S S Studiekring Eerste Millennium
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
S EM a foor februari 2010 jaargang 11 num m er 1 ü o I n n I Studiekring Eerste Millennium SS SEM af oor ISSN 1567 - 5203 Kwartaalblad van SEM Studiekring Eerste Millennium De studiekring beoogt met zijn werk een hernieuwd onderzoek naar de geschiedenis van het eerste millennium van de Lage Landen globaal tussen de rivieren Somme en Elbe in de periode 100 v.Chr. tot 1200 n.Chr. Inhoud 1 Van de redactie 2 Bedachte geschiedenis in het eerste millennium A. Maas 6 SEMafoortje Redactie 1 Meginhardi Vicus Meginhardeswich? J. Vandemaele 13 Teutoburg bij Thiembronne J. Fermaut 17 Anduerpis Andouerpis Antwerpen A. Michiels 22 Verder over Andouerpi J. den Besten 25 Twee Antwerpens R. van Veen 27 Een andere kijk op Delahayes Germania G. Delahaye 30 SEMafoortje Redactie 31 Dit is de limit! J. Rozemeyer 34 SEMafoortje Redactie 35 Symposium en studiedagen P. van Overbeek 37 Ptolemaeus, een inventarisatie P. van Overbeek 39 Zutphen en Hamaland A. M aas 40 Tentoonstellingen Redactie 41 SEMafoortjes Redactie SEM af oor jaargang 11 nr. 1, februari 2010 Van de redactie Na een geslaagd symposium en een bijzonder nummer van SEM afoor om ons eerste decennium af te slui ten is het SEM-bestuur al weer druk in de weer het 1 le SEM-symposium in de steigers te zetten. Het hoofdthema zal zijn De Franken in de Lage Landen waarbij de Franken zowel vanuit historisch als vanuit archeologisch oogpunt aan de orde zullen komen. Er zijn al contacten geweest met diverse spre kers. Houd dus de eerste zaterdag van november vast vrij. Het volledige programma vindt u bij het mei nummer van SEMafoor. Ook is de redactie begonnen om de informatie uit ons gemeenschappelijke verleden nog beter toegankelijk te maken. Op onze internetsite komen registers op nummer, auteur en trefwoord van zowel SEM afoor als van het daarvoor verschenen Albert Delahaye Bulletin (ADB) die wij jaarlijks zullen bijwerken. Bijgevoegd doen wij u de gebruikelijke index en artikelregister op auteursnaam tot en met 2009 toekomen. En dan ligt hier eerste nummer van ons tweede decennium voor u. Ad Maas komt met een eerste uitwerking van zijn lezing op ons symposium over continuïteit in de ge schiedenis van het eerste millennium. Verder is het een overwegend Vlaams nummer, deels door Vlaamse auteurs, deels door Vlaamse onder werpen. Joël Vandemaele met een uitwerking van Meginhardi Vicus waar hij in SEM afoor 9-2 de aandacht voor vroeg en Jacques Fermaut met Teutoburg bij Thiembronne, waar Albert Delahaye voor het eerst over schreef. Zoals u van hen kunt verwachten hebben hun bijdragen, en daarmee ook een belangrijk deel van onze geschiedenis, betrekking op Noord-Frankrijk. Alfred Michiels en Hans den Besten gaan wetenschappelijk naamkundig nader in op Antwerpen. Of ze ook nader tot elkaar komen moet u zelf maar lezen. Ook Ruud van Veen komt terug op Antwerpen maar dan vooral op de locatie waarop de oude door het huidige Antwerpen geclaimde teksten betrekking zouden hebben. En verder ook reacties op eerdere stukken: Guido Delahaye was het niet eens met Albert-Jan Mantingh en voor Joep Rozemeyer geldt hetzelfde ten aanzien van Paul van der Heijden. Verder verslag van symposia waar actieve SEMafoor-mteurs aanwezig waren, reacties op tijdschriften en een poging om de discussie over Ptolemaeus te ondersteunen. En natuurlijk onze tentoonstellingsagenda (wat mager door winterslaap of financiële crisis?) en korte bijdragen van u en de redactie in de kolommen met SEMafoortjes. We hopen dat u weer veel genoegen zult beleven met wat we te bieden hebben en vindt u dat we belang rijke zaken niet aan de orde hebben gesteld dan hopen we dat u die voor onze lezers op papier zet, of lie ver digitaal aanlevert. Uw welkome bijdragen m.b.t. ons studieterrein voor het meinummer verwachten wij vóór 1 april 2010. De redactie, Janus Jochems, Alex Laenen, Ad Maas, Paul van Overbeek (hoofdredacteur) en Kurt Wayenberg. Betalingsherinnering Voor zover u het abonnementsgeld voor het SEMafoor-abonnement 2010, groot 35 euro, nog niet heeft overgemaakt gelieve u dit op korte termijn alsnog te doen. Voor de betalingswijze verwijzen wij naar de achterzijde van dit blad. Bij voorbaat dank. SEMafoor jaargang 11 nr. 1, februari 2010 1 Bedachte geschiedenis in het eerste millennium? Een mogelijke probleemstelling Ad Maas, Leende Dat er in het eerste millennium een periode niet bestaan zou hebben, is een moeilijk te aanvaar den veronderstelling. De afgelopen 10 jaar is er regelmatig in SEM afoor over geschreven. Willem Bruijnesteijn publiceerde een beschouwing over Vergelijkende Chronologie die nog steeds gezien kan worden als een basistekst. Ad Maas en Ruud van Veen lichtten de hypothese van Heribert Illig toe en Gerard Feij paste deze toe, vooral op de historie van Maastricht. Henk Feikema be richtte over de ideeën van Anatoly Fomenko en Jeff van Hout en Joep Rozemeyer rekenden daarmee af als pseudowetenschap. In dit artikel ga ik niet in op Fomenko. Ik wil wel graag kennisnemen van zijn gedachtegoed maar er niet mee aan de gang gaan. Ik vind wel dat over Fomenko bij tijd en wijle in SEM afoor gepu bliceerd moet worden, niet alleen omdat de doelstelling van SEM en het redactiebeleid van SE M afoor dat toestaan, maar ook omdat Fomenko niet alleen maar pseudowetenschap is. Ook al zou de theorie van de wiskundige Fomenko geen betekenis hebben op het vlak van chronologie, dan nog kan zijn methode (= statistiek toegepast op historische teksten) van belang zijn voor de geschiedkunde. We komen dan op het terrein van historisch onderzoek en dus op het terrein van de methoden.1 Andere benaderingen dan de bekende en gebruikelijke (bijvoorbeeld van Dela haye, Uiig, Fomenko) kunnen er naast zitten wat hun doelstelling betreft en toch leiden tot nieuwe gezichtspunten en herzieningen. Ik beperk me hier tot opvattingen van Uiig of van mensen die in zijn lijn denken. Ervaringen tij dens overigens boeiende voordrachten en discussies hebben mij enkele dingen geleerd: - ook als je expliciet de rol op je neemt van rapporteur, dan nog word je als boodschapper toch gezien en ervaren als aanhanger. Hoe meer je je inspant om helder uiteen te zetten wat de hypo these inhoudt, des te sterker is de vereenzelviging. Wil je eraan ontsnappen dan ben je gedwon gen om een antihouding aan te nemen of te kiezen voor een ironiserende betoogtrant. En dat is te veel gevraagd, als je tot een zo objectief mogelijk probleemstelling wilt komen. - de volgende interpretatie is bij zeer veel mensen, juist ook bij degenen die zich betrokken voe len bij de problematiek, moeilijk te overwinnen: de geschiedenis zoals we die heden ten dage kennen (en geleerd hebben) is er, nu zegt iemand dat een bepaalde tijd niet reëel bestaan heeft, dus nu moet bewezen worden dat de in die periode ondergebrachte geschiedenis verzonnen is. Dit is echter een smal en schraal perspectief. De ruimte om na te denken over een mogelijk chronolo- gieprobleem in het eerste millennium is er dan niet en ontstaat ook niet, zelfs niet als mensen het artikel of de voordracht buitengewoon boeiend vinden. Ik wil daarom een poging doen om de denkruimte zo te vergroten, dat discussie zinvol kan wor den. Daarbij richt ik me op een bepaalde soort verklaringen van een mogelijke fantoomtijd, zoals Uiig formuleert. Deze benadering richt zich op het kernprobleem: de ontwikkeling van de jaren- telling. Het woord 'kalender' wordt hier ook voor gebruikt, maai' ik doe dat niet. Als ik het over 'kalender' heb dan heb ik het over de indeling van een jaar. Wat betreft het tellen van de j aren volgens onze Westerse (langzamerhand universele) j arentelling zijn er enkele historische figuren die daarin een belangrijke rol hebben gespeeld. Julius Caesar veranderde eigenlijk alleen maar het aantal dagen in een bepaald jaar dus een kalender, maar zijn correctie bleek nadien toch een factor in het vaststellen van de telling der jaren. Caesar telde ge woon conform het systeem van de regeringsjaren van de Romeinse heersers. In teksten in ver band met Karei de Grote gebeurde dat overigens ook nog zo; lees maar gewoon bijvoorbeeld het 2 SEMafoor j aargang 11 nr. 1, februari 2010 Frankfurter Capitularium (waaromheen in 1994 een belangrijke tentoonstelling werd gebouwd): "In zijn 26e koningsjaar werden alle bisschoppen en priesters uit het Frankenrijk, Italië, Aquitanië en de Provence door hem verzameld in verband met een synode". (Als 22e bepaling werd daar aangenomen - let op- dat er in kleine dorpen en vlekken geen bisschop aangesteld mocht wor den.) De belangrijkste persoon die de jarentelling mee ging bepalen is uiteraard Dionysius Exi- guus die eigenlijk ook afrekende met de vroegere poging van keizer Diocletianus om een nieuwe jarentelling met zijn keizerschap te laten beginnen; hier duikt voor het eerst een herinnering op aan de 297 jaren die Illig ooit naar voren schoof als 'fantoomtijd'. Op Dionysius kom ik zo dade lijk terug. Als er in de chronologie van het eerste millennium een bewuste keuze is gemaakt dan kunnen we moeilijk om de persoon van de Oost-Romeinse keizer Constantijn VII Porphyrogen- netos (keizer: 913-957) heen, die -wellicht in overeenstemming met de 'Duitse' keizers en met de leermeester en vriend van Otto IH Gerbert van Auriac, die benedictijn was en enkele jaren paus. Allemaal topintellectuelen. Dit netwerk had de mogelijkheid om in de jarentelling een verande ring vast te leggen. Zie verderop. Ten slotte komen we uit bij paus Gregorius de Grote die in 1582 een kalenderwijziging aanbrengt, namelijk de bekende sprong van 10 dagen, die bij nader inzien ook weer in verband gebracht kan worden met de telling der jaren. Inmiddels is wel aange toond dat het vaststellen van deze 10 dagen geen kerkelijk hamerstuk is geweest, maar een thema dat enkele eeuwen op de discussierol van de katholieke kerk heeft gestaan.