Download PDF ( Final Version , 572Kb )

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Download PDF ( Final Version , 572Kb ) 292 oktober 2013 jaargang 102 | 10 natuurhistorisch maandblad Kevers van de Meinweg (Coleoptera) Ed Colijn, EIS - Nederland, Postbus 9517, 2300 RA Leiden, e-mail: [email protected] Theodoor Heijerman, EIS - Nederland, Postbus 9517, 2300 RA Leiden Oscar Vorst, Poortstraat 55, 3572 HD Utrecht Jan Cuppen, EIS - Nederland, Postbus 9517, 2300 RA Leiden Barend van Maanen, Kasteel Annendaelstraat 31, 6043 XS Roermond Frank van Nunen, Amaliastein 113, 4133 HB Vianen Cor van de Sande, Levantkade 241, 1019 MG Amsterdam In het kader van het 1000-soortenproject (ColiJn, 2013) werd gevonden (Vorst et al., 2000). De 109 soorten waterkevers die wer- den aangetroffen in de diverse vennen, poelen en beken vertegen- in 2012 een keverinventarisatie uitgevoerd in Nationaal woordigen zo’n 40% van de Nederlandse waterkeverfauna (Cuppen Park De Meinweg. In totaal werden 744 soorten aangetrof- & van maanen, 1999). Vier jaar later werd van 31 mei tot 2 juni 2002 de 157e NEV-zomerbij- fen. Aangevuld met de resultaten van eerdere inventarisa- eenkomst georganiseerd in de omstreken van Herkenbosch en wer- ties bedraagt het aantal kevers dat uit het gebied bekend den zowel de Meinweg als het Roerdal op insecten onderzocht. In totaal werden tijdens deze inventarisatie 793 keversoorten verza- is nu 1052. Xylopertha retusa, Dryophilus anobioides, meld, waarvan 448 daadwerkelijk binnen de grenzen van het Nati- Meligethes egenus en Dibolia occultans werden voor het onale Park (Cuppen et al., 2003). Met 261 aanvullende soorten uit de bovengenoemde Sektie Everts excursie stond de keverteller voor de eerst sinds 1966 weer in Nederland waargenomen. De bok- Meinweg op 709, waarmee de omgeving al voor de aftrap van het tor Gaurotes virginea was zelfs nieuw voor de Nederlandse 1000-soortenproject tot de coleopterologisch beter onderzochte gebieden van Nederland behoorde. Desondanks werden ook in 2012 fauna. Daarnaast wordt het recente optreden van de spie- weer verrassende ontdekkingen gedaan. gelkever Platysoma elongatum besproken. Dit artikel biedt Dit artikel biedt een overzicht van de totale keverfauna van de Mein- weg en bespreekt een aantal bijzondere vondsten onder de land- een overzicht van de thans bekende keverfauna van de bewonende kevers, afgezien van een enkel haantje dat elders in dit Meinweg, bespreekt enkele bijzondere vondsten en sluit af nummer wordt behandeld door Beenen (2013). Voor de waterkevers van de Meinweg wordt verwezen naar Cuppen & van Maanen (2013). met enige beheersadviezen. methoden en locaties inleiding In deze publicatie zijn alle keverwaarnemingen die binnen de gren- Het Nationaal Park De Meinweg ligt ten oosten van Roermond en zen van het Nationaal Park De Meinweg (ministerie van LNV, 2007) maakt deel uit van het 10.000 hectare grote Duits-Nederlandse zijn gedaan, alsmede die van de nabijgelegen Turfkoelen, opgeno- grenspark Maas-Swalm-Nette. Ongeveer 1.700 hectare daarvan men. In 2012 werd de Meinweg op 32 velddagen, dat wil zeggen da- ligt op Nederlands grondgebied en bestaat uit het terrassenland- gen waarop door één onderzoeker minimaal tien kevers werden schap van Nationaal Park De Meinweg. Het grootste deel van het verzameld, bezocht en werd een groot deel van de in de Meinweg gebied omvat droge en natte heidevelden afgewisseld door bos- aanwezige biotopen onderzocht. Vrijwel alle bekende keververza- sen van voornamelijk eik (Quercus spec.), Beuk (Fagus sylvatica), berk melmethoden werden daarbij toegepast. Er werd met de hand ge- (Betula spec.) en Grove den (Pinus sylvestris). De variatie aan water- vangen, vangemmers die rond enkele vennen waren geplaatst om typen verloopt van zwak doorstroomde zure, voedselarme vennen amfibieën te vangen werden onderzocht, waterpartijen werden tot meer voedselrijke vennen, stilstaande poelen, stromende beken, bemonsterd met behulp van waternetten en appelmoeszeven, bo- bron- en kwelgebieden. Kleinere arealen aan droog en nat schraal demmonsters gezeefd, mest onderzocht, graslanden en bermen ge- grasland, hooiland, broekbos, gagelstruweel, extensief beheerd ak- sleept, bomen geklopt, dood hout onderzocht en aas- en azijnzuur- kerland, de stilgelegde goederenspoorlijn “IJzeren Rijn” en een aan- vallen geplaatst. In samenwerking met Ark Natuurontwikkeling en zienlijk aanbod aan dood hout completeren het beeld van een zeer Nationaal Park De Meinweg werden op drie plaatsen kadavers van gevarieerd landschap (BossenBroek & Hermans, 1999). Deze grote va- grotere zoogdieren uitgelegd. Uit meegenomen paddenstoelen en riatie resulteert in een zeer rijke keverfauna. dood hout werden kevers opgekweekt. Over de keverfauna van de Meinweg is eerder een drietal overzichts- De waarnemingen van 2012 werden aangevuld met resultaten van artikelen gepubliceerd. In 1998 hield de coleopterologische Sektie eerdere bezoeken door diverse coleopterologen, welke voor een Everts van de Nederlandse Entomologische Vereniging (NEV) van groot deel plaatsvonden ter gelegenheid van bovengenoemde NEV- 4 tot en met 6 september een weekendexcursie naar het Nationale excursies in 1998 en 2002. De eerder gerapporteerde resultaten van Park en omgeving. Tijdens deze excursie werden 405 keversoorten deze excursies werden niet overgenomen omdat het door de opzet natuurhistorisch maandblad oktober 2013 jaargang 102 | 10 293 van deze publicaties niet mogelijk was om zowel eenduidig te bepa- quadrimaculata), die de laatste jaren op een toenemend aantal loca- len of een soort binnen de begrenzing van het behandelde gebied ties opduikt. AC 206-354, 18 mei 2012, JS. viel als wie de verzamelaar was. Verder werden enkele, gecontro- leerde waarnemingen van het invoerportaal waarne ming.nl over- Porotachys bisulcatus genomen. Porotachys bisulcatus is aangetroffen onder de schors van liggende sparrenstammen in gezelschap van de Bloedrode roofmier (Formica Lijst van gebruikte afkortingen sanguinea). Berger & Poot (1970) meldden een eerdere vangst uit de AdG: Ton de Goeij; AK: Anne Krediet; AvP: Anthonie van Peursen; Meinweg bij Vlodrop uit juni 1969 met behulp van een ‘Autokescher’. BA: Berend Aukema; BvM: Barend van Maanen; C&N: Ping-ping Porotachys bisulcatus is een zeldzame soort die voornamelijk wordt Chen & Nico Nieser; CH: Cees Hummelen; CvdS: Cor van de San- gevonden achter schors van naaldbomen, niet zelden in het gezel- de; D&EC: Dorette en Eddy Clerx; EB: Els Baalbergen; EC: Ed Colijn; schap van mieren (Turin, 2000). AC 207-354, 6 september 1998, OV. FvN: Frank van Nunen; H&A: Theodoor Heijerman & Berend Au- kema; H&K: Hans Huijbregts & Jan Krikken; HP: Henk Pijpers; Abax carinatus porcatus HV: Herman Vanlier; JB: Jan Burgers; JC: Jan Cuppen; JH: Hans Huij- Deze loopkever is aangetroffen in een ruderale bosrand. Het is een bregts; JS: Jan Slaats; KA: Kees Alders; MK: Marijke Kanters; OV: Os- soort van natte venige terreinen (turin, 2000). Turin spreekt de ver- car Vorst; PC: Ping-ping Chen; RB: Ron Beenen; RK: Roy Kleukers; wachting uit dat de soort in Nederland waarschijnlijk nu alleen nog S&K: Menno Schilthuizen & Heike Kappes; TB: Thijmen Breeschoten; voorkomt in de nattere delen van de Hoge Veluwe. In België werd TH: Theodoor Heijerman; Dr: Drenthe; Fl: Flevoland; Ge: Gelderland; Abax carinatus porcatus tot voor kort als uitgestorven beschouwd. Li: Limburg; NB: Noord-Brabant; Ov: Overijssel; Ut: Utrecht; ex: exem- In 2006 werd hij daar echter herontdekt in de Belgische provincie plaar; exx: exemplaren; AC: Amersfoortcoördinaten. Limburg (Desender et al., 2007). In dat artikel wordt ook nog een re- centere waarneming uit 1994 vermeld van de Meinweg. AC 204-352, 28 april 1987, OV. resultaten Spinnende waterkevers (HYDROPHILIDAE) Tabel 1 geeft een overzicht van de keverfauna van de Meinweg. De Cercyon castaneipennis tabel, die is gebaseerd op 15.483 tot op de soort gedetermineerde Deze recent door Vorst ( 2009a) beschreven mestbewoner werd ge- kevers, bevat 1052 soorten uit 71 verschillende families. De waarne- vonden in paardenvijgen in een gemengd bos in de Luzenkamp. Cer- mingen beslaan de periode 1980-2012. Een aantal ontdekte kevers is cyon castaneipennis is een immigrant die ons land begin deze eeuw zelfs op landelijke schaal zeer bijzonder te noemen. Zo zijn de waar- vanuit het noordoosten heeft bereikt. Het land van oorsprong is on- nemingen van Xylopertha retusa, Dryophilus anobioides, Meligethes bekend. Inmiddels komt de soort waarschijnlijk in heel Nederland egenus en Dibolia occultans de eerste sinds 1966 (vorst, 2010a). De voor. Voor zover bekend is er één eerdere ongepubliceerde waarne- waarneming van de boktor Gaurotes virginea is zelfs de eerste voor ming uit Limburg: Camerig, 18 mei 2011 (EC). AC 201-354, 26 juni 2012, Nederland. Daarnaast zijn acht soorten niet eerder in de provincie EC. Limburg gevonden en 16 soorten werden sinds 1966 niet meer in de- ze provincie gezien. Deze nieuwe en herontdekte soorten zijn opge- Spiegelkevers (HISTERIDAE) nomen in tabel 2. Onderstaand volgt een korte bespreking van een Platysoma elongatum aantal bijzondere soorten. De spiegelkever Platysoma elongatum is formeel nog niet voor Ne- derland vastgesteld. Hij werd al wel opgenomen in de catalogus van Loopkevers (CARABIDAE) Nederlandse kevers (Vorst, 2010b) op grond van een ongepubliceer- Kleine poppenrover (Calosoma inquisitor) [figuur 1] de vindplaats nabij Lage Vuursche (Ut), waar de soort door Frank van Van de Kleine poppenrover zijn geen recente collectie-exempla- Nunen werd ontdekt. Hier volgen de tot nu toe bekende waarne- ren bekend alhoewel hij al sinds de oprichting van het invoerportal mingen van deze soort in
Recommended publications
  • Coleoptera: Chrysomelidae: Alticinae) of the Fauna of Latvia
    Acta Zoologica Lituanica, 2009, Volumen 19, Numerus 2 DOI: 10.2478/v10043-009-0011-x ISSN 1648-6919 TO THE KNOWLEDGE OF FLEA BEETLES (COLEOPTERA: CHRYSOMELIDAE: ALTICINAE) OF THE FAUNA OF LATVIA. 3. GENERA NEOCREPIDODERA HEIKERTINGER, 1911 AND CREPIDODERA CHEVROLAT, 1836 Andris BUKEJS Institute of Systematic Biology, Daugavpils University, Vienības 13, Daugavpils, LV-5401, Latvia. E-mail: [email protected] Abstract. Faunal data on four species of the genus Neocrepidodera Heikertinger, 1911 and on five spe- cies of the genus Crepidodera Chevrolat, 1836 are presented. A total of 806 specimens of these genera have been processed. The bibliographic information on these flea beetle genera in Latvia is summarised for the first time. One species, Crepidodera lamina (Bedel, 1901), is deleted from the list of Latvian Coleoptera. The annotated list of Latvian species is given, including five species of Neocrepidodera Heikertinger, 1911 and five species of Crepidodera Chevrolat, 1836. Key words: Coleoptera, Chrysomelidae, Alticinae, Neocrepidodera, Crepidodera, fauna, Latvia INTRODUCT I ON and Pūtele 1976; Rūtenberga 1992; Barševskis 1993, 1997; Bukejs and Telnov 2007. The most recent lists of This publication continues our study on flea beetles of Latvian Neocrepidodera and Crepidodera can be found the Latvian fauna (Bukejs 2008b, c). in the published catalogues of Latvian Coleoptera by There are 48 species and subspecies of the genus Neo- Telnov et al. (1997) and Telnov (2004), respectively. crepidodera Heikertinger, 1911 and 17 species of the The imagoes of Crepidodera feed on leaves of Salix genus Crepidodera Chevrolat, 1836 known in the Pa- and Populus. The larvae of Crepidodera aurata (Mar- laearctic region (Gruev & Döberl 1997).
    [Show full text]
  • Jahresberichte Des Naturwissenschaftlichen Vereins Wuppertal E.V
    Jber. naturwiss. Ver. Wuppertal 53 158- 205 Wuppertal, 15.12.2000 Das Käfervorkommen im Burgholz - Untersuchungsaspekte von 1952 bis 1996 Wolfgang Kolbe Mit 1 Tabelle Abstract Since the beginning of the second part of the 20'h century systematic collections ofbeetles were made to investigate the forest populations of the Burgholz State Forest in Wuppertal and Solingen (Northrhine­ Westphalia, Germany). H.-U. TRIELE was the first, who studied comparatively the composition of animal communities - among other arthropods also the beetles- of 9 testareas in the Burgholz State Forest (1952/53). A new phase in exploration of Coleoptera starts 1969. Over a period of 25 years investigations were made to explore the Coleoptera. One aspect was the influence of the red ants (Formica polyctena) as enemies of carabids.- Very important apparatures to study the structure and dynamic of several populations are pitfall traps, ground photoeclectors and arboreal photoeclectors. Within the catched beetle species above all Staphylinidae, Curculionidae, Scolytidae und Rhizophagidae are in the centre of interest. Important results yield also the investigation in different types offorests (exotic and indigenous wood­ land trees ), Anfang der zweiten Hälfte des vergangeneu Jahrhunderts begannen die gezielten Aufsammlungen von Käfern in den Wäldern des Staatsforstes Burgholz in Wupper­ tal und Solingen. Es war Hans-Ulrich TRIELE, der 1952 und 1953 die Aufnahme von Tierbeständen zur Erfassung der Tiergesellschaften in der Bodenstreu verschie­ dener Waldtypen des Niederbergischen Landes durchführte. Neun seiner insgesamt 27 Probeflächen befanden sich im Burgholz; dabei handelte es sich um Buchen­ Traubeneichen-Wälder, Fichten- und Lärchenaufforstungen. Hier ein Zitat aus sei­ ner einschlägigen Publikation: "Von allen in dieser Arbeit behandelten Tiergruppen stellen die Käfer die artenreichste dar.
    [Show full text]
  • Green-Tree Retention and Controlled Burning in Restoration and Conservation of Beetle Diversity in Boreal Forests
    Dissertationes Forestales 21 Green-tree retention and controlled burning in restoration and conservation of beetle diversity in boreal forests Esko Hyvärinen Faculty of Forestry University of Joensuu Academic dissertation To be presented, with the permission of the Faculty of Forestry of the University of Joensuu, for public criticism in auditorium C2 of the University of Joensuu, Yliopistonkatu 4, Joensuu, on 9th June 2006, at 12 o’clock noon. 2 Title: Green-tree retention and controlled burning in restoration and conservation of beetle diversity in boreal forests Author: Esko Hyvärinen Dissertationes Forestales 21 Supervisors: Prof. Jari Kouki, Faculty of Forestry, University of Joensuu, Finland Docent Petri Martikainen, Faculty of Forestry, University of Joensuu, Finland Pre-examiners: Docent Jyrki Muona, Finnish Museum of Natural History, Zoological Museum, University of Helsinki, Helsinki, Finland Docent Tomas Roslin, Department of Biological and Environmental Sciences, Division of Population Biology, University of Helsinki, Helsinki, Finland Opponent: Prof. Bengt Gunnar Jonsson, Department of Natural Sciences, Mid Sweden University, Sundsvall, Sweden ISSN 1795-7389 ISBN-13: 978-951-651-130-9 (PDF) ISBN-10: 951-651-130-9 (PDF) Paper copy printed: Joensuun yliopistopaino, 2006 Publishers: The Finnish Society of Forest Science Finnish Forest Research Institute Faculty of Agriculture and Forestry of the University of Helsinki Faculty of Forestry of the University of Joensuu Editorial Office: The Finnish Society of Forest Science Unioninkatu 40A, 00170 Helsinki, Finland http://www.metla.fi/dissertationes 3 Hyvärinen, Esko 2006. Green-tree retention and controlled burning in restoration and conservation of beetle diversity in boreal forests. University of Joensuu, Faculty of Forestry. ABSTRACT The main aim of this thesis was to demonstrate the effects of green-tree retention and controlled burning on beetles (Coleoptera) in order to provide information applicable to the restoration and conservation of beetle species diversity in boreal forests.
    [Show full text]
  • The Compositional and Configurational Heterogeneity of Matrix Habitats Shape Woodland Carabid Communities in Wooded-Agricultural Landscapes
    The compositional and configurational heterogeneity of matrix habitats shape woodland carabid communities in wooded-agricultural landscapes Article Accepted Version Neumann, J. L., Griffiths, G. H., Hoodless, A. and Holloway, G. J. (2016) The compositional and configurational heterogeneity of matrix habitats shape woodland carabid communities in wooded-agricultural landscapes. Landscape Ecology, 31 (2). pp. 301-315. ISSN 0921-2973 doi: https://doi.org/10.1007/s10980-015-0244-y Available at http://centaur.reading.ac.uk/46912/ It is advisable to refer to the publisher’s version if you intend to cite from the work. See Guidance on citing . To link to this article DOI: http://dx.doi.org/10.1007/s10980-015-0244-y Publisher: Springer All outputs in CentAUR are protected by Intellectual Property Rights law, including copyright law. Copyright and IPR is retained by the creators or other copyright holders. Terms and conditions for use of this material are defined in the End User Agreement . www.reading.ac.uk/centaur CentAUR Central Archive at the University of Reading Reading’s research outputs online The compositional and configurational heterogeneity of matrix habitats shape woodland carabid communities in wooded- agricultural landscapes. Jessica L. Neumann1,3*, Geoffrey H. Griffiths1, Andrew Hoodless2 and Graham J. Holloway3 1 Department of Geography and Environmental Science, University of Reading, Reading, UK 2 Game and Wildlife Conservation Trust, Fordingbridge, Hampshire, UK 3 Centre for Wildlife Assessment and Conservation, Department of Biological Sciences, University of Reading, Reading, UK Abstract Context Landscape heterogeneity (the composition and configuration of matrix habitats) plays a major role in shaping species communities in wooded-agricultural landscapes.
    [Show full text]
  • HADULLA WAGNER 2016 Hundsbachtal
    Mitt. Arb.gem. Rhein. Koleopterologen (Bonn) 26 , 2016, 11–25 Zur Käferfauna (Coleoptera) der Blockhalden im Hundsbachtal bei Gerolstein Ergebnisse der Gemeinschaftsexkursionen der Arbeitsgemeinschaft Rheinischer Koleopterologen im April 2013 KARL HADULLA & THOMAS WAGNER Kurzfassung: Im Naturschutzgebiet Hundsbachtal südwestlich von Gerolstein in der Eifel befindet sich in einer Blockschutthalde am Rande eines Basaltschlacken- vulkans ein bekannter Standort für Glazialrelikte der Tierwelt. Am 13. April 2013 fand eine Exkursion statt, während der auch Bodenfallen tief in den Blockschutt ausgebracht und zwei Wochen später eingeholt wurden. Es konnten insgesamt 210 Käferarten nachgewiesen werden, 24 in Bodenfallen und davon acht ausschließlich mit dieser Methode. Darunter waren eine Anzahl cavernicoler Arten, dabei auch Choleva lederiana als Erstfund für das Rheinland, sowie der blockhaldenspezifische Kurzflügler Leptusa simonii . Ein Wiederfund nach 50 Jahren für die Rheinprovinz ist Orthocerus clavicornis . Auf die taxonomisch-nomenklatorischen Änderungen von Choleva lederiana , deren Berücksichtigung in der Bestimmungsliteratur und ihre aktuelle mitteleuropäische Verbreitung, wird im Besonderen eingegangen. Abstract: The Nature Reserve „Hundsbachtal“ southwest of Gerolstein, Eifel moun- tains in Western Germany, has a large scree slope along an pleistocaene volcano and is a well known area for glacial relict species. During an excursion on 13th of April 2013 pitfall traps have been set most deeply in rubble that were collected two weeks later. Altogether 210 beetle species could be found, 24 in the pitfall traps, and eight of them exclusively with this method. Beyond the numerous cavernicolous beetles, many Choleva lederiana could be found for the first time in the Rhineland, further- more the scree slope typic staphylinid Leptusa simonii . As a recapture after fifty years in the Rhineland, Orthocerus clavicornis was found on gravel ground covered with lichens close to the mouth of the Hundsbach creek.
    [Show full text]
  • Millichope Park and Estate Invertebrate Survey 2020
    Millichope Park and Estate Invertebrate survey 2020 (Coleoptera, Diptera and Aculeate Hymenoptera) Nigel Jones & Dr. Caroline Uff Shropshire Entomology Services CONTENTS Summary 3 Introduction ……………………………………………………….. 3 Methodology …………………………………………………….. 4 Results ………………………………………………………………. 5 Coleoptera – Beeetles 5 Method ……………………………………………………………. 6 Results ……………………………………………………………. 6 Analysis of saproxylic Coleoptera ……………………. 7 Conclusion ………………………………………………………. 8 Diptera and aculeate Hymenoptera – true flies, bees, wasps ants 8 Diptera 8 Method …………………………………………………………… 9 Results ……………………………………………………………. 9 Aculeate Hymenoptera 9 Method …………………………………………………………… 9 Results …………………………………………………………….. 9 Analysis of Diptera and aculeate Hymenoptera … 10 Conclusion Diptera and aculeate Hymenoptera .. 11 Other species ……………………………………………………. 12 Wetland fauna ………………………………………………….. 12 Table 2 Key Coleoptera species ………………………… 13 Table 3 Key Diptera species ……………………………… 18 Table 4 Key aculeate Hymenoptera species ……… 21 Bibliography and references 22 Appendix 1 Conservation designations …………….. 24 Appendix 2 ………………………………………………………… 25 2 SUMMARY During 2020, 811 invertebrate species (mainly beetles, true-flies, bees, wasps and ants) were recorded from Millichope Park and a small area of adjoining arable estate. The park’s saproxylic beetle fauna, associated with dead wood and veteran trees, can be considered as nationally important. True flies associated with decaying wood add further significant species to the site’s saproxylic fauna. There is also a strong
    [Show full text]
  • TERRESTRIAL ARTHROPODS 2012-2016 BIOBLITZ VASHON ISLAND List Compiled By: Harsi Parker
    COMPLETE LIST OF TERRESTRIAL ARTHROPODS 2012-2016 BIOBLITZ VASHON ISLAND List compiled by: Harsi Parker Number Species name Common name Notes Year Location Taxonomic Order 1 Gammaridae sp. scud 2016 J Amphipoda – Gammaridae 2 Hyalella sp. amphipod 2014, 2016 CH, J Amphipoda – Hyalellidae 3 Acari sp. #1 mite 2012, 2013, 2015, 2016 NP, SH, M, J Arachnida 4 Acari sp. #2 mite 2014 CH Arachnida 5 Opiliones sp. harvestman 2013, 2015 SH, M Arachnida 6 Callobius sp. hacklemesh weaver 2012 NP Arachnida – Amaurobiidae 7 Araneidae sp. orb weaver 2016 J Arachnida – Araneidae 8 Araneus diadematus Cross Orbweaver 2012, 2014 NP, CH Arachnida – Araneidae 9 Clubiona sp. leafcurling sac spider 2012 NP Arachnida – Clubionidae 10 Linyphiinae sp. sheetweb spider tentative ID 2012 NP Arachnida – Linyphiidae 11 Neriene sp. sheetweb spider tentative ID 2014 CH Arachnida – Linyphiidae 12 Pardosa sp. thinlegged wolf spider 2012 NP Arachnida – Lycosidae 13 Philodromus dispar running crab spider 2012 NP Arachnida – Philodromidae 14 Tibellus sp. slender crab spider tentative ID 2014 CH Arachnida – Philodromidae 15 Eris militaris Bronze Jumper tentative ID 2014 CH Arachnida – Salticidae 16 Metaphidippus manni jumping spider tentative ID 2014, 2016 CH, J Arachnida – Salticidae 17 Salticidae sp. #1 jumping spider 2014 CH Arachnida – Salticidae 18 Salticidae sp. #2 jumping spider 2015 M Arachnida – Salticidae 19 Salticus scenicus Zebra Jumper 2013, 2014, 2015 SH, CH, M Arachnida – Salticidae 20 Metellina sp. long-jawed orb weaver 2012 NP Arachnida – Tetragnathidae 21 Tetragnatha sp. long-jawed orb weaver 2013 SH Arachnida – Tetragnathidae 22 Theridiidae sp. cobweb spider 2012 NP Arachnida – Theridiidae 23 Misumena vatia Goldenrod Crab Spider 2013, 2016 SH, J Arachnida – Thomisidae 24 Thomisidae sp.
    [Show full text]
  • Appendix B Natural History and Control of Nonnative Invasive Species
    Appendix B: Natural History and Control of Nonnative Invasive Plants Found in Ten Northern Rocky Mountains National Parks Introduction The Invasive Plant Management Plan was written for the following ten parks (in this document, parks are referred to by the four letter acronyms in bold): the Bear Paw Battlefield-BEPA (MT, also known as Nez Perce National Historical Park); Big Hole National Battlefield-BIHO (MT); City of Rocks National Reserve-CIRO (ID); Craters of the Moon National Monument and Preserve-CRMO (ID); Fossil Butte National Monument-FOBU (WY); Golden Spike National Historic Site-GOSP (UT); Grant-Kohrs Ranch National Historic Site-GRKO (MT); Hagerman Fossil Beds National Monument-HAFO (ID); Little Bighorn Battlefield National Monument-LIBI (MT); and Minidoka National Historic Site-MIIN (ID). The following information is contained for each weed species covered in this document (1) Park presence: based on formal surveys or park representatives’ observations (2) Status: whether the plant is listed as noxious in ID, MT, UT, or WY (3) Identifying characteristics: key characteristics to aid identification, and where possible, unique features to help distinguish the weed from look-a-like species (4) Life cycle: annual, winter-annual, biennial, or perennial and season of flowering and fruit set (5) Spread: the most common method of spread and potential for long distance dispersal (6) Seeds per plant and seed longevity (when available) (7) Habitat (8) Control Options: recommendations on the effectiveness of a. Mechanical Control b. Cultural
    [Show full text]
  • A Dél-Tiszántúl Annotált Állattani Bibliográfiájának Alapvetése
    Crisicum 4. pp.431. _______________________________________________________________________________ A Dél-Tiszántúl annotált állattani bibliográfiájának alapvetése Kalivoda Béla Abstrackt Establishing the basis of the Annotated Zoological Bibliography of the South-Tiszántúl: The goal of this work was to initiate to collect the publications of the zoological data of the South- Tiszántúl (South-East Hungary, see on the maplet) namely the activity area of the Körös-Maros National Park Directorate. During the assembly of the bibliography my principal was the collection of zoological data. So the work contains publications of more or less accurate occurrence data. For the better usages sake the bibliography is annotated. Its items are provided with a code composed from the name of author(s), year of publishing and, if it is necessary, an additional letter code. Annotations contains these codes providing possibility of query by animal species, taxon and location of data. Bevezetés Munkám célja a Dél-Tiszántúl állattani adatait közl ő publikációk összegy űjtésének megindítása volt. Az itt közzétett anyag – kell ő kapacitás hiányában – nem módszeres irodalmi feldolgozáson alapul, hanem az id ők során felhalmozódott anyag rendszerezése, bár a témát érintő cikkek irodalomjegyzékeiben hivatkozott további tanulmányok lehet őség szerinti felkutatásával igyekeztem minél teljeskör űbbé tenni. A bibliográfia összeállítása során az állattani adatok összegyűjtése volt a vezérelvem, ezért az anyag olyan publikációkat tartalmaz, amelyek többé-kevésbé pontos el őfordulási adatokat tesznek közzé. Ennek megfelel ően nem szerepelnek a bibliográfiában leíró, népszerűsít ő publikációk akkor sem, ha valamely fajra vonatkozó, de nem adatként kezelhet ő utalásokat tartalmaznak. Könyveket csak abban az esetben szerepeltetek a felsorolásban, ha azok kifejezetten adatközl ő jelleg űek.
    [Show full text]
  • Coleoptera) Luontoselvitykset 2015 Ja 2017
    Sodankylän Sakatin alueen uhanalainen kovakuoriaislajisto (Coleoptera) - Luontoselvitykset 2015 ja 2017 Raportti AA Sakatti Mining Oy:lle 16.12.2017 (päivitetty 24.01.2018) Albus Luontopalvelut Oy (2677209-2) Pesätie 10 A 22, FI-90420 Oulu Email: [email protected] www.albusluontopalvelut.fi Sakatin uhanalaiset kovakuoriaiset 2015 & 2017 Sisällys Tiivistelmä ......................................................................................................................................................... 3 1 Tausta ............................................................................................................................................................. 4 2 Työryhmä ja menetelmät ................................................................................................................................ 5 2.1 Työryhmä ................................................................................................................................................. 5 2.2 Inventointimenetelmät ............................................................................................................................ 7 2.2.1 Taustatyöt ......................................................................................................................................... 8 2.2.2 Kovakuoriaisten havainnointi............................................................................................................. 9 2.3 Aineiston määrittäminen .......................................................................................................................
    [Show full text]
  • Boreal Forest Fertilization Leads to Functional Homogenization of Ground Beetle Assemblages
    Received: 10 September 2020 | Accepted: 19 February 2021 DOI: 10.1111/1365-2664.13877 RESEARCH ARTICLE Boreal forest fertilization leads to functional homogenization of ground beetle assemblages Antonio Rodríguez1 | Anne- Maarit Hekkala1 | Jörgen Sjögren1 | Joachim Strengbom2 | Therese Löfroth1 1Department of Wildlife, Fish, and Environmental Studies, Swedish University Abstract of Agricultural Sciences (SLU), Umeå, 1. Intensive fertilization of young spruce forest plantations (i.e. ‘nutrient optimiza- Sweden tion’) has the potential to meet increasing demands for carbon sequestration and 2Department of Ecology, Swedish University of Agricultural Sciences (SLU), Uppsala, biomass production from boreal forests. However, its effects on biodiversity, other Sweden than the homogenization of ground- layer plant communities, are widely unknown. Correspondence 2. We sampled ground beetles (Coleoptera: Carabidae) in young spruce forest plan- Antonio Rodríguez tations of southern Sweden, within a large- scale, replicated ecological experiment Email: [email protected] initiated in 2012, where half of the forest stands were fertilized every second year. Funding information We assessed multi- scale effects of forest fertilization on ground beetle diversity Formas; Carl Tryggers Foundation for Scientific Research and community assembly, 4 years after commencement of the experiment. 3. We found that nutrient optimization had negative effects on ground beetle diver- Handling Editor: Júlio Louzada sity at multiple spatial scales, despite having negligible effects on species richness. At the local scale, ground beetle species had lower variation in body size at fer- tilized sites, resulting in within- site functional homogenization. At the landscape scale, fertilized sites, with higher basal area and lower bilberry cover, filtered carabid traits composition to larger body sizes, generalist predators and summer breeding species.
    [Show full text]
  • SPIXIANA ©Zoologische Staatssammlung München;Download
    ©Zoologische Staatssammlung München;download: http://www.biodiversitylibrary.org/; www.biologiezentrum.at SPIXIANA ©Zoologische Staatssammlung München;download: http://www.biodiversitylibrary.org/; www.biologiezentrum.at at leaping (haitikos in Greek) for locomotion and escape; thus, the original valid name of the type genus Altica Müller, 1764 (see Fürth, 1981). Many Flea Beetles are among the most affective jumpers in the animal kingdom, sometimes better than their namesakes the true Fleas (Siphonaptera). However, despite some intensive study of the anatomy and function of the metafemoral spring (Barth, 1954; Ker, 1977) the true function of this jumping mechanism remains a mystery. It probably is some sort of voluntary Catch, in- volving build-up of tension from the large muscles that insert on the metafemoral spring (Fig. 1), and theo a quick release of this energy. Ofcourse some Flea Beetles jump better than others, but basically all have this internal metafemoral spring floating by attachment from large muscles in the relatively enlarged bind femoral capsule (see Fig. 1 ). In fact Flea Beetles can usually be easily separated from other beetles, including chrysomelid subfa- milies, by their greatly swollen bind femora. There are a few genera of Alticinae that have a metafemoral spring and yet do not jump. Actually there are a few genera that are considered to be Alticinae that lack the metafemo- ral spring, e. g. Orthaltica (Scherer, 1974, 1981b - as discussed in this Symposium). Also the tribe Decarthrocerini contains three genera from Africa that Wilcox (1965) con- sidered as Galerucinae, but now thinks to be intermediate between Galerucinae and Alti- cinae; at least one of these genera does have a metafemoral spring (Wilcox, personal communication, and Fürth, unpublished data).
    [Show full text]