Diversiteit Hoog Houden
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Diversiteit hoog houden Bouwstenen voor een geïntegreerd natuurbeheer E.J. Weeda W.A. Ozinga G.A.J.M. Jagers op Akkerhuis Alterra-rapport 1418, ISSN 1566-7197 Uitloop 0 lijn 20 mm 15 mm 10 mm 5 mm 0 15 mm 0 84 mm 0 195 mm Diversiteit hoog houden In opdracht van LNV Directie Wetenschap en Kennisoverdracht, BO-cluster EHS thema Biodiversiteit (BO- 02-002).2 Alterra-rapport 1418 Diversiteit hoog houden Bouwstenen voor een geïntegreerd natuurbeheer E.J. Weeda W.A. Ozinga G.A.J.M. Jagers op Akkerhuis m.m.v. specialisten van EIS-Nederland Alterra-rapport 1418 Alterra, Wageningen, 2006 REFERAAT Weeda, E.J., W.A. Ozinga & G.A.J.M. Jagers op Akkerhuis 2006. Diversiteit hoog houden; bouwstenen voor een geïntegreerd natuurbeheer. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1418. 246 blz.; 29 fig.; 13 tab.; 243 ref. Instandhouding van de Nederlandse biodiversiteit vergt kennis van een bonte verscheidenheid aan organismen, die zeer uiteenlopende, soms onderling conflicterende eisen aan hun omgeving stellen. Dit rapport biedt een inventarisatie van habitats en milieueisen van bedreigde planten, dieren en zwammen. Ook wordt de historische context van habitats toegelicht, met speciale aandacht voor open milieus en de positieve en negatieve invloed van de mens op hun instandhouding. Behalve bedreigde soorten dient men ook de sleutelsoorten te kennen, die hetzij de ontwikkeling van een habitat beïnvloeden (bouwmeesters), hetzij de mogelijkheden voor andere bewoners van het habitat bepalen (herbergiers). De ‘Klaverbladmethode’ wordt gepresenteerd als een manier om milieueisen van soorten en kenmerken van habitats met elkaar te vergelijken. Trefwoorden: biotoop, Dauwbraamlandschap, duingrasland, geleedpotigen, habitat, klaverblad- methode, konijn, landschapsvormende processen, open leefmilieus, paddenstoelen, ruderaal, sleutelsoorten, verlanding, zandbinders, zandhagedis, zeeweringen ISSN 1566-7197 Dit rapport is digitaal beschikbaar via www.alterra.wur.nl. Een gedrukte versie van dit rapport, evenals van alle andere Alterra-rapporten, kunt u verkrijgen bij Uitgeverij Cereales te Wageningen (0317 46 66 66). Voor informatie over voorwaarden, prijzen en snelste bestelwijze zie www.boomblad.nl/rapportenservice. © 2006 Alterra Postbus 47; 6700 AA Wageningen; Nederland Tel.: (0317) 474700; fax: (0317) 419000; e-mail: [email protected] Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. 4 Alterra-rapport 1418 [Alterra-rapport 1418/12/2006] Inhoud Woord vooraf 9 Samenvatting 11 1 Inleiding 13 1.1 Achtergrond en kennisvragen 13 1.2 Aanpak 16 2 Historische plaatsbepaling: het aanbod aan open leefmilieus in Nederland 19 2.1 Een verwarde geschiedenis van slechts 12.000 jaar 19 2.2 Progressieve en regressieve vegetatieontwikkeling 20 2.3 Kaders waarbinnen open leefmilieus ontstaan 23 2.3.1 Eerste kader: landschapsvormende processen 25 2.3.2 Tweede kader: menselijke activiteiten 25 2.3.3 Derde kader: natuurbehoud 26 3 ‘Natuur’ als vitaal element in de vroegere economie 29 3.1 Natuur als voormalig hulpbronnenland 29 3.2 Diversiteit in relatie tot het oogsten van biomassa 31 3.3 Chemische schaarste opgeheven, biologische schaarste ontstaan 34 3.4 Postcultuurland als referentie voor natuur 35 3.5 Biologische soortenrijkdom: een veelheid aan gespecialiseerde organismen 36 4 Habitats, sleutelsoorten en bedreigde soorten 39 4.1 Woonplaatsen van planten, dieren en zwammen 39 4.1.1 Biotoop en habitat 39 4.1.2 Steen, hout, mest: onherbergzaam voor vaatplanten, leefwereld van andere organismen 40 4.2 Sleutelsoorten: bouwmeesters en herbergiers 42 4.3 Bouwmeesters van de kust 43 4.3.1 Zandbinders en een oeverwalbouwer 44 4.3.2 Spelers op het kantelpunt tussen sedimentatie en erosie 46 4.3.3 Inspelen op erosie 48 4.3.4 Zandworp in begroeid duin: het Dauwbraamlandschap 50 4.3.5 Zandbinders als herbergier 53 4.3.6 Duingrasland: herbergiers blijven, gasten verdwijnen 57 4.3.7 De kunstmatige harde kust, een menselijk geschenk aan de Nederlandse biodiversiteit 62 4.4 Sleutelplanten van de verlanding 65 4.4.1 Water vullen met een spons 65 4.4.2 Water in een netwerk vangen 66 4.4.3 Water begaanbaar maken 68 4.5 Lijst van habitats met een omschrijving van hun bedreigde inventaris 71 4.5.1 Zoute gronden 72 Alterra-rapport 1418 5 4.5.2 Duinvoet 73 4.5.3 Zeereep 73 4.5.4 Duinstruwelen 74 4.5.5 Duinvalleien 75 4.5.6 Duingraslanden 75 4.5.7 Zeeweringen 77 4.5.8 Brakke wateren 77 4.5.9 Stromend water 78 4.5.10 Zoetwaterplassen 78 4.5.11 Zoetwaterpoelen 79 4.5.12 Zachte wateren 79 4.5.13 Brongebieden 79 4.5.14 Voedselrijke moerassen 80 4.5.15 Mesotrofe moerassen 80 4.5.16 Levend hoogveen 80 4.5.17 Natte heiden 81 4.5.18 Natte schraallanden 81 4.5.19 Natte beemden 82 4.5.20 Zandverstuivingen 83 4.5.21 Droge heiden 83 4.5.22 Droge schraallanden 84 4.5.23 Overstromingsvlakten 84 4.5.24 Kleigraslanden 85 4.5.25 Dijken 85 4.5.26 Stroomdalgraslanden 86 4.5.27 Kalkgraslanden 86 4.5.28 Muren 87 4.5.29 Ruderale terreinen 87 4.5.30 Akkers 88 4.5.31 Doornheggen 88 4.5.32 Bosranden 89 4.5.33 Vrijstaande bomen 90 4.5.34 Ooibossen 91 4.5.35 Broekbossen 91 4.5.36 Naaldbossen 92 4.5.37 Arme loofbossen 92 4.5.38 Rijke loofbossen 92 4.5.39 Hellingbossen 93 4.6 Waar leven de meeste bedreigde soorten? 94 5 Bestaansvoorwaarden van dieren, speciaal geleedpotigen 97 5.1 Overzicht van dierfyla met vertegenwoordigers op het land 97 5.1.1 Platwormen (Platyhelminthes) 97 5.1.2 Aaltjes (Nematoda) 98 5.1.3 Weekdieren (Mollusca) 98 5.1.4 Ringwormen (Annelida) 98 5.1.5 Geleedpotigen (Arthropoda) 99 5.1.6 Gewervelden (Chordata: Vertebrata) 99 6 Alterra-rapport 1418 5.2 Overzicht van groepen binnen de geleedpotigen 99 5.3 Milieu-eisen van spinachtigen (Chelicerata) 102 5.3.1 Spinnen (Araneae) 102 5.3.2 Hooiwagens (Opilionida) 103 5.4 Milieu-eisen van kreeftachtigen (Crustacea) 105 5.4.1 Watervlooien en kieuwpootkreeften (Branchiopoda) 105 5.4.2 Op het land levende pissebedden (Isopoda) 107 5.5 Milieu-eisen van duizendpootachtigen (Myriapoda) 108 5.5.1 Duizendpoten (Chilopoda) 108 5.5.2 Miljoenpoten (Diplopoda) 108 5.6 Milieu-eisen van ‘primitieve’ insectengroepen 110 5.6.1 Libellen (Odonata) 110 5.6.2 Oorwormen (Dermaptera) 111 5.6.3 Sprinkhanen en krekels (Orthoptera) 112 5.6.4 Wantsen (Hemiptera: Heteroptera) 113 5.7 Milieu-eisen van kevers (Coleoptera) 115 5.7.1 Loopkevers (Carabidae) 115 5.7.2 Scydmaenidae en knotskevers (Staphylinidae: Pselaphinae) 116 5.7.3 Snuitkevers (Curculionoidea, excl. Scolytidae en Platypodidae) 118 5.7.4 Bladhaantjes (Chrysomelidae) 123 5.8 Milieu-eisen van schorpioenvliegen (Mecoptera) 123 5.8.1 Sneeuwspringers (Boreidae) 123 5.9 Milieu-eisen van vliegen (Diptera: Brachycera) 124 5.9.1 Wapenvliegen (Stratiomyidae) en Xylomyidae 124 5.9.2 Dazen (Tabanidae) 126 5.9.3 Zweefvliegen (Syrphidae) 127 5.9.4 Prachtvliegen (Ulidiidae) 128 5.9.5 Boorvliegen (Tephritidae) 130 5.9.6 Sluipvliegen (Tachinidae) 131 5.10 Milieueisen van kokerjuffers (Trichoptera) 132 5.11 Milieu-eisen van vlinders (Lepidoptera) 134 5.11.1 Vedermotten en Twaalfvederige vedermotten (Pterophoridae en Alucitidae) 134 5.11.2 Halofiele vlinders 136 5.12 Milieu-eisen van angeldragers (Hymenoptera: Aculeata) 137 5.12.1 Algemene opmerkingen over de goudwespachtigen (Chrysidoidea) 137 5.12.2 Platkopwespen (Bethylidae) 138 5.12.3 Goudwespen (Chrysididae) 139 5.12.4 Tangwespen (Dryinidae) 141 5.12.5 Peerkopwespen (Embolemidae) 143 5.12.6 Mieren (Formicidae) 143 5.12.7 Spinnendoders (Pompilidae) 145 5.12.8 Bijen (Apoidea) 146 Alterra-rapport 1418 7 6 Bestaansvoorwaarden voor paddenstoelen 149 6.1 Inleiding 149 6.1.1 Diversiteit ontleed in functionele groepen 149 6.1.2 Rode Lijst paddenstoelen 149 6.2 Bestaansvoorwaarden per functionele groep 150 6.2.1 Houtafbrekers en houtparasieten 150 6.2.2 Strooisel- en humusafbrekers (bodemsaprofyten) 153 6.2.3 Mycorrhizapaddenstoelen 157 7 Een klaverblad op het kruispunt van natuur en beheer 161 7.1 Inleiding 161 7.2 Hoe werkt de klaverbladmethode? 161 7.3 Stap 1: Vertaling van ecologische dimensies naar noodzakelijke voorwaarden voor soorten en terreintypen 164 7.4 Stap 2 voor Soorten: inventarisatie van belangrijke soorteigen relaties 165 7.4.1 Levenscyclus-stadia 165 7.4.2 Soort-eigen relaties: Invulling van de vier basisdimensies 166 7.4.3 Beoordeling van meerdere soorten tegelijk 167 7.4.4 Een voorbeeld: de zandhagedis 167 7.5 Gecombineerd beheer 171 7.6 Samenvatting en conclusies hoofdstuk 7 172 Literatuur 173 Bijlagen 1 Tabellen 191 8 Alterra-rapport 1418 Woord vooraf Das æsthetische Wiesel Ein Wiesel saß auf einem Kiesel inmitten Bachgeriesel. Wißt ihr weshalb ? Das Mondkalb verriet es mir im Stillen : Das raffinier- te Tier tat’s um des Reimes willen. Uit : Christian Morgenstern, Galgenlieder Doelsoorten en doeltypen zijn uit het huidige natuurbeleid en natuurbeheer niet weg te denken. De ideale doelsoort werd ruim een eeuw geleden neergezet door de Duitse dichter Christian Morgenstern: een wezel die in een beoogd habitat zit – een ruisende beek met kiezels – omdat de wet (der esthetica) dat wil. Tot dusver blijken de doelsoorten van het Nederlandse natuurbeleid veeleer een Kruiwagen vol Kikkers dan een Vereniging van Esthetische Wezels te vormen. De Directie Wetenschap en Kennisoverdracht (thans Directie Kennis) van het Ministerie van Landbouw, Voedselkwaliteit en Natuurbeheer vroeg daarom een rapport over bedreigde soorten in relatie tot habitat en vegetatie, in het kader van het BO-cluster EHS thema Biodiversiteit (BO-02-002).