Architectuurtraktaten in de Utrechtse 24 universiteitsbibliotheek: de Architectura moderna van 1631 koen ottenheym

De Utrechtse universiteitsbibliotheek bezit een prachtige collectie originele architectuurtraktaten uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. Deze bijzondere en ten dele zeldzame oude drukken zijn afkomstig van de voormalige bibliotheek van het Kunst- historisch Instituut, die in 1985 in de huidige Letterenbibliotheek is opgegaan. Sinds 2008 is deze collectie ondergebracht bij de afdeling Bijzondere Collecties van de ub. De collectie zelf is niet zo oud. Het merendeel van de werken is in de twintigste eeuw aangeschaft, vooral ná 1947 toen Murk Ozinga als eerste hoogleraar in de geschiedenis van de bouwkunst in Utrecht werd benoemd. In die periode waren dergelijke boeken nog vrij eenvoudig en voor weinig geld op boekenmarkten en bij antiquariaten verkrijgbaar. Als onderdeel van de kunsthistorische collectie zijn deze werken tot op de dag vandaag onmisbaar voor onderwijs en onderzoek. Het zijn de meest directe bronnen, waarmee de verschijningsvormen en theorieën van de bouwkunst uit vroegere eeuwen kunnen doorgronden.

eze boeken over architectuur neerde. Vitruvius was een Romeinse architect uit dienden oorspronkelijk echter een de tijd van keizer Augustus. Over zijn leven en ander doel. Het waren leerboeken, werk is nauwelijks iets bekend, maar met zijn hulpmiddelen of inspiratiebron- geschrift De Architectura libri decem verwierf hij nen bij het bedenken en ontwer- onsterfelijke roem (afbeelding 1). Hierin behandelt pen van nieuwe gebouwen. Er hij niet alleen de tempelbouw en het correct ge- zijn vele soorten architectuurboeken, van theo- bruik van de verschillende zuilenorden maar ook retische uiteenzettingen over principes van het aspecten van de stedenbouw, verschillende typen architectonische ontwerp tot voorbeelden voor woonhuizen, militaire architectuur, bouwmateria- enkele details van de klassieke bouworden. De len en enkele andere ingenieursvaardigheden. boeken verschenen in allerhande formaten, van Dit is het enige compleet overgeleverde ge- kleine, handzame zakformaten tot zware folio’s, al schrift over architectuur uit de antieke oudheid. dan niet geïllustreerd. Niet al deze boeken zullen Sinds de vijftiende eeuw gold het daarom als een direct naast de tekentafels van architecten hebben soort bijbel voor architecten en architectuurlief- gelegen. Uit inventarislijsten is bekend dat de meer hebbers, die de ware aard van de klassieke bouw- ontwikkelde bouwmeesters inderdaad zelf een kunst wilden doorgronden en opnieuw wilden toe- collectie voorbeeldboeken in huis hadden. Voor de passen. De tekst van Vitruvius is echter niet overal minder geschoolde ambachtslieden, die het gros even duidelijk, ten dele door de gekozen terminolo- van de bouwproductie met bijhorende ontwerpen gie maar vooral omdat de oorspronkelijke afbeel- voor hun rekening namen, waren er speciale ver- dingen in de loop van de overlevering verloren zijn eenvoudigde uitgaven op de markt in pocketfor- geraakt. Evenals bij de Bijbel het geval is, bestond maat. De grote folio’s en prachtedities met prent- er bij Vitruvius’ De architectura dringend behoefte werk van bestaande en nog te bouwen huizen en aan exegese. Leon Battista Alberti’s De re aedificato- paleizen waren vooral voor de vele liefhebbers van ria, voltooid rond 1452 en voor het eerst in druk uit- de bouwkunst in de kringen van edellieden en gegeven in 1485, geldt als eerste van een lange reeks gegoede burgerij. geschriften van geleerde humanisten/architecten die de leer van Vitruvius wensten uit te leggen of Een stamboom van leerboeken aan te vullen (afbeelding 2). Bovendien verschenen Met enige goede wil is het mogelijk al deze ver- er vanaf de zestiende eeuw verschillende vertalin- schillende architectuurtraktaten uit de zestiende, gen van Vitruvius’ tekst waarbij de ontbrekende zeventiende en achttiende eeuw in een gezamenlijk afbeeldingen door eigentijdse illustraties werden stamboom te ordenen. De centrale ‘stam’ van deze aangevuld. De tekst van Vitruvius, in verschillende ordening is de traditie van het Vitruvianisme, vertalingen en edities, vormt de stam van het orde- de leer van Vitruvius, die in deze drie eeuwen de ningsschema waaraan de overige soorten architec- ideeën over de ware aard van de bouwkunst domi- tuurpublicaties zijn ontsproten.

[ 174 ] bijzonder onderzoek 1 Vitruvius, De architectura libri decem (1550) (Utrecht ub, aa qu 14).

2 Alberti, Libri de re aedifica- toria decem (1512) (Utrecht ub, aa qu 33 rariora).

3 Serlio, Reglen van metsel- rijen op de vijve manieren van edificien (1549) (Utrecht ub, lbkun: Rar r Serlio fol 2 conv 4), Palladio, i quattro libri dell’architet- tura (1570) (Utrecht ub, lbkun: Rar r Palladio 1 2) en Scamozzi, Grontregelen der bow-const (1640) (Utrecht ub, lbkun: Rar r Scamozzi fol 3).

hemel en aarde [ 175 ] De eerste groep traktaatschrijvers, met name tiende eeuw in talloze grote en sterk vereenvoudig- uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw, hand- de edities in heel Europa gebruikt. In de zeventien- haaft de veelzijdigheid van Vitruvius. Het gaat de eeuw verschenen er ook vergelijkbare boekjes hierbij om de publicaties van Sebastiano Serlio met de zuilen volgens Palladio en Scamozzi, eigen- (deelpublicaties vanaf 1537), lijk een soort uittreksels uit hun grote allesomvat- (i quattro libri dell’architecttura, 1570) en Vincenzo tende architectuurpublicaties. Om overzicht in al Scamozzi (L’Idea della architettura universale, 1615) deze verschillende varianten van de zuilenorden (afbeelding 3). Zij schenken naast de vijf zuilen- te krijgen, verschenen er bovendien vergelijkende orden ook aandacht aan eigen ontwerpen voor zuilenboeken, zoals dat van Fréart de Chambray burgerlijke bouwkunst, kerken, stedenbouw, uit 1650. In de achttiende eeuw leidde de ‘heront- bouwmaterialen en schoorsteenmantels en andere dekking’ van de Griekse oudheid bovendien tot interieurdetails. Ook eigen reconstructies van nieuwe publicaties waarin de voorbeelden van belangrijke antieke bouwwerken in Rome en Griekse zuilen werden opgenomen in het tradi- omstreken worden in deze boeken opgenomen, tionele zuilenschema. waarvoor eigen opmetingen de grondslag vorm- Naast de zuilenboeken verschenen er sinds de den. De antieke voorbeelden dienen als directe zeventiende eeuw ook praktische leerboeken over illustratie van Vitruvius’ theorie, met de voorbeel- allerhande technische zaken, vooral met meester- den van eigen ontwerpen wil men tonen hoe de werken van timmermanskunst waarin ingewikkel- ontwerpprincipes van de oudheid in de eigen tijd de kapconstructies werden uitgelegd. Een soort kunnen worden toegepast. leerstof, duidelijk voor een ander publiek, boden Terwijl in de werken van Serlio, Palladio en de ‘zuiver wetenschappelijke’ architectuurteksten Scamozzi verschillende aspecten van de bouwkunst waarin het wezen van de bouwkunst werd uitge- zijn ondergebracht, verschijnen er vanaf van de plozen en waarin zo mogelijk universeel geldende zestiende eeuw ook gespecialiseerde boekwerken ontwerp- en bouwprincipes werden geformuleerd. waarin slechts één aspect wordt behandeld. Deze boeken ontstonden vooral in de kringen van In grote lijnen zijn deze te onderscheiden in: geleerde liefhebbers, of, zoals in Frankrijk, aan de architectuuracademies. - zuilenboeken, De antieke oudheid bleef gedurende dit hele - leerboeken (verder onder te verdelen in techni- tijdvak een onuitputtelijke bron van inspiratie. sche- en theoretische leerboeken), Zowel Serlio als Palladio wijdden hieraan een deel - voorbeelden van antieke gebouwen van hun werk. Tegelijkertijd kwam in de zestiende - eigentijdse bouwkunst (onder te verdelen in eeuw een reeks prentuitgaven op gang van opme- prentwerk van bestaande gebouwen van ver- tingen van individuele gebouwencomplexen, zoals schillende architecten en publicaties van eigen de thermen van Diocletianus terwijl met name in ontwerpen, al dan niet uitgevoerd). de achttiende eeuw nieuwe bronnen van de antieke bouwkunst werden ontsloten, zoals de ruïnes van Reeds Serlio had een deel van zijn publicatie gewijd Athene door Stuart en Revett, of nog exotischer, die aan de vijf zuilenorden (zijn Boek Vier uit 1537), van Palmyra door Robert Adam. Toscaans, Dorisch, Ionisch, Korinthisch en Compo- Serlio was in 1537 de eerste die zijn eigen ont- siet, evenals Palladio en Scamozzi nadien. Blijkbaar werpen een plaats gaf in een algemeen architec- genoot dit aspect van de classicistische architec- tuurleerboek, als voorbeelden van de toepassing tuur, zoals die in de renaissance in Italië was ont- van de klassieke zuilenorden bij eigentijdse gebou- wikkeld, zo’n grote belangstelling dat er vanaf het wen. Ook Palladio en Scamozzi illustreerden hun midden van de zestiende eeuw ook zelfstandige boeken ruimschoots met eigen ontwerpen voor zuilenboeken werden uitgegeven. Hierin stond villa’s en stadspaleizen. Naast de uitgaven van één niet zozeer de Vitruviaanse ontwerptheorie voorop architect verschenen er vanaf de zestiende eeuw maar alleen de zuilenorden in hun exacte propor- ook prentwerken waarin het werk van meerdere ties en eventueel met verschillende variaties voor bouwmeesters werd voorgesteld. Hierbij ging het de decoratie ervan (zoals de talloze prentreeksen die meestal om een groep gebouwen die op een of Hans Vredeman de Vries tussen circa 1560 en 1600 andere manier, hetzij geografisch, hetzij als bouw- publiceerde). Vignola’s Regola degli cinque ordini d’ type, een duidelijke samenhang hadden. Het publi- architettura uit 1562 is één van de belangrijkste wer- ceren van eigen – al dan niet gerealiseerde – ont- ken in deze soort. Zijn werk werd tot in de negen- werpen werd hiermee een vast onderdeel in de

[ 176 ] bijzonder onderzoek architectuurpublicaties. Een sleutelmoment in de Nederlandse bijdrage aan deze ontwikkeling is de Architectura moderna uit 1631, die hieronder in detail wordt voorgesteld.

De Architectura moderna van 1631 In 1631 verscheen in een bijzonder architectuurboek, genaamd Architectura moderna ofte bouwinge van onsen tyt (afbeelding 4). Het bevat 44 gravures met bekende en minder bekende gebouwen die in de voorgaande decennia in Amsterdam en enkele andere plaatsen waren verre- zen, de meeste naar ontwerp van de beeldhouwer en architect Hendrick de Keyser (1565-1621), zoals de drie nieuwe stadskerken van Amsterdam, de Zuider-, de Noorder- en de , het Stad- huis van Delft en het praalgraf van Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk in diezelfde stad. Het boek besluit met vier ontwerpen van de jongere generatie architecten, onder wie twee zonen van Hendrick de Keyser. De Architectura moderna was voor de Nederlanden een unieke publicatie. Nooit eerder was er een boek verschenen dat geheel gewijd was aan daadwerkelijk uitgevoerde, eigen- tijdse bouwkunst in Holland. Volgens de tekst op het frontispies van het boek waren de besproken werken tot stand gebracht door Hendrick de Key- ser, ‘Beelthouwer en Boumeester der stadt Amster- dam’, en Cornelis Danckerts, ‘Mr Metselaer en Bou- meester der voors. stadt’. Portretbustes van beiden sieren het frontispies, omgeven door genieën die hun de loftrompet steken.

Totstandkoming van de uitgave De Architectura moderna werd uitgegeven door Cor- nelis Danckerts van Sevenhoven (1604-1656), een neef van Cornelis ii Danckerts. Volgens het testa- ment van Barbara van Wildere, de weduwe van 4 Hendrick de Keyser, had de oudste zoon Pieter de De Keyser, want op de Zuiderkerk (afbeeldingen 5 Titelpagina van Salomon de Keyser alle nagelaten tekeningen van zijn vader en 6) en twee woonhuizen na, zijn er geen gebou- Bray, Architectura moder- geërfd. Men kan zich voorstellen dat de zonen van wen van vóór 1615 in de Architectura moderna opge- na ofte Bouwinge van De Keyser de originele bouwtekeningen van hun nomen. De samenstellers van het boek waren zich onsen tyt bestaende in vader, die nog in de werkplaats aanwezig waren, daar ook van bewust, want in het besluit van het verscheyde soorten van hebben laten graveren. Deze hypothese kan verkla- eerste deel wordt de lezer in de nabije toekomst een gebouwen (1631) (Utrecht ren waarom sommige zeer belangrijke stedelijke vervolg beloofd waarin de ontbrekende werken ub, aa fol 9). gebouwen, die aantoonbaar door De Keyser zijn zouden worden opgenomen: ‘Zijt verseeckert dat ontworpen (zoals de Beurs, het Oost-Indisch Huis wij eerlangh sullen vinden gheleghentheydt omme en de Waag in Hoorn), níet in de Architectura moder- bij dese te vervoeghen alle wercken, den welcken na zijn opgenomen. De keuze wat daarin wel en ghij bemerckt al hier van onsen Bouw-meester te wat niet is afgebeeld, is dan bepaald door de toeval- ontbreecken’.Van deze vervolguitgave is echter lige omstandigheid of er rond 1630 nog tekeningen nooit meer wat vernomen. van beschikbaar waren. En blijkbaar waren dat Sommige details op de prenten in de Architectura vooral de werken uit de laatste zes levensjaren van moderna wijken af van de uitgevoerde toestand zo-

hemel en aarde [ 177 ] 5 als die nu nog is te zien of zoals we die van latere nagevolgd. Een andere overeenkomst is de grote Zuiderkerk (interieur) Salo- afbeeldingen van de betreffende gebouwen ken- belangstelling voor poortontwerpen. Zoals in het mon de Bray, Architectura nen. Blijkbaar beschikte men bij het samenstellen volgende hoofdstuk duidelijk zal worden, bestaat moderna ofte Bouwinge van het boek rond 1630 niet meer in alle gevallen in deze periode grote aandacht voor de modernise- van onsen tyt bestaende in over de tekeningen van het definitieve ontwerp en ring van het ornament en poorten zijn bij uitstek verscheyde soorten van zijn er voorontwerpen als voorbeeld voor de druk- geschikt om dat te tonen. gebouwen (1631) (Utrecht platen gebruikt. Ook dit versterkt de indruk dat de ub, aa fol 9). samenstelling van de Architectura moderna niet op De begeleidende teksten een afgewogen keuze berust, maar eerder bepaald is De 44 prenten in de Architectura moderna worden in door het materiaal dat in de nalatenschap van De de eerste druk voorafgegaan door 27 pagina’s tekst. Keyser voorhanden was. Na een opdracht van de uitgever aan de burge- De vormgeving van het boek is nadrukkelijk meesters opent het boek met een vijf pagina’s lang gemodelleerd naar het beroemde architectuurboek voorwoord tot de lezer( ‘Aen den Leser’) met een van Vignola, Regola delli cinque ordini d’architettura, geschiedenis van de bouwkunst door Salomon de dat in 1562 voor het eerst was uitgegeven en nadien Bray. De laatste veertien pagina’s van het tekstge- verschillende malen was herdrukt, onder meer in deelte zijn gereserveerd voor de bijschriften bij de 1617 in Amsterdam in een vijftalige editie. Behalve gravures. In deze teksten wordt soms uitvoerig en de vijf zuilenorden en bijhorende details bevat dit soms beknopt toelichting gegeven op het ontwerp boek ook prenten van enkele poorten van Miche- en de bouwgeschiedenis. Vrijwel altijd wordt hier langelo en van Vignola zelf. Bij het aanzicht van ook onder woorden gebracht wat het werk van deze poorten zijn soms ook de plattegrond en/of Hendrick de Keyser in het betreffende voorbeeld zo een zijaanzicht bijgevoegd. Het is precies deze pre- bijzonder maakt. Deze tekstjes lijken op het eerste sentatievorm die in de Architectura moderna wordt gezicht tamelijk obligate aanprijzingen. Bij nadere

[ 178 ] bijzonder onderzoek 6 Zuiderkerk (exterieur) Salo- mon de Bray, Architectura moderna ofte Bouwinge van onsen tyt bestaende in verscheyde soorten van gebouwen (1631) (Utrecht ub, aa fol 9).

hemel en aarde [ 179 ] beschouwing blijken ze echter een zeldzame bron principes waarmee hemel en aarde zijn geschapen. voor een beter begrip van de waardering door de Schoonheid is hier geen subjectief begrip dat al naar tijdgenoten van De Keyser voor deze vorm van gelang de smaak kan verschillen, maar het resultaat architectuur. Zo krijgen wij nu, vier eeuwen later, van de harmonie van proporties. Bouwkunst is zijns een beeld van de criteria waarmee in het eerste inziens dan ook geen ambacht maar een weten- kwart van de zeventiende eeuw de artistieke waar- schap. De waardigheid van de bouwkunst zou blij- de van de bouwkunst werd bepaald. ken uit de hoge achting die deze in het verleden Hendrick de Keyser wordt geprezen vanwege heeft genoten van grote vorsten en staatshoofden. zijn talent om de gangbare, bekende ornamentiek God zelf zou geëerd willen worden door middel van te overstijgen en nieuwe, nog nooit eerder getoon- perfecte architectuur. de architectuurvormen en details toe te passen. De De klassieke bouwkunst had volgens De Bray auteur van deze uitleg bij de prenten is onbekend. zijn oorsprong niet in het antieke Griekenland Het is echter wel duidelijk dat degene die de bij- maar in de bijbelse oudheid. De Ark van Noach schriften heeft verzorgd goed thuis was in de archi- en de Heilige Hut van Mozes in de woestijn zouden tectuurwereld ten tijde van Hendrick de Keyser. We de eerste goddelijk geïnspireerde werken zijn. zouden hier bijvoorbeeld kunnen denken aan één Het sleutelmonument was evenwel de Tempel van de zonen van De Keyser of aan de uitgever zelf. die koning Salomon op goddelijke aanwijzing in In tegenstelling tot wat veelal wordt aangenomen, Jeruzalem had laten bouwen. Deze was de oor- lijkt het onwaarschijnlijk dat Salomon de Bray ver- sprong van de ‘ware’ bouwkunst, zoals die later antwoordelijk was voor de hele tekst en de samen- ook in Griekenland en in Rome tot grote bloei stelling van de Architectura moderna. kwam. Evenals Vitruvius beschouwt De Bray de architectuur als de hoogste aller kunsten, waarbij Het voorwoord tot de lezer van Salomon de Bray de architect als kunstenaar boven de ambachten Salomon de Bray (1597-1664) was een schilder staat. De wiskundige ordening van de schepping en architect uit Haarlem. Samen met Jacob van zou haar weerklank vinden in de proporties van de Campen was hij in de tweede helft van de jaren bouwkunst en de vijf zuilenorden waren hiervan de twintig van de zeventiende eeuw verantwoordelijk bouwstenen. Met deze vormentaal van de vijf klas- voor de introductie van de classicistische architec- sieke zuilenorden trachtte men de ‘absolute’, wis- tuur volgens Palladio en Scamozzi in de Republiek. kundige schoonheid te visualiseren en daarom zou In tegenstelling tot Hendrick de Keyser en zijn het uit den boze zijn om hierin veranderingen aan generatie streefden deze jonge classicisten niet naar te brengen, uit onkunde of omwille van de behoefte steeds weer nieuwe inventies in de architectuur, aan nieuwigheid. maar naar een terugkeer naar de ‘zuivere’ regels Deze ideeën waren niet geheel nieuw. Ook in het van de antieken. Deze waren in de oudheid op traktaat van Vincenzo Scamozzi uit 1615, dat met schrift gesteld door Vitruvius en in het recente zoveel aandacht door De Bray moet zijn bestudeerd, verleden in Italië in aangepaste vorm opnieuw in komen vergelijkbare passages voor, in het bijzonder de praktijk gebracht door onder meer Palladio en de nadruk op de onveranderlijkheid van de ‘ware’ Scamozzi. Terwijl in Amsterdam de publicatie van architectuur en het streven naar perfecte zuiverheid de Architectura moderna werd voorbereid, ontwierp in plaats van het zoeken naar steeds nieuwe varia- De Bray een nieuwe vleugel voor Kasteel Warmond, ties van de zuilenorden. Evenals Scamozzi waar- één van de vroege voorbeelden van deze nieuwe, schuwt De Bray ervoor dat dit leidt tot verval van de strengere architectuur in Holland. Zijn belangrijk- schoonheid en tot ordeloosheid als die van de ‘Van- ste bijdrage aan de Architectura moderna is terecht dalen’ en de ‘Goten’. De lezer wordt geacht het ver- ook als een manifest omschreven. De Bray wil schil te zien tussen ‘schikkelijke’ (correcte) en ‘bar- immers met deze tekst, die volgens de regels van de barische’ gebouwen, die wij nu ‘gotisch’ noemen. klassieke retorica is opgesteld, de lezer overtuigen Volgens De Bray had de ware bouwkunst op mathe- van de ouderdom, de waarheid en de waardigheid van matische grondslag (‘ware redenen der wis-kon- de ‘ware’ bouwkunst, dat wil zeggen van de traditie stigh Bouwinge’) hier pas recent zijn rentree van het classicisme. De ouderdom van de bouw- gemaakt. Zijns inziens was het dus een vergissing kunst wordt duidelijk uit de beschrijvingen van deze als iets nieuws af te schilderen, want het ging gebouwen in de Bijbel, uit de antieke teksten en uit hier nadrukkelijk om het herstel van een nog oude- de eerbiedwaardige antieke ruïnes. Waarheid ont- re bouwkunst, ‘waaruyt oock de dolinghe en het leent de bouwkunst aan dezelfde mathematische ghemeen gevoelen is ontstaen, de outste wyse van

[ 180 ] bijzonder onderzoek Bouwen, rechts als een nieuwheydt te houden’. niet veranderd. De editie van 1641 is verrijkt met De Bray schreef zijn tekst in 1630, negen jaar na twee gravures van de plattegrond en het aanzicht de dood van Hendrick de Keyser, in de tijd dat hij van een achthoekige kerk, die in 1628 was ontwor- zelf met Van Campen bezig was met de eerste expe- pen door Hendrick Danckerts, een broer van de rimenten in de toepassing van de regels van het vroegere stadsmetselaar Cornelis ii Danckerts (en classicisme van Scamozzi. Zijn introductie tot de even als deze een oom van de uitgever). Architectura moderna zegt dan ook meer over de Ook later bleven de afbeeldingen van de Architec- nieuwe ontwikkelingen in de Hollandse bouw- tura moderna in Amsterdam gewild. De platen van kunst dan over het werk van De Keyser. De nieuwe de woonhuisgevels zijn kort na de heruitgave geko- generatie architecten is in de Architectura moderna pieerd en toegevoegd aan het fors uitgevallen aan- vertegenwoordigd met werken van Hendricks hangsel van de Amsterdamse Vignola-edities van zonen Pieter en , Hans van Steen- 1642, 1645 en 1647. Voor wat betreft de integrale winkel jr. en . De Bray presen- herdrukken, bleef het in de zeventiende eeuw bij teert aan het eind van zijn betoog de werken van De die ene heruitgave van 1641. Pas in 1971 verscheen Keyser als het begin van een voorzichtige terugkeer een nieuwe editie, een kostbare facsimile-editie. In naar de klassieke bouwkunst. Zijn nadruk op de 2008 tenslotte, verscheen een moderne herdruk, onveranderlijkheid van de orden en de eeuwige begeleid van uitvoerige toelichtingen over elk van waarde van de klassieke regels staan echter diame- de afgebeelde bouwwerken alsmede van de werken traal tegenover de lovende woorden over de vin- van Hendrick de Keyser die niet in de Architectura dingrijkheid van De Keyser in de toelichtingen bij moderna van 1631 waren opgenomen. Voor deze uit- de gravures van de Architectura moderna. Daar wor- gave is dankbaar gebruikgemaakt van een exem- den juist de criteria van de oudere generatie plaar van de 1631-uitgave uit de Utrechtse universi- gebruikt: inventie en verrijking van het standaard- teitsbibliotheek. repertoire met nog nooit vertoonde varianten. Dit is een reden temeer om te veronderstellen dat de teksten bij de afbeeldingen uit een andere koker Literatuur komen. Architectura moderna ofte bouwinge van onsen tyt bestaende in verscheyde soorten van gebouwen zoo gemene als bysondere, De heruitgave van 1641 en nadien als kercken, toornen, raedshuyse, poorten, huyse, graven, en De publicatie van de Architectura moderna voorzag dergelyke gestichten, staende soo binnen dese stat Amstel- blijkbaar in een behoefte want tien jaar later, in dam als elders alle gedaen by den zeer-vermaerden en ver- 1641, kwam er een integrale herdruk. Voor deze nuften mr. Hendrick de Keyser beelthouwer en boumeester heruitgave zijn alle platen en ook het frontispies der stat Amsterdam en in weesen gebracht by den zeer eerva- van de editie van 1631 gebruikt zonder zelfs de ren Cornelis Danckerts mr. metselaer en boumeester der datum te wijzigen, waardoor deze tweede uitgave voors. Stadt, Met een byvoegsell van eenige wercken en in eerste instantie niet als zodanig direct herken- gestichten van verscheyde andere meesters deses tegenwoor- baar is. Het tekstdeel in deze heruitgave is echter digen tyts, (Amsterdam, 1631). opnieuw gezet, op een iets kleinere bladspiegel, Laar, M. van, H. Schoch, i. Barten, Boeken vol architectuur zodat er nu drie pagina’s meer nodig zijn voor (Utrecht, 1996). dezelfde tekst. Bijgevolg zijn er ook diverse kleine Ottenheym, K.A., N.Smit, P.R.E.E. Rosenberg, Hendrick de verschillen in de spelling. Hier en daar is de formu- Keyser. Architectura moderna. Moderne bouwkunst in lering licht gewijzigd, maar inhoudelijk is de tekst Amsterdam 1600-1625 (Amsterdam, 2008).

hemel en aarde [ 181 ]