cinque parti: cioè, il petto in mezzo e la braccia ciasceduno in due pezzi, dove si snodano; che però nella facciata vi è la parte di mezzo in forma di petto, e le parti laterali in forma di braccia distinte ciascuna in due parti, mediante certi pilastri, che risaltano nel mezzo di essi.” 315 Ibid., p.94. “ma perché l‟oratorio è figlio della chiesa (…) si stimò bene, che la facciata dell‟oratorio fusse come figlia della facciata della chiesa, cioè più piccola, meno ornata e di materia inferiore.” 316 Zie BLUNT, A., op.cit., pp.91-98, PORTOGHESI, P., op.cit., pp.52-54 en CONNORS, J., op.cit., pp.46-55 voor een uitgebreide beschrijving van de gevel. 317 CONNORS, J., op.cit., p.62. 318 Ibid., p.75. 319 Ibid., p.75.

70 Bij de uitbouw van de noordwestelijke hoek stootte Borromini op legale problemen. De noordelijke buren van de congregatieleden, de Boncompagni, protesteerden tegen een opgeschoven rooilijn van het gebouw in noordelijke richting. Een compromis werd bereikt, maar de geplande fontein op de hoek van het gebouw mocht niet meer voltooid worden.320 Een laatste Borrominiaanse toevoeging aan deze vleugel en aan het gehele bouwwerk is de meest opvallende, de grote horlogetoren. De externe muur onder de toren, aan de kant van het piazza di Monte Giordano, kreeg ook een eigen bewerkt geveloppervlak (afb.III.11).321 Na deze interventies verdween Borromini om onduidelijke redenen van de scène.322

1.1.2.3. Camillo Arcucci

De lange westelijke vleugel werd door Arcucci voltooid naar de plannen van Borromini (1659-1662). Voorts bouwde hij (samen met Carlo Rainaldi) aan de Cappella Spada en werd de oostelijke vleugel afgewerkt. Een nieuwe straat werd geopend, de via della Chiesa Nuova, die het hele complex symbolisch afsloot (afb.III.12).323

1.1.3. Palazzo del Banco di S.Spirito

De geschiedenis van het palazzo del Banco di S.Spirito begint in 1661, wanneer Alexander VII het perceel tussen piazza di Montegiordano en piazza Sforza bestemde voor de nieuwe zetel van de Banco di S.Spirito die zich tot dan in het Banchi district bevond.324 De keuze van deze locatie werd voorgedragen door Virgilio Spada, de commandeur van de bank. De ministers van de bank opteerden echter voor het gebouw van de Zecca Vecchia.325 In 1661 begon Spada met de opkoop van de huizen op het perceel en kreeg Borromini de leiding over de bouw. Borromini maakte enkele ontwerpen voor de gevel op piazza di Montegiordano.326 Francesco Righi, leerling en

320 CONNORS, J., op.cit., p.76. Het uitzicht van de geplande fontein wordt in een latere gravure weergegeven (afb.III.10). Enkel een ovaal travertijnen blok werd geplaatst dat nu nog te zien is op de hoek van het complex. 321 Ibid., p.76. 322 Hypotheses omtrent het ontslag van Borromini in PORTOGHESI, P., op.cit., pp.54-56, CONNORS, J., op.cit, pp.76-79. 323 CONNORS, J., op.cit., pp.79-80. 324 EULA, A., Il Palazzo del Banco di S.Spirito-Spada-Bennicelli a Roma. Le relazioni di Virgilio Spada, i progetti di Borromini, le trasformazioni, in: Quaderni del Dipartimento Patrimonio Architettonico e Urbanistico, 1992, nr. 2, p.43. De bank huisde vanaf 1607 in het huidige palazzetto Sterbini in de via del Banco di S.Spirito, maar dit gebouw was niet meer geschikt voor deze zaken omwille van de regelmatige overstromingen van de nabijgelegen Tiber. Zie PONTI, E., Il Banco di Santo Spirito fondato da SS.Paolo V con breve del 13 dicembre 1605, Rome, 1941, p.87. 325 Eula citeert een betoog van Spada omtrent zijn keuze voor het gebouw aan Piazza di Montegiordano: A.S.R., Archivio Spada-Veralli, vol.479, f.53 v., “Discorso di Mons. Virgilio Spada Comendatore di S.Spirito sopra la determinazione da esso fatta di fabbricare un nuovo Banco di S.Spirito nella piazza di Monte Giordano” zie EULA, A., op.cit., pp.47-48. 326 Vier tekeningen zijn bewaard in het Archivio di Stato di Rome en één bevindt zich in de Albertina te Wenen en werd gepubliceerd door Hempel in HEMPEL, E., Francesco Borromini, Wenen, 1924, pp.176-177. Deze laatste tekening is het definitieve ontwerp voor de gevel (afb.III.13). De eerste drie van de vier bewaard in het A.S.R. worden uitvoerig besproken door HEIMBURGER RAVALLI, M., Disegni sconosciuti del

71 assistent van Borromini, voerde de plannen van zijn meester uit.327 Wanneer Spada in 1662 sterft, dwongen de ministers van de bank een chirograaf van Alexander VII af die verklaarde dat de erfgenamen van Virgilio Spada (de markies Orazio Spada) het onvoltooide paleis moesten kopen.328 Vanaf dat moment verhuisde de bank voorgoed naar het gebouw van de Zecca Vecchia. Het paleis aan de piazza di Montegiordano werd afgewerkt door Orazio Spada en kwam vanaf de 19de eeuw in bezit van de familie Bennicelli die nog enkele transformaties doorvoerde.329

1.2. Piazza di Pasquino

Het kleine pleintje aan de zuidwesthoek van piazza Navona kreeg zijn huidige naam nadat kardinaal Oliviero Carafa, bewoner van palazzo Orsini, een restant van een antieke sculptuur op de hoek van zijn paleis plaatste. Daarvoor werd het plein “piazza di Parione” of “piazza dei librai” genoemd, omdat talrijke boekenhandelaars, kopiisten en drukkerijen hun winkels in deze zone uitbaatten.330 Omwille van het nabijgelegen gymnasium voor de Romeinse jeugd was dit een buurt van geletterden en intellectuelen.331 We onderscheiden drie belangengroepen die het plein vanaf de 15de eeuw tot de 18de eeuw hebben vormgegeven, de familie Orsini, de familie Pamphili en de leden van het broederschap van de Agonizzanti.

1.2.1. Palazzo Orsini

Francesco Orsini, hertog van Gravina en prefect van Rome (1435-1455), sloopte de toren van Cencio Mosca om een eigen woonst op deze plek te bouwen (na 1450).332 De hoofdingang was op de via Papalis (via del S.Pantaleo) (afb.III.14). Wanneer kardinaal Oliviero Carafa het palazzo Orsini als vaste verblijfplaats koos in 1501, werd het paleis opgeknapt en het plein geplaveid. De volgende bewoner van het paleis, kardinaal Antonio Ciocchi del Monte, gaf de opdracht aan Antonio da Sangallo het gebouw te renoveren en een toren met drie ordes werd toegevoegd aan de kant van piazza Navona (afb.III.15). In 1790 werd paus Pius IV Braschi eigenaar van het paleis. Hij maakte het met de grond gelijk en construeerde het nieuwe palazzo Braschi.333

Borromini per il Banco di S.Spirito e per , in: Paragone, n.275, 1957, pp.58-59. De vierde tekening wordt door Eula zelf besproken. 327 EULA, A., op.cit., p.45. 328 PONTI, E., op.cit., pp.91-92. 329 EULA, A., op.cit, pp.45-46. 330 VALTIERI, S., Storie ed architetture intorno ad un antico percorso di Roma: la 'via papalis'; il tratto di via del Governo Vecchio, in: Quaderni del Dipartimento Patrimonio Architettonico e Urbanistico, 1992, nr. 2, p.21. 331 Het gymnasium werd de latere “Università degli studi, La Sapienza”. SILENZI, R. & F., Pasquino, cinquecento pasquinate, Milaan, 1933, p.3. 332 SILENZI, R. & F., op.cit., p.5. 333 VALTIERI, S., op.cit., p.29.

72 Kardinaal Carafa profileerde zich als grote kunstliefhebber en verzamelaar van antieke beeldhouwkunst, zoals de gewoonte was onder rijke edellieden.334 Bij de restauratie van palazzo Orsini werd een antieke sculptuur opgegraven die de kardinaal onmiddellijk een plaatsje gaf op de hoek van zijn paleis. De inscriptie op de sokkel luidde: “Ik ben hier dankzij Oliviero Carafa, in het heilsjaar 1501”.335 Het sterk gehavende beeld stelde een gemutileerde torso in een verwrongen houding voor (afb.III.16). Men veronderstelde dat het beeld deel uitmaakte van een hellenistische beeldengroep en Menelaos zou hebben voorgesteld die het lijk van Patrocles draagt.336 Reeds in de 16de eeuw werd gediscussieerd over de naamgeving van het standbeeld “Pasquino”. Telkens werd verwezen naar een charismatische figuur uit de sociale middenklasse die met zijn snedige opmerkingen over de heikele toestanden in de pauselijke stad roem had vergaard.337 De functie van het beeld stemde hiermee overeen. Satirische sonnetten, epigrammen of langere prozagedichten werden aan de sokkel van Pasquino bevestigd. Plaatselijke drukkerijen verzorgden de uitgave van de geschriften, die al snel door de gehele stad circuleerden.338

1.2.2. Palazzo Pamphili

In 1470 kocht Antonio Pamphili van Gubbio zijn eerste huis in Rome. Hij koos voor rione Parione, aan het kleine pleintje van Pasquino. Tegen het eind van het decennium was zijn eigendom uitgebreid met de vijf naburige huizen (afb.III.17).339 Door een gelukkig toeval, ter compensatie van de afbraak van een deel van hun huis bij de verbreding van het plein en de via di S.Maria dell‟Anima, werden hen twee extra huizen geschonken, ditmaal aan de piazza Navona zijde.340 Een blik op de voorgevel op piazza di Pasquino is te zien op Maggi‟s kaart van Rome (afb.III.14). Bij het begin van de 17de eeuw deelden de twee broers, Pamphilio en Giovanni Battista, het huis. Deze laatste begon aan een ambitieuze kerkelijke loopbaan, terwijl Pamphilio het wereldlijke hoofd werd van de familie. Toen Giovanni Battista in 1630 kardinaal werd, liet de financiële toestand van de familie de opkoop van bijkomende naburige

334 De open ruimtes van het cinquecento paleis moesten de antieke sculpturen herbergen. Een voorbeeld is de binnenkoer van het huis van Galli in de via San Pantaleo (nr.65), waar de Bacchus van Michelangelo was geïnstalleerd. Zie VALTIERI, S., op.cit., p.27. Ook Flavio Orsini, een bewoner van het palazzo Orsini, was bekend om zijn uitgebreide collectie van sculpturen en schilderijen. Zie PERICOLI RIDOLFINI, C., Guide rionali di Roma, Rione VI, Parione, Rome, 1980, I, p.50. 335 De inscriptie in het Latijn luidt : « Oliverii Carafae beneficio hic sum. Anno Salutis MDI » zie SILENZI, R. & F., op.cit, pp.6-7, 322. 336 Ibid, p.8. Deze scène komt uit “De Ilias” van Homerus. 337 Voor de verschillende 16de eeuwse versies, zie VAN GESSEL, H., Pasquino. Spot en satire in Rome, Amsterdam, 2006, pp.29-31. 338 Over deze zogenaamde pasquinades zie : MARUCCI, V., Pasquinate del Cinque e Seicento, Roma, 1988. of MARZO, A., Pasquino e dintorni, Testi pasquineschi del Cinquecento, Roma, 1990. 339 LEONE, S.C., Cardinal Pamphilj builds a palace. Self-representation and familial ambition in seventeenth- century Rome, in: Journal of the Society of Architectural Historians, 2004, vol.64, nr.4, p. 442. 340 Gettito van de maestri di strada, 6 juli 1554 : “Cum magistri viarum velint et intedant plateam Parionis ad ornatum Urbis et concivium ac incolarum eiusdem commoditatem ampliare (…) ac etiam domos a platea Parionis ad plateam Agonis intra palatium dicti reverendissimi cardinalis Sancti Jacobi et domum D.Pamphilii de Pamphiliis pro ampliatione ipsa necessario diruendas etc.”

73 eigendommen toe (afb.III.17), zodat men aan de uitbouw van een groter uniform geheel kon beginnen. Dit gebeurde tussen 1636 en 1638 onder supervisie van architect Peperelli.341 Een monumentale voorgevel werd gebouwd op het piazza Navona. Een tweede bouwfase, onder leiding van Girolamo Rainaldi en Francesco Borromini, ving aan toen kardinaal Pamphili tot paus Innocentius X (1644) werd verkozen. In 1650 waren de naburige huizen van de Cybo en Millini opgekocht en poogde men een uniforme architectuur voor het omvangrijke paleis te construeren.342

1.2.3. Chiesa degli Agonizzanti

De “Natività di Gesù Cristo” (“degli Agonizzanti”) was een religieus broederschap, opgericht in 1606, die de ter dood veroordeelden begeleidden tot de dag van hun executie. De broeders hadden hun eerste onderkomen gevonden nabij de S.Bernardo kerk. Vandaar verhuisden ze meerdere keren, tot paus Innocentius XII (1691-1700) de broederschap de toestemming gaf om een nieuwe kerk en bijhorend Oratorium te bouwen op piazza di Pasquino (afb.III.18).343 Het complex werd gebouwd in de zone waar enkele huizen van de Gottifredi familie stonden. In de kerk kon men de doeken vereren waarin het kindje Jezus was gewikkeld.344

1.3. Piazza di San Pantaleo

1.3.1. S.Pantaleo

De geschiedenis van de San Pantaleo kerk nabij piazza Navona begint bij één man, Giuseppe Calasanzio (1557-1648). Hij was de oprichter van de Orde van de Scuole Pie.345 Deze nieuwe typische Contrareformatorische orde verschilde van andere orden die zich met onderwijs bezighielden, omdat hier het gratis onderricht van kleine kinderen van alle sociale klassen centraal stond.346 In 1597 begon Calasanzio zelf met lesgeven in enkele ruimtes nabij de S.Dorotea. Het succes van de school dwong hem ruimere lokalen op te zoeken en zo kocht hij in 1611 palazzo Cenci di Torres.347 Dit gebouw was in 1552 opgericht door architect Pirro Ligorio in opdracht van Ludovico de

341 LEONE, S.C., op.cit., p.449. 342 PERICOLI RIDOLFINI, C., Guide rionali di Roma, Rione VI, Parione, Rome, 1980, pp.42-44. 343 MORONI, G., Dizionario di erudizione storico-ecclesiastica da S.Pietro sino ai nostri giorni…, Venetïe, 1840-1878, vol.1, p.310. 344 ARMELLINI, M., Le chiese di Roma dal secolo IV al XIX, Rome, 1942, p.464. 345 De naam van de Orde is voluit: « congregazione di chierici secolari, detti poveri della madre di Dio ». De religieuzen werden in de volksmond de Scolopi genoemd, een samentrekking van Scuole Pie. Zie MORONI, G., op.cit., vol 63, p.88. 346 SPAGNESI, G., S.Pantaleo, Roma, 1967, p.5. S.Girolamo Miani richtte een liefdadigheidsinstelling op voor de onderrichting van wezen, Collegio Clementini was een college voor de adel en het Collegio Romano, van oprichter S.Ignazio di Loyola, is vooral een secundaire school. 347 MORONI, G., op.cit., p.91.

74 Torres, aartsbisschop van Salerno.348 We kunnen het typische overdekte dakterras (altana) van het paleis onderscheiden op een 17de eeuwse gravure van Lievin Cruyl (afb.III.19). In 1614 gaf Paulus V Calasanzio het eeuwige gebruik van de S.Pantaleo aan de Scuole Pie.349 Vanaf dan onderging de kerk enkele bescheiden ingrepen, vooral in het interieur.350

Pas in 1680 werden plannen gemaakt voor een complete transformatie van de kerk.351 Aan de hand van twee plattegronden van architect G.A. De Rossi, lezen we de situatie van het perceel vóór de verbouwing af. We zien de noord-zuid inplanting van de S.Pantaleo in het onregelmatige grondplan van het huizenblok met de ingang van de kerk op het piazzetta dei Massimi (afb.III.20). Deze positie zien we op verschillende oude kaarten van Rome, zoals bv. bij Bufalini die de scherpe lijnen van de kerk tekent, met de apsis naar de via Papalis gericht (afb.III.21). Een campanile flankeert de kerk (afb.III.22).

In een eerste constructiefase werd overgegaan tot de acquisitie van de naburige eigendommen, noodzakelijk voor de schaalvergroting van de kerk. Drie ontwerpen van De Rossi tonen de aanpassing van de ambitieuze plannen van de architect aan de financiële beperkte mogelijkheden van de Orde en het functionele aspect van religieuze congregatiekerken, naar het voorbeeld van de Gesù (afb.III.23).352 Het definitieve ontwerp is vrij traditioneel opgevat: een éénbeukig schip met een diep koor en vier laterale kapellen (afb.III.24). De positie van de kerk werd omgedraaid, de hoofdingang lag nu aan piazza di S.Pantaleo. Aan piazzetta dei Massimi bouwde De Rossi een kleine achtergevel (afb.III.25). Aan het einde van de werken (in 1689) was de hoofdgevel nog steeds niet voltooid. Dit gebeurde pas in 1806 toen Giuseppe Valadier de opdracht van Giovanni Torlonia kreeg de façade te voltooien (afb.III.26).353

1.3.2. “La Farnesina ai Baullari”

Dit palazzo werd op het kruispunt van de via dei Baullari en de via Papalis gebouwd. Bouwheer Thomas Le Roy, een Bretoens prelaat, kwam rond 1495 in het gevolg van Karel VIII in Rome aan. Hij begon aan een kerkelijke loopbaan die hem tot clericus

348 CARPANETO, G., I palazzi di Roma, Rome, 2004, pp.509-513. 349 SPAGNESI, G., op.cit., p.24. 350 Vooral met betrekking tot de inrichting van de zijkapellen, zie SPAGNESI, op.cit., p.22. 351 Kardinaal Gaspare di Carpegna trad op als beschermer van de Orde en verzorgde de kosten van de nieuwe kerk. De Rossi was reeds als architect tewerkgesteld bij de bouw van Palazzo Carpegna en kwam zo waarschijnlijk in contact met de Orde. Zie Ibid., p.28. 352 Een kerk van een religieuze orde op centraal grondplan was nog nooit gebouwd in het Contrareformatorische Rome. Ibid., pp.35-41. 353 Ibid., p.50.

75 van de Camera Apostolica bracht (1517).354 Een inhuldigingsopschrift van 1523 getuigt van de voltooiing van het palazzo Regis ai Baullari.355 De toeschrijving aan een architect is problematisch, in enkele 18de en 19de eeuwse bronnen duiken de namen van Michelangelo, Bramante, Baldassare Peruzzi en Antonio da Sangallo op.356 Op basis van een ontwerpschets van deze laatste, bewaard in de Uffizi van Firenze, werd Sangallo‟s auteurschap algemeen aangenomen.357 De naamgeving “Farnesina ai Baullari” of “La piccola Farnesina” is het resultaat van een foute interpretatie van de decoratie op de vroegere voorgevel: ter erkenning van zijn diplomatieke activiteiten mocht Thomas Le Roy in zijn wapenschild de Franse lelies reproduceren, die vervolgens verward werden met de Farnesiaanse lelies. Het palazzo heeft echter niets te maken met het nabijgelegen palazzo Farnese.358 De voorgevel van het huis gaf uit op de vicolo dell‟Aquila.359 Voor de aanleg van de Corso Vittorio Emanuele moest de noordgevel heropgebouwd worden (afb.III.27).360 Door de opening van de grote verkeersader werd het gebouw voorgoed uit haar originele context gehaald.

1.3.3. Via dei Baullari

De aanleg van de via dei Baullari maakte deel uit van een groter project betreffende palazzo Farnese. Kardinaal Alessandro Farnese (de latere paus Paulus III) kocht in 1495 een gebouw nabij Campo de‟ Fiori om er te wonen. In 1516 vatte men, onder leiding van architect Antonio da Sangallo de Jongere, de verbouwingen aan. Bij Sangallo‟s dood in 1546 werd de fakkel doorgegeven aan Michelangelo, die de eerste verdieping, de kroonlijst, het balkon en de “ricetto” galerij ontwierp. Vignola werkte aan het paleis van 1550 tot 1573 en Giacomo Della Porta werkte het af in 1589.361

De schaal van het palazzo vroeg om een gepast plein en een verbinding met het omliggend stratennetwerk. De straten langs de zijkanten van het paleis, de via di Mascherone en de via dei Farnesini, zouden reeds bij het begin van de constructie verbreed zijn (afb.III.28) en het plein werd vanaf 1535 aangelegd.362 Ook de via dei Baullari werd waarschijnlijk reeds in het beginstadium heraangelegd, waarbij de straat

354 FROMMEL, C.L., Der Römische Palastbau der Hochrenaissance, Tübingen, 1973, vol.II, p.274. 355 Ibid., p.270. “Tomas Regis Brito De Mezaco Redonensis Diocesis Camere Apostolice Clericus Abbreviator De Maiori Et Scriptor Me Fieri Fecit MDXXIII.” Het opschrift bevindt zich nu in het binnenhof van het palazzo. 356 Ibid., p.272. 357 Dit is tekening UA 1720v, Prentenkabinet van Uffizi in Firenze. Zie FROMMEL, op.cit., p.273. 358 CLAUSSE, G., Palais regis ou la Farnesina de‟Baullari, 1520-1523, in : Les San Gallo : architectes, peintres, sculpteurs, medailleurs 15 et 16 siecles, Parijs, 1900-1902, p.170. 359 PERICOLI RIDOLFINI, C., op.cit., p.128. 360 In 1887 vaardigde de gemeente een prijsvraag uit, waaraan 28 architecten deelnamen. Het ontwerp van Enrico Guj werd verkozen. Zie GUJ, E., La Farnesina ai Baullari, Rome, ca.1888, p.5. De toevoegingen van architect Guj zijn te zien op afb.III.30 (de zwarte lijnen). 361 FROMMEL, C.L., op.cit., vol.II, p.131-148. 362 FROMMEL, C.L., op.cit, vol.I, p.23. De auteur baseert zich hiervoor op notariële acten die getuigen van de afbraak van verschillende huizen voor de aanleg van piazza Farnese (vol.II, p.106).

76 in het middenportaal van het palazzo eindigde.363 Tot 1549 was er sprake van onteigeningen en afbraken voor de verbreding van de via dei Baullari.364 Men vermoedt dat paus Paulus III met de via dei Baullari zelfs piazza Navona wou bereiken.365 Maar om piazza Navona zo uit te breiden, zodat deze op de zichtlijn van de via dei Baullari komt te liggen, moest een te groot aantal gebouwen verdwijnen. En dit was zelfs voor deze machtige paus niet realiseerbaar.366 Het plan was dus om de straat te laten uitmonden in de via Papalis, ter hoogte van het plein van S.Pantaleo, dat reeds in 1538 geregulariseerd was (afb.III.29).367

Vasari spreekt ook over een project uitgedacht door Michelangelo dat palazzo Farnese met de villa van Agostino Chigi, de latere , moest verbinden via een brug over de Tiber.368 “Opdat,” zo schrijft Vasari, “men vanaf het hoofdportaal dat uitgeeft op Campo de‟ Fiori met één oogopslag de schoonheid van de andere tuin zag, tot de andere poort die uitgeeft op de straat in Trastevere.”369 Dit project werd niet uitgevoerd, maar de viaduct over de via Giulia was wel reeds geconstrueerd en is nu nog steeds te zien (afb.III.30).370

1.4. Piazza di Sant‟Andrea della Valle

Op de site van de huidige Sant‟Andrea della Valle stond voordien de kleinere S.Sebastiano de Via Papae.371 Achter de kerk lag een plein genaamd, piazza di Siena, waar het palazzo van Donna Costanza Piccolomini van Aragon op uitgaf. Deze drie elementen kunnen we onderscheiden op het plan van Bufalini (afb.III.31). Alle drie zullen ze worden opgeslorpt in de bouw van de monumentale S.Andrea.

363 Frommel haalt een document aan van Fra Mariano: “Quod palatium hoc anno [1517] a fundamentis ipse sumptuosissime reparare incepit, marmoreis et pulcris columnis illud ornatum reddens, ut apparet, cum via recta a porta palatii ad Campum Florum usque….”, zie MARIANO DA FIRENZE, (ed. E.Bulletti), Itinerarium Urbis Romae (1571), , Rome, 1937, p.63. geciteerd door FROMMEL, C.L., op.cit., vol.II, p.105. 364 30 1549: “ Gettito da piazza Farnese in Agoni.” Zie RE, E., op.cit., p.71. 365 Serristori schrijft in een brief naar Cosimo I, prins van Firenze: “hieri andò S.B. nel suo Palazzo in un bellissimo appartamento che sino adesso v‟è fatto, et nel fare più che mai lavorar in quella fabrica, fa buttar molte case a terra perchè la vista della porta principale vada a ferir in Agone.” Geciteerd in SPEZZAFERRO, L., Place Farnèse: urbanisme et politique, in : Le Palais Farnèse, 1981, I, p.115. Dit kunnen we ook lezen in het gettito van 1548 voor de nieuwe straat: “Jectitum pro via aperienda et dirigenda a Campo Flore ad viam Pontificum et plateam Agonis.” Zie RE, E., op.cit., p.71. 366 De Massimi huizen, Torre del Monte, Palazzo Cenci di Torres en de kerk van S.Pantaleo liggen in de te vrijwaren zone. Zie SPEZZAFERRO, L., op.cit., p.96-97. 367 Ibid., p.123. en RE, op.cit., p.69. 368 SPEZZAFERRO, L., op.cit., p.118. 369 VASARI, G., (red RECUPERO, J.) Le vite dei più eccellenti pittori scultori e architetti, Rome, 1966, p.693 « Ed allora Michelagnolo ordinò che si dovesse a quella dirittura fare un ponte, che attraversasse il fiume del Tevere, acciò si potesse andare da quel palazzo in Trastevere a un altro lor giardino e palazzo, perché, per la dirittura della porta principale che volta in Campo di Fiore, si vedesse a una occhiata il cortile, la fonte, strada Iulia, et il ponte, e la bellezza dell‟altro giardino, fino all‟altra porta che riuscìa nella strada di Trastevere : cosa rara e degna di quel pontefice, e della virtù, giudizio e disegno di Michelangelo. » 370 FROMMEL, C.L., Papal policy: The planning of Rome during the Renaissance, in: Journal of Interdisciplinary History, 1986, vol.17, nr.1, p.56. 371 CEEN, A., op.cit., p.155.

77 De geschiedenis van de kerk begint bij de oprichting van de religieuze Orde der Theatijnen in 1524.372 De Orde die strenge leefvoorschriften aannam, was één van de vroegste uitingen van de Contrareformatie en kende slechts een gestage groei.373 Paus Paulus IV Carafa had hen de S.Silvestro al Quirinale toegewezen. Ze slaagden er echter niet in een mecenas te vinden die hen een meer prestigieuze en centrale locatie voor hun congregatiekerk en klooster kon schenken tot in 1582 Donna Costanza Piccolomini haar familiepaleis op piazza di Siena naliet aan de Theatijnen. Dit grondgebied verschafte de Orde de begeerde plaats in het centrum van Rome.374

Een kleine tijdelijke kerk werd opgetrokken, maar al snel ontstonden plannen voor een groter geheel. Francesco Grimaldi, de huisarchitect van de Theatijnen, had reeds ontwerpen voorgelegd, maar toen kardinaal Alfonso Gesualdo toestemde om in te staan voor de kosten van de nieuwe kerk, schoof hij zijn favoriete architect naar voor, Giacomo della Porta. Uiteindelijk werd een compromis gesloten: Grimaldi kreeg de opdracht, maar moest zijn tekeningen ter revisie aan della Porta voorleggen.375 Om meer terrein te winnen voor de constructie van de kerk besloot men de bouwsite op te schuiven naar de via Papalis en de oude S.Sebastiano te slopen. Hierdoor werd een largo vóór de kerk gecreëerd.376 Na de dood van Gesualdo begon een tweede bouwperiode (van 1608 tot eind jaren 20 van de 17de eeuw) met geldschieter kardinaal Alessandro Peretti Montalto en architect Carlo Maderno. Maderno ging de rivaliteit met de Gesù kerk aan in het project voor het interieur.377 In 1624 had de architect een project voor de voorgevel gemaakt (afb.III.32), waarna de constructie begon, tot Carlo Rainaldi eind jaren vijftig de leiding van de werf overnam.378 Ook Carlo Fontana had een aandeel in de façade.379 In 1657-58 werden de trappen met ronde hoeken aan de voorgevel toegevoegd, waardoor het plein vóór de kerk definitief vorm kreeg.380 Dit is te zien op verschillende 17de eeuwse vedute (afb.III.33).

372 De stichter van de Orde is San Gaetano dei Conti di Thiene. Zie ORTOLANI, S., S.Andrea della Valle, Rome, 1923. De Orde werd in 1540 officieel erkend door paus Paulus III Farnese. zie: HIBBARD H., The early history of Sant‟Andrea della Valle, in: The Art Bulletin, 1961, vol. 43, nr. 4, p.290. 373 De Theathijnen waren de eerste congregatie van „chierici regolari‟ die op een hogere rang stond dan de andere religieuze congregaties. Zie MORONI, G., Dizionario di erudizione storico-ecclesiastica da S.Pietro sino ai nostri giorni…, Venetïe, 1840-1878, vol. LXXIII, p.110. 374 Het palazzo bevond zich in het aristocratische deel van de stad, tussen de Gesù en de Cancelleria. Zie HIBBARD,H., op.cit., p.290. 375 Voor de chronologie van de gebeurtenissen zie HIBBARD H., Carlo Maderno and Roman architecture 1580-1630, Londen, 1971, p.146. 376 HIBBARD, H., op.cit (1961), p.293. 377 Voor de vergelijking van de Gesù en S.Andrea della Valle zie HIBBARD, H., op.cit. (1961), pp.298-300. 378 Voor de verschillen tussen Maderno‟s en Rainaldi‟s ontwerp, zie WITTKOWER, R., Carlo Rainaldi and the Roman architecture of the Full Baroque, in: The Art Bulletin, 1937, vol.19, nr.2, pp.258-263. 379 De meest gevolgde redenering in de literatuur over de sequentie van deze drie architecten en hun bijdragen wordt geformuleerd door Wittkower: “The present façade of S.Andrea della Valle, therefore, is a High Baroque alteration of a Maderno design by Carlo Rainaldi, whose design in its turn was „purified‟ and stripped of its ambiguities by Carlo Fontana.” Zie WITTKOWER, R., Art and architecture in Italy 1600-1750, Connecticut, 1999, p.104. 380 HIBBARD, op.cit. (1971), p.146.

78 2. VORM VAN DE VIA PAPALIS

In dit tweede hoofdstuk herbekijken we de topografie in deze centrumzone van de stad met aandacht voor de architecturale en stedenbouwkundige ingrepen die van invloed zijn geweest op de vorm van de via Papalis.

2.1. Piazza di Monte Giordano

2.1.1. Façade westvleugel en horlogetoren

We hebben gezien dat Mario Arconio het oratorium in de zuidwesthoek van het complex had gepland, op de site van de S.Cecilia kerk. De gevel van zijn oratorium zou de vormen van de gevel van de oude kerk overnemen (afb.III.5). In een volgende plattegrond van architect Maruscelli zien we het oratorium plots in de tegenovergestelde hoek (afb.III.6). De zuidwesthoek is nu ingenomen door de uitbreiding van de tweede binnenplaats, kamers met verschillende functies en enkele winkels.381 Maruscelli had voor de westvleugel een weinig opvallende gevel gepland (1627), naar het voorbeeld van een Romeins familiepaleis, zoals (afb.III.34). Twee laterale risalieten gescheiden door rusticadecoratie flankeren een heel lang middentravee, op rationele wijze geritmeerd door sobere vensteropeningen.

Borromini‟s ontwerp voor deze gevel (1647) verschilt van dit van Maruscelli in die zin dat het linkse zijtravee als een op zichzelf staande gevel werd geconcipieerd (afb.III.35). Het gevelvlak wordt begrensd door een gigantische pilasterorde die de verticaliteit benadrukt. De materiaalpolychromie en het clair obscur spel door het subtiel niveauverschil in de vensternissen animeren de strak geometrische structuur. De gebogen hoekpilaster zorgt voor een vlotte overgang tussen de twee muren. De fontein die Borromini binnen de contouren van deze halve ovaalvormige nis wou plaatsen, zou de aandacht op dit punt nog versterken. In het midden van deze gevel staat een hoge horlogetoren. Het verticaal volume van de toren vindt haar continuïteit in de pilasterstructuur van onderstaande gevel.382 Borromini maakte van deze toren een topografisch en symbolisch referentiepunt in de stad. Het logge bouwvolume aan de basis lijkt door de overkragende kroonlijsten op te lossen in de lucht, waar nog slechts de smeedijzeren symbolen van de Orde van de Oratorianen te zien zijn (afb.III.36). De proporties van de gevel zijn afgestemd op het piazza di Montegiordano. Maar de eenheid tussen de gevel en de toren was vooral afgestemd op de voetganger op de via

381 Zie Connors‟ kritische publicatie van de projecttekeningen van Paolo Maruscelli, 1621 van het Archivio della Congregazione dell‟Oratorio a S.Maria in Vallicella in CONNORS, J., op.cit., pp.244-255. 382 De toren werd op hetzelfde moment als de onderstaande gevel getekend. Zie CONNORS, J., op.cit., p.158.

79 Papalis die, komende van de ponte Sant‟Angelo, het plein betrad. Vanuit het smalle steegje (via dei Banchi Nuovi) komt de toren stapsgewijs in het perspectiefveld van de voorbijganger (afb.III.37). Portoghesi toont aan dat het geprivilegieerde zicht vanaf de via Papalis de opbouw van de toren heeft gedicteerd. Door het spel van de concave en convexe gevels krijgt het centrale deel met de horloge in een laterale visie alle aandacht.383

Het motief van de toren incarneert, sinds de Middeleeuwen, belangrijke aristocratische connotaties. Borromini‟s horlogetoren stond op dezelfde plaats als de toren van Stefano Serpetri. Deze toren, die deel uitmaakte van de Orsini burcht, was zo‟n voorbeeld van adellijke machtsuitdrukking. Borromini kon, volgens Connors, ook geïnspireerd zijn door de klokkentoren op het nabijgelegen kardinaalspaleis van Sforza Cesarini (afb.III.38).384 De recentelijk gebouwde (1618) nieuwe toegangspoort van het Vaticaanse paleis, bestaande uit een monumentale horlogetoren, kon eveneens voor inspiratie gezorgd hebben.385 Een gravure van een ontwerp voor het nieuwe Vaticaanse portaal vertoont opvallende gelijkenissen met de toren van de Oratorianen (afb.III.39). Het Vaticaans voorbeeld heeft ook korinthische hoekpilasters die het enorme uurwerk flankeren en een bekroning met voluten die eindigen in een elegante driehoekige overkapping. Borromini gebruikt hetzelfde motief, maar de compositie krijgt een meer opengewerkte structuur omdat hij steen inwisselt voor smeedijzer.

2.1.2. Gevel Palazzo del Banco di S.Spirito

Toen Borromini in 1661 de opdracht kreeg een gevelontwerp te maken voor de nieuwe Banco di S.Spirito, zag hij waarschijnlijk zijn kans schoon het plein verder vorm te geven. We kunnen stellen dat de belangen van opdrachtgever Virgilio Spada, met wie hij ook had samengewerkt tijdens de werken aan het Oratorium, samenvielen met Borromini‟s artistieke ideeën. Virgilio Spada schrijft: “Bij de doortocht door de via Papalis zou men de portiekfaçade [van de Banco di S.Spirito] zien, opgedeeld in drie grote bogen, wat een prachtig zicht zou opleveren…”386 Een gevelschets van Borromini geeft een blik op zo‟n portiekfaçade met drie grote arcades (afb.III.40)387. Uiteindelijk koos men voor een ander concept, een gevel in drie traveeën verdeeld door kolossale Dorische pilasters met een monumentale

383 PORTOGHESI, P., op.cit., p.57. 384 CONNORS, J., op.cit., p.131. 385 ZIE CASUS I, p.35. 386 Virgilio Spada in “Discorso di Mons.Virgilio Spada Comendatore di S.Spirito sopra la spesa del Banco nuovo di S.Spirito, che voleva fare nella piazza di Monte Giordano, et un portico per i mercanti negozianti.” 3 juli, 1661: “(…) e nel passare dalla strada papale si vedrebbe la facciata de portici, divisi in tre grandi archi, che renderebbero magnificenza…” zie EULA, A., op.cit., p.48. 387 Heimburger Ravalli gelooft echter dat deze schets de façade gericht naar piazza Sforza afbeeldt. Zie EULA, op.cit., p.44.

80 deurpartij, bekroond met het pauselijk wapenschild (afb.III.13). In het Dorische fries worden trigliefen afgewisseld met Chigi-symbolen. Bovenop het attiek, op de middenas, wordt nog een groot pauselijk stemma geplaatst. We merken duidelijke overeenkomsten in de opbouw van deze gevel met de westelijke gevel van het Oratorium.388 Het nieuwe gebouw zou een evenwaardig tegengewicht vormen voor het dominante bouwvolume van het Oratorium en het plein zou een gestructureerde identiteit krijgen, een “nuovo teatro” zoals door Falda (afb.III.41) afgebeeld. Het palazzo del Banco di S.Spirito zoals het er vandaag uitziet heeft die intentie van eenheid gedeeltelijk verloren (afb.III.42).

2.1.3. Betekenis van de oriëntatie

Zoals we gezien hebben, kreeg piazza di Montegiordano haar huidige theatrale vorm dankzij de krachtige impuls van de fijnzinnige architect Borromini en zijn raadsman Virgilio Spada.389 Toch was de oplossing van de westgevel van het Oratorium slechts een compromis, een soort “troostprijs” ter compensatie van de keuze om de hoofdgevel van het Oratorium niet aan de via Papalis kant, maar naast de voorgevel van de Chiesa Nuova te bouwen. Aan deze beslissing hingen belangrijke stedenbouwkundige consequenties vast. S.Maria in Vallicella, die zich altijd al in een ambigue urbanistische situatie bevond390, werd opgewaardeerd door de oriëntatie van een tweede, even imposant bouwvolume gelijk af te stemmen met de kerk. Tengevolge ontstond de nood een plein te creëren om deze architectuur tot haar recht te laten komen.

Paolo Maruscelli heeft plannen getekend over hoe dit plein er het best zou uitzien (afb.III.44).391 Een vierkantig plein, gebaseerd op de afmetingen van de kerk, strekt zich voor de gevel uit terwijl een nieuwe verkeersader, de zogenaamde Strada Larga of Strada Nuova, vertrekkende van de via del Pellegrino, op het plein uitmondt. Deze weg eindigde, onder een scherpe hoek, in het midden van de façade van de S.Maria in Vallicella. In 1627 publiceerde paus Urbanus VIII een bul met daarin de toestemming het plein en de Strada Nuova te realiseren (afb.III.45).392 Tussen 1627 en 1630 werden de onteigeningen en afbraken uitgevoerd. Pas later, tussen 1673 en 1675 werd ook de geplande straat aan de oostkant van de kerk (via della Chiesa Nuova)

388 bv. de identieke bekroning van de kolossale dorische pilasters met de ster. 389 Literatuur over Virgilio Spada zie: RAFFAELLI CAMMAROT, M., Il fondo archivistico Spada-Veralli, Napels, 1980, pp.24-26. Over de relatie van Spada met Borromini zie: CONNORS, J., Virgilio Spada‟s defence of Borromini, in: The Burlington Magazine, 1939, vol 131, nr.1031, pp. 76-90. 390 Net tegen de façade van de kerk stonden twee vrijstaande percelen, het zgn. isola di Pizzomerlo en het isola dei Piatetti (afb.III.43). 391 Over piazza della Chiesa Nuova zie: RUSSO, M.T., Il contributo della Congregazione dell‟Oratorio alla topografia romana: Piazza della Chiesa Nuova, in: Studi Romani, 1965, nr. XIII, pp.21-43. 392 Connors transcribeert de originele tekst van de bul. Zie CONNORS, J., op.cit., doc.7, p.178.

81 vrijgemaakt.393 Toen in 1630 de werken stopgezet werden, bleef het plein onvoltooid achter.Toch vervulde de trechtervormige open ruimte reeds zijn rol als passend observatieplatform van de gevel.

Auteur Paolo Marconi haalt twee mogelijke redenen aan met betrekking tot de gekozen positie van de hoofdfaçade van het Oratorium. Het klooster zou met haar achterzijde naar de via Papalis gebouwd zijn omwille van de aantrekkingskracht van de overtuigende architectuur van de Vallicella façade394 en ook omwille van de prestigieuze buurt van de adel en de rijke Romeinse burgerij tussen de via del Pellegrino en de via Giulia.395 Een aansluiting met de via del Pellegrino door de aanleg van een brede rechte straat lijkt in dit opzicht dan ook een logische keuze.

Dit deel van rione Parione bloeide onder deze architecturale en stedelijke interventies: nieuwe paleizen rezen op langs de Strada Nuova396, het plein voor de S.Maria in Vallicella en het Oratorium zorgde voor een welkome ademruimte in het dichte stratennetwerk en er was een snelle verbinding gerealiseerd met de hoofdverkeersader door het centrum, de via del Pellegrino. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de via Papalis? Kunnen we zeggen dat de misgelopen prestigearchitectuur verdere ontwikkeling van de via del Governo Vecchio heeft belemmerd? Of zorgde Borromini met zijn onafhankelijk gevel op piazza di Montegiordano voor een volwaardig alternatief?

2.2. Piazza di Pasquino

De twee grote medespelers in de ruimte van het piazza di Pasquino (of Parione) waren de familie Orsini en de familie Pamphili. We hebben gezien dat de Orsini de hoofdingang van hun paleis steeds naar de via Papalis hadden gericht. Zelfs de Braschi behielden deze ingang bij de bouw van hun palazzo in de 18de eeuw op dezelfde plaats. Het huis van de Pamphili was aanvankelijk ook naar piazza di Pasquino georiënteerd. De aankoop van bijkomende panden aan de kant van piazza Navona in de 16de eeuw transformeerde de vleugel aan dit plein als die met de meest representatieve waarde. Wanneer Giovanni Battista Pamphili het tot kardinaal had gebracht en dus een hogere

393 Ibid, pp.160-161. De opening van deze straat werd ook beschouwd als compensatie voor het verlies van publieke grond met de sluiting van de via di pizzomerlo in 1621. 394 Architecturale elementen in Borromini‟s kloostergevel zijn geconcipieerd als een continuatie van de kerkgevel, zoals de tweedeling van de gevel gescheiden door een markante kroonlijst, de ritmering van korinthische pilasters en de originele varianten op de voluten (afb.III.8). 395 MARCONI, P., op.cit., p.68-69. 396 Een nieuw Palazzo Cerri, nadat het oude huis was afgebroken voor de aanleg van de nieuwe straat, werd gebouwd naar ontwerp van de architect Francesco Peparelli. Maruscelli laat een eenvoudig en functioneel appartementsgebouw optrekken dat als model moet dienen voor alle architectuur langs de nieuwe weg en het plein. zie CONNORS, J., op.cit., p.128

82 positie dan zijn broer Pamphilio bezat, kreeg hij vanaf dan de belangrijkste appartementen van het paleis ter beschikking, deze die uitkeken over piazza Navona. Architect Peperelli die het paleis verbouwde tussen 1636 en 1638, bestendigde definitief de nieuwe positie van het palazzo Pamphili aan piazza Navona.

Blijkbaar was de aantrekkingskracht van piazza Navona te groot voor kardinaal (en later paus) Pamphili om een connectie met de via Papalis aan te houden. De verdere uitbouw van het paleis aan piazza Navona met onder andere de monumentale S.Agnese kerk verschafte het complex een majestueus karakter. De combinatie van paleis, kerk en plein was sinds de Renaissance het gedroomde wooncomplex van de heersende machten, waarbij het plein als het paleiselijk voorhof werd beschouwd.397 Piazza Navona had in de loop van de 16de eeuw ook aan ceremonieel belang gewonnen. De Spaanse nationale kerk op het plein, de S.Giacomo degli Spagnoli, organiseerde tal van religieuze feesten en processies, waaronder het spectaculaire paasfeest (festa della Resurrezione) in opdracht van de Compagnia della Resurrezione (afb.III.46).398

2.3. Piazza di San Pantaleo

2.3.1. S.Pantaleo

Architect De Rossi had voor de verbouwing van de kerk een ontwerp op centraal grondplan met vier kapellen voorgesteld (afb.III.23).399 De analogie met Bramante‟s project voor de Sint-Pieters en de S.Celso is opvallend.400 Net zoals bij de constructie van de S.Celso heeft men dit plan verlaten voor een traditionelere éénbeukige langsbouw.

De keuze om de oriëntatie van de kerk te veranderen met de hoofdingang naar piazza di Pantaleo is zeker gebeurd omwille van stedenbouwkundige redenen. Het kleine pleintje achter de Massimi paleizen was niet geschikt om een nieuw religieus baken in de stad op te richten. Een smal steegje leidt van piazza Navona naar dit onregelmatig gevormde achterkoertje van de rijke Massimi familie (afb.III.25). De zuil die het

397 Innocentius X Pamphili lijkt de droom van Leo X Medici (1513-1521) te vervullen die een groots Medici complex aan de andere kant van piazza Navona had gepland. Zie TAFURI, M., Interpreting the Renaissance. Princes, Cities, Architects, Yale, 2006, p.73. 398 FAGIOLO DELL‟ARCO, M., La festa barocca, Rome, 1997, p.45. Het plein was, sinds de oudheid, ook de ideale setting voor verscheidene wereldlijke vertoningen zoals tornooien, theateroptredens, vuurwerkspektakels en de enscenering van zeeslagen. Over de feesten op piazza Navona zie : RAK, M., Piazza Navona. Trionfi, feste da gioco, feste stellari, in : FAGIOLO, M., La festa a Roma dal Rinascimento al 1870, Turijn, 1997, vol.1, pp.182-201. 399 SPAGNESI, G., op.cit., pp.35-36. 400 zie CASUS II, p.59.

83 pleintje nu domineert, werd hier pas in 1950 geplaatst.401 Piazza di S.Pantaleo was in de 17de eeuw een middelgroot plein dat tot stand was gekomen door enkele interventies in de vorige eeuwen.402 Een façade op dit plein, gericht naar de via Papalis, zou zeker geholpen hebben bij de heropleving van de Orde van de Scuole Pie.403 Toch kreeg het gebouw pas een representatief gezicht in de vroege 19de eeuw toen Valadier een strak classicistisch ontwerp maakte (afb.III.26).

2.3.2. Via dei Baullari

Het was niet toevallig dat de rechte straat, die één van de drukste pleinen van de stad zicht gaf op het monumentaal centraal gedeelte van het palazzo (met de stemma van Farnese), nog doorliep tot de via Papalis (afb.III.47).404 De pelgrims of andere buitenlandse bezoekers die de processieweg door de stad namen, werden aangetrokken door het perspectief dat eindigde in de dominante klassieke gevel. Piazza di Pantaleo zou een soort vestibule worden van piazza Farnese.405

De hoek van de via dei Baullari en de via Papalis werd bezet door palazzo Regis ai Baullari. De voorgevel van het paleis was echter noordwestelijk gericht, naar de huidige vicolo dell‟Aquila. Het is opvallend dat twee 19de eeuwse auteurs wezen op de onaangename situatie waarin het palazzo zich bevond: Cipriani spreekt over een mooi paleisje, maar “slecht gesitueerd” terwijl Melchiorri beweert dat “de mooie proporties van dit gracieuze gebouw veel beter tot hun recht zouden komen moest het aan de voorkant over meer vrije ruimte beschikken.”406 We kunnen hieruit afleiden dat op het tijdstip van de constructie van het paleis in 1523 er nog geen sprake was van een verbreding van de via dei Baullari. Men zou er dan immers waarschijnlijk voor geopteerd hebben het paleis naar de nieuwe straat te richten.

401 Ze is waarschijnlijk afkomstig van het portiek van het antieke Odeon van Domitianus, dat zich op deze site bevond. Zie SPAGNESI, G., op.cit., p.16. 402 In 1499 (onder Alessandro VI) is een gettito geregistreerd: “ruina della piazza de Sancto Pantaleo” (zie MUNTZ, E., Les arts a la cour des papes, IV, Parijs, 1878, pp.284-285), en nogmaals in 1538: “Jectito della piaza de San Pantalleo” (zie RE, E., Maestri di strada, Roma, 1920, p.69). 403 Innocentius X had de Orde onderdrukt in 1646, maar ze kreeg haar titel van Congregatie terug in 1656 door Alexander VII en in 1669 werd ze gepromoveerd tot de rang van religieuze Orde. Zie SPAGNESI, G., op.cit., p.24. 404 Totti integreert in zijn reisgids een gravure van het palazzo Farnese, waar door middel van kleine verticale streepjes een weg is afgebakend die vertrekt van het monumentaal portaal en recht naar beneden loopt (afb.III.48). 405 Het gettito voor piazza di S.Pantaleo van 1538 bewijst dat men bezorgd was om het uitzicht van dit plein. Cfr. noot 402. 406 Zie MELCHIORRI, G., Guida metodica di Roma e suoi contorni, Roma, Rome, 1834, p.583: «Ciò che è indubitabile si è la bella proporzione e la correzione del disegno di questa graziosa fabbrica, la quale tanto miglio mostra di se farebbe, se avesse libero spazio in avanti e non forse deturpata da moderne costruzioni.” En CIPRIANI, G.B., Descrizione itinterario di Roma, Rome, 1838, p.163.: “Questo bel palazzetto mal collocato vien detto la Farnesina…”

84 2.4. Sant‟Andrea della Valle

De religieuze Orde van de Theatijnen koesterde ambitieuze plannen toen ze het paleis van Donna Costanza Piccolomini verkregen. De keuze om hun kerk meer naar het noorden te bouwen en hierbij zelfs de oude S.Sebastiano te slopen, had ongetwijfeld urbanistische motieven. De S.Sebastiano was vlak tegen de via Papalis aangebouwd. Door de rooilijn nu naar achter te schuiven, bekwam men een open ruimte voor de kerk waardoor de enorme voorgevel optisch tot haar recht kwam. Dat het paus Sixtus V, de grote stadsplanner, was die deze plannen goedkeurde, valt dan ook niet te verwonderen.407

Deze voorgevel, zoals we hebben gezien, is het resultaat van een langdurig proces waarin stijlveranderingen en de persoonlijke toets van verschillende architecten geïncorporeerd zijn. De architecturale componenten (de sokkels, zuilen, architraaf, frontons en de decoratie) zijn op verschillende niveaus geplaatst, wat een sculpturaal effect teweegbrengt op het massaal volume. De voluten die we nog in de projecten van Maderno en Rainaldi zien, zijn verdwenen in het uiteindelijke resultaat en vervangen door twee engelen. Er werd slechts één engel, ontworpen door de beeldhouwer, Ercole Ferrata, op de hoek geplaatst (afb.III.49).408 De koepel is vergelijkbaar met Michelangelo‟s ontwerp voor de Sint-Pietersbasiliek (afb.III.50) Een hoog tamboer is opgebouwd uit acht ramen, met alternerend driehoekige en segmentvormige frontons, en geflankeerd door gekoppelde zuilen. De elegante koepel is verdeeld door acht ribben, in elke sectie zitten twee ronde raampjes, bekroond met een dakje. De lantaarn bestaat uit gekoppelde zuilen en acht smalle vensters. We zien dezelfde architecturale motieven in Michelangelo‟s bouwwerk. De koepel van de Sant‟Andrea is een meer uitgebalanceerd concept geworden met aandacht voor de architecturale proporties.

De grootte van het voorplein bepaalde de hoek, waaronder de gebruikers van de via Papalis de voorgevel waarnamen. Ondanks de creatie van een trappenpartij en een open ruimte, bleef het een imposant volume dat zijn aanwezigheid op de voetganger drukte. Onder Alexander VII ontstond een ambitieus project dat het plein vóór de Sant‟Andrea zou verbinden met het plein voor de S.Apollinare, zo‟n vierhonderd meter noordwaarts. Een brede laan op het huidige traject van de Corso Rinascimento

407 Zoals ook gesuggereerd in HIBBARD, op.cit. (1961), p.293. 408 Diezelfde kunstenaar had ook de engel met het kruis op de ponte Sant‟Angelo gebeeldhouwd. Zie WEIL, M., The history and decoration of the Ponte S.Angelo, Pennsylvania, 1974, p.71. De gelijkaardige positie van de engel (de diagonale opstelling) moedigt de voetganger op de via Papalis als het ware aan zijn tocht verder te zetten (afb.II.14).

85 (aangelegd in 1938) zou de façade en de koepel van de Sant‟Andrea vanaf een grote afstand zichtbaar maken. Dit project bleef echter onuitgevoerd.409

3. GEBRUIK VAN DE VIA PAPALIS

3.1. Possesso: Joden aan Monte Giordano

Vóór 1484 hielden de joden hun eerbetoon aan de nieuwe paus tijdens zijn possesso op het plein voor de Torre del Campo. Innocentius XIII verzekerde hun verhuis naar het plein voor Castel Sant‟Angelo voor de uitoefening van hun ritueel, wegens rellen die ontstaan waren tussen de joden en de Romeinen.410 De toren was ook een halte op de route waar geld werd geworpen om de massa uiteen te drijven.411 In Penni‟s uitgebreide verslag van de possesso van Leo X, lezen we dat een tijdelijke constructie op het plein was opgetrokken. Daarnaast stond een klein standbeeld van een jongen die een doorn uit zijn voet haalt waaruit fris water stroomde.412 Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw zwijgen de bronnen over een specifiek gebruik van piazza di Montegiordano tijdens de processie.413 De optocht vervolgde haar weg langs de renaissance paleizen, versierd met doeken en tapijten, van de smalle via del Governo Vecchio, tot ze piazza di Pasquino bereikte.

3.2. Pasquino

3.2.1. Possesso

Tijdelijke constructies vonden hier wel hun vaste plaats tijdens de possesso‟s.414 Maar het was vooral het standbeeld van Pasquino dat de show stal tijdens de processies. Meerdere malen werd de gemutileerde torso verkleed en voorzien van attributen naargelang de politiek van de nieuwe paus. Zo schreef Albertonio over de possesso van Gregorius XIV dat Pasquino, met een helm op het hoofd en een weegschaal en zwaard in de hand, drie broden vasthield. De paus zorgde gelijktijdig voor grote hoeveelheden brood die op het plein werden uitgedeeld aan de armen.415 Een tweede

409 KRAUTHEIMER, op.cit., p.90. 410 zie CASUS II, p.63. 411 Giovanni Burcardo in CANCELLIERI, F., Storia de'solenni possessi de'sommi pontefici detti anticamente processi o processioni dopo la loro coronazione dalla Basilica Vaticana alla Lateranense, Roma, 1802, p.49. 412 PENNI, G.G., Croniche delle magnifiche, et onorate Pompe fatte in Roma per la Creazione, et Incoronazione di P.Leone X.P.O.Max, in CANCELLIERI, F., op.cit., p.77. « (…) sopra la figura erano questi tre versi : Decembre fu al suo Natal favore, Aprile al cor li diè pena, et tormento, Marzo cavato l‟ha d‟ogni dolore. » 413 zie CANCELLIERI, op.cit. en FAGIOLO DELL‟ARCO, op.cit. 414 Penni beschrijft de triomfboog voor het huis van meester Fernando Ponzetto, zie PENNI, G.G., op.cit. in : CANCELLIERI, F., op.cit., p.78. 415 ALBERTONIO F., Ragguaglio della Cavalcata ni N.S. Gregorio XIV dal Palazzo Aposto. a S.Gio.Laterano per pigliarne il possesso fatto il giorno di S.Lucia 1590, nel quale distintamente si raccontano tutti gli Apparati, Livree, et Ceremonie di essa, Rome, 1590. in CANCELLIERI, F., op.cit., p.138.

86 voorbeeld vinden we in de relazione van Giorgio Maria Bonelli de‟ Rasori, over de possesso van Innocentius X. Het standbeeld was getransformeerd in de machtige zeegod Neptunus, geplaatst in een schelpvormig voertuig getrokken door twee zeepaarden. Boven zijn hoofd waren de wapens van de paus aangebracht.416 Het beeld werd tijdelijk ontdaan van zijn rebelse uitdagende en meestal antipauselijke houding en haar symbolische betekenis werd in het voordeel van de paus omgebogen.

3.2.2. Feest van S.Marco

Pasquino speelde nog een andere rol tijdens het feest van Sint Marcus de Evangelist, op 26 april. Het feest had plaats in rione Parione. Een religieuze processie vertrok aan de S.Marco kerk op en hield halt voor het palazzo Orsini om te wachten op de prelaten van de S.Lorenzo in Damaso die hen zouden vervoegen.417 De studenten van het gymnasium profiteerden van deze gelegenheid om hun beste poëtische schrijfsels voor te dragen aan de massa. Kardinaal Oliviero Carafa stond in voor de organisatie van deze literaire wedstrijd en betrok zijn geliefde standbeeld in het feest. Pasquino werd verkleed in een Griekse held, een mythologische figuur of een godheid, afhankelijk van het jaarlijks thema. Nadat de processie was gepasseerd, schaarde de studentenmassa zich rond Pasquino en ze schreven hun beste verzen op de muren en huizen van het plein. Na de dood van Oliviero Carafa (1511) zocht men naar een opvolger-beschermheer van Pasquino voor het feest van 26 april. De volgende bewoner van palazzo Orsini, kardinaal Antonio Del Monte, nam de opdracht aan. Ook paus Leo X steunde de jaarlijkse academische festiviteiten. Aan deze liederlijke vrijheden kwam een eind tijdens het pontificaat van Hadrianus VI die het feest in 1523 verbood. Een pasquinade418 met een pro-Medici boodschap, van de hand van de dichter Pietro Aretino, was verschenen naar aanleiding van het conclaaf na de dood van Leo X. Hadrianus VI, eens tot paus verkozen, nam wraak op het dissidente beeld door zijn belangrijkste feest af te schaffen.419 Pasquino‟s rol als spreekbuis van het volk werd tot de dag van vandaag behouden (afb.III.51).

416 BONELLI DE‟ RASORI, G.M., in CANCELLIERI, F., op.cit., p.247. Silenzi oppert de gedachte dat Nicolò Salvi zich geïnspireerd zou hebben op dit maritiem tafereel voor het ontwerp van zijn Fontana di Trevi, zie SILENZI, R. & F., op.cit., p.81. 417 VAN GESSEL, H., op.cit., p.43. 418 Verzamelnaam voor anonieme epigrammen, sonnetten en satires, die zich vanaf de 16de eeuw verspreid hadden in Rome. 419 SILENZI, R. & F., op.cit., p.23-24. Hadrianus VI‟s opvolger, de Medici-paus, Clemens VII, gaf wel weer zijn toestemming voor het feest.

87 4. BESLUIT

We hebben de via Papalis door het centrum van de stad besproken op vier cruciale punten. Van de 15de tot de 17de eeuw werden op die punten vier pleinen gevormd. We hebben onderzocht hoe de architectuur rond de pleinen rekening heeft gehouden met de via Papalis. Op elk van de vier punten heeft een groter religieus complex een reeds bestaande kleinere kerk vervangen. Het Oratorium van de Filippini nam de plaats in van de S.Cecilia, de Chiesa degli Agonizzanti werd gebouwd op de site van een kapel van de Gottifredi familie, de nieuwe Orde van de Scuole Pie verbouwde en vergrootte de S.Pantaleo en de Theatijnen braken de oude S.Sebastiano de Via Papae af om hun monumentale S.Andrea della Valle te bouwen. Elk van deze Contrareformatorische Orden had de toestemming van de paus gekregen om hun ambitieuze plannen uit te voeren.

Een criterium voor de nieuwe bouwprojecten was de oriëntatie naar de via Papalis. In het voorbeeld van het Oratorium van de Filippini was dit een punt voor debat. De beslissing om de voorgevel af te stemmen op de façade van de S.Maria della Vallicella moest op één of andere manier gecompenseerd worden met een architecturale uitwerking aan de via Papalis kant. De zijgevel en de horlogetoren, ontworpen door Borromini, geven op een fijnzinnige manier vorm aan de relaties tussen het gebouw en de via Papalis. Door in het ontwerp voor de gevel van het palazzo di Banco di S.Spirito rekening te houden met de architecturale dimensies van het nabijgelegen Oratorium, streefde Borromini eenheid na op het plein. Dat het plein werd opgenomen in Falda‟s „Nuovi teatri‟ reeks, bewijst het belang van het architectuurprogramma. De toegangspoort van palazzo Orsini was in de via Papalis, ook bij de nieuwbouw van palazzo Braschi op dezelfde plaats, bleef het paleis deze toegang behouden. Het Pamphili paleis echter oriënteerde zich, wanneer de kans zich voordeed, naar piazza Navona en verwaarloosde de kant van piazza di Pasquino, omwille van het prestige van het antieke plein. Wanneer de congregatie van de Scuole Pie besloot om de richting van de S.Pantaleo om te draaien naar de via Papalis, hadden ze nochtans door de acquisitie van het palazzo de Torres vrije toegang tot piazza Navona. De keuze om niet, zoals paus Innocentius X Pamphili, voor de piazza Navona kant te kiezen, was waarschijnlijk ingegeven door de financiële beperkingen van de religieuze Orde. De Theatijnen hielden in de constructie van hun S.Andrea rekening met de visuele perceptie van het gebouw vanaf de via Papalis. Door de kerk niet tegen de straatkant te bouwen bekwamen ze een pleintje voor de kerk, dat een beter zicht op de monumentale gevel toeliet.

88 De via dei Baullari was volgens hetzelfde criterium gepland. De straat moest een gepaste, waardige verbinding vormen tussen het hoofdportaal van palazzo Farnese en de via Papalis. De pelgrims of hoogwaardigheidsbekleders op de via Papalis zouden van op een afstand het balkon en het monumentale wapenschild van paus Paulus III kunnen zien.

We zien dus dat de via Papalis een belangrijk criterium wordt in de stedenbouwkundige aanleg van nieuwe architectuurprogramma‟s in de Renaissance en Barok. De voorgevel van het Oratorium naast de Chiesa Nuova of de Pamphili vleugel aan piazza Navona bewijzen dat de via Papalis nooit de enige factor in het beslissingsmodel is. Ze treedt in competitie met andere criteria die een andere representatieve waarde hebben. De via Papalis kan een agendapunt zijn voor de verschillende actoren in de stedelijke ruimte.

In het architecturaal programma van de centrumzone vinden we een aantal verwijzingen naar het Vaticaan: de klokkentoren van Borromini vertoont sterke gelijkenissen met een project van Ferrabosco voor het toegangsportaal van het Vaticaans paleis, het originele ontwerp van De Rossi voor de nieuwe S.Pantaleo is een verkleinde versie van het centraal grondplan van Bramante‟s Sint-Pieters en de koepel van de Sant‟Andrea della Valle heeft dezelfde stijlkenmerken als de koepel van Michelangelo voor de Sint-Pietersbasiliek. Wat betekent de verspreiding van deze architecturale elementen en types langs het traject van de via Papalis voor de pauselijke weg? Wijst dit op een denken van de via Papalis in termen van een uniform beeld?

De route van de possesso door dit deel van de stad werd versierd met feestdecoratie en tijdelijke constructies. Het standbeeld van Pasquino was de protagonist op het literaire feest van S.Marcus en speelde ook een belangrijke rol in de pauselijke processie. De positie van dit volkse symbool dat vooral antipaapse krachten vertegenwoordigde, op het traject van de via Papalis staat symbool voor het ambigue karakter van de pauselijk straat. Pasquino‟s transformatie van een tegenspeler in een medespeler tijdens het toneel van de paus incarneert het onstabiele statuut van de via Papalis.

89 CASUS IV: Capitool

Het Capitool heeft als één van de zeven heuvels van Rome in het centrum van de stad een belangrijke representatieve functie gehad. Het gecentraliseerde stedelijke machtscomplex was de belangrijkste schakel in de lange via Papalis tussen het Vaticaan en het Lateraan. We kunnen de Gesù en de S.Marco site samen met het Capitool in hetzelfde topografisch gebied situeren. In een eerste hoofdstuk overlopen we de bouwhistorische evolutie. Vervolgens onderzoeken we het belang van de architecturale elementen voor de betekenis van de via Papalis. Tenslotte bespreken we de verschillende feestelijke gebeurtenissen die zich op deze plaats afspeelden, waarbij onze aandacht in het bijzonder uitgaat naar het possesso ritueel.

1. BOUWHISTORISCHE EVOLUTIE

1.1. Capitool

1.1.1. Situatie in de Middeleeuwen

In de Middeleeuwen veranderde de oriëntatierichting van de meeste gebouwen op de Capitoolheuvel. Waar ze in de Antieke oudheid over het Forum uitkeken, richtten ze vanaf dan hun hoofdgevel naar het westen, naar de middeleeuwse „abitato‟ die zich in de bocht van de Tiber had ontwikkeld. De antieke tempels waren weg, de onderste verdiepingen van het oude (dit was de plaats waar de Romeinse archieven werden bewaard) waren ingenomen door de Corsi familie en er werd een nieuwe kerk gebouwd, de Santa Maria in Capitolio.420 In de 12de eeuw kreeg het Capitool een nieuw uitzicht, het palazzo del Senatore werd waarschijnlijk gebouwd op de ruïnes van het Tabularium, de kerk S.Maria in Capitolio werd herbouwd en een obelisk rustend op vier leeuwen werd tussen deze twee monumenten geplaatst.421 De kortstondige inrichting van de Romeinse Republiek (van 1143 tot 1144) koos voor het Capitool als haar bestuurlijke zetel.422 In de 13de eeuw werden ook de ruimtes van het klooster van de S.Maria in Capitolio, reeds omgedoopt in S.Maria in Aracoeli, gebruikt als gemeentelijke vergaderzalen. De nieuwe S.Maria in Aracoeli werd gebouwd na de overdracht van de oude kerk en het klooster aan de orde van de Franciscanen in 1250.423 Het palazzo del Senatore werd tijdens het pontificaat van Bonifatius VIII (1294-1303) vrijwel geheel herbouwd en nam zijn prominente plaats op de heuvel in (afb.IV.1).

420 KRAUTHEIMER, R., Rome, profile of a city, 312-1308, New Jersey, 2000, p.285. 421 De obelisk en de vier leeuwen zijn verplaatst in 1582 naar de Villa Mattei op de Celio. KRAUTHEIMER, R., op.cit., p.198. 422 WESTFALL, W.C., In this most perfect paradise. Alberti, Nicholas V, and the invention of conscious urban planning in Rome, 1447-55, Pennsylvania, 1974, p.92. 423 KRAUTHEIMER, R., op.cit., p.287.

90

1.1.2. Nicholaas V (1447-1455) – Sixtus IV (1471-1484)

In 1447 begon Nicholaas V aan verbouwingen van het palazzo del Senatore.424 De verbouwing hield voornamelijk een formalisering van de gevel in, met de regelmatige invoering van grote kruisramen op de piano nobile en een herstructurering van de ingang waarbij de vergaderzaal direct toegankelijk werd. Het exterieur van het gebouw zou uitgebreid worden met twee laterale torens aan de zijde van het Forum, maar één ervan bleef onvoltooid (afb.IV.2).425 Op de brede trappen voor het gebouw werden vergaderingen gehouden en werd rechtspraak gehouden door de senator.426 Het tweede bouwproject van paus Nicholaas V op de heuvel was de nieuwbouw van het palazzo dei Conservatori, ten oosten van het palazzo del Senatore. Het nieuwe gebouw maakt een schuine hoek met het palazzo del Senatore.427 Het heeft een eenvoudige vorm met een loggiastructuur met 12 bogen op het gelijkvloers, zes kruisvensters op de piano nobile en kleine venstertjes op de bovenste verdieping (afb.IV.3). In het palazzo bevonden zich de kantoren van de magistraten en de volksvertegenwoordigers, die samen met de senator instonden voor het bestuur van de stad.428 Sixtus IV verplaatste in 1477 de markt die elke woensdag aan de voet van de heuvel werd gehouden, naar piazza Navona.429 Dit is een bewijs dat de zone van het Capitool een steeds representatiever karakter kreeg toegewezen.

1.1.3. Paulus III (1534-1549)

Paulus III bouwde in 1535 de Torre Paolina op de site van een antieke Capitoolboog, naast Santa Maria in Aracoeli. Het was een versterkte villa die diende als belvedère en verlengstuk van het palazzo S.Marco, dat de paus gebruikte als zomerresidentie. De toren was met een viaduct verbonden met het paleis (afb.IV.4).430 In 1538 verplaatste de paus het standbeeld van Marcus Aurelius van het Lateraan naar piazza del Campidoglio (afb.IV.3). Michelangelo‟s plan voor de area capitolina werd waarschijnlijk rond deze tijd bedacht, maar werd pas uitgevoerd vanaf de jaren

424 WESTFALL, W.C., op.cit., p.92. 425 Ibid., p.95. Dit omwille van de onstevige ondergrond. 426 MAGNUSON, T., Studies in Roman Quattrocento Architecture, in: Periodici Svedesi, jg.10, 1958, p.31. 427 Funderingen van een ouder gebouw of antieke resten kunnen deze onregelmatigheid gedicteerd hebben. Zie WESTFALL, W.C., op.cit., p.96. 428 Ibid., p.98. 429 MAGNUSON, T., op.cit., p.32. De markt vond plaats op de via del Mercato, de huidige via d‟Aracoeli. 430 FROMMEL, C.L., Papal policy: The planning of Rome during the Renaissance, in: Journal of Interdisciplinary History, 1986, vol.17, nr.1, pp.60-61. De toren werd aan de Franciscanen gegeven door Paulus IV, teruggenomen door Pius IV die een galerij en een belvedère toevoegde en uiteindelijk teruggegeven aan de Franciscanen door Sixtus V in 1586. De toren werd vernield in 1886 om plaats te maken voor het monument van Victor Emanuel. Zie INGERSOLL, R., The ritual use of public space in Renaissance Rome, Berkeley,1985, p.255.

91 50 van de 16de eeuw.431 Hij gaf de twee bestaande palazzi een nieuwe voorgevel en voegde, om redenen van symmetrie, een derde gebouw toe (het palazzo nuovo), dat onderdak zou bieden aan de Sala del Consiglio (afb.IV.5).432 Michelangelo integreerde de oudere structuren in een coherent geheel. Dit vormde een waardige afsluiter van de via Capitolina, de straat die de nieuwe toegang naar de stad zou vormen.433 Deze nieuwe weg verbond piazza del Campidoglio met piazza Altieri (afb.IV.6).

1.1.4. Latere interventies

Na het pontificaat van Paulus III en de voltooiing van het project van Michelangelo werden nog kleine interventies aan de zone doorgevoerd. In 1583 werd het dubbele standbeeld van de “Dioscuri” aan de ingang van het plein geplaatst (afb.IV.7).434 Sixtus V (1585-1590) plaatste een fontein onder de dubbele trap voor het palazzo del Senatore (afb.IV.8). Twee kolossale beelden die de rivieren de Nijl en de Tiber voorstellen waren reeds tussen 1513 en 1527 van het Quirinaal naar deze heuvel verplaatst (afb.IV.9).435 Gregorius XV (1621-1623) zou, naar aanleiding van zijn possesso, de trappen van het Capitool vernieuwen.436 Het palazzo nuovo werd pas voltooid tegen de jaren 60 van de 17de eeuw.437

1.2. Palazzo di San Marco

Kardinaal Pietro Barbo, geboren in Venetië, bouwde een familiepaleis dichtbij zijn titulaire kerk, S.Marco, aan het einde van de . In 1464 begon Barbo, verkozen tot paus Paulus II (1464-1471), met de verdere uitbouw van zijn paleis op piazza S.Marco tot een tweede pauselijke residentie.438 Hij bouwde een rechthoekig palazzo, met een grote toren op de zuidoosthoek. Deze toren markeerde de verbinding met een tweede vleugel die in een rechte hoek tegen het origineel palazzo werd gebouwd en zo het complex een L-vormig plan gaf (afb.IV.10,11). 439 Dit kleiner volume, dat de naam palazzetto di S.Marco kreeg, omvatte een kleine privé tuin omgeven door een dubbele loggiaorde en de privé appartementen van de paus.440 Een smal steegje scheidde de twee gebouwen en verbond de twee piazze, het grotere

431 ACKERMAN, J.S., The architecture of Michelangelo, Harmondsworth, 1986.p.152. 432 Ibid., p. 62. Dit gebouw werd echter pas veel later geconstrueerd. In 1654 voltooiden Girolamo en Carlo Rainaldi Michelangelo‟s ontwerp. 433 Documenten van 1538 tot 1544 tonen aan dat er gewerkt werd aan de via Capitolina. 434 FAGIOLO DELL‟ARCO, M., Le festa barocca, Rome, 1997, p.334. 435 D‟ONOFRIO, C., Le fontane di Roma, Rome, 1957, pp.125-129. 436 GIGLI, G., Diario Romano (1608-1670), Rome, 1985, p.52. 437 ACKERMAN, J.S., op.cit., p.312. 438 SPEZZAFERRO, L., SALERNO, L., TAFURI, M., Via Giulia, una utopia urbanistica del 500, Roma, 1973, p.37. 439 HABEL, D.M., The urban development of Rome in the age of Alexander VII, Cambridge, 2002, p.97. 440 MAGNUSON, T., Studies in Roman Quattrocento Architecture, in: Periodici Svedesi, jg.10, 1958, p.283. In 1911 werd deze vleugel afgebroken en heropgebouwd aan de westkant van het originele paleis.

92 piazza di palazzo di S.Marco en het kleinere, piazza di S.Marco (afb.IV.10).441 Op het kleinere plein stond de kerk gewijd aan S.Marco. Tussen 1466 en 1469 werd aan een nieuwe loggia façade voor de kerk gebouwd (afb.IV.12). De toeschrijving aan Francesco di Borgo, de architect van de loggia di benedezione van de Sint-Pieters, wordt in de literatuur betwist.442 Pius IV (1560-1565) schonk het oostelijk deel van palazzo di S.Marco en het palazzetto aan de Republiek van Venetië als de officiële residentie van de Venetiaanse ambassadeur.443

1.3. Gesù

De Spanjaard Ignatius van Loyola begon in 1523 in vrijwillige armoede zijn reis naar het Heilige Land. Na een periode van zeven jaar in Parijs had hij een eerste kern van trouwe metgezellen vergaard. Hij vestigde zich definitief in Rome in 1537 en stichtte de Sociëteit van Jezus om zijn missionariswerk te beginnen.444 In 1540 erkende paus Paulus III officieel de orde van de Sociëteit van Jezus. Met de hulp van een nieuw lid, Pietro Codacio, een priester uit Lodi, die voor enkele jaren het ambt van camerlengo aan het pauselijke hof had vervuld, kregen de leden van de Sociëteit een kleine kapel, de S.Maria della Strada, op piazza Altieri, voor hun missionarisactiviteiten (afb.IV.6). De territoriale politiek van Codacio vanaf 1541 om naburige eigendommen op te kopen en de donatie van paus Paulus III van kleinere kapellen in de buurt in 1542 maakte het de Sociëteit van de jezuïeten mogelijk hun hoofdkwartier in het centrum van Rome te integreren. In 1543 begon men met de bouw van de Casa Professa, naast de kleine S.Maria della Strada en een jaar later nam de Orde definitief intrek in hun huis (afb.IV.13).445

Ignatius wou de kleine oncomfortabele kerk vervangen door een grote nobelere constructie. Door politieke druk uit te oefenen op de maestri di strada kon de Florentijnse architect Nanni di Baccio Bigio in 1550 de eerste hoeksteen van de nieuwe kerk en het grotere Casa Professa leggen. Omwille van protest van de buren, de Muzio familie en Lucrezia Muti, beval Ignatius het werk neer te leggen.446 Pas twintig jaar later, na de dood van de religieuze leider, met financiële steun van kardinaal Alessandro Farnese, begon men aan de bouw van de nieuwe Gesù kerk. Vignola herwerkte het plan van Nanni di Baccio, terwijl de voorgevel werd ontworpen door

441 VASI, G., Delle magnificenze di Roma antica e moderna libro quarto che contiene i palazzi e le vie più celebri di essa, Rome, 1754, p. XVII. 442 Zie TOMEI, P., L‟architettura a Roma nel quattrocento, Rome, 1942, pp.70-73 en MAGNUSON, T., op.cit., p.295. 443 Dit deel van het palazzo kreeg de naam palazzo Venezia. Zie HABEL, D.M., op.cit., p.98. 444 LUCAS, T.M., Landmarking.City.Church & Jesuit Urban Strategy, Chicago, 1997, pp.30-38. 445 Ibid., pp.92-95. 446 Ibid., p.98.

93 Giacomo della Porta.447 In 1584 kon ook het Collegio Romano-S.Ignazio complex, een seminarieschool voor jezuïetenstudenten, worden ingewijd (afb.IV.14).

2. VORM VAN DE VIA PAPALIS

2.1. Pauselijke interventies op het Capitool

De middeleeuwse site (kerk, palazzo del Senatore en obelisk) kan gezien worden als een herboren manifestatie van de oude roem en faam van de Romeinse republiek. Het Capitool bleef echter, ondanks zijn grote tradities en zijn herwonnen belang als politieke focus in het middeleeuwse Rome, topografisch aan de rand van de stad. Dit beeld zal men in de Renaissance willen hertekenen. Alberti, die in zijn „Descriptio Urbis Romae‟ het Capitool kiest als middelpunt voor zijn opmetingen van de stad, is een belangrijke trendsetter in deze evolutie (afb.IV.15).448 Vanaf de 15de eeuw krijgt dit stedelijk machtscomplex de aandacht van de pausen.

2.1.1. De toren van Nicholaas V

De verbouwing van Nicholaas V aan het palazzo del Senatore voorzag de toevoeging van twee hoektorens aan de kant van het Forum, als symmetrische evenbeeld van de oudere torens aan de voorkant van het gebouw. Voorbeelden van dit bouwtype met symmetrische torens op de hoeken vinden we terug in andere Italiaanse steden, zoals Castel di San Giorgio in Mantua uit de late 14de eeuw (afb.IV.16).449 Enkele gravures tonen hoe het gebouw er zou uitgezien hebben bij zijn voltooiing (afb.IV.17,18). Op andere vedute zien we slechts de uitgevoerde toren aan de linkerkant (afb.IV.2). De toren is opgebouwd uit turfblokken en loopt spits op naar boven. Het marmeren wapenschild van de paus is boven het onderste venstertje geplaatst. De top van de toren is met kantelen afgewerkt op een hangende boogstructuur van travertijn (afb.IV.19). Het monument geeft uit op de via Sacra, die ook deel uitmaakt van het traject van de via Papalis.

Had Nicholaas V het plan om de processieroute te benadrukken met een toren waarop de manifestatie van zijn persoonlijk wapenschild een duidelijke boodschap aan de voorbijgangers brengt? Volgens Burroughs had de paus het ontwerp met één toren ingeruild voor een ontwerp met twee torens dat het gebouw een meer evenwichtig uitzicht geeft.450 Heeft het prille begin van zijn pontificaat hem belemmerd om het idee van één toren door te drijven en heeft hij daarom een meer traditioneel concept

447 LUCAS, T.M., op.cit., pp.157-158. 448 Ibid., p.76. 449 WESTFALL,W.C., op.cit., p.97. 450 BURROUGHS, C., op.cit., p.248.

94 gevolgd? De toren hoort duidelijk thuis binnen het fortificatieprogramma van Nicholaas V451, waarmee de paus door de optrekking van versterkingsmuren rond de stad zijn almachtige bescherming aan de burgers kon bieden. De locatie van dit machtssymbool op de plek die van oudsher geassocieerd werd met de republikeinse autonomie, getuigt van een eerste stap in de pauselijke toe-eigening van het complex.

2.1.2. Michelangelo‟s area Capitolina

Het ontwerp van Michelangelo moest een majestueuze setting vormen voor de ceremonies die op het plein zouden plaatsvinden. Misschien, oppert Ackerman, was het project wel een vertaling in duurzame materialen van de bogen, poorten en houten gevels die tijdens de 16de eeuwse triomfantelijke intreden of pauselijke processies werden gebruikt.452 Het was inderdaad de intrede van Karel V in 1536 die de paus had aangezet tot het project. Paulus III gaf de opdracht aan Latino Giovanale Manetti, zijn luitenant, ambassadeur en maestro di strada om de stad voor te bereiden op de intocht van de keizer.453 Tijdens de intrede in de stad, was de paus genoodzaakt de aankomst op het Capitool, die traditioneel bij triomfantelijke intochten gebruikt werd als apotheose van de ceremonie, af te schaffen.454 Een jaar later plaatste hij het antieke standbeeld van Marcus Aurelius op de onregelmatige vlakte voor de twee palazzi (afb.IV.3). Deze act was de katalysator van het nieuwe project. Rond dit centraal punt zou Michelangelo zijn pleinconcept opbouwen.455

2.1.3. Symboliek

Welke betekenis krijgt dit ruiterstandbeeld op deze plaats? In de vroegste bronnen uit de 10de eeuw werd het standbeeld vermeld als het Caballus Constantini, of het paard van Constantijn. Deze misvatting werd tot na de Renaissance levend gehouden.456 Michelangelo identificeerde de ruiter, volgens de inscriptie aangebracht op de sokkel, als de keizer Antoninus Pius, de voorganger van Marcus Aurelius. In het Renaissance humanisme werden beiden gezien als de ideale keizer, het exemplum virtutis.457 De

451 De toren heeft duidelijke militaire connotaties. Het castello motief met een centraal cortile en een toren op elke hoek was in de Middeleeuwen gebruikelijk voor versterkte hertogelijke burchten. Zie WESTFALL, W.C., op.cit., p.97. 452 ACKERMAN, J.S., The architecture of Michelangelo, Harmondsworth, 1986, p.152. 453 CEEN, A.,The quartiere de Banchi: urban planning in Rome in the first half of the Cinquecento, Londen, 1980, pp.62-65. In de hele stad werden straten verbreed, pleinen opgekuist en nieuwe doorgangen gemaakt. Zo werd ook het Forum ontdaan van obstakels, zoals we op een prent van Maarten van Heemskerck kunnen zien (let op de kleine figuren rechtsonder) (afb.IV.2). 454 Het oorspronkelijk idee was om langs het Capitool te gaan, zie Archivio Capitolino, Decreti di Consigli, Cred.I, t.XVII, fol.27. (zie COOPER, R., Rabelais et l‟Italie, in: Etudes rabelaisiennes, jg. 24, Genève, 1991, p.128) Daarna heeft men het plan veranderd, waarschijnlijk omwille van de moeilijke bereikbaarheid van de heuvel. 455 ACKERMAN, J.S., op.cit., p.152. 456 SIEBENHÜNER, H., Das Kapitol in Rom, Idee und Gestalt, München, 1954, p.59. 457 ACKERMAN, op.cit., p.162.

95 paus lijkt hierbij de boodschap te geven aan het Romeinse volk dat hij de opvolger is van deze antieke held. De verwijzing naar Constantijn, de eerste christelijke keizer, draagt bij tot de legitimering van zijn macht.458

De identiteit van het nieuwe Capitool als eindhalte van de herboren via triumphalis werd gecreëerd door de verwijzing naar verschillende antieke elementen. Vanaf de 15de eeuw werden Romeinse sculpturen op het Capitool verzameld: de wolvin die Romulus en Remus voedt, een kolossaal hoofd en voet (afb.IV.20) afkomstig van een antieke beeldengroep, en een Hercules met het opschrift “In monumentum Romanae Gloriae”. Leo X installeerde bovendien de twee antieke riviergoden voor het portiek van palazzo dei Conservatori (afb.IV.21). Dit thema van de Romanae gloriae zal in het nieuwe Capitool project van Paulus III verder worden uitgewerkt. De riviergoden van de Nijl (links) en de Tigris (rechts) kregen een nieuwe gepaste plaats vóór de driehoekige trap van het palazzo del Senatore, waarbij de Tigris werd veranderd in de personificatie van de Tiber door de toevoeging van de voedende wolvin. Michelangelo had voor een beeld van de god gekozen voor de centrale nis.459 Deze driehoekige compositie met Jupiter in het midden verwees naar de frontonsculpturen van een antieke tempel.

Dit idee van de renovatio all‟antica droeg bij tot de herleving van de keizerlijke grandeur van het antieke Rome. De functie van het Capitool als eindhalte van de via trionfale werd in ere hersteld voor de intocht in de stad van generaal Marc Antonio Colonna in 1571. Colonna had in opdracht van Pius V het pauselijke leger vertegenwoordigd tijdens de slag bij Lepanto (in west Griekenland), waar de geallieerden (Venetië, Spanje en de Pauselijke Staten) een belangrijke overwinning behaald hadden op de Turken. Marc Antonio werd bij de triomfantelijke intocht in Rome voorgesteld als een Romeins keizer. Hij kwam de stad binnen in een gouden koets, met een laurierkrans op het hoofd en een oorlogsbuit van zo‟n 170 Turkse krijgsgevangen.460 Dat de paus dit antiek ritueel kon heropwekken, was een bewijs van zijn machtsovername van de stedelijke heerschappij.

458 We verwijzen hier ook naar de symboliek van de iconografie van keizer Constantijn in de Sint-Pieters, zie CASUS I, p.43. 459 Ibid. p.163. In 1583 werd deze nis ingevuld met een beeld van de godin Athena, maar tien jaar later werd het verwijderd en vervangen door de actuele sculptuur van een zittende Minerva in rode porfido en wit marmer. Zie D‟ONOFRIO, C., op.cit., pp.129-130. 460 GHISALBERTI, A.M., Dizionario biografico degli Italiani, Rome, 1982, vol.27, p.378.

96 2.2. Palazzo S.Marco

2.2.1. Rurale villa of centrumpaleis?

De keuze van kardinaal Pietro Barbo om in 1455 zijn familiepaleis binnen de stadsmuren te bouwen zal door vele latere Renaissance prinsen gevolgd worden. Zijn palazzo lag echter nog aan de periferie van de middeleeuwse abitato. Het paleis was meer dan een kardinaalsresidentie nabij zijn titulaire kerk, het nam architecturale vormen aan die gepast waren voor een pauselijk paleis.461 De uitstraling van dit monumentaal complex moet hoogstwaarschijnlijk impact gehad hebben op de stedelijke ontwikkeling in deze zone aan de voet van de Capitool. Bovendien vergrootte de aantrekkingskracht van het gebied door de verplaatsing van de populaire spelen en paardenraces van het Romeinse carnaval van Testaccio naar de via Lata (del Corso) en piazza Venezia in 1466.462 Steeds meer pausen kozen in de loop van de 16de eeuw het paleis aan S.Marco als hun favoriete residentie en deze zou pas verlaten worden door de expansie van het palazzo del Quirinale op het einde van de 16de eeuw.463

2.2.2. Analogie met het Vaticaan

De nieuwe voorgevel van de S.Marco kerk, gebouwd tussen 1466 en 1469, was een gereduceerde versie van de loggia di benedizione van de Sint-Pietersbasiliek (afb.IV.22). De gelijkenissen in de behandeling van de architecturale elementen, zoals het gebruik van een hoge sokkel voor de halfronde zuilen en een zelfde structuur van de kroonlijsten tussen de verdiepingen, kan de hand van één architect verraden. Ook de loggiastructuur van de binnenkoer van het palazzetto is opgebouwd volgens hetzelfde principe.464

De Torre Paolina, de woontoren op de Capitoolheuvel tussen het plein en de S.Maria in Aracoeli, gebouwd door Paulus III, was verbonden met het palazzetto door een bovengrondse passerelle, net zoals de passetto het Vaticaans paleis verbond met Castel Sant‟Angelo. De viaduct vervulde dezelfde functie als zijn Vaticaans voorbeeld, een efficiënte ontsnappingsroute die, in tijden van gevaar, de paus van zijn pauselijke privé appartementen naar een militaire vesting leidde. De toren bleef een referentiepunt in de skyline van Rome tot het einde van de 19de eeuw. De loggia en de viaduct zijn duidelijke verwijzingen naar het Vaticaans pauselijk complex.

461 MAGNUSON, T., op.cit., p.283. 462 TOURING CLUB ITALIANO, Guida d‟Italia. Roma, Milaan, 1999, p.245. 463 HABEL, D.M., op.cit., p.98. 464 TOMEI, P., op.cit., p.112.

97 Hadden Paulus II en III het idee om, naast het Vaticaan en het Lateraan, een derde pauselijke pool te creëren dat net tussen deze twee was gelegen? De lange weg van de via Papalis leek als het ware nood te hebben aan een soort rustpauze waar de pauselijke securatis gevrijwaard was.

2.3. Via Capitolina

Met de aanleg van de via Capitolina was de toegang tot het Capitool aanzienlijk verbeterd. Het plan van Michelangelo voor de area Capitolina, met de herstructurering van het plein en de brede cordonata sloot hier duidelijk op aan. De sequentie van trapeziumvormige componenten draagt bij tot een opmerkelijke urbanistische eenheid: de rechte, vrij brede via Capitolina die aan de voet van de heuvel eindigt in een trapeziumvormig plein, de trap met zijn convergerende zijden, en piazza del Campidoglio dat door de schuine hoeken van het palazzo dei Conservatori en het palazzo Nuovo eveneens de vorm van een trapezium aanneemt (afb.IV.23).465 De route van de via Papalis werd naar deze nieuwe rechte stratensequentie verlegd. De formele eenheid vormde een waardig kader voor de pauselijke processies. De beklimming en afdaling van het Capitool werd een vast ritueel tijdens de belangrijkste processie van de possesso. Dit bewijst dat het Capitool niet meer louter wordt geassocieerd met de volkse gemeentelijke macht, maar een eigen pauselijke identiteit had gekregen.

2.4. De jezuïeten op de via Papalis

De zoektocht van de jezuïeten naar een gepaste locatie voor de uitoefening van hun predikingsactiviteiten leidde hen uiteindelijk naar het centrum van de stad (afb.IV.13). De toewijzing in 1541 van de S.Maria della Strada aan de nieuwe religieuze orde en de keuze van de oprichting van hun Casa Professa aan het begin van de nieuwe via Capitolina in 1544, illustreert de aantrekkingskracht van deze zone. De aanleg van de via Capitolina was waarschijnlijk voltooid tegen het jaar 1544 en in datzelfde jaar verhuisde Ignatius van Loyola met zijn gezellen. De oprichting van een nieuwe monumentale kerk die de kleine S.Maria della Strada moest vervangen, zorgde voor een waardige tegenpool van het majestueuze piazza del Campidoglio. De oriëntatie van de voorgevel naar de via Capitolina/via Papalis was ingegeven door kardinaal Alessandro Farnese, de kleinzoon van Paulus III. Het plein kreeg vervolgens de naam piazza di Gesù. Samen met de Casa Professa nam de kerk bijna het gehele bouwblok in tot aan palazzo di S.Marco.466

465 CEEN, A., op.cit., p.160. 466 LUCAS, T.M., op.cit., p.158.

98

Giacomo Della Porta ontwierp een harmonieuze gevel die een voorbeeld zou zijn voor de latere Contrareformatorische kerkenbouw. Het is een vrij vlakke gevel, opgedeeld in twee bouwlagen, verbonden door voluten, en bekroond met een fronton. De onderste bouwlaag is opgebouwd uit een ritmering van halfzuilen en pilasters op hoge sokkels en met korinthische kapitelen (afb.IV.24). Het monumentaal gebouw schermde de vroegere route van de via Papalis af en leidde de voetganger in rechte lijn naar het Capitool (afb.IV.25).467 De S.Marco werd dus vervangen door de nieuwe jezuïetenkerk als de belangrijkste kerk tussen het Vaticaan en het Lateraan.468

Een inscriptie op het doorlopende fries huldigt de geldschieter van de bouw, kardinaal Alexander Farnese. Zijn stemma prijkt in de top van het fronton, terwijl dat van de Sociëteit van Jezus zich net boven het hoofdportaal bevindt. De hechte band tussen de pauselijke stoel en de Orde heeft er hier duidelijk voor gezorgd dat de ambitieuze plannen van Ignatius konden uitgevoerd worden. Paulus III had waarschijnlijk geen betere partner kunnen vinden dan de Sociëteit om de toegangsweg naar het Capitool, als traditioneel stedelijk machtscentrum, te bewaken. We moeten de vestiging van de jezuïeten op piazza Altieri dan ook in de context zien van de pauselijke politieke strategie de macht van de stedelijke autoriteit verder uit te hollen.

3. GEBRUIK VAN DE VIA PAPALIS

3.1. Possesso

De processie van de paus, komende van het Vaticaan, verliet piazza Altieri via de weg die langs de gevel van de oude S.Maria Altieri naar het S.Marco plein leidde. Vandaar nam men de via di San Marco en de via di Macellum de‟ Corvi (via Marforio) zodat men uiteindelijk het Forum Romanum bereikte (afb.1.27). Paus Pius V besloot bij het volbrengen van zijn possesso het traditioneel traject te veranderen en de recentelijk aangelegde via Capitolina te nemen die rechtstreeks via de cordonata van Michelangelo naar het centrale plein van het Capitool leidde. Bij het verlaten van het plein, daalde men de helling links van het palazzo del Senatore af, zodat men eveneens het Forum bereikte.

Het Capitool project van Michelangelo werd uitgevoerd vanaf de jaren 50 van de 16de eeuw.469 Dit publieke plein was de uitgelezen plek om haar opdrachtgever, tijdens zijn

467 CEEN, A., op.cit., p.157. 468 De Sant‟Andrea della Valle en de Chiesa Nuova, de twee andere grote kerken op de via Papalis, werden pas in het begin van de 17de eeuw geconstrueerd (cfr.supra). 469 Voor een chronologie van de werken, zie ACKERMAN, J.S., op.cit, pp.308-311.

99 ceremonieel bezoek aan de stad, te ontvangen. De triomfantelijke inkom langs de luie trap liet de ruiters statisch en waardig paraderen tot ze zich rond de versteende ruiter in het midden van het plein konden scharen. Deze halte in de ceremoniële optocht werd steeds belangrijker geacht als ultieme geënsceneerde ontmoeting van de paus en zijn onderdanen. De ceremoniële ontmoeting met de bestuurders van de stad verschilde van paus tot paus. Dit omwille van de wisselende delicate verhoudingen tussen de twee machten. Als de paus van Romeinse afkomst was, was de rituele ontmoeting met het stadsbestuur een kans om de harmonieuze relaties tussen de paus en de stad te tonen.470 De senator en de conservatori van het stadsbestuur wachtten, geknield, de paus op voor hun paleis op de top van de heuvel. Ze tonen blijk van gehoorzaamheid en wensen hem veel voorspoed en een lang leven.471

De gemeentelijke autoriteiten beslisten over de kosten die ze wilden uitgeven aan de decoratie van het plein en de triomfboog. Permanente sculpturen op het plein konden een speciale betekenis krijgen tijdens het possesso feest. De twee leeuwen van zwart graniet, die door de paus aan de stad waren gegeven en door Michelangelo beneden aan de trap geplaatst, vergoten nu wijn aan het volk.472 Het dubbele standbeeld van de Dioscuri bovenaan de trap en het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius in het centrum van het plein reflecteerden de intredende paus op zijn paard (afb.IV.26).

Men zal ook de traditie opnemen een triomfboog bovenaan de magistrale trap van het Capitool te plaatsen. Net zoals op andere belangrijke haltes langs de via Papalis, zoals in de Florentijnse Banchi473 of op het Forum Romanum voor de Orti Farnesiani creëert de passage van de lange stoet onder deze monumentale architectuur een moment van betekenisvolle publieke vertoning. De architect van het Romeinse volk was belast met de taak om de tijdelijke triomfboog op het Capitool te construeren.474 Gregorius XIV liet voor de eerste keer een triomfboog optrekken voor zijn possesso op 13 december 1590.475 De boog werd gezien als een figuratieve hommage van het stadsbestuur aan de paus. Onder het wapenschild van de paus, ondersteund door engelen, waren zes standbeelden geplaatst die de zes deugden voorstellen, elk met

470 FIORANI, L., PROSPERI, A., Cerimoniali romani: il ritorno e la trasfigurazione dei trionfi antichi, in: Storia d‟Italia, Annali, XVI, 2000, pp.111-170, p.75. 471 Giornale delle ceremonie e funzioni sacri e civile nella sede vacante e nel possesso del sommo pontefice che si eseguiscono al Vaticano e in S.Giovanni, Roma, 1846, pp.50-51. “il senatore di Roma in veste lunga senatoria di tela d‟oro, collana d‟oro, e scettro d„avorio nella destra ed accompagnato de‟ suoi collaterali, e ministri, gli si inginocchia innanzi, e con una breve perorazione che indica la sua obbedienza, e del Popolo Romano, gli augura prospera, e lunga vita.” 472 FAGIOLO DELL‟ARCO, M., La festa barocca, Rome, 1997, p.252. 473 Zie CASUS II, p.62. 474 BOITEUX, M., op.cit., p.42. 475 ALBERTONIO, F., Ragguaglio della Cavalcata ni N.S. Gregorio XIV dal Palazzo Aposto. a S.Gio.Laterano per pigliarne il possesso fatto il giorno di S.Lucia 1590, nel quale distintamente si raccontano tutti gli Apparati, Livree, et Ceremonie di essa, Rome, 1590. Zie CANCELLIERI, F., op.cit., p.139.

100 hun motto eronder.476 De gevel naar het plein van het Capitool toont andere deugden, welke Rome hoopt te vinden bij de paus.477 Hier worden duidelijk de verwachtingen geformuleerd die de stad van zijn spirituele en reële leider heeft. Het is een bewijs dat de doortocht van de paus over „hun‟ heuvel niet geheel vrijblijvend is. Het dramatische perspectief waarmee men de boog beschouwt vanuit de trechtervormige via Capitolina, verhoogde de monumentaliteit van de constructie. In de figuratieve uitwerking van de triomfboog wijzen antieke motieven op de continuïteit met het glorierijke verleden van Rome. Het is dankzij de paus dat de macht van dit oude Rome opnieuw kan worden hersteld.478

3.2. O.L.V.Hemelvaart

Dit grote volksfeest, georganiseerd door het stadsbestuur van Rome, werd midden augustus gevierd met een lange processie doorheen rione Monti. De demonstratie van de republikeinse waarden en het populaire karakter van het feest werden als een tegenhanger gezien van de rituele macht van de paus, tentoongesteld in de vele andere kerkelijke feesten en processies. Hier stonden de stedelijke trots en de volkse religieuze gevoelens centraal. De optocht leidde van de Santa Maria in Aracoeli kerk naar het Lateraan waar het heilige icoon van Christus (“Acheropita”), dat in de Sancta Sanctorum kapel werd bewaard, naar de S.Maria Maggiore gebracht. Hier werd het, gedurende een hele nacht, in een soort religieuze ontmoeting gebracht met het sacraal icoon van de Heilige Maagd, dat in deze kerk werd bewaard.

De route liep doorheen een zone waarbij de stedelijke autoriteiten het voor het zeggen hadden. Voorbij het Capitool en de S.Adriano kerk op het Forum - dit was de antieke romeinse Curia of senaatsgebouw dat nog steeds geassocieerd werd met het republikeins stedelijk gezag - vervolgde de processie zijn weg langs het Colosseum en de via Maggiore. Dit waren gebieden die onder jurisdictie stonden van het Sancta Sanctorum broederschap, die zijn leden haalde uit de belangrijke families van de stedelijke adel.

De afschaffing van het feest door paus Pius V in 1566 viel samen met het afschaffen van de politieke en economische privileges van de stedelijke adel. Het hele gebied werd, vooral met de urbanistische politiek van Sixtus V, onteigend van de

476 “Giustizia, Clemenza, Carità, Liberalità, Fortezza, Sollecitudine.” Ibid., p.140. 477 “quali Roma può, e deve sperare dalle somme virtù di S.S. rappresentate nella 1.faccia, et delle quali già cominciano rilucere raggi.” ALBERTONIO, F., op.cit., zie CANCELLIERI, F., op.cit., p.145. 478 Vooral in het iconografisch programma tijdens de possesso van Urbanus VIII is de band met de antieke oudheid aanwezig. De inscriptie op de triomfboog luidt: “Urbano Octavo Barberino Pont.Max antiquae gloriae restitutori auctori novae S.P.Q.R. in veteris capitolii ruderibus hoc qualecumque recideviae maiestatis specimen ponit.” Zie CANCELLIERI, F., op.cit., p.205.

101 republikeinse stempel en ingelijfd in de pauselijke invloedssfeer. De processie, als symbool van stedelijke trots, verloor hierdoor een deel van haar kracht. Vanaf 1570 werd het feest in intieme pauselijke kring gevierd, in de S.Maria in Aracoeli of in de nieuwe Gesù (later zal Sixtus V de nieuwe ceremonie inrichten in de S.Maria Maggiore). Maar het populaire feest als uiting van stedelijke macht was voorgoed uitgedoofd.479

3.3. Executies

De executies die in de openbare ruimte werden uitgevoerd hadden een moreeldidactisch doel. Reeds sinds de Middeleeuwen gebeurde dit op de Monte Caprino, naast het paleis van de senator. Daar stond ook de ringhiera (een tribune) opgesteld vanwaar de senator zijn oordeel sprak. Een bekend schilderij, aan de muur van het paleis geplaatst, waarop een leeuw staat afgebeeld, met één oog slapend en één oog wakend over zijn jong, moest de senator aanzetten om net als de leeuw oog te hebben voor de misdaden van de mensen.480 Op een schets van Maarten Van Heemskerck zien we ook de galg die men voor de executies gebruikte (afb.IV.27). Tijdens de Renaissance zal men echter steeds vaker kiezen voor andere dramatische plaatsen in de stad, zoals het plein vóór Castel Sant‟Angelo.481 Ingersoll wijst deze evolutie toe aan de transfer van juridische autoriteit van het stadsbestuur naar het pausdom.482

4. BESLUIT

We hebben het Capitool, het palazzo S.Marco en de Gesù samen behandeld om het belang van de via Papalis in deze regio te onderzoeken. De heuvel als caput mundi van de oudheid was tijdens de middeleeuwse stedelijke ontwikkeling steeds meer in verval geraakt. Ze vormde nu de grens van de abitato in de Tiberbocht met de verlaten rurale vlaktes in het zuiden en het oosten. De regeneratie van het gebied nam een aanvang met de bouw van het palazzo di S.Marco door Paulus II in het midden van de 15de eeuw. De bewust gecreëerde analogie met het Vaticaan in de architectuur wijst op de verhoopte uitstraling van het complex. Het ideaal van een derde pauselijke pool in het midden tussen het Vaticaan en het Lateraan, begin en eindpunt van de possesso, was echter van korte duur. Wanneer Paulus III de via Capitolina opende, passeerde de pauselijke hofhouding niet langer langs piazza di S.Marco. Vanaf nu intervenieerde de paus ook op de Capitoolheuvel. De Torre Paolina

479 INGERSOLL, R., The ritual use of public space in Renaissance Rome, Berkeley, 1985, pp.224-258. 480 WESTFALL, W.C., op.cit., pp.96-97. 481 Zie CASUS II, p.64. 482 INGERSOLL, R.,op.cit., p.408. Ook de pogingen van Julius II om een nieuw gerechtscomplex te bouwen aan de via Giulia, moeten we in deze context situeren.

102 ten oosten van de middeleeuwse paleizen op het Capitool was een eerste stap in de overname van het stedelijk machtscentrum. Ongeveer een eeuw eerder had Nicholaas V opdracht gegeven de gebouwen te renoveren. De toren die het palazzo del Senatore als referentiepunt markeert was misschien een vroege uiting van de wens om de via Papalis over het Capitool te leggen.

De introductie van het Capitool als tussenhalte op de via Papalis kon pas wanneer het pauselijk bestuur verzekerd was van zijn absolute macht in de hele stad. Het pauselijk mecenaat was een middel om deze macht representatief te maken voor het volk. De opdracht van Paulus III aan de meest bekwame architect van Rome moet in deze context gezien worden. De architectuur en decoratie van het plein was op subtiele wijze doordrongen van een keizerlijke symboliek die een triomfantelijke heropleving van het antieke Rome vooropstelde met de paus als almachtige schepper van deze nieuwe wereld.

In de possesso komt dit ideaal eveneens naar voor in de decoratie van het plein, zoals de antieke motieven op de efemere triomfbogen die vanaf het einde van de 16de eeuw op de top van de heuvel werden geplaatst. De beklimming van de cordonata en de passage onder de triomfboog begeleidden de waardige entree van de paus op het plein. De ruimte door Michelangelo ontworpen doet denken aan de binnenkoer van een renaissance paleis. Het privé karakter van het gesloten plein vormt de ideale setting voor de ceremonie tussen de paus en de vertegenwoordigers van de stad. Dit ritueel bevestigt de bestaande verhoudingen in de stad, de senator en stadsmagistraten knielen in onderwerping neer voor de paus en zijn hofhouding.

Het is geen toeval dat de nieuwe religieuze orde van de jezuïeten, de eerste in een hele reeks Contrareformatorische congregaties, zich op de via Papalis komt vestigen. De oprichting van hun monumentale kerk op de plek van de oude S.Maria della Strada was met haar harmonieuze gevel naar de straat gericht en geleidde de blik naar de nieuwe via Capitolina en dus naar het Capitool. De financiële steun van de paus en de diplomatieke druk die hij uitoefende op de buren lieten de jezuïeten toe hun woonst snel uit te breiden. De gebouwen rond het plein waren in de 16de eeuw grotendeels in handen van de machtige Altieri familie. De motivatie van de paus om de jezuïeten te steunen was waarschijnlijk ingegeven door zijn wens het territorium van deze adellijke familie in te perken.

De afschaffing van het volkse feest op OLV Hemelvaart en de verplaatsing van de belangrijkste executieplaats naar Castel Sant‟Angelo dijken de stedelijke privileges op

103 de heuvel verder in. De pauselijke macht stabiliseert zich en verdrijft de republikeinse connotaties van de hoogste heuvel van Rome.

104 Besluit

Het uitgangspunt van deze studie was de vraag naar de betekenis van de belangrijkste ceremoniële route doorheen Rome. Er werd getracht om, aan de hand van een diepteonderzoek naar enkele knooppunten langs het traject, de identiteit van de via Papalis te bepalen. Dit onderzoeksthema bood ons eveneens de mogelijkheid inzicht te verwerven in de mechanismen van de Romeinse stedenbouw in de periode van de Renaissance en de Barok.

Het eerste deel van deze verhandeling behandelde de elementen van het onderzoek. We reconstrueerden het traject van de via Papalis in het Romeinse stedelijke weefsel en bespraken het belang van het pauselijk ritueel van de possesso. Vervolgens werd een beeld geschetst van de verschillende actoren en procedures in verband met de bouwpolitiek in de stad tijdens de periode van het begin van de 15de tot begin van de 18de eeuw.

In het tweede deel bespraken we vier casussen die ons een antwoord moesten bieden op de algemene onderzoeksvraag naar de betekenis van de via Papalis in de Romeinse architectuur- en stedenbouwgeschiedenis. Elke casus belichtte daarenboven een eigen specifieke problematiek omtrent de Romeinse stadscultuur. De eerste bijdrage over Sint-Pieters en de Borgo onderzocht hoe de bouwkunst werd ingeschakeld in het ideologisch programma van de politieke machthebbers. De casus over het trivium aan piazza di Ponte verduidelijkte de visuele ruimtelijke conceptie van de Renaissance stedenbouw en de derde casus illustreerde hoe de bouwprocedures in het centrum van de stad waren georganiseerd. Tenslotte liet de studie van het Capitool ons toe in te gaan op de complexe sociale en politieke verhoudingen.

We merkten op dat de via Papalis nooit als een stedenbouwkundige entiteit werd beschouwd. De pauselijke route was opgebouwd uit verschillende straten met elk een eigen benaming en identiteit. Het hele traject werd slechts tijdens de gelegenheid van het ritueel van de possesso van de paus als een eenheid gezien. Op dat moment transformeerde de hele stad in een theatraal decor waarbij de permanente en de efemere architectuur langs de via Papalis hun betekenis kregen in functie van de verheerlijking van de nieuwe paus. Maar wat gebeurde er na afloop van de ceremonie? Werden de gebouwen en monumenten nog steeds geassocieerd met hun rol tijdens het pauselijke optreden?

105 Kortom, kon men spreken van een bindende factor in het architectuurprogramma van de via Papalis? We hebben getracht om ook op deze vraag een antwoord te vinden.

Om een volledig beeld te schetsen van de identiteit van de via Papalis, werden in eerste instantie de interventies op het traject van de via Papalis zelf bestudeerd. We merkten op dat de route doorheen de eeuwen op verschillende plaatsen werd geregulariseerd. In de casus van de Borgo en Sint-Pieters onderzochten we hoe het eerste traject van de via Papalis geïntegreerd werd in het pauselijk epicentrum. De projecten voor de Borgo als een soort ideale stad voor de pauselijke curie moesten een coherent beeld van de pauselijke macht uitdrukken. De via Alessandrina, als vervanging van de Borgo Vecchio, kreeg in de projecten een gepaste vormgeving als de belangrijkste ceremoniële straat. De aanleg van het trivium in de Banchi zone formaliseerde het tweede traject van de via Papalis. De ordelijke structuur diende niet alleen functionele belangen, maar was een vroeg voorbeeld van een rationele moderne ingreep. Het visuele systeem huldigde het representatief karakter van de processieroute. Een ander voorbeeld van een formalisering van de route was de aanleg van de via Capitolina tussen piazza di Gesù en piazza del Campidoglio. De sequentie van trapeziumvormige pleinen die culmineerde in het geometrische totaalconcept van Michelangelo‟s ruimte functioneerde als een waardig decor voor de pauselijke processies. Een laatste ingrijpende verandering in de route hield eveneens verband met de rationalisering van het traject: de via di S.Giovanni in Laterano, aangelegd door Sixtus V, vormde een directe verbinding tussen het Colosseum en de bisschoppelijke kerk.

Onze conclusies over de identiteit van de via Papalis hielden verder ook verband met de invloed van de straat op de bouwgeschiedenis van Rome. Nieuwe bewoners van de via Papalis hielden in hun bouwprojecten rekening met de fysieke realiteit ervan. Zo werd de gevel van tal van Renaissance of Barokke gebouwen naar de straat gericht: de nieuwe S.Celso, palazzo Orsini, de nieuwe S.Pantaleo, de S.Andrea della Valle en de Gesù. De bouwheren erkenden dus het belang van de ceremoniële weg. Nieuwe complexen die verder gelegen waren, zochten een aansluiting bij de via Papalis. Het bekendste voorbeeld is het palazzo Farnese dat met de aanleg van de via dei Baullari een perspectief op het hoofdportaal van het enorme paleis bood.

106 Een laatste conclusie in verband met de fysieke identiteit van de via Papalis waren de analogieën met het Vaticaan in het architectuurprogramma langs de straat. De nieuwe kerken, de S.Celso en de S.Pantaleo, waren gepland als een centraalbouw naar het voorbeeld van Bramante‟s ontwerp voor de Sint-Pieters. De klokkentoren van Borromini vertoonde sterke gelijkenissen met een ontwerp voor de horlogetoren van de nieuwe paleisingang van het Vaticaan. De koepel van de Sant‟Andrea della Valle verwees naar Michelangelo‟s koepel van de Sint-Pietersbasiliek. De S.Marco kreeg eenzelfde loggia di benedizione als haar Vaticaanse voorbeeld en de viaduct van Paulus III van palazzo S.Marco naar het Capitool imiteerde de pauselijke passetto van palazzo Vaticano naar Castel Sant‟Angelo. De verspreiding van deze architecturale elementen en bouwtypes, zoals de koepel, de toren en de façade, herinnerde de gebruiker van de via Papalis aan de bron en het doel van de straat: de pauselijke machtscentra.

Doorheen de studie vroegen we ons af of de interventies op de via Papalis een denken over de pauselijke ceremoniële weg als een eenheid weerspiegelden. Er werden geen bewijzen gevonden dat de straat als een urbanistische entiteit werd behandeld. In het complexe krachtenveld van de stad moest het criterium van de via Papalis het opnemen tegen andere criteria die de vorm van de stad bepaalden. Het debat over de configuratie van het Sint-Pietersplein en de paleisingang illustreert hoe de integratie van de Borgo Nuovo/via Papalis-as een noodzakelijke voorwaarde was bij elke nieuwe compositie van het plein. De combinatie van deze as met de basilicale as, gemarkeerd door de obelisk, leidde tot het geniale concept van Bernini. Het criterium van de via Papalis as in de compositie van het Vaticaan werd pas in de 20ste eeuw opgegeven door Mussolini‟s radicale ingreep. Bij de bouw van het Oratorium van de Filippini richtte Borromini de hoofdgevel naar de Santa Maria in Vallicella en niet naar de via Papalis. Toch besteedde hij ook aandacht aan de architecturale vormgeving van de gevel aan piazza di Montegiordano. De oriëntatie van het huis van de Pamphili‟s naar piazza di Pasquino werd bij de uitbreiding van het paleis betwist. Het prestige van piazza Navona en het ceremonieel belang van dit plein besliste de strijd in het voordeel van piazza Navona.

We kunnen besluiten dat de via Papalis een onstabiel statuut had. Ze werkte als vormgevend principe op bepaalde punten van het traject, maar moest haar positie in de stad telkens verdedigen. Het standbeeld van Pasquino illustreert het best het ambigue karakter van de pauselijke straat. De antieke figuur werd bij de gelegenheid van de possesso ingeschakeld in de propaganda van de paus, maar nam na afloop van de ceremonie terug zijn satirische houding aan.

107 De casus van de via Papalis levert een bijdrage aan de problematiek van de relatie tussen permanente en efemere architectuur in de stedelijke cultuur. Tijdens het feest van de possesso werden tijdelijke installaties op enkele strategische punten op de route geplaatst om het majestueuze karakter van het publiekelijk optreden te vergroten. Vooral de triomfboogconstructie was gegeerd omwille van de associaties met de keizerlijke grandeur van het antieke Rome. De voorgevel van de Zecca was waarschijnlijk geïnspireerd op de compositie van een triomfboog tijdens de possesso van paus Leo X. In dit geval kunnen we spreken van een directe beïnvloeding van het ceremonieel gebruik op de werkelijke vorm van de stad. Het tijdelijk gebeuren van de ceremonie kan ook op een andere manier geïntegreerd worden in de permanente vorm van de stad. De engelenbeelden op de ponte Sant‟Angelo en de aartsengel Michael op de top van Castel Sant‟Angelo treden op als versteende toneelspelers van een mirakelspel. De stad krijgt het statuut van een sacraal theater, waardoor de herinnering aan de religieuze gebeurtenissen levend blijft.

Het onderzoek naar de via Papalis laat ons toe om enkele voorzichtige gedachten te formuleren omtrent stedenbouw in Rome in de Renaissance en Barok. Naast de ambitieuze pauselijke programma‟s tijdens de Renaissance, die op een rationele wijze nieuwe straten en pleinen in de stad creëerden, bestond er een tweede, minder radicale maar even efficiënte manier om het stadsbeeld te veranderen. Deze vorm van stedelijk urbanisme ontstond door een nieuw complex op een passende wijze te integreren in het stedelijk weefsel, waardoor de straten en pleinen, die deze complexen scheidden, vorm kregen. De straten en pleinen zijn de lege ruimtes („vides‟) en de gebouwen zijn de volumetrische entiteiten („pleins‟) waaruit de stad werd opgebouwd. Deze vorm van lokale stedenbouw werd veelvuldig aangewend door de machtige bouwheren in het Rome van de Nieuwe tijd. Het pontificaat van Sixtus V is een kantelmoment in de geschiedenis van de stedenbouw. Deze paus bekeek de stad voor het eerst als een ontwerpgeheel waarin hij nieuwe stratenassen aanlegde. De interventies beperkten zich niet langer tot de „abitato‟, maar werden uitgevoerd in de nog onbebouwde oostelijke en noordelijke zones. Hierdoor verschoof de stedelijke ontwikkeling in oostelijke richting. Vooral met de uitbouw van het palazzo del Quirinale als pauselijke residentie groeide het representatief belang van dit deel van Rome.

Deze evolutie in het stadsbeeld leidt tot weer andere interessante onderzoekspistes in de geschiedschrijving van de Romeinse stedenbouw. We vermelden nog een bijzondere ontwikkeling van deze periode. Aan het einde van de 16de eeuw werd een

108 nieuwe verbinding tussen San Pietro en San Giovanni in Laterano gecreëerd. Een nieuwe sequentie van rechtlijnige straten vormde het traject: Borgo Nuovo, ponte Sant‟Angelo, via Tor di Nona (via Trinitatis), via Condotti, , via Sistina (Strada Felice), en via Merulana (via Gregoriana) tot S.Giovanni in Laterano. De route passeerde enkele belangrijke bouwprojecten van het nieuwe tijdperk: , piazza di Spagna en de S.Maria Maggiore, een rechtlijnige verbinding met het palazzo del Quirinale was gepland, maar werd niet gerealiseerd. Deze grote pauselijke bouwopdrachten monumentaliseerden het traject tussen de twee christelijke epicentra. Was hier een nieuwe pauselijke ceremoniële weg geboren?

109 Bibliografie

Primaire bronnen

BURCHARD, J., (ed. THUASNE, L.), Diarium, sive rerum Urbanarum Commentarii 1483-1506, Parijs, 1883.

COOPER, R., Rabelais et l‟Italie, in: Etudes rabelaisiennes, jg. 24, Genève, 1991.

DE ROSSI, G.B., Piante iconografiche e prospettiche di Roma anteriori al secolo XVI, Rome, 1879.

DYCKMANS, M., L'oeuvre de Patrizi Piccolomini ou le cérémonial papal de la première renaissance, Vaticaanstad, 1982.

EGGER, H., Römische veduten. Handzeichnungen aus dem XV-XVIII Jahrhundert mit Unterstützung der kaiserlichen Akademie der Wissenschaften in Wien, Wenen, 1931.

FALDA, G.B., Il nuovo teatro delle fabriche, et edificii, in prospettiva di Roma moderna, Rome, 1665.

FRUTAZ, A.P., Le piante di Roma, Rome, 1962.

FRUTAZ, A.P., EGGER H., Piante e vedute di Roma e del Vaticano dal 1300 al 1676, Vaticaanstad, 1956.

GARMS, J., Vedute di Roma : dal Medioevo all‟Ottocento : atlante iconografico, topografico, architettonico, Napels, 1995.

GIGLI, G., (ed. RICCIOTTI, G.), Diario Romano (1608-1670), Rome, 1958.

Giornale delle ceremonie e funzioni sacri e civile nella sede vacante e nel possesso del sommo pontefice che si eseguiscono al Vaticano e in S.Giovanni, Rome, 1846.

HÜLSEN C., EGGER, H., Die Römischen Skizzenbücher von Marten Van Heemskerck om Königlichen Kupferstichkabinett zu Berlin, Berlijn, 1913.

INFESSURA, S., (ed) TOMMASINI, O., Diario della città di Roma, Rome, 1890.

110

JATTA, B., Lievin Cruyl e la sua opera grafica: un artista fiammingo nell‟Italia del Seicento, Brussel, 1992.

KÜBLE, M., en THÜRLEMANN, F., Francesco Borromini. Opus Architectonicum. Erzählte und dargestellte Architektur, Zürich, 1999.

LUNADORE G., Relatione della corte di Roma e de‟ Riti da osseruarsi in essa, e de‟ suoi magistrati e officij, con la loro distinta giurisdittione, Bracciano, 1650.

MARTINELLI, F., Roma ricercata nel suo sito e nella scuola di tutti gli antiquarij, e dedicata…, Rome, 1658.

SMITH, W., Das Stundenbuch des Kardinals Alessandro Farnese : mit den Miniaturen von Giulio Clovio, München, 1976.

STENDHAL, (ed. DEL LITTO, V.), Voyages en Italie, Parijs, 1973.

TEDALLINI, S., (ed. PICCOLOMINI, P.), Diario romano dal 3 maggio 1485 al 6 giugno 1524, Città di Castello, 1904.

TOTTI, P., Ritratto di Roma moderna, Rome, 1638.

VASARI, G., (ed. RECUPERO, J.), Le vite dei più eccellenti pittori scultori e architetti, Rome, 1966.

VASI, G., Delle magnificenze di Roma antica e moderna libro quarto che contiene i palazzi e le vie più celebri di essa, Rome, 1754.

VASI, M. (red. NIBBY, A.), Itinerario di Roma e delle sue vicinanze, Rome, 1838.

WEIL-GARRIS, K. en D‟AMICO J.F., The Renaissance Cardinal‟s Ideal Palace: A chapter from Cortesi‟s De Cardinalatu, in : MILLON, H.A. (ed.), Studies in Italian Art and Architecture, Fifteenth through Eighteenth Centuries, Massachusetts, 1980.

WIESEL, J.M. en CICHY, B., Rom: Veduten des 14.-19. Jahrhunderts, Stuttgard, 1959.

111 EHRLE , F., Roma al tempo di Giulio III : La pianta di Roma di Leaonardo Bufalini del 1551, Vaticaanstad, 1985.

EHRLE, F., Roma prima di Sisto V : La pianta di Roma Du Pérac-Lafréry del 1577, Vaticaanstad, 1985.

EHRLE , F., Roma al tempo di Clemente X : La pianta di Roma di Giambattista Falda del 1676, Vaticaanstad, 1985.

EHRLE , F ., Roma al tempo di Benedetto XIV : La pianta di Roma di Giambattista Nolli del 1748, Vaticaanstad, 1985.

Secundaire bronnen

ACKERMAN, J.S., The architecture of Michelangelo, Harmondsworth, 1986.

ADINOLFI, P., La via sacra o del papa tra 'l cerchio di Alessandro ed il teatro di Pompeo, quinto saggio della topografie di Roma nell‟éta di mezzo, Rome, 1865.

ADINOLFI, P., Il Canale di Ponte e le sue circostanti parti, terzo saggio della topografia di Roma nell'età di mezzo, Rome, 1860.

ADINOLFI, P., La portica di S.Pietro ossia Borgo nell‟età di mezzo, nuovo saggio topografico, Rome, 1859.

ARMELLINI, M., Le chiese di Roma dal secolo IV al XIX, Rome, 1942.

BENEVOLO, L., La percezione dell‟invisibile : piazza San Pietro del Bernini, in : Casabella, 1990, nr.54, pp.54-60.

BLUNT, A., Guide to Baroque Rome, Londen, 1982.

BLUNT, A., Borromini, Londen, 1979.

BIRINDELLI, M., La macchina heroica, Il disegno di Gianlorenzo Bernini per piazza San Pietro, Rome, 1980.

BOUREAU, A., La papesse Jeanne, Parijs, 1988.

112

BOITEUX, M., Parcours rituel Romain à l‟époque moderne, in : BRICE, C., VISCEGLIA, M.A. (ed.), Cérémoniel et rituel à Rome (XVI-XIX siècle), Rome, 1997, pp. 27-87.

BORSI, F., Bramante, Milaan, 1990.

BURROUGHS, C., From signs to design. Environmental process and Reform in Early Renaissance Rome, Londen, 1990.

BURROUGHS, C., Below the Angel: an urbanistic project in the Rome of Pope Nicholas V, in: Journal of the Warburg and Courtauld Institutes, 1982, vol.45, pp. 94-124.

CAFFIERO, M., La maestà del papa. Trasformazioni dei rituali del potere a Roma tra XVIII e XIX secolo, in : BRICE, C., VISCEGLIA, M.A. (ed.), Cérémoniel et rituel à Rome (XVI-XIX siècle), Rome, 1997, pp. 281-316.

CANCELLIERI, F., Storia de'solenni possessi de'sommi pontefici detti anticamente processi o processioni dopo la loro coronazione dalla Basilica Vaticana alla Lateranense, Rome, 1802.

CARPANETO, G., I palazzi di Roma, Rome, 2004.

CEEN, A., The quartiere de Banchi: urban planning in Rome in the first half of the Cinquecento, Londen, 1980.

CEEN, A., TICE, J., Rioni : the districts of Rome, Pennsylvania, 2006.

CERETTI, C. (red.), La geografia della citta di Roma e lo spazio del sacro : l'esempio delle trasformazioni territoriali lungo il percorso della visita alle sette chiese privilegiate, Rome, 1998.

CHIERICI G., Il palazzo Italiano, dal secolo XI al secolo XIX, Milaan, 1957.

CLAUSSE, G., Palais regis ou la Farnesina de‟Baullari, 1520-1523, in : Les San Gallo : architectes, peintres, sculpteurs, medailleurs 15 et 16 siecles, Parijs, 1900-1902, pp. 169-193.

113 CONNORS, J., Alliance and enmity in early modern Rome, in: Römisches Jahrbuch für Kunstgeschichte, 1989, nr. XXV, pp. 207-294.

CONNORS, J., Borromini e l‟oratorio Romano, stile e società, Turijn, 1989.

CONNORS, J. en RICE, L., Specchio di Roma barocca: una guida inedita del XVII secolo; insieme alle vedute romani di Lievin Cruyl, Roma, 1991.

COSTAMAGNA, A., FERRARA D., GRILLI C., Sant‟Andrea della Valle, Milaan, 2003.

CRUCIANI, F., Teatro nel Rinascimento Roma 1450-1550, Roma, 1983.

D‟ONOFRIO, C., La Papessa Giovanna, Roma e papato tra storia e leggenda, Rome, 1979.

D‟ONOFRIO, C., Castel Sant‟Angelo e Borgo tra Roma e papato, Rome, 1978.

D‟ONOFRIO, C., Le fontane di Roma, Rome, 1957.

EULA, A., Il Palazzo del Banco di S.Spirito-Spada-Bennicelli a Roma. Le relazioni di Virgilio Spada, i progetti di Borromini, le trasformazioni, in: Quaderni del Dipartimento Patrimonio Architettonico e Urbanistico, 1992, nr. 2, pp. 43-48.

FAGIOLO DELL‟ARCO, M., Bibliografia della festa barocca a Roma, Rome, 1994.

FAGIOLO DELL‟ARCO, M., La festa barocca, Rome, 1997.

FAGIOLO, M., L‟effimero di stato : dal conclave al possesso, in : La festa a Roma dal Rinascimento al 1870, Turijn, 1997, pp. 8-25.

FAGIOLO, M., PORTOGHESI, P., Roma Barocca. Bernini, Borromini, Pietro da Cortona (tent.cat.), Rome (Museo Nazionale di Castel Sant‟Angelo), 2006.

FILIPPI, D., Il Campidoglio tra alto e basso medioevo : continuità e modifiche dei tracciatti romani, in : Archeologia medievale, XXVII, 2000, pp. 21-37.

FIORANI, L., PROSPERI, A., Cerimoniali romani: il ritorno e la trasfigurazione dei trionfi antichi, in: Storia d‟Italia, Annali, XVI, 2000, pp. 111-170.

114

FIORANI, L., Processioni tra devozione e politica, in : La festa a Roma dal Rinascimento al 1870, Turijn, 1997, vol.2, pp. 66-83.

FOSI, I., Parcere subiectis, debellare superbos. L‟immagine della giustizia nelle cerimonie di possesso a Roma e nelle legazioni dello stato pontificio ne cinquecento, in : BRICE, C., VISCEGLIA, M.A. (ed.), Cérémoniel et rituel à Rome (XVI-XIX siècle), Rome, 1997, pp. 89-115.

FROMMEL, C.L., Papal policy: The planning of Rome during the Renaissance, in: Journal of Interdisciplinary History, 1986, vol.17, nr.1, pp. 39-65.

FROMMEL, C.L., Architettura alla corte papale nel rinascimento, Milaan, 2003.

FROMMEL, C.L., Der Römische Palastbau der Hochrenaissance, Tübingen, 1973.

GAMRATH, H., Roma Sancta Renovata. Studi sull'urbanistica di Roma nella seconda metà del sec.XVI con particolare riferimento al pontificato di Sisto V (1585-1590), Rome, 1987.

GHISALBERTI, A.M., Dizionario biografico degli italiani, Rome, 1960-.

GÜNTHER, H., Das Trivium vor Ponte S.Angelo, Ein Beitrag zur Urbanistik der Renaissance in Rom, in: Römisches Jahrbuch für Kunstgeschichte, 1984, nr.XXI, pp. 165-251.

HABEL, D.M., The urban development of Rome in the age of Alexander VII, Cambridge, 2002.

HAUS, A., Piazza S.Pietro. Concetto e forma, in: SPAGNESI, G. en FAGIOLO, M., Gian Lorenzo Bernini architetto e l'architettura europea del Sei-Settecento, Rome, 1983- 1984, pp. 291-315.

HIBBARD H., Carlo Maderno and Roman architecture 1580-1630, Londen, 1971.

HIBBARD H., The early history of Sant‟Andrea della Valle, in: The Art Bulletin, 1961, vol. 43, nr. 4, pp.289-318.

115 HEIMBURGER RAVALLI, M., Disegni sconosciuti del Borromini per il Banco di S.Spirito e per Palazzo Spada, in: Paragone, nr. 275, 1957.

HEMPEL, E., Francesco Borromini, Wenen, 1924.

INGERSOLL R., The possesso, the Via Papale, and the Stigma of Pope Joan, in: DE MARE, H. en VOS, A. (ed.), Urban Rituals in Italy and the Netherlands: historical contrasts in the use of public space, architecture and the urban environment, Assen, 1993.

INGERSOLL, R., The ritual use of public space in Renaissance Rome, Berkeley, 1985.

KOSTOF, S., The drafting of a Master plan for “Roma Capitale”: An exordium, in : The Journal of the Society of Architectural Historians, 1976, vol. 35, nr.1, pp. 4-20.

KRAUTHEIMER, R., The Rome of Alexander VII, 1655-1667, New Jersey, 1985.

KRAUTHEIMER, R., Rome, profile of a city, 312-1308, New Jersey, 2000.

LABROT, G., Roma caput mundi. L'immagine barocca della città santa 1534-1677, Napels, 1997.

LANCIANI, R., Forma Urbis Romae, Rome, 1988.

LEONE, S.C., Cardinal Pamphilj builds a palace. Self-representation and familial ambition in seventeenth-century Rome, in: Journal of the Society of Architectural Historians, 2004, vol.64, nr.4, pp. 440-471.

LUCAS, T.M., Landmarking.City.Church & Jesuit Urban Strategy, Chicago, 1997.

MABILLON, Museum italicum, seu Collectio veterum scriptorum ex bibliothecis italicis, Parijs, 1724.

MADONNA, M.L., Una operazione urbanistica di Alessandro VI : La via Alessandrina in Borgo, in : Le arti a Roma sotto Alessandro VI: dispensa del Corso di storia dell‟arte moderna 1 tenuto dal prof. Maurizio Calvesi, Rome, 1981.

116 MAGNUSON, T., Studies in Roman Quattrocento Architecture, in: Periodici Svedesi, jg.10, 1958.

MARCONI, P., La Roma del Borromini, Rome, 1968.

MARDER, T., Bernini‟s Scala Regia at the Vatican Palace, Architecture, Sculpture, and Ritual, Cambridge, 1997.

MARIANI, V., Le chiese di Roma dal XVII al XVIII secolo, Bologna, 1963.

MARUCCI, V., Pasquinate del Cinque e Seicento, Rome, 1988.

MARTINELLI, V., Le statue berniniane del colonnato di San Pietro, Rome, 1987.

MARZO, A., Pasquino e dintorni, Testi pasquineschi del Cinquecento, Rome, 1990.

MCPHEE, S., Bernini and the bell towers. Architecture and politics at the Vatican, New Haven, 2002.

MORONI, G., Dizionario di erudizione storico-ecclesiastica da S.Pietro sino ai nostri giorni…, Venetïe, 1840-1878.

MONACO, M., La Zecca Vecchia in Banchi ora detta Palazzo del Banco di S.Spirito, Rome, 1962.

ORTOLANI, S., S.Andrea della Valle, in : Le chiese di Roma illustrate, Rome, nr.4, 1923.

PIACENTINI, M., Le vicende edilizie di Roma, dal 1870 ad oggi, Rome, 1952.

PIETRANGELI, C., Guide rionali di Rome, Rione V, Ponte, Rome, 1978-1981.

PECCHIAI, P., Palazzo Taverna a Monte Giordano, Rome, 1963.

PERICOLI RIDOLFINI, C., Guide rionali di Roma, Rione VI, Parione, Rome, 1980.

PRODI, P., The papal prince, one body and two souls: the papal monarchy in early modern Europe, Cambridge, 1987.

117

PONTI, E., Il Banco di Santo Spirito fondato da SS.Paolo V con breve del 13 dicembre 1605, Rome, 1941.

PORTOGHESI, P., Borromini: architettura come linguaggio, Milaan, 1967.

PORTOGHESI, P., Roma barocca, Bari, 1992.

RE, E., Maestri di strada, Rome, 1920.

ROSSI, P., Via Papae, Via Papalis, Rome, 1998.

RUSSO, M.T., Appunti su Monte Giordano, in: Strenna dei Romanisti, 1980, XLI, pp. 439-456.

RUSSO, M.T., Il contributo della congregazione dell‟oratorio alla topografia romana : piazza della chiesa nuova, in : Studi Romani, 1965, XIII, pp. 21-43.

SAN JUAN, R.M., Rome : a city out of print, Minnesota, 2001.

SCALABRONI, L., Giuseppe Vasi (1710-1782), Rome, 1981.

SCAVIZZI, C.P., Le condizioni per lo sviluppo dell‟attività edilizia a Roma nel sec. XVII: la legislazione, in: Studi Romani, 1969, XVII, pp. 160-171.

SCHIAVO, A., Michelangelo architetto, Rome, 1949.

SEGUI, G., THOENES, C. en MORTARI, L., Ss. Celso e Giuliano, Collegiata e Cappella Papale, Rome, 1966.

SIEBENHÜNER, H., Das Kapitol in Rom, Idee und Gestalt, München, 1954.

SILENZI, R. en F., Pasquino, cinquecento pasquinate, Milaan, 1933.

SMITH, C. en CONNORS, J., Building the kingdom : Giannozzo Manetti on the Material and Spiritual Edifice, Arizona, 2007.

SPAGNESI, G., S.Pantaleo, in : Le chiese di Roma illustrate, Rome, nr.94, 1967.

118

SPEZZAFERRO, L., Place Farnèse: urbanisme et politique, in : Le Palais Farnèse, 1981, I, pp. 85-123.

SPEZZAFERRO, L., SALERNO, L., TAFURI, M., Via Giulia, una utopia urbanistica del 500, Rome, 1973.

TAFURI, M., Interpreting the Renaissance. Princes, Cities, Architects, Yale, 2006.

THELEN, H., Le piante di Roma by Amato Pietro Frutaz, in: The Art Bulletin, 1963, vol. 45, nr. 3, pp. 283-286.

TOMEI, P., L‟architettura a Roma nel quattrocento, Rome, 1942.

TOURING CLUB ITALIANO, Guida d‟Italia. Roma, Milaan, 1999.

TOURING CLUB ITALIANO, L‟arte nel Rinascimento, in: Conosci l‟Italia, Milaan, vol.VI, 1962.

VALENTINI, R., ZUCCHETTI G., Codice topografico della città di Roma, Rome, 1940- 1953.

VALTIERI, S., Storie ed architetture intorno ad un antico percorso di Roma: la 'via papalis'; il tratto di via del Governo Vecchio, in: Quaderni del Dipartimento Patrimonio Architettonico e Urbanistico, 1992, nr. 2, pp. 9-48.

VAN GESSEL, H., Pasquino. Spot en satire in Rome, Amsterdam, 2006.

VISCEGLIA, M.A., Il cerimoniale come linguaggio politico su alcuni conflitti di precedenza alla corte di Roma tra cinquecento e seicento, in : BRICE, C., VISCEGLIA, M.A. (ed.), Cérémoniel et rituel à Rome (XVI-XIX siècle), Rome, École française de Rome, 1997, pp.117-176.

WADDY, P., Seventeenth-Century Roman palaces, use and the art of the plan, New York, 1990.

WARD-PERKINS, J.B., Cities of Ancient Greece and Italy : planning in Classical Antiquity, Londen, 1974.

119

WEIL, M., The history and decoration of the Ponte S.Angelo, Pennsylvania, 1974.

WESTFALL, W.C., In this most perfect paradise. Alberti, Nicholas V, and the invention of conscious urban planning in Rome, 1447-55, Pennsylvania, 1974.

WITTKOWER, R., Art and architecture in Italy 1600-1750, Connecticut, 1999.

WITTKOWER, R., Carlo Rainaldi and the Roman architecture of the Full Baroque, in: The Art Bulletin, 1937, vol. 19, nr. 2, pp. 242-313.

ZUCCARI, A., I rituali del Giubileo, in: La storia dei Giubilei. 1600-1775, III, Firenze, 1999, pp. 84-129.

Internet

The Interactive Nolli Map of Rome website: http://nolli.uoregon.edu/ (2006-2007)

Leonardo Bufalini, Plan van Rome, 1551: http://www.iath.virginia.edu/rome/bufalini.html (2006-2007)

Lanciani, Forma Urbis Romae (1893-1901): http://sights.seindal.dk/sight/290_Lanciani_Forma_Urbis_Romae.html (2007)

Microsoft Live Search: http://local.live.com (2007)

120