HET GESLACHT DE KEYSER DOOR A. W. WEISSMAN. DEN, in 1886, Mr
HET GESLACHT DE KEYSER DOOR A. W. WEISSMAN. DEN, in 1886, Mr. N. DE ROEVER, A.rchivaris van Amsterdam, "De Kroniek van Staets" uitgaf, schreef hij : "Wat ik kon bezigel1 voor eene geschiedenis van de kunstenaarsfatniiie DE KEYSER legde ik bijeen, wachtende op het oogenblik, dat het aantal gegevens zoodanig zou zijn toegenomen, dat de vrucht niet onrijp , , 1 " aan net pUDl1el<:zou tvoraen aangeooaen . Door de welwillendheid van DE ROEVERS opvolger, Mr. W. R. VEDER, werden die aanteekeningen van den te vroeg ontslapene te mijner beschikking gesteld. Zij zijn van bijzondere waarde, omdat zij grootendeels ontleend werden aan het Notarieel Archief, dat ontoegankelijk is. Blijkbaar wilde DE ROEVER een genealogie van het geheele geslacht DE KEYSER, beginnende met de zestiende en eindigende met het laatst der achttiende eeuw, maken. Tegen zulk een taak voel ik mij niet opgewassen, en ik meet het dus aan een ander overlaten, haar te volbrengen. In het jaar 1887 heb ik, ter gelegenheid dat het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap zijne eerste vergadering in het Muntgebouw hield, het een en ander omtrent HENDRIK DE KEYSER medegedeeld. DE ROEVERS aanteekeningen hebben mij den weg geopend naar vele nieuwe bronnen, zoodat ik thansinstaatbenom, 66 wat ik vroeger omtrent HENDRIK DE KEYSER gaf, aan te vullen en te verbeteren niet alleen, maar ook omtrent vele zijner ver wanten, die kunstenaars geweest zijn, bijzonderheden te geven. De registers van het St.-Lucasgilde te Antwerpen vermelden, dat AERT ORTKENS, glasschilder, in I53I I THOMAS DE KEYSER als leerjongen aannam. HENDRIK DE KEYSER werd in 1544 als leerjongen aangenomen door den sclilder JAN VAN COUWENBERG, terwijl zijn aanneming tot meester door het gild in 1553 plaats vond.
[Show full text]