S S Studiekring Eerste Millennium

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

S S Studiekring Eerste Millennium S EM a foor februari 2010 jaargang 11 num m er 1 ü o I n n I Studiekring Eerste Millennium SS SEM af oor ISSN 1567 - 5203 Kwartaalblad van SEM Studiekring Eerste Millennium De studiekring beoogt met zijn werk een hernieuwd onderzoek naar de geschiedenis van het eerste millennium van de Lage Landen globaal tussen de rivieren Somme en Elbe in de periode 100 v.Chr. tot 1200 n.Chr. Inhoud 1 Van de redactie 2 Bedachte geschiedenis in het eerste millennium A. Maas 6 SEMafoortje Redactie 1 Meginhardi Vicus Meginhardeswich? J. Vandemaele 13 Teutoburg bij Thiembronne J. Fermaut 17 Anduerpis Andouerpis Antwerpen A. Michiels 22 Verder over Andouerpi J. den Besten 25 Twee Antwerpens R. van Veen 27 Een andere kijk op Delahayes Germania G. Delahaye 30 SEMafoortje Redactie 31 Dit is de limit! J. Rozemeyer 34 SEMafoortje Redactie 35 Symposium en studiedagen P. van Overbeek 37 Ptolemaeus, een inventarisatie P. van Overbeek 39 Zutphen en Hamaland A. M aas 40 Tentoonstellingen Redactie 41 SEMafoortjes Redactie SEM af oor jaargang 11 nr. 1, februari 2010 Van de redactie Na een geslaagd symposium en een bijzonder nummer van SEM afoor om ons eerste decennium af te slui­ ten is het SEM-bestuur al weer druk in de weer het 1 le SEM-symposium in de steigers te zetten. Het hoofdthema zal zijn De Franken in de Lage Landen waarbij de Franken zowel vanuit historisch als vanuit archeologisch oogpunt aan de orde zullen komen. Er zijn al contacten geweest met diverse spre­ kers. Houd dus de eerste zaterdag van november vast vrij. Het volledige programma vindt u bij het mei­ nummer van SEMafoor. Ook is de redactie begonnen om de informatie uit ons gemeenschappelijke verleden nog beter toegankelijk te maken. Op onze internetsite komen registers op nummer, auteur en trefwoord van zowel SEM afoor als van het daarvoor verschenen Albert Delahaye Bulletin (ADB) die wij jaarlijks zullen bijwerken. Bijgevoegd doen wij u de gebruikelijke index en artikelregister op auteursnaam tot en met 2009 toekomen. En dan ligt hier eerste nummer van ons tweede decennium voor u. Ad Maas komt met een eerste uitwerking van zijn lezing op ons symposium over continuïteit in de ge­ schiedenis van het eerste millennium. Verder is het een overwegend Vlaams nummer, deels door Vlaamse auteurs, deels door Vlaamse onder­ werpen. Joël Vandemaele met een uitwerking van Meginhardi Vicus waar hij in SEM afoor 9-2 de aandacht voor vroeg en Jacques Fermaut met Teutoburg bij Thiembronne, waar Albert Delahaye voor het eerst over schreef. Zoals u van hen kunt verwachten hebben hun bijdragen, en daarmee ook een belangrijk deel van onze geschiedenis, betrekking op Noord-Frankrijk. Alfred Michiels en Hans den Besten gaan wetenschappelijk naamkundig nader in op Antwerpen. Of ze ook nader tot elkaar komen moet u zelf maar lezen. Ook Ruud van Veen komt terug op Antwerpen maar dan vooral op de locatie waarop de oude door het huidige Antwerpen geclaimde teksten betrekking zouden hebben. En verder ook reacties op eerdere stukken: Guido Delahaye was het niet eens met Albert-Jan Mantingh en voor Joep Rozemeyer geldt hetzelfde ten aanzien van Paul van der Heijden. Verder verslag van symposia waar actieve SEMafoor-mteurs aanwezig waren, reacties op tijdschriften en een poging om de discussie over Ptolemaeus te ondersteunen. En natuurlijk onze tentoonstellingsagenda (wat mager door winterslaap of financiële crisis?) en korte bijdragen van u en de redactie in de kolommen met SEMafoortjes. We hopen dat u weer veel genoegen zult beleven met wat we te bieden hebben en vindt u dat we belang­ rijke zaken niet aan de orde hebben gesteld dan hopen we dat u die voor onze lezers op papier zet, of lie­ ver digitaal aanlevert. Uw welkome bijdragen m.b.t. ons studieterrein voor het meinummer verwachten wij vóór 1 april 2010. De redactie, Janus Jochems, Alex Laenen, Ad Maas, Paul van Overbeek (hoofdredacteur) en Kurt Wayenberg. Betalingsherinnering Voor zover u het abonnementsgeld voor het SEMafoor-abonnement 2010, groot 35 euro, nog niet heeft overgemaakt gelieve u dit op korte termijn alsnog te doen. Voor de betalingswijze verwijzen wij naar de achterzijde van dit blad. Bij voorbaat dank. SEMafoor jaargang 11 nr. 1, februari 2010 1 Bedachte geschiedenis in het eerste millennium? Een mogelijke probleemstelling Ad Maas, Leende Dat er in het eerste millennium een periode niet bestaan zou hebben, is een moeilijk te aanvaar­ den veronderstelling. De afgelopen 10 jaar is er regelmatig in SEM afoor over geschreven. Willem Bruijnesteijn publiceerde een beschouwing over Vergelijkende Chronologie die nog steeds gezien kan worden als een basistekst. Ad Maas en Ruud van Veen lichtten de hypothese van Heribert Illig toe en Gerard Feij paste deze toe, vooral op de historie van Maastricht. Henk Feikema be­ richtte over de ideeën van Anatoly Fomenko en Jeff van Hout en Joep Rozemeyer rekenden daarmee af als pseudowetenschap. In dit artikel ga ik niet in op Fomenko. Ik wil wel graag kennisnemen van zijn gedachtegoed maar er niet mee aan de gang gaan. Ik vind wel dat over Fomenko bij tijd en wijle in SEM afoor gepu­ bliceerd moet worden, niet alleen omdat de doelstelling van SEM en het redactiebeleid van SE ­ M afoor dat toestaan, maar ook omdat Fomenko niet alleen maar pseudowetenschap is. Ook al zou de theorie van de wiskundige Fomenko geen betekenis hebben op het vlak van chronologie, dan nog kan zijn methode (= statistiek toegepast op historische teksten) van belang zijn voor de geschiedkunde. We komen dan op het terrein van historisch onderzoek en dus op het terrein van de methoden.1 Andere benaderingen dan de bekende en gebruikelijke (bijvoorbeeld van Dela­ haye, Uiig, Fomenko) kunnen er naast zitten wat hun doelstelling betreft en toch leiden tot nieuwe gezichtspunten en herzieningen. Ik beperk me hier tot opvattingen van Uiig of van mensen die in zijn lijn denken. Ervaringen tij­ dens overigens boeiende voordrachten en discussies hebben mij enkele dingen geleerd: - ook als je expliciet de rol op je neemt van rapporteur, dan nog word je als boodschapper toch gezien en ervaren als aanhanger. Hoe meer je je inspant om helder uiteen te zetten wat de hypo­ these inhoudt, des te sterker is de vereenzelviging. Wil je eraan ontsnappen dan ben je gedwon­ gen om een antihouding aan te nemen of te kiezen voor een ironiserende betoogtrant. En dat is te veel gevraagd, als je tot een zo objectief mogelijk probleemstelling wilt komen. - de volgende interpretatie is bij zeer veel mensen, juist ook bij degenen die zich betrokken voe­ len bij de problematiek, moeilijk te overwinnen: de geschiedenis zoals we die heden ten dage kennen (en geleerd hebben) is er, nu zegt iemand dat een bepaalde tijd niet reëel bestaan heeft, dus nu moet bewezen worden dat de in die periode ondergebrachte geschiedenis verzonnen is. Dit is echter een smal en schraal perspectief. De ruimte om na te denken over een mogelijk chronolo- gieprobleem in het eerste millennium is er dan niet en ontstaat ook niet, zelfs niet als mensen het artikel of de voordracht buitengewoon boeiend vinden. Ik wil daarom een poging doen om de denkruimte zo te vergroten, dat discussie zinvol kan wor­ den. Daarbij richt ik me op een bepaalde soort verklaringen van een mogelijke fantoomtijd, zoals Uiig formuleert. Deze benadering richt zich op het kernprobleem: de ontwikkeling van de jaren- telling. Het woord 'kalender' wordt hier ook voor gebruikt, maai' ik doe dat niet. Als ik het over 'kalender' heb dan heb ik het over de indeling van een jaar. Wat betreft het tellen van de j aren volgens onze Westerse (langzamerhand universele) j arentelling zijn er enkele historische figuren die daarin een belangrijke rol hebben gespeeld. Julius Caesar veranderde eigenlijk alleen maar het aantal dagen in een bepaald jaar dus een kalender, maar zijn correctie bleek nadien toch een factor in het vaststellen van de telling der jaren. Caesar telde ge­ woon conform het systeem van de regeringsjaren van de Romeinse heersers. In teksten in ver­ band met Karei de Grote gebeurde dat overigens ook nog zo; lees maar gewoon bijvoorbeeld het 2 SEMafoor j aargang 11 nr. 1, februari 2010 Frankfurter Capitularium (waaromheen in 1994 een belangrijke tentoonstelling werd gebouwd): "In zijn 26e koningsjaar werden alle bisschoppen en priesters uit het Frankenrijk, Italië, Aquitanië en de Provence door hem verzameld in verband met een synode". (Als 22e bepaling werd daar aangenomen - let op- dat er in kleine dorpen en vlekken geen bisschop aangesteld mocht wor­ den.) De belangrijkste persoon die de jarentelling mee ging bepalen is uiteraard Dionysius Exi- guus die eigenlijk ook afrekende met de vroegere poging van keizer Diocletianus om een nieuwe jarentelling met zijn keizerschap te laten beginnen; hier duikt voor het eerst een herinnering op aan de 297 jaren die Illig ooit naar voren schoof als 'fantoomtijd'. Op Dionysius kom ik zo dade­ lijk terug. Als er in de chronologie van het eerste millennium een bewuste keuze is gemaakt dan kunnen we moeilijk om de persoon van de Oost-Romeinse keizer Constantijn VII Porphyrogen- netos (keizer: 913-957) heen, die -wellicht in overeenstemming met de 'Duitse' keizers en met de leermeester en vriend van Otto IH Gerbert van Auriac, die benedictijn was en enkele jaren paus. Allemaal topintellectuelen. Dit netwerk had de mogelijkheid om in de jarentelling een verande­ ring vast te leggen. Zie verderop. Ten slotte komen we uit bij paus Gregorius de Grote die in 1582 een kalenderwijziging aanbrengt, namelijk de bekende sprong van 10 dagen, die bij nader inzien ook weer in verband gebracht kan worden met de telling der jaren. Inmiddels is wel aange­ toond dat het vaststellen van deze 10 dagen geen kerkelijk hamerstuk is geweest, maar een thema dat enkele eeuwen op de discussierol van de katholieke kerk heeft gestaan.
Recommended publications
  • Common Land in the Carolingian Central Netherlands
    Common Land in the Carolingian Central Netherlands Student: Lucas E. Helder Date of submission: 21 June 2021 Student number: 4291018 Supervisor: Dr. F. C.W. Goosmann Course: RMA thesis Words: 39.979 Faculty: Humanities Study: Ancient, Medieval and Renaissance studies Abstract The purpose of this master thesis is to reopen the debate on the allocation of common land in early medieval Europe. More specifically, the question is asked: What evidence exists for common land in the Central Netherlands during the Carolingian period (c. 750-900 AD)? The first chapter introduces the geographical framework and investigates in which of the subregions the rights to waste- or woodland might have been shared by group(s) of peasants. The second chapter examines the historiographical debate on the emergence and existence of common land by analysing the Mark, Domanial and Scarcity theory, as being competing paradigms. In the third chapter the written sources for common land are introduced, through the analysis of opposing interpretations of the terms ‘marca’, ‘scara’ and ‘silva communis’. These terms have at least in the Mark theory been considered to indicate the presence of common land. In addition, in the fourth chapter, some archaeological clues for the presence or absence of common land are examined. As a result, it is suggested that the evidence for the presence of common land in the Carolingian Central Netherlands remains highly ambiguous. The existence of common land can therefore, on the basis of the available evidence, not be proven nor disproven.
    [Show full text]
  • 50 Years of Christian Democratic Cooperation in the Euregio
    50 YEARS OF CHRISTIAN DEMOCRATIC COOPERATION IN THE EUREGIO Achievements and new challenges 50 YEARS OF CHRISTIAN DEMOCRATIC COOPERATION IN THE EUREGIO Achievements and new challenges CDA-CDU EUREGIO ASSOCIATION 2009 EDITORS AND COPYRIGHT: CDA-CDU EUREGIO ASSOCIATION CENTRE FOR EUROPEAN STUDIES PUBLISHED BY: THE SCIENCE SHOP, UNIVERSITY OF TWENTE SUPERVISORS: PROF. DR. R.WESSEL DRS. B.P.J. VAN WINSEN LAYOUT: OSHIN SINANI PRINTED BY: OCE BUSINESS SERVICE APRIL 2009 ISBN: 978-90-365-2834-4 Contents Introduction 14 Political cooperation in the EUREGIO: The CDA-CDU group and its evolution to the CDA-CDU EUREGIO Method 16 Association 54 PART I: DOCUMENT ANALYSIS 19 Conclusion to part I 58 The EUREGIO: theoretical framework 20 PART II: INTERVIEWS 59 50 Years of EUREGIO: a review 29 Interview: Franz-Josef Achterkamp 60 Interview: Günter Alsmeier 64 Introduction 29 Interview: Hans Kieliszek 68 Infrastructure and Spatial Planning 33 Interview: Maria Martens 71 Social and cultural integration: Youth and the Elderly, Education, Culture, Sport 34 Interview: Rob Meijer 74 Political cooperation in the border area: the Euregio Council 36 Interview: Arie Oostlander 78 Developments in the EUREGIO since the 1980s 37 Interview: Dr. Markus Pieper 82 Economic cooperation and cooperation in technology and Interview: Frans Willeme 85 innovation in the border area 39 Cross-border health care 42 Conclusions of part II, general conclusions and Nature, environment and agriculture 43 recommendations 89 Conclusion 44 Euregio Council 90 Promotion of the EUREGIO by
    [Show full text]
  • Versatile Land, High Versus Low. Diverging Developments in the Eastern Netherlands1
    ARTICLES VERSATILE LAND, HIGH VERSUS LOW. DIVERGING DEVELOPMENTS IN THE EASTERN NETHERLANDS1 Bert Groenewoudt Cultural Heritage Agency P.O. Box 1600, 3800 BP Amersfoort, the Netherlands [email protected] Key words: landscape change, landscape biography, lowland reclamations, Middle Ages, Post-medieval Period, Eastern Netherlands Regional studies on landscape history are sometimes biased to some extent by a tendency to focus on the most intensively cultivated and investigated areas. Moreover, the concept of ‘landscape’ is at times applied uncritically, resulting in a homogenized and simplified reality, with interesting developments and contrasts being easily overlooked. It is the aim of this paper to show that fundamentally different historical developments may have occurred within one and the same “landscape”. The focus will be on the Pleistocene covers and landscapes of the eastern Netherlands. Here, already during prehistory, higher, dry areas of land were being transformed into relatively open, intensively used, compartmentalized and — to some degree — spatially stable landscapes that were very much “cultural”. The little-studied lower areas that surrounded these cultivated “islands”, on the other hand, remained essentially natural in character: forested, unpartitioned, extensively used and probably spatially dynamic in terms of spatial structure until well into the Middle Ages, when reclamation began. Unlike the situation in the fossilized “old land”, new and rapid physical geographical (and social) developments took place in these lowlands, especially from the medieval period onwards. This high-low dichotomy deserves more attention, also in other areas. Its social dimension will be discussed separately (Groenewoudt, in prep.) Introduction landscape zones, often covering the greater Whether or not they display characteris- part of research areas, tend to play a subor- tics of “landscape biographies”,2 some stud- dinate role.
    [Show full text]
  • POWER of the PORTRAIT: Production, Consumption and Display of Portraits of Amalia Van Solms in the Dutch Republic
    POWER OF THE PORTRAIT: Production, Consumption and Display of Portraits of Amalia van Solms In the Dutch Republic by Saskia Beranek B.A., Pennsylvania State University, 2001 M.A., Duke University, 2003 Submitted to the Graduate Faculty of The Kenneth P. Dietrich School of Arts and Sciences in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy University of Pittsburgh 2013 UNIVERSITY OF PITTSBURGH Kenneth P. Dietrich School of Arts and Sciences This dissertation was presented by Saskia Beranek It was defended on March 29, 2013 and approved by Jennifer Waldron, Associate Professor, English Joshua Ellenbogen, Associate Professor, History of Art and Architecture Stephanie Dickey, Bader Chair in Northern Baroque Art, Queen's University, Art Co-Advisor: C. Drew Armstrong, Associate Professor and Director of Architectural Studies Dissertation Advisor: Ann Sutherland Harris, Professor Emerita, History of Art and Architecture ii Copyright © by Saskia Beranek 2013 iii POWER OF THE PORTRAIT: Production, Consumption and Display of Portraits of Amalia van Solms in the Dutch Republic Saskia Beranek, PhD University of Pittsburgh, 2013 Portraits of Amalia van Solms, wife of Frederik Hendrik of Orange-Nassau and one of the most significant women in the Dutch Republic, were widely circulated and displayed during her lifetime (1602-1675). This study focuses on cases where specific audiences and sites of display can be isolated. When portraits can be viewed in their original context, they speak not only to those elements intrinsic to the image such as symbolism or fashion, but also to issues extrinsic to the image: social practices, cultural ideals, and individual identities.
    [Show full text]
  • De Nakomelingen Van Titus Manlius Imperiosus Torquatus
    een genealogieonline publicatie De nakomelingen van Titus Manlius Imperiosus Torquatus door Roel Snelder 4 augustus 2021 De nakomelingen van Titus Manlius Imperiosus Torquatus Roel Snelder De nakomelingen van Titus Manlius Imperiosus Torquatus Generatie 1 1. Titus Manlius Imperiosus Torquatus, zoon van Lucius Manlius Capitolinus Imperiosus, is geboren . Titus Manlius Imperiosus Torquatus is overleden . Generatie 2 2. Titus Manlius Torquatus, zoon van Titus Manlius Imperiosus Torquatus en ??, is geboren . Hij is getrouwd met ??. Zij kregen 1 kind: Titus Manlius Torquatus, volg 3. Titus Manlius Torquatus is overleden 299. Generatie 3 3. Titus Manlius Torquatus, zoon van Titus Manlius Torquatus en ??, is geboren . Titus Manlius Torquatus is overleden 202 BC. Generatie 4 4. Aulus Manlius Torquatus, zoon van Titus Manlius Torquatus en ??, is geboren . Hij is getrouwd met (Niet openbaar). Zij kregen 1 kind: Titus Manlius Torquatus, volg 5. Aulus Manlius Torquatus is overleden . Generatie 5 5. Titus Manlius Torquatus, zoon van Aulus Manlius Torquatus en (Niet openbaar), is geboren . Hij is getrouwd met (Niet openbaar). Zij kregen 1 kind: Decimus Junius Silanus Manlianus, volg 6. Titus Manlius Torquatus is overleden . https://www.genealogieonline.nl/stamboom-snelder-versteegh/ 1 De nakomelingen van Titus Manlius Imperiosus Torquatus Roel Snelder Generatie 6 6. Decimus Junius Silanus Manlianus, zoon van Titus Manlius Torquatus en (Niet openbaar), is geboren . Hij is getrouwd met (Niet openbaar). Zij kregen 1 kind: Marcus Junius Silanus consul, volg 7. Decimus Junius Silanus Manlianus is overleden . Generatie 7 7. Marcus Junius Silanus consul, zoon van Decimus Junius Silanus Manlianus en (Niet openbaar), is geboren . Hij is getrouwd met (Niet openbaar). Zij kregen 1 kind: Marcus Junius Silanus, volg 8.
    [Show full text]
  • Historical Geography of the South-Vallei and Middle Betuwe
    Boniface in the Betuwe and the Vallei Christopher Rigg Local geography governed the movements of the missionaries who brought Christianity from Britannia to the northern Netherlands between about 680 and 760. The area of the Netherlands where their work was concentrated lies along the border between the modern provinces of Utrecht and Guelderland. That border follows a low-lying north-south valley, the Vallei or Guelder Vallei. To the south lies the flood-plain of the Rhine and the Meuse called the *Betuwe,1 part of Guelderland. It was known to the Romans as Batavia. Before the construction of dikes from about 1250, there was a network of channels. Each farm, church or other building was set on an artificial mound called terp or woerd. The centre of the missionaries' work was below the town of *Rhenen, which stands at the south-east point of the *Utrecht Hill Ridge overlooking the area where *Dorestad and *Trecht stood in the flood plain until both were destroyed by a severe flood in 1134.2 From the 4th/5th Century till 718, Rhenen was capital of the prosperous Kingdom of the *Frisiani.3 It traded with England, Denmark and Cologne. In 944 (g85 u106), it was the scene of the imperial council (rijksdag/Reichstag) of Otto the Great (912–973). By contrast, *Utrecht was uninhabited after the Romans departed until about 870.4 It lies 38 km north-west of Rhenen on the Utrecht Old Rhine, which ran north-west to the sea at Zandvoort west of Leyden (North Holland). That branch separates from the larger Lek at Wijk bij Duurstede 19 km west of Trecht and Dorestad.
    [Show full text]
  • Freedom, Warriors' Bond, Legal Book. the Lex Salica Between Barbarian
    1 Jean-Pierre Poly Freedom, warriors’ bond, legal book. The Lex Salica between Barbarian custom and Roman law Liberté, lien des guerriers, li re de droit. La lex salica entre coutume barbare et loi romaine !bstract" #alic Law, t$e most %amous o% t$e so-called barbarian lege, was bot$ barbarian and roman. &t was made during t$e 't$ century %or t$e Frankis$ military de(endants )dediticii* and t$eir %amilies settled in t$e Extrema Galliae, t$e Far +aul. &ts main goal was to eradicate t$e %eud system, unacce(table in t$e Roman army. &t did not succeed in t$e long run but it ga e t$e Franks t$e co$esion w$ic$ allowed t$em to con,uer +aul, t$e te-t turning ultimately into an element o% national identity down to t$e Frenc$ re olution. Résumé " La loi #ali,ue, la (lus cél.bre des lois dites barbares, était / la %ois barbare et romaine. Elle fut %aite au &1e si.cle (our les déditices Francs et leurs %amilles établis dans les Extrema Galliae, 2 les régions ultimes de la +aule 3. #on (rincipal ob4ectif était d’éradiquer le syst.me indicatoire, inacce(table dans l’armée romaine. Elle n’y réussit 5nalement (as mais elle donna aux Francs la co$ésion ,ui leur (ermit la conquête de la +aule, le te-te de enant un élément d’identité nationale 4us,u’à la Ré olution française. 8eywords" army 9 barbarians 9 custom 9 democracy 9 0uro(e’s legal $istory 9 %eud 9 Franks 9 national identities – Salic Law.
    [Show full text]
  • De Gouw Salon
    De gouw Salon Anneke Koers Voorwoord 1 Een mens moet zich er goed van bewust zijn dat bijna alles wat zij of hij weet, ontleend is aan de geest van hen die haar of hem zijn voorgegaan. Wij hebben bijna niets van onszelf. Dat geldt ook op het terrein van de ontdekkingen, van het blootleggen van dingen die voorheen voor ons verborgen waren. Zo is Amerika vele malen ontdekt, en is duizenden malen het wiel uitgevonden. En nog steeds zijn er lieden, die menen dat zij het 'rad' nog eens moeten 'oetvind'n'. Dat geldt ook voor mezelf. Ik heb de Holterhoek ontdekt. Die plaatsaanduiding geeft de grenzen aan van het gebied waarvoor het waterschap in de dijkbrief van 1308 de verantwoordelijkheid kreeg. Vanaf het beekje de Hunnepe, dat ten zuiden van Deventer in de IJssel uitkwam en dat later de Dortherbeek zou heten, tot voorbij Wilsum. Het gebied dat in dit boek wordt behandeld omvat één van de oude Overijselse steden, te weten Deventer, en het zuidelijke gedeelte van Salland dat bestaat uit de plattelandsgemeenten Batmen, Diepenveen, Holten, Olst, Ommen, Raalte en Wije. Inleiding 2 Salon was de naam van een Frankische gouw in het westen van wat nu Overijssel is. De grenzen liepen waarschijnlijk samen met de IJssel, de Overijsselse Vecht, het Zwarte Water (afgeleid van zwet wat grens betekent), de Regge en de Schipbeek. De naam Salland (die tegenwoordig een groter gebied omvat) is hiervan afgeleid. Aan de overkant van de IJssel lag Felua (Veluwe); in het noordwesten van Salon lag de gouw Swifterbant aan de monding van de IJssel en het Zwarte Water, maar in de vroege Middeleeuwen is deze gouw grotendeels weggespoeld; ten noorden van de Vecht lag Treanth (Drenthe), in het oosten grensde Salon aan Twente; ten slotte lag stroomopwaarts de IJsselgouw (Hisloa, Isloi).
    [Show full text]
  • KELTISCH EN GERMAANS in DE NEDERLANDEN Taal in Nederland En België Gedurende De Late Ijzertijd En De Romeinse Periode
    MEMOIRES DE LA SOCIETE BELGE D'ETUDES CEL TIQUES 1 3 KELTISCH EN GERMAANS IN DE NEDERLANDEN Taal in Nederland en België gedurende de Late IJzertijd en de Romeinse periode Lauran TOORIANS Bruxelles 2000 3 INHOUD Vooraf ........ .......... .. ....................................... 5 I. Archeologie en taal . 9 a. Waar hebben we het over? . 9 Prehistorie en archeologie . 9 Interpretatie alleen door samenhang . 11 Historisch vergelijkende taalwetenschap . 12 Germanen spreken Germaans . 13 b. De kracht van de traditie . 16 Nationale mythen . 16 Van edele Bataven naar ongeciviliseerde Batavieren . 18 De Belgische situatie . 19 c. Het archeologische beeld .......................................... 21 Wie troffen de Romeinen aan? .............................. .... 21 Wat vooraf ging . 22 La Tène ... ... ...... .. ............. .... .......... .... ... .... 24 Kelten . ... ..... .......... ....... ..................... .... 33 En de Germanen . 34 d. Het taalkundige kader . 37 Talen, dialecten en taalfamilies .................................. 37 Verwantschap en verandering . 40 11. Waaraan herkennen we Germaans en Keltisch . 45 a. Germaans ...................... .. ........................ .. .. 45 Kenmerken ................................................. 45 Datering . 49 Voorbeelden ........ ........ ............ .. .... .. ....... ..... 51 b. Keltisch . 53 Waar en wanneer . 53 Kenmerken . 57 Voorbeelden . 58 111. De bronnen .... ... .... ... ..... .. .............................. 63 a. Inleiding: een 'Noordwestblok' . 63 4 b. Stamnamen .
    [Show full text]
  • Village Formation in the Netherlands During the Middle Ages (AD 800 - 1600) an Assessment of Recent Excavations and a Path to Progress
    Nederlandse Archeologische Rapporten 056 Village Formation in the Netherlands during the Middle Ages (AD 800 - 1600) An assessment of recent excavations and a path to progress J.P.W. Verspay, A.M.J.H. Huijbers, H. van Londen, J. Renes and J. Symonds Village Formation in the Netherlands during the Middle Ages (AD 800 – 1600) An assessment of recent excavations and a path to progress J.P.W. Verspay, A.M.J.H. Huijbers, H. van Londen, J. Renes and J. Symonds Colophon Nederlandse Archeologische Rapporten 56 Village Formation in the Netherlands during the Middle Ages (AD 800 – 1600) An assessment of recent excavations and a path to progress Project management: H. van Londen (University of Amsterdam) Authors: J.P.W. Verspay (University of Amsterdam/University of West Bohemia), A.M.J.H. Huijbers (BAAC), J. Renes (Utrecht University), J. Symonds (University of Amsterdam), H. van Londen (University of Amsterdam) Authorisation: M. Groothedde & H.A.C. Fermin (Bureau Archeologie, gemeente Zutphen) Illustrations: J.P.W. Verspay (University of Amsterdam/University of West Bohemia), unless otherwise stated Cover: The old village square of Wassenaar with figures from Pieter Breughel the Elder (painted ca. 1560-1569) Editors: J. Symonds & H. van Londen (University of Amsterdam) Proofreading: Andrea Travaglia (University of Amsterdam) Layout & production: Xerox OBT, The Hague Print: Xerox OBT, The Hague ISBN/EAN: 9789057992940 © Cultural Heritage Agency of the Netherlands, Amersfoort, 2018 Cultural Heritage Agency of the Netherlands Postbus 1600 3800 BP
    [Show full text]
  • The Ethnology of Europe
    THE ETHNOLOGY OF EUROPE BY R. G. LATHAM THE ETHNOLOGY OF EUROPE CHAPTER I. PRELIMINARY OBSERVATIONS.—THE PHYSICAL PECULIARITIES OF EUROPE.—GENERAL SKETCH OF ITS ETHNOLOGY.—STATEMENT OF PROBLEMS.—THE SKIPETAR, OR ALBANIANS.—THEIR LANGUAGE, DESCENT.—THE FOUR TRIBES.—HOW FAR A PURE STOCK.—ELEMENTS OF INTERMIXTURE. THE proper introduction to the ethnology of Europe is the following series of preliminaries:— 1. The physical peculiarities of the quarter of the world so called; 2. A general view of the stocks, families, or races which occupy it; 3. A statement of the chief problems connected with the Natural History of its populations. 1. The physical conditions of Europe are as remarkable in respect to their negative as their positive characters; in other words, there is a great number of points wherein Europe differs from Asia, Africa, America, and Polynesia, in respect to what it has not, as well as in respect to what it has. These negative points will be treated first. a. No part of Europe lies between the Tropics; so that the luxuriance of a spontaneous and varied vegetation, with its pernicious tendencies to incline the habits of its population to idleness, is wanting. The rank and rapid growth of the plants which serve as food to men and animals, and which dispense with labour, nowhere occurs. b. No part comes under the class of Steppes; or, at most, but imperfectly approaches their character. In Asia, the vast table-lands of the centre, occupied by the Turks and Mongols, have ever been the cradle of an active, locomotive, hungry, and aggressive population.
    [Show full text]
  • Discussion on the Possible Origins of the Kincaids of That Ilk in The
    Peter Anthony Kincaid ________________________________________________________________________ Discussion on the possible origins of the Kincaids of that Ilk in the Netherlands given a Y-Dna match with the Frank/Frenckinck family of Gelderland, Netherlands and Borken District, Germany. ________________________________________________________________________ DNA testing has proven that Kincaids are of the Y chromosome R-U106 haplogroup and not native to Scotland. Kincaids belong to a separate subgroup of the FGC12993 branch. Kincaids are identified by the R-A321/FGC17170 snp (see Dr. Iain McDonald's tree structure for R-U106 at http://www.jb.man.ac.uk/~mcdonald/genetics/report.html). Under the FGC12993 branch were also individuals with the surname of Carlisle (Family Tree DNA kit no. 188002), Wheaton (Family Tree DNA kit no. 232717) and Frank (Family Tree DNA kit no. N56927). The following is the known ancestry of these participants: Kit no. 188002 traces back to George Carlill who was born about 1758 in Walkington, East Riding of Yorkshire, England; Kit no. 232717 traces back to Thomas Wheadon who was born about 1635 in Axminster, Devon, England; and Kit no. N56927 traces back 9 generations to Gerhard Frenckinck who was born about 1625 in Vardingholt, Borken District, Germany. Location of Vardingholt (shown with an red arrow) as per Google Maps The most interesting of the above is kit no. N56927 as it is the only one so far from continental Europe where R-U106 is believed to have originated. While no. N56927's most recent 3 generations all lived in Putnam County, Ohio, USA, his previous ancestor was Johannes Hermanus Frenk who was born 11 Feb 1815 in Ratum, Province of Gelderland, Netherlands.
    [Show full text]