GEMEENTE

RUP GLASTUINBOUW

Verzoek tot raadpleging – januari 2012

COLOFON Opdrachtgever: Gemeente Merksplas

Project: RUP glastuinbouw

Opdrachthouder: Dienstverlenende Vereniging intergemeentelijke Samenwerking IOK Antwerpseweg 1, 2440 tel: 014/58 09 91 – fax: 014/58 97 22

Projectteam: IOK plangroep

Datum: Januari 2012

Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de opdrachtgever en de opdrachthouder.

Inhoud

INHOUD

1 Toetsing planMER-plicht...... 1 2 Algemene inleiding...... 2 2.1 Methodologie...... 2 2.2 Gebruik hulpbronnen...... 5 2.3 Grensoverschrijdende milieueffecten...... 5 2.4 Cumulatie met andere projecten...... 5 2.5 Leemten in de kennis...... 9 2.6 Situering en doelstelling...... 10 2.6.1 Reden tot opmaak RUP en doelstelling...... 10 2.6.2 Plangebied...... 10 2.7 Bestaande toestand glastuinbouw Merksplas...... 11 2.8 Gewenste toestand...... 14 2.8.1 Glastuinbouwconcentratie bevestigen binnen agrarische bedrijvenzone Koekhoven (afbakening + nieuwe bestemming in RUP)...... 14 2.8.2 Afrembeleid glastuinbouw buiten de agrarische bedrijvenzone (overdruk in RUP)...... 19 2.9 Alternatieven...... 20 2.9.1 Locatiealternatieven...... 20 2.9.2 Uitvoeringsalternatieven...... 20 2.9.3 Nulalternatief...... 21 2.10 Referentiesituatie...... 21 3 Beoordeling milieueffecten...... 22 3.1 Ingrepen...... 22 3.2 Selectie van relevante milieudisciplines...... 22 3.3 Analyse van mogelijk voorkomende effecten...... 23 4 Beoordeling per discipline...... 25 4.1 Discipline Bodem en water...... 25 4.1.1 Studiegebied...... 25 4.1.2 Referentiesituatie...... 25 4.1.3 Analyse van ingrepen – effecten...... 28 4.1.4 Beoordeling van de effecten...... 29 4.1.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)...... 32 4.2 Discipline mobiliteit...... 32 4.2.1 Studiegebied...... 32 4.2.2 Referentiesituatie...... 32 4.2.3 Analyse van ingrepen – effecten...... 34 4.2.4 Beoordeling van de effecten...... 34 4.2.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)...... 35 4.3 Discipline fauna en flora...... 35 4.3.1 Studiegebied...... 35 4.3.2 Referentiesituatie...... 35 4.3.3 Analyse van ingrepen – effecten...... 44 4.3.4 Beoordeling van de effecten...... 45 4.3.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)...... 48 4.4 Discipline mens...... 48 4.4.1 Studiegebied...... 48 4.4.2 Referentiesituatie...... 48 4.4.3 Analyse van ingrepen – effecten...... 48 4.4.4 Beoordeling van de effecten...... 49 4.4.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)...... 51 4.5 Discipline erfgoed en landschap...... 51 4.5.1 Studiegebied...... 51 4.5.2 Referentiesituatie...... 51

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 4.5.3 Analyse van ingrepen – effecten...... 54 4.5.4 Beoordeling van de effecten...... 55 4.5.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)...... 56 4.6 Algemene conclusie...... 56

Overzicht tabellen Tabel 1: planMER-screening: overzicht mogelijke bronnen en beoordelingsaspecten per milieudiscipline...... 4 Tabel 2: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project...... 23 Tabel 3: habitatrichtlijngebied nr. 19 (BE2100024)...... 38

Overzicht figuren Figuur 1: interdisciplinaire relaties...... 3 Figuur 2: situering ruilverkaveling Merksplas (geel) en Zondereigen (oranje) op grondgebied Merksplas...... 6 Figuur 3: uittreksel GRUP ‘gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning: Klei van de Kempen’.....7 Figuur 4: uittreksels uit ruimtelijke visie voor deelruimte Open Kempen...... 8 Figuur 5: operationeel uitvoeringsprogramma voor omgeving plangebied...... 9 Figuur 6: afbakening agrarische bedrijvenzone Koekhoven...... 11 Figuur 7: orthofoto concentratie intensieve agrarische activiteiten Koekhoven (bron: orthofoto 2010, AGIV)...... 12 Figuur 8: situering verspreidliggende glastuinbouwactiviteiten ten opzichte van perimeter Koekhoven...... 13 Figuur 9: situering onderstation ELIA Berkelaar...... 16 Figuur 10: detailplan van het onderstation 70kV Koekhoven (bron: Elia, januari 2012)...... 17 Figuur 11: uitvoeringsplan inrichtingswerken Ruilverkaveling Merksplas (bron: VLM, januari 2009)18 Figuur 12: uittreksel beplantingsplan Ruilverkaveling Merksplas (bron: VLM, januari 2012)...... 19 Figuur 13: situering zone Koekhoven en omgeving op bodemkaart (bron: Digitale vectoriële versie van de Bodemkaart van Vlaanderen, uitgave 2001...... 26 Figuur 14: situering overstromingsgevoelige gebieden (bron: watertoetskaart overstromingsgevoelige gebieden)...... 27 Figuur 15: uittreksel zoneringsplan Merksplas (bron: VMM – geoloket)...... 27 Figuur 16: situering grondwaterwinningen (bron: DOV)...... 28 Figuur 17: verkeerskundige situering zone Koekhoven...... 33 Figuur 18: natuurlijke structuur omgeving plangebied...... 36 Figuur 19: vegetatie cfr. BWK versie 2...... 37 Figuur 20: situering habitatrichtlijngebied nr. 19 ten aanzien van planzone Koekhoven...... 38 Figuur 21: situering habitats en potentiële habitats omgeving onderzoeksgebied Koekhoven (bron: habitatkaart versie 5.2, INBO)...... 40 Figuur 22: situering vogelrichtlijngebied nr. 15 ten aanzien van het plangebied...... 42 Figuur 23: uittreksel Vogelatlas (bron: geoloket Vogelatlas, AGIV)...... 44 Figuur 24: “Vreehoeve" en kasteleinswoning "Villa Vreeheide" (bron: VIOE)...... 52 Figuur 25: provinciale landschapskaart (www.provant.be)...... 53 Figuur 26: uittreksel CAI (bron: CAI, VIOE&AGIV)...... 54

IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 1 Toetsing planMER-plicht

1 Toetsing planMER-plicht

Conform de omzendbrief LNE/2007 wordt getoetst of het voorgenomen plan onderworpen is aan de plan-MER-plicht: 1. Het plan valt onder de definitie van plan/programma zoals geformuleerd in het DABM. 2. Het plan valt bovendien onder het toepassingsgebied van het DABM gezien het plan bij goedkeuring een kader zal bieden voor het toekennen van vergunningen binnen het plangebied. Een stedenbouwkundige vergunning kan enkel verleend worden als de aanvraag in overeenstemming is met de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan. 3.Het RUP heeft betrekking op ruimtelijke ordening maar is niet van rechtswege onderworpen aan de planMER-plicht omdat het een kleine wijziging van een gebied op lokaal niveau inhoudt: – Wat betreft het gebiedsdekkend luik van het plan kan vastgesteld worden dat voor een welomlijnde zone binnen het RUP een aangepaste bestemming vastgelegd wordt. Deze aangepaste bestemming voorziet in de aanduiding van een zone van ca. 146ha binnen het agrarisch gebied van Merksplas als agrarische bedrijvenzone, in hoofdzaak bedoeld voor glastuinbouwactiviteiten. Het is daarbij echter niet uit te sluiten dat het RUP het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor projecten, cfr. de in bijlage I en bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde projecten en krachtens omzendbrief LNE2011/1. Met name worden intensieve veeteeltbedrijven niet a priori uitgesloten (categorie 1. landbouw, bosbouw en aquacultuur). Dit is echter net zomin het geval in het nulalternatief (binnen bestemming agrarisch gebied). Dit deel van het RUP regelt dus het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau in een gemeentelijk RUP. Bovendien betreft het een kleine wijziging, zowel ten aanzien van het nulalternatief (gewestplanbestemming agrarisch gebied) als ten aanzien van de bestaande toestand in de betrokken zone. Bij opmaak van het RUP wordt de bestaande toestand van de zone al gekenmerkt door een concentratie van de bedoelde grootschalige glastuinbouwbedrijven. Het RUP wordt met name opgemaakt om de ontwikkeling van deze bestaande concentratie te bevestigen en verder juridisch te verankeren. Versterking binnen deze contour is niet uitgesloten, maar zou dit ook niet zijn binnen het nulalternatief, i.e. bij behoud van de bestemming agrarisch gebied cfr. gewestplan. Ten aanzien van de bestaande toestand en het nulalternatief betreft het RUP met andere woorden slechts een kleine wijziging, i.e. een verfijning van de bestemming binnen de beleidscategorie landbouw die, gelet op de bestaande toestand, geen aanleiding meer geeft tot grootschalige wijzigingen. Deze kleine wijziging wordt bovendien, zoals gesteld, voorzien voor een beperkt en welomlijnd gebied. – Wat betreft het overdruk-luik van het plan kan geconcludeerd worden dat ten aanzien van het nulalternatief slechts bepalingen met betrekking tot glastuinbouw met beperkend karakter toegevoegd worden aan de bestaande bestemmingen binnen het agrarisch gebied. Dit betekent dat ten aanzien van het nulalternatief geen specifieke andere ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden binnen dit luik van het RUP. In die zin houdt ook dit deel van het RUP slechts een kleine wijziging in. Het RUP houdt zoals gemotiveerd slechts een kleine wijziging van een gebied op lokaal niveau in en is dus screeningsgerechtigd. Voor het betreffende RUP wordt op basis van voorliggende screening geoordeeld of het plan mogelijks aanzienlijke milieueffecten kan hebben.

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 1 2 Algemene inleiding

Initiatiefnemer Gemeente Merksplas, Markt 1, 2330 Merksplas Leo Kimpe, [email protected], 014/63.94.34

Opdrachthouder IOK plangroep, Antwerpseweg 1, 2440 Geel Rhea Denissen, [email protected]; 014/56.27.95

2.1 Methodologie

De methodologie voor het opstellen van een screening op milieueffecten is qua opbouw en aanpak gebaseerd op de richtlijnen voor het opstellen van een MER, maar de analyses zijn minder diepgaand: in de regel wordt gewerkt met een kwalitatieve benadering, waar relevant ook (semi)kwantitatief. Volgende opbouw en aanpak wordt gevolgd:

Beschrijving van het plan Het plan wordt gesitueerd, de bestaande en de gewenste toestand worden beschreven. Analoog aan een projectomschrijving (project MER) worden onderzoeksgebied/plangebied en het plan zelf inhoudelijk weergegeven, met aandacht voor relevante elementen in relatie tot potentiële milieueffecten.

Gebiedsafbakening De contouren van het betrokken RUP bepalen het plangebied. Het studiegebied wordt afgebakend in functie van verwachte reikwijdte van mogelijke effecten, die kan verschillen naargelang milieudiscipline. Het belangrijkste aspect bij de afbakening is het plan, de planeigenschappen en de verwachte effecten, zowel direct als indirect. De planeigenschappen geven aan welke effecten er waar onderzocht dienen te worden.

Beschrijving van mogelijke alternatieven Een essentieel element voor beoordeling van een plan op milieueffecten is de analyse van en vergelijking met mogelijke alternatieven. Globaal kunnen volgende types alternatieven onderzocht worden: – locatiealternatieven: enkel relevant indien verschillende locaties de facto mogelijk zijn (ruimtelijk – beleidsmatig) – uitvoeringsalternatieven: door het opleggen van specifieke voorschriften (bestemming – inrichting – beheer) kan ingespeeld worden op alternatieve ontwikkeling

Referentiesituatie De referentiesituatie is de situatie waartegen eventuele milieueffecten van het RUP afgewogen worden. Hiervoor kan het nulalternatief (het alternatief waarbij uitgegaan wordt van het niet-uitvoeren van het voorliggende plan) gebruikt worden, maar voor planMER-screenings vormt dit niet de regel. Bij de effectbeschrijving wordt alleszins de vergelijking gemaakt van geplande toestand versus bestaande toestand (terreinsituatie). Bij de beoordeling van de effecten kan de nadruk meer komen te liggen op het nulalternatief en minder op de bestaande toestand.

Screening mogelijke milieu effecten en vertaling in ingreep – effectschema Uitgaande van het voorgenomen plan (inrichtingsmogelijkheden en voorschriften) worden op basis van de potentiële ingrepen de mogelijke milieueffecten gescreend en schematisch weergegeven. Uit dit ingreep – effectenschema komen de disciplines met mogelijk significante effecten tot uiting, die voor verdere beoordeling geselecteerd worden. In deze fase van planning zonder concrete invulling

2 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 2 Algemene inleiding

hebben tijdelijke effecten uit de aanlegfase minder relevantie en worden daarom buiten beschouwing gelaten. Milieueffecten kunnen zich voordoen in verschillende milieudisciplines. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de “primaire” disciplines (lucht, geluid en trillingen, licht, warmte en straling, bodem en watersysteem, mobiliteit) en de “integrerende” disciplines (mens, monumenten & landschappen, fauna & flora, klimaat). Deze laatste groep onderscheidt zich van de eerste doordat de effecten zich meestal voordoen op een indirecte manier, nl. via effecten inzake de primaire disciplines. Bij de beoordeling van de effecten wordt dit onderscheid meegenomen: de beoordeling van de primaire effecten gebeurt t.o.v. de integrerende disciplines. Op die manier wordt een dubbele beoordeling vermeden.

Figuur 1: interdisciplinaire relaties

VERKEER MOBILITEIT

Verkeersleefbaarheid GELUID LUCHT LICHT Bereikbaarheid TRILLINGEN Wijziging verkeersstromen (auto, fiets)

LANDSCHAP hinderaspecten ERFGOED Visuele beleving

MENS Verstoring ecologische Wijziging geomorfologie infrastructuur (barrière) Impact archeologie Veiligheid (wijziging bodemprofiel) (overstromingen) Drinkwaterkwaliteit bodemverontreini

BODEM Ecotoopwijziging door FAUNA EN WATER - verdroging, vernatting, wijziging kwelmilieu FLORA - wijziging bodemprofiel - wijziging grond- oppervlaktewaterkwaliteit - wijziging structuur waterloop

Vegetatiewijzing traditionele landschappen (KLE, …)

Analyse en beoordeling per effectdiscipline Enkel de ingrepen die op basis van het ingreep - effectenschema aanleiding kunnen geven tot potentieel significante effecten worden meegenomen voor verdere analyse per discipline: per discipline worden directe en indirecte effecten geanalyseerd en beoordeeld met de referentiesituatie als beoordelingsbasis. Volgende onderdelen worden telkens besproken: – Studiegebied (reikwijdte) – Referentiesituatie – Analyse van ingrepen en effecten – Beoordeling effecten – Conclusie en aanbevelingen (remediërende maatregelen) In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van mogelijke bronnen en elementen van beoordeling. Niet alle bronnen worden steeds systematisch geanalyseerd, maar enkel waar dit relevant is vanuit de ingrepen en verwachte effecten. Effectbeoordeling gebeurt in de eerste plaats kwalitatief en (semi- )kwantitatief in de gevallen waar dit relevant is. Bij de beoordeling wordt er in principe steeds van uitgegaan dat het vigerende sectoraal juridische kader (bestaande regelgeving) wordt toegepast, tenzij expliciet anders vermeld.

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 3 Tabel 1: planMER-screening: overzicht mogelijke bronnen en beoordelingsaspecten per milieudiscipline

Beschrijving, bronnen beoordelingsaspecten - Bodemkaart van België (bodemtextuur, -profiel - Eventuele verstoring van bodemprofiel in relatie en waterhuishouding) tot kwetsbare bodems - Geologische kaart van België - OVAM databank - Vlaamse hydrologische atlas - Waterkwantiteit: oppervlakte verhardingen in

r relatie tot infiltratie

e - Zoneringsplannen t a - Bekkenbeheerplannen - Eventuele lozingen in relatie tot waterkwaliteit en w

/ kwaliteitsdoelstellingen

m - VMM kartering waterkwaliteit e

d - Eventuele ingrepen in beekstructuur o

B - Watertoetskaarten - Gevoeligheid voor overstromingen - Infiltratiegevoeligheid - Gevoeligheid voor erosie - Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV) - Verontreiniging grondwater in relatie tot - Grondwaterkwetsbaarheidskaart kwetsbaarheid - Beschermingszones waterwingebieden - Verstoring grondwaterstromen

- Inventaris en analyse van de belangrijkste - Kwalitatieve beoordeling in relatie tot bestaande d i bestaande geluidsbronnen (verkeerswegen, bronnen u l e puntbronnen…) G - Richtwaarden Vlarem II - Mobiliteitsprofiel – bereikbaarheidsprofiel - Functiewijziging en wijziging van bodemgebruik

* - Actueel bodemgebruik (orthofoto, - Hinderaspecten (geluid, licht) s n

e landbouwgebruikspercelen,…) - Gewijzigde visuele beleving M - Input uit disciplines lucht, geluid, landschap,… - Wijziging verkeersafwikkeling en verkeersleefbaarheid

a

r - Biologische waarderingskaart van België - Biotoopverlies en –wijziging o l f

- Bijzondere beschermingen zoals SBZ (Vogel- en - Versnippering, verstoring ecologische n e

Habitatrichtlijngebied) natuurreservaten, VEN infrastructuur a

n - Habitatkaart INBO - Verdroging, vernatting u a

F - Input uit disciplines water, lucht, geluid - Verstoring door geluid of andere hinderaspecten - Orthofoto analyse, terreinkennis - Abiotische verstoring

, p - Inventaris Beschermde monumenten, - Landschapsecologische verstoring a d h e landschappen, dorps- of stadsgezichten c - Beïnvloeding erfgoedwaarde o s g f d

r - Landschapsatlas (ankerplaats, relictzone) - Verstoring visuele beleving n e a

L - Landschapskenmerkenkaart - Inventaris onroerend erfgoed

t

h - CAR Vlaanderen - Mogelijk relevant in relatie tot mobiliteit (uitstoot c

u verkeer) of specifieke activiteiten L - Geoloket thema lucht VMM

t - Kwalitatieve benadering - Mogelijk relevant voor gevoelige gebieden fauna h c

i en flora L

Warmte, straling Deze milieudisciplines worden beschouwd als niet relevante disciplines gelet op de aard en de omvang van de mogelijke ontwikkeling op basis Energie- en grondstofvoorraden van de plannen. klimaat * Mens: ruimtelijke aspecten en hinder, mobiliteit

Watertoets De planMER-screening levert de nodige informatie om de watertoets op planniveau uit te voeren. Deze informatie wordt aangeleverd vanuit de discipline water, waarin zowel effecten op grondwater (kwaliteit, stromen) als oppervlaktewater (waterberging- en buffering, infiltratie, waterkwaliteit, structuurkenmerken waterloop) aan bod komen.

4 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 2 Algemene inleiding

Passende beoordeling Voor speciale beschermingszones gelegen binnen de potentiële invloedssfeer van het RUP wordt een screening op eventuele significante effecten op het aangemelde gebied en de instandhoudingsdoelstellingen geïncorporeerd in de beoordeling die uitgevoerd wordt in de discipline fauna en flora. In de eerste plaats wordt de betrokken SBZ expliciet opgenomen in de beschrijving van het studiegebied en in de beschrijving van de referentiesituatie. Er zou ook sprake kunnen zijn van indirecte effecten op fauna en flora via ingrepen-effecten-relaties binnen andere milieudisciplines. Zij worden in dat geval specifiek beoordeeld bij deze relevante milieudisciplines waarna de conclusies daarvan meegenomen worden in de beoordeling van effecten op de SBZ en de instandhoudingsdoelstellingen binnen de discipline fauna en flora.

Conclusies: maatregelen en aanbevelingen Bij de conclusie per discipline worden, indien relevant, milderende maatregelen opgegeven. Indien voor een bepaald aspect sectorale wetgeving bestaat, wordt er bij de beoordeling van uitgegaan dat deze ook effectief toegepast wordt. De milderende maatregelen kunnen wel bijkomende elementen voor het RUP opleveren, bijkomende voorwaarden voor vergunningsverlening aangeven of wijzen op milderende flankerende maatregelen. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen ‘maatregelen’ die als essentieel worden beschouwd, en ‘aanbevelingen’: – Essentiële maatregelen Dit zijn maatregelen zonder de welke de ingrepen aanleiding zouden kunnen geven tot aanzienlijkheid van de milieueffecten en dus een positieve beoordeling van de planMER- screening niet mogelijk zou zijn. Zonder deze maatregelen kan er een reële kans op significante effecten (voor de specifieke discipline) bestaan. – Aanbevelingen Aanbevelingen zijn maatregelen welke een niet-significant effect nog kunnen milderen. De aanbevelingen kunnen bijvoorbeeld vanuit duurzaamheidsoogpunt aangewezen zijn. In de planMER-screening wordt geen uitspraak gedaan over het geijkte instrument dat de implementatie van de essentiële maatregelen of aanbevelingen kan garanderen (tenzij hierover in deze fase al uitsluitsel kan zijn). Uitgangspunt is dat de essentiële maatregelen worden doorvertaald in de stedenbouwkundige voorschriften, voor zover deze een ruimtelijke component hebben. Indien dit niet het geval is dan wordt ervan uitgegaan dat flankerend de nodige stappen (binnen een ander beleidsdomein) worden genomen.

2.2 Gebruik hulpbronnen

Het gebruik van hulpbronnen is niet aan de orde voor de opmaak van dit RUP.

2.3 Grensoverschrijdende milieueffecten

Grensoverschrijdende effecten zijn bij voorliggend RUP glastuinbouw, gelet op de aard en omvang van de ingrepen ondanks de ligging niet te verwachten.

2.4 Cumulatie met andere projecten

Ruilverkavelingen Merksplas en Zondereigen Het plangebied RUP glastuinbouw overlapt met de ruilverkavelingsperimeters van twee lopende ruilverkavelingen op het grondgebied van de gemeente Merksplas: ruilverkavelingsproject Merksplas en ruilverkavelingsproject Zondereigen. Met name de zone Koekhoven die in voorliggende RUP bestemd wordt als agrarische bedrijvenzone valt binnen het ruilverkavelingsproject Merksplas.

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 5 Figuur 2: situering ruilverkaveling Merksplas (geel) en Zondereigen (oranje) op grondgebied Merksplas

Ruilverkaveling Merksplas Op 5 januari 1998 werd de ruilverkaveling Merksplas nuttig verklaard en op 10 januari 2005 werd het structuurplan goedgekeurd. Met het ruilverkavelingsproject Merksplas wordt, met werken aan kavels, wegen en water geïnvesteerd in landbouw. Maar de investeringen die de productiekosten voor landbouw doen dalen gebeuren in evenwicht met natuur en landschap. Daarom worden er ook inrichtingswerken voorzien op gronden die bestemd zijn voor natuurontwikkeling, vooral in de vallei van de Druytsloop en de vallei van de Mark. Gedurende het hele traject van de ruilverkaveling is er ook aandacht voor archeologie, wordt onderzoek gedaan naar sites uit het steentijdperk. In januari 2007 werd gestart met de uitvoering van de eerste fase van de inrichtingswerken in het deelgebied omgeving van Papenvoort, Pampa, Heibleuken, de Druytsloop en Lochtenberg.

Ruilverkaveling Zondereigen In 1988 werd gestart met onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling Zondereigen, waarop in 2002 de nuttigverklaring volgde. Het ruilverkavelingsplan Zondereigen werd uitgewerkt met aandacht voor alle aspecten die samen bepalen hoe leefbaar het platteland is en blijft: landbouw, landschap en natuur, fietsen en wandelen, veilig verkeer, de kwaliteit van het water, het erfgoed van de streek. Voor landbouw worden verspreide kavels gegroepeerd, maken nieuwe of verbeterde wegen de gronden beter bereikbaar, worden de knelpunten in de hoofdafwatering weggewerkt. Grondruil in de vallei van het Merkske en Markske maakt het mogelijk om een grensoverschrijdend natuurgebied aan te leggen. Hetzelfde instrument wordt toegepast om een aaneengesloten natuurgebied te creëren ter hoogte van de depressie van het Moer. Door natuurinrichtingswerken worden o.a. in de vallei van Merkske en Markske, het Moer, aan het Bootjesven en het Strikkeven de natuurpotenties verhoogd. Door de aanleg van enkele rietmoerassen op zijlopen van het Merkske en de Noordermark en de aanleg van plasbermen langs enkele waterlopen is er aandacht voor de waterkwaliteit. Nieuwe of verbeterde verkeersveilige paden leiden de fietser en wandelaar naar hoekjes van Zondereigen die tot nog toe onbereikbaar waren, bijvoorbeeld in de vallei van het Markske, Merkske en Noordermark. In december 2010 werd de stedenbouwkundige vergunning voor de ruilverkavelingswerken ingediend.

6 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 2 Algemene inleiding

Turnhouts Vennengebied: Natuurinrichting en Europees Life project Het Turnhouts Vennengebied ligt op het grondgebied van Merksplas en en wordt gekenmerkt door een mozaïeklandschap van weidevogelgebieden, soortenrijke heide, hooilandjes en venecosystemen. De ligging op de waterscheiding van Maas (Mark - Dommel) en Schelde (oa. Nattenloop - Netebekken), samen met het gegeven van de ondiepe Kempische klei, ligt aan de basis van de bijzondere natuurwaarden van het gebied. Het werd dan ook opgenomen in het Natura 2000 Netwerk (in het kader van de Europese Habitatrichtlijn). Op internationaal vlak is het gebied een belangrijke broed- en pleisterplaats voor weidevogels en het geniet dan ook Europese bescherming als vogelrichtlijngebied. In 1999 werd een natuurinrichtingsproject ingesteld om dit vennenlandschap te herwaarderen. De maatregelen en modaliteiten werden vastgesteld in 2001. Het voorlopig laatste uitvoeringsplan werd aangevat in 2011. In samenwerking tussen de Vlaamse overheid (ANB), VLM en Natuurpunt werd tevens een Europees LIFE-natuurherstelproject opgestart voor het Turnhouts Vennengebied om nog ruimer de bedreigingen voor de natuurwaarden aan te pakken. Het doel is dat het projectgebied op termijn zal evolueren tot één van de kerngebieden in het Natura 2000-netwerk. Een grondig ecologisch herstel van het gebied en een adequaat beheer achteraf zijn nodig om dit NATURA 2000 gebied duurzaam te behouden voor toekomstige generaties. Als doelhabitat dient een heiden- en vennenlandschap, afgewisseld met heischrale graslanden te worden bereikt. 3 grote vennen worden hersteld zodat de typische venvegetaties (3110 en 3130) weer kansen krijgen. Ontwikkeling van natte heide (4010), droge heide (4030), heischrale graslanden - Nardetalia (6230), veenslenken (7150) wordt bevorderd door het kappen van aanplantingen/jong bos en plaggen. Verder is het doel om habitats duinheide (2310) en duingrasland (2330) te herstellen. Een belangrijk element van het habitatherstel is verder een streven naar landschappelijke verbondenheid binnen een complex netwerk van waardevolle natuur. Vele soorten maken gebruik daarvan waardoor een verbetering van de kwaliteit van de leefgebieden kan plaatsvinden. De perimeter van het Turnhouts Vennengebied grenst aan het plangebied van het RUP glastuinbouw.

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Klei van de Kempen Het plangebied van het RUP glastuinbouw werd afgestemd op de plangebieden in het gewestelijke planproces in uitvoering van het Bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan Klei van de Kempen. De Vlaamse regering heeft op 8 april 2011 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Klei van de Kempen' definitief vastgesteld.

Figuur 3: uittreksel GRUP ‘gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning: Klei van de Kempen’

Het deelplan 2 omschrijft een gebied dat vervat zit tussen de kernen van , Merksplas en . De gebieden opgenomen in dit deelplan betreffen volgende locaties op het grondgebied van de gemeente Merksplas: – Een groot nieuw gebied net oostelijk van Het Blak-Meergoor aan te duiden als bouwvrije agrarisch gebied: Goor Oost

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 7 – Uitbreidingen Meienboshoeve Oost en West, een noordelijke voortzetting van de bestaande ontginningsgebieden Boensberg tot aan het woonlint langsheen de N124 (Merksplas – Turnhout). – geschrapte delen van het bestaande ontginningsgebied Boensberg (28), deels bestemming natuurgebied deels bestemming agrarisch gebied.

Uitvoering RSV – afbakening agrarische en natuurlijke structuur In het kader van de planprocessen voor het afbakenen van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur behoort Merksplas tot de regio Noorderkempen. In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft de Vlaamse administratie, in overleg met gemeenten, provincies en belangengroepen, een ruimtelijke visie opgesteld (maart 2008). In deze ruimtelijke visie geeft de overheid aan hoe zij de open ruimte in deze regio de komende jaren ruimtelijk wil zien ontwikkelen en welke acties ondernomen kunnen worden om dit te realiseren. De gewenste ruimtelijke structuur van de deelruimte Open Kempen (centraal oostelijk deel) bevat de visie op de omgeving van het plangebied.

Figuur 4: uittreksels uit ruimtelijke visie voor deelruimte Open Kempen

Op basis van deze nota en de adviezen van de betrokken gemeenten, provincies en belangengroepen, nam de Vlaamse regering op 12 december 2008 een beslissing over de herbevestiging van de agrarische gebieden en het operationeel uitvoeringsprogramma. Voor Merksplas werden volgende aanduidingen gedaan: – Categorie 0: herbevestigen gewestplan – 23. Halveweg: Bevestigen van de agrarische bestemming voor het aaneengesloten landbouwgebied van Halveweg (10.10). – 24. Pampa – Zondereigen: Bevestigen van de agrarische bestemming voor het aaneengesloten landbouwgebied van Pampa – Zondereigen (10.10). Opmaak van een gewestelijk RUP voor de differentiatie van het agrarisch gebied als bouwvrij agrarisch gebied in functie van weidevogelgebieden in de omgeving van de Druytsloop. – 25. Koekhoven: Bevestigen van de agrarische bestemming voor het aaneengesloten landbouwgebied van Merksplas en Koekhoven (10.10). Pm. Opmaak van een RUP voor de differentiatie van agrarisch gebied als bouwvrij agrarisch gebied in functie van weidevogelgebieden tussen het Geheul en de glastuinbouwconcentratie (op gewestelijk of gemeentelijk niveau) rekening houdend met de aanwezige glastuinbouwcluster.

8 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 2 Algemene inleiding

Figuur 5: operationeel uitvoeringsprogramma voor omgeving plangebied

– categorie I: opmaak RUP op korte termijn – 33. Rond Punt en omgeving inclusief het Moer: Opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor bevestigen van de agrarische bestemming voor landbouwgebied 10.10 zoals bepaald in RVK Zondereigen en Merksplas en voor het versterken van de bosstructuur van gebied Staakheuvel-Heikant (16.16) en bosgebied Rond Punt (16.17) met mogelijkheden voor bosuitbreiding. De afspraken die gemaakt werden in het kader van de ruilverkavelingen Zondereigen en Merksplas zullen via dit RUP integraal gevaloriseerd worden. Er wordt afgestemd op de uitvoering van de ruilverkaveling. – Categorie II: RUP’s na verder onderzoek – 41. Omgeving Blak – Abtsheide – Oosteneinde: opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor het hernemen van de agrarische bestemming tussen Blak en Luisterborg (10.10) en het versterken van de bos- en natuurwaarden in en rond Oosteneinde (15.11). – 52. Turnhouts Vennengebied zuid: opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor – categorie III: geen acties op korte termijn – 48. Mark ten zuiden van Minderhout inclusief zijbeken: opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor het bevestigen en versterken van de natuurwaarden voor de afspraken rond maatregelen voor landinrichting in het kader van weidevogels ter hoogte van de Druytsloop (12.3) conform RVK Merksplas. – 53. Turnhouts Vennengebied noord – Baarlse Heide: opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor het versterken van de natuurwaarden in Hoogmoerheide, Zandvenheide en Het Moer – Bloksgoor (het Geheul).

2.5 Leemten in de kennis

Niet van toepassing Beschrijving van het RUP

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 9 2.6 Situering en doelstelling

2.6.1 Reden tot opmaak RUP en doelstelling

De gemeente Merksplas wenst een RUP glastuinbouw op te maken teneinde een duidelijk vergunningenkader te scheppen voor de ontwikkeling van de glastuinbouw binnen Merksplas. Doelstelling van het RUP is het juridisch hard vastleggen van de grens voor het concentratiebeleid ten aanzien van glastuinbouw binnen een agrarische bedrijvenzone en dit in relatie tot een afrembeleid ten aanzien van glastuinbouw in het agrarisch gebied buiten deze zone. Uitgangspunt voor opmaak van het RUP is de beleidsperimeter ter hoogte van de bestaande cluster glastuinbouwbedrijven Koekhoven waarbinnen door de gemeente tot hier toe steevast een positief vergunningenbeleid werd gevoerd ten aanzien van glastuinbouwbedrijven met het oog op concentratie van deze specifieke agrarische activiteiten. Het beleid van de gemeente Merksplas is er de afgelopen jaren op gericht geweest de bijkomende glastuinbouw te concentreren in de omgeving Koekhoven binnen een afgebakende perimeter, ter vrijwaring van de rest van het agrarisch gebied van verspreide grootschalige ontwikkeling van glastuinbouw. Het RUP glastuinbouw moet dit beleid ten aanzien van glastuinbouw in Merksplas ook voor de toekomst juridisch verankeren.

2.6.2 Plangebied

Het plangebied voor voorliggend RUP is daarom tweeledig: – Enerzijds wordt de glastuinbouwcluster Koekhoven afgebakend en gebiedsdekkend behandeld in het RUP. Deze zone krijgt binnen dezelfde beleidscategorie landbouw een aangepaste agrarische bestemming “agrarische bedrijvenzone”. – Anderzijds wordt voor de rest van het gemeentelijk grondgebied in het RUP een overdruk voorzien ter hoogte van de gebieden met bestemmingen die vallen binnen de beleidscategorie ‘landbouw’, m.u.v. de bouwvrij agrarische gebieden zoals aangeduid in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Deze overdruk heeft als doel een afrembeleid ten aanzien van glastuinbouw in de rest van de gemeente vast te leggen. Daarbij worden enkel uitspraken gedaan specifiek met betrekking tot glastuinbouw. De voorschriften horende tot deze overdruk bevatten enkel bepalingen met betrekking tot glastuinbouwactiviteiten binnen de overdrukzone. Voor het overige blijven de onderliggende algemene bestemming(en) en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften onverminderd van toepassing.

Afbakening agrarische bedrijvenzone De agrarische bedrijvenzone wordt aangeduid ter hoogte van de bestaande concentratie aan glastuinbouwbedrijven aan het noordelijke deel van Koekhoven. Deze concentratie dankt zijn ontstaan aan het concentratiebeleid dat de gemeente Merksplas tot hier toe voerde ten aanzien van vergunningsaanvragen met betrekking tot glastuinbouwbedrijven. Dit concentratiebeleid werd geflankeerd door zeer gerichte investeringen en handelingen m.b.t. nutsinfrastructuur. Aangezien het RUP de juridische vertaling van deze beleidsperimeter voor ogen heeft, wordt de afbakening van de bestemming agrarische bedrijvenzone gebaseerd op deze gehanteerde beleidsperimeter. Deze perimeter had de bedoeling de verdere concentratie van glastuinbouw te situeren in een logische zone met Geheul en Koekhoven als oostelijke grens, Horst als westelijke grens, verder noordwaarts tot aan de Biezenloop en van daaruit naar Berkelaar, Berkelaar als NW grens en bestemmingsgrens agrarisch gebied (met groene bestemmingen omgeving Zwart Goor) als noordelijke grens.

10 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 2 Algemene inleiding

Figuur 6: afbakening agrarische bedrijvenzone Koekhoven

Geheul

Berkelaar

Koekhoven

Horst

Hierdoor werd een evenwicht nagestreefd met de omliggende open ruimte: – Ten oosten van de Geheulsedijk bevindt zich het Turnhouts Vennengebied. Het agrarisch gebied tussen Koekhoven en Geheuksedijk kenmerkt zich algemeen als een vrij open agrarisch gebied dat in het GRS werd aangeduid als aandachtsgebied open ruimte. – De zone situeert zich in het bovenlopengebied van de Mark. Zowel de Mark als de Biezenloop stromen van oost naar west doorheen deze omgeving. Ten westen van de zone vloeien beide waterlopen samen ter hoogte van een landschappelijk waardevol gebied met ecologische infrastructuur, eveneens aangeduid als aandachtsgebied open ruimte in het GRS. – Domein Zwart Goor – Rond Punt situeert zich ten noorden.

2.7 Bestaande toestand glastuinbouw Merksplas

Glastuinbouwcluster Koekhoven Aan Berkelaar, Geheul, Koekhoven en Horst bevindt zich een bijzondere concentratie van intensieve agrarische activiteiten. Deze activiteiten (glastuinbouw geel aangeduid en veehouderij blauw aangeduid) wisselen elkaar ruimtelijk af op korte afstand van elkaar met daartussen gelegen enkele zonevreemde woningen (voornamelijk voormalige hoeven – donkerrood aangeduid). Deze intensieve agrarische activiteiten hebben betrekking op grootschalige glastuinbouw en tussenliggende intensieve veehouderij (varkens, mestkalveren).

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 11 Zeker wat betreft de grootschalige glastuinbouw heeft deze omgeving een bijzondere evolutie gekend de laatste 10 jaren met een sterke uitbreiding van de glasopstanden ter hoogte van zowel bestaande, als nieuw gevestigde bedrijven. De groei van deze glastuinbouwconcentratie heeft organisch plaatsgevonden op basis van particulier initiatief langsheen de bestaande uitgeruste wegen binnen de omgeving. Het terrein werd niet specifiek ingericht voor een georganiseerde of planmatige vestiging van glastuinbouwbedrijven. Anno 2010 is binnen deze omgeving een netto-oppervlakte van 64 ha glasopstand aanwezig. De grootte van de glastuinbouwbedrijven loopt uiteen van 1ha tot 11ha, met dien verstande dat de meest recente vestigingen of uitgebreide bedrijven een glasoppervlakte hebben van 8 à 11 ha. Deze glastuinbouwbedrijven zijn glasgroentebedrijven actief in de tomaten- en paprikateelt. Aardbeiteelt is hier, in tegenstelling tot de meer verspreid gelegen tuinbouwactiviteiten in het agrarisch gebied van Merksplas, niet als hoofdteelt aanwezig. De activiteiten vinden, op waterbassin en laad- losactiviteiten na, nagenoeg volledig plaats binnen de gebouwen horende tot de bedrijven. De bedrijven beschikken over de noodzakelijke exploitatiewoningen.

Figuur 7: orthofoto concentratie intensieve agrarische activiteiten Koekhoven (bron: orthofoto 2010, AGIV)

De groei van deze glastuinbouwconcentratie gebeurde niet planmatig waardoor momenteel met name tussenliggende restruimten nog onbebouwd zijn. Gezien de historische groei van de glastuinbouwconcentratie binnen actief landbouwgebied zijn er binnen de perimeter ook nog steeds een aantal andere agrarische activiteiten aanwezig, evenals enkele zonevreemde woningen die in hoofdzaak bestaan uit voormalige landbouwbedrijfszetels die ondertussen een hoofdfunctie wonen verkregen hebben.

12 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 2 Algemene inleiding

Verspreide glastuinbouwactiviteiten Merksplas

Figuur 8: situering verspreidliggende glastuinbouwactiviteiten ten opzichte van perimeter Koekhoven

Buiten de glastuinbouwcluster aan Koekhoven, komen nagenoeg geen glasgroentebedrijven voor in Merksplas. De meer verspreidliggende tuinbouwactiviteiten bestaan met name uit aardbeiteelt. Deze hebben een beperkter en gevarieerder ruimtegebruik: kleinere glasopstanden eventueel in combinatie met plastiekserres en activiteiten in open lucht (vollegrondteelt, trayveld,…).

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 13 2.8 Gewenste toestand

gebiedsdekkende bestemming agrarische bedrijvenzone Koekhoven

overdruk afrembeleid glastuinbouw

2.8.1 Glastuinbouwconcentratie bevestigen binnen agrarische bedrijvenzone Koekhoven (afbakening + nieuwe bestemming in RUP)

Doelstelling van de agrarische bedrijvenzone is in eerste instantie het juridisch hard vastleggen van de grens voor het concentratiebeleid glastuinbouw binnen de gemeente Merkplas en dit in relatie tot een afrembeleid voor glastuinbouw in de agrarisch gebieden te Merksplas buiten deze zone.

Agrarische bedrijvenzone: glastuinbouwcluster De bestaande concentratie glastuinbouwbedrijven aan Koekhoven wordt zeer strikt afgebakend (op perceelsniveau) als agrarische bedrijvenzone. Vanuit de bestaande toestand kan vastgesteld worden dat deze zone reeds grotendeels is gestructureerd door de ontwikkelingen die de laatste jaren hebben plaatsgevonden op basis van het vergunningenbeleid binnen het agrarisch gebied van Merksplas. Verdere ontwikkeling van de agrarische bedrijvenzone wordt niet globaal of projectmatig georganiseerd, maar ook verder overgelaten aan particulier initiatief. Hierdoor lijken ten aanzien van de bestaande toestand met name de nog vrijliggende of vrijkomende ruimtes verder ingevuld te kunnen worden cfr. de bestemming. Voor de verdere uitwerking van het RUP zullen volgende krachtlijnen als leidraad gelden voor de bestemming agrarische bedrijvenzone:

Grondloze agrarische activiteiten De agrarische bedrijvenzone is bedoeld voor de vestiging van intensieve, dynamische grondloze agrarische bedrijven (met name glastuinbouwbedrijven en andere grootschalige grondloze agrarische bedrijven) en in hoofdzaak voor de geclusterde vestiging van grootschalige

14 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 2 Algemene inleiding

glastuinbouwbedrijven. Onder glastuinbouwbedrijven worden agrarische bedrijven verstaan met tuinbouwactiviteiten die hoofdzakelijk plaats vinden onder permanente constructies voor beschermde teelten onder glas. Deze permanente constructies kunnen zowel bestaan uit glasopstanden als uit vergelijkbare plastiekfolieserres. Gekoppeld aan deze glastuinbouwconcentratie zal ook voorzien worden in de mogelijkheid tot oprichting van hiervoor noodzakelijke ondersteunende infrastructuur. Vestiging van andere grootschalige grondloze agrarische activiteiten (zoals intensieve grondloze veehouderij) wordt evenmin uitgesloten. De zone is wel niet langer bedoeld voor de ontwikkeling van nieuwe grondgebonden activiteiten. Voor bestaande grondgebonden landbouwactiviteiten wordt wel een uitzondering gemaakt aan de hand van overgangsbepalingen. De focus op grondloze agrarische activiteiten betekent een hoog aandeel aan agrarische bedrijfsgebouwen en constructies. Agrarische bedrijfsgebouwencomplexen kunnen agrarische bedrijfsgebouwen en bijhorende constructies omvatten, alsook een exploitantenwoning, tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders en kantoor- en/of ontvangstruimtes e.d. Toelichting: Een hedendaags glastuinbouwbedrijf omvat standaard naast een aanzienlijke teeltoppervlakte voor beschermde teelten ook een bedrijfsgebouw/loods, een verharde buitenoppervlakte (aan- en afvoer van grondstoffen en tuinbouwproducten), een bassin voor de opvang van regenwater en een gezinswoning. De loods bevat o.m. ruimten en installaties voor de aanvoer – behandeling – afvoer van grondstoffen en productie, aanmaak en behandeling van het drainwater, een stookinstallatie, een sanitaire ruimte, kantine, koelcel,… al dan niet geheel of gedeeltelijk geïntegreerd in de serre. Ook voor de zuivering van spuiwater en afvalwater zou eventueel ruimte kunnen voorzien worden. In functie van de energievoorziening is ruimte noodzakelijk voor de stookinstallatie en/of warmtekrachtkoppelingsinstallatie, een buffervat voor warmteopslag, opslag voor CO2 en brandstoffen.

Toegelaten aan landbouw gerelateerde activiteiten Aan glastuinbouw gerelateerde activiteiten worden toegelaten binnen de zone voor zover deze activiteiten gekoppeld zijn aan de productie op lokale glastuinbouwbedrijven en hun aanwezigheid nuttig of nodig is voor het goed functioneren van agrarische glastuinbouwbedrijven in de omgeving en voor zover ze verenigbaar zijn met het goede functioneren van de agrarische bedrijvenzone. Autonome groothandelsactiviteiten en tuincentra zijn daarbij uitgesloten. Installaties voor agrarische verwerking met energierecuperatie kunnen ook worden toegelaten, waarbij een aantal voorwaarden aan de orde zijn: – de installatie en het voorziene proces beantwoorden aan een optimale ecologische balans – zowel betreffende de energiestromen waarbij maximaal energetisch rendement en efficiënte warmtebenutting in de directe omgeving, i.c. de glastuinbouw van belang zijn – als wat betreft de biomassastromen waarbij de te verwerken producten maximaal bestaan uit producten afkomstig uit de directe omgeving en dat de bij te mengen producten geen ‘hogere’ vorm van gebruik kennen en dus beschouwd kunnen worden als reststromen zonder alternatief gebruik – de door de inplanting van de installatie te verwachten verkeersgeneratie de verkeersdoorstroming en verkeersleefbaarheid in de omgeving niet significant aantast – de installatie en bijhorende uitbating ervan geen verstoring van de normale uitbatingsmoge- lijkheden van agrarische bedrijven binnen de agrarische bedrijvenzone veroorzaakt (goed nabuurschap)

Afwijkingsbepalingen voor bestaande gebouwen en/of activiteiten Het geheel wijzigen van de functie van een bestaand agrarisch bedrijfsgebouwencomplex naar wonen (eengezinswoning) is toegelaten, op voorwaarde dat de hoofdfunctie niet realiseerbaar is door een gebrekkige plaatselijke ruimtelijke configuratie en de functiewijziging geen hypotheek legt op een efficiënt ruimtegebruik door de hoofdfunctie. Bestaande agrarische bebouwing horende tot hetzelfde bedrijfsgebouwencomplex kan toegelaten worden, voor zover de nieuwe nevenfunctie betrekking heeft op lokale economische activiteiten ten dienste van lokaal gevestigde glastuinbouwactiviteiten en op voorwaarde dat het bestaande agrarische bedrijfsgebouw minstens 15 jaar effectief in gebruik geweest is door agrarische activiteiten en de gebruikte oppervlakte voor deze economische activiteiten beperkt blijft tot 750m².

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 15 Zone voor nutsvoorzieningen voor infrastructuur ELIA Het RUP zal voorzien in mogelijkheden voor noodzakelijke ondersteunende infrastructuur horende bij een glastuinbouwcluster. Zeer specifiek gaat er aandacht uit naar de verdere ontwikkeling van hoogspanningsinfrastructuur van ELIA binnen de agrarische bedrijvenzone. Door aanwezigheid van verschillende decentrale electriciteitsproductie-eenheden bestaande uit WKK’s op de grootschalige glastuinbouwbedrijven en een biomassa-installatie in de directe omgeving bestaat de nood aan een structurele connectie met het elektriciteitsnet voor afzet. De distributienetbeheerder werd geconfronteerd met verschillende aansluitingsaanvragen. De distributienetbeheerder heeftop zijn beurt ELIA gesolliciteerd om te zoeken naar een oplossing van deze specifieke geconcentreerde aansluitingsproblematiek. Als resultaat werd besloten tot de bouw van een lokaal onderstation 70/15kV 50MVA te Koekhoven aangesloten in antenne op Beerse 70kV dmv een ondergrondse kabelverbinding1. De realisatie van een onderstation maakt hierdoor specifiek deel uit van het voorgenomen plan waarvoor de screening wordt opgemaakt. Het voorzien van de nodige juridisch-ruimtelijke modaliteiten noodzakelijk voor de realisatie van deze infrastructuur behoort tot de doelstellingen van het RUP. Het geplande onderstation zal gesitueerd worden op beschikbare ruimte aan de Berkelaar, binnen de bestaande glastuinbouwconcentratie. Voor de geplande locatie werd reeds een aankoopovereenkomst gesloten met de huidige eigenaar van de betrokken perceeldelen (PV van opmeting 9/2/2010).

Figuur 9: situering onderstation ELIA Berkelaar

Uitvoering van het project zelf is voorzien in verschillende fasen. In de huidige tussenfase zijn al een aantal partijen op basis van een voorlopige 15kV verbinding rechtstreeks aangesloten op het onderstation 15kV in Beerse. Tegelijk werden al 2 verbindingen tussen Beerse en Koekhoven met 70kV kabel vergund aangelegd (vergunning dd. 17/3/2010). Het project zoals dit op het moment van de opmaak van het screeningsdocument verder voorzien is door de initiatiefnemer ter plaatse van Koekhoven (Berkelaar) kan informatief als volgt geschetst worden (Elia, 22/12/2011): – De inrichting van het betrokken terrein met een rioleringsnet, aardingsnet, kabelkanalen, wegenis, afsluiting, toegangspoort, buitenverlichting en bescherming van de site tegen blikseminslag. – Installatie van een transfo 70/15kV 50MVA met nulpunt- en hulpdienstentransfo. De transfologette wordt voorzien van een olieopvangkuip. Afhankelijk van de geluidsstudie worden er eventueel geluidsmuren voorzien rond de tranfo. – De installatie van een nieuw transfoveld in antenne met kabelscheider + aarder, vermogenschakelaar, stroom- en spanningstransformatoren. – Gebouw voor de cabine 15kV met dubbel railstel 3150 A en plaats voor 17 cellen DNB (waarvan 2 cellen CAB), 2 transfo aankomstcellen en een koppeling en uitbreidbaar met een 2de cabine met zelfde aantal cellen als de eerste cabine. Het gebouw voorziet eveneens een relaiszaal voor

1 De voedende 70kV–verbinding van het nieuwe onderstation Koekhoven wordt aanzien als een netuitbreiding van ELIA. De bekabeling van Beerse naar Koekhoven wordt voorzien in openbaar domein volgens het traject van bestaande wegen: Steenbakkersdam, Oosteneinde, Moerstraat, N124 – Steenweg op Turnhout, Koekhoven, Berkelaar. Deze bekabeling maakt geen deel uit van de te beoordelen planinhoud.

16 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 2 Algemene inleiding

de algemeenheden, tellingen en 2 CAB installaties (en uitbreidbaar tot 4 CAB installaties) van de DNB. Het gebouw wordt uitgevoerd met betonnen draagstructuur en cellenbeton. – Een relaiszaal Elia voorzien voor een toekomstig onderstation 70kV met 3 transformatoren en 2 kabelvelden 70kV. De relaiszaal bevat eveneens de sanitaire voorzieningen en de stockageruimte. Het gebouw wordt uitgevoerd met betonnen draagstructuur en cellenbeton. – Alle hulpdiensten, wissel (400/230Vac)- en gelijkspanningvoedingen (110Vdc) volgens harmonisatie en volgens samenwerkingsakkoord tussen Elia en DNB’s worden voorzien. Daarbij wordt eveneens rekening gehouden met volgende toekomstige uitbreidingsmogelijkheden: – Aansluitend op de relaiszaal Elia wordt er plaats voorzien voor de bouw van een 70kV GIS gebouw met kelder. Het gebouw wordt uitgevoerd met betonnen draagstructuur en cellenbeton wandpanelen. De nieuwe gasgeïsoleerde 70kV installatie biedt ruimte voor: – 3 transfovelden – 2 kabelvelden – 1 veld railspotentialen – 1 veld railsaardingen – Installatie van twee extra transfo’s 70/15kV 50MVA met nulpunt- en hulpdienstentransfo’s. De transfologette’s worden voorzien van olieopvangkuipen. Ten noordoosten van Koekhoven bevindt immers zich het onderstation Ravels 70/15kV. Dit onderstation beschikt tevens als hoofdvoeding over een transformator 70/15kV aangesloten in antenne op Beerse. Als 2de voeding beschikt dit onderstation over een 15kV trunk vanuit Turnhout 15kV. Indien in onderstation Ravels het conventioneel beschikbaar vermogen overschreden wordt kan het net 70kV vanuit Koekhoven doorgetrokken worden naar Ravels. Voor deze evolutie kan de kabelverbinding verlengd worden tot Ravels. In dat geval wordt in Koekhoven de transformator in aftakking geplaatst of worden de 2 kabels 70kV en de transformatoren van Koekhoven aangesloten op een nieuw te bouwen onderstation 70KV in Koekhoven.

Figuur 10: detailplan van het onderstation 70kV Koekhoven (bron: Elia, januari 2012)

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 17 Flankerende maatregelen ruilverkaveling Merksplas De ontsluiting van de zone Koekhoven wordt behouden via de weg Koekhoven, een lokale weg 2, die meteen aantakt op de N124 Steenweg op Turnhout. In het kader van het ruilverkavelingsproject Merksplas werd de bestaande weg Koekhoven zeer recent heraangelegd (verbredingen en verkeersremmers). De herverkaveling/kavelruil gaat tevens gepaard met een ruim gamma van zeer gerichte landschaps- en natuurtechnische inrichtingsmaatregelen.

Figuur 11: uitvoeringsplan inrichtingswerken Ruilverkaveling Merksplas (bron: VLM, januari 2009)

In de directe omgeving van de concentratie glastuinbouw aan Koekhoven zijn tal van maatregelen voorzien zoals de aanleg van houtkanten, aanplanten van bomenrijen,… Bovendien zijn ten oosten van het plangebied ook specifieke zones voor natuurbouw voorzien. Hierdoor zijn momenteel al concrete maatregelen voorzien die de concentratie van glastuinbouwbedrijven visueel inkleden ten aanzien van de omgeving.

18 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 2 Algemene inleiding

Figuur 12: uittreksel beplantingsplan Ruilverkaveling Merksplas (bron: VLM, januari 2012)

2.8.2 Afrembeleid glastuinbouw buiten de agrarische bedrijvenzone (overdruk in RUP)

Buiten de agrarische bedrijvenzone Koekhoven zal een overdruk aangebracht worden ter realisatie van het afrembeleid mbt glastuinbouw cfr. GRS Merksplas. Dit afrembeleid bestaat er voor de agrarische gebieden buiten de agrarische bedrijvenzone in – dat nieuwe glastuinbouwbedrijven niet toegelaten zijn. – dat bestaande glastuinbouwbedrijven behouden kunnen blijven én kunnen uitbreiden tot een maximale gezamenlijke netto-oppervlakte van beschermde teelten van 5 ha of 50000m² per bedrijfsvestiging. Dergelijke uitbreiding moet steeds in overeenstemming zijn met de werkelijke behoeften van het bestaande actieve bedrijf. Bestaande glastuinbouwbedrijven zijn agrarische bedrijven die reeds in hoofdzaak beschermde tuinbouwteelten onder glas of gelijkaardige permanente constructies kennen op het moment van goedkeuring van voorliggend RUP. Het oprichten van bijkomende serres bij deze glastuinbouwbedrijven is toegelaten in functie van een leefbare bedrijfsvoering van het bestaande glastuinbouwbedrijf voor zover de totale uiteindelijke oppervlakte beschermde teelten niet groter is dan 5ha.

Conclusie i.f.v. screening op planMER Buiten de agrarische bedrijvenzone wordt met het RUP een afrembeleid voor verdere verspreide ontwikkeling van grootschalige glastuinbouw ingesteld. Momenteel worden eventuele vergunningsaanvragen voor glastuinbouwbedrijvigheid afgetoetst aan het toetskader dat hiervoor op Vlaams niveau werd uitgewerkt. In het nulalternatief komt met andere woorden ook niet elke locatie in agrarisch gebied zonder meer in aanmerking voor vestiging van glastuinbouw. Daarnaast beschikt Merksplas sinds 2007 over een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan waarin een duidelijke visie werd uitgewerkt voor glastuinbouw die focust op concentratie aan Koekhoven, maar

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 19 geen ruimte laat voor nieuwe vestigingen daarbuiten. Ruimtelijke en ecologische overwegingen alsook schaalvoordelen van concentratie hebben tot die visie geleid. Voor bestaande bedrijven buiten deze concentratie moeten wel kansen op duurzaam behoud behouden blijven. Het overdruk-gedeelte van het RUP houdt met andere woorden een verfijning in van de bestemming agrarisch gebied, voor wat betreft de ontwikkelingsperspectieven glastuinbouw. Het is in die zin enigszins beperkend naar ontwikkelingsmogelijkheden voor grootschalige glastuinbouw ten opzichte van de referentiesituatie. Deze visie wordt echter al jaren vertaald in het vergunningenbeleid, zij het in voorliggend RUP nu ook effectief juridisch verankerd.

2.9 Alternatieven

2.9.1 Locatiealternatieven

Planniveau Gezien het gemeentelijk RUP het volledige agrarische gebied van Merksplas behandelt zijn mogelijke locatiealternatieven op algemeen planniveau niet aan de orde.

Locatie-alternatieven agrarische bedrijvenzone De agrarische bedrijvenzone wordt aangeduid op basis van de bestaande toestand, met name de bestaande concentratie aan grootschalige glastuinbouwbedrijven, die zijn oorsprong vindt in het vergunningenbeleid in voorgaande jaren (beleidsperimeter). Op basis van het bundelingsprincipe, de concentratievoordelen en met het oog op gemeenschappelijke voorzieningen, zoals nutsinfrastructuur die bijzondere investeringen vereist (cfr. hoogspanningsinfrastructuur ELIA), wordt uitgegaan van een bevestiging van deze concentratie en een gebiedsgerichte ruimtelijke oplossing voor deze ruimtelijke problematiek ter plaatse. Ook binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Merksplas en het provinciale kaderplan ‘gedifferentieerd ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor de glastuinbouw binnen de macrozone ’ werd deze locatie hiervoor onderbouwd aangeduid. Binnen de gemeente Merksplas werden daarom in het kader van de opmaak van het RUP geen nieuwe locatiealternatieven in overweging genomen ondanks het feit dat de bestaande concentratie in voorgaande jaren sterk werd verdicht en nog beperkte opvullingsmogelijkheden biedt voor grootschalige glastuinbouw2.

Locatie-alternatieven onderstation ELIA Voor de inplanting van het onderstation werd gezocht naar een beschikbare vrije locatie langsheen uitgeruste weg (voor aansluiting op ondergrondse kabelverbindingen) te midden van de verspreide elektriciteitsproducenten. Deze locatie werd gevonden aan Berkelaar op de voorste perceelsdelen in eigendom van het bedrijf Hortipower. Met betrokken eigenaar werd een overeenkomst gesloten en de ontwikkeling van betrokken bedrijf werd hierop ondertussen afgestemd.

2.9.2 Uitvoeringsalternatieven

Het plan voorziet in een juridische vertaling van het gewenste beleid ten aanzien van glastuinbouw binnen de gemeente Merksplas. De ontwikkelingsperspectieven en modaliteit worden geregeld aan de hand van stedenbouwkundige voorschriften. – Met betrekking tot de overdruk in het kader van het afrembeleid zijn de voorschriften sterk beperkt en zouden enkel uitvoeringsalternatieven te formuleren zijn met betrekking tot de toegelaten maximale oppervlakte voor uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven. – Met betrekking tot de voorschriften voor de agrarische bedrijvenzone wordt benadrukt dat deze zone in de bestaande toestand al grotendeels is ingevuld en de voorschriften daarom weinig strikt geformuleerde uitvoeringsmodaliteiten omvatten en zich met name focussen op de toegelaten activiteiten en handelingen. Niettemin zullen heel wat aandachtspunten verankerd worden als

2 Op het niveau van de macrozone Hoogstraten als concentratieregio voor de glastuinbouw (cfr. RSV en RSPA) bestaan deze locatiealternatieven wel en zullen provinciale planinitiatieven hier op termijn alternatieve vestigingslocaties voor de grootschalige glastuinbouw binnen de macrozone Hoogstraten bieden. Deze vallen echter buiten het grondgebied van de gemeente Merksplas en het bereik van voorliggend RUP.

20 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 2 Algemene inleiding

beoordelingspunten ikv inrichting en beheer, nl. met betrekking tot milieuhinder, duurzame mobiliteit, duurzaam integraal waterbeheer,… . Indien de noodzaak hiertoe blijkt kunnen zij dergelijke voorwaarden strikter geformuleerd worden.

2.9.3 Nulalternatief

Indien het RUP niet zou worden opgemaakt, dan blijft de bestemming conform het gewestplan van kracht. Dit betekent dat het plangebied zonder meer bestemd blijft als agrarisch gebied, landschappelijk waardevol agrarisch gebied of agrarisch gebied van ecologisch belang, en als dusdanig ook ontwikkeld en/of gebruikt kan worden. Ook deze bestemming biedt een kader voor ingrepen in het agrarisch gebied. Het niet opmaken van het ruimtelijk uitvoeringsplan betekent dus geenszins dat er geen ingrepen in het agrarisch gebied zouden kunnen plaatsvinden. In tegendeel, het RUP wordt net opgemaakt om ingrepen met betrekking tot glastuinbouw te regelen op basis van wenselijkheid.

2.10 Referentiesituatie

Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt de bestaande toestand als referentiesituatie genomen en wordt er dus een vergelijking gemaakt tussen de geplande toestand en de bestaande toestand (algemene terreinsituatie).

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 21 3 Beoordeling milieueffecten

3.1 Ingrepen

Ingreep Kwalitatieve omschrijving Afbakening en bestemming Het RUP voorziet in een afbakening van een agrarische agrarische bedrijvenzone bedrijvenzone door herbestemming van betrokken zone van agrarisch gebied naar ‘agrarische bedrijvenzone’. De zone heeft een oppervlakte van ca. 146ha en is bedoeld voor verdere geclusterde ontwikkeling van glastuinbouw. Vestiging van andere grootschalige grondloze agrarische activiteiten en ev. complementaire activiteiten wordt niet uitgesloten. Verdere ontwikkeling agrarische Binnen de afgebakende agrarische bedrijvenzone wordt voorzien in bedrijvenzone Koekhoven m.i.v. verdere ontwikkeling cfr. de nieuwe bestemming. In de bestaande nutsinfrastructuur toestand is reeds 60ha netto glas aanwezig binnen de zone. De groei van deze glastuinbouwconcentratie gebeurde niet planmatig waardoor momenteel met name tussenliggende restruimten nog onbebouwd zijn. Op korte termijn lijkt dit beperkend voor de eventuele vestiging van nieuwe bijkomende grootschalige glastuinbouwbedrijven. Niettemin zouden de nog vrijliggende of vrijkomende (rest)ruimtes verder ingevuld kunnen worden cfr. de bestemming (uitbreiding bestaande serres, agrarische bedrijfsgebouwen, toegelaten aan landbouw gerelateerde activiteiten, nutsvoorzieningen, ondersteunende infrastructuur,…) De verdere ontwikkeling wordt eveneens niet projectmatig uitgewerkt maar overgelaten aan particuliere initiatieven op terrein. Infrastructuur en inrichting Ifv efficiënte inrichting op zoneniveau is eventuele herverkaveling en verlegging van waterlopen niet gepland, maar wel voorwaardelijk toegelaten. Verdere ontwikkeling houdt mogelijk bijkomende verhardingen, serres, gebouwen, constructies, installaties, bassins,… in. bijkomende grondloze agrarische - mogelijke activiteiten op een glastuinbouwbedrijf: hedendaagse activiteiten glasgroenteteelt in serres met eventueel assimilatiebelichting, drainwater, …; behandeling/verwerking producten in bedrijfsgebouwen; opvang hemelwater in waterbassins; technische installaties ifv energie- en warmtevoorziening, etc. - ev. andere grondloze agrarische activiteiten - ev. complementaire activiteiten gekoppeld aan de productie op agrarisch bedrijven gevestigd binnen de zone + verkeersafwikkeling van de bijkomende activiteiten Oprichting 70/15kV onderstation Aan Berkelaar wordt de oprichting van een ELIA onderstation 70/15kV gepland met het oog op aansluiting van de plaatselijk geconcentreerde decentrale elektriciteitsproductie op het net. De verbindingen met het net worden hiervoor ondergronds voorzien. De locatie met een oppervlakte van ca. 0,5ha situeert zich te midden van de grootschalige glastuinbouw. Afrembeleid glastuinbouw ahv Verbod op nieuwe glastuinbouwbedrijfsvestigingen overdruk Uitbreidingsgrens voor bestaande glastuinbouwbedrijven: maximum 5ha netto beschermde teelten

3.2 Selectie van relevante milieudisciplines

In de planMER-screening worden de effecten van het plan binnen de verschillende disciplines onderzocht. Voor de evaluatie van de effecten die het plan teweeg kan brengen worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen deze sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante disciplines. Het feit dat bepaalde ingrepen binnen bepaalde milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisciplines. De disciplines ‘klimaat’, ‘aanspraak op energie- en grondstofvoorraden’ en ‘lucht’ worden niet weerhouden als relevante discipline in het kader van dit RUP. Deze disciplines dienen dus niet

22 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 3 Beoordeling milieueffecten

onderzocht te worden; de aard en omvang van de ingrepen is immers niet van die aard dat een significant effect binnen deze disciplines kan verwacht worden. De deeldisciplines ‘geluid’, licht’ en ‘warmte en stralingen’ worden niet als aparte discipline in aanmerking genomen, maar zullen besproken worden onder de discipline mens (hinderaspecten) en/of fauna en flora.

Tabel 2: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project

Discipline Sleuteldiscipline Optiediscipline Niet relevante discipline Bodem X Water: grondwater en oppervlaktewater X Fauna en flora en biodiversiteit X Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie X Mens – ruimtelijke aspecten en hinder X Mens- mobiliteit X Geluid X Licht X Lucht (gezondheid) X Warmte en stralingen X Energie- en grondstofvoorraden X Klimaat x

De discipline ‘lucht (gezondheid)’ wordt niet weerhouden als relevante discipline in het kader van dit RUP. De bestaande luchtkwaliteit in de omgeving van Koekhoven kan gekenmerkt worden op basis van volgende gegevens met betrekking tot stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) (bron: geoloket VMM): – Aantal overschrijdingen norm PM10 daggemiddelde (2007-2009): grotendeels 5-10 overschrijdingen van 50µg/m³ - deels 15-20 overschrijdingen van 50µg/m³ – PM10 jaargemiddelde (2007-2009): 20-25 µg/m³

– NO2jaargemiddelde (2007-2009): grotendeels 10-15µg/m³ - deels 15-20 µg/m³ – Totale index: 4 Aldus kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit in de omgeving van Koekhoven goed is. Gezien de referentiesituatie kan ervan uitgegaan worden dat eventuele bijkomende activiteiten geen substantiële toename aan emissies zullen hebben die zodanig zijn dat ze de luchtkwaliteit in gevaar kunnen brengen. Bovendien zal het instrument van de milieuvergunning steeds nagaan of de te verwachten emissies conform de regelgeving zijn. Om deze reden wordt de discipline lucht in de screening aldus niet verder onderzocht.

3.3 Analyse van mogelijk voorkomende effecten

Onderzoeksdisciplines a r o l

F n

p e t i n a

e e d h

t

e c i

m r a l i s s o e e n t b d n g d u f a o e n o r a a B W M F M E l Ingrepen

Afbakening en bestemming N N N N MS MS agrarische bedrijvenzone Verdere ontwikkeling agrarische MS MS MS MS MS MS bedrijvenzone Koekhoven m.i.v. nutsinfrastructuur Afrembeleid glastuinbouw ahv N N N MS MS MS overdruk N: waarschijnlijk niet significant effect; evt.effect zeer beperkt in omgang en tijd MS: mogelijk significant effect

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 23 De tabel doet geen uitspraak over effectief significante effecten maar laat wel toe op basis van mogelijk significante effecten en waarschijnlijk significante effecten een selectie te maken van nader te onderzoeken ingreep – effectrelaties: verder te onderzoeken zijn de effecten die als MS (mogelijk significant) worden aangeduid. De disciplines “bodem” en “water” worden doorgaans samen besproken gezien de nauwe afstemming binnen het fysisch systeem. De disciplines “mens” en “fauna en flora” zijn receptordisciplines. Effecten op het vlak van “geluid”, “licht”, e.d. concentreren zich doorgaans op een indirecte manier op deze receptordisciplines. De optiedisciplines “geluid”, “licht” en “stralingen” worden daarom niet afzonderlijk onderzocht en beoordeeld, maar wel meegenomen in de beoordeling bij “mens” en “fauna en flora”.

24 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

4 Beoordeling per discipline

4.1 Discipline Bodem en water

4.1.1 Studiegebied

In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. Daarbij wordt echter de focus gelegd op het gebied Koekhoven, ter hoogte van het gebiedsdekkende deel van het RUP. Voor het gedeelte van het plangebied daarbuiten wordt in het RUP geen specifieke ontwikkeling op terrein voorzien. De toegelaten uitbreiding van glastuinbouwbedrijven tot 5ha is daar immers ook in het nulalternatief niet uitgesloten. Wel worden eventuele watersysteemrelaties met de nabije omgeving van de zone Koekhoven meegenomen: – Eventuele stroomafwaartse invloed op de Biezenloop en Mark – Eventuele invloed van grondwaterwinningen

4.1.2 Referentiesituatie

Bodem en reliëf De zone Koekhoven ligt in het oostelijke deel van de gemeente Merksplas, op de overgang van de microcuesta van de Noorderkempen naar de lager gelegen gronden ten NW ervan. De microcuesta van de Noorderkempen wordt gevormd door de zuidrand van de Formatie van de Kempen die een kleilaag bevat die sterk resistent is tegen erosie. In het ZO van de gemeente Merksplas loopt deze cuesta in ZW – NO richting. Het reliëf loopt hierdoor licht af naar het N-NW. Bovenop deze formatie werden Pleistocene zanden afgezet met een relatief fijne zandstructuur. De bodem van zone Koekhoven heeft zich hierin als volgt ontwikkeld: – plaggenbodems rond de voormalige traditionele landbouwkernen binnen deze omgeving, i.e. het Geheul in het noorden en Koekhoven in het zuiden: Zbm, Zcm, Zdm, Scm, Sdm – daartussen podzolen die het resultaat zijn van een eeuwenlange verwering in zure omstandigheden onder heidevegetaties: – Matig natte podzolen in zand of lemige zandgronden: Sdg, Zdg – Afgewisseld met lokaal voorkomen van Seg: natte lemige zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont – en alluviale bodems langsheen Biezenloop en Mark bestaande uit Sep (natte alluviale bodem op lemig zand). Door de afwisseling van harde (klei-) en zachte (zand-)lagen in de ondergrond komt er plaatselijk in de ruime omgeving microreliëf voor met depressies en vennen. Dit is niet uitgesproken binnen de zone Koekhoven maar zeker wel meer naar het oosten (Turnhouts Vennengebied).

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 25 Figuur 13: situering zone Koekhoven en omgeving op bodemkaart (bron: Digitale vectoriële versie van de Bodemkaart van Vlaanderen, uitgave 2001

Waterlopen en waterhuishouding De microcuesta van de Noorderkempen ten Z-ZO van het gebied Koekhoven vormt de waterscheiding tussen het Maas- en het Scheldebekken. Deze vormt dus het brongebied van twee stroomgebieden. Op de noordflank van de cuesta onstpringt de Mark met haar zijlopen. In dit bekken valt de radiale structuur van deze waterlopen op die uiteindelijk samenlopen in de Mark. Het verval is klein, de waterlopen worden over het algemeen gevoed door een ondiepe watertafel. De zone Koekhoven is te situeren over een deel van dit bovenlopengebied van de Mark. Deze bovenlopen stromen hier van oost naar west om ten westen van Koekhoven samen te vloeien in de Mark. De Biezenloop (waterloop 3e categorie) en de Mark (waterloop 3e categorie) stromen dwars doorheen het plangebied Koekhoven. Het Moerloopken (waterloop 3e categorie) en de Venneloop flankeren het plangebied Koekhoven in het noorden en het zuiden. De alluviale bodems langsheen de Biezenloop en de Mark (van nature overstromingsgevoelige gebieden) zijn op de watertoetskaart eveneens aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig. Er werden echter geen effectief overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op basis van recente gebeurtenissen.

26 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

Figuur 14: situering overstromingsgevoelige gebieden (bron: watertoetskaart overstromingsgevoelige gebieden)

De droge tot matig natte bodems werden aangeduid als infiltratiegevoelig. De aanwezigheid van kleilagen op geringe diepte in deze omgeving heeft plaatselijk invloed op de infiltratiemogelijkheden. Aangezien deze ondoordringbaar zijn wordt het water dan lateraal afgevoerd en kunnen natte depressies en vennen gevormd worden. Op het zoneringsplan voor Merksplas werden de aansluitingspunten in de omgeving Koekhoven nagenoeg allen aangeduid als ‘collectief te optimaliseren’.

Figuur 15: uittreksel zoneringsplan Merksplas (bron: VMM – geoloket).

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 27 Het plangebied is niet gelegen in de buurt of op korte afstand van beschermingszones voor grondwaterwinningen. Volgens de grondwaterkwetsbaarheidskaart van de provincie Antwerpen wordt het gekarakteriseerd als (Ca1/Cc) zeer kwetsbaar/weinig kwetsbaar met een snelle afwisseling van deze graden. Dit is het gevolg van het voorkomen van een zandige watervoerende laag met afwisseling een deklaag uit zandig en kleiig materiaal.

Figuur 16: situering grondwaterwinningen (bron: DOV)

Binnen de reikwijdte van het plangebied zijn een twingtigtal vergunde grondwaterwinningen aanwezig. Figuur 16 geeft een overzicht van de vergunde grondwaterwinningen in de omgeving van het projectgebied volgens Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV). Uit de databank blijkt dat deze allen werden toegekend in het kader van agrarische activiteiten, zowel aan glastuinbouwbedrijven als andere agrarische bedrijven. De meeste van deze grondwaterwinningen putten op aanzienlijke diepte uit de draagkrachtige watervoerende lagen van het Centraal Kempisch Systeem. Afhankelijk van de diepte worden verschillende watervoerende lagen van twee grondwaterlichamen aangesproken: – CKS_0200_GWL_1 Noordelijke zanden van de Kempen: – HCOV 0231: Zanden van en/of Merksplas – HCOV 0250: Mioceen Aquifersysteem – CKS_0220_GWL_2: Complex van de Kempen: – HCOV 0220: klei-zand complex van de Kempen

4.1.3 Analyse van ingrepen – effecten

Ingrepen De juridische vertaling van het ruimtelijke beleid d.m.v. afbakening en bestemming van de agrarische bedrijvenzone in relatie tot aanbrengen van een overdruk i.f.v. afrembeleid t.h.v. het agrarisch gebied daarbuiten heeft geen rechtstreekse invloed binnen de discipline bodem en water. Er dient wel beoordeeld te worden wat de impact van een verdere invulling van de agrarische bedrijvenzone cfr. de nieuwe bestemming zou zijn. Deze verdere mogelijke ontwikkeling houdt ten aanzien van de bestaande toestand een verdere opvulling van de vrijliggende restruimten in of vernieuwbouw ter hoogte van bestaande infrastructuur met serres, gebouwen, constructies, installaties,… en bijhorende activiteiten/handelingen die passen binnen de omschreven

28 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

bestemmingsvoorschriften. De focus ligt daarbij op glastuinbouwactiviteiten, andere grondloze activiteiten zijn niet uitgesloten. Dit betekent dat in het kader van deze disciplines volgende ingrepen bekeken moeten worden: bijkomende gebouwen en verhardingen (verdere afdekking), eventuele ingrepen op de waterlopen, opvang van hemelwater in bassins, opslag van stoffen, afvalwaterstromen, grondwaterwinningen, … In de voorschriften voor de agrarische bedrijvenzone zullen een aantal bepalingen opgenomen zijn die sturing zullen geven aan deze ingrepen en dus van belang zijn bij de beoordeling. Het gaat om een aantal voorwaarden met betrekking tot integraal waterbeheer: – Langs de waterlopen dient een strook met een breedte van 5m vrijgehouden te worden. Constructies, voorwerpen of aanplanten die de doorgang permanent belemmeren zijn niet toegelaten. – In functie van een rationele inrichting is het toegestaan structurele wijzigingen aan te brengen in de ligging van de waterlopen binnen deze zone, op voorwaarde dat dit geen significant negatieve impact heeft op het watersysteem door reductie van het waterbergend vermogen of versnelling van de stroomafwaartse afvoer van het oppervlaktewater. – Bij glastuinbouwbedrijven dient hemelwater in principe volledig opgevangen en hergebruikt te worden. Bij andere dan glastuinbouwactiviteiten dient hemelwater opgevangen en maximaal hergebruikt te worden. Overtollig hemelwater wordt maximaal ter plaatse geïnfiltreerd alvorens het gebufferd afgevoerd wordt naar oppervlaktewater of openbare RWA. Dimensionering van buffercapaciteit en afvoerdebieten dient te worden bepaald volgens de meest actuele code van goede praktijk voor integraal waterbeheer. – Waar risico op verontreiniging bestaat, moeten alle maatregelen getroffen worden om negatieve effecten op de waterkwaliteit van oppervlaktewater en grondwater te vermijden. Afwatering die aanleiding kan geven tot verontreiniging dient gepaard te gaan een specifieke zuivering indien het water afgevoerd wordt naar oppervlaktewater of openbare RWA. Zo dienen minstens de afwatering van verhardingen die aanleiding kan geven tot verontreiniging en de lozing van door gebruik aangerijkt overtollig hemelwater gepaard te gaan van een specifieke zuivering. – Voor grootschalige ondergrondse constructies dient aangetoond te worden dat geen significant schadelijke effecten met betrekking tot de grondwaterhuishouding te verwachten zijn. – De maatregelen inzake waterhuishouding zijn duidelijk aangegeven en beschreven in het vergunningsdossier en dienen gerealiseerd te worden ten laatste tegelijk met de voltooiing van de bouwwerken bepaald in de stedenbouwkundige vergunning

Effecten Bijgevolg zullen volgende mogelijk significante effecten beoordeeld worden: – verstoring van bodem en natuurlijk reliëf – verstoring van bodemprofiel – wijziging van natuurlijk reliëf – wijziging van bodemkwaliteit – verstoring van de waterhuishouding – wijziging van de waterbergingscapaciteit - waterbergend vermogen – wijziging van infiltratiemogelijkheden – wijziging grondwaterstromen en -niveau – verdroging – wijziging van het afvoerregime van de ontvangende waterloop – veiligheidsaspecten als gevolg van gewijzigde waterhuishouding – wijziging van de waterkwaliteit

4.1.4 Beoordeling van de effecten

Verstoring van bodemprofiel Verdergaande oprichting van gebouwen en constructies betekent de inname van bijkomende oppervlakte waardoor per definitie verstoring van het aanwezige profiel optreedt (overwegend podzolbodems – deels plaggenbodems). Het bodemprofiel is echter reeds verstoord door vroegere en huidige landbouwactiviteiten waardoor de impact als minimaal wordt ingeschat.

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 29 Wijziging van natuurlijk reliëf Gezien de verregaande ontwikkeling van het terrein en er slechts opvulling van restruimten te verwachten is geen grootschalig grondverzet aan de orde. Voor de verdere ontwikkeling van de agrarische bedrijvenzone zijn geen bijzondere reliëfwerken vereist.

Wijziging van bodemkwaliteit Bodemkwaliteit zou aangetast kunnen worden door ongewenste verspreiding van verontreinigende stoffen. Bij de ingrepen binnen het gebied is echter de bestaande regelgeving van toepassing zodat er van uit gegaan kan worden dat hierop geen risico bestaat bij normale activiteiten. Risico is niet uit te sluiten in het geval van calamiteiten indien hiervoor geen maatregelen voorzien zijn. Deze effecten kunnen enkel vermeden worden indien hiervoor specifieke maatregelen worden opgelegd bij vergunningverlening. Deze maatregelen moeten specifiek geformuleerd worden op maat van de bedrijfsactiviteiten en de eraan verbonden risico’s op dit vlak.

Wijziging van de waterbergingscapaciteit - waterbergend vermogen De Biezenloop en de Mark lopen doorheen het plangebied Koekhoven. Het betreft twee bovenlopen in het bekken van de Mark die stroomafwaarts samenvloeien. Ter hoogte van deze samenvloeiing meer naar het westen werd effectief overstromingsgevoelig gebied aangeduid. Echter niet ter hoogte van het plangebied. De alluviale bodems hebben binnen het plangebied geen uitgesproken waterbergingsfunctie. Daardoor mag er van uit gegaan worden dat binnen deze zone geen verstoring van bestaande waterbergingscapaciteit optreedt en dat er op dit vlak geen significante effecten te verwachten zijn door ingrepen in het kader van verdere ontwikkeling van de agrarische bedrijvenzone. Bovendien wordt bepaald dat bij ingrepen minstens 5m afstand ten opzichte van de waterloop aangehouden dient te worden.

Wijziging van infiltratiemogelijkheden – wijziging grondwaterstromen en –niveau – verdroging Een toename van verharde oppervlakte, bemalingen en het plaatsen van ondergrondse constructies kunnen invloed hebben op infiltratiemogelijkheden en grondwaterstromingspatronen.

Verstoring van grondwatervoeding door afdekking Het plangebied is gedeeltelijk infiltratiegevoelig waardoor een toename van verhardingen kan leiden tot een vermindering van de infiltratiemogelijkheden en wijzigingen in de grondwatervoeding. Zeer specifiek voor glastuinbouwbedrijven is bovendien het gebruik van opgevangen hemelwater voor gebruik als gietwater in het teeltproces. Hierdoor wordt ter hoogte van de glastuinbouwbedrijven specifiek de infiltratie naar het grondwater sterk gereduceerd. Echter, ten aanzien van de bestaande toestand wordt dit negatief effect minimaal ingeschat3. Bovendien bestaat de directe omgeving van het de concentratiezone grotendeels onbebouwde percelen waardoor het effect op ruimere schaal relatief is. Voor andere afdekkingen wordt opgelegd dat overtollig hemelwater maximaal ter plaatse wordt geïnfiltreerd alvorens het gebufferd afgevoerd wordt naar oppervlaktewater. De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is bovendien sowieso van toepassing. Deze bevat minimale voorschriften voor de afvoer van niet-verontreinigd hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten waardoor geen negatief effect verwacht wordt in vergelijking met de referentiesituatie.

Wijziging van grondwaterstromen door ondergrondse constructies, bemaling en grondwaterwinningen Het aanleggen van ondergrondse constructies kan ingrijpen op het grondwaterstromingspatroon, waarbij ook zeker bemalingen in de aanlegfase effect kunnen hebben. Het plangebied is grotendeels matig gevoelig voor grondwaterstroming. In dergelijke gebieden is geen invloed te verwachten indien ondergrondse constructies beperkt blijven. De planinhoud voorziet echter niet in specifieke ondergrondse constructies waarvoor invloed op grondwaterstromen verwacht mag worden. Zo worden bijvoorbeeld waterbassins bij glastuinbouwbedrijven in ophoging aangelegd. Anderzijds worden ondergrondse constructies niet uitgesloten. Er wordt wel bepaald voor grootschalige

3 Dit negatief effect staat echter ten opzichte van positieve effecten van opvang van het hemelwater bij glastuinbouwbedrijven. Door aansturen op volledige benutting van het opgevangen hemelwater wordt de behoefte aan grondwaterwinningen immers beperkt. Tegelijk worden ongewenste effecten op afstromingshoeveelheid naar de waterlopen zo uitgesloten.

30 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

ondergrondse constructies aangetoond dient te worden dat geen significant schadelijke effecten met betrekking tot de grondwaterhuishouding te verwachten zijn. De effectieve beoordeling zal dienen te gebeuren op basis van beschikbare kwantitatieve gegevens in vergunningsaanvragen. De effecten kunnen dan concreet afgetoetst worden zodat randvoorwaarden kunnen worden bepaald. Agrarische activiteiten en met name glastuinbouwactiviteiten hebben een grote behoefte aan water als productiemiddel. Voor glasteelten kan het jaarlijkse waterverbruik voor irrigatie oplopen tot meer dan 1.000 l/m² (> 10.000 m³/ha). Daarvoor wordt beroep gedaan op hemelwater en op grondwater. Er kan worden vastgesteld dat in de referentiesituatie een heel aantal grondwaterwinningen vergund werden binnen de omgeving. In het RUP zal daarom worden opgelegd hemelwater volledig opgevangen en hergebruikt dient te worden om de behoefte aan grondwaterwinningen te reduceren.

Wijziging van het afvoerregime van de ontvangende waterloop- wijziging oppervlaktewaterkwantiteit De planinhoud voorziet dat bij glastuinbouwbedrijven hemelwater in principe volledig opgevangen en hergebruikt dient te worden. Hierdoor heeft de grote oppervlakte aan serres geen aanleiding tot bijkomend volume af te voeren hemelwater. Bij andere dan glastuinbouwactiviteiten dient hemelwater opgevangen en maximaal hergebruikt te worden. Overtollig hemelwater wordt maximaal ter plaatse geïnfiltreerd alvorens het gebufferd afgevoerd wordt naar oppervlaktewater of openbare RWA. Dimensionering van buffercapaciteit en afvoerdebieten dient te worden bepaald volgens de meest actuele code van goede praktijk voor integraal waterbeheer. Hierdoor mag verwacht worden dat er geen significante wijziging van het afvoerregime van de Mark en de Biezenloop mag optreden. Er worden met andere woorden geen significant negatieve effecten stroomafwaarts verwacht door goedkeuring van het RUP. Met betrekking tot de waterlopen anderzijds wordt een verlegging niet uitgesloten, maar worden hier voorwaarden aan gekoppeld om negatieve effecten ter plaatse of stroomafwaarts te vermijden. Dit zal immers enkel toegestaan zijn indien aangetoond kan worden dat dit geen significant negatieve impact heeft op het watersysteem door reductie van het waterbergend vermogen of versnelling van de stroomafwaartse afvoer van het oppervlaktewater.

Veiligheidsaspecten als gevolg van gewijzigde waterhuishouding Veiligheidsaspecten hebben betrekking op het risico op overstroming, zowel binnen het plangebied als stroomafwaarts. Eventuele aantasting van het waterbergend vermogen van een gebied met sponsfunctie heeft effect op de potentiële overstromingsoppervlakte stroomafwaarts. Zoals hierboven reeds besproken is hiervan in dit plangebied geen sprake (het plangebied bevat geen effectief overstromingsgevoelig gebied). Bovendien valt geen substantiële toename van de af te voeren oppervlaktewaterkwantiteit te verwachten naar aanleiding van het RUP. Dit houdt dus in dat de veiligheid binnen het plangebied gegarandeerd is, maar tevens dat hierdoor geen extra te bufferen volume stroomafwaarts wordt doorgesluisd.

Wijziging van de waterkwaliteit Aantasting van waterkwaliteit kan optreden door inbreng van vreemde stoffen. Oppervlaktewaterkwaliteit kan aangetast worden door lozing via zowel punt- als diffusie lozingen. Grondwaterkwaliteit kan aangetast worden door uitloging en lekken van verontreinigende stoffen in de bodem. De belangrijkste te verwachten afvalwaterstromen binnen de zone zijn standaard huishoudelijk, en sanitair afvalwater. Specifiek zijn echter zijn afspoelend hemelwater, spuiwater en eventueel bluswater bij calamiteiten aandachtspunten omwille van mogelijke effecten op oppervlaktewater en grondwater.

Spuistroom Voor spuiwater is specifieke regelgeving van toepassing. Spuiwater mag niet geloosd worden in openbare rioleringen, in oppervlaktewateren of in grondwater, tenzij hiervoor een milieuvergunning werd afgeleverd en geloosd wordt volgens de voorwaarden van deze vergunning. Tuinbouwers met teelten op groeimedium onder permanente overkapping, moeten sinds 1 januari 2011 over de nodige opslagcapaciteit voor de spuistroom beschikken. Die opslagcapaciteit is nodig om de uitrijverbodsperiode van spuistroom te kunnen overbruggen. Het Mestdecreet vermeldt in art. 9, §2 immers dat landbouwers die voor de teelt onder permanente overkapping gebruik maken van groeimedium, sinds 1 januari 2011 moeten beschikken over een opslagcapaciteit die minstens overeenstemt met de hoeveelheid spuistroom geproduceerd gedurende 6 maanden. De verplichting geldt niet als aangetoond wordt dat elke hoeveelheid spuistroom boven de werkelijke

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 31 opslagcapaciteit zal verwijderd worden op een voor het leefmilieu onschadelijke manier, zoals vermeld in artikel 13 §3 van besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende nadere regels rond tuinbouw ter uitvoering van het Mestdecreet. Hierdoor zijn geen significant negatieve effecten te verwachten.

Koolwaterstoffen Infiltratie van hemelwater en/of afvoer van overtollig hemelwater na buffering geeft doorgaans geen aanleiding tot verontreiniging. Verontreiniging van dit hemelwater treedt bij normale activiteiten niet op in vergelijking met de referentiesituatie tenzij het op specifieke verhardingen in aanraking zou komen met koolwaterstoffen. Hiervoor gevoelige verhardingszones zouden voorzien moeten worden van niet-waterdoorlatende verhardingsmaterialen waarbij de afvoer tegelijk voorzien wordt van een KWS-afscheiding.

Calamiteiten Verontreiniging is ook mogelijk ingeval van calamiteiten, zoals brand of verlies van (vloeibare) lading. Deze effecten kunnen enkel vermeden worden indien hiervoor specifieke maatregelen worden opgelegd bij het verlenen van een milieuvergunning. Deze maatregelen moeten specifiek geformuleerd worden op maat van de bedrijfsactiviteiten en de eraan verbonden risico’s op dit vlak. Het is dus van belang bij de vergunningverlening volgend op het RUP indien noodzakelijk specifieke voorzieningen op te leggen i.f.v. mogelijke calamiteiten om contaminatie van RWA / oppervlaktewater te vermijden.

4.1.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)

Rekening houdend met de voorziene maatregelen, de naleving van regelgeving ter zake en de opgave van flankerende maatregelen: – ten aanzien van de latere milieuvergunningverlening: noodzakelijke maatregelen voor het vermijden van waterverontreiniging bij calamiteiten bij specifiek risicovolle activiteiten kan geoordeeld worden dat aanzienlijke effecten met betrekking tot bodem en water vermeden kunnen worden.

Waterparagraaf Op basis van de getoetste elementen kan een gunstige beoordeling gebeuren met betrekking tot de watertoets op planniveau. De planinhoud lijkt algemeen geen aanleiding te geven tot een nadelig of schadelijk effect op het watersysteem. Op basis van de voorziene ingrepen en maatregelen lijkt met andere woorden geconcludeerd te kunnen worden dat het plan verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

4.2 Discipline mobiliteit

4.2.1 Studiegebied

Voor de beoordeling van de effecten van het RUP is enkel de zone Koekhoven relevant als studiegebied. Daarbuiten worden geen specifieke ontwikkelingen voorzien. Voor de zone Koekhoven worden wel relaties met de nabije omgeving meegenomen: – Invloed van de vervoersbewegingen op de omgeving (straat Koekhoven als ontsluitingsroute)

4.2.2 Referentiesituatie

– Het bestaande wegenpatroon Koekhoven, Berkelaar, Geheul en Horst werd behouden bij de stelselmatige groei van de glastuinbouwconcentratie waardoor dit bestaande wegenpatroon ook nu de ruggengraat vormt voor de zone. Koekhoven, Geheul en Horst vormen tevens enkele duidelijke grenzen van het gebied. – Voor gemotoriseerd verkeer zijn er feitelijk 3 toegangs- of ontsluitingswegen naar de activiteiten in het gebied: Koekhoven, Berkelaar en Horst. De hoofdontsluiting van de zone zelf verloopt via

32 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

Koekhoven, een lokale weg 2, die in het zuiden aantakt op de N124 Steenweg op Turnhout. Dit is ook de route voor het vrachtverkeer met bestemming zone Koekhoven. Het Geheul takt in het noorden op korte afstand aan op de N132 Steenweg op Weelde.

Figuur 17: verkeerskundige situering zone Koekhoven

– Mobiliteitsprofiel glastuinbouwbedrijven: – Met betrekking tot het vrachtvervoer van en naar de glastuinbouwbedrijven varieert de verkeersdruk tijdens het jaar. De teelten van tomaat en paprika hebben wel een gelijklopende teeltcyclus met gelijkaardige mobiliteitsafwikkeling: de winterperiode is een rustige periode, waarbij de verkeersbewegingen enkel in het teken staan van afvoer van restmaterialen en aanvoer van nieuwe teeltmaterialen, van maart tot november wordt doorlopend geoogst en dienen de geteelde producten afgevoerd te worden (vrachtvervoer). – Verder brengt ook het onderhoud van installaties, bezoek van vertegenwoordigers, etc. verkeer met zich mee bestaande uit bestelwagens en personenwagens. – Woon-werkverkeer is sterk seizoensafhankelijk. – In het kader van het ruilverkavelingsproject Merksplas werd de bestaande weg Koekhoven zeer recent heraangelegd waarbij de aandacht voor verkeersveiligheid aanleiding heeft gegeven tot verbreding en het aanleggen van verkeersremmers. – Elk van de grootschalige agrarische bedrijven binnen het gebied beschikt op eigen terrein over voldoende ruimte voor de parkeerbehoeften van werknemers, afhandeling van vrachtverkeer, etc. Hierrond zijn geen knelpunten gekend. – Langsheen Koekhoven, maar buiten het gebiedsdekkende deelplangebied is Quirynen Energy Farming, een biomassa-biogas-installatie gesitueerd. – In de referentiesituatie zijn geen specifieke mobiliteitsknelpunten gekend.

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 33 4.2.3 Analyse van ingrepen – effecten

Ingrepen Het afrembeleid t.h.v. het agrarisch gebied buiten Koekhoven heeft geen negatieve impact binnen de discipline mobiliteit ten aanzien van het nulalternatief. Er dient dus beoordeeld te worden wat de impact van een verdere invulling van de agrarische bedrijvenzone cfr. de nieuwe bestemming zou zijn. Deze verdere mogelijke ontwikkeling houdt ten aanzien van de bestaande toestand een verdere opvulling van de vrijliggende restruimten in of vernieuwbouw ter hoogte van bestaande infrastructuur met serres, gebouwen, constructies, installaties,… met bijhorende activiteiten cfr. de bestemmings. Dit betekent dat in het kader van deze discipline de invloed van bijkomende verkeersafwikkeling horende bij de nieuwe activiteiten beoordeeld dient te worden, met name ter hoogte van de ontsluiting via Koekhoven. Van belang daar bij is dat in de voorschriften voor de agrarische bedrijvenzone een aantal bepalingen opgenomen zullen worden die sturing zullen geven aan de ontwikkeling: – Er zal aangetoond moeten worden dat het aangevraagde de verkeersdoorstroming en de verkeersleefbaarheid in de omgeving niet aantast. Dit wordt beoordeeld op basis van een afweging van de door gegeneerde verkeersdynamiek die te verwachten is nav het aangevraagde ten opzichte van de op het moment van de aanvraag bestaande verkeerssituatie. – Alle parkeerbehoeften vanwege activiteiten op de agrarische bedrijfsgebouwencomplexen moeten op eigen terrein opgevangen worden of in gemeenschappelijke parkeerruimten die gedeeld worden met andere bedrijven.

Effecten Met betrekking tot de discipline mobiliteit kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden: – verkeersgeneratie – wijziging verkeersdoorstroming – impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving

4.2.4 Beoordeling van de effecten

Verkeersgeneratie – wijziging verkeersdoorstroming Het deelplangebied Koekhoven is in de bestaande toestand al grotendeels ingevuld met de bedoelde activiteiten. Deze bestaande bedrijven werden eerder recent opgestart en zullen naar de toekomst ook de ruggengraat voor de agrarische bedrijvenzone vormen. Bijkomende ontwikkelingen beperken zich daarom naar alle waarschijnlijkheid tot de restruimten daartussen. Dit kan door uitbreiding van bestaande activiteiten of inpassing van nieuwe grondloze activiteiten. De ontwikkelingsmarge is hierdoor, zeker op korte termijn, beperkt. Bovendien werd de weg Koekhoven in het kader van de ruilverkaveling Merksplas heringericht in afstemming op het specifieke bestemmingsverkeer. In het zuiden takt deze ontsluitingsweg aan op de N124, een lokale weg type 1, waarvoor er van uit gegaan wordt dat er voldoende marge is voor een beperkt aandeel extra gemotoriseerd verkeer van en naar de zone Koekhoven. Bovendien zullen in het RUP bepalingen opgenomen worden die toelaten de verkeersgeneratie te bewaken bij de vergunningverlening van specifieke activiteiten ten aanzien van de op dat moment bestaande verkeerssituatie.

Impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving In de referentiesituatie mengt het bestemmingsverkeer naar de concentratiezone zich met de rest van het lokale bestemmings- en landbouwverkeer op Koekhoven. In het kader van de ruilverkaveling Merksplas werd voorzien in de heraanleg van Koekhoven. Dit heeft al in de referentiesituatie een positief effect op de verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid langsheen de ontsluitingsroute Koekhoven. Deze werken zijn uitgevoerd zodat in de bestaande toestand al de mogelijke maatregelen zijn genomen om eventuele effecten te remediëren. Bijkomende verkeersgeneratie blijft zoals gesteld eerder beperkt waardoor ook op dit vlak geen nieuwe negatieve effecten te verwachten zijn in de straat Koekhoven.

34 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

Voor langzaam verkeer zijn bovendien andere ontsluitingsmogelijkheden aanwezig binnen het wegennetwerk van de omgeving, vooral van belang richting de kern van Merksplas in het kader van lokaal woon-werkverkeer.

Ruimtebeslag verkeersafwikkeling De activiteiten binnen de agrarische bedrijvenzone gaan gepaard met een zekere parkeerbehoefte. Daarnaast bestaat er een zekere ruimtebehoefte voor de afwikkeling van vrachtverkeer. Uitgangspunt voor het RUP is dat de hiervoor benodigde ruimte wordt voorzien op de bedrijfspercelen zelf, al dan niet gemeenschappelijk. Hierdoor is geen negatief effect met betrekking tot ruimtebeslag met gevolgen voor verkeersleefbaarheid op de ontsluitingswegen te verwachten.

4.2.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)

Rekening houdend met de voorziene maatregelen: – heraanleg Koekhoven (uitgevoerd in het kader van ruimverkaveling Merksplas) – behoud van verkeersdoorstroming en verkeersleefbaarheid als beoordelingspunten voor aanvragen binnen de agrarische bedrijvenzone – parkeerbehoeften op te vangen op de bedrijfspercelen, al dan niet gemeenschappelijk kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot mobiliteit te verwachten zijn door de goedkeuring van het RUP.

4.3 Discipline fauna en flora

4.3.1 Studiegebied

In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. Daarbij wordt echter de focus gelegd op het deelplangebied Koekhoven (gebiedsdekkende deel van het RUP). Wel worden eventuele relaties met de natuurlijke zones in de omgeving van de zone Koekhoven meegenomen: – Invloed op ecologische infrastructuur en natuurlijke verbindingen binnen de natuurlijke structuur – Invloed op omliggende kwetsbare zones en natuurgebieden Het studiegebied wordt verder uitgebreid met volgende kwetsbare gebieden in de omgeving: – Invloed op habitatrichtlijngebied BE2100024 ‘Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout’ – Invloed op niet-integraal aangeduide vogelrichtlijngebied nr. 15 ‘, Merksplas, Oud- Turnhout, Ravels en Turnhout’

4.3.2 Referentiesituatie

De bestaande toestand wordt als referentiesituatie genomen, hoewel met betrekking tot de beoordeling tot de impact op de SBZ, strikt genomen de bestaande toestand op het van kracht worden van de vogelrichtlijn (1981) en habitatrichtlijn (1994), dan wel de situatie t.t.v. de aanwijzing als refe-rentiesituatie genomen zou moeten worden.

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 35 4.3.2.1 Globale natuurlijke structuur

Figuur 18: natuurlijke structuur omgeving plangebied

Het plangebied situeert zich ten westen van het Turnhouts Vennengebied en ten zuiden van het het Graafsbos-Zwart Goor, beiden natuurconcentratiegebieden binnen de omgeving. Naar het westen strekt zich de vallei van de Mark uit.

4.3.2.2 Natuurwaarden in het plangebied De Biologische waarderingskaart (versie 2) weerspiegelt de agrarische invulling van de zone Koekhoven: – Hx: zeer soortenarme ingezaaide graslanden, – Hp: soortenarm permanent cultuurgrasland – Kq: boomkwekerij, bloemkwekerij of serre – Bs: akker op zandige bodem – Ur: bebouwing in agrarische omgeving Langsheen Berkelaar werd een naaldbosje (pa- naaldhoutaanplant zonder ondergroei) ingetekend. Dit werd echter recent gerooid. Verder zijn er geen specifieke natuurlijke elementen aanwezig binnen de zone Koekhoven.

36 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

Figuur 19: vegetatie cfr. BWK versie 2

4.3.2.3 Habitatrichtlijngebied ‘Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout’(BE2100024) Het habitatrichtlijngebied nr. 19 (BE2100024) strekt zich uit over de gemeenten Arendonk, Baarle- Hertog, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels, Turnhout.

Criteria voor de aanwijzing Dit habitatrichtlijngebied werd aan de Europese Commissie voorgesteld met mededeling van volgende gegevens : – Omschrijving: Complex van een aantal ven- en heidegebieden, voor een groot deel binnen het Vogelrichtlijngebied 'Turnhouts vennengebied' (Gebieden ten noorden van Ravels en Turnhout). Binnen dit complex onderscheiden we volgende entiteiten: Turnhouts vennengebied (Merksplas- Turnhout), het Moer (brongebied Noordermark) en vallei van het Merkske (Baarle-Hertog- Merksplas), heiden en vennen van Ravels (Weelde-Poppel-Ravels), het Goorken, Lokkerse Dammen en Rode Del (Arendonk) en heiden en vennen van Arendonk. – Oppervlakte: 3627 ha – Voorgesteld voor volgende habitats, vissen, amfibieën en planten, telkens met vermelding van hun Natura 2000-code, waarbij het teken << * >> aangeeft dat het een prioritaire habitat of soort betreft in de zin van voormelde Richtlijn:

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 37 Tabel 3: habitatrichtlijngebied nr. 19 (BE2100024)

Habitats 2310 Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten 2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen 3110 Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten met amfibische vegetatie : Lobelia, Littorellia en Isoëtes 3130 Oligotrofe wateren van het Midden-Europese en peri-alpiene gebied met Littorella- of Isoëtes- vegetatie of met eenjarige vegetatie op drooggevallen oevers (Nanocyperetalia) 3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamium of Hydrocharition 4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix 4030 Droge heide (alle subtypen) 6230* Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems 7140 Overgangs- en trilveen 7150 Slenken in veengronden (Rhynchosporion) 9160 Eikenbossen van het type Stellario-Carpinetum 9190 Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten 91E0* Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) planten 1831 Luronium natans (Drijvende waterweegbree) Bron: B. Vl. R. 4 mei 2001

Ligging onderzoeksgebied Koekhoven ten aanzien van het habitatrichtlijngebied De planzone Koekhoeven situeert zich ten westen van het deelgebied BE2100024-3 van deze speciale beschermingszone. Dit deelgebied bestrijkt het ZO van de gemeente Merksplas: hoogmoerheide, Nonnenmoer, De Kasteeltjes, Zandvenheide. De Geheulsedijk vormt de westelijke grens van het habitatrichtlijngebied. Het deelgebied van de SBZ strekt zicht verder uit naar het oosten over het Turnhouts Vennengebied.

Figuur 20: situering habitatrichtlijngebied nr. 19 ten aanzien van planzone Koekhoven

38 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

Instandhoudingsdoelstellingen In de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) wordt bepaald dat door de lidstaten instandhoudingsdoelstellingen voor de Speciale Beschermingszones moeten worden uitgewerkt. De lidstaten zijn verplicht ervoor te zorgen dat de habitattypen en de soorten waarvoor deze gebieden werden aangewezen in stand gehouden worden. De instandhoudingsdoelstellingen moeten aangeven in welke staat de habitats of soorten zich moeten bevinden om duurzaam te kunnen overleven. In Vlaanderen worden instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt door het Agentschap Natuur en Bos, i.s.m. het Instituut voor natuur- en bosonderzoek (INBO). Ondersteund door het natuurinrichtingsproject ter herwaardering van het vennenlandschap en een Europees LIFE-natuurherstelproject Turnhouts Vennengebied om nog ruimer de bedreigingen voor de natuurwaarden aan te pakken, ligt de focus voor betreffende SBZ op het herstel en behoud van een heiden- en vennenlandschap, afgewisseld met heischrale graslanden: kansen voor de typische venvegetaties (3110 en 3130), ontwikkeling van natte heide (4010), droge heide (4030), heischrale graslanden - Nardetalia (6230), veenslenken (7150) en herstel van duinheide (2310) en duingrasland (2330) binnen een landschappelijk waardevol complex met goede verbindingsmogelijkheden. Informatie vanwege ANB (januari 2012) leert dat de evolutie in en rond de belangrijkste vennen waar gewerkt is (Grote Klotteraard, Kleine Klotteraard-Oost, Haverven, Peerdsven, de zone tussen Zand- en Koeven) aanduiding geeft van herstel van deze doelhabitats. – Grote Klotteraard: combinatie van habitats 3110 en 3130, met rondom vooral natte en droge heide, en heischraal grasland. Voor Kleine Klotteraard-Oost wordt een herstel van habitattype 3130 verwacht. – Haverven heeft combinatie van 3110 en 3130 met daarrond zich ontwikkelende natte heide en heischraal grasland. – Peerdsven is een uitgesproken zuur ven, met in het water voornamelijk knolrus, veelstengelige waterbies en veenmos. – De zone tussen Zand- en Koeven is optimaal in evolutie als voornamelijk natte heide en veenslenken, Waterlobelia is nieuw verschenen in Grote Klotteraard en Haverven, na respectievelijk 50 en 30 jaar, en vormt daar de momenteel grootste populaties in België.

Indicatie habitats en soorten in habitatrichtlijngebied aansluitend bij onderzoeksgebied Uit voorgaande is af te leiden dat de focus en het zwaartepunt voor betreffende SBZ gelegen is net buiten het grondgebied van de gemeente Merksplas, ten ZO van het onderzoeksgebied. Op kortere afstand tot het onderzoeksgebied zijn echter ook een aantal (potentiële) habitats aanwezig. Strikt genomen dient als referentiesituatie de bestaande toestand bij het van kracht worden van de habitatrichtlijn (1994). Echter, op basis van de recentere habitatkaart versie 5.2 (INBO) kan afgeleid worden welke habitats zich in de bestaande toestand indicatief situeren in de omgeving van het plangebied. Volgende habitats werden gekarteerd in het noordelijke deel van het habitatrichtlijngebied langsheen de Geheulsedijk (bron: Habitatkaart versie 5.2, INBO): – 4030: droge Europese heide – 9190: oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten – 91E0: alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus Excelsior

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 39 Figuur 21: situering habitats en potentiële habitats omgeving onderzoeksgebied Koekhoven (bron: habitatkaart versie 5.2, INBO)

Er kan dus afgeleid worden dat een beoordeling dient te gebeuren naar de impact van het voorgenomen plan op de instandhouding van volgende habitats: – 3110: Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten met amfibische vegetatie : Lobelia, Littorellia en Isoëtes – 3130: Oligotrofe wateren van het Midden-Europese en peri-alpiene gebied met Littorella- of Isoëtes-vegetatie of met eenjarige vegetatie op drooggevallen oevers (Nanocyperetalia) – 4010: Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix – 4030: Droge heide (alle subtypen) – 7150: Slenken in veengronden (Rhynchosporion) – 9190: oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten – 91E0: Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)

Integriteit van het gebied

Structurele en functionele relaties Het habitatrichtlijngebied BE2100024 wordt gevormd door een 16-tal deelgebieden die verspreid liggen binnen de regio in het NO van de provincie Antwerpen. Een aantal van deze deelgebieden zijn zeer uitgestrekt. Bovendien zijn ze op zeer korte afstand van elkaar gelegen. Barrièrewerking speelt op de manier een minder sterke rol in de uitwisseling van soorten en netwerkvorming. Het betrokken deelgebied BE2100024-3 omvat het westelijke deel van het Turnhouts Vennengebied maar sluit meteen aan op het deelgebied 5 dat het oostelijk deel van het Turnhouts Vennengebied omvat en verder NO-waarts ook het vliegveld van Weelde omvat.

40 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

Knelpunten instandhouding De instandhouding van de in dit habitatrichtlijngebied voorkomende habitats en bijhorende soorten zal, naast het gepaste beheer, voornamelijk bepaald worden door een aantal abiotische factoren met betrekking tot water en nutriënten. – Voor droge en vochtige heide, de vegetaties op landduinen en diverse bostypes is het behoud van de voedselarme systemen van groot belang. Aanrijking met nutriënten door intensieve landbouwactiviteiten, voedselaanrijking door atmosferische stikstofdepositie, … zijn belangrijke aandachtspunten voor instandhouding. – Voor de habitats en soorten gebonden aan de vochtige milieus zijn waterverontreiniging, verstoring van de natuurlijke waterhuishouding, grondwatertafelverlaging belangrijke aandachtspunten voor instandhouding.

Onderstaande tabel geeft de potentiële bedreigingen weer van de in het habitatrichtlijngebied voorkomende (potentiële) habitats:

Relevante externe bedreigingen voor de in het deelgebied voorkomende habitats 3110 Vernietiging van heidegebieden en verdroging van vennen Verzuring, verruiging en eutrofiëring Overbegrazing en overbetreding van oeverzones 3130 gevoelig voor eutrofiëring en verzuring kunstmatig op peil houden is nefast voor natuurlijke waterdynamiek drainage en waterwinning kunnen leiden tot verdroging en verzuring 4010 Verdroging sterk schommelende waterstanden eutrofiëring en verzuring door atmosferische deposities zeer kwetsbaar voor betreding verlaging van de grondwatertafel 4030 eutrofiëring en verzuring: hoge atmosferische stikstofdeposities leidt tot vergrassing gevoelig voor betreding intensieve recreatie leidt tot faunaverstoring 7150 Deze vegetaties zijn zeer kwetsbaar voor verdroging Verzuring en eutrofiëring Gebrek aan dynamiek zorgt voor evolutie naar meer gesloten vegetaties 9190 Atmosferische depositie en inspoeling van meststoffen van aangrenzend landbouwgebied leiden tot eutrofiëring en verzuring. Drainage of ontwatering leidt tot verdroging van de vochtige variant. Intensieve recreatie brengt verstoring en degradatie met zich mee. Versnippering 91E0 Verruiging treedt op door verdroging en door toevoer of overstromingen van water met slechte kwaliteit Beekruimingen zorgen voor ophoging van oevers en verstoring van hydrologie en de bodem Door rechttrekking, verbreding en oeverversteviging wordt de natuurlijke dynamiek van de waterloop gewijzigd, evenals door hydrologische wijzigingen in het bovenstrooms gebied (versnelde toevoer door verharding, verbeterde drainage, riooloverstorten, …) Versnippering

4.3.2.4 Vogelrichtlijngebied nr. 15 Arendonk, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels en Turnhout Het onderzoeksgebied Koekhoven is gelegen ten westen van het niet-integraal aangeduide vogelrichtlijngebied nr. 15. Dit vogelrichtlijngebied heeft een oppervlakte van 7.076 ha en werd gekenmerkt door meerdere broe- dende Bijlage I-soorten, zoals: Korhoen (Tetrao tetrix tetrix: 6 koppels); Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus: 5 koppels); Zwarte Specht (Dryocopus martius: 9 koppels); Boomleeuwerik (Lullula arbo- rea: 10 koppels). Het vogelrichtlijngebied werd niet integraal aangeduid. Naast de gewestplanbestemmingen natuurgebied, natuurreservaat, bosgebied en bosgebied met ecologische waarde werden een aantal habitats aangeduid als te beschermen: – vennen – heiden

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 41 – loofbossen – lijn- en puntvormige elementen zoals houtkanten, hagen en plassen – ontginningsputten

Figuur 22: situering vogelrichtlijngebied nr. 15 ten aanzien van het plangebied.

De habitats van belang zijn verspreid terug te vinden in het landschapsbeeld van de open ruimte ten oosten van Merksplas. Voor de specifieke referentiesoorten zijn volgende gegevens van belang voor de beoordeling:

Beschrijving Korhoen Korhoen leefde bij ons in het verleden op de uitgestrekte heidevlakten en de nabijgelegen (Tetrao tetrix kleinschalige landbouwgronden. Het typisch leefgebied heeft een gemengd karakter met tetrix) een combinatie van open ruimteen delen met struiken en bosjes. Relevante habitattype: 4030, 4010 Inmiddels is de soort in Vlaanderen uitgestorven. Nachtzwaluw De nachtzwaluw is een vogel van structuurrijke oude heidegebieden met een geleidelijke (Caprimulgus overgang naar open tot halfopen bossen op zandgrond met brede zandvlakten of –paden. europaeus) De soort komt vooral voor op de overgang van grote heidegebieden met dennenbossen. Relevante habitattype: 9190, 2310, 2330, 4030 Recent werden een aantal geschikte biotopen in de Antwerpse Kempen weer bezet. De combinatie van bomen (insecten) en open zandige ruimten en onbegroeide plekken die door het warmtehoudend vermogen vaak insecten aantrekken is essentieel voor een voldoende groot voedselaanbod. Het beheer van broedgebieden dient hierop afgestemd te zijn, vermits de natuurlijke successie van de broedgebieden tot bos leidt. Zwarte Specht De Zwarte Specht leeft in oude, grote, zowel naald-, loof- als gemengde bossen met veel (Dryocopus beuken afgewisseld met open ruimten. Buiten het broedseizoen wordt hij ook aangetroffen martius) in schaars beboste tot open landschappen met alleen bomenrijen. Relevante habitattypen: 9120, 9130, 9160, 9190, 2180 In Vlaanderen is de soort te vinden in alle bosgebieden, vooral in de oostelijke provincies. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in de Kempen. Het steeds minder jong kappen van naaldbossen en de omvorming ervan naar gemengde bosbestanden komt deze soort ten goede. Ook het moderne extensief bosbeheer waarbij meer aandacht gaat naar een gevarieerde bosstructuur met oude bomen, veel dood hout

42 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

Beschrijving en open plekken werk positief op de verspreiding van de Zwarte specht. Boomleeuwerik Boomleeuwerik is een soort van zandige gebieden met verspreide bomen of struiken zoals (Lullula arborea) heiden, kapvlakten, aanplantingen en open naald- en gemengd parkachtig bos op zandige bodem, afgewisseld met open, korte vegetatie. Relevante habitattypes: 9190, 2130, 2310, 2330, 4030 In Vlaanderen is het daardoor een vrij talrijke broedvogel van de zandige gebieden, zoals in de noordelijke Kempen. Bron: Decleer, K. 2007 - Europees beschermde natuur in Vlaanderen, habitattypen, dier- en plantensoorten - INBO

Integriteit van het gebied

Structurele en functionele relaties Het habitatrichtlijngebied nr. 15 werd ruim aangeduid over een oppervlakte van 7076ha. Het gebied strekt zich uit over volgende gebieden: – O van Merksplas: Bloksgoor, Nonnenmoer, Zandvenheide – N van Turnhout: Baarlse Heide, Bijheide, Hoge Heide, Ravelse Bergen – N van Oud-Turnhout: Heieinde, Liereman, Laks, Hoge Mierdse heide – NW van Arendonk: Reenheide, Korhaan, Kruisberg, Witgoor – Westelijk open ruimtegebied Ravels: Schrieken, Litse heide, Batenheide, Eindegoor, Hoogeindse Bergen, vliegveld – Oostelijk open ruimtegebied Ravels: Overbroekheide, Kermisheide, Overheide, Staatsbossen Ravels, Kijkverdriet. Het betreft uitgestrekte uitgesproken open ruimte-gebieden met divers karakter die met uitzondering van de centrale bebouwde kernen van Ravels op elkaar aansluiten. Zeer grote delen van het vogelrichtlijngebied genieten ook effectieve bescherming door bestemming en overlap met aanduiding van VEN en habitatrichtlijngebied. Het onderzoeksgebied Koekhoven ligt ten westen van het globale vogelrichtlijngebied.

Knelpunten instandhouding

Bedreigingen voor instandhouding Nachtzwaluw Bedreigingen zijn verstoring of vernietiging van de nestplaats, een hoge recreatiedruk, (Caprimulgus habitatverlies en het gebruik van insecticiden. europaeus) De combinatie van bomen (insecten) en open zandige ruimten en onbegroeide plekken die door het warmtehoudend vermogen vaak insecten aantrekken is essentieel voor een voldoende groot voedselaanbod. Het beheer van broedgebieden dient hierop afgestemd te zijn, vermits de natuurlijke successie van de broedgebieden tot bos leidt. Zwarte Specht De belangrijkste bedreigingen zijn verstoring van de nestplaats, een hoge (Dryocopus martius) recreatiedruk, vernietiging van de nestboom omwille van veiligheid en een louter op houtproductie gericht bosbeheer met weinig staand dood hout. Boomleeuwerik Geschikte biotopen verdwijnen door bebossing en spontane bosontwikkeling, het (Lullula arborea) verdwijnen van actieve stuifzandgebieden en door urbanisatie. Soort is ook gevoelig voor verstoring en een hoge recreatiedruk in haar leefgebied

Instandhouding van de specifiek in dit vogelrichtlijngebied voorkomende soorten zal op macroniveau afhangen van het instandhouden door gepast beheer van voldoende grote en diverse broedzones binnen het geheel van het vogelrichtlijngebied zelf: halfopen tot open bossen met gevarieerde bosstructuur afgewisseld met voldoende open ruimten op zandgrond. De uitgestrekte open ruimte waarover het vogelrichtlijngebied werd aangeduid biedt hiervoor ruime potenties.

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 43 4.3.2.5 Vogelatlas De zone ten oosten van het onderzoeksgebied Koekhoven werd in de vogelatlas aangeduid als broedgebied van nationaal belang.

Figuur 23: uittreksel Vogelatlas (bron: geoloket Vogelatlas, AGIV)

4.3.3 Analyse van ingrepen – effecten

Ingrepen De juridische vertaling van het ruimtelijke beleid d.m.v. afbakening en bestemming van de agrarische bedrijvenzone in relatie tot aanbrengen van een overdruk i.f.v. afrembeleid t.h.v. het agrarisch gebied daarbuiten heeft geen rechtstreekse invloed binnen de discipline fauna en flora. Er dient wel beoordeeld te worden wat de impact van een verdere invulling van de agrarische bedrijvenzone cfr. de nieuwe bestemming zou zijn. Deze verdere mogelijke ontwikkeling houdt ten aanzien van de bestaande toestand een verdere opvulling van de vrijliggende restruimten in of vernieuwbouw ter hoogte van bestaande infrastructuur met serres, gebouwen, constructies, installaties,… en bijhorende activiteiten/handelingen die passen binnen de omschreven bestemmingsvoorschriften. De focus ligt daarbij op glastuinbouwactiviteiten, andere grondloze activiteiten zijn niet uitgesloten. Dit betekent dat in het kader van deze disciplines volgende ingrepen bekeken moeten worden: – bijkomende gebouwen en constructies – toename van activiteiten m.i.v. ingebruikname serres, verkeersafwikkeling In de voorschriften voor de agrarische bedrijvenzone zullen een aantal bepalingen opgenomen zijn die sturing zullen geven aan deze ingrepen en dus van belang zijn bij de beoordeling: – efficiënt en rationeel ruimtegebruik – contextuele en landschappelijke inpassing, o.a. maximale integratie van technische installaties en constructies in de gebouwen – gebruik van streekeigen en standplaatsgeschikte soorten bij beplantingen – milieuhinder – Handelingen moeten zo uitgevoerd worden dat hinder naar de omgeving en het leefmilieu wordt voorkomen of, indien niet mogelijk, zo sterk mogelijk beperkt wordt door het nemen van remediërende maatregelen. Er dient aangetoond te worden dat het aangevraagde geen significant negatief effect zal hebben op het leefmilieu in de omgeving. – Bij het gebruik van assimilatieverlichting dienen alle maatregelen genomen te worden om zijdelingse en opwaartse verstrooiing maximaal te reduceren waarbij deze maatregelen uitgevoerd worden volgens de Best Beschikbare Technieken.

44 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

Bovendien zijn in het kader van ruilverkaveling Merksplas is deze omgeving een aantal maatregelen uitgevoerd en/of gepland die de ecologische infrastructuur binnen deze omgeving versterken (zie ook 2.8.1 – flankerende maatregelen ruilverkaveling Merksplas). Zo werden specifieke zones voor natuurbouw voorbehouden waarin in het kader van de ruilverkaveling effectieve natuurinrichting plaatsvindt. In het agrarisch gebied ten westen van de Geheulsedijk werd o.a. een ruime bedding gecreëerd voor de Biezenloop waardoor op termijn een ruime natuurlijke oeverzone zal ontstaan en werd tevens een nieuwe waterpartij aangelegd.

Effecten Bijgevolg zullen volgende mogelijk significante effecten beoordeeld worden: – barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische infrastructuur – verstoring van ecologische basiskwaliteit door toename van geluidshinder, lichthinder en rustverstoring – impact op abiotische kenmerken bodem en water – vermesting, eutrofiëring, verzuring en verontreiniging Met betrekking tot effecten op het habitatrichtlijngebied zijn volgende effecten te onderzoeken op significantie van de impact: – barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische infrastructuur – impact op abiotische kenmerken bodem en water – vermesting, eutrofiëring, verzuring en verontreiniging Met betrekking tot effecten op het vogelrichtlijngebied zijn volgende effecten te onderzoeken op significantie van de impact – verstoring van ecologische basiskwaliteit door toename van geluidshinder, lichthinder, visuele hinder en rustverstoring Een ingreep heeft significant negatieve gevolgen op een speciale beschermingzone indien deze een verslechtering van de algemene kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van de soorten met zich meebrengt of een soort verstoort waarvoor de zone werd aangewezen. De uiteindelijke significantie moet worden vastgesteld in functie van de bijdrage die de onderzochte zone levert aan het Natura 2000-netwerk. De significantie van de eventuele negatieve effecten op de te beschermen habitats en soorten wordt dus beoordeeld in vergelijking met de totale speciale beschermingszone.

4.3.4 Beoordeling van de effecten

barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische infrastructuur Ten eerste wordt aangestipt dat het overdruk-deel van het RUP er voor zal zorgen dat er geen bijkomende grootschalige glastuinbouwbedrijven meer mogelijk zijn verspreid over Merksplas. Hierdoor wordt de agrarische open ruimte gevrijwaard van bijkomende verspreide inplanting van grootschalige serrecomplexen, waardoor eventuele negatieve impact op ecologische infrastructuur vermeden wordt. De concentratiezone Koekhoven zelf vormt in de bestaande toestand al een uitgestrekte barrière binnen de open ruimte. Er bestaan echter intacte verbindingsmogelijkheden oost-west over Graafsbos, Zwart Goor en het Geheul waar de natuurlijke zones op elkaar aansluiten. In de referentiesituatie heeft de zone Koekhoven dus al een zekere barrièrewerking, maar alternatieve verbindingsmogelijkheden zijn voorhanden. Goedkeuring van het RUP houdt geen uitbreiding van de bestaande concentratie in en veroorzaakt dus geen bijkomende versnippering. Bij de verdere opvulling van de bestaande concentratie zijn de Mark en de Biezenloop echter wel aandachtspunten. Het RUP voorziet echter wel in een vrije strook van 5m langsheen de waterlopen zodat de verbindingsmogelijk hier wel verder gevrijwaard zouden blijven. De bestaande concentratiezone aan Koekhoven is verder al dusdanig ingevuld dat er intern nog weinig natuurlijke elementen aanwezig zijn. Verdere invulling zal bijgevolg geen aantasting van KLE of dergelijke betekenen. Van belang is echter het feit dat in het kader van ruilverkaveling Merksplas in deze omgeving talrijke aanplantingen worden uitgevoerd die de ecologische infrastructuur moeten versterken. Ook binnen de agrarische bedrijvenzone worden momenteel beplantingen (zoals houtkanten en bomenrijen) uitgevoerd aan Berkelaar, Horst, Mark, etc. (zie ook Figuur 12: uittreksel beplantingsplan Ruilverkaveling Merksplas (bron: VLM, januari 2012)).

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 45 Hierdoor kan geconcludeerd worden dat het RUP geen significant negatieve effecten heeft mbt barrièrewerking en versnippering. Ten opzichte van de bestaande toestand worden positieve effecten bereikt door flankerende inrichtingsmaatregelen in het kader van ruilverkaveling Merksplas.

verstoring van ecologische basiskwaliteit door toename van geluidshinder, lichthinder en rustverstoring Het deelplangebied is gelegen in agrarisch gebied waar agrarische activiteiten in alle vormen ook in het nulalternatief niet uitgesloten zijn. Bovendien gaat het om de bevestiging van een bestaande concentratie met slechts nog beperkte ontwikkelingsmogelijkheden. Ontwikkeling betreft ook ruimtelijk gelijkaardige ingrepen als deze in de bestaande toestand, er is geen afwijkende invulling te verwachten. De goedkeuring van het RUP zal hierdoor geen bijkomende visuele hinder veroorzaken ten aanzien van de omgeving.

Geluidshinder Verdere invulling van de agrarische bedrijvenzone is zoals reeds veelvuldig gesteld relatief ten aanzien van de bestaande toestand. Maar ook algemeen zijn geen belangrijke geluidsemmissies te verwachten bij glastuinbouwbedrijven. De belangrijkste geluidsbronnen zijn eventuele installaties en laden en lossen van vrachtwagens in open lucht. Met betrekking tot de installaties is uiteraard de bestaande regelgeving van toepassing. Bovendien wordt in het RUP voorzien dat met betrekking tot vermijden van milieuhinder steevast alle nodige maatregelen genomen moeten worden om dit onder het significantieniveau te brengen. Dit is ook van toepassing voor eventuele andere activiteiten die voorzien zouden kunnen worden binnen de zone. Hierdoor kan geoordeeld worden dat het effect op fauna door geluidshinder niet significant zal zijn.

Lichthinder Lichthinder kan potentieel directe effecten hebben op fauna. Gezien de hoofddoelstelling van het gebied ligt de focus hierbij op assimilatieverlichting in serres. In de bestaande toestand wordt sporadisch gebruik gemaakt van assimilatieverlichting in één van de glastuinbouwbedrijven. Dit is echter niet standaard voor deze glastuinbouwbedrijven. En ook in het nulalternatief is assimilatieverlichting mogelijk. Echter, indien elk glastuinbouwbedrijf binnen deze zone in de toekomst assimilatieverlichting zou inzetten, betekent dit een potentiële zware hinderfactor. Om negatieve effecten hiervan uit te sluiten worden hierrond bepalingen opgenomen in het RUP: bij gebruik van assimilatieverlichting dienen alle maatregelen genomen te worden om zijdelingse en opwaartse verstrooiing maximaal te reduceren waarbij deze maatregelen uitgevoerd worden volgens de Best Beschikbare Technieken. Maatregelen om de lichthinder naar de omgeving te reduceren kunnen bestaan uit gevelschermen, beweegbare dakschermen, schermfolies, … Er mag daarom verwacht worden dat het effect op fauna door lichthinder niet significant zal zijn.

impact op abiotische kenmerken bodem en water Wijzigingen in waterkwaliteit en waterkwantiteit van oppervlaktewater en grondwater kunnen effect hebben op de lokale soortensamenstelling van fauna en flora. Ook verdrogingseffecten hebben invloed op vegetatie. Een door verharding verstoorde infiltratie zou bv. ook in corresponderende kwelgebieden nadelige gevolgen kunnen hebben. Een verlies aan specifieke biotopen door verstoring van de waterhuishouding wordt negatief beoordeeld. Met betrekking tot verstoring van de abiotische kenmerken van het gebied zijn echter eveneens geen betekenisvolle effecten te verwachten. De beoordeling bij de bespreking van de discipline Bodem en water toont aan dat niet betekenisvol ingegrepen wordt in de waterhuishouding ten opzichte van de referentiesituatie. Voor de discipline fauna en flora kan dat als volgt verder geduid worden: – Ingrepen op waterlopen kunnen stroomafwaarts effecten veroorzaken in gebieden die sterk afhankelijk zijn van de abiotische kenmerken van hun omgeving. Het deelplangebied Koekhoven ligt echter zelf stroomafwaarts van de kwetsbare zones en Natura2000-gebieden waardoor negatieve effecten via wijzigingen mbt deze waterlopen niet te verwachten zijn. – Ingrepen op het grondwatersysteem kunnen effecten veroorzaken in biotopen die sterk afhankelijk zijn van de ermee samenhangende abiotische kenmerken. Vooral de grondwatervoeding en de grondwaterpeilen in de bovenste freatische lagen zijn van belang. Verlaging van de grondwatertafel kan directe invloed hebben op de beschikbaarheid van grondwater in de grondwaterafhankelijke vegetatie- en habitattypes. Hun behoud zou afhankelijk zijn van voldoende grondwater binnen een gunstig bereik, maar vaststelling is dat dergelijke

46 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

kwetsbare vegetaties niet aanwezig zijn in de directe omgeving van het deelplangebied Koekhoven. Er kan gesteld worden dat de directe omgeving van het deelplangebied niet kwetsbaar is voor verdroging. Niettemin lijkt het aangewezen eventuele bijkomende vergunningen voor bijkomende grondwaterwinningen weloverwogen toe te kennen. In het RUP wordt alleszins al maximaal hergebruik van hemelwater opgelegd. Hierdoor zijn er geen aanzienlijke effecten te verwachten op de kwetsbare zones in de omgeving door wijzigingen binnen het grondwatersysteem.

Vermesting, eutrofiëring, verzuring en verontreiniging Via water en lucht kunnen eutrofiërende middelen in gebieden worden gebracht en daardoor de nutriëntenbalans verstoren. In het deelplangebied Koekhoven worden voornamelijk agrarische activiteiten en glastuinbouwactiviteiten uitgeoefend. In het kader van verontreiniging zijn deze gebonden aan bestaande wetgeving terzake, nl. mestdecreet en voorwaarden milieuvergunning. Glastuinbouwactiviteiten hebben weinig effect in deze. Vroegere knelpunten naar aanleiding van het lozen van spuistromen waren aanleiding voor vernieuwde regelgeving hieromtrent zodat effecten hierdoor ondertussen werden geremedieerd door regelgevende maatregelen. Niettemin blijft dit een aandachtspunt op het niveau van de vergunningverlening. Eventuele andere grondloze agrarische activiteiten of aan glastuinbouw complementaire activiteiten zijn ook niet uitgesloten, maar zijn dit over het algemeen ook niet in het nulalternatief. Bovendien is de bestaande regelgeving terzake van toepassing waardoor significant negatieve effecten uitgesloten worden. Wat betreft onbedoelde verontreiniging bij calamiteiten komt het er op aan om de risico’s hiervoor in te schatten en remediërende maatregelen op te leggen bij het verlenen van een milieuvergunning. Deze maatregelen moeten specifiek geformuleerd worden op maat van de bedrijfsactiviteiten en de eraan verbonden risico’s op dit vlak. Het is dus van belang bij de vergunningverlening volgend op het RUP indien noodzakelijk specifieke voorzieningen op te leggen i.f.v. mogelijke calamiteiten om negatieve effecten uit te sluiten. Door de goedkeuring van het RUP wordt bovendien geen bijkomende depositie via luchtvervuiling verwacht.

Conclusie beoordeling van effecten op habitatrichtlijngebied (significantie van de impact) Uit voorgaande beoordelingspunten kan geconcludeerd worden dat met betrekking tot de besproken effectgroepen geen effecten te verwachten zijn op het habitatrichtlijngebied, waarvan het hiervoor kwetsbare deelgebied zich situeert ten oosten van het plangebied en de Geheulsedijk: – barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische infrastructuur – impact op abiotische kenmerken bodem en water – vermesting, eutrofiëring, verzuring en verontreiniging De natuurlijke habitats en de habitats van de soorten waarvoor de speciale beschermingszone werden aangeduid worden hierdoor niet significant bedreigd door goedkeuring van het RUP. De planinhoud veroorzaakt met andere woorden geen significant negatief effect op betrokken deelgebieden van BE2100024: geen bijkomende versnippering, geen bijkomende inspoeling van nutriënten, geen bijkomende geluidshinder of lichthinder en geen effecten op de waterhuishouding en abiotische kenmerken van het gebied. Hierdoor wordt niet verwacht dat het RUP de natuurlijke kenmerken van het habitatrichtlijngebied nr. 19 aantast en daardoor een hypotheek zou leggen op de instandhoudingsdoelstellingen. Er dienen verder geen bijkomende maatregelen opgelegd te worden.

Conclusie beoordeling van effecten op vogelrichtlijngebied (significantie van de impact) Met betrekking tot effecten op het vogelrichtlijngebied waren verstoring van ecologische basiskwaliteit door toename van geluidshinder, lichthinder, visuele hinder en rustverstoring te onderzoeken op significantie van de impact. Uit voorgaande beoordeling hieromtrent kan afgeleid worden dat er geen significant negatieve effecten te verwachten zijn. Bovendien is het deelplangebied gelegen ten westen van het vogelrichtlijngebied en gezien de omvang van het niet- integrale vogelrichtlijngebied zou eventuele impact betrekkelijk relatief zijn binnen het geheel van het vogelrichtlijngebied zoals ruim aangeduid in de omgeving ten oosten. Er kan dus geoordeeld worden dat de planinhoud geen significant negatieve impact heeft op het gehele niet-integraal aangeduide vogelrichtlijngebied. De planinhoud tast de integriteit van het Vogelrichtlijngebied binnen het geheel van het Natura2000-netwerk niet aan.

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 47 4.3.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)

Rekening houdend met de voorziene maatregelen: – gebruik van streekeigen en standplaatsgeschikte soorten bij beplantingen – minimaliseren van milieuhinder als beoordelingspunt voor vergunningsaanvragen en flankerende maatregelen: – Inrichtingsmaatregelen en beplantingen ikv ruilverkaveling Merksplas kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline fauna en flora te verwachten zijn.

Conclusie impact op Natura2000-netwerk Rekening houdend met de maatregelen die voorzien worden in het kader van de verschillende milieudisciplines, kan besloten worden dat het project geen aanleiding zal gegeven tot betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van het habitatrichtlijngebied nr. 19 en vogelrichtlijngebied nr. 15. De integriteit van de gebieden binnen het Natura2000-netwerk wordt niet aangetast.

4.4 Discipline mens

4.4.1 Studiegebied

Het plangebied vormt het studiegebied.

4.4.2 Referentiesituatie

Agrarische gebieden Merksplas Het ‘overdruk-plangebied’ strekt uit over nagenoeg het geheel van agrarische gebieden op grondgebied van de gemeente Merksplas. Het betreft een uitgestrekt plangebied gekenmerkt door een divers agrarisch gebruik waarbij agrarische bebouwing gesitueerd is langsheen een heel aantal ‘landbouwstraten’ gegroeid vanuit enkele traditionele gehuchten. Hierdoor zijn ook een aantal gebieden aanwezig waar door de afwezigheid van bebouwing de focus ligt op grondgebonden activiteiten. Verspreid tussen deze agrarische hoofdfunctie komen verspreid zonevreemde woningen voor en eventuele andere zonevreemde activiteiten.

Koekhoven Voor een algemene weergave van de bestaande toestand ter hoogte van de zone Koekhoven wordt verwezen naar 2.7. Ten noorden van Koekhoven ligt het domein Zwart Goor, dienstverleningscentrum voor volwassenen met een handicap. Ten zuiden van de bestaande concentratie glastuinbouw ligt het voormalige gehucht Koekhoven bestaande uit kleinschaligere agrarische bebouwing en zonevreemde woningen.

4.4.3 Analyse van ingrepen – effecten

Ingrepen en effecten Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: – Afbakening en bestemming agrarische bedrijvenzone in relatie tot afrembeleid glastuinbouw ahv overdruk: De vertaling van het gewenste beleid in voorgenomen plan zal effecten hebben op de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied, zijnde de agrarische gebieden op grondgebied van de gemeente Merksplas. Ten aanzien van de bestaande toestand als referentiesituatie heeft dit op de gebieden buiten de agrarische bedrijvenzone geen directe effecten, mogelijk wel effecten met sociaal-economisch karakter omwille van het uitsluiten van eventueel gewenste particuliere ontwikkelingen. Hier is de vergelijking met het nulalternatief echter ook relevant.

48 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

– Verdere ontwikkeling agrarische bedrijvenzone Koekhoven m.i.v. nutsinfrastructuur: verdere invulling van de agrarische bedrijvenzone en het voorzien van specifieke installaties kan eventueel directe effecten hebben met betrekking tot hinderaspecten en gezondheid. Aandachtspunt zijn de eventuele effecten van nieuwe hoogspanningsinfrastructuur.

Bijgevolg zullen volgende mogelijk significante effecten beoordeeld worden: – Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: verlies/winst aan functies – Wijziging vergunningenkader met mogelijke gevolgen glastuinbouwsector – Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit – Verstoring door lichthinder – Verstoring door geluidshinder – Verstoring door geurhinder – Veiligheidsrisico’s

4.4.4 Beoordeling van de effecten

Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: verlies/winst aan functies De opmaak van het RUP biedt de mogelijkheid om met name de glastuinbouwactiviteiten te ordenen binnen de gemeente. Met betrekking tot de overdruk ifv van afrembeleid is het duidelijk dat bestaande verspreide glastuinbouwbedrijven kunnen behouden blijven en perspectieven krijgen om het bedrijf verder uit te bouwen tot een netto-oppervlakte van beschermde teelten onder glas van 5ha. Deze oppervlakte wordt algemeen aanvaard als voldoende voor een rendabel en duurzaam behoud van een familiaal glastuinbouwbedrijf. Het deelplangebied Koekhoven is door de jaren heen uitgegroeid tot een concentratie van glastuinbouwbedrijven, zij het niet exclusief. Het gaat om spontane groei op privaat initiatief gestuurd door de vergunningverlening waarbij de door de gemeente gehanteerde beleidsperimeter sturend is geweest. De tussenliggende en vrije percelen worden nu uiteraard ook mee opgenomen in de afbakening en komen in aanmerking voor gelijkaardige ontwikkeling. Dit blijft echter aan het privaat initiatief en aan de keuze van de eigenaar/gebruiker van de betrokken percelen. Het RUP heeft hier met andere woorden geen effect op maar verankerd slechts de mogelijkheden in een juridisch kader. Voor andere bestaande gebouwen wordt invulling met woonfunctie of beperkte lokale economische functie toegelaten zodat eigendom van bestaande gebouwen gerespecteerd wordt en eigenaars perspectieven behouden binnen de agrarische bedrijvenzone. Het RUP geeft met andere woorden niet rechtsreeks aanleiding tot wijzigingen in grondgebruik, waardoor geen significante effecten verwacht worden hieromtrent.

Wijziging vergunningenkader met mogelijke gevolgen glastuinbouwsector Goedkeuring van het RUP wijzigt strikt genomen de ontwikkelingsperspectieven voor glastuinbouw te Merksplas. Juridisch gezien is momenteel het bestaande toetskader op Vlaams niveau bepalend. Echter, de gemeente Merksplas beschikt al langer over een gerichte visie op de ontwikkeling van de glastuinbouw. Deze werd vertaald in het GRS, maar ook in een beleidsperimeter die gehanteerd werd om de glastuinbouw te concentreren in de omgeving Koekhoven. Het is met name dit concentratiebeleid dat nu in voorliggend RUP ook consequent juridisch vertaald wordt. Dit biedt aan initiatiefnemers ook steekvaste duidelijkheid omtrent de ontwikkelingsmogelijkheden waar deze niet gegeven kan worden louter op basis van het huidige Vlaamse toetskader. Hoewel dit ook beperkend geïnterpreteerd kan worden, geeft dit toch vooral perspectieven voor behoud van de glastuinbouwsector binnen de gemeente waarbij de concentratievoordelen benut kunnen worden (gemeenschappelijke voorzieningen, energie-infrastructuur, samenwerking,…).

Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit – visuele hinder Het RUP bevestigt in feite de bestaande concentratie aan specifieke agrarische activiteiten binnen het deelplangebied Koekhoven. Verdere opvulling van deze bestaande concentratie met gelijkaardige, complementaire of ondersteunende functies/activiteiten heeft dan ook slechts een

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 49 beperkte impact naar de omgeving toe. Ten aanzien van de omgeving wordt immers ook dezelfde perimeter gehanteerd als in het vergunningenbeleid in voorgaande jaren. Een uitbreiding is dus niet voorzien. Dit betekent dat ten opzichte van de omgeving nagenoeg geen bijkomende visuele hinder te verwachten is. Waar deze opvulling van de agrarische bedrijvenzone risico op negatieve impact op de omgevingskwaliteit inhoudt, zijn de bepalingen -die met betrekking tot contextuele inpassing, kwalitatieve aanleg en beperken van milieuhinder worden opgenomen in het RUP- van belang om deze potentiële impact te minimaliseren. Bovendien worden flankerende inrichtingsmaatregelen uitgevoerd in het kader van de ruilverkaveling Merksplas die ook niet-agrarische gebruikers van de omgeving ten goede komen: beplanting, fietsverbindingen, weguitrusting,… Het is echter vooral van belang dat de eventuele impact door verspreide inplanting van grootschalige glastuinbouwbedrijven elders in de gemeente verhinderd wordt door de goedkeuring van het RUP.

Verstoring door lichthinder Lichthinder kan potentieel directe effecten hebben op de mens. De hiervoor kwetsbare zones zijn uiteraard de woonzones, maar ook verspreide woonfunctie binnen het agrarisch gebied. Gezien de hoofddoelstelling van het gebied ligt de focus hierbij op assimilatieverlichting in serres. In de bestaande toestand wordt sporadisch gebruik gemaakt van assimilatieverlichting in één van de glastuinbouwbedrijven. Dit is echter niet standaard voor deze glastuinbouwbedrijven. En ook in het nulalternatief is assimilatieverlichting mogelijk. Echter, indien elk glastuinbouwbedrijf binnen deze zone in de toekomst assimilatieverlichting zou inzetten, betekent dit een potentiële zware hinderfactor naar de omgeving. Om negatieve effecten hiervan uit te sluiten worden dienaangaande bepalingen opgenomen in het RUP: bij gebruik van assimilatieverlichting dienen alle maatregelen genomen te worden om zijdelingse en opwaartse verstrooiing maximaal te reduceren waarbij deze maatregelen uitgevoerd worden volgens de Best Beschikbare Technieken. Maatregelen om de lichthinder naar de omgeving te reduceren kunnen bestaan uit gevelschermen, beweegbare dakschermen, schermfolies, … Er mag daarom verwacht worden dat het effect op mens door lichthinder niet significant zal zijn.

Verstoring door geluidshinder Verdere invulling van de agrarische bedrijvenzone is zoals reeds veelvuldig gesteld relatief ten aanzien van de bestaande toestand. Maar ook algemeen zijn geen belangrijke geluidsemmissies te verwachten bij glastuinbouwbedrijven. De geluidsbronnen zijn beperkt tot eventuele installaties en het af- en aanrijden van voertuigen, het manoeuvreren van voertuigen en laden en lossen van vrachtwagens in open lucht. Met betrekking tot de installaties is uiteraard de bestaande regelgeving van toepassing. Bovendien wordt in het RUP voorzien dat met betrekking tot vermijden van milieuhinder steevast alle nodige maatregelen genomen moeten worden om dit onder het significantieniveau te brengen. Dit is ook van toepassing voor eventuele andere activiteiten die voorzien zouden kunnen worden binnen de zone. Hierdoor kan geoordeeld worden dat het effect op fauna door geluidshinder niet significant zal zijn ten opzichte van de referentiesituatie.

Verstoring door geurhinder Het deelplangebied Koekhoven is gelegen in agrarisch gebied. De focus ligt op glastuinbouw waarvoor geen specifieke geurhinder-knelpunten te verwachten zijn. Ook wat betreft de eventuele effecten als gevolg van andere activiteiten zijn geen specifieke hinderproblemen te verwachten ten opzichte van de referentiesituatie. De dichtstbijzijnde zone met hoofdfunctie wonen is bovendien gelegen op min. ca 1000m. De andere verspreide woningen in de omgeving zelf betreffen in hoofdzaak agrarische bedrijfswoningen.

Veiligheidsrisico’s

Ruimtelijke veiligheid Ter uitvoering van artikel 12 van de SEVESO II-richtlijn dient in het beleid inzake ruimtelijke ordening rekening gehouden te worden met de noodzaak om op langetermijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen SEVESO-inrichtingen en aandachtsgebieden. Het RUP voorziet niet dat Seveso- inrichtingen zich in het plangebied kunnen vestigen. Het plangebied zelf kan niet als aandachtsgebied worden gezien. Binnen het plangebied zijn wel enkele bestaande woningen gelegen en wordt louter woonfunctie in bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwencomplexen niet uitgesloten. Er worden echter geen nieuwe woongelegenheden

50 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

gecreëerd. Er zijn geen Seveso-inrichtingen op minder dan 2 kilometer van het aandachtsgebied gepland. De opmaak van een RVR is bijgevolg niet noodzakelijk voor dit RUP.

Nutsinfrastructuur ELIA Specifiek in de planinhoud wordt voorzien in de mogelijkheid tot het oprichten van lokaal onderstation 70/15kV 50MVA te Koekhoven aangesloten in antenne op Beerse 70kV d.m.v. een ondergrondse kabelverbinding4 (zie 2.8.1). De aanleg van hoogspanningsinfrastructuur kan aanleiding geven tot wijziging van de waarden van elektromagnetische velden in de omgeving ervan. Gezien de verbindingen ondergronds aangelegd worden en ook al grotendeels vergund zijn, zijn voor de beoordeling in het kader van het RUP met name de velden ter hoogte van het hoogspanningsstation zelf relevant. Het gaat enerzijds slechts om een 70kV onderstation en anderzijds worden door ELIA alle maatregelen genomen om elk effect buiten het station zelf te minimaliseren waardoor gezondheidseffecten naar aanleiding van de oprichting van het station uit te sluiten zijn. Eventuele effecten buiten het station zijn daardoor louter psychosomatisch. Er wordt echter niet verwacht dat dergelijke effecten op zullen treden gezien de locatie van het station zich centraal in de bestaande glastuinbouwconcentratie bevindt en de aanwezige woningen binnen deze zone in hoofdzaak agrarische bedrijfswoningen betreft. Voor de veiligheid wordt het terrein van het station zelf adequaat afgesloten zodat onbevoegden het terrein niet kunnen betreden.

4.4.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)

Rekening houdend met de voorziene maatregelen: – contextuele en landschappelijke inpassing, o.a. maximale integratie van technische installaties en constructies in de gebouwen – minimaliseren van milieuhinder en lichthinder in het bijzonder als beoordelingspunten voor aanvragen binnen de agrarische bedrijvenzone en flankerende maatregelen: – Inrichtingsmaatregelen en beplantingen ikv ruilverkaveling Merksplas – Inrichtings- en veiligheidsmaatregelen onderstation ELIA kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline mens te verwachten zijn.

4.5 Discipline erfgoed en landschap

4.5.1 Studiegebied

In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. Daarbij wordt de focus gelegd op het gebied Koekhoven. Voor het gedeelte van het plangebied daarbuiten wordt in het RUP geen specifieke ontwikkeling op terrein voorzien.Ter hoogte van Koekhoven worden eventuele visuele en landschapsecologische en –historische relaties met de nabije omgeving mee in acht genomen.

4.5.2 Referentiesituatie

Landschapsbeeld Koekhoven en omgeving Het landschapsbeeld van de omgeving wordt in de referentiesituatie gedomineerd door de concentratie van grootschalige serres. Het landschap ten westen bestaat momenteel nog uit het traditioneel agrarisch landschap met eerdere kleinschalige perceleringsstructuur en de aanwezigheid van KLE. Ook ten oosten van de zone Koekhoven ligt nog een gaaf landschap: de westrand van het Turnhouts Vennengebied, een uitgestrekte nagenoeg onbebouwde open ruimte met grootschalige

4 De voedende 70kV–verbinding van het nieuwe onderstation Koekhoven wordt aanzien als een netuitbreiding van ELIA. De bekabeling van Beerse naar Koekhoven wordt voorzien in openbaar domein volgens het traject van bestaande wegen: Steenbakkersdam, Oosteneinde, Moerstraat, N124 – Steenweg op Turnhout, Koekhoven, Berkelaar. Deze bekabeling maakt geen deel uit van de te beoordelen planinhoud.

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 51 structuur waarin open ruimten in landbouwgebruik afwisselen met bosbestanden en natuurlijke zones rond historische vennen. Hierdoor vergt de landschappelijk integratie van het serrecomplex bijzondere aandacht. In het kader van de ruilverkaveling Merksplas wordt daarom voorzien in een aantal landschapsintegrerende en beeldkwaliteitverhogende groenstructuren. De inrichtingswerken zijn uitgevoerd, de beplantingen worden momenteel uitgevoerd.

Beschermingen en onroerend erfgoed Binnen het plangebied of in de directe omgeving bevindt zich geen beschermd monument of landschap. Binnen de perimeter van glastuinbouwzone Koekhoven werd de “Vreehoeve" en kasteleinswoning "Villa Vreeheide" aangeduid als bouwkundig erfgoed.

Figuur 24: “Vreehoeve" en kasteleinswoning "Villa Vreeheide" (bron: VIOE)

De St-Isidoorshoeve (Koekhoven 32) ligt net ten ZO van de perimeter. Aan het Geheul, ook buiten de perimeter, zijn de Kapel van Onze-Lieve-Vrouw der Stilte en de Berkshoeve opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed.

Landschapsatlas Het noordelijke deel van de zone Koekhoven (ten noorden van Berkelaar) overlapt met de ankerplaats Zwart Goor – Rondpunt. Domein Zwart Goor-Rondput betreft een ruimtelijk opvallend en esthetisch aantrekkelijk complex van een gesloten bosrijk gebied binnen de open, landelijke omgeving van het noorden van de gemeente Merksplas. Deze ankerplaats betreft een voormalig bebost landgoed binnen een open landelijke omgeving. De begrenzing wordt gevormd door de Strikkeweg in het noorden, Lipseinde en het Geheul in het oosten, de Berkelaar in het zuiden en Hoekeinde in het westen. De structuur van het voormalige domein of landgoed is hoogst opmerkelijk aangezien de dreven aangelegd werden in driehoeksvorm. Deze, in het landschap duidelijk herkenbare, structuur is ter plaatse gaaf bewaard gebleven. Tengevolge van de vele verschillende functies -van buitenverblijf over boerderij en tuinbouwbedrijf naar schoolkolonie en klooster- die het domein doorheen de geschiedenis heeft vervuld, is er aan het oorspronkelijke gebouwencomplex wel heel wat gewijzigd waardoor nu een aantal knelpunten aanwezig zijn. Er is de steeds uitbreidende infrastructuur van het Medisch Pedagogisch Instituut, een manege in het westen, het zuiveringsstation ten zuiden van de Mark en de verspreid voorkomende atypische bewoning en weekendverblijven. Dankzij de relicten van de oude bosaanplanten, alsook de dreven, vertegenwoordigt deze ankerplaats een belangrijke dendrologische waarde. De voormalige open ruimtekamer tussen het domein Zwart Goor en het Geheul, waar de ankerplaats overlapt met het deelplangebied Koekhoven, werd echter ondertussen bebouwd met grootschalige glastuinbouwbedrijven. Tevens maakt het domein Zwart goor ook deel uit van de relictzone Ontginningsblok 't Zwart Goor, Baarlse Heide en Het Geheul. Deze overlap niet met het deelplangebied Koekhoven.

52 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

Landschapskaart Antwerpen

Figuur 25: provinciale landschapskaart (www.provant.be)

De landschapskaart van de Provincie Antwerpen geeft visueel waarneembare landschapselementen en landschapskenmerken met (cultuur)historische invalshoek weer op één kaartbeeld. Volgende elementen worden weergegeven voor het studiegebied: – Glasteelt – Plaggenbodems ter hoogte van het Geheul en traditionele kern Koekhoven – Oud typisch gehucht Geheul – Verbindingsweg van voor 1775: Koekhoven – Waterlopen Biezenloop en Mark: kleine beek

In de omgeving: – Dreefstructuur en historisch permanent grasland langsheen Mark – Historisch bos en ontsluitingspatroon ter hoogte van Langstraat – Berkelaarhoeve + plaggenbodems – Bos ontstaan 1850-1910 ter hoogte van Zwart Goor – Graafsbos – Kasteelpark domein Zwart Goor – Rondpunt – Ontsluitingspatroon 1775-1850: Geheulsedijk – Heide Hoogmoerheide

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 53 Archeologisch erfgoed

Figuur 26: uittreksel CAI (bron: CAI, VIOE&AGIV) Voor de zone Koekhoeven zelf zijn in de Centraal Archeologische Inventaris geen vondsten gemeld. Ten westen van de planzone Koekhoven zijn enkele losse vondsten van lithisch materiaal (Steentijd) geregistreerd. Eveneens ten westen wordt melding gemaakt van nog niet nader gecontroleerde cirkelvormige structuur van antropogene aard. Aan Koekhoven ten oosten van de planzone werd een rechthoekige kuil als niet nader bepaalde structuur uit de Late Middeleeuwen geregistreerd, alsook een losse vondst van Litthisch materiaal.

4.5.3 Analyse van ingrepen – effecten

Ingrepen De juridische vertaling van het ruimtelijke beleid d.m.v. afbakening en bestemming van de agrarische bedrijvenzone in relatie tot aanbrengen van een overdruk i.f.v. afrembeleid t.h.v. het agrarisch gebied daarbuiten heeft geen negatieve impact binnen de discipline landschap en erfgoed. Er dient wel beoordeeld te worden wat de impact van een verdere invulling van de agrarische bedrijvenzone cfr. de nieuwe bestemming zou zijn. Deze verdere mogelijke ontwikkeling houdt ten aanzien van de bestaande toestand een slechts verdere opvulling van de vrijliggende restruimten in of vernieuwbouw ter hoogte van bestaande infrastructuur met serres, gebouwen, constructies, installaties,… Dit betekent dat in het kader van deze discipline de invloed van bijkomende gebouwen en constructies beoordeeld dient te worden ten aanzien van de referentiesituatie. Van belang daar bij is dat in de voorschriften de agrarische bedrijvenzone een aantal bepalingen opgenomen zullen worden die sturing zullen geven aan deze ingrepen: – Contextuele inpassing en kwalitatieve aanleg bewaken door volgende aspecten in te schrijven als aandachtspunten voor de beoordeling: landschappelijke inpassing in de omgeving obv aangepaste landschappelijke inkleding en maximale integratie van technische installaties en constructies in de gebouwen – Streven naar kwalitatieve projecten waarbij volgende elementen van belang zijn bij de beoordeling: de beoogde visuele kwaliteit bij de afwerking van gebouwen en constructies en de beoogde visuele en ruimtelijke kwaliteit voor de buitenaanleg van het terrein.

Effecten Gezien de referentiesituatie wordt het effect van de planinhoud op de algemene ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur minimaal ingeschat. Verdere opvulling en versterking van de

54 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging 4 Beoordeling per discipline

bestaande concentratie zal geen bijkomende versnippering van het landschap meer te weeg brengen ten opzichte van de bestaande toestand. Volgende mogelijke effecten zullen bijgevolg beoordeeld worden: – aantasting van landschappelijke relictwaarden – wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit – invloed op waardevol onroerend erfgoed – schade aan archeologisch erfgoed

4.5.4 Beoordeling van de effecten

Aantasting van landschappelijke relictwaarden Het noorden van het deelplangebied Koekhoven werd mee aangeduid binnen de ankerplaats rondom Domein Zwart Goor-Rondpunt. Deze open ruimtekamer werd ondertussen echter nagenoeg volledig ingevuld met serres en andere agrarische bebouwing. Daarbij werd de begrenzing van het domein wel gerespecteerd, maar van eventuele relictwaarden in het agrarisch gebied is in de referentiesituatie nog weinig terug te vinden een strakke grens. Landschappelijk vormt de groene rand van het domein nu de grens tussen het erfgoedlandschap en het volledig nieuwe landschap dat daarnaast is ontstaan door glastuinbouwontwikkeling. Door de afwezigheid van dergelijke relictwaarden zal de impact van het RUP ook nog minimaal zijn binnen deze omgeving.

Wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit Veranderingen in belevingswaarde worden afgetoetst aan de omgevingskwaliteit en de gebruikswaarde van het landschap. Bij de beoordeling van veranderingen in de belevingswaarde, is de attractiviteit en leesbaarheid van het landschap bepalend. Het is enerzijds voor de beoordeling van belang dat de eventuele impact door verspreide inplanting van grootschalige glastuinbouwbedrijven in het agrarisch gebied buiten de agrarische bedrijvenzone verhinderd wordt door de goedkeuring van het RUP. Voor het deelplangebied Koekhoven bevestigt het RUP anderzijds in feite slechts de bestaande concentratie aan specifieke agrarische activiteiten binnen het deelplangebied Koekhoven. Verdere opvulling van deze bestaande concentratie met gelijkaardige, complementaire of ondersteunende functies/activiteiten heeft dan ook slechts een beperkte impact op de belevingswaarde van het reeds bestaande nieuwe agrarische landschap. Waar deze opvulling van de agrarische bedrijvenzone risico op negatieve impact op de omgevingskwaliteit inhoudt, zijn de bepalingen die met betrekking tot contextuele inpassing, kwalitatieve aanleg en beperken van milieuhinder worden opgenomen in het RUP van belang om deze potentiële impact te minimaliseren. Belangrijk is dat ten aanzien van de omgeving dezelfde perimeter gehanteerd wordt als in het vergunningenbeleid in voorgaande jaren. Een uitbreiding is dus niet voorzien. Dit betekent dat de landschappelijke structuur niet wijzigt ten opzichte van de referentiesituatie. Bovendien worden flankerende inrichtingsmaatregelen uitgevoerd in het kader van de ruilverkaveling Merksplas die ook niet-agrarische gebruikers van de omgeving ten goede komen: beplanting, fietsverbindingen, weguitrusting, zones met landschapsecologische natuurbouw,… Deze zullen ten aanzien van de referentiesituatie zelfs een positief effect hebben op de landschapsbelevingswaarde.

Invloed op waardevol onroerend erfgoed Binnen de perimeter van glastuinbouwzone Koekhoven werd de “Vreehoeve" en kasteleinswoning "Villa Vreeheide" aangeduid als bouwkundig erfgoed. Het RUP op zich voorziet geen wijzigingen aan dit bouwkundig erfgoed en het behoud ervan wordt tevens niet uitgesloten door goedkeuring van het RUP. Daarom is er op dit vlak geen sprake van een significant effect. Aandacht voor dit bouwkundig erfgoed bij eventuele toekomstige ingrepen zou wel als aanbeveling meegegeven kunnen worden voor de vergunningverlening. Schade aan archeologisch erfgoed Gezien de sporen in de omgeving is de kans op archeologische vondsten niet uit te sluiten. Door het realiseren van constructies, wat met vergraving gepaard zal gaan, zouden deze eventueel aanwezige sporen van een historisch verleden ook fysiek aangetast worden.

Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 55 Het is aangewezen het terrein voor de aanvang van de werken te evalueren zodat minstens de eventuele archeologische sporen geregistreerd kunnen worden. Het archeologiedecreet is van toepassing.

4.5.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)

Rekening houdend met de voorziene maatregelen: – geen uitbreiding van de concentratiezone glastuinbouw ten aanzien van de gehanteerde beleidsperimeter – bepalingen met betrekking tot contextuele en landschappelijke inpassing, kwalitatieve aanleg en kwalitatieve projecten in de voorschriften van het RUP en flankerende maatregelen – landschappelijke inrichtingsmaatregelen en beplantingen ikv ruilverkaveling Merksplas kan geoordeeld worden dat aanzienlijke effecten met betrekking tot erfgoed en landschap niet significant zullen zijn naar aanleiding van de goedkeuring van dit RUP. Als aanbeveling kan meegegeven worden dat bij de vergunningverlening voldoende aandacht dient uit te gaan naar het bouwkundig erfgoed aan Koekhoven.

4.6 Algemene conclusie

Op basis van de beoordeling van de milieueffecten voor de verschillende relevante disciplines en rekening houdend met de per discipline voorziene maatregelen en aanbevelingen, kan geconcludeerd worden dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden t.o.v. de referentiesituatie.

56 IOK plangroep Merksplas – RUP Glastuinbouw – verzoek tot raadpleging