Goed Bestuur in De West
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
GOED BESTUUR IN DE WEST Institutionele en maatschappelijke beperkingen voor goed bestuur in de Caribische rijksdelen Omslagontwerp: Proefschriftmaken.nl || Printyourthesis.com Gedrukt door: Proefschriftmaken.nl || Printyourthesis.com Uitgegeven door: Uitgeverij BOXPress, Oisterwijk ISBN 978-90-8891-250-4 Behoudens uitzondering door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende(n) op het auteursrecht, zijnde de uitgeefster van deze uitgave, door de rechthebbende(n) gemachtigd namens hem (hen) op te treden, niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto- kopie, microfilm of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of gedeel- telijke bewerking. GOED BESTUUR IN DE WEST Institutionele en maatschappelijke beperkingen voor goed bestuur in de Caribische rijksdelen GOOD GOVERNANCE IN ‘THE WEST’ Institutional and social Constraints of Good Governance in the Caribbean Parts of the Dutch Kingdom (with a summary in English) Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit Utrecht op gezag van de rector magnificus, prof.dr. G.J. van der Zwaan, ingevolge het besluit van het college voor promoties in het openbaar te verdedigen op vrijdag 17 juni 2011 des ochtends te 10.30 uur door Oberon Nauta geboren op 21 oktober 1974, te Texel Promotor: Prof.dr. P. Verweel VOORWOORD EN DANKBETUIGING Dit proefschrift gaat over goed bestuur in de West. Een onderwerp wat mij bij toeval is komen aanwaaien. Letterlijk ook, want het was dezelfde wind die Johannes van Walbeeck in 1634 tot waanzin dreef die mij in 1999 naar Curaçao lokte. Na drie lange jaren zwoegen tussen de studieboeken vond ik een stage in een tropisch windsurfpa- radijs meer dan verdiend. En omdat ik ergens gelezen had dat de noordoost passaat op Curaçao nimmer luwt meldde ik mij voor een stage bij het dagblad Beurs– en Nieuwsberichten in Willemstad. Ze zaten hoog op. De krant was door zijn grootaandeelhouder vol gestopt met schulden waardoor de toko met halve bezetting draaiende gehouden moest worden. Maar dat wist ik toen nog niet. En wat ik ook niet wist, was dat de krant eigenlijk al ten dode was opgeschreven toen ik mijn koffers pakte. Ik heb wel geteld tien dagen op de redactie gewerkt. Op de ochtend van de elfde dag werd ik bij de deur van de krant tegengehouden door een paar potige jongens die in opdracht van de grote baas doende waren de inventaris naar buiten te slepen. Het doek was gevallen voor het dagblad. Maar ook voor de toekomst van verschillende werknemers die al een eeuwigheid op de redactie zaten. Ik ben hun namen vergeten maar niet hun ontreddering die getuigde van het besef dat voor hen een zware tijd zou aanbreken. Hoe zwaar die was bleek toen ik later samen met de gewezen hoofdredactrice een oud-medewerkster bezocht die meer dan 25 jaar op de krant had gewerkt. Ze woonde in een arme buitenwijk van Willemstad en deed in haar eentje de opvoeding van één van haar kleinkinderen. Terwijl een zwarte kip door de rommelige tuin struin- de vertelde ze gelaten dat ze geen nieuw werk gevonden had en verwachtte dat ook niet meer te doen. Ze had geen connecties bij de overheid en was te oud om nog in de commerciële sector aan de slag te gaan. Nu moest ze van de ‘onderstand’ zien rond te komen. Op de terugweg in de auto hoorde ik dat het om een bedrag van omgerekend 125 euro per maand ging. Hoe was het mogelijk dat zich binnen Nederland zulke schrijnende situaties voordeden, vroeg ik mij die avond af. Voor het antwoord op die vraag spoedde ik mij de volgende dag naar de Univer- siteit van de Nederlandse Antillen om lid te worden van de bibliotheek. In mijn ka- mertje op de Witteweg in Otrabanda worstelde ik mij vervolgens door stapels geleen- de boeken heen, waarna ik tot de conclusie kwam dat het mij aan enig historisch besef ontbrak: de Antillen maakten geen deel uit van Nederland en de geschiedenis van Dushi Kòrsou was allerminst zoet. Maar bovenal was ik verbijsterd door het schrille contrast tussen het bon-bini-beeld uit reisgidsjes dat mij naar de West had gelokt en de maatschappelijke en bestuurlijke problemen op de eilanden. Hoe ondoorgrondelijk de situatie in de Caribische rijksdelen werkelijk was, kon ik toen nog niet bevroeden. Maar dat ik er meer van wilde weten stond buiten kijf. Ik gaf mijn stageaspiraties op en startte een afstudeeronderzoek naar de oorzaken van de bestuurlijke problemen op de eilanden in de West. Een onderzoek waarvoor ik uitein- delijk talloze mensen zou spreken en waarvoor ik alles las wat los en vast zat in de An- tillenkamer en in de Mongui Maduro Bibliotheek in het landhuis Rooi Catootje. In 2000 studeerde ik zelfs af op het onderwerp. Maar mijn bul was niet het einde van mijn zoektocht: die is doorgegaan tot op de dag van vandaag. Of ik veel wijzer gewor- den ben betwijfel ik echter. Of het moet het besef zijn dat ik als buitenstaander de zaak toch nooit echt zal begrijpen. Een pijnlijk besef, dat tot bescheidenheid noopt en een belangrijke relativering is van al mijn onderzoeksresultaten. Hoe het ook zij, mijn blijvende worsteling met het onderwerp heeft geresulteerd in een aantal publicaties dat in dit boekje gebundeld is tot één geheel. Ik hoop dat ze het bestuurlijke falen in de West in een iets ander licht plaatsen. Ook hoop ik dat dit boekje enkele handreikingen biedt die door politiek en beleid kunnen worden benut om de integriteit van het bestuur in de West beter te waarborgen. Lees en huiver, want het is vaak taaie kost! Dit proefschrift was niet tot stand gekomen zonder de hulp van velen. In de eerste plaats en bovenal ben ik mijn geliefde Tamara dank verschuldigd. Niet alleen speelde zij mij in de hectiek van ons jonge gezinsleven vrij om aan mijn proefschrift te werken, maar ook heeft haar redactionele haviksblik dit boekje behoed voor talloze taalkundige uitglijders en onbegrijpelijke passages. Daarnaast komt Paul Verweel dank toe. Hij was het die mij op het terras van het Avila Beach Hotel inwijdde in het geheime pad van de buitenpromovendus en bereid was mij op dat pad te begeleiden. Zijn enthousiasme voor en kennis van het onder- werp waren voor mij belangrijke stimuli deze weg te gaan. Paula Kibbelaar kan niet onvernoemd blijven. In 2006 stapten wij samen in het ondernemersbootje om een onderzoek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de wacht te slepen. Dat doel slaagde en het onderzoek heeft belangrijk materiaal opgeleverd voor deze dissertatie. Maar de tsunami van fiscale bu- reaucratie die volgde op de gunning van de opdracht moet haar menig slapeloze nacht hebben bezorgd. Ik wil haar daarvoor alsnog mijn welgemeende excuses aanbieden. Maar vooral ook mijn dank betuigen omdat zij mij aanspoorde een promotie op dit onderwerp te verrichten en mij introduceerde bij Paul Verweel. Veel dank ben ik verschuldigd aan de mensen in de West die mij hebben laten delen in hun inzichten over het onderwerp. Hun aantal is te groot om allen apart te noemen. Maar enkelen wil ik toch expliciet vermelden omdat zij bepalend zijn geweest voor de wijze waarop ik tegen het onderwerp ben gaan kijken: Alejandro ‘Jandi’ Paula, Brede Kristensen, Don Mitchell CBE QC en Sir Henry de B. Forde QC. Ook het CBS in Willemstad en daarbinnen Mike Jacobs in het bijzonder ben ik dank verschuldigd. Geheel onbaatzuchtig stelden zij hun censusgegevens voor secun- daire analyse aan mij beschikbaar waardoor ik een belangrijke conclusie van mijn on- derzoek cijfermatig heb kunnen onderbouwen. Verplicht ben ik ook Bianca Kreuning die mij in de eindfase van de promotie re- dactioneel terzijde stond door de tekst nog een keer volledig na te lezen op schrijffou- ten. En verder veel dank voor Marieke van Beurden die de samenvatting -door mij opgesteld in steenkolenengels- na grondige redactie alsnog toegankelijk maakte voor het Engelstalige publiek. Mijn paranimfen Piet van Gennip en Vincent Crone mogen ook niet onvermeld blijven. Het onderwerp zal hun vermoedelijk gestolen kunnen worden maar het feit dat ze mij bij wilden staan op het uur van de waarheid getuigt van vriendschap en noopt tot dankbaarheid. Tot slot wil ik Virginie Mamadouh bedanken. Niet alleen voor het meeschrijven aan het tweede deel van dit boekje. Maar ook voor haar kundige leiding tijdens het schrijfproces van mijn scriptie. Haar kritische vragen en waardevolle suggesties ver- schaften destijds duidelijke academisch kaders en zorgden ervoor dat mijn belangstel- ling voor het onderwerp blijvend postvatte. INHOUD VOORWOORD EN DANKBETUIGING V INTRODUCTIE OP DE DISSERTATIE 11 1. Inleiding 13 2. Goed bestuur: een werkdefinitie 15 3. Opbouw dissertatie 16 4. Methodische verantwoording van het onderzoek 17 5. Beperkingen van de dissertatie 19 DEEL I: CHECKS-AND-BALANCES IN CARIBISCHE BESTUURSSYSTEMEN 21 1. Inleiding deel I 23 2. Checks-and-balances in Aruba en de Nederlandse Antillen 24 2.1 Inleiding 24 2.2 Constitutionele checks-and-balances 24 2.3 checks-and-balances op basis van secundaire wetgeving 29 2.4 Wettelijke controleorganen 40 2.5 Autonome checks-and-balances 61 2.6 Tot slot 65 3. checks-and-balances in Caribisch perspectief 67 4. Barbados 72 4.1 Inleiding 72 4.2 Het staatssysteem van Barbados op hoofdlijnen 73 4.3 De Governor-General 74 4.4 De minister-president 77 4.5 Het parlement 78 4.6 De Service Commissions 85 4.7 De Audit-General (Rekenkamer) 90 4.8 De Ombudsman 93 4.9 Judicial Review (Administratieve rechtspraak) 97 4.10 Tot slot 98 5. Anguilla 101 5.1 Inleiding 101 5.2 Het staatsysteem van Anguilla in hoofdlijnen 103 5.3 Hoger toezicht 105 5.4 De Governor 108 5.5 Het parlement 113 5.6 De Chief Auditor (Rekenkamer) 123 5.7 De Service Commission 125 5.8 Judicial Review (Administratieve rechtspraak) 130 5.9 Tot slot 133 6.