BESTEMMINGSPLAN KERNEN

gemeente

Status ontwerp IDN NL.IMRO.0109.023BP00000-0003 Plantype bestemmingsplan Plandatum 08-01-2020 INHOUDSOPGAVE

Regels 6 hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS 7 artikel 1 Begrippen 7 artikel 2 Wijze van meten 15 hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS 17 artikel 3 Agrarisch 17 artikel 4 Agrarisch - Kwekerij 18 artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij 19 artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschap 20 artikel 7 Bedrijf 21 artikel 8 Bedrijf - Brandweerkazerne 22 artikel 9 Bedrijf - Gasontvangststation 23 artikel 10 Bedrijf - Molen 23 artikel 11 Bedrijf - Nutsvoorziening 24 artikel 12 Bedrijf - Opslag 24 artikel 13 Bedrijf - RWZI 25 artikel 14 Bedrijf - Steunpunt Rijkswaterstaat 25 artikel 15 Bedrijf - Tuincentrum 26 artikel 16 Bedrijf - Verkoop motorbrandstoffen 26 artikel 17 Bos 27 artikel 18 Centrum 28 artikel 19 Cultuur en ontspanning 29 artikel 20 Detailhandel 30 artikel 21 Gemengd 30 artikel 22 Groen 32 artikel 23 Groen - Brink 32 artikel 24 Groen - Stadspark 33 artikel 25 Maatschappelijk 33 artikel 26 Maatschappelijk - Begraafplaats 34 artikel 27 Maatschappelijk - Zorgboerderij 34 artikel 28 Maatschappelijk-Bijzondere woonvorm 35 artikel 29 Natuur 36 artikel 30 Recreatie - Dagrecreatie 36 artikel 31 Recreatie - Verblijfsrecreatie 37 artikel 32 Sport 38

1 artikel 33 Sport - Manege 39 artikel 34 Tuin 39 artikel 35 Verkeer 40 artikel 36 Verkeer - Railverkeer 41 artikel 37 Water 41 artikel 38 Wonen 41 artikel 39 Wonen - Markeweg 1, Noord- 45 artikel 40 Wonen - Wheempad 1a 46 artikel 41 Woongebied 46 artikel 42 Woongebied - Molenakkers II 48 artikel 43 Leiding - Gas 50 artikel 44 Leiding - Hoogspanning 51 artikel 45 Waarde - Archeologie 1 52 artikel 46 Waarde - Archeologie 2 52 artikel 47 Waarde - Archeologie 3 53 artikel 48 Waarde - Archeologie 4 54 artikel 49 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 55 artikel 50 Waarde - Beschermd dorpsgezicht 57 artikel 51 Waarde - Beschermd dorpsgezicht 57 artikel 52 Waarde - Beschermd dorpsgezicht Oud 58 artikel 53 Waarde - Beschermd stadsgezicht Coevorden 58 artikel 54 Waarde - Cultuurhistorie 59 artikel 55 Waarde - Karakteristiek object 60 hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS 62 artikel 56 Anti-dubbeltelregel 62 artikel 57 Algemene bouwregels 62 artikel 58 Algemene gebruiksregels 62 artikel 59 Algemene aanduidingsregels 62 artikel 60 Algemene afwijkingsregels 69 artikel 61 Algemene wijzigingsregels 72 artikel 62 Overige regels 73 hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 74 artikel 63 Overgangsrecht 74 artikel 64 Slotregel 74 Bijlage bij de regels 75 bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe 76 bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II 77 bijlage 3 Erratum Beeldkwaliteitsplan Aalden-Aelderhooghe 78

2 bijlage 4 Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-Sleen 79 bijlage 5 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-Sleen 80 bijlage 6 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-Sleen 81 bijlage 7 Stedenbouwkundige randvoorwaarden voormalige Parkschool-Coevorden 82 bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan historische kern Coevorden 83 bijlage 9 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen 84 bijlage 10 Stedenbouwkundige randvoorwaarden 8-10, Nieuwe Krim 85 bijlage 11 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Benneveld 86 bijlage 12 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Gees 87 bijlage 13 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Oud Aalden 88 bijlage 14 Aanwijzingsbesluit beschermd stadsgezicht Coevorden 89 bijlage 15 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase A 90 bijlage 16 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase B en C 91 bijlage 17 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Havenstraat tussen 22 en 23, 92 Schoonoord bijlage 18 Staat van bedrijven 92 bijlage 19 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Almaatsweg naast nr.13, Benneveld 93 bijlage 20 Masterplan Holwert-Zuid 94 bijlage 21 Cultuurhistorische rapportage groen en 95 bijlage 22 Archeologische beleidskaart 96 bijlage 23 Beeldkwaliteitsplan Jongbloed 97 bijlage 24 Wheempad 1AStedenbouwkundige- en architectonische randvoorwaarden 98 bijlage 25 Wheempad 1A Erinrichtingsplan 99 Toelichting 100 hoofdstuk 1 Inleiding 101 1.1 Aanleiding 101 1.2 Doel 102 1.3 Plangebied 102 1.4 Juridische vorm 102 1.5 Planstukken 102 1.6 Leeswijzer 103 hoofdstuk 2 Beleid 103 2.1 Rijksbeleid 103 2.2 Provinciaal beleid 105 2.3 Gemeentelijk beleid 109 hoofdstuk 3 Stedenbouwkundige context en beeldkwaliteit 121 3.1 Aalden-Zweeloo 121 3.2 Benneveld 122

3 3.3 Coevorden 123 3.4 131 3.5 131 3.6 131 3.7 132 3.8 Erm 132 3.9 Gees 132 3.10 134 3.11 Meppen 134 3.12 Nieuwe Krim 134 3.13 Noord-Sleen 135 3.14 135 3.15 Schoonoord 136 3.16 Sleen 136 3.17 137 3.18 't Haantje 138 3.19 138 3.20 138 3.21 139 3.22 139 hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten 140 4.1 Externe Veiligheid 140 4.2 Water 144 4.3 Archeologie en Cultuurhistorie 145 4.4 Historische geografie 145 4.5 Natuur en Ecologie 146 hoofdstuk 5 Milieu 147 5.1 Bedrijven en Milieuzonering 147 5.2 Bodem 147 5.3 Luchtkwaliteit 147 5.4 Geluid 148 5.5 Geurhinder 150 5.6 Vormvrije m.e.r.-beoordeling 150 hoofdstuk 6 Juridische planopzet 151 6.1 Algemeen 151 6.2 Toelichting 151 6.3 Verbeelding 151 6.4 Opbouw regels 151

4 6.5 Toelichting op de regels 151 hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid 159 7.1 Economische uitvoerbaarheid 159 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 160 hoofdstuk 8 Procedure 160 8.1 Vooroverleg en Inspraak 160 8.2 Ontwerp bestemmingsplan 160 8.3 Vaststelling bestemmingsplan 160 Bijlagen bij de toelichting 161 bijlage 1 Lijst karakteristieke panden en monumenten 162 bijlage 2 Overzichtstekening 162 bijlage 3 Advies Externe Veiligheid 163 bijlage 4 Nota vooroverleg en Inspraak bestemmingsplan Kernen 164

5 REGELS

6 hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

artikel 1 Begrippen

1.1 plan het bestemmingsplan Kernen met identificatienummer NL.IMRO.0109.023BP00000-0003 van de gemeente Coevorden;

1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan huis gebonden beroep en bedrijf: een dienstverlenend beroep en/of bedrijf dat op kleine schaal inpandig in een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanpijling een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.7 agrarisch bedrijf een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (niet zijnde: houtteelt, boomfruitteelt, een kwekerij en/of een glastuinbouwbedrijf) en/of het houden van dieren (niet zijnde een een gebruiksgerichte paardenhouderij,)

1.8 ambachtelijk bedrijf een bedrijf waar overwegend door middel van handwerk producten worden vervaardigd, bewerkt, onderhouden of hersteld;

1.9 arbeidsmigrant persoon, die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel, al dan niet tijdelijk, arbeid te verrichten en inkomen te verwerven;

1.10 archeologische waarde de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingsbeeld de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;

1.13 bed en breakfast een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, met maximaal zes kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en onder omstandigheden in een bijgebouw mag worden gerealiseerd, zonder dat sprake is van een permanente woonsituatie;

1.14 productiegebonden bedrijf een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.15 bedrijfsgebouw een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsmatige exploitatie het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep, voor detailhandel en/of verkoop van (ter plaatse geproduceerde) producten, dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

7 1.18 bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse of het terrein, noodzakelijk is;

1.19 beeldbepalend object

Gebouw of object met esthetische kwaliteit, dat opvalt in zijn omgeving of nadrukkelijk het beeld van de omgeving bepaalt, bijvoorbeeld vanwege zijn stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarde;

1.20 beeldkwaliteit

Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:

a. De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu); b. De maten en verhoudingen van de gebouwen (in het verleden en nu); c. Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg (in het verleden en nu); d. De beplanting, langs de openbare weg en op de particuliere gronden; e. Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat; f. Het functioneren van de bebouwing; g. Kenmerkende objecten (een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.); h. De staat van verzorging van de omgeving (detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.); abiotische omgeving, patronen, structuren

1.21 beeldkwaliteitsplan

Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld document (beeldkwaliteitsplan), welke als bijlage(n) bij deze regels is/zijn gevoegd, danwel een later door de raad vast te stellen beeldkwaliteitsplan;

1.22 beheer- en dienstgebouwen gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve voorzieningen, waaronder een receptiegebouw, kampwinkel, toiletgebouw en dagverblijfgebouwen;

1.23 belemmeringenstrook

strook – ook wel zakelijk recht strook genoemd - die is gereserveerd voor werkzaamheden van de leidingexploitant aan de buisleiding of hoogspanningsverbinding;

1.24 beperkt kwetsbaar object beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.25 beschermd stads- of dorpsgezicht door het Rijk aangewezen gebied, als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, waarvan de waardevolle karakteristiek omschreven is in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit;

1.26 bestaand bestaand en legaal aanwezig of vergund op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, te weten PM;

1.27 bestaande bebouwing bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was, dan wel gebouwd is of gebouwd kan worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

1.28 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;

1.29 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.30 Bevi-inrichting een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is;

1.31 bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.32 bijzondere woonvorm een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven;

1.33 bodemingreep werken en werkzaamheden aan/in de bodem waarvan mag worden aangenomen dat zij de cultuurhistorische waarde kunnen aantasten;

8 1.34 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;

1.35 bouwgrens de grens van een bouwvlak;

1.36 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback;

1.37 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden en/of indien er sprake is van woningsplitsing conform artikel 60.5 Splitsen van een woning, worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.38 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel;

1.39 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.40 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en is bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.41 bruto vloeroppervlak van een gebouw de som van de vloeroppervlaktes van alle tot het gebouw behorende binnenruimten. De oppervlakte van buitenruimten als loggia's, balkons, niet gesloten galerijen, dakterrassen en dergelijke worden hier niet tot berekent;

1.42 cafetaria / snackbar een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

1.43 camper / kampeerauto een motorvoertuig waarin voorzieningen zijn getroffen voor recreatief (nacht) verblijf;

1.44 caravan een verplaatsbaar recreatieverblijf op wielen, dat met behulp van een trekhaak achter een auto kan worden bevestigd;

1.45 chalet: een niet-zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof, zonder wielas en vaste verankering in de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en niet als kampeermiddel valt aan te merken;

1.46 consumentenvuurwerk vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.47 cultuurhistorische waarden de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.48 dagrecreatie het totaal van mogelijkheden en voorzieningen voor ontspanning of vrijetijdsbesteding op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;

1.49 dagrecreatieve voorzieningen voorzieningen zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltuinen en banken;

1.50 dak iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.51 detailhandel

9 het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Met uitzondering van de opslag en verkoop van (consumenten) vuurwerk;

1.52 dienstverlenend bedrijf een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.53 diepploegen grondbewerking dieper dan 0,3 m;

1.54 discotheek een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.55 ecologische waarden de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.56 educatief medegebruik medegebruik gericht op (de overdracht van) kennis;

1.57 equivalent geluidsniveau het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999);

1.58 etmaalwaarde de hoogste van de volgende twee waarden van het equivalente geluidsniveau:

• de waarde over de periode 07.00-19.00 uur (dag); • de met 5 dB(A) verhoogde waarde over de periode 19.00-23.00 uur (avond);

1.59 erf al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.60 evenement een voor publiek toegankelijke, al dan niet periodieke en/of meerdaagse manifestatie, zoals sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstelling, show, tentoonstelling en thematische markt, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.61 garage een gebouw voor het stallen van een personenauto, niet zijnde garagebedrijf;

1.62 gastouderopvang een vorm van kinderopvang waarbij de opvang plaatsvindt op het woonadres van de gastouder, met dien verstande dat op dit adres niet meer dan een voorziening voor gastouderopvang is gevestigd, bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen (inclusief eigen kinderen van 0-13 jaar) en verder zoals bepaald in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

1.63 gebouw elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.64 gebruiken het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.65 gebruiksgerichte paardenhouderij een bedrijfsmatige paardenhouderij die is gericht op het africhten van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verlenen van diensten met behulp van paarden en/of de in- en verkoop van paarden, niet zijnde een manege;

1.66 geluidsgevoelige functies bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.67 geluidsbelasting etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;

10 1.68 geluidsruimte equivalent geluidvermogen in dB(A)/m2;

1.69 geluidszone geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.70 geluidszoneringsplichtige inrichting een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.71 gevaarlijke stoffen ontplofbare stoffen en voorwerpen, samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen, brandbare vloeistoffen, brandbare vaste stoffen, voor zelfontbranding vatbare stoffen, stoffen die bij aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen, stoffen die de verbranding bevorderen, organische peroxiden, giftige stoffen, infectueuze stoffen, bijtende stoffen en/of andere stoffen die voor de mens of het milieu gevaarlijk kunnen zijn; een en ander indien en voor zover zij zijn aangewezen krachtens artikel 3 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

1.72 groepsaccomodatie een gebouw, geen appartement, motel of pension zijnde, dat blijkens zijn indeling geschikt is om en bestemd is voor een groep of groepen te dienen als recreatief verblijf;

1.73 grenswaarde de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;

1.74 grondgebonden agrarisch bedrijf

a. een veehouderij met een bedrijfsvoering waarbij in overwegende mate ruwvoer van eigen land wordt betrokken en mest in overwegende mate op eigen land wordt afgezet, waarbij onder eigen land wordt verstaan land dat in eigendom is, gepacht of gehuurd is of om niet wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfsvoering, en/of; b. een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;

1.75 hobbymatig agrarisch gebruik het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap, maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf aangemerkt kunnen worden.

1.76 hogere waarde een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.77 hoofdgebouw gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een bedrijfswoning aanwezig is, wordt voor de toepassing van het bepaalde over bijbehorende bouwwerken, de bedrijfswoning als hoofdgebouw aangemerkt;

1.78 horecabedrijf een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel of dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek en partycentrum;

1.79 hotelkamerhuisje een gebouw van beperkte omvang met de voorzieningen van een hotelkamer - zonder kookgelegenheid - bestemd voor recreatief verblijf;

1.80 huishouden

Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf niet-bedrijfsmatig voorzien van de dagelijkse behoeften. In het geval van twee of meer personen moet er sprake zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Meerdere arbeidsmigranten in één en dezelfde woning zonder gezinsrelatie worden niet aangemerkt als een huishouden.

1.81 huisvesten van arbeidsmigranten het, al dan niet tijdeljik, huisvesten van arbeidsmigranten in een woning/wooneenheid anders dan in de hoedanigheid van één huishouden;

1.82 industrieterrein een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.83 kampeermiddel

a. een tent, een tentwagen, een camper, een kampeerauto of caravan; b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en niet zijnde een stacaravan; dat geheel of ten dele kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.84 kampeerterrein

11 een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.85 kantoor ruimte voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord kan worden gestaan en geholpen;

1.86 kap een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;

1.87 karakteristiek object een bouwwerk dat is aangewezen als karakteristiek object en waarvan een beschrijving is opgenomen in bijlage 1

1.88 kas een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;

1.89 kinderopvang het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop voortgezet onderwijs voor de kinderen begint;

1.90 kleinschalig kamperen verblijfsrecreatie op een agrarisch bouwperceel of op een woonperceel voor ten minste 5.000 m², in de vorm van een kampeerterrein van maximaal 25 kampeermiddelen;

1.91 kwetsbaar object kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.92 kwekerij een (agrarisch) bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;

1.93 kunstobject een bouwwerk bestemd ter voortbrenging van de beeldende kunsten;

1.94 landbouwinrichting een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten, zijnde het telen of kweken van landbouwgewassen of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren, dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht;

1.95 landschappelijke waarde de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.96 landschapselementen elementen in het landschap die bepalend zijn voor de kernkwaliteit van een gebied;

1.97 loonbedrijf een bedrijf, gericht op het verrichten en leveren van diensten en de daarbij behorende producten aan agrarische bedrijven (agrarisch loonwerk), alsmede het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden;

1.98 LPG-doorzet de afzet van lpg in m³ per jaar;

1.99 maaiveld het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.100 maatschappelijke voorzieningen educatieve, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve, verzorgende, medische en/of overheidsfuncties, met ondergeschikte detailhandel en/of horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.101 manege bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur van paarden en pony’s en het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen), alsook ondergeschikte horeca, ten dienste van deze activiteiten;

1.102 mantelzorg

12 het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.103 natuurlijke waarde de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.104 natweer onderkomen een gebouw bestemd voor het realiseren van een kleinschalige voorziening voor uitsluitend de gasten van een terrein voor kleinschalig kamperen, niet zijnde een op de horeca gerichte voorziening als in de Drank- en Horecawet;

1.105 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.106 nutsvoorzieningen een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.107 omgevingsvergunning vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.108 overheidsvoorzieningen kantoren met vergaderaccomodaties, ontvangsruimten, enz. ten behoeve van een of meerdere overheidsorganen;

1.109 overkapping elk voor mensen toegankelijk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

1.110 paardrijbak

Niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem en eventuele omheining waar naast trainingen africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;

1.111 pand de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.112 peil

a. peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang; b. peil bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein; c. voor een woonboot: de waterspiegel rondom de woonboot;

1.113 permanente bewoning het verblijven in of gebruik van een (woon)ruimte als hoofdverblijf, inlcusief nachtverblijf ;

1.114 productiegebonden detailhandel detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.115 productiegerichte paardenhouderij een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden;

1.116 professioneel vuurwerk vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.117 prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.118 recreatiebedrijf een bedrijf ten behoeve van het organiseren van dagrecreatieve evenementen dan wel het verhuren van middelen ten behoeve van dagrecreatieve evenementen met bijbehorende opslagvoorzieningen;

1.119 recreatief medegebruik een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

13 1.120 recreatiewoning een gebouw, uitsluitend bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.121 recreatieverblijf een onderkomen ten behoeve van, zoals een kampeermiddel, trekkershut, hotelkamerhuisje, stacaravan, chalet, recreatiewoning of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen;

1.122 schuilstal een niet voor bewoning, al dan niet in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd gebouw, dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;

1.123 seksinrichting de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.124 silo een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van een agrarisch bedrijf;

1.125 stacaravan een verblijf ten behoeve van recreatief verblijf in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen. De stacaravan moet op het terrein als aanhanger zijn te verplaatsen. Over de weg moet de stacaravan als één deel zijn te verplaatsen;

1.126 standplaats het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, inclusief bijbehorend meubilair waaronder terrassen, statafels, parasols en afvalbakken, zoals omschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening;

1.127 stedenbouwkundig ruimtelijke verschijningsvorm van bebouwing, die wordt bepaald door de situering, aansluitende terreinen, bouwmassa's, gevelindeling en dakvormen;

1.128 supermarkt een zelfbedieningswinkel, waar een breed assortiment algemene en verse levensmiddelen en voedingsmiddelen worden verkocht, met een additioneel assortiment non-food.

1.129 tent een in hoofdzaak uit textiel of ander daarmee vergelijkbaar materiaal vervaardigd opvouwbaar onderkomen, bestemd voor recreatief verblijf;

1.130 tenthuisje tent, waarin houten wanden zijn geplaatst en waarvan het dak van tentdoek is ten behoeve van recreatief verblijf;

1.131 trekkershut een kleinschalig gebouw bestaande uit een lichte constructie, niet voorzien van sanitair, dat naar de aard en inrichting voor kortdurend recreatief dag- en nachtverblijf is bedoeld;

1.132 toeristische standplaatsen een plaatsingsmogelijkheid voor een kampeermiddel, waarbij het kampeermiddel voor maximaal zes maanden op de standplaats is geplaatst;

1.133 tuin erf zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;

1.134 verblijfsrecreatie verblijf voor recreatie door wisselende (groepen van) personen, die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.135 vloeroppervlak gezamenlijke oppervlakte van de bouwlagen;

1.136 volkstuin een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.137 volwaardig (agrarisch) bedrijf een (agrarisch) bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden;

14 1.138 vouwwagen een tent, die over een opklapbaar frame is gespannen, en een kar waarin het frame met tent en al kan worden ingeklapt. In ingeklapte vorm is de vouwwagen achter een auto te vervoeren. In uitgeklapte vorm staat is het een tent, bestemd om recreatief in te verblijven;

1.139 voorgevel de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.140 voorkeursgrenswaarde de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.141 vuurwerkbedrijf een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop van consumentenvuurwerk, en/of de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.142 watergang een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren; de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.143 weg alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.144 weggebonden goederen goederen ten behoeve van een bestuurder van een motorvoertuig of diens passagiers;

1.145 Wgh-inrichting een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.146 winkel een gebouw, of een deel van een gebouw, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.47 wonen het verblijven van een huishouden in een bedrijfswoning;

1.148 woning/ wooneenheid een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden en daaraan ondergeschikte functies;

1.149 woonwagenstandplaats een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.150 zorgboerderij een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd met agrarische of natuurbeherende activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de activiteiten;

1.151 zorginstelling een cluster van zelfstandige zorgwoningen, bedoeld voor mensen met een (fysieke) beperking, waar zorg geleverd wordt. Al dan niet in combinatie met bijbehorende ondergeschikte voorzieningen zoals horeca, kleinschalige detailhandel, dagbesteding, kort durende opname;

1.152 zorgwoning de voor 'zorgwoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger worden verstrekt.

artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

15 vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen bouwdeel;

2.3 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

Voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de afstand tot de grens van een bouwperceel:

De kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel;

2.7 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

1. Plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner; 2. Overstekende daken; 3. Luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw; buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

2.8 aanduiding 'Relatie'

Indien tussen twee bestemmingsvlakken en/of bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken c.q. bouwvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak c.q. bouwvlak.

16 hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf; b. bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie; c. ter plaatse van de aanduiding 'garage' een garage: d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en verkoop van vuurwerk' tevens de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie, in vorm van kleinschalig kamperen f. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat een bestaande ondergeschikte intensieve veehouderijtak blijft toegestaan g. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf; h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; i. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; j. groenvoorzieningen; k. tuinen, erven en verhardingen; l. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 4,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; c. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 8,00 m mogen bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; d. nieuwe stallen mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling naar buiten met tenminste 90% reduceren; e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan; f. de bouwhoogte van een garage zal ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen; g. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is sprake van een bij elkaar behorend bouwvlak waar ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van afrasteringen / omheiningen, bedraagt niet meer dan 1,00 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 7,50 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

• het bepaalde in lid Gebouwen onder c in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m, met dien verstande dat bij de aanvraag een erfinrichtingsplan wordt overlegd. • het bepaalde in lid Gebouwen voor het bouwen van een schuilstal, mits: 1. het perceel niet is gelegen ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie, Waarde - Beschermd dorpsgezicht Benneveld, Waarde - Beschermd dorpsgezicht Gees, Waarde - Beschermd dorpsgezicht Oud Aalden, of Waarde - Beschermd stadsgezicht Coevorden; 2. de afstand van de schuilstal tot de weg niet meer bedraagt dan 5 m; 3. bij de schuilstal ten minste 0,5 hectare cultuurgrond in gebruik is voor agrarische bedrijfsvoering dan wel voor hobbymatig agrarisch gebruik; 4. de oppervlakte van de schulstal niet meer bedraagt dan 30 m2; 5. de goothoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m; 6. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m; 7. de schuilstal landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan; 8. bij beëindiging van het gebruik als schuilstal, deze geheel wordt verwijderd.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Strijdig gebruik

17 Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van stallen, waarvoor de omgevingsvergunning is getoetst aan dit bestemmingsplan, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling naar buiten met tenminste 90% reduceren; b. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van gewassen; c. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ontginnen, diepploegen of ophogen van gronden; d. het vellen van bomenrijen en bosjes langs de esrand; e. het gebruiken of laten gebruiken van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte;

Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het hobbymatig beweiden van dieren.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

• de bestemming 'Agrarisch' na bedrijfsbeëindiging van het grondgebonden agrarisch bedrijf, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', waarbij de regels van 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn, mits: 1. dit niet leidt tot uitbreiding van het aantal woningen; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen.

artikel 4 Agrarisch - Kwekerij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de uitoefening van een kwekerij; b. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf; c. bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie; d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; f. groenvoorzieningen; g. tuinen, erven en verhardingen; h. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak het worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedragen maximaal respectievelijk 4,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; c. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedragen maximaal respectievelijk 3,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; d. nieuwe gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling naar buiten met tenminste 90% reduceren; e. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is sprake van een bij elkaar behorend bouwvlak waar ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan.

Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken geldt de volgende regel:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van de afrastering/omheining bedraagt niet meer dan 1,00 m; c. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7,50 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid met een omgevingsvergunning afwijken van:

• het bepaalde in lid Gebouwen onder c. in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m, met dien verstande dat bij de aanvraag een erfinrichtingsplan wordt overlegd.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

18 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

• de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' na bedrijfsbeëindiging van de kwekerij wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', waarbij de regels van 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn, mits: 1. dit niet leidt tot uitbreiding van het aantal woningen; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;

4.6 Specifieke gebruiksregels

Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van gebouwen, waarvoor de omgevingsvergunning is getoetst aan dit bestemmingsplan, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel het gebouw tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling naar buiten met tenminste 90% reduceren; b. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van gewassen; c. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ontginnen, diepploegen of ophogen van gronden; d. het vellen van bomenrijen en bosjes langs de esrand; e. het gebruiken of laten gebruiken van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte;

Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het hobbymatig beweiden van dieren.

artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een gebruiksgerichte paardenhouderij; b. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf; c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf; d. bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie; e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; g. groenvoorzieningen; h. tuinen, erven en verhardingen; i. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 4,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; c. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 8,00 m mogen bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;

Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van de afrastering/omheining bedraagt niet meer bedraagt dan 1,00 m; c. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7,50 m.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid met een omgevingsvergunning afwijken van:

• het bepaalde in Gebouwen, onder b en c in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m, met dien verstande dat bij de aanvraag een erfinrichtingsplan wordt overlegd.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Strijdig gebruik

19 Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van gewassen; b. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ontginnen, diepploegen of ophogen van gronden; c. het vellen van bomenrijen en bosjes langs de esrand; d. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een niet-grondgebonden agrarische bedrijfstak. e. het gebruiken of laten gebruiken van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte;

Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het hobbymatig beweiden van dieren.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

• de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' na bedrijfsbeëindiging van het grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', waarbij de regels van artikel 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn, mits: 1. dit niet leidt tot uitbreiding van het aantal woningen; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen.

artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van cultuurgrond; b. de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden; c. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' tevens bestemd voor een ijsbaan; d. sloten, bermen en beplanting; e. paden; f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; h. groenvoorzieningen; i. nutsvoorzieningen; j. landschappelijke inpassing.

6.2 Bouwregels

Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

• gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarvan de goot- en bouwhoogte respectievelijk ten hoogste 3,00 m en 6,00 m bedragen; • ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' is één gebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 50m2 en een bouwhoogte van 3,00 m.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is; b. de oppervlakte van een bouwwerk bedraagt niet meer dan 20 m2; c. de bouwhoogte van afrasteringen/omheiningen bedraagt niet meer dan 1,00 m.

6.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

• het bepaalde in lid Gebouwen en overkappingen voor het bouwen van een schuilstal, mits: 1. het perceel niet is gelegen ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie, Waarde - Beschermd dorpsgezicht Benneveld, Waarde - Beschermd dorpsgezicht Gees, of Waarde - Beschermd dorpsgezicht Oud Aalden; 2. de afstand van de schuilstal tot de weg niet meer bedraagt dan 5 m; 3. bij de schuilstal ten minste 0,5 hectare cultuurgrond in gebruik is voor agrarische bedrijfsvoering dan wel voor hobbymatig agrarisch gebruik; 4. de oppervlakte van de schulstal niet meer bedraagt dan 30 m2; 5. de goothoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m; 6. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;

20 7. de schuilstal landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan; 8. bij beëindiging van het gebruik als schuilstal, deze geheel wordt verwijderd.

Afwegingskader

Een in Afwijken genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de milieusituatie; d. de verkeersveiligheid; e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van gewassen; b. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ontginnen, diepploegen of ophogen van gronden; c. het vellen van bomenrijen en bosjes langs de esrand; d. het gebruiken of laten gebruiken van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte; e. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als tuin.

Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het hobbymatig beweiden van dieren.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren voor:

a. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van gewassen; b. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ontginnen, diepploegen of ophogen van gronden; c. het afgraven, egaliseren, ophogen en vergraven van zandkopjes, natuurlijk reliëf en dergelijke; d. het vellen van bomenrijen en bosjes langs de esrand; e. het aanbrengen of verwijderen van verhardingen.

Uitzondering

De in Vergunningplicht bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werkzaamheden die:

a. noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, danwel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van verkrijgen rechtskracht van het pan; b. noodzakelijk zijn voor de realisatie en instandhouding van het landschappelijk inpassingsplan.

Toetsingscriteria

De in Vergunningplicht bedoelde vergunning wordt niet verleend indien door het verlenen van de vergunning onevenredige afbreuk zou worden gedaan aan de in lid 6.1 Bestemmingsomschrijving genoemde waarden van de gronden.

artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bedrijven vallend onder de categorie 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven; b. productiegebonden detailhandel; c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf; d. bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie; e. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen f. een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'; g. een buitenopslag, ter plaatse van de aanduiding “opslag”; h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; j. groenvoorzieningen; k. tuinen, erven en verhardingen; l. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 9,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;

21 c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte; d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage' het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het aangegeven percentage; e. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het bestaande aantal indien dit meer bedraagt; f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan. g. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedragen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedragen ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m bedraagt; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8,00 m; c. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie als bedoeld in 7.1 onder f bedraagt maximaal 30,00 m dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 18 onder categorieën 1 en 2; b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden; c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen, anders dan in de bedrijfswoning; d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca anders dan ondergeschikt aan en ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemmingsdoeleinden; e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor buitenopslag van materiaal ten behoeve van de uitoefening van een bedrijfsmatige activiteit, anders dan ter plaatse van de aanduiding "opslag"; f. het gebruik van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting" zonder realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing, zoals weergegeven in bijlage 9.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

• het bepaalde in lid 7.4 in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits: 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben; 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

7.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en: a. de bestemming ' Bedrijf ' wijzigen ten behoeve van de functies wonen, bedrijfsdoeleinden, recreatieve doeleinden of zorgdoeleinden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

1. de toegestane functie/activiteiten zijn uitsluitend in combinatie met de woonfunctie toegestaan; 2. de toegestane functie/activiteiten moeten binnen de (bestaande) gebouwen plaatsvinden; 3. voor de toe te stane functie/activiteiten moet er voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig zijn; 4. de toe te stane functie/activiteiten mogen niet tot gevolg hebben dat een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt of dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend; 5. de nieuw functie/activiteiten mogen niet conflicteren met de provinciale kernkwaliteiten natuur, landschap, stilte, duisternis, aardkundig waardevol gebied, archeologie, cultuurhistorie en milieu- en leefomgevingskwaliteit; 6. de toe te stane functie van bedrijfsdoeleinden is alleen bedoeld voor ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de categorieën 1 en 2 van de bijlage 18 of hiermee voor wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven; 7. het onbebouwde erf mag niet voor de opslag van goederen en materialen en/of het stallen van voertuigen en machines ten behoeve van de nieuwe functie worden gebruikt; 8. nabijgelegen bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels;

artikel 8 Bedrijf - Brandweerkazerne

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Brandweerkazerne' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een brandweerkazerne; b. een ambulancepost; c. met bijbehorende trainingsfaciliteiten, kantine, enz.; d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; f. groenvoorzieningen;

22 g. tuinen, erven en verhardingen; h. nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. als gebouw mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen worden gebouwd; b. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; c. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 5,50 m en 11,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger is.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 8,00 m bedragen.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

artikel 9 Bedrijf - Gasontvangststation

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation; b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren; c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; e. groenvoorzieningen; f. erven en verhardingen; g. nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regel:

a. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen ten hoogste 5,00 m.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedragen ten hoogste 3,50 m; b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,00 m.

artikel 10 Bedrijf - Molen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een molen; waarbij het gebruik van de molen voor productie en opslagruimte, alsmede ondergeschikte horeca en detailhandel zijn inbegrepen; b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; c. speelvoorzieningen; d. groenvoorzieningen; e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; f. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de bestaande uitwendige hoofdvorm, blijkend uit goot- en bouwhoogte en dakhelling, dient te worden gehandhaafd.

23 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

• de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,50 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca anders dan ondergeschikt aan en ten behoeve van de in artikel 10.1 onder a genoemde doeleinden.

artikel 11 Bedrijf - Nutsvoorziening

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. openbare nutsvoorzieningen, zoals een transformatorstation; b. groenvoorzieningen en water; c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 6,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; c. op de gronden is geen bedrijfswoning toegestaan.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,00 m.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

artikel 12 Bedrijf - Opslag

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

• opslagruimte;

12.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 4,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

• de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8,00 m.

12.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;

24 g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

• het bepaalde in Gebouwen onder b voor verhoging van de goot- en bouwhoogte tot respectievelijk 6,00 m en 10,50 m.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken:

a. voor inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder; b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden; d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen; e. voor inrichtingen met een bewaarplaats of een bewerkingsruimte als bedoeld in het Vuurwerkbesluit, waarin (on)verpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in combinatie met consumentenvuurwerk is opgeslagen; f. voor inrichtingen die vallen onder het Besluit kwaliteitseisen veiligheid inrichtingen milieubeheer.

artikel 13 Bedrijf - RWZI

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 13 Bedrijf - RWZI' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. waterzuivering; b. afvalwatertransport; c. de vestiging van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, voor zover deze ten dienste staan aan de uitoefening van een waterzuiveringsinstallatie; d. bedrijfsgebouwen; e. andere bouwwerken; f. toegangswegen en in- en uitritten; g. parkeervoorzieningen; h. groenvoorzieningen; i. nutsvoorzieningen; j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte voor gebouwen bedragen ten hoogste 3,50 m.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,50 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 20,00 m; c. overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; d. de gezamenlijke oppervlakte van overige bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 50 m2; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3,00 m.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

artikel 14 Bedrijf - Steunpunt Rijkswaterstaat

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 14 Bedrijf - Steunpunt Rijkswaterstaat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. opslag van strooizout en materieel ten behoeve van het onderhoud van wegen; b. kantoorruimte; c. groenvoorzieningen; d. nutsvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Gebouwen

25 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 6,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; c. een bedrijfswoning is niet toegestaan.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,50 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,50 m.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

artikel 15 Bedrijf - Tuincentrum

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor artikel 15 Bedrijf - Tuincentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor tuincentrum

15.2 Bouwregels

Gebouwen voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regeld: a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 4,5 m en 8,00 m, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; c. per bedrijf is ten hoogste

Overige bouwwerken

Ten aanzien van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelde de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,50 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7,50 m.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bouwing ten behoeve van: a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/ of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden en bebouwing; g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen.

artikel 16 Bedrijf - Verkoop motorbrandstoffen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 16 Bedrijf - Verkoop motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. verkooppunt motorbrandstoffen; b. groenvoorzieningen en water; c. nutsvoorzieningen;

26 d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; e. prijszuil; f. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf; g. bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie; h. verkooppunt voor de verkoop van weggebonden goederen, overeenkomstig de bestaande situatie; i. autowasstraat overeenkomstig de bestaande situatie.

16.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,00 m, danwel de bestaande hoogte indien deze hoger is.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6,00 m bedraagt; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,00 m; c. de bouwhoogte van een prijszuil bedraagt niet meer dan 7,50 m, danwel de bestaande hoogte indien deze hoger is.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld in lid 16.1 Bestemmingsomschrijving, wordt in elk geval gerekend:

• het gebruik van de gronden en opstallen voor reclamedoeleinden.

artikel 17 Bos

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 17 Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bos; b. de opbouw, het behoud en herstel van aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden; c. recreatief medegebruik; met de daarbijbehorende:

d. groenvoorzieningen; e. paden; f. speelvoorzieningen; g. kleinschalige waterlopen en -partijen; h. nutsvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. op of in deze gronden mogen geen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het vellen en rooien van houtgewas; b. het ophogen of afgraven van gronden; c. het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande houtige gewassen; d. het egaliseren van gronden.

27 Uitzondering

De in Vergunningplicht bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden die:

a. noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van verkrijgen van rechtskracht van het plan; b. noodzakelijk zijn voor de realisatie en instandhouding van het landschappelijk inpassingsplan.

Toetsingscriteria

De in Vergunningplicht bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied.

artikel 18 Centrum

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 18 Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 18 onder de categorie 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/ jaar en/of vuurwerkbedrijven; b. detailhandel met uitzondering van supermarkten; c. supermarkt ter plaatse van de functieaanduiding ‘supermarkt’; d. horeca in de vorm van een hotel, café, restaurant en/of cafetaria ter plaatse van de functieaanduiding ‘horeca’; e. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de functieaanduiding ‘verkooppunt van motorbandstoffen zonder lpg’; f. woning al dan niet ten behoeve van het bedrijf, overeenkomstig de bestaande situatie; g. aan huis gebonden beroep of bedrijf; h. (sociaal-)medische, sociaal-culturele en bestuurlijke voorzieningen; i. kantoor- en praktijkruimten inclusief kapperszaken; j. ter plaatse van de functieaanduiding 'supermarkt' tevens ondergeschikte horeca met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie; k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Centrum - verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie, in vorm van kleinschalig kamperen; l. een ondergrondse parkeervoorziening ter plaatse van de functie aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer-gebouwde parkeervoorziening;

Met de daarbij behorende:

l. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

m.water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;

n. groen- en speelvoorzieningen;

o. tuinen, erven en verhardingen;

p. nutsvoorzieningen;q. andere bouwerken

18.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste respectievelijk 4,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen; c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte; d. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal; e. per bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie; f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiging - laad- en losdok" mag in afwijking van het bepaalde onder a, b en c mag , een laad- en losdok ten behoeve van een supermarkt worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6,00 m. g. ter plaatse van de aanduiding 'gebouwde parkeervoorziening' geldt dat ondergrond bouwen is toegestaan, met een maximale bouwdiepte van 6,00 m ten opzichte van het maaiveld; h. het aantal woningen binnen de bestemming 'Centrum' ten tijde van de terinzagelegging van het nontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, bedraagt ten hoogste 2,00 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

28 18.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

• het bepaalde in Gebouwen onder b in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 respectievelijk 10,50 m.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

• het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 18 onder categorieën 1 en 2.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

• het bepaalde in lid 18.5 Specifieke gebruiksregels onder a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven, genoemd in bijlage 18 onder de categorieën 1 en 2, mits: 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 18, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 18 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben; 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

18.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

a. de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', 'detailhandel', 'horeca' of 'supermarkt' wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

artikel 19 Cultuur en ontspanning

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. theater en bioscoop, museum, galerie en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen; b. ter plaatse van de aanduiding 'museum', is enkel een museum met bijbehorende horeca en functies toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'sauna', is enkel een sauna toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding 'discotheek', is enkel een discotheek toegestaan; e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', zijn, enkel conform de bestaande situatie, twee woningen toegestaan; f. groenvoorzieningen en water; g. nutsvoorzieningen; h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

19.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 6 m en 9 m; dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; c. ter plaatse van de aanduiding 'sauna' is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 6,00 m en 10,50 m mogen bedragen; d. op de gronden is geen bedrijfswoning toegestaan; e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is enkel wonen in het bestaande bebouwing toegestaan;

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,50 m.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening omwille van de flexibiliteit wijzigen ten behoeve van de bestemmingen:

a. Gemengd; b. Maatschappelijk;

29 met inachtneming van het ter zake bepaalde de regels die in dit plan zijn opgenomen voor deze bestemmingen..

artikel 20 Detailhandel

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel met dien verstande dat:

1. detailhandel uitsluitend is toegestaan op de begane grond; 2. het totale bruto vloeroppervlak maximaal 7.000 m2 bedraagt; 3. het bruto vloeroppervlak van een winkel minimaal 500 m2 bedraagt, danwel de bestaande oppervlakte;

b. woningen met dien verstande dat:

1. woningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Wonen'; 2. woningen uitsluitend zijn toegestaan op de verdieping; 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het aangegeven aantal woningen is toegestaan;

c. dienstverlening en kantoren met dien verstande dat maximaal twee dienstverlenende bedrijven en/of kantoren zijn toegestaan met een gezamenlijk netto vloeroppervlak van maximaal 250 m2; d. parkeren op maaiveld, ondergronds of op het dak; e. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer; met bijbehorende gebouwen, bergingen, entrees, bouwwerken geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, waterlopen, tuinen en erven, bushokjes, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en rioolputten.

20.2 Bouwregels

Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

a. gebouwd binnen het bouwvlak; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' bedraagt de goothoogte maximaal de aangegeven goothoogte; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte maximaal de aangegeven bouwhoogte.

Overige bouwwerken

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt:

a. voor reclame-uitingen maximaal 5,00 m; b. voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3,00 m.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in doe het zelf artikelen.

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.1 voor het toestaan van voorzieningen voor sport, cultuur en ontspanning met dien verstande dat:

a. de behoefte is aangetoond; b. het straat- en bebouwingsbeeld zoals weergegeven in het voor het gebied geldende stedenbouwkundig ontwerp en het beeldkwaliteitsplan niet onevenredig worden geschaad; c. er afdoende parkeergelegenheid is.

artikel 21 Gemengd

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2, voor zover deze bedrijfsactiviteiten genoemd zijn in de in bijlage 18 genoemde Staat van bedrijven. De afstand wordt gerekend ten opzichte van de aangrenzende woonbebouwing; b. detailhandel, met dien verstande dat: 1. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel uitgesloten’ geen detailhandel is toegestaan; 2. productiegebonden detailhandel is toegestaan. c. praktijk- en kantoorruimten;

30 d. (sociaal-)medische en (sociaal-)culturele voorzieningen en bestuurlijke voorzieningen; e. daghorecabedrijven, passend binnen en kenmerkend voor een winkelgebied, zoals een cafetaria, lunchroom, broodjeszaak en ijssalon; f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ een hotel, café en/of restaurant; g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ tevens wonen, al dan niet in gestapelde bouwvorm; h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bovenwoningen’ tevens wonen in bovenwoningen; i. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ een onderdoorgang; j. ter plaatse van de aanduiding 'terras' een terras; k. parkeervoorzieningen; l. groenvoorzieningen en water; m. nutsvoorzieningen; n. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

Op deze gronden zijn niet toegestaan categorieën van inrichtingen als bedoeld in de definitie van industrieterrein zoals deze is opgenomen in artikel 1 van de Wet geluidhinder (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken).

In de bestemming zijn eveneens niet inbegrepen risicovolle inrichtingen.

21.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,00 m, met dien verstande dat: 1. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ de bouwhoogte ten hoogste 15,00 m bedraagt; 2. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet minder respectievelijk niet meer mag bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte; 3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte; c. de dakhelling bedraagt ten minste 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze kleiner is d. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie; e. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,50 m.

21.3 Nadere eisen

Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

Bebouwing aan de Weeshuisstraat

Burgemeester en wethouders kunnen tevens, met het oog op het voorkomen van herhaling van het gevelbeeld, nadere eisen stellen aan de voorgevelrooilijn, goothoogte en/of de gevelindeling van de bebouwing aan de Weeshuisstraat.

21.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

a. 21.1 Bestemmingsomschrijving, onder a: voor de vestiging van bedrijven genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven, mits deze bedrijfsactiviteit naar invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot een categorie van bedrijfsactiviteiten die op die locatie wel is toegestaan. Bij het toestaan van de bedrijven is de normering krachtens de milieuhygiënische wetgeving uitgangspunt; b. 21.1 Bestemmingsomschrijving, onder a: voor de vestiging van bedrijven, welke weliswaar niet zijn genoemd in de krachtens dit artikel toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijven, doch naar hun aard en naar hun effecten op het woon- en leefklimaat, gelijk zijn te stellen met de wel genoemde inrichtingen in voornoemde categorieën. Bij het toestaan van de bedrijven is de normering krachtens de milieuhygiënische wetgeving uitgangspunt; c. 21.2 Bouwregels, onder Gebouwen, sub 3: voor een kleinere dakhelling of een platte afdekking. d. 21.2 Bouwregels, onder Gebouwen de bestaande goot- en bouwhoogte als maximale goot- en bouwhoogte geldt, als deze hoger zijn dan de hiervoor genoemde maximale goot- en bouwhoogten;

21.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor categorieën van inrichtingen als bedoeld in de definitie van industrieterrein zoals deze is opgenomen in artikel 1 van de Wet geluidhinder (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken); b. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor risicovolle inrichtingen.

21.6 Wijzigingsbevoegdheid

31 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

a. het toegestane aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal woningen. b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

• de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; • het straat- en bebouwingsbeeld waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; • de verkeersveiligheid;

artikel 22 Groen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 22 Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen; b. speelvoorzieningen; c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' tevens volkstuinen; e. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' tevens een ijsbaan; f. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tevens een evenemententerrein; g. ter plaatse van de aanduiding 'terras' tevens een terras; h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeren' tevens een parkeerterrein; i. ter plaatse van de specifieke aanduiding 'toiletgebouw' tevens een toiletgebouw; j. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; k. nutsvoorzieningen; l. kunstobjecten.

22.2 Bouwregels

Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

• de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstobjecten bedraagt ten hoogste 5,00 m; • van de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,00 m; • ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' mogen geen bouwwerken opgericht worden, met uitzondering van hekwerken met een maximale hoogte van 0,50 m.

22.3 specifieke gebruiksregels

Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend

a. Het ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor het houden van dieren. b. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als tuin;

22.4 wijzigingsbevoegdheid

wijzigingsgebied citadelpunt

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wetgevingszone-wijzigingsgebied-citadelpunt kan het bevoegd gezag het plan als volgt wijzigen:

1. de bestemmingen 'Groen' 'artikel 35 Verkeer'en 'artikel 37 Water' kunnen gewijzigd worden in de bestemming 'Centrum' en de regels van die bestemming ten behoeve van: 2. uitbreiding van het bouwvlak; 3. de realisatie van maximaal 16 woningen; 4. de realisatie van maximaal 1400m2 bvo commerciële ruimte; 5. afwijken van de goot- en bouwhoogte; 6. de regels van artikel 18.1 18.2, 18.3 en 18.4 zijn van overeenkomstige toepassing;

artikel 23 Groen - Brink

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 23 Groen - Brink' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. brink; b. het behoud en herstel van de kenmerkende (driehoekige) structuur van de brink in relatie tot de omliggende karakteristieke bebouwing; c. de opbouw, het behoud en herstel van aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden in de vorm van bestaande bomen en beplanting; d. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tevens een evenemententerrein.

23.2 Bouwregels

Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

32 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,00 m.

23.3 Specifieke gebruiksregels

Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. het vellen en/of rooien van de bestaande bomen, anders dan in het kader van het gebruikelijke onderhoud.

Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend het tijdelijk, al dan niet periodiek, gebruik van de gronden voor evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'.

artikel 24 Groen - Stadspark

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen-Stadspark’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groen- en speelvoorzieningen en water; b. ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ tevens voor evenemententerrein voor evenementen zoals concours, zomeravondconcerten, landbouwtentoonstelling en naar de aard daarmee gelijk te stellen evenementen; c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – open ruimte’ voor open ruimte; d. ter plaatse van de aanduiding ‘park’ voor een park; e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – waardevolle laanbeplanting’ voor waardevolle laanbeplanting; f. ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ tevens voor de handhaving en versterking van cultuurhistorische en ruimtelijke waarden; g. nutsvoorzieningen; h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

24.2 Bouwregels

Gebouwen

Op of in deze gronden mogen, met uitzondering van de bestaande situatie, geen gebouwen worden gebouwd.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

• de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.

artikel 25 Maatschappelijk

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 25 Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. religieuze, educatieve, sociale, culturele en/of medische voorzieningen, alsmede overheidsvoorzieningen en museum; b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’, tevens voor wonen, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal woningen; met de daarbijbehorende:

c. ondergeschikte horeca en diensten; d. bewoning, overeenkomstig de bestaande situatie; e. groen- en speelvoorzieningen; f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; g. nutsvoorzieningen; h. tuinen, erven en verhardingen; i. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

25.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. een gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 9,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen; c. in afwijking van hetgeen is vermeld onder a bedraagt het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’; d. in afwijking van hetgeen is vermeld onder b bedraagt de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ geldt in afwijking van de maximale goot- en bouwhoogte dat bij een gebouwen met een plat dak de bouwhoogte maximaal 9,00 m bedraagd; f. Uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 3,50 m en 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; g. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ bedraagt ten hoogste 15,00 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; h. de bouwhoogte van kerktorens en de watertoren bedraagt ten hoogste 25,00 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;

33 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weggekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

25.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

• het bepaalde in lid Gebouwen in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m. • het bepaalde in lid Gebouwen in die zin dat het bouwvlak wordt overschreden tot maximaal 20% van het bestaande oppervlak van het betreffende bouwvlak;

25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

• het gebruik van de gronden voor een woonzorgcomplex en/of woonzorgwoningen.

artikel 26 Maatschappelijk - Begraafplaats

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 26 Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een begraafplaats; met de daarbijbehorende:

b. groenvoorzieningen; c. paden; d. verkeers- en verblijfsdoeleinden; e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; f. nutsvoorzieningen.

26.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. een gebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 6,00 m.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

artikel 27 Maatschappelijk - Zorgboerderij

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘artikel 27 Maatschappelijk - Zorgboerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. gebouwen ten behoeve van:

1. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep en bedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’; 2. een zorgboerderij;

b. vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning; met de daarbijbehorende:

d. tuinen, erven en terreinen; e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

34 27.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag een bedrijfswoning gebouwd worden; c. de goothoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 4,50 m; d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 8,00 m;

Vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3,00 m; b. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 6,00 m.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning ten hoogste 2,00 m bedraagt; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,50 m.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in lid 27.2, Gebouwen, sub c in die zin dat de goothoogte wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m; b. het bepaalde in lid 27.2, Gebouwen, sub d in die zin dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot ten hoogste 10,50 m.

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel; b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; c. het gebruik van de bedrijfswoning voor meer dan één woning/wooneenheden.

artikel 28 Maatschappelijk-Bijzondere woonvorm

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 26 Maatschappelijk - Bijzondere woonvorm' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een maatschappelijke voorziening in de vorm van gebouwen ten behoeve van een bijzondere woonvorm met daaraan ondergeschikt:

b. gebouwen ten behoeve van een bijzondere woonvorm; met daaraan ondergeschikt: c. groenvoorzieningen; d. parkeervoorzieningen; e. speelvoorzieningen; f. water; g. wegen en paden; met de daarbij behorende:

h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

28.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van een bijzondere woonvorm worden gebouwd; b. gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd; c. de goothoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,50 m; d. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 5,50 m; e. de dakhelling van een gebouw bedraagt ten hoogste 25º.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel (s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,50 m.

35 28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan detailhandel ondergeschikt aan en ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde doeleinden.

artikel 29 Natuur

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 29 Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. natuurgebied; b. de opbouw, het behoud en herstel van aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden; c. bestaande infrastructurele voorzieningen in de vorm van paden en wegen d. de waterhuishouding.

29.2 Bouwregels

Gebouwen

Op of in deze gronden mogen, met uitzondering van de bestaande situatie, geen gebouwen worden gebouwd.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,5 m.

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het vellen en rooien van houtgewas; 2. het ophogen of afgraven van gronden; 3. het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande houtige gewassen; 4. het egaliseren van gronden.

b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn. c. De onder a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 29.1 omschreven waarden van de gronden.

Vergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren voor:

a. het vellen en rooien van houtgewas; b. het ophogen of afgraven van gronden; c. het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande houtige gewassen; d. het egaliseren van gronden.

Uitzondering

De in Vergunningsplicht bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden die:

a. noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van verkrijgen van rechtskracht van het plan.

Toetsingscriteria

De in Vergunningsplicht bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in 29.1 omschreven waarden van de gronden.

artikel 30 Recreatie - Dagrecreatie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 30 Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. dagrecreatieve voorzieningen; b. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; c. groenvoorzieningen; d. nutsvoorzieningen

30.2 Bouwregels

Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

36 a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.

artikel 31 Recreatie - Verblijfsrecreatie

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 31 Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. kampeerboerderij; b. groepsaccommodatie; c. verblijfsrecreatie in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatieterrein, waarbij geldt dat:: 1. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal' het aantal kampeermiddelen ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal kampeermiddelen, stacaravans of hotelkamerhuisjes bedraagt; 2. appartementen, chalets, recreatiewoningen en bungalows, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie zijn toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding 'bed&breakfast' is uitsluitend een bed&breakfast toegestaan. e. dagrecreatie; f. kampeerterrein; g. beheer- en dienstgebouwen; h. een zwembad; i. een bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie; j. parkeervoorzieningen; met de bijbehorende:

g. gebouwen; h. horeca; i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; j. wegen en paden; k. speelvoorzieningen; l. sanitaire voorzieningen; m. water en voorzieningen voor de waterhuishouding; n. nutsvoorzieningen; o. tuinen en erven.

31.2 Bouwregels

Stacaravans

Voor stacaravans gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte mag maximaal 4,00 m bedragen; b. de oppervlakte van een stacaravan mag maximaal 40 m2 bedragen; c. de onderlinge afstand tussen recreatieverblijven niet zijnde kampeermiddelen bedraagt ten minste 5,00 m, dan wel de bestaande afstand, indien deze bestaande afstand kleiner is dan 5,00 m; d. de oppervlakte aan bijgebouwen mag per stacaravan maximaal 6 m2 bedragen; e. de bouwhoogte van de bijgebouwen mag maximaal 3,00 m bedragen; f. overkappingen zijn niet toegestaan.

Bed & Breakfast

Voor bed & Breakfast gelden de volgende regels:

a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de bestaan de hoogte; c. overkappingen en bijgebouwen zijn niet toegestaan.

Chalets

Voor het bouwen van chalets gelden de volgende regels:

a. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen; b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen; c. de dakhelling zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen. d. de onderlinge afstand tussen recreatieverblijven niet zijnde kampeermiddelen bedraagt ten minste 5,00 m, dan wel de bestaande afstand, indien deze bestaande afstand kleiner is dan 5,00 m; e. de oppervlakte, inclusief een (vrijstaande) berging, bedraagt ten hoogste 100 m²; f. overkappingen zijn niet toegestaan.

Recreatieverblijf

Voor een recreatieverblijf gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 m; b. de oppervlakte van een hotelkamerhuisje bedraagt maximaal 30 m²; c. de onderlinge afstand tussen recreatieverblijven niet zijnde kampeermiddelen bedraagt tenminste 5,00 m, dan wel tenminste de bestaande afstand, indien deze bestaande afstand kleiner is dan 5,00 m; d. overkappingen en bijgebouwen zijn niet toegestaan.

Beheer- en dienstgebouwen

Voor beheer- en dienstgebouwen, een recreatiezaal en een restaurant gelden de volgende regels:

37 a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de goothoogte mag maximaal 4,00 m bedragen; c. de bouwhoogte mag maximaal 7,00 m bedragen.

Zwembad

Voor het zwembad met bijbehorende gebouwen gelden de volgende regels:

a. de goothoogte mag maximaal 4,00 m bedragen; b. de bouwhoogte mag maximaal 7,00 m bedragen.

Bedrijfswoning

Voor de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de goothoogte mag maximaal 4,00 m bedragen; c. de bouwhoogte mag maximaal 8,00 m bedragen; d. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag maximaal 100 m2 bedragen; e. de bijgebouwen mogen een gezamenlijke oppervlakte van 75 m2, een goothoogte van maximaal 3,00 m en een bouwhoogte van maximaal 6,00 m hebben.

Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,00 m bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen mag maximaal 6,50 m bedragen.

31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

31.4 afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a. het bepaalde in Beheer- en dienstgebouwen onder a. toestaan dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gerealiseerd; b. het bepaalde in Beheer- en dienstgebouwen onder b. toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,50 m; c. het bepaalde in Beheer- en dienstgebouwen onder c. toestaan dat de goothoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6 m.

31.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. Het (laten) gebruiken van recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten, hotelkamerhuisjes, chalets en/of kampeermiddelen ten behoeve van permanente bewoning.

artikel 32 Sport

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 32 Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. sport- en speelvelden; b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van: 1. sportdoeleinden; 2. een kantine; 3. kleedruimtes; 4. onderhoud en beheer. met de daarbijbehorende:

c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; d. groenvoorzieningen; e. paden en verhardingen; f. parkeervoorzieningen; g. verkeer- en verblijfsvoorzieningen; h. nutsvoorzieningen.

32.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen gebouwen gelden de volgende regels:

38 a. een gebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 8,00 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze hoger is.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 18,00 m bedragen; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 12,00 m bedragen.

32.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. Het (laten) gebruiken van de gronden ten behoeve van een manege.

artikel 33 Sport - Manege

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor: gebouwen ten behoeve van:

a. een manege; b. wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie; c. aan- en bijgebouwen; met de daarbij behorende:

d. parkeervoorzieningen; e. tuinen, erven en terreinen; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

33.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende regels:

a. het aantal bedrijfswoningen zal, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie, ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen; b. de gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd; c. de goothoogte van de bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 4,50 m bedragen; d. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; e. de goothoogte van de bedrijfswoning mag ten hoogste 3,50 m bedragen; f. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag ten hoogste 8,00 m bedragen.

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a. aan- en bijgebouwen moeten binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. de goothoogte van de aan- en bijgebouwen mag ten hoogste 3,00 m bedragen; c. de bouwhoogte van de aan- en bijgebouwen mag ten hoogste 6,00 m bedragen.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerkengelden de volgende regels:

a. er mag ten hoogste 1 mestplaat worden gebouwd; b. de oppervlakte van de mestplaats mag ten hoogste 400 m² bedragen; c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 8,00 m bedragen.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a. het bepaalde in Gebouwen onder c toestaan dat de goothoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m; b. het bepaalde in Gebouwen onder d toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,50 m;

33.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het (laten) gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; b. het (laten) gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van de manege.

artikel 34 Tuin

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

39 a. tuin, niet zijnde erf, als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht; b. taluds. waarbij wordt gestreefd naar het behoud en het versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden; met de daarbijbehorende:

c. op- en afritten; d. bouwwerken geen gebouwen zijnde; e. groen-, en nutsvoorzieningen; f. erf- en terreinafscheidingen

34.2 Bouwregels

Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande erkers.

Overige bouwwerken

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondeing van de bestaande bouwwerken geen gebouwen zijnde.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Afwijking van bouwen van gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2, Gebouwen in die zin dat erkers bij woningen mogen worden gebouwd, mits:

a. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woning waaraan wordt gebouwd; b. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin, waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woning waaraan wordt gebouwd; c. een erker over ten hoogste 80% van de breedte van de gevel van het woning waaraan wordt gebouwd, zal worden gebouwd; d. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woning waaraan wordt gebouwd.

Afwijking voor het bouwen van bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.3, Overige bouwwerken in die zin dat bouwwerken mogen worden gebouwd mits:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen; b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 34.3, kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. de woonsituatie; c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

artikel 35 Verkeer

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegen en straten; b. voet- en fietspaden; c. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

d. toegangswegen en in- en uitritten; e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; f. groenvoorzieningen; g. speelvoorzieningen; h. nutsvoorzieningen; i. ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor (beweegbare) bruggen, ; j. tunnels, viaducten, bruggen, dammen en duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen civiel technische kunstwerken.

35.2 Bouwregels

Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

a. de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 8,00 m bedragen.

35.3 Specifieke gebruiksregels

40 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het (laten) gebruiken van de gronden voor wegen met meer dan twee rijstroken.

artikel 36 Verkeer - Railverkeer

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. spoorwegen, spoorverkeer en spoorwegvoorzieningen; met daarbij behorende:

b. stationsvoorzieningen, zoals kiosken, dienstverlening en horeca; c. ter plaatse van de aanduiding ‘water’ tevens een (beweegbare) spoorbrug ; d. groenvoorzieningen e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; f. (on)gelijkvloerse kruisingen met wegen; g. tunnels, viaducten, bruggen, dammen en duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen civiel technische kunstwerken; h. nutsvoorzieningen; i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

36.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak, dan wel op het perron van het station worden gebouwd; b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 5,00 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10,00 m.

artikel 37 Water

lid 37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘artikel 37 Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. grachten; b. kanalen; c. waterlopen; d. ter plaatse van de aanduiding ‘ligplaats’ tevens een ligplaats voor woonboten, met dien verstande dat het aantal woonboten niet meer mag bedragen dan het aantal dat ter plaatse op de verbeelding is aangegeven; e. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' tevens een aanlegsteiger voor recreatievaartuigen. met de daarbijbehorende:

f. waterhuishoudkundige voorzieningen; g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; h. bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen civiel technische kunstwerken.

lid 37.2 Bouwregels

Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Woonboten

Voor het bouwen van woonboten gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,00 m, gemeten vanaf de waterlijn; b. de breedte bedraagt niet meer dan 6,00 m; c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2; d. de onderlinge afstand tussen woonboten bedraagt minimaal 5,00 m.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,00 m. b. voor bruggen geldt een maximale bouwhoogte van 12,00 m.

artikel 38 Wonen

38.1 Bestemmingsomschrijving

41 De voor 'artikel 38 Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf; b. kleinschalige kinderopvang waaronder gastouderopvang; c. een rietdekkersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf'; d. ter plaatse van de aanduiding 'rijwielhandel'; is tevens een rijwielhandel toegestaan; e. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling'; woningen uitsluitend in combinatie met zorg; f. ter plaatse van de aanduiding ‘bovenwoning’ is één bovenwoning toegestaan; g. terras, ter plaatse van de aanduiding 'terras'; h. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'; i. ter plaatse van de aanduiding 'vakantiewoning'; is één vakantiewoning toegestaan; j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie, in vorm van kleinschalig kamperen; k. een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’; met de daarbij behorende:

j. groenvoorzieningen; k. parkeervoorzieningen; l. speelvoorzieningen; m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; n. verkeer- en verblijfsdoeleinden; o. nutsvoorzieningen; p. tuinen, erven en verhardingen.

38.2 bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. de gebouwen moeten binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd, waarbij de woning uitsluitend binnen het bouwvlak moet worden gebouwd; b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het op de verbeelding aangeven aantal het maximum is; c.de goot- en bouwhoogte van de woning mogen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 9,00 m bedragen, met dien verstande dat:

1. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze reeds hoger is; 2. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet minder respectievelijk niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte; 3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangegeven de goot- en bouwhoogte; d. de dakhelling van de woning moet ten minste 45° bedragen, met dien verstande dat:

1.de dakhelling niet minder mag bedragen dan de bestaande dakhelling indien deze reeds kleiner is;

2.ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (º), maximum dakhelling (°)', de dakhelling niet minder respectievelijk niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven dakhelling; e. ten hoogste 50% van het bouwperceel mag met gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m², met dien verstande dat het bouwperceel niet groter is dan 500 m². Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 m², maar niet meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 m² bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m² bedragen; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - minimum oppervlakte' moet het bouwvlak voor ten minste 70% worden bebouwd; g. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zal de voorgevel van een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk in de aanduiding 'gevellijn' worden gebouwd; h. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - nokrichting’ geldt dat de nokrichting van de woning hieraan evenwijdig dient te lopen; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nokrichting 1' geldt dat de nokrichting van het hoofdgebouw evenwijdig is aan de gevellijn; j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nokrichting 2' geldt dat de nokrichting van het hoofdgebouw haaks is op de gevellijn.

Overige bouwwerken a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten oogste 2.00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel (s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1.00 m mag bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 5.50 m.

Dorpsstraat Noord-Sleen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Dorpsstraat - Noord-Sleen' gelden de volgende regels:

Schuurwoning voor het bouwen van de gebouwen indien uit de aanvraag ongevingsvergunning blijkt dat er een schuurwoning gebouwd gaat worden gelden de volgende regels: a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak; c. de goothoogte van de woning bedraagt minimaal 2.50 m en maximaal 3.50 m, danwel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;

42 d.de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 8 m, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedragt; e. de dakhelling van de woning zal ten minste 45 graden en ten hoogte 50 graden bedragen, danwel de bestaande dakhelling; f. de maximale oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 200 m2 met dien verstande dat:

1. de gevelbreedte minimaal 6 meter en maximaal 11 meter bedraagt;

2. de lengte minimaal 12 meter en maximaal 22 meter bedraagt.

Dorpswoning

a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak;

c. de goothoogte van de woning bedraagt maximaal 3,00 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;

d. de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 8,0 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt:

e. de dakhelling van de woning zal ten minste 45° en uiterlijk 50° bedragen. dan wel de bestaande dakhelling;

f. de maximale oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 200 m2, met dien verstande dat:

g. de gevelbreedte minimaal 6,0 en maximaal 11,0 meter bedraagt;

h. de lengte minimaal 12 meter en maximaal 22 meter bedraagt;

Bestaande bebouwing Dorpsstraat 2

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, waarbij de woning uitsluitend binnen het bouwvlak zal worden

gebouwd;

b. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;

c. de goot- en bouwhoogte van de woning zullen ten hoogste respectievelijk 3.50 m en 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;

d. de dakhelling van de woning zal ten minste 45° bedragen, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze kleiner is;

e. ten hoogste 50% van het bouwperceel zal met gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m2 indien het bouwperceel niet groter is dan 500 m2. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 rn2, maar niet meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 rn2 bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m2 bedragen;

f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen" zullen de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste respectievelijk 3,00 m en 6,00 m bedragen;

g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen" zal de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens ten minste 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

voormalige Parkschool te Coevorden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige Parkschool Coevorden' gelde de volgende regels:

Gebouwen

1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen hel bouwvlak worden gebouwd;

2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan 3;

3. de goot- en bouwhoogte van de woning bedragen ten hoogste respectievelijk 6 m en 10,5 rn:

4. de dakhelling van de woning bedraagt ten minste 45°;

5. ten hoogste 50% van het bouwperceel zal met gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m2 indien het bouwperceel niet groter is dan 500 m2. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 rn2, maar niet meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 rn2 bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m2 bedragen

6. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m;

7. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning worden gebouwd.

Overige bouwwerken

1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,5 m:

2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.

Aelderstraat 1 te Aalden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Aalderstraat 1 - Aalden' gelden de volgende regels:

Gebouwen

43 1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

2. een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen in fase C wordt niet eerder verleend dan nadat bouwdeel A en B gereed zijn en op de voorgeschreven wijze gemeld zijn bij het college van burgemeester en wethouders.

3. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste wat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (rn)':

4. de woningen worden minimaal vier tot ten hoogste zes aaneen gebouwd, met dien verstande dat maximaal12 woningen worden gebouwd;

Beeldkwaliteit en ruimtelijke randvoorwaarden

Voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken geldt: a. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe het Erratum Beeldkwaliteitsplan Aalden-Aelderhooghe; b. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-Sleen; c. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-Sleen; d. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II; e. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld. zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden voormalige Parkschool- Coevorden; f. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan historische kern Coevorden g. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen; h. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Nieuwe Krim 8-10, Nieuwe Krim; i. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase A; j. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase B en C; k. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Havenstraat tussen 22 en 23, Schoonoord; l. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Almaatsweg naast nr.13, Benneveld m. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Jongbloed.

38.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

38.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in artikel 38.2 onder a. in die zin dat een woning gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits: 1. de zijdelingse en achterste bouwgrens ten hoogste 5,00 m wordt overschreden; 2. de afstand tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt; b. het bepaalde in artikel 38.2 onder c in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een woning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m; c. het bepaalde in artikel 38.2 onder e tevens van toepassing is indien er sprake is van meerdere bouwpercelen als gevolg van woningsplitsing conform artikel 60.5 Splitsen van een woning; d. het bepaalde in artikel 38.2 onder e in die zin dat het gezamenlijk oppervlakte aan bebouwing maximaal 650m2 of gezamenlijk volume maximaal 2.500m3 bedragen, mits: 1. het oppervlakte van het bouwperceel minimaal 2.000m2 bedraagt; 2. het bebouwde en onbebouwde deel van het bouwperceel met elkaar in een verhouding van 1 : 3 staan; 3. de onderlinge afstand tussen bebouwing bedraagt maximaal 8m; 4. er geen risico bestaat voor zelfstandig/bedrijfsmatig gebruik van het gebouw, zowel nu als in de toekomst; 5. er een clustering van bebouwing plaatsvindt; 6. het geheel wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfinrichtingsplan.

38.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca; c. het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; d. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatig medegebruik, anders dan een aan huis gebonden bedrijf of beroep.

44 Voorwaardelijke verplichting Aelderstraat 1, Aalden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Aalderstraat 1 - Aalden' gelden aanvullend op het strijdige gebruik uit 38.5 de navolgende regels:

a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend het gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 39.1 opgenomen doeleinden zonder de aanleg, binnen 26 weken na het in gebruik nemen van deze gronden, en instandhouding van een groenstrook binnen de bestemming Groen, met een breedte van minimaal 2 meter, conform het beplantingsplan opgenomen in bijlage 1 van deze regels of een gelijkwaardig door het college goed te keuren inrichtingsplan. b. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend het gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 38.1 opgenomen doeleinden zonder de aanleg, binnen 26 weken na het gereed melden van de op de verbeelding opgenomen aanduiding bouwdeel C, en het nalaten van de instandhouding van deze voorwaardelijke verplichting, van de hagen en bomen, conform het inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels of een gelijkwaardig, door het college goed te keuren, inrichtingsplan

artikel 39 Wonen - Markeweg 1, Noord-Sleen

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 39 Wonen - Markeweg 1, Noord-Sleen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een woning, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf; b. aanbouwen en bijgebouwen; met daaraan ondergeschikt:

c. groenvoorzieningen; d. parkeervoorzieningen; e. speelvoorzieningen; f. nutsvoorzieningen; g. water; h. wegen en paden; met de daarbijbehorende:

i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

39.2 Bouwregels

Algemeen

Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een woning gelden de volgende regels:

a. een hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. er mogen ten hoogste 3 woningen binnen het bouwvlak worden gebouwd; c. indien en voorzover de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'gevellijn' moet de voorgevel van een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk in de aanduiding 'gevellijn' worden gebouwd; d. de breedte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 10,00 m bedragen; e. de goothoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen; f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 8,00 m bedragen; g. de dakhelling van een hoofdgebouw moet ten minste 45° en mag ten hoogste 49° bedragen.

Aanbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 39.1 Bestemmingsomschrijving onder b genoemde aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a. bijgebouwen moeten ten minste 1,00 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd; b. de afstand van de aanbouwen en bijgebouwen tot de perceelgrenzen bedraagt ten minste 3,00 m; c. de goothoogte van de aanbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,00 m; d. de bouwhoogte van de aanbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6,00 m.

Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,50 m bedragen

39.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

39.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

45 a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden.

Beeldkwaliteit en ruimtelijke randvoorwaarden

ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-Sleen;

artikel 40 Wonen - Wheempad 1a Zweeloo

40.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf; met de daarbijbehorende:

a. groenvoorzieningen; b. parkeervoorzieningen; c. speelvoorzieningen; d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; e. verkeer- en verblijfsdoeleinden; f. nutsvoorzieningen; g. tuinen , erven en verhardingen.

40.2 bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, waarbij de woning uitsluitend binnen het bouwvlak zal worden gebouwd; b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' in welk geval het in de aanduiding aangegeven aantal het maximum is; c. de goot- en bouwhoogte van de woning zullen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen; d. de dakhelling van de woning zal ten minste 45° bedragen, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze kleiner is; e. ten hoogste 50% van het bouwperceel zal met gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m² indien het bouwperceel niet groter is dan 500 m². Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 m², maar niet meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 m² bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m² bedragen; f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen" zullen de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste respectievelijk 3,00 m en 6,00 m bedragen; g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen" zal de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens ten minste 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

3.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weggekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 5,50 m bedragen

Beeldkwaliteit en ruimtelijke randvoorwaarden

ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de

40.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

40.4 afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder a in die zin dat een woning gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits: 1. de zijdelingse en achterste bouwgrens ten hoogste 5,00 m wordt overschreden; 2. de afstand tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt. b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een woning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m.

40.5 afwijken van de gebruiksregels ot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

• het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca; • het gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

artikel 41 Woongebied

46 41.1 Bestemmingsomschrijving

de voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep of bedrijf b. gastouderopvang c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' woning in combinatie met detailhandel; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - vergaderaccomodatie' een vergaderlocatie; e. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' volkstuinen; f. ter plaatse van de aanduiding 'pad' een voetgangersgebied; g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeren' een parkeerterrein; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Woongebied - verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie, in de vorm van kleinschalig kamperen; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwonen', zorgwoningen; j. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling', woningen uitsluitend in combinatie met zorg, met daabij behorende ondergeschikte voorzieningen; k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - opslag en verkoop van vuurwerk' de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk; l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', woonwagenstandplaatsen, met dien verstande dat het aantal woonwagens niet meer mag bedragen dan het aantal dat op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding ‘aantal’; m. uitsluitende ter plaatse van het adres Europaweg 1 te Coevorden een cafetaria/snackbar; met de daarbijbehorende:

l. groenvoorzieningen; m. parkeervoorzieningen; n. speelvoorzieningen; o. kunstobjecten; p. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom' het behoud van een beeldbepalende boom,; q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; r. wegen en paden, s. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied – zone ontsluitingsweg’ het aanleggen van een nieuwe ontsluitingsweg met een maximale breedte van 10,50 meter; t. nutsvoorzieningen; u. tuinen , erven en verhardingen.

41.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, uitgezonderd woonwagens, gelden de volgende regels:

a. de voorgevel van de woning en het verlengde ervan dient als de bouwgrens te worden beschouwd, welke niet door het oprichten van gebouwen mag worden overschreden; b. indien geen naar de weg gekeerde gevel van een woning aanwezig is, stelt het college van Burgemeester en wethouders een bouwgrens, passend in het bebouwingsbeeld, vast; c. indien meerdere naar de weg gekeerde gevels van een woning aanwezig zijn, bepaalt het college van Burgemeester en wethouders welke gevel de voorgevel is, passend in het bebouwingsbeeld; d. ter plaatse van een bouwvlak mogen gebouwen uitsluitend binnen dat bouwvlak gebouwd worden; e. ter plaatse de aanduiding 'nieuwbouwlocatie' is nieuwbouw toegestaan met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal woningen is toegestaan; f. ter plaatse aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ bedraagt het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer dan het op de verbeelding aangegeven percentage; g. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'; h. indien de zijdelingse perceelsgrens grenst aan een weg, mogen geen gebouwen worden opgericht binnen een afstand van 2.00 m van de weg; i. in het gebied binnen een afstand van 3,00 m uit de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning moeten gebouwen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan van de woning worden gebouwd; j. in het gebied binnen een afstand van 3,00 m ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning en/of in het gebied binnen een afstand van 8,00 m ten opzichte van de achterste perceelgrens zullen de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3,00 m en 6,00 m bedragen; k. in het gebied op een afstand van meer dan 3,00 m ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning en/of in een gebied op een afstand van meer dan 8,00 m ten opzichte van de achterste perceelgrens zullen de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m bedragen, l. in het onder j bedoelde gebied zal de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens ten minste 1,00 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lage bebouwing' de goot- en bouwhoogte van de woningen hoogste respectievelijk 3,5 m en 8,00 m bedragen; n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - plat dak verplicht' is een plat dak verplicht indien er drie bouwlagen wordt gebouwd; o. ter plaatse van de aanduiding 'bouwaanduiding - plat dak' is een plak dak toegestaan; p. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' bedraagt het aantal bouwlagen niet meer dan het op de verbeelding aangegeven aantal; q. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' bedraagt de goot- en bouwhoogte van de woningen ten hoogste respectievelijk 5,50 m en 7,00 m, danwel de bestaande hoogte indien deze hoger is; r. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’, bedraagt de goot- en bouwhoogte ten hoogte de op de verbeelding aangegeven hoogte bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn; s. ter plaatse van de aanduiding "minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" bedragen de goot- en bouwhoogte ten minste en ten hoogste de op de verbeelding aangegeven hoogten; t. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (º), maximum dakhelling (°)' bedraagt de dakhelling niet minder respectievelijk niet meer dan de op de verbeelding aangegeven dakhelling; u. ter plaatse van de aanduiding "wonen" is een tweede woning toegestaan; v. ten hoogste 50% van het bouwperceel mag met gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m², met dien verstande dat: 1. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 m², maar niet meer dan 1.000 m², mag de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen ten hoogste 300 m² bedragen 2. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m², mag de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen ten hoogste 400 m² bedragen; w. ter plaatse van de aanduiding "Deelgebied 2a" zijn maximaal 23 rijwoningen en/of geschakelde woningen toegestaan; x. ter plaatse van de aanduiding "Deelgebied 2b" zijn maximaal 21 appartementen toegestaan;

Standplaatsen voor woonwagens

Voor het plaatsen van woonwagens gelden de volgende regels:

a. woonwagens mogen uitsluitend worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats'; b. het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding ‘aantal’ op de verbeelding is aangegeven; c. de bouwhoogte van een woonwagen mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

47 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 5,50 m bedragen. b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

41.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; b. de landschappelijke inpassing; c. de waterbergingscapaciteit; d. de milieusituatie; e. de verkeersveiligheid; f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

41.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in 41.2 Bouwregels onder a. voor het bouwen tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de woning, dan wel tot 3,00 m voor deze gevel. b. het bepaalde in 41.2 Bouwregels onder e. tevens van toepassing is indien er sprake is van meerdere bouwpercelen als gevolg van woningsplitsing conform artikel 60.5 Splitsen van een woning c. het bepaalde in 41.2 Bouwregels onder v. in die zin dat het gezamenlijk oppervlakte aan bebouwing maximaal 650m2 of maximaal 2.500m3 bedragen, mits: 1. het oppervlakte van het perceel minimaal 2.000m2 bedraagt; 2. het bebouwde en onbebouwde deel van het perceel met elkaar in een verhouding van 1 : 3 staan; 3. de onderlinge afstand tussen bebouwing bedraagt maximaal 8m;; 4. er geen gevaar bestaat voor zelfstandig/bedrijfsmatig gebruik van het gebouw (zowel nu als in de toekomst); 5. er een clustering van bebouwing plaatsvindt; 6. het geheel wordt voor zien van een erfinrichtingsplan. d. het bepaalde in 41.2 Bouwregels onder i. voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand dan 3,00 m uit de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning en op een kortere afstand dan 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde daarvan.

41.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'; b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca; c. het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; d. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatig medegebruik, anders dan een aan huis gebonden bedrijf of beroep; e. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom' het zonder omgevingsvergunning kappen van een beeldbepalende boom; f. ter plaatse van de op de verbeelding weergegeven bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geen gebouwen toegestaan’ het bouwen van gebouwen op gronden.

41.6 Wijzigingsbevoegdheid

40.6.2 Nieuwbouwlocaties na wijziging - woningbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

a. Ter plaatse van de aanduiding 'nieuwbouwlocatie na wijziging' het plan wordt gewijzigd ten behoeve van de realisatie van een of meerdere woningen, met inachtneming van de volgende bouwregels: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'nieuwbouwlocatie na wijziging' gebouwd worden; 2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding is opgenomen;

40.6.3 Nieuwbouwlocaties – deprogrammering woningbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

a. Ter plaatse van de aanduiding 'nieuwbouwlocatie na wijziging' de aanduidingen 'maximum aantal wooneenheden' en 'nieuwbouwlocatie na wijziging' worden verwijderd, indien de bouwmogelijkheid voor de woning(en) niet binnen 2 jaar na ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan is benut, zijnde het feitelijk aanvangen van de bouw van de betreffende woning(en) op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning; b. ter plaatse van de aanduiding 'nieuwbouwlocatie' de aanduidingen 'maximum aantal wooneenheden' en 'nieuwbouwlocatie' worden verwijderd, indien de bouwmogelijkheid voor de woning (en) niet binnen 2 jaar na ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan is benut, zijnde het feitelijk aanvangen van de bouw van de betreffende woning(en) op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning.

artikel 42 Woongebied - Molenakkers II

42.1 bestemmingsomschrijving

De voor ' Woongebied - Molenakkers II' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen in woonhuizen; b. aan huis gebonden beroep of bedrijf; c. parkeergelegenheid;

48 d. wegen en paden; e. groen-, speel- en nutsvoorzieningen; f. waterhuishouding; met daarbijbehorende:

g. gebouwen; h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; i. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden; j. tuinen; k. erven; met dien verstande dat bij een woning moet worden voorzien in ten minste één parkeerplaats op het eigen erf.

42.2 bouwregels

Op de voor ' Woongebied - Molenakkers II' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw (een woning) gelden de volgende regels:

a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 8; b. woningen worden vrijstaand of twee-aan-een gebouwd; c. de voorgevel van de woningen wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 m, met dien verstande dat indien de nokrichting evenwijdig aan straat De Spil wordt gebouwd, de goothoogte aan de zijde van De Spil - in verband met de bouw van bouwkundige accenten - voor niet meer dan de helft van de gevelbreedte van de woning mag worden verhoogd tot 6,00 m; e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,00 m; f. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60º bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt bij de onder d bedoelde verhoging.

Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits: 1. de horizontale diepte maximaal 1,50 m bedraagt; 2. de diepte van het overblijvende, niet bebouwde voorerf minimaal 1,50 m bedraagt; 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die voorgevel bedraagt; 4. de bouwhoogte maximaal 3,00 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,50 m; b. het gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt per hoofdgebouw maximaal 50 m2; c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,00 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,50 m; d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3,00 m bedraagt en maximaal 6,00 m; e. alle aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn voorzien van een kap.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

42.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen het zicht vanaf de es. Hierbij wordt getoetst aan de regels als genoemd in het door de raad vastgestelde beeldkwaliteitsplan voor het plangebied; b. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing; c. de landschappelijke inpassing; d. de waterbergingscapaciteit; e. de milieusituatie; f. de verkeersveiligheid; g. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; h. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

42.4 afwijken van de bouwregels

Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

a. Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen onder a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw; b. Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 70 m2; c. Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot 70 m2 vermeerderd met 20 m2, uitsluitend in verband met het gebruik van genoemde bouwwerken als afhankelijke woonruimte, mits een dergelijk gebruik noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg.

49 afwegingskader

Een Omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien:

a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

42.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen; b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.

artikel 43 Leiding - Gas

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel-) bestemming(en), mede bestemd voor:

a. een gastransportleiding; b. de daarbijbehorende belemmeringenstrook; c. veiligheidszones met daarbij behorende:

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; c. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van: 1. de dubbel-bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' van ondergeschikte betekenis is; 2. de dubbel-bestemming 'Leiding - Hoogspanning' van geljkwaardige betekenis is; 3. de overige daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

43.2 Bouwregels

42.2.1 Aanduiding veiligheidszone-gasontvangststation

Ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone-gasontvangststation worden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gebouwd mits: a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en de risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen; b. met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden.

43.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 43.2 Bouwregels in die zin dat de in de andere op de gronden voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder; b. geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding; c. de gronden en bouwwerken niet mogen worden gebruikt als kwetsbaar object.

Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 43.2 in die zin dat de in de andere op de gronden voorkomende (dubbel-) bestemming(en) toegelaten gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

a. geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding; b. de gronden en bouwwerken niet mogen worden gebruikt als kwetsbaar object. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de bouwwerken het doelmatig gebruik en de belangen van de gastransportleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de gastransportleiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld moeten worden om eventuele schade te voorkomen.

43.4 specifieke gebruiksregels

Strijd met de bestemming

Tot een activiteit in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een aardgastransportleiding met bijbehorende belemmeringenstrook kan worden geschaad en een kwetsbaar object wordt toegelaten.

43.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:

50 a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende/ hoogopgaande beplantingen en bomen; b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair; d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; e. het permanent opslaan van goederen; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; g. het wijzigen van het maaiveld; h. het slopen van opstallen.

Uitzondering

Het bepaalde in lid 43.5, Omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

a. het normale onderhoud betreffen; b. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden het doelmatig gebruik en de belangen van de gastransportleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de aardgastransportleiding met bijbehorende belemmeringenstrook niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

artikel 44 Leiding - Hoogspanning

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel-) bestemming(en), mede bestemd voor:

a. een deels bovengrondse en deels ondergrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning'; b. daarbij behorende belemmeringenstrook; c. veiligheidszones. met daarbij behorende:

c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:

e. de dubbel-bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' van ondergeschikte betekenis is; f. de dubbel-bestemming 'Leiding - Gas' van geljkwaardige betekenis is g. de overige daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

44.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag niet meer bedragen dan 65,00 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 m.

44.3 Afwijken van de bouwregels

Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 44.2 in die zin dat de in de andere op de gronden voorkomende (dubbel)bestemming(en) toegelaten gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

a. geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding; b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de bouwwerken het doelmatig gebruik en de belangen van de hoogspanningsleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsleiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld moeten worden om eventuele schade te voorkomen.

44.4 specifieke gebruiksregels

Strijd met de bestemming

Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsleiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.

44.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:

51 a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; b. het indrijven van voorwerpen in de bodem; c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven (wijzigen maaiveld), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen; e. het permanent opslaan van goederen; f. het planten/ rooien van diepwortelende/ hoogopgaande bomen of planten; g. het slopen van opstallen.

Uitzondering

Het in lid 44.5, Omgevingsvergunning genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

a. verband houden met het onderhoud of de aanleg van de betreffende hoogspanningsleiding; b. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan; c. die het normale onderhoud ten aanzien van de hoogspanningsleiding, de belemmeringsstrook of de functies van de andere voorkomende (dubbel)bestemming(en) betreffen.

Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden het doelmatig gebruik en de belangen van de hoogspanningsleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsleiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld moeten worden om eventuele schade te voorkomen.

artikel 45 Waarde - Archeologie 1

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 45 Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van beschermde archeologische monumenten, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

45.2 bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe moet bij burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden worden ingediend.

45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe moet bij burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden worden ingediend.

artikel 46 Waarde - Archeologie 2

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 46 Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de historische kern van de stad Coevorden en in natuurgebieden, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen van primaire betekenis is.

46.2 Bouwregels

Op de voor 'artikel 46 Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

46.3 Afwijken van de bouwregels

Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 46.2 kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende (dubbel-) bestemming worden gebouwd, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Afwegingskader

Een in lid 46.3, Afwijken genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat. Indien uit het in lid 46.3, Afwijken genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Overleg provinciaal archeoloog

Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 4 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.

46.4 specifieke gebruiksregels

Strijd met de bestemming

52 Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.

46.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:

a. grondbewerkingen; b. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, kilveren van grond; c. het aanplanten van bomen of een houtig gewas; d. het aanbrengen van drainage.

Uitzondering

Het bepaalde in is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

a. in het kader van archeologisch onderzoek ten behoeve van de beoordeling van de (on)evenredigheid van de aantasting als bedoeld in 45.5.2van werkzaamheden als bedoeld in 45.4.1. hiertoe behoren niet werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek met als enig doel het doen van archeologisch onderzoek; b. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; hiertoe behoren niet: 1. egaliseren van natuurlijk reliëf; 2. ontginngen 3. aanleggen of vergraven van sloten; 4. aanleggen of rooien van bos waarbij stobben worden verwijderd; c. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet; e. die de archeologische waarden niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd en door burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau- onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

Overleg provinciaal archeoloog

Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 4 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.

46.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming ' Waarde - Archeologie 2 ' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

artikel 47 Waarde - Archeologie 3

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' artikel 47 Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel) bestemmingen van primaire betekenis is.

47.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

a. bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is; b. in afwijking van het bepaalde onder a moeten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische begeleiding’ de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring worden begeleid door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

47.3 Afwijken van de bouwregels

Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 47.2 Bouwregels en kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende (dubbel)bestemming worden gebouwd met een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Afwijkingskader

Een in Afwijken genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat. Indien uit het in Afwijken genoemde onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Overleg Provinciaal archeoloog

53 Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren Burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie.

47.4 Specifieke gebruiksregels

Strijd met de bestemming

Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.

47.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:

a. het aanplanten van bomen of een houtig gewas, voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd; b. het aanbrengen van drainage, diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,30 m beneden maaiveld, afgraven dieper dan 0,30 m beneden maaiveld, egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen en het aanleggen of vergraven van veldsloten.

Uitzondering

Het bepaalde in Omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

a. in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen; b. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen. Hiertoe behoren bij landbouwkundig gebruik: 1. grondbewerkingen tot een diepte van 0,3 m onder maaiveld; 2. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,10 m onder de bouwvoor; 3. het aanbrengen van drainage.

Hiertoe behoren niet:

1. diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,3 m beneden maaiveld; 2. afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld; 3. egaliseren van natuurlijk reliëf; 4. ontginnen; 5. aanleggen of vergraven van sloten; 6. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

c. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet; e. die de archeologische waarden niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd, door burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau- onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

Overleg provinciaal Archeoloog

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren Burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op de Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie.

47.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

artikel 48 Waarde - Archeologie 4

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming (en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel) bestemmingen van primaire betekenis is.

48.2 Bouwregels

Op de voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 100 m2; b. bouwwerken met een diepte van minder dan 0,30 m; c. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

48.3 Afwijken van de bouwregels

Afwijken

54 Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 48.2 kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau, waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Afwegingskader

Een in Afwijken genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat. Indien uit het in Afwijken genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Overleg provinciaal archeoloog

Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 4 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.

48.4 Specifieke gebruiksregels

Strijd met de bestemming

Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.

48.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:

a. grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m; b. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, kilveren van grond; c. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd; d. het aanbrengen van drainage in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'.

Uitzondering

Het in 48.4 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

a. in het kader van archeologisch onderzoek ten behoeve van de beoordeling van de (on)evenredigheid van de aantasting als bedoeld in 48.4 van werkzaamheden als bedoeld in Omgevingsvergunning; hiertoe behoren niet werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek met als enig doel het doen van archeologisch onderzoek; b. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; hiertoe behoren bij landbouwkundig gebruik: grondbewerkingen tot een diepte van 0,30 m onder maaiveld; niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,10 m onder de bouwvoor en het aanbrengen van drainage, met uitzondering van het aanbrengen van drainage in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'; hiertoe behoren niet: diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,30 m beneden maaiveld, afvrager dieper dan 0,30 m beneden maaiveld, egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, aanleggen of vergraven van sloten en het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

c. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet; e. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd, door burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau- onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

Overleg provinciaal archeoloog

Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 4 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.

Strijd met de bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

48.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming ' Waarde - Archeologie 4 ' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

artikel 49 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

49.1 Bestemmingsomschrijving

55 De voor 'artikel 49 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

49.2 Bouwregels

Op de voor 'artikel Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 500 m²; b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en Burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

49.3 Afwijken van de bouwregels

Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 49.2 Bouwregels,49.2 Bouwregels en kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Afwijkingskader

Een in lid 48.3, Afwijken genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat. Indien uit het in lid 48.3, Afwijken genoemde onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Overleg Provinciaal Archeoloog

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren Burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op de Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie.

49.4 Specifieke gebruiksregels

Strijd met de bestemming

Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

a. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.

49.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Omgevingvergunning

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

a. grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m; b. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, kilveren van grond; c. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd; d. het aanbrengen van drainage in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'.

Uitzondering

Het bepaalde in Omgevingvergunning is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

a. in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige op basis van een door Burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen; b. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; hiertoe behoren bij landbouwkundig gebruik: 1. grondbewerkingen tot een diepte van 0,30 m onder maaiveld; 2. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,10 m onder de bouwvoor 3. het aanbrengen van drainage, met uitzondering van het aanbrengen van drainage in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'; hiertoe behoren niet:

• diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,30 m beneden maaiveld; • afgraven dieper dan 0,30 m beneden maaiveld; • egaliseren van natuurlijk reliëf; • ontginnen; • aanleggen of vergraven van sloten en het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

c. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet; e. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd, door Burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau- onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en Burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

56 Overleg Provinciaal Archeoloog

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren Burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op de Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie.

49.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

artikel 50 Waarde - Beschermd dorpsgezicht Benneveld

50.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Benneveld’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 4 oktober 1991 van het Rijk en opgenomen in bijlage 11 bij deze regels, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.

Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:

• de open ruimtes, zoals de brink, de esgronden en de open ruimtes tussen de bestaande bebouwing; • het grondgebruik rond de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen; • de karakteristieke beplantingsstructuur bestaande uit (zware) bomen op de brink en vaak onregelmatig verspreid langs de wegen op de erven en op en rondom de huisweiden; • het materiaalgebruik van de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen, de op de erven staande schuren en de erfverharding. Karakteristiek zijn met name de met stro bedekte daken en de hier en daar nog voorkomende veldkeienverharding op de erven; • de hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en situering van de boerderijen op de erven; • de ligging van erven ten opzichte van elkaar en het daarmee samenhangende patroon van wegen.

Met het oog hierop dient het volgende in acht te worden genomen:

• de situering, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en het aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing dienen te worden gehandhaafd; • de inrichting van het openbaar gebied dient passend te zijn binnen het dorpsgezicht; • de karakteristieke beplantingsstructuur van het esdorp dient te worden gehandhaafd; • de agrarische functies dienen zoveel mogelijk te worden gehandhaafd.

50.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de in lid 50.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

• het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,30 m, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage; • het aanbrengen of rooien van bomen en houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd; • het aanleggen, verleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, inritten en toegangspaden naar woningen en grondgebonden agrarische bedrijven; • het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; • het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen; • het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van de verbetering van de grasmat; • het aanbrengen en verwijderen van funderingen; • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.

b. De in lid 50.2, sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:

• werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn; • werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c. De in lid 50.2, sub a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 50.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden van Benneveld.

artikel 51 Waarde - Beschermd dorpsgezicht Gees

51.1 Bestemmingsomschrijving

De op de toetsingskaart voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Gees' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aldaar aanwezige natuurwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 12 juli 1967 van de Ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en opgenomen in bijlage 12 bij deze regels, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.

Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:

• de open ruimtes, zoals de brink, de esgronden en de open ruimtes tussen de bestaande bebouwing; • het grondgebruik rond de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen; • de karakteristieke beplantingsstructuur bestaande uit (zware) bomen op de brink en vaak onregelmatig verspreid langs de wegen op de erven en op en rondom de huisweiden; • het materiaalgebruik van de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen, de op de erven staande schuren en de erfverharding. Karakteristiek zijn met name de met stro bedekte daken en de hier en daar nog voorkomende veldkeienverharding op de erven; • de hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en situering van de boerderijen op de erven; • de ligging van erven ten opzichte van elkaar en het daarmee samenhangende patroon van wegen.

Met het oog hierop dient het volgende in acht te worden genomen:

57 • de situering, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en het aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing dienen te worden gehandhaafd; • de inrichting van het openbaar gebied dient passend te zijn binnen het dorpsgezicht; • de karakteristieke beplantingsstructuur van het esdorp dient te worden gehandhaafd; • de agrarische functies dienen zoveel mogelijk te worden gehandhaafd.

51.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning binnen de in lid 51.1 van dit artikel bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,30 m, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage; 2. het aanbrengen of rooien van bomen en houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd; 3. het aanleggen, verleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, inritten en toegangspaden naar woningen en grondgebonden agrarische bedrijven; 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; 5. het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen; 6. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van de verbetering van de grasmat; 7. het aanbrengen en verwijderen van funderingen; 8. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.

b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor:

1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn; 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c. De onder a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 51.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden van Gees.

artikel 52 Waarde - Beschermd dorpsgezicht Oud Aalden

52.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht Oud Aalden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 13 maart 1969 van de Ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en opgenomen in bijlage 13, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.

Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:

• de open ruimtes, zoals de brink, de esgronden en de open ruimtes tussen de bebouwing; • het grondgebruik rond de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen; • de karakteristieke beplantingsstructuur, bestaande uit (zware) bomen op de brink en vaak onregelmatig verspreid langs de wegen op de erven en op en rondom de huisweiden; • het materiaalgebruik van de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen, de op de erven staande schuren en de erfverharding. Karakteristiek zijn met name de met stro bedekte daken en de hier en daar nog voorkomende veldkeienverharding op de erven; • de hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en situering van de boerderijen op de erven; • de ligging van erven ten opzichte van elkaar en het daarmee samenhangende patroon van wegen.

52.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning binnen de in lid 52.1 van dit artikel bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage; 2. het aanbrengen of rooien van bomen en houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd; 3. het aanleggen, verleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, inritten en toegangspaden naar woningen en grondgebonden agrarische bedrijven; 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; 5. het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen; 6. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van de verbetering van de grasmat; 7. het aanbrengen en verwijderen van funderingen; 8. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.

b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor:

1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn; 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c. De onder a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 52.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden van Oud-Aalden.

artikel 53 Waarde - Beschermd stadsgezicht Coevorden

53.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht Coevorden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen cultuurhistorische, stedenbouwkundige en situationele waarden, zoals verwoord in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit d.d. 21 juli 2007 tot beschermd stadsgezicht Coevorden Centrum noord en zoals opgenomen in bijlage 14, met dien verstande dat de doeleinden van natuurlijke en cultuurhistorische waarden worden nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:

a. historisch-ruimtelijke karakteristieke structuur met bebouwing en karakteristieke open ruimte.

Met het oog hierop dienen de volgende regels in acht te worden genomen.

58 Groenvoorzieningen – gracht

Gestreefd wordt naar handhaving en versterking van cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals blijkt uit de volgende elementen:

a. De laanbeplanting langs de Van Heutszsingel, de Burgemeester Van der Lelysingel, het Van Heutszpark en de Meindert van der Thijnensingel dient te worden gehandhaafd; b. De waardevolle beplanting langs de zuidoever van de gracht dient te worden gehandhaafd; c. In het Van Heutszpark dient de verhouding tussen beplanting en open gebied te worden gehandhaafd, waardoor fraaie doorzichten gehandhaafd blijven. Tevens dienen in het park de gebouwde elementen, zoals de tunnel en het Van Heutszmonument en de Oranjebank te worden gehandhaafd. Hetzelfde geldt voor de bestaande hoogteverschillen en het padenbeloop; d. Handhaving van de gracht als open water en zijn karakteristieke beloop; e. In het park ten noorden van de gracht dienen de laanbeplanting, het pad langs de oever en het open karakter van het park te worden gehandhaafd; f. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - open ruimte’ dient het doorzicht over de gracht te worden gehandhaafd.

Bebouwing

Gestreefd wordt naar het handhaven (en waar mogelijk versterken) van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals blijkt uit de waardevolle bebouwingspatronen en het behouden van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’. Dit houdt in:

a. Het handhaven van de naar de weg gekeerde bouwgrens waarin woningen moeten worden gebouwd. b. Het handhaven van de bestaande ruimte tussen de panden of, wanneer woningen aaneen zijn gebouwd, het ritme dat wordt gevormd door de individuele panden. c. Het handhaven van de bestaande goothoogte, bouwhoogte en de kapvorm van de panden. d. Het handhaven van de bestaande detaillering van panden (kozijnen, materiaalgebruik, kleurgebruik). e. Waardevolle erfafscheidingen dienen te worden gehandhaafd en waar mogelijk te worden verbeterd.

Toetsingskader

Als toetsingscriteria voor het toelaten van nieuwe ontwikkelingen geldt dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.

53.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien hierdoor kan worden voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden zoals opgenomen in 53.1, nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

53.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,3 m, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, het aanbrengen en verwijderen van funderingen; b. het vellen of rooien van bomen en andere opgaande beplanting; c. het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande beplanting; d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies; e. het aanleggen van wandel- en fietspaden; f. het aanbrengen van verhardingen op paden en wegen; g. het slopen van bouwwerken.

Uitzondering

De onder Omgevingsvergunning bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Toetsingskader

a. De omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien door het verlenen van de vergunning onevenredige afbreuk zou worden gedaan aan de in 53.1 omschreven specifieke ruimtelijkhistorische karakteristieke structuur; b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de provinciale Monumentencommissie.

artikel 54 Waarde - Cultuurhistorie

54.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor:

a. de opbouw, het behoud en het herstel en waar mogelijk versterking van de algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals beschreven in bijlage 1.

54.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van de opbouw, het behoud en het herstel en waar mogelijk versterking van de algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarden, door middel van het overleggen van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan.

54.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanleggen, verbreden en/of dempen van sloten, watergangen en/of waterpartijen; b. het aanbrengen, verleggen en/of verbreden van paden en wegen; c. het vellen of rooien van bomen en andere opgaande beplanting; d. het aanleggen van landschapselementen;

59 e. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/of diepploegen; f. het afvlakken of verwijderen van reliëf; g. het scheuren en/of frezen van grasland ten behoeve van graslandverbetering; h. het aanleggen, verwijderen en /of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en bijbehorende voorzieningen; i. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen; j. slopen van gebouwen, bouwwerken en/of funderingen.

Uitzondering

Het bepaalde in Omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen; b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden voor verharding van tuinen tot maximaal 1/3 van de tuin, na aftrek van de oppervlakte van de aanwezige bebouwing, en waarbij de voortuin, het tuingedeelte voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan, voor maximaal 50% mag worden verhard. Deze verharding ten behoeve van paden, terrassen, parkeerplaatsen en inritten, mag bestaan uit zowel volledige verharding als halfverharding.

Toetsingscriteria

burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder 54.3 indien:

a. er geen aantasting plaatsvindt van de van de algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarden; b. de omgevingsvergunning niet zal leiden tot een verstoring van de algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarden, alsmede het ensemble van de gebouwde en ongebouwde ruimte;

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld onder de in lid 54.3, onder Omgevingsvergunning vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke kwaliteit.

artikel 55 Waarde - Karakteristiek object

55.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Karakteristiek object' aangewezen gronden en/of objecten zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aldaar aanwezige karakteristieke gebouwen, bouwwerken en/of objecten.

55.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Vergunningsplicht

Het is pas toegestaan om een bouwwerk (deels) te slopen indien van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verkregen. Dit ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

Verlenen van de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 55.2, onder Vergunningsplicht genoemde werken en werkzaamheden:

a. onoverkomelijk zijn vanuit (bouw)veiligheid en/of; b. de (gedeeltelijke) sloop niet zorgt voor wezenlijke aantasting van de karakteristieke waarde; c. en indien het een bouwwerk betreft dat in Bijlage 1 is aangeduid met "BK" dient een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd te zijn.

Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het (gedeeltelijk) slopen van een bouwwerk goed te kunnen beoordelen is een motivatie nodig waarom deze sloop gewenst is en waarom dit verantwoord is ten opzichte van de karakteristieke waarden welke verloren gaan.

Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het verbouwen en / of uitbreiden van een bouwwerk kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

Uitzondering

Van de vergunningplicht als omschreven de in lid 55.2, onder Vergunningsplicht is normaal onderhoudswerk uitgezonderd.

55.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Vergunningsplicht

Het is pas toegestaan om bodemingrepen uit te voeren indien van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verkregen. Dit ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

Verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend indien is gebleken dat de in lid 55.3, onder Vergunningsplicht genoemde bodemingrepen:

a. onoverkomelijk zijn vanuit (bouw)veiligheid; b. niet zorgen voor wezenlijke aantasting van de karakteristieke waarde c. en indien het een bouwwerk betreft dat in Bijlage 1 is aangeduid met "BK" dient een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd te zijn.

60 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen is een motivatie nodig waarom het uitvoeren van de bodemingreep gewenst is en dit verantwoord is ten opzichte van de cultuurhistorische waarden die verloren gaan.

Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden en het verbouwen en / of uitbreiden van een bouwwerk kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

Uitzondering

Van de vergunningplicht als omschreven in lid 55.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, onder Vergunningsplichtis normaal onderhoudswerk uitgezonderd.

55.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

• de gebieden waar de dubbelbestemming als genoemd in lid 55.2, onder Vergunningsplicht en lid 55.3, onder Vergunningsplicht te veranderen en / of te verwijderen indien dat op basis van nader verkregen (cultuurhistorische) kennis wenselijk is.

61 hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

artikel 56 Anti-dubbeltelregel

56.1 Grond

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

56.2 Bedrijfswoning

Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een (agrarische) bedrijfswoning worden mede in aanmerking genomen bestaande woningen welke als (agrarische) bedrijfswoning zijn gebouwd of als zodanig in gebruik zijn geweest. Dus ook woningen die ten gevolge van verkoop, verhuur, bedrijfssplitsing of andere transacties niet meer als (agrarische) bedrijfswoning fungeren, worden beschouwd als (agrarische) bedrijfswoning.

artikel 57 Algemene bouwregels

57.1 Beeldbepalend object ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend object' dient - in afwijking in zoverre van het vorenstaande - de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling te worden gehandhaafd.

artikel 58 Algemene gebruiksregels

58.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor vrij kamperen of een andere vorm van verblijfsrecreatie; c. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfastvoorziening; d. het gebruik of laten gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken en (vrijstaande) bedrijfsgebouwen voor zelfstandige, tijdeljike en/of permanente bewoning; e. het gebruik of laten gebruiken van een bedrijfswoning voor reguliere bewoning; f. het gebruik of laten gebruiken van gebouwen en/of bouwwerken voor (tijdelijke of permanente) huisvesting van arbeidsmigranten; g. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor een paardrijbak, met uitzondering van gronden met de bestemmingen 'Agrarisch - paardenhouderij' en 'Sport - Manege', danwel de aanduiding ‘Agrarisch – paardenhouderij’; h. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor opslag en stalling van de te verhandelen goederen, zoals hout, bouwmaterialen en grondstoffen; i. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, met uitzondering van de opslag die is toegestaan in de bestemmingsomschrijving of in de branche gebruikelijk is bij de in de bestemmingsomschrijving genoemde activiteit; j. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen; k. het niet (volledig) aanleggen van erfbeplanting die conform een erfinrichtingsplan, zoals voorgeschreven in (of gebaseerd op) een omgevingsvergunning, bestemmingsplan of andere planologische maatregel, moet worden aangelegd; l. het vellen van de erfbeplanting die is aangelegd conform een erfinrichtingsplan of van beplanting die de functie van afschermende beplanting en/of landschappelijke inpassing vervult; m. het wijzigen of verplaatsen van houtsingels of andere landschappelijke inpassingselementen zonder een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan.

58.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

a. het gebruik van een (bedrijfs)woning en daarbij behorende bouwwerken voor een aan huis gebonden beroep en bedrijf:; b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan. Met uitzondering van de gronden met de bestemming 'Groen - Stadspark'; c. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening zijn toegestaan, voor zover daarvoor een vergunning als bedoeld in die verordening is verleend. d. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:

1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is; 2. hoogspanningsleidingen; 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;

e. het gebruiken van bestaande datacommunicatiemasten voor datacommunicatie;

artikel 59 Algemene aanduidingsregels

59.1 Gebiedsaanduiding - Beeldkwaliteit en inpassing

aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' gelden nadere eisen met betrekking tot beeldkwaliteit en stedenbouwkundige randvoorwaarden en (landschappelijke) inpassing van bouwwerken en erfinrichting. Deze nadere eisen hebben zowel betrekking op het bouwen op het gebruiken van de gronden als op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden..

bouwregels

Aanvullend op de geldende bouw- en gebruiksregels zoals opgenomen in de (dubbelbestemmingen) gelden voor het bouwen van bouwwerken en het gebruiken, in gebruik nemen en laten gebruiken van de gronden binnen de (dubbel)bestemmingen de navolgende regels:

a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 1' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 1 bij deze regels, het Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe; 2. bijlage 3 bij deze regels, Erratum Beeldkwaliteitsplan Aalden-Aelderhooghe; b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 2' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 4 bij deze regels, het Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-Sleen; c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 3' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:

62 1. bijlage 5 bij de regels, het Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-Sleen; d. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 4' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 10 bij de regels, de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Nieuwe Krim 8-10, Nieuwe Krim; e. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 5' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 9 bij de regels, de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen; f. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 6' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 7 bij de regels, de Stedenbouwkundige randvoorwaarden voormalige Parkschool-Coevorden; g. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 7' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 8 bij de regels, het Beeldkwaliteitsplan historische kern Coevorden; h. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 8' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 19 bij de regels, de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Almaatsweg naast nr.13, Benneveld; i. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 9' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 15 bij de regels, het Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase A; j. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 10' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 16 bij de regels, het Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase B en C; k. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 11' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 6 bij de regels, de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-Sleen; l. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 12' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 17 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Havenstraat tussen 22 en 23, Schoonoord; m. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 13' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 2 bij de regels, het Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II n. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing – zone 14' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bijlage 20 bij de regels, het Masterplan Holwert-Zuid; o. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing - zone 15' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in: 1. bij de regels, het Beeldkwaliteitsplan Jongbloed.

Voorwaardelijke bepalingen beeldkwaliteit

a. Een nieuw te realiseren bouwwerk ter plaatse van enige aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' mag uitsluitend gebouwd worden onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in het voor dat gebied van toepassing zijnde beeldkwaliteitplan, stedenbouwkundige voorwaarden of inpassingsplan; b. Een nieuw te realiseren bouwwerk en nieuw te gebruiken gronden en de daarbij behorende overige bouwwerken en voorzieningen mogen uitsluitend in gebruik worden genomen onder de voorwaarde dat: 1. de vastgelegde landschappelijke inpassing aangelegd wordt conform het geldende beeldkwaliteitsplan, binnen 1 jaar na gereedkoming van het hoofdgebouw, en 2. de vastgelegde landschappelijke inpassing in stand wordt gehouden conform het geldende beeldkwaliteitsplan.

Aanvullend toetsingskader voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

a. In aanvulling op de regels van de onderliggende (dubbel)bestemming(en) van de gronden geldt dat, in het geval dat op grond van de onderliggende (dubbel)bestemming(en) een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist, deze omgevingsvergunning: b. Door burgemeester en wethouders wordt geweigerd indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de vastgelegde beeldkwaliteit van het betreffende gebied, zoals opgenomen in het betreffende beeldkwaliteitsplan, de betreffende stedenbouwkundige voorwaarden of het betreffende inpassingsplan, zoals opgenomen in de betreffende bijlage bij deze regels; c. Door burgemeester en wethouders wordt verleend indien invulling wordt gegeven aan de vastgelegde beeldkwaliteit van het betreffende gebied, zoals opgenomen in het betreffende beeldkwaliteitsplan, de betreffende stedenbouwkundige voorwaarden of het betreffende inpassingsplan, zoals opgenomen in de betreffende bijlage bij deze regels; d. Door burgemeester en wethouders kan worden verleend indien middels een alternatief en door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan invulling wordt gegeven aan de gewenste beeldkwaliteit van het betreffende gebied, onder de volgende voorwaarden: 1. De omgevingsvergunning wordt voorzien van nadere voorschriften door middel van het opnemen van voorwaardelijke bepalingen in de omgevingsvergunning, direct gekoppeld aan het alternatieve en goedgekeurde inrichtingsplan; 2. Deze alternatieve invulling kan slechts betrekking hebben op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en niet op bouwwerken.

59.2 Geluidzone - industrie

aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geldt dat die gronden - naast de aangewezen (dubbel)bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor een industrieterrein.

bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd.

afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 59.2 onder bouwregels en de bouw van nieuwe geluidgevoelige objecten worden toegestaan, mits de bestemmingsregels dit toelaten en de geluidsbeslasting op de gevels van de nieuwe geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van bouwwerken voor een doelmatige akoestische afscherming ten behoeve van de bescherming van de beschikbare geluidsruimte.

wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding ‘Geluidszone – industrie’ wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in feitelijk gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

59.3 Milieuzone - geluidsgevoelige functie

aanduidingsomschrijving

63 Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - geluidsgevoelige functie zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van geluidhinderveroorzakende activiteiten.

bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, zijn geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en bouwwerken toegestaan.

ontheffing van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in bouwregels voor het bouwen van nieuwe woningen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits de geluidhinder veroorzakende activiteiten van het geluidhinder veroorzakende object feitelijk zijn geëindigd en het niet langer mogelijk dan wel toegestaan is om ter plaatse geluidhinderveroorzakende activiteiten uit te voeren.

wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van en met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de aanduidingen 'milieuzone - geluidsgevoelige functie' te verwijderen indien de geluidhinderveroorzakende activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd.

59.4 Milieuzone - geurzone

Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - geurzone zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van het geurhinderveroorzakend object.

Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, zijn geen nieuwe geurgevoelige objecten toegestaan.

Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Bouwregels voor het bouwen van nieuwe woningen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits de geurhinderveroorzakende activiteiten van het geurhinderveroorzakende object feitelijk zijn geëindigd en het niet langer mogelijk dan wel toegestaan is om ter plaatse geurhinderveroorzakende activiteiten uit te voeren.

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van en met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de aanduidingen 'milieuzone - geurzone' te verwijderen indien de geurhinderveroorzakende activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd.

59.5 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt dat die gronden - naast de aangewezen (dubbel)bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en voor de waterhuishouding, met daarbijbehorende bouwwerken.

wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in het feitelijk gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

59.6 Veiligheidszone - Bedrijf

Aanduidingsomschrijving

a. De voor 'veiligheidszone - bedrijf' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van de vestiging van kwetsbaar objecten. b. Gebouwen en/of terreinen mogen niet worden gebruikt als een kwetsbaar object. c. In afwijking van het bepaalde onder a en b mag bestaand gebruik worden voortgezet. d. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in b en toestaan dat gebouwen en/of terreinen worden gebruikt als een kwetsbaar object binnen de als 'veiligheidszone - bedrijf' aangeduide gronden, mits vooraf een positief advies is afgegeven door de regionale brandweer.

Uitzondering

In afwijking van het bepaalde onder Aanduidingsomschrijving mag het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken worden voortgezet.

Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Aanduidingsomschrijving onder b en worden toegestaan dat gebouwen en/of terreinen worden gebruikt als een kwetsbaar object binnen de als 'Veiligheidszone - bedrijf' aangeduide gronden, mits vooraf een positief advies is afgegeven door de regionale brandweer.

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

59.7 Veiligheidszone - lpg

Aanduidingsomschrijving

64 De voor 'Veiligheidszone - lpg' aangewezen gronden zijn, naast de aangewezen (dubbel)bestemming(en), mede aangewezen zijn voor:

a. de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige lpg-installatie.

Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting waartoe ook het vulpunt lpg behoort.

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' wijzigen of verwijden in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in het feitelijk gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat.

59.8 Vrijwaringszone - laagvliegroute

aanduidingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - laagvliegroute' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezegn (dubbel)bestemming(en), mede aangewezen voor:

a. de instandhouding van een laagvliegroute.

bouwregels

Er mogen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht met een bouwhoogte van meer dan 40 meter.

59.9 Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen

Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

a. Binnen een afstand tot 100 meter vanaf de molen mag niet gebouwd worden; b. Op een afstand van 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 4,30 meter, of de bestaande bouwhoogte; 1. Voor het gebied vanaf 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: Maximale bouwhoogte (in meters) = (afstand tot de molen (in meters) : 50) + 2,30 meter c. het bepaalde in de sub a. b. en c. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

a. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van de in de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;

Uitzonderingen

Het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning; c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaand.

Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in Afwijken van de bouwregels en Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien:

a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarden van de molen als landschapselement, of; b. door het stellen van voorwaarden in de omgevingsvergunning waardoor voldoende tegemoet gekomen wordt aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarden van de molen als landschapselement; c. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning vragen burgemeester en wethouders advies bij de beheerder van de molen.

59.10 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden

Aanduidingsomschrijving

65 Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

a. Binnen een afstand tot 150 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 6,20 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; b. Op een afstand van 150 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 6,30 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; c. Voor het gebied vanaf 150 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: Maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 3,03 d. het bepaalde onder a. en c. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

a. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van de in de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger de de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;

Uitzonderingen het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning; c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaand.

Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

59.11 Vrijwaringszone - molenbiotoop , Dalen

Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 59.11 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bente, Dalen geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bente, Dalen dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

a. Binnen een afstand tot 100 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 4,15 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; b. Op een afstand van 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 5,03 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; c. Voor het gebied vanaf 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: Maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 3,03 d. het bepaalde in de sub a. b. en c. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bente, Dalen de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

a. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van de in de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger de de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;

Uitzonderingen het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

66 a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning; c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaand.

Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

59.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen

Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 59.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 59.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

a. Binnen een afstand tot 130 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 6,30 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; b. Op een afstand van 130 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 6,32 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; c. Voor het gebied vanaf 130 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: Maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 3,72 d. het bepaalde in de sub a. b. en c. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de Bouwregels sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

a. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van de in de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger de de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;

Uitzonderingen het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning; c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaand..

Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

59.13 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum

Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

a. Binnen een afstand tot 130 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 6,30 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; b. Op een afstand van 130 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 6,32 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; c. Voor het gebied vanaf 130 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: Maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 3,72 d. het bepaalde in de sub a. b. en c. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

Afwijken van de bouwregels

67 Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

a. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van de in de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger de de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;

Uitzonderingen het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning; c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaand.

Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

59.14 Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol, Dalen

Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol, Dalen geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol, Dalen dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

a. Binnen een afstand tot 100 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 3,20 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; b. Op een afstand van 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 4,65 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; c. Voor het gebied vanaf 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: Maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 2,65 d. het bepaalde in de sub a. en b. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 59.13 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

a. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van de in de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger de de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;

Uitzonderingen het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.

Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

59.15 Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden

Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

Bouwregels

68 In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

a. Binnen een afstand tot 100 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 3,10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; b. Op een afstand van 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 4,70 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is; c. Voor het gebied vanaf 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: Maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 2,70 d. het bepaalde in de sub a. en b. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

a. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van de in de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken; c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger de de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;

Uitzonderingen het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning; c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaand..

Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

artikel 60 Algemene afwijkingsregels

60.1 Algemeen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

a. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; b. het bepaalde in het plan voor het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, kunstobjecten, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen en gebouwtjes van openbaar nut, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt; c. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten tot een hoogte van niet meer dan 40 meter; d. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in de bestaande situatie, gerealiseerd op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning voor bouwen (met een afwijking) reeds afwijkt; e. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, de opgenomen aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot de perceelgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwvlakgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en/of percentages; f. het bepaalde in het plan voor het realiseren van (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten, bergbezinkbassins en vergelijkbare rioleringswerken, tot een maximale oppervlakte van 500 m².

60.2 Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruiken van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing voor de functies wonen, bedrijf, recreatie en zorg, mits:

a. de functie/activiteiten uitsluitend worden uitgeoefend in combinatie met de woonfunctie; b. de functie/activiteiten uitsluitend plaatsvinden binnen de (bestaande) gebouwen; c. er voldoende parkeercapaciteit op het erf aanwezig is. d. de functie/activiteiten geen betrekking hebben op de (tijdelijke of permanente) huisvesting van arbeidsmigranten; e. De functie/activiteiten niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige toename van: 1. van het aantal verkeersbewegingen en/of; 2. een dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend; f. de nieuwe functie/activiteiten niet conflicteert met de in de Omgevingsvisie Drenthe genoemde kernkwaliteiten van natuur, landschap, stilte en duisternis, aardkundig waardevol gebied, archeologie, cultuurhistorie of milieu- en leefomgevingskwaliteit; g. alleen ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 18 worden uitgeoefend; h. het onbebouwde erf niet voor (statische en/of productiegebonden) opslag van goederen, materieel, materialen en/of het stallen van voertuigen/machines wordt gebruikt.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

69 60.3 Woonruimte in bestaande bebouwing

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het verwezenlijken van woonruimte in bestaande bebouwing. Deze woonruimte mag niet gebruikt worden voor de (tijdelijke of permanente) huisvesting van arbeidsmigranten;

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.4 Vernieuwen, veranderen of uitbreiden van bestaande gebouwen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of uitbreiden van alle bij recht bestaande gebouwen binnen de bebouwde kom, mits:

a. de vernieuwing, verandering of uitbreiding passend is binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur; b. er een erfinrichtingsplan wordt overlegd voor zover dit ruimtelijk, landschappelijk of vanuit cultuurhistorisch perspectief relevant is; c. er voldoende parkeercapaciteit op het erf aanwezig is. d. Er hierdoor geen dusdanig zware verkeersbelasting ontstaat of wordt aangetrokken, waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend; e. er geen onevenredige hinder ontstaat voor omliggende percelen/belangen.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.5 Splitsen van een woning

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het herbouwen of verbouwen van een bestaande woning, waarbij binnen het bestaande bouwlichaam maximaal twee wooneenheden worden gecreëerd, mits:

a. er een erfinrichtingsplan wordt overlegd voor zover dit ruimtelijk, landschappelijk of vanuit cultuurhistorisch perspectief relevant is; b. indien er sprake is van waardevolle bebouwing, de cultuurhistorische, architectonische, karakteristieke en/of monumentale waarden van het bouwlichaam en eventueel omliggende gronden en bouwwerken, behouden blijft; c. er voldoende parkeercapaciteit op het erf aanwezig is. d. Er hierdoor geen dusdanig zware verkeersbelasting ontstaat of wordt aangetrokken, waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.6 Gebruik van gronden

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruik van gronden, dat het direct gevolg is van een voor een bepaalde bouwkundige situatie te verlenen omgevingsvergunning voor afwijking van de bouwregels.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.7 Kleinschalig kamperen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 58.1 onder b voor het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

a. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel of woonperceel ten minste 5.000 m² bedraagt; b. het aantal kampeermiddelen maximaal 25, niet zijnde stacaravans, bedraagt; c. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot het dichtstbijzijnde kampeerterrein of terrein voor kleinschalig kamperen ten minste 500 m bedraagt; d. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot naastgelegen woning ten minste 50 m bedraagt; e. de gronden van het kleinschalig kampeerterrein direct aansluiten aan het erf van de woning(en) van de aanvrager; f. het kleinschalig kampeerterrein alleen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van het kalenderjaar gebruikt mag worden en wordt aangetoond dat buiten deze periode het terrein leeg van kampeermiddelen is, zal zijn en gedurende deze hele periode zal blijven; g. het terrein landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter van de omgeving en opgenomen in een aangeleverd landschappelijk inpassingsplan; h. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van: 1. de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan; 2. de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan; 3. de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving; i. de eventueel te realiseren, te bouwen of te verbouwen voorzieningen op het kampeerterrein of aangrenzende gronden alleen worden gebruikt voor een natweeronderkomen en uitsluitend voor eigen kampeergasten; j. de te realiseren voorzieningen in bestaande gebouwen worden verwezenlijkt en in totaal niet meer dan 100 m² bedragen; k. het parkeren van komende en gaande bezoekers van het kleinschalig kampeerterrein geheel op eigen terrein plaatsvindt.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.8 Tijdelijk groepskamperen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 58.1 onder b voor het gebruik van gronden ten behoeve van tijdelijk groepskamperen, met dien verstande dat:

a. het tijdelijk groepskamperen alleen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van het kalenderjaar plaatsvindt en wordt aangetoond dat buiten deze periode het terrein ongebruikt is, zal zijn en gedurende deze hele periode zal blijven; b. het aantal dagen per geval van tijdelijk groepskamperen ten hoogste 10 bedraagt; c. op de betreffende gronden geen trekkershutten, chalets of stacaravans worden geplaatst; d. het parkeren van komende en gaande bezoekers van het kleinschalig kampeerterrein geheel op eigen terrein plaatsvindt; e. het terrein landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter van de omgeving en opgenomen in een aangeleverd landschappelijk inpassingsplan.

70 Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.9 Gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein, met dien verstande dat:

a. er een omgevingsvergunning is of kan worden verleend als bedoeld in 60.7 ten behoeve van het gebruik van de betreffende gronden voor verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen; b. er concreet is aangetoond dat de bestaande gebouwen op het perceel, waarin de voorzieningen voor het kleinschalig kamperen kunnen worden gerealiseerd, minder dan 50 m² bedragen en daarmee onvoldoende kunnen voorzien in de benodigde (recreatieve) voorzieningen; c. de oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen ten behoeve van (recreatieve) voorzieningen niet meer dan 50 m² per kampeerterrein bedraagt; d. de goot- en bouwhoogten aansluiten bij de bestaande bebouwing; e. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van: 1. de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan; 2. de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan; 3. de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving; f. het terrein landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter van de omgeving en opgenomen in een aangeleverd landschappelijk inpassingsplan.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.10 Bed & breakfastvoorziening

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 58.1 onder c. voor het realiseren van een bed & breakfastvoorziening, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

a. een Bed & Breakfast voorziening wordt gerealiseerd in een (bedrijfs)woning, waarvan de initiatiefnemer zelf de hoofdbewoner is;

b. de Bed & Breakfast voorziening moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie;

c. in afwijking van het bepaalde onder a. kan een bed and breakfastvoorziening ook in een bijbehorend bouwwerk bij een woning worden gerealiseerd, mits:

1. het bijbehorend bouwwerk: a. een wettelijk beschermd is als monument of b. is vermeld op de lijst met karakteristieke panden, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, of; c. vanwege zijn gaafheid het behouden waard is en het naar de agrarische functie die het in het verleden gehad heeft verwijst, of d. beeldbepalend is en bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving, of e. op de cultuurhistorische waardenkaart is aangeduid als gebouw met cultuurhistorische waarde; 2. er geen sprake is van een permanente woonsituatie, dat wil zeggen dat het bijbehorend bouwwerk niet alle voorzieningen mag bevatten die nodig zijn c.q. gebruikelijk zijn voor zelfstandige bewoning. Daarbij is de afwezigheid van een afzonderlijke entree of van afzonderlijke nutsvoorzieningen niet van belang. Uit een door aanvrager over te leggen inrichtingstekening moet expliciet blijken dat er sprake is van een bed & breakfastvoorziening; d. het parkeren ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening moet op eigen terrein plaatsvinden; e. aan de brandveiligheidseisen zoals die in de bouwverordening en het Bouwbesluit zijn opgenomen moet worden voldaan;

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.11 Paardrijbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 56.1 onder f. voor een paardrijbak, indien en voorzover:

a. een minimale afstand van 30 m wordt aangehouden tot (bedrijfs)woningen van derden; b. de locatie van de paardrijbak is gelegen: 1. achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan; 2. bij de overige bestemmingen: binnen het bestemmingsvlak van de (bedrijfs)woning van de aanvrager, achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;

c. de totale oppervlakte van de paardrijbak niet meer bedraagt dan 800 m2; d. de bouwhoogte van de afrastering/omheining, bij voorkeur uitgevoerd middels houten hekwerk of linten in gedekte kleuren die harmoniëren met de natuurlijke omgeving, niet meer bedraagt dan 1,50 m; e. maximaal 4 verlichtingspalen worden geplaatst met een maximale bouwhoogte van 6 m, in gedekte kleuren en zodanig uitgevoerd dat lichtoverlast voor de omgeving wordt voorkomen; f. maatregelen worden getroffen ter voorkoming van stofoverlast voor de omgeving.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.12 Herschikking bebouwing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen voor het herschikken van de aanwezige bebouwing, indien en voor zover:

a. de bestaande bebouwingsomvang meer dan 250 m2 maar niet meer dan 500 m2 bedraagt; b. het bebouwingsoppervlak in totaal niet toeneemt; c. de ruimtelijke samenhang op het perceel verbetert; d. de bouwmassa van een bijbehorend bouwwerk de bouwmassa van het hoofdgebouw niet overheerst; e. indien sprake is van beeldbepalende of anderzins cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, de hoofdvorm van deze bebouwing gehandhaafd blijft; f. nabijgelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.13 Onderzoeksverplichting bij afwijkingen

a. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning bij een afwijking als bedoeld onder 59.2 tot en met 59.12 gepaard gaat met, door het bevoegd gezag nader te bepalen en door belanghebbende uit te voeren, onderzoeken, die de ruimtelijke kwaliteit van het (bouw)project waarborgen.

71 b. Burgemeester en wethouders beslissen, op basis van de resultaten van de onder a genoemde onderzoeken, over de aanvaardbaarheid van de gevraagde en te verlenen omgevingsvergunning.

60.14 Algemeen toetsingskader voor afwijkingen - milieuaspecten

Burgemeester en wethouders weigeren een omgevingsvergunning voor een afwijking als bedoeld onder 59.2 tot en met 59.12 indien omliggende (agrarische) bedrijven door de afwijking, op basis van de milieuaspecten bodem, externe veiligheid, geluid, stof, geur en/of hindercirkels van desbetreffende bedrijven, in hun (toekomstige) bedrijfsvoering worden beperkt en/of belemmerd.

artikel 61 Algemene wijzigingsregels

61.1 Wijzigingsbevoegdheid Citadelpunt

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid Citadelpunt’ de bestemmingen 'Centrum', 'Groen' en 'Verkeer' worden gewijzigd voor wat betreft bestemmings- en bouwvlak(ken). Hierbij geldende de volgende voorwaarden;

a. Ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid Citadelpunt' mogen de bestemmingen 'Groen' en ‘Verkeer’ worden gewijzigd in de bestemming 'Centrum' en de regels van die bestemming b. De regels van de bestemming ‘Centrum’ zijn van overeenkomstige toepassing; c. In afwijking van sub 2 mag de wijziging voorzien in een afwijkende goot- en bouwhoogte voor het wijzigingsgebied, dan wel een regeling voor een afwijkende goot- en bouwhoogte binnen het wijzigingsgebied; d. De wijziging mag alleen worden vastgesteld indien deze voorziet in: 1. de realisatie van niet meer dan 16 nieuwe woningen/wooneenheden, daaronder niet begrepen reeds bestande woningen/wooneenheden binnen het wijzigingsgebied; 2. de realisatie van niet meer dan 1400 m2 nieuw bvo aan commerciële ruimten met een centrumfunctie;

61.2 Wijzigingsbevoegdheid Molenakkers II

Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

a. Ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsgebied Molenakkers' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' gewijzigd mag worden in de bestemming 'Woongebied - Molenakkers II' en de regels van die bestemming overeenkomstig van toepassing zijn, op voorwaarde dat:

1. het gezamenlijke aantal woonhuizen ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsgebied Molenakkers' en in de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' niet meer bedraagt dan 30; 2. woonhuizen vrijstaand, twee-aaneen of in een rij aaneen gebouwd kunnen worden; 3. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m; 4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 9 m;

b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wijzigen of verwijderen indien archeologisch onderzoek daartoe aanleiding geeft.

Afwegingskader

61.3 Wijzigingsbevoegdheid locatie Aardappelmeelfabriek

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid locatie Aardappelmeelfabriek' de bestemmingen 'Groen' wordt gewijzigd voor wat betreft bestemmings- en bouwvlak(ken). Hierbij geldende de volgende voorwaarden;

a. Ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid locatie Aardappelmeelfabriek mag de bestemming 'Groen' en worden gewijzigd in de bestemmingartikel 25 Maatschappelijk en/ of artikel 18 Centrum (in de vorm van kantoor- en praktijkruimten); b. De regels van de bestemmingen 'artikel 25 Maatschappelijk' en ‘Centrum’ zijn van overeenkomstige toepassing;

61.4 Wijzigingsbevoegdheid Dorpsstraat 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid' Dorpsstraat 5 ' de bestemmingen artikel 7 Bedrijf wordt gewijzigd voor wat betreft bestemmings- en bouwvlak(ken). Hierbij geldende de volgende voorwaarden;

a. Ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsbevoegd Dorpsstraat 5' mag de bestemming 'artikel 7 Bedrijf worden gewijzigd in de bestemming artikel 38 Wonen; b. De regels van de bestemming artikel 38 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing; c. Het aantal woningen bedraagt ten hoogste 2; d. De woningen worden vrijstaand gebouwd.

61.5 Wijziging Beeldkwaliteitsplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de geldende beeldkwaliteitsplannen, zoals opgenomen in bijlage 1 tot en met bijlage 17 evenals bijlage 19 en bijlage 20 van deze regels worden aangepast. Hierbij geldende de volgende voorwaarden:

a. Waar in dit artikel wordt gesproken van een beeldkwaliteitsplan heeft dit betrekking op beeldkwaliteitsplannen, stedenbouwkundige randvoorwaarden, inpassingsplannen en andere documenten waarin kwalitatieve uitgangspunten en richtlijnen ten aanzien van de fysieke leefomgeving zijn verwoord.; b. Deze bevoegdheid heeft ook betrekking op het omzetten van bestaande beeldkwaliteitsplannen, stedenbouwkundige randvoorwaarden en inpassingsplannen in een ander documentvorm waarin kwalitatieve uitgangspunten en richtlijnen ten aanzien van de fysieke leefomgeving zijn verwoord. Een beeldkwaliteitsplan kan bijvoorbeeld een set met stedenbouwkundige voorwaarden worden of andersom. c. Onder aanpassing van het beeldkwaliteitsplan wordt mede verstaan: 1. Het aanpassen van het aanduidingsgebied voor een beeldkwaliteitsplan; 2. Het toevoegen van een nieuw aanduidingsgebied met een nieuw beeldkwaliteitsplan; 3. Het verwijderen van een aanduidingsgebied voor een beeldkwaliteitplan; d. Alvorens het wijzigingsbesluit kan worden genomen heeft de gemeenteraad het beeldkwaliteitsplan vastgesteld en dit besluit openbaar kenbaar gemaakt.

61.6 Wijziging Archeologische waarden

72 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', ‘Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' en/of 'Waarde – Archeologische verwachtingswaarde' (gedeeltelijk) worden verwijderd ofwel wordt opgelegd indien:

1. de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden in de bodem, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft; 2. hieraan een archeologisch onderzoek ten grondslag ligt; 3. er een positief advies tot aanpassing van de archeologische waarden en vrijgave van de gronden is afgegeven door de provinciaal archeoloog; 4. het bevoegde gezag heeft besloten tot vrijgave van de gronden als bedoeld in de Erfgoedwet.

61.7 Wijzigingsbevoegdheid Karakteristiek

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming ‘Waarde – Karakteristiek’ wordt verwijderd, opgelegd of veranderd indien dat op basis van nader verkregen (cultuurhistorische) kennis en onderliggend onderzoek wenselijk is.

artikel 62 Overige regels

62.1 Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; c. de ruimte tussen bouwwerken.

62.2 Parkeren

Bij het gebruiken en/of bebouwen van gronden moet te allen tijde voldaan worden aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de daarbij horende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading zoals opgenomen in. Deze eis geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

Toetsing van een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw bedoeld voor wonen of een ander soort verblijf van mensen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat ten minste wordt of zal worden voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van CROW, met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal.

Laden en lossen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor de verandering van de functie van een bouwperceel met een behoefte voor het laden en lossen van goederen bepaalt bevoegd gezag een behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen voor dat gebouw.

Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan gemotiveerd worden afgeweken van het bepaalde onder Toetsing van een omgevingsvergunning en Afwijken, indien:

a. het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of b. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien.

Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit geborgd is.

Toelaatbaarheid herbouw bij calamiteiten

Het bepaalde onder Toetsing van een omgevingsvergunning, Laden en lossen en Afwijken is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in 'Toetsing van een omgevingsvergunning' en 'Laden en lossen' indien het niet voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

73 hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

artikel 63 Overgangsrecht

63.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan; d. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar gelegen zijn binnen een dubbelbestemming Leiding - Gas of Leiding - Hoogspanning.

63.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

artikel 64 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kernen , van de gemeente Coevorden.

Behorend bij het besluit van de gemeenteraad van ......

74 BIJLAGE BIJ DE REGELS

75 bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe

76 bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II

77 bijlage 3 Erratum Beeldkwaliteitsplan Aalden-Aelderhooghe bijlage 3 Erratum Beeldkwaliteitsplan Aalden-Aelderhooghe

78 bijlage 4 Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-Sleen bijlage 4 Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-Sleen

79 bijlage 5 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-Sleen bijlage 5 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-Sleen

80 bijlage 6 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-Sleen bijlage 6 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-Sleen

81 bijlage 7 Stedenbouwkundige randvoorwaarden voormalige Parkschool-Coevorden bijlage 7 Stedenbouwkundige randvoorwaarden voormalige Parkschool-Coevorden

82 bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan historische kern Coevorden bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan historische kern Coevorden

83 bijlage 9 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen bijlage 9 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen

84 bijlage 10 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Nieuwe Krim 8-10, Nieuwe Krim bijlage 10 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Nieuwe Krim 8-10, Nieuwe Krim

85 bijlage 11 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Benneveld bijlage 11 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Benneveld

86 bijlage 12 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Gees bijlage 12 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Gees

87 bijlage 13 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Oud Aalden bijlage 13 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Oud Aalden

88 bijlage 14 Aanwijzingsbesluit beschermd stadsgezicht Coevorden bijlage 14 Aanwijzingsbesluit beschermd stadsgezicht Coevorden

89 bijlage 15 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase A bijlage 15 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase A

90 bijlage 16 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase B en C bijlage 16 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase B en C

91 bijlage 17 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Havenstraat tussen 22 en 23, Schoonoord bijlage 17 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Havenstraat tussen 22 en 23, Schoonoord

bijlage 18 Staat van bedrijven bijlage 18 Staat van bedrijven

92 bijlage 19 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Almaatsweg naast nr.13, Benneveld bijlage 19 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Almaatsweg naast nr.13, Benneveld

93 bijlage 20 Masterplan Holwert-Zuid bijlage 20 Masterplan Holwert-Zuid

94 bijlage 21 Cultuurhistorische rapportage groen en bijlage 21 Cultuurhistorische rapportage groen en

95 bijlage 22 Archeologische beleidskaart bijlage 22 Archeologische beleidskaart

96 bijlage 23 Beeldkwaliteitsplan Jongbloed bijlage 23 Beeldkwaliteitsplan Jongbloed

97 bijlage 24 Wheempad 1AStedenbouwkundige- en architectonische randvoorwaarden bijlage 24 Wheempad 1AStedenbouwkundige- en architectonische randvoorwaarden

98 bijlage 25 Wheempad 1A Erinrichtingsplan bijlage 25 Wheempad 1A Erinrichtingsplan

99 TOELICHTING

100 hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Coevorden gaat de bestemmingsplannen voor haar grondgebied herzien. In voorliggend plan gaat het om de dorpskernen en stad Coevorden (v.w.b. de woongebieden).. Dit nieuwe bestemmingsplan vervangt de huidige bestemmingsplannen, die vaak verouderd zijn en van systematiek verschillen. Alle geldende bestemmingsplannen zijn aan een scan onderworpen vanuit het oogpunt van deregulering om deze zodoende te kunnen ontdoen van overbodige en niet-handhaafbare regels en voorwaarden. Voor de verschillende sets van regels uit de oude plannen is tevens gezocht naar uniformiteit. Zonder daarmee afbreuk te doen aan de bestaande rechten van betrokken partijen.

Door alle bestemmingsplannen samen te voegen en volgens een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van de huidige wettelijke standaarden (Standaard Vergelijkbaarheid Bestemmingsplannen 2012, SVBP2012) is uniformiteit bewerkstelligd in de verbeelding en de regels. Hierdoor is de rechtszekerheid en praktische hanteerbaarheid van de bestemmingsplannen vergroot.

Bijkomend voordeel is dat het bestemmingsplan ‘Kernen’ hiermee gaat voldoen aan de voorwaarden voor de omslag naar een ‘Omgevingsplan’ bij de invoering van de Omgevingswet in 2021. Doordat voldaan wordt aan de laatste digitaliseringseisen zal dit bestemmingsplan ‘Kernen’ bij de invoering van de Omgevingswet automatisch worden omgezet naar de juridische planvorm ‘Omgevingsplan’. Hiermee krijgt de gemeente een langere transitietermijn om uiteindelijk in een gemeente dekkend ‘Omgevingsplan’ te kunnen voorzien.

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Dit betekent dat de huidige situatie wordt vastgelegd, zonder grootschalige ontwikkelingen. Daar waar mogelijk en gewenst is ruimtelijke en functionele ontwikkelruimte gegeven met het uitgangspunt dat de ruimtelijke kwaliteit van de komgebieden van onze gemeente behouden blijft of daar waar mogelijk zelfs versterkt wordt.

Dit bestemmingsplan omvat alle 23 kernen binnen de gemeente Coevorden. Op alfabetische volgorde zijn dat:

1. Aalden; 2. Benneveld; 3. Coevorden; 4. Dalen; 5. Dalerpeel; 6. Dalerveen; 7. De Kiel; 8. Erm; 9. Gees; 10. Geesbrug; 11. 't Haantje; 12. Meppen; 13. Nieuw Krim; 14. Noord-Sleen; 15. Oosterhesselen; 16. Schoonoord; 17. Sleen; 18. Steenwijksmoer; 19. Wachtum; 20. Wezup; 21. Wezuperbrug; 22. Zweeloo; 23. Zwinderen.

In genoemde kernen zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:

• Aalden – Aelderhooghe(2016-02-23 • Aalden, Oud Aalden 8 (2018-05-22) • Wheempad 1, Zweeloo ( 2018-05-22) • Zweeloo-Aalden, Kloosterdwarsweg 5 ( 2012-09-18) • Benneveld (2012-07-10) • Bennevelderstraat 36, Benneveld (2019-01-29) • Benneveld - Bennevelderstraat-Almaatsweg (2012-09-18) • Coevorden Woongebieden, (2006-10-10) • Coevorden Woongebieden - Kleinschalige woonvoorziening De Schutse (2010-12-21) • Coevorden - Brandweerkazerne en Europa Garage( beheersverordening) ( 2013-07-01) • Holwert-Zuid (2012-12-11) • Holwert-Zuid ( 2013-11-20) • Holwert-Zuid, Parallelweg 20 (uitwerkingsplan) (2015-02-10) • Coevorden Centrumring (2014-07-01) • Coevorden centrum Bogasterrein (2006-07-11) • Coevorden centrum, Markt en omgeving(2004-02-10) • Coevorden - Woningbouwlocatie Parkschool (wijzigingsplan) (2017-04-21) • Coevorden - Looweg (bouw woningen) (2010-06-24) • Ossehaar (1999-03-09) • Ossehaar, uitwerkingsplan fase B (2007-10-02) • Dalen (2007-07-02) • Molenakkers II (2015-12-15) • Dalen, Hoofdstraat 2 (herontwikkeling De Spinde) (2016-05-24) • Dalen – Hoofdstraat 2 – Herontwikkeling de Spinde Fase C (2017-08-22) • Woningbouwlocatie Dalerveensestraat te Dalen (2006-05-06) • Dalerpeel (2007-10-09) • Dalerpeel, uitbreiding Steigerwijk (2007-02-13) • Dalerveen (2007-10-09) • Dalerveen, uitbreiding De Haar III (2014-12-09) • Dalerveen, Boekweitakkers 1 (manege) (2010-04-22) • De Kiel (2010-05-06) • Erm (2012-02-23)

101 • Erm, Dalerstraat 26/ Molenweg (2019-06-18) • Gees ( 2008-06-10) • Gees - realisatie woning voormalig Groen Kruisgebouw (2014-03-11) • Gees - Dorpsstraat (woning) (2011-07-12) • Geesbrug (2014-07-01) • 't Haantje (2012-02-23) • Meppen (2008-06-10) • Meppen, invulling Bosrand (2008-06-11) • Meppen - Hoek Mepperdennenweg/Mepperstraat (2010-11-19) • Meppen - Mepperstraat 20-22 (2012-02-07) • Nieuwe Krim (2011-12-06) • Noord-Sleen, (2008-06-10) • Noord-Sleen, uitbreiding Kampakkers (2007-02-13) • Noord-Sleen - Markeweg 25 (yogacentrum) (2010-06-24) • Noord-Sleen - Markeweg 1 - Hegezand 9B (2013-12-10) • Noord-Sleen – Markeweg 2/Emmerstraat Ongenummerd (2016-05-24) • Noord-Sleen - Dorpsstraat 1/Looweg 1, ongenummerd (realisering twee woningen/verplaatsen grondgebonden agrarisch bedrijf) (2015-10-13) • Noord-Sleen - Markeweg 1 - Hegezand 9B (2013-12-10) • Noord-Sleen – Trailcentre Dorpsstraat 19 ( 2019-07-09) • Oosterhesselen (2004-10-12) • Bouw woning hoek Burgemeester de Kockstraat/Irenelaan, Oosterhesselen • Oosterhesselen - Burg. de Kockstraat (bouw woning) (2012-07-19) • Sleen (2014-07-01) • Sleen Jongbloed(2017-01-31) • Steenwijksmoer (2010-05-06) • Steenwijksmoer - Pastoor J.H. Wesselstraat (7 woningen)(2011-01-14) • Wachtum (2007-10-09) • Wachtum, uitbreiding Koematen(2006-06-20) • Wachtum - Middendorp 7 (zorgboerderij) (2011-07-12) • Wezup (2009-01-27) • Wezuperbrug (2010-05-06) • Zwinderen (2008-06-10) • Zweeloo-Aalden (2005-04-12) • Zweeloo-Aalden, partiële herziening beschermd dorpsgezicht Oud-Aalden en ecologische verbindingszone (2012-07-26) • Zweeloo-Aalden Aelderstraat (2013-12-10) • Aalden, Aelderstraat 1 (2014-12-09) • Zweeloo De Knieplanden (2013-07-02) • Wheempad 1A • Facet-bestemmingsplan locale (bouw) projecten (2010-11-18) (gedeeltelijk) • Facet-bestemmingsplan recreatie (minicamping en bed & breakfast) (2010-05-20) (gedeeltelijk) • Bestemmingsplan Karakteristieke objecten(2016-07-12) (gedeeltelijk)

1.2 Doel

Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het actualiseren en digitaliseren van de bestemmingsplannen voor de kernen van de gemeente Coevorden. Dit resulteert in geactualiseerde plannen met een uniforme systematiek voor alle kernen van de gemeente Coevorden.

Tevens dient deze actualisatie ter voorbereiding op de invoering van de Omgevingswet in 2019. Bij invoering van de Omgevingswet zullen, wettelijk gezien, alle bestemmingsplannen automatisch worden omgezet naar het nieuwe wettelijke instrument, het Omgevingsplan. Hiervoor gelden wel voorwaarden. Alleen bestemmingsplannen die voldoen aan de landelijke standaard SVBP 2012 en digitaliseringseisen uit IMRO 2012 zullen na de invoering van de Omgevingswet als Omgevingsplan worden beschouwd. De meeste komplannen van Coevorden voldoen tot op heden nog niet aan deze vereisten. Met voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ wordt daar wel aan voldaan.

1.3 Plangebied

Uitgangspunt voor het plangebied zijn de vigerende bestemmingsplannen voor de kernen. Niet tot het plangebied behoren de industrie- en bedrijventerreinen binnen de gemeente. Het plangebied betreft derhalve dus voornamelijk de woongebieden van de dorpskernen. In de stad Coevorden betreft het ook het centrumgebied van de stad. Voor de begrenzing is verder aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Buitengebied. Die delen van het grondgebied van de gemeente Coevorden die niet binnen het bestemmingsplan Buitengebied vallen of behoren tot de bedrijventerreinen, zijn opgenomen in het voorliggende nieuwe bestemmingsplan ‘Kernen’.

1.4 Juridische vorm

Met dit bestemmingsplan wordt tegemoetgekomen aan de wettelijke verplichting om bestemmingsplannen eenmaal in de tien jaar te herzien. Dit is gebaseerd op artikel 3.1, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening. In het algemeen is het bestemmingsplan conserverend van aard. De regeling is gebaseerd op de (voorheen) geldende bestemmingsplannen voor het plangebied. Onderliggende bestemmingsplannen dateren uit de periode van grofweg 2008 tot en met 2018. Gezien de lange periode en verandering in wet- en regelgeving binnen die periode is er sprake van diverse planregelingen. Bij het opstellen van voorliggende bestemmingsplan is uitgegaan van een integrale set van regels die recht doet aan de bestaande rechten binnen het plangebied. Er is uitgegaan van zo veel mogelijk ruimte bieden op basis van de meeste ruimte biedende regeling. De juridische opzet van dit bestemmingsplan is flexibel waar het kan en gedetailleerd waar nodig.

1.5 Planstukken

Het bestemmingsplan 'Kernen’ van de gemeente Coevorden bestaat uit de volgende stukken:

102 a. Verbeelding (NL.IMRO.0109.023BP00000-0002); 1. De analoge verbeelding bestaat uit 28 kaartbladen, een legenda en een overzichtskaart. 2. De kaartbladen en legenda tezamen vormen de verbeelding. 3. De overzichtskaart dient ter verduidelijking van de ligging van de betreffende deelgebieden. 4. Op de verbeelding zijn de geldende bestemmingen, aanduidingen en andere planobjecten weergegeven. b. Planregels (NL.IMRO.0109.023BP00000-0002); 1. In de planregels zijn regels opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. 2. Bij de planregels horen diverse bijlagen. c. Toelichting; 1. Het plan gaat vergezeld van voorliggende toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken, situatie en planbeschrijving zijn opgenomen. 2. Bij de toelichting horen diverse bijlagen.

1.6 Leeswijzer

Het bestemmingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving op hoofdlijnen gegeven van het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied. Hoofdstuk 3 gaat in op de ruimtelijke en stedenbouwkundige situatie per kern en beeldkwaliteit. Hierbij wordt per kern een analyse gegeven van de ruimtelijke kenmerken en eventueel aanwezige waardevolle aspecten. Ook komen de beschermde dorps- en stadsgezichten aan de orde. In de paragrafen over beeldkwaliteit wordt ingegaan op de beeldkwaliteitsplannen voor de diverse kernen. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op de relevante omgevingsaspecten voor het bestemmingsplan. Hierbij komen externe veiligheid, water, archeologie en cultuurhistorie, de historisch geografie, natuur en ecologie en tenslotte de infrastructuur aan de orde. Vervolgens gaat hoofdstuk 5 in op de relevante milieuaspecten voor het bestemmingsplan. De juridische beschrijving van het plan staat in hoofdstuk 6. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de voorliggende toelichting, de verbeelding en de regels. De diverse bestemmingen worden toegelicht ter verduidelijking van wat bedoeld wordt met de uiteindelijke regels. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Ook wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op de exploitatie en planschade die bij een bestemmingsplan horen. Tot slot komt in hoofdstuk 8 de procedure aan bod. Hierin zijn o.a. de resultaten van het vooroverleg, inspraak en zienswijzen verwoord.

hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan, is het Europese en rijksbeleid hier niet van belang. In dit plan zijn daarom ook geen Europese en Rijksbelangen in het geding. Daarom wordt slechts beperkt ingegaan op het algemeen geldende Rijksbeleid en verder alleen op het provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied en de inhoudelijke thema’s van het bestemmingsplan.

2.1.1 Structuurvisie Ondergrond

Er is geen nieuw (geactualiseerd) rijksbeleid op basis waarvan onderdelen van het bestemmingsplan zouden moeten worden geactualiseerd. Volstaan wordt met een verwijzing naar de algemene kaders die het Rijk heeft vastgelegd.

2.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 11 juni 2018 is de Structuurvisie Ondergrond vastgesteld door de Minister. Hierin is de volgende doelstelling vastgelegd: Gezien het belang van bodem en ondergrond voor het functioneren van onze maatschappij en de wens om een beleidsvisie op te stellen voor het toekomstig gebruik daarvan, stellen de gezamenlijke overheden het volgende doel centraal: 'duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond, waarbij benutten en beschermen met elkaar in balans zijn.' De bodem en de ondergrond kunnen in principe benut worden voor maatschappelijke doeleinden, mits dit veilig en zorgvuldig gebeurt. De structuurvisie Ondergrond bevat het nationale ruimtelijk beleid voor de ondergrond, specifiek gericht op de nationale belangen 'drinkwatervoorziening' en 'mijnbouwactiviteiten'. Het gaat om toekomstige ontwikkelingen en nieuwe activiteiten in de diepe ondergrond en gaat niet over het oplossen van de bestaande problematiek rond gaswinning, instabiele zoutcavernes of verzakkingen als gevolg van oude mijnschachten. Voorliggende bestemmingsplan bevat geen ontwikkelingsmogelijkheden die met deze belangen en doelstellingen conflicteren.

2.1.2.1 Versterken ruimtelijk-economische structuur

Binnen dit hoofdthema zijn vier belangen te onderscheiden:

1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren; 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie; 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen; 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.

In het kader van dit bestemmingsplan spelen deze vier nationale belangen geen rol.

2.1.2.2 Verbeteren bereikbaarheid

Binnen het hoofdthema zijn drie belangen benoemd:

1. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen; 2. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen; 3. Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.

In het kader van dit bestemmingsplan spelen deze drie nationale belangen geen rol.

2.1.2.3 Waarborgen kwaliteit leefomgeving

Binnen het hoofdthema zijn zes belangen benoemd:

103 1. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s; 2. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling; 3. Ruimte voor behoud en versterking van (inter-)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten; 4. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten; 5. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten; 6. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

In het kader van dit bestemmingsplan komen de zes rijksbelangen – voor zover relevant – op hoofdlijnen aan de orde in de hoofdstukken Omgevingsaspecten en Milieu. De zorgvuldige besluitvorming komt aan de orde in meerdere hoofdstukken en voor wat betreft de procedure daarbij met name in hoofdstuk 8. De kwaliteit van de leefomgeving wordt voldoende gewaarborgd. Er zijn geen (aanvullende) juridische maatregelen nodig in de regels of op de verbeelding om de genoemde rijksbelangen te borgen. Vanwege het hogere abstractieniveau heeft de SVIR van het Rijk geen directe raakvlakken met of gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.

2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kader stellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kader stellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.

2.1.4 Archeologiebeleid en Erfgoedwet

Gemeenten en provincies moeten in hun bestemmingsplannen rekening houden met bekende of te verwachten archeologische vindplaatsen. Voor het aanpassen van een archeologisch rijksmonument, is een monumentenvergunning nodig. Archeologische terreinen zijn locaties waar historische resten uit het verleden in de grond zitten. Bijvoorbeeld scheepswrakken of oude nederzettingen. Het streven van de overheid is om historische resten van archeologische vindplaatsen zo lang mogelijk onaangetast in de grond te bewaren. Gemeenten hebben een belangrijke rol in de bescherming van archeologische terreinen. Zij moeten in bestemmingsplannen en vergunningen rekening houden met mogelijke archeologische vindplaatsen. Komt er bijvoorbeeld een plan om woningen te bouwen op een archeologisch terrein? Dan moet de initiatiefnemer van het plan archeologisch vooronderzoek doen. Op basis van dat vooronderzoek moet vervolgens het bevoegde gezag bepalen of het gebied vrijgegeven kan worden of dat er andere maatregelen nodig zijn. Bijvoorbeeld de verplichting om de historische resten te bewaren of de gelegenheid deze op te graven.

2.1.4.1 Archeologische rijksmonumenten

De belangrijkste archeologische vindplaatsen zijn beschermd als rijksmonument. Deze rijksmonumenten bevinden zich zowel in de bodem als onder water. Bijvoorbeeld grafheuvels, scheepswrakken en resten van Romeinse nederzettingen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) laat onderzoek doen naar deze terreinen. Het RCE bepaalt samen met de gemeente en belanghebbende of ze beschermd moeten worden. Dergelijke archeologische monumenten worden goed beschermd en vastgelegd op de archeologische waardenkaarten en ook in de bestemmingsplannen.

2.1.4.2 Omgevingsvergunning

Om op archeologische vindplaatsen te bouwen (dus waar daadwerkelijk belanghebbende vondsten zijn gedaan), is bijna altijd een omgevingsvergunning nodig. Dit is geregeld in het bestemmingsplan. Voor het bouwen op een archeologisch rijksmonument, moet bovendien een monumentenvergunning worden aangevraagd. De RCE behandelt dergelijke vergunningsaanvragen.

2.1.4.3 Archeologisch vooronderzoek

De gemeente kan in het bestemmingsplan regels stellen om archeologisch vooronderzoek te laten doen, voordat er gebouwd kan worden of werken worden uitgevoerd. Hierbij wordt rekening gehouden met archeologische vindplaatsen, maar ook met de archeologische verwachtingswaarde van een gebied; kan er iets in de ondergrond zitten? Deze regels liggen vast in het bestemmingsplan.

2.1.4.4 Verdrag van Valletta

Alle lidstaten van de Raad van Europa gaan op dezelfde manier om met archeologie en archeologische vindplaatsen. Dit staat in het Verdrag van Valletta. Nederland houdt zich aan dit verdrag met de Erfgoedwet. Daarin staat bijvoorbeeld dat we alleen nog mogen opgraven als er een certificaat voor is afgegeven. Het Verdrag van Valletta is de juridische grondslag om regels over archeologie op te nemen in een bestemmingsplan.

2.1.4.5 Erfgoedwet

De Monumentenwet 1988 is ook grotendeels overgegaan in de Erfgoedwet. Met ingang van 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De wet heeft toen bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland gebundeld. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau van het cultureel erfgoed in Nederland, zoals die in de oude wetten en regelingen waren opgenomen, is bij deze wetswijziging gehandhaafd.

2.1.4.6 Cultuurhistorie

Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.

2.1.4.7 Samengevat

Aangezien in voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ bepaalde gebieden zijn aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht, er binnen het plangebied diverse (rijks)monumenten en karakteristieke objecten en structuren aanwezig zijn en er ook archeologisch waardevolle gebieden aanwezig zijn in het plangebied, is er voor gekozen om voor deze kwaliteiten een beschermingsregiem op te nemen in het plan. In veel gevallen bestond een dergelijk regiem ook al in de voorgaande bestemmingsplannen. In hoofdstuk 4 wordt inhoudelijk verder ingegaan op deze aanwezige waarden en het bijhorende planologische regiem.

104 2.1.5 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie art. 1.1.1 Bro) mogelijk maakt. In de toelichting moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden. De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De vervolgstappen hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (trede 2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties (trede 3) die vooral goed ontsloten moeten zijn. De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan opgesteld is aan te merken is als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het antwoord hierop is 'nee'. Er wordt geen nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt. Niet voor woningen, niet voor bedrijven en ook niet voor centrumfuncties. Bij bestaande functies is sprake van een voortzetting van de aanwezige functies. Behoud van de vigerende planologische rechten, inclusief flexibiliteitsbepalingen, worden niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ voorziet niet in meer of nieuwe bouwmogelijkheden voor woningbouw, noch bedrijventerrein dan in de reeds geldende bestemmingsplannen waren opgenomen. Een nadere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

2.2 Provinciaal beleid

Vanuit de provincie Drenthe is de Omgevingsverordening voor dit bestemmingsplan van belang. De Omgevingsverordening geeft regels waar in een bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden. Deze regels zijn een vertaling van het beleid zoals dat opgenomen is in de Omgevingsvisie Drenthe, de opvolger van het Provinciaal omgevingsplan II.

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De missie die de provincie in de Omgevingsvisie voor Drenthe heeft opgenomen is “Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten.” De provinciale Omgevingsvisie 2018 vervangt de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De nieuwe visie sorteert al voor op de aankomende Omgevingswet en heeft een breed integraal karakter. Naast de eerdere al opgenomen beleidsonderdelen ruimtelijke ordening (Wro), milieubeleidsplan (Wm), regionaal waterplan (waterwet) en verkeer en vervoer, omvat de Omgevingsvisie ook het beleid en de doelen voor bijvoorbeeld natuur, archeologie, biodiversiteit, werkgelegenheid, wegen en andere omgevingsaspecten.

2.2.1.1 Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten van Drenthe die zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. De volgende kernkwaliteiten van Drenthe zijn benoemd:

• rust, ruimte, natuur en landschap; • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen); • noaberschap; • kleinschaligheid (Drentse schaal); • menselijke maat; • veiligheid.

2.2.1.2 Provinciale belangen

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van deze kernkwaliteiten. Daarnaast heeft de provincie de belangen geformuleerd die zij wenst te behartigen. Deze belangen zijn van belang voor het vormgeven van de regels die de provincie heeft gesteld in haar Omgevingsverordening. In tegenstelling tot de Omgevingsvisie van de provincie, is de verordening wel bindend voor voorliggende bestemmingsplan. De Omgevingsvisie is wettelijk gezien slechts bindend voor de provincie zelf. Het is voor de gemeente Coevorden echter ook van belang om aansluiting te houden en waar mogelijk te zoeken bij de provinciale doelen en belangen. In de paragraaf Omgevingsverordening Drenthe wordt verder ingegaan op deze concrete regels die ook juridisch bindend of relevant voor voorliggende bestemmingsplan zijn.

Figuur 1; Uitsnede uit de Omgevingsvisie Drenthe, 2018

De belangen die de provincie concreet heeft benoemd in de Omgevingsvisie Drenthe zijn:

a. Zorgvuldig Ruimtegebruik; b. Milieu- en leefomgevingskwaliteit; c. Het regionale economische vestigingsklimaat, inclusief landbouw; d. Het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en van de toeristisch-recreatieve infrastructuur; e. De ontwikkeling van de radioastronomie in Drenthe en het voorkomen van verstoring van activiteiten die daarmee samenhangen; f. Het maken van bovenlokale afspraken over het streven naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag; g. Een adequate strategie te ontwikkelen voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, voorzieningen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeidsmarkt; h. Het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische kenmerken of gebiedskenmerken. De stedelijke netwerken zijn ‘robuust’, waarbij de provincie streeft naar netwerken van steden die samenhangen, samenwerken en complementair zijn;

105 i. De provincie streeft naar een leefomgeving die de lange termijn veranderingen in het klimaat en weersextremen kan opvangen. Hiervoor is een klimaatbestendig watersysteem cruciaal. De provincie is beleidsverantwoordelijk; j. Van provinciaal belang is het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie, onder andere door het bieden van voldoende mogelijkheden voor initiatieven voor energieopwekking; k. Samenhangende en betrouwbare (inter-) regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen over weg, spoor en water. Evenals de verknoping met de (inter-) nationale netwerken. Daarnaast is een hoogwaardige digitale bereikbaarheid van groot belang voor de sociaaleconomische ontwikkeling van Drenthe; l. De samenhang tussen biodiversiteit en natuurwaarden (binnen en buiten het NNN) is groot. In de Natuurvisie 2014-2040 is uitgewerkt hoe de provincie deze samenhang kan versterken en welk belang de provincieheeft in natuurwaarden buiten het begrensde NNN; m. Het behouden en versterken van de biodiversiteit in Drenthe; n. De verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschapstypen; o. Een goede verweving van de gebruiksfuncties, waarbij het gaat om het verbinden van stad en land, het verweven van landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie.

De belangrijkste provinciale ambities komen samen op de visiekaart 2030. De visie geeft een stip op de horizon, een samenhangend beeld voor de toekomst. Op de visiekaart is de ontwikkeling voor de robuuste systemen vastgelegd. Zie ter illustratie ook de uitsnede in Figuur 2 of op de provinciale viewer. In z’n algemeenheid kan geconcludeerd dat de belangen van de provincie Drenthe met name gericht zijn op het landelijke gebied, dus buiten de bestaande stedelijke structuur. Daarnaast zijn enkele thematische onderwerpen van belang in het stedelijke gebied, vooral als het om ontwikkeling daarvan gaat. Denk daarbij aan de woningbouw, bedrijventerrein en de infrastructuur. Voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plangebied is begrensd op de bestaande komplannen binnen de gemeente Coevorden. Uit de kernkwaliteiten-analyse is gebleken dat er geen sprake is van provinciale kernkwaliteiten waarmee in dit plan rekening moet worden gehouden.

De visies en beleidsbelangen die de provincie Drenthe heeft op het gebied van cultuurhistorie zijn in de Omgevingsvisie (2018) en de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas (2009) verwoord. Het borgen van het beleidsbelang vindt, afhankelijk van de ambities die aan de orde zijn, door de provincie plaats op drie sturingsniveaus, namelijk respecteren, voorwaarden stellen, eisen stellen. In het kader van onderhavig bestemmingsplan zijn de esdorpen en de stad Coevorden van provinciaal belang. De relatie tussen esdorp, es, beekdal en open doorzichten worden specifiek in de Omgevingsvisie benoemd. En Coevorden heeft als middeleeuwse stad en vestingstad waardevolle karakteristieken: het middeleeuwse kasteel en de kasteelmotte, het radiale stratenpatroon en de resterende vestingstructuren uit de vestingperiode. Ten aanzien van de esdorpen wil de provincie sturen op het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap, namelijk de ruimtelijke samenhang tussen dorp, es en beekdal. Elementen als reliëf en beplanting (houtwallen, esranden) zijn hierin evenzeer van belang. Voor dorpen geldt in het bijzonder dat de ruimtelijke structuur in stand moet worden gehouden en bij uitbreiding moet worden doorgezet. Dit betekent een afwisseling van bebouwing, beplantingen, brinken, open plekken en doorzichten naar het achterliggende landschap. Voor de stad Coevorden geldt dat het karakter als vestingstad, bovengronds en ondergronds, in stand moet worden gehouden.

In de gemeentelijke beleidsnota Het Kapitaal van Coevorden (2012) is vastgelegd hoe de gemeente waardevolle gebouwen, cultuurlandschappelijke elementen en archeologische gebieden en terreinen wil beschermen. Als aanvulling op de inventarisatie die aan deze beleidsnota ten grondslag ligt (De Boer et al., 2011, ADC-rapport 2760) heeft de gemeente recentelijk de cultuurhistorische elementen in de kernen laten inventariseren en waarderen (Bijlage 21; Dijkstra en Schrijer 2017, MUG publicatie 2017-189 ). De resultaten hiervan zijn opgenomen in het bestemmingsplan: te behouden elementen zijn middels regels beschermd. Hierdoor wordt recht gedaan aan de ambities, belangen en verantwoordelijkheden van provincie en gemeente om cultuurhistorische waarden te beschermen.

Literatuur:

De Boer, A.G., C.J. Frank, E. Jacobs & A. Botman, 2011. Handleiding bij de Cultuurhistorische Inventarisatie van de gemeente Coevorden. ADC-rapport 2760, Amersfoort, ADC ArcheoProjecten.

Dijkstra, L. & E. Schrijer, 2017. Cultuurhistorische rapportage groen en infrastructuur bestemmingsplan kernen, gemeente Coevorden. MUG-publicatie 2017-189.

2.2.2 Omgevingsverordening Drenthe

Met de Omgevingsverordening 2018 vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie Drenthe door naar een Verordening voor de planologisch relevante aspecten in de fysieke leefomgeving. De Verordening schrijft voor dat, wanneer bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, deze in het plan uiteengezet worden. Daarbij wordt aangegeven in welke mate het plan bijdraagt aan het behoud en de ontwikkeling van de betrokken kernkwaliteiten. De Omgevingsvisie Drenthe en de uitwerkingen daarvan geven hiervoor aanwijzingen. Dit bestemmingsplan is een vervanging van een bestaande juridische regeling. In de (on)mogelijkheden voor het gebied verandert niets. De bebouwing van het plangebied is in de omgevingsverordening voorzien; de bebouwing is volledig opgenomen binnen de grenzen van het bestaand stedelijk gebied. Om deze reden kan hier worden volstaan met een summiere beschrijving van de regels uit de Omgevingsverordening 2018. Dit zal zich met name richten op de regels zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de verordening; het ‘ruimtelijk omgevingsbeleid’.

2.2.2.1 Algemeen

De provincie Drenthe wil doorgaans terughoudend omgaan met het neerleggen van provinciale ruimtelijke belangen in een verordening. Voor bepaalde onderdelen heeft de provincie daartoe een plicht, waaronder de regeling voor het Natuurnetwerk Nederland. In de verordening heeft de provincie ook regels opgenomen over provinciale belangen waarover de provincie:

• op voorhand volstrekte helderheid over zijn standpunt wil geven; • wil verankeren welke belangen in elk geval bij een afweging op gemeentelijk niveau moeten worden betrokken alvorens een gemeente een ruimtelijk plan in procedure brengt.

Uitwerking van beleid voor een aantal thema’s uit de Omgevingsvisie is nog in ontwikkeling. De provincie zal op die onderwerpen binnen de geldende kaders eventueel nadere regels stellen. Bijvoorbeeld als het gaat om zonne-energie en windenergie. In dat geval treedt de provincie eerst in overleg met de partners, hieronder de gemeenten.

2.2.2.2 Ruimtelijke kwaliteit

Titel 2.2 van de verordening gaat over de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. De drie aspecten ‘Kernkwaliteiten’, ‘Zorgvuldig ruimtegebruik’ en ‘Milieu- en Leefomgevingskwaliteit’ zijn in de regels terug te vinden. Maar ook komen deze terug in titel 2.3 over ‘Bruisend Drenthe’. Op de kaarten van de Verordening worden de ‘kernkwaliteiten’ van de provincie weergegeven. Deze zijn gelijk per gebied gedifferentieerd. Niet overal gelden dezelfde kernkwaliteiten of mate daarvan. In de begripsbepalingen zijn de kernkwaliteiten gedefinieerd. De volgende kaarten bevatten de volgende kernkwaliteiten:

• Kaart A: stilte; • kaart D3: natuur (Natuurnetwerk Nederland); • kaarten D4 t/m D7: specifieke kernkwaliteiten.

106 Figuur 2. Uitsnede uit kaart A - Stiltegebieden, Omgevingsverordening Drenthe 2018

Figuur 3; Uitsnede uit kaart D3 - Nationaal Natuur Netwerk, Omgevingsverordening Drenthe 2018

In de regeling is opgenomen dat in principe binnen het bestaand stedelijk gebied de verantwoordelijkheid voor kernkwaliteiten bij de gemeenten ligt. Alleen voor archeologie en cultuurhistorie stelt de provincie concrete regels. De betreffende kernen staan dan op de kaarten D4 en D6. Deze regels zijn als verantwoordingsplicht ingericht. Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de betreffende kernkwaliteiten moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plan. Hiervoor geven de Omgevingsvisie en specifieke beleidsregelingen van de provincie de kaders.

2.2.2.3 Bruisend Drenthe

Figuur 4. Uitsnede kaart D1 – Bestaand stedelijk gebied uit Omgevingsverordening Drenthe 2018.

In titel 2.3 worden de randvoorwaarden gegeven die van provinciewege gelden voor nieuwe ontwikkelingen. In artikel 2.9 is geregeld wat verstaan wordt onder het bestaand stedelijk gebied. Deze

107 gebieden zijn opgenomen in de kaart ‘Bestaand stedelijk gebied’. De begrenzing is feitelijk van aard en heeft daarom géén directe consequenties. Indirect kent de begrenzing wel gevolgen. In de begripsbepalingen is de definitie van het bestaand stedelijk gebied opgenomen:

bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;

Artikel 2.9 over de aanwijzing van het ‘Bestaand stedelijk gebied’ stelt dat gebieden zoals opgenomen in Figuur 5 als bestaand stedelijk gebied moeten worden gezien. Op grond van een (onherroepelijk) bestemmingsplan voor nieuwe ontwikkelingen, of bij feitelijke onjuistheden kunnen Gedeputeerde Staten de begrenzing aanpassen. In het opvolgende artikel 2.10 volgt de verantwoordingsplicht voor de gemeente voor elk ruimtelijk plan dat de beoogde ontwikkelingen passen binnen de strategische opgaven van de provincie. Hierbij wordt de link gelegd naar de kaart Strategische Opgaven 2030 uit de provinciale Omgevingsvisie voor het desbetreffende gebied. Ook artikel 2.11 stelt diverse voorwaarden die in een bestemmingsplan moeten worden verantwoord bij nieuwe ontwikkelingen. Het gaat dan over bodemenergie, opslag van afvalstoffen of radioactief afval in de ondergrond of CO2 in de ondergrond. In artikel 2.19 heeft de verordening regels gesteld ten aanzien van mobiliteit. Deze regels hebben betrekking op ruimtelijke plannen met nieuwe woningbouwlocaties, voorzieningen, kantoren, (dag)recreatieve voorzieningen of bedrijven, die wezenlijke verkeersbewegingen kunnen veroorzaken en gevolgen kunnen hebben op de verkeersafwikkeling via de bestaande infrastructuur. Deze plannen moeten hiervoor een verantwoording geven. Voorliggende bestemmingsplan bevat geen grootschalige ontwikkelingsmogelijkheden van de genoemde functies. Derhalve zijn de regels uit artikel 2.19 hier niet relevant.

2.2.2.4 Artikel 2.17 Woningbouw

In artikel 2.17 wordt geregeld hoe bestemmingsplannen nieuwe woningbouw moeten verantwoorden. Hoewel het bestemmingsplan geen nieuwe woningbouw toestaat, anders dan al mogelijk binnen de vigerende bestemmingsplannen, ligt er wel een relatie met het (regionale) woningbouwprogramma en de woonvisie van de gemeente Coevorden. In deze recente woonvisie voor Coevorden heeft de gemeente op basis van nieuwe prognoses het oude woonplan bijgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in het (gedeeltelijk) terugbrengen van de realisatiemogelijkheden voor nieuwe woningen. Om die reden is hier ook een verantwoording naar derden op zijn plaats en wordt hier kort ingegaan op de woningbouwregels uit de Omgevingsverordening. De volgende onderdelen van de regeling zijn van belang:

Artikel 2.17 Woningbouw

1. Een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied. De gemeentelijke woonvisie ten aanzien van de woningvoorraad: a. draagt bij aan balans tussen vraag en aanbod in de gehele Drentse woningvoorraad op de lange termijn en is hiertoe afgestemd binnen de woningmarktregio's; b. benoemt tenminste de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, duurzaamheid en kernenstructuur. c. schetst de opgaven in de bestaande woningvoorraad; d. geeft aan op welke wijze balans op lange termijn wordt gerealiseerd; e. geeft een lange termijn beeld. 2. […] 3. […]

De verantwoording van de woningbouw in Coevorden is uitgewerkt in de Woonvisie 2017-2022. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan lid 1 van artikel 2.17 uit de verordening. De leden 2 en 3 uit het artikel betreft ontwikkeling van woningen in het buitengebied. Dit speelt buiten het plangebied en deze regels zijn derhalve niet relevant voor voorliggende bestemmingsplan. In paragraaf 2.3.2 wordt nader ingegaan op de woonvisie.

2.2.2.5 Artikel 2.18 Bedrijvigheid

In artikel 2.18 worden daarnaast ook regels gesteld voor bedrijventerreinen. Ook hier gaat het primair over de ontwikkeling van nieuwe of uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen. Dergelijke ontwikkelingen moeten regionaal afgestemd worden, waarbij alleen de kern Coevorden binnen de gemeente een regionale werklocatie kent. Alle andere kernen kunnen alleen voorzien in kleinschalige en lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Voor zowel uitbreiding van terreinen als nieuwe bedrijventerreinen geldt dat er sprake moet zijn van een beeldkwaliteitplan dat aan de regels van het bestemmingsplan moet zijn gekoppeld. En bedrijven mogen niet zwaarder zijn dan milieucategorie 3 uit de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’. Zwaardere categorieën mogen alleen als de gemeente daarvoor een uitzonderingsbeleid heeft vastgesteld. Tot slot beperkt de verordening de mogelijkheden voor detailhandel: nieuwe detailhandel mag niet concurreren met het bestaande kernwinkel gebied. En zogenaamde weidewinkels worden door lid 7 zelfs uitgesloten.

Artikel 2.18 Bedrijvigheid

1. Een ruimtelijk plan kan alleen voorzien in nieuwe regionale werklocaties of uitbreiding van een bestaande regionale werklocatie indien dit past in een regionale werklocatievisie, dan wel in een gemeentelijke werklocatievisie mits deze regionaal is afgestemd, en indien in het desbetreffende ruimtelijk plan wordt onderbouwd dat deze werklocatievisie voldoende actueel is. 2. Een ruimtelijk plan dat niet betrekking heeft op het bestaand stedelijk gebied van de plaatsen Hoogeveen, Emmen, Meppel, Assen en Coevorden kan alleen voorzien in nieuwe of uitbreiding van lokale werklocaties wanneer het desbetreffende ruimtelijk plan vergezeld gaat van een beeldkwaliteitsplan en wanneer de locatie wordt bestemd voor kleinschalige en lokaal georiënteerde bedrijvigheid. 3. […] 4. Een ruimtelijk plan voorziet alleen in de vestiging van nieuwe bedrijven voor zover deze niet volgens de VNG systematiek 'Handreiking Bedrijven en Milieuzonering' zouden vallen in de milieucategorieën 4, 5 en 6, tenzij op regionale werklocaties. 5. In afwijking van het vierde lid kan een ruimtelijk plan voorzien in nieuwe bedrijvigheid die volgens de VNG systematiek 'Handreiking Bedrijven en Milieuzonering' valt in de categorie 4 voor zover dit gebeurt via door de betreffende gemeente vastgesteld uitzonderingsbeleid. 6. Een ruimtelijk plan voorziet niet in nieuwe locaties voor detailhandel, voor zover deze ten koste gaan van het bestaande kernwinkelgebied. 7. Een ruimtelijk plan voorziet niet in de mogelijkheid tot het realiseren van weidewinkels. 8. Een ruimtelijk plan dat voorziet in de ontwikkeling van een nieuwe werklocatie dient vergezeld te gaan van een beeldkwaliteitsplan dat juridisch is verbonden aan het desbetreffende ruimtelijke plan.

2.2.2.6 Conclusie

108 Aangezien de Omgevingsverordening vooral regels stelt ten aanzien van ontwikkelingen in het bestaande stedelijke gebied en het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ binnen het bestaande stedelijk gebied is gelegen, maar niet in nieuwe planologische ontwikkelingen voorziet, zijn de meeste regels uit de Verordening niet relevant. Voor wat betreft woningbouw en de aangepaste Woonvisie voldoet het bestemmingsplan aan de bepalingen uit de verordening. Voor wat de diverse kernkwaliteiten die in het stedelijke gebied van Coevorden aanwezig zijn, voorziet het bestemmingsplan in de diverse juridische regelingen die hieraan tegemoet komen. Het betreft dan de aspecten archeologie, cultuurhistorie, natuur (Nationaal NatuurNetwerk), Aardkundige waarden en landschap. Veel hiervan komen terug in de voorwaarden die het plan stelt aan de opgenomen binnenplanse ontwikkelingsmogelijkheden.

2.3 Gemeentelijk beleid

Het bestemmingsplan gaat over de bestaande kernen van de gemeente Coevorden. Hierbij geldt het algemene ruimtelijke beleid van de gemeente. Op onderdelen is dat beleid specifiek vastgelegd, bijvoorbeeld voor de bedrijventerreinen en de beschermde dorpsgezichten. Meer in het algemeen gelden voor het plangebied de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie Coevorden 2013-2023, in de Woonvisie, Mobiliteitsplan Coevorden en het welstandsbeleid. Deze beleidslijnen worden in de navolgende paragrafen kort weergegeven.

2.3.1 Structuurvisie Coevorden 2013-2023

De Structuurvisie Coevorden (vastgesteld d.d. 10 december 2013) geeft een strategische ruimtelijke visie op de ontwikkelingen van het grondgebied van de gemeente Coevorden voor de periode tot 2022. De gemeente geeft daarin onder meer aan waar nog ruimtelijke ontwikkelingen voorzien zijn. Een onderscheid wordt daarbij gemaakt in meer algemene uitgangspunten en specifieke aspecten. Voor de grotere kernen is in de visie specifiek beleid geschreven. De structuurvisie gaat in op de verschillende landschappen en thema’s die relevant zijn voor de ontwikkeling van de gemeente komende periode:

• het landschap, natuur en cultuurhistorie; • werken; • wonen en voorzieningen (bebouwde omgeving); • toerisme en recreatie; • de infrastructuur; • milieu, klimaat en energie; • het water.

Figuur 5. Kernenkaart uit Structuurvisie Coevorden 2013-2023.

Voor een aantal deelgebieden binnen de gemeente worden specifieke ambities beschreven. Het gaat dan om de grotere kernen Coevorden, Dalen, Oosterhesselen, Aalden/Zweeloo, Sleen en Schoonoord.

2.3.1.1 Coevorden en de kernen

Naast de stad Coevorden bevinden zich in de gemeente diverse kleinere kernen (esdorpen, veendorpen en wegdorpen). De kleinere kernen tonen veel overeenkomsten met de typen landschappen die in de gemeente aanwezig zijn. In de meeste dorpen is de van oorsprong vooral agrarische functie steeds minder sterk aanwezig en is de woonfunctie van groter belang geworden.

Esdorpen De uitbreiding van de esdorpen heeft vooral vanaf de wederopbouwperiode plaats gevonden in de vorm van planmatige woonstraten rondom de kern of in de kern. De bestaande kernen tonen een vrij stabiel ontwikkelingspatroon. Er vinden weinig veranderingen plaats in de dorpen zelf. Veel boerderijen zijn verbouwd tot woonboerderijen. Binnen de gemeente Coevorden zijn de esdorpen erg geliefde vestigingsplaatsen vanwege hun uitgesproken karakter en mooie boerderijen. Alle esdorpen liggen binnen het plangebied. Naast de esdorpen zijn er ook nog esgehuchten. Deze esgehuchten bestaan van oorsprong uit een aantal boerderijen, die los gegroepeerd zijn rond of bij een complex oude bouwlanden. De meeste boerderijen zijn nog als zodanig in gebruik. Een enkele boerderij is omgebouwd tot woonboerderij. De esgehuchten vallen niet binnen het plangebied.

Veendorpen De veendorpen zijn ontstaan als nederzetting voor veenarbeiders in de kanaalveenontginningen. Hiervan zijn nog restanten bewaard gebleven. Kenmerkend is de rechthoekige structuur van de dorpen zoals in de uitbreidingswijken van 1945-1970 gebruikelijk is. De veendorpen vallen binnen het plangebied van het bestemmingsplan.

Wegdorpen en lintbebouwing Daarnaast zijn er nog wegdorpen. Dit zijn de geclusterde bebouwingen langs een bepaalde weg. Vaak gescheiden door open ruimten. De eerste bebouwing vond plaats op de scheiding tussen zandgebied en veengebied. De boerderijen en woningen staan allemaal op zandgronden. Dalerveen is één van de wegdorpen. Deze ligt ook binnen het plangebied. Een specifieke vorm van een wegdorp is de lintbebouwing. Hierbij is minder structuur in de bebouwing. Deze is meer ontstaan door ‘natuurlijke verdichting’. De verdichting varieert sterk en bestaat vooral uit boerderijen en arbeiderswoningen. De lintbebouwingen van De Kiel, Schoonoord, ’t Haantje en Nieuwe Krim vallen binnen het plangebied.

2.3.1.2 Stad Coevorden

Masterplan Centrum Coevorden Het stadsvernieuwingsproces dat in 1999 is gestart is nog niet af, ondanks dat de afgelopen jaren grote stappen zijn gezet in de uitvoering. Er zijn nieuwe prioriteiten voor de stadsvernieuwing

109 ontstaan. Het doel van het nieuwe wensbeeld (‘Wensbeeld Coevorden, 2001’ en ‘Welkom in Coevorden, Actualisatie wensbeeld centrum Coevorden’ uit 2012) is om de binnenstad weer een bruisend stadshart te laten zijn. Voor parkeren in het centrum wordt gezocht naar een geschikte oplossing; voldoende ruimte voor kort parkeren in het centrum en het lang parkeren in de periferie. Een ambitie is ook het doortrekken van de buitengracht vanaf het van Heutszpark. Hiermee kunnen zowel de stedelijke waterbergingsopgave als stimulering van toerisme worden ingevuld. De twee gebiedsontwikkelingen Integrale Gebiedsontwikkeling Stationsomgeving (IGO) en Holwert-zuid zullen projectmatig en integraal worden aangepakt.

Figuur 6. Uitsnede Structuurvisie Coevorden 2013-2023, stad Coevorden

Voor Holwert-zuid is reeds in 2013 een bestemmingsplan vastgesteld en inmiddels in werking. In dit transformatiegebied worden detailhandel en woningbouw ontwikkeld. Dit plangebied maakt geen onderdeel uit van voorliggende bestemmingsplan. Het stationsgebied wordt grotendeels binnen het geldende bestemmingsplan ontwikkeld. In dit gebied gaat het vooral om verbetering van het openbare stationsgebied, de ontsluiting en inrichting. Vooralsnog worden daar geen concrete planologische ontwikkelingen voorzien en volstaat het vigerende planologische regiem. Daar waar nodig worden nieuwe planologische ontwikkelingen via een afzonderlijk traject vormgegeven en niet via voorliggende bestemmingsplan.

Wonen De gemeente ziet Coevorden voorlopig als de potentiële groeikern. Hoewel bevolkingskrimp dichterbij komt blijft een passend woningaanbod een gemeentelijke opgave. Het woningbouwprogramma is al eerder bijgesteld sinds vaststelling van de structuurvisie 2013-2023. Uitgangspunt blijft dat uitvoering van projecten in het centrum prioriteit heeft. In andere kernen zal het woningbouwprogramma worden beperkt. Extra woningbouw bovenop de uitvoeringsprojecten uit het programma kan, maar dat moet van toegevoegde waarde zijn. Onder meer door het oplossen van knelpunten of voor een bepaalde doelgroep. Nieuwe woningbouwlocaties zullen in principe niet meer worden toegevoegd. In vooral de naoorlogse wijken moet nog wel een kwaliteitsslag worden gemaakt. Onder meer door meer differentiatie in huurwoningen. En voor senioren en andere doelgroepen.

Bedrijventerreinen Binnen de zes bedrijventerreinen is bij het opstellen van de structuurvisie nog voldoende terrein beschikbaar en uitgeefbaar. Afstemming van bedrijfstypen met het grensoverschrijdende bedrijventerrein Europark vindt plaats. De voorraad is voldoende voorlopig. Eerder heeft de gemeente de plannen voor een bedrijventerrein (De Watering) ten noorden van de N34 daarom ook al geschrapt. Thans wordt dat ontwikkeld als zonnepark. Het bestemmingsplan hiervoor valt buiten het voorliggende plangebied. Op termijn houdt de gemeente de optie open voor nieuwe bedrijventerreinen langs de aanwezige logistieke infrastructuur. Coevorden lijkt op termijn een geschikte locatie voor bijvoorbeeld een zogenaamde dryport voor de grote zeehavens. De gemeente sluit niet uit, dat, na een brede afweging, op termijn meer bedrijventerrein nodig is. Voorliggende bestemmingsplan voorziet daar vooralsnog niet in

2.3.1.3 Dalen

Figuur 7. Uitsnede Structuurvisie, kern Dalen.

Ruimtelijke hoofdstructuur Dalen heeft wonen als hoofdfunctie met accenten op recreatieve- en toeristische voorzieningen. De huidige infrastructuur is hierbij een vast gegeven. De structuur kan gehandhaafd blijven. De karakteristieke laanbeplanting en lintbebouwing, met name langs de Hoofdstraat en andere uitlopers vanuit het centrum van Dalen, moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.

Wonen Dalen heeft een zeer hoge score als woonlocatie. Dalen kent – in vergelijk met de overige kernen in Coevorden – een relatief jonge bevolking. In alle leeftijdsklassen wordt groei verwacht. Daarmee is er een hoge woningvraag, vooral in het duurdere koopsegment, Aangezien Dalen één van de grotere kernen in Coevorden is en een goede bereikbaarheid en relatief hoogvoorzieningenniveau heeft, moet voor wat betreft het vestigingsklimaat rekening worden gehouden met instroom vanuit de omliggende dorpen. De gemeente voorziet nieuwe woningbouwlocaties in Dalen. Dalen is benoemd als een van de kernen met de meeste groeipotentie. Uitgangspunt bij uitbreiding is om ruimte te bieden om in te kunnen spelen op de eventuele woonbehoefte in deze kern. Gefaseerde ontwikkeling is mogelijk. Uiteraard moeten de woningbouwlocaties, vanwege de hoge cultuurhistorische waarden in Dalen, goed inpasbaar gemaakt worden.

Bedrijven De lokale ondernemers in Dalen zijn aangewezen op het industrieterrein ’t Kleine Veld. Door te revitaliseren en efficiënter te benutten kan er naar de toekomst toe nog ruimte ontstaan. Uitbreiding van het terrein kan vanuit gemeentelijk en provinciaal oogpunt alleen als daarmee lokale knelpunten worden opgelost.

110 Groen en recreatie Rondom het dorp worden de groene parken en de dorpsranden verbonden door middel van een fiets- en wandelpad dat gekoppeld is aan de langzaam verkeersstructuur binnen het dorp. Deze routes worden verbonden met De Huttenheugte en Plopsaland. Bezoekers kunnen Dalen hierdoor gemakkelijker vinden. Nieuwe functies zoals kleinschalige horeca of galeries kunnen het gebied een kwaliteitsimpuls geven.

2.3.1.4 Oosterhesselen

Figuur 8. Uitsnede Structuurvisie, kern Oosterhesselen.

Ruimtelijke hoofdstructuur Bij ontwikkelingen streven we naar het doorbreken van de fysieke barrière aan de oostzijde van de kern en het creëren van zichtrelaties. Aan de westzijde is de verwevenheid wel aanwezig en die moet behouden dan wel versterkt worden. Ontwikkelingen binnen en grenzend aan de Burgemeester de Kockstraat moeten bijdragen aan het handhaven en versterken van de identiteit van de kern. De Burgemeester de Kockstraat vormt de verbindende lijn tussen de verschillende gebieden. Deze hoofdstraat moet continuïteit uitstralen. De oude brink is beeldbepalend. De cultuurhistorische waardevolle samenhang die nu aanwezig is tussen bebouwing, open ruimte en groen moet behouden en versterkt worden. Ontwikkelingen moeten hier aan bijdragen: versterken van de groene en open uitstraling in combinatie met de boerderijen. Hergebruik van agrarische locaties kan ten dienste staan van deze boerderijen. Het overgangsgebied draagt niet bij aan de identiteit van Oosterhesselen als karakteristiek brinkdorp. In het overgangsgebied wil de gemeente graag ontwikkelingen die de kwaliteit van het gebied verhogen. Door de centrale situering in de kern vormt het gebied een ideale ontmoetingsplek. Het herinrichten van de openbare ruimte kan bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit en beleving van dit gebied. Het lint moet in zijn huidige opzet worden gehandhaafd. De kwaliteit en de uitstraling van de Burgemeester de Kockstraat met de brede groene bermen en statige eiken willen we behouden. Doorzichten naar het achterliggende landschap aan de westzijde moeten ook gehandhaafd blijven.

Wonen Oosterhesselen heeft een relatief lage score op de kernenkansenkaart. Er is een afname in bewonersaantal. Nieuwbouw in Oosterhesselen is beperkt. Nieuwbouw wordt slechts incidenteel, middels een afweging van het college, toegelaten. Als er woningbouw plaatsvindt, dan moet er zorgvuldig gekeken worden naar de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Bedrijven De bestaande bedrijven, die lokaal gebonden zijn, kunnen binnen de kern gehandhaafd blijven. Bij grotere uitbreiding of nieuwsvestiging is verplaatsing gewenst. Verdere uitbreiding in de vorm van een bedrijventerrein is niet aan de orde. Dit past niet in de ruimtelijke en functionele karakteristiek van Oosterhesselen.

2.3.1.5 Aalden / Zweeloo

Figuur 9. Uitsnede Structuurvisie, kern Aalden / Zweeloo.

Ruimtelijke hoofdstructuur Aalden en Zweeloo hebben beide karakteristieke kernen. Oud-Aalden heeft zelfs een beschermd dorpsgezicht. De mooie dorpsranden van zowel Aalden als Zweeloo moeten worden behouden en versterkt. Alleen in Aalden kan aan de zuidelijke dorpsrand nog woningbouw worden gerealiseerd (Aelderhoge). Een goede landschappelijke inpassing en behoud van de aanwezige groenstructuren zijn van belang. Bij verdere ontwikkelingen moet een zorgvuldige overgang naar het omliggende landschap en de nabijgelegen omgevingswaarden worden gerealiseerd. Beide kernen (Zweeloo en Oud-Aalden) hebben in de oudste gedeelten nog een grotendeels oorspronkelijke wegenstructuur, met brinken en karakteristieke boerderijen. Deze elementen moeten worden behouden en waar nodig wordt de historische uitstraling versterkt. Langs het centrumlint Aelderstraat / Hoofdstraat zijn in de loop der jaren verschillende voorzieningen gevestigd. Er is echter sprake van een toenemende leegstand. Concentratie van deze voorzieningen langs dit lint is een mogelijke oplossing hiervoor. Uitgangspunt hierbij is dat concentratie plaatsvindt binnen een maximale acceptabele loopafstand tussen de winkels en parkeerplaatsen. Mits passend binnen de het lint en de primaire woonfunctie zijn aansluitend hierop echter wel voorzieningen mogelijk. De woonfunctie mag hier niet door worden verstoord. Hiervoor kunnen onder andere leegstaande locaties worden benut.

Wonen Beide kernen scoren hoog als woonlocatie. Mede door het voorzieningenniveau. Vanwege de hoge landschappelijke en cultuurhistorische waarden, moet woningbouw goed inpasbaar gemaakt worden. In Aalden zijn nog enkele inbreidingslocaties mogelijk. De gemeente heeft er voor gekozen om slechts incidenteel, middels een afweging van het college, woningbouw toe te laten. Woningbouw op inbreidingslocaties kan onder voorwaarde van een goede afronding van de dorpsrand. Hierbij moet de aanwezige groenstructuur behouden blijven en een goede overgang tussen

111 het beschermd dorpsgezicht Oud-Aalden en het beekdal van de Aelderstroom plaatsvinden. In alle gevallen moet woningbouw passend zijn bij het dorpse karakter.

Bedrijven De bestaande bedrijven, die lokaal gebonden zijn, kunnen binnen de kern gehandhaafd blijven. Bij grotere uitbreiding of nieuwsvestiging is verplaatsing gewenst. Verdere uitbreiding van het huidige bedrijventerrein Klooster is vanuit gemeentelijk en provinciaal oogpunt niet aan de orde. Hoogstens als bestaande knelpunten in de dorpen worden opgelost.

2.3.1.6 Sleen

Figuur 10. Uitsnede Structuurvisie, kern Sleen.

Ruimtelijke hoofdstructuur Oud Sleen is beeldbepalend voor Sleen. In dit gedeelte van Sleen is het karakter van een esdorp nog volop aanwezig. Deze waardevolle elementen moeten worden behouden. Ontwikkelingen moeten bijdragen aan versterking van het karakter van Oud Sleen. Het andere gedeelte van Sleen heeft stedenbouwkundig gezien een heel andere structuur als Oud Sleen. Dit gebied is in verschillende fases ontwikkeld waardoor het karakter van de wijken verschilt. Uitbreiding van woningen en/of industrie ten oosten van de N376 is ongewenst.

Wonen Sleen is een aantrekkelijke woonlocatie. Het voorzieningenniveau is goed. Er liggen goede kansen om eigen mensen te behouden en nieuwe bewoners aan te trekken. Sleen heeft groeipotentie, wat ook in het woningbouwprogramma is geborgd. Uitgangspunt is ruimte bieden aan eventuele woonbehoefte in deze kern. Uitbreiding van Sleen zal primair op het terrein rondom de manege aan de Zetelveenweg .

Bedrijven De bestaande bedrijven, die lokaal gebonden zijn, kunnen binnen de kern gehandhaafd blijven. Bij grotere uitbreiding of nieuwsvestiging is verplaatsing gewenst. Verdere uitbreiding in de vorm van een bedrijventerrein is alleen bij knelpunten aan de orde.

2.3.1.7 Schoonoord

Figuur 11. Uitsnede Structuurvisie, kern Schoonoord.

Ruimtelijke hoofdstructuur Het beleid voor Schoonoord is er op gericht om deze originele bebouwing en de structuur van het lint te behouden en waar mogelijk te versterken. Ter plaatse van het centrumgebied is de oorspronkelijke lintbebouwing in de loop der tijd behoorlijk verdicht. De ontwikkeling van Schoonoord heeft zich vanuit de bestaande hoofdstructuur in zuidwestelijke richting doorgezet (Schoonoord-Zuid).

Wonen Schoonoord is een aantrekkelijk woondorp, vooral voor in de vorm van eigenbouw. Er is behoefte aan nieuwe woningen in het lage tot middeldure segment. In de kern Schoonoord wordt weinig nieuwe marktontwikkelingen verwacht. Hierom wordt slechts incidenteel, middels een afweging van het college, woningbouw toegelaten.

Bedrijven Lokaal gebonden bedrijven kunnen binnen de kern gehandhaafd blijven. Uitbreiding en vestiging moet op het nieuwe bedrijventerrein van Schoonoord plaatsvinden. Daarna wordt geen verdere ontwikkeling van bedrijven in Schoonoord verwacht.

2.3.2 Woonvisie

De omgeving waarin wij wonen verandert continu. Mensen komen in onze gemeente wonen of verhuizen naar een andere plek. In de Woonvisie is beschreven op welke manier de

112 woningvoorraad in de gemeente zich kan ontwikkelen. Hierbij is gekeken naar de bevolkingsontwikkelingen en de maatschappelijke ontwikkelingen binnen de stad en de verschillende dorpen in de gemeente Coevorden. Op 19 december 2017 heeft de raad van Coevorden de Woonvisie 2017-2022 vastgesteld. Een taak van de gemeente is om de woningmarkt zowel kwantitatief als kwalitatief in balans te houden. Niet te veel of te weinig woningen, maar ook de juiste woningen zijn van belang om vraag en aanbod bij elkaar te kunnen brengen. Het streven van de gemeente is om vraag en aanbod op de woningmarkt, zowel kwantitatief als kwalitatief zo goed mogelijk in evenwicht te brengen. Kwantitatief betekent dat wij streven naar een ‘gezonde spanning’ tussen vraag en aanbod op de woningmarkt. Kwalitatief betekent dat partijen er naar streven dat er voor alle bevolkingsgroepen, met al hun gedifferentieerde woonwensen, een passend aanbod op de woningmarkt is. Komende 10 jaar zal er naar verwachting in Coevorden een bevolkingsafname en een verandering in de huishoudenssamenstelling plaatsvinden. Er is per saldo minder vraag naar woningen.

2.3.2.1 De rol van de gemeente

De gemeente kan vanuit verschillende invalshoeken en rollen een bijdrage leveren aan de gewenste evenwichtige ontwikkeling van de woningmarkt. In de eerste plaats hebben wij natuurlijk onze publiekrechtelijke (overheids-)taken op het gebied van de ruimtelijke ontwikkeling. Met instrumenten als structuurvisies, bestemmingsplannen en (omgevings-)vergunningen oefenen wij een regulerende invloed op de woningmarkt uit. De gemeente kan nieuwbouw van bepaalde type woningen wel of niet toestaan of wel of geen toestemming verlenen voor bestemmingswijzigingen. Niet alleen het toestaan van een nieuwe woonbestemming, maar ook het ‘wegbestemmen’ van bijvoorbeeld woonfuncties kan aan de orde zijn om een ‘goede ruimtelijke ordening te realiseren. Vanzelfsprekend is de gemeente daarbij aan vastgestelde eisen en wettelijke randvoorwaarden gebonden en vindt dit soort beslissingen altijd in overleg met belanghebbenden plaats. Deze rol komt nadrukkelijk aan de orde in voorliggende bestemmingsplan. De gemeente maakt onder andere voor enkele positief bestemde woningbouwkavels een heroverweging op grond van de Woonvisie en ander (recent) vastgesteld beleid.

2.3.2.2 Bijstelling woningbouwprogramma

In de Woonvisie is in bijlage 1 de ‘Gemeentelijke standpuntbepaling reductie plancapaciteit koopsector’ opgenomen. Hierin wordt geconcludeerd dat door onderstaande stappen te zetten en maatregelen te treffen, de gemeente naar haar inschatting redelijk in de buurt kan komen van haar doelstelling uit de Woonvisie en het woningbouwprogramma: maximaal circa 200 extra woningen in de stad Coevorden en maximaal circa 150 extra woningen in de dorpen/kernen laten ontwikkelen. Hierbij is de gemeente mede afhankelijk van andere partijen. De voortgang zal de gemeente dan ook permanent monitoren en zo nodig de inzet daarop aanpassen. De stappen en maatregelen die worden voorgesteld betreft de volgende voor wat betreft het voorliggende bestemmingsplan: In de woonvisie wordt voorgesteld om voor de koopsector tot een forse vermindering van het aantal nieuw te bouwen woningen in de gemeente Coevorden te komen. Dit is door de gemeenteraad overgenomen bij vaststelling van de Woonvisie. De huidige plancapaciteit van circa 1000 nieuw te bouwen woningen in de koopsector willen wij reduceren tot maximaal circa 350. Ongeveer 200 in de stad Coevorden en ongeveer 150 woningen in de dorpen/kernen. In concrete maatregelen betekent dit:

a. De gemeente de planologische ruimte voor een groot aantal nieuwbouwprojecten terug zal brengen. Dit via passende publiekrechtelijke- en privaatrechtelijke maatregelen. b. Als het enigszins kan wil de gemeente bij voorkeur medewerking verlenen aan goede en uitstekend beoordeelde plannen. Hierbij heeft de gemeente zich primair laten leiden door het advies van de STEC-groep hierover. Daarnaast neemt de gemeente bij die beoordeling van plannen de volgende aspecten mee in zijn overwegingen: 1. De feitelijke marktbewegingen die de afgelopen periode rond een bepaald project hebben plaatsgevonden; 2. (Recent) gemaakte afspraken of gewekte verwachtingen tussen gemeente en marktpartijen over het ontwikkelingsperspectief van bepaalde locaties; 3. De aanwezigheid van gemeentelijke besluiten over specifieke projecten; 4. Een kwalitatief goede stedenbouwkundige afronding van een project of locatie; 5. Expliciete opvattingen vanuit de wijken en dorpen over de wenselijkheid van de ontwikkeling van bepaalde locaties; 6. Het eerder genoemde –vooral voor de stad Coevorden, maar ook voor de kernen geldende- uitgangspunt van prioriteit aan “ontwikkelen van binnen naar buiten”.

2.3.2.3 Categorieën woningbouwplannen

Op basis van bovenstaande beoordelingscriteria heeft de gemeente alle lopende en uitvoerbare, maar nog niet gerealiseerde woningbouwplannen beoordeeld en de volgende categorisering aangebracht:

Slechte en matige plannen: Er zijn bij deze plannen, die matig of slecht scoren geen belangen die dusdanig zwaar wegen dat (delen van) plannen toch door zouden kunnen. Van deze plannen zullen we zoveel mogelijk afscheid nemen en inzetten op deprogrammeren.

• Coevorden, Aardappelmeelfabriek • Coevorden, Markt: overige capaciteit

Matige tot gemiddelde plannen: Een aantal grotere projecten, alle vier in de kern Coevorden, scoort niet goed. Deels scoren ze gemiddeld, deels matig. Het betreft hier vooral overcapaciteit in de stad Coevorden, waar per saldo het overcapaciteitsprobleem groter is. Om deze reden wordt op deze plannen grotendeels ingezet op het schrappen van een groot deel van de plancapaciteit.

• Coevorden, Holwert-Zuid • Coevorden, Ossehaar • Coevorden, Bogas • Coevorden, Vosmaten • Uitbreidingsplannen overige kernen ◦ Molenakkers in Dalen, ◦ Jongbloed in Sleen, ◦ Aelderhooghe in Aalden ◦ Uitbreidingsplan in Geesbrug.

Bij enkele van de bovenstaande plannen (Molenakkers, Jongbloed, Geesbrug) wordt er vooralsnog voor gekozen om de plancapaciteit planologisch-juridisch niet te laten vervallen maar alleen de feitelijke ontwikkeling en kavelverkoop op te schorten.

Goede tot uitstekende plannen Bij de goed tot uitstekend beoordeelde plannen zijn er naast het kwalitatieve afwegingskader geen specifieke redenen of factoren die een andere keuze dan puur op kwaliteit vragen. Deze plannen scoren goed tot zelfs uitstekend en kunnen dus wat ons betreft al dan niet in zijn geheel doorgaan. De ontwikkelaars blijven uiteraard zelf verantwoordelijk voor mogelijke afzetrisico’s.

• Dalen, De Spinde • Coevorden, Markt: Citadel • Coevorden, Markt: Kasteel 4 • Coevorden, Markt: winkelstraten

2.3.2.4 Vertaling naar het bestemmingsplan

113 In de Woonvisie geeft de gemeente Coevorden haar beleid weer met betrekking tot het deprogrammeren van het aantal geplande nieuw te bouwen woningen. Gelet op de krimpende bevolking is er in de Woonvisie een nieuwe balans gevonden tussen de woningvraag en het geplande aanbod en de toekomstige woningbehoefte. In paragraaf 2.3.2 is hier uitvoerig op ingegaan. Voor het overige verwijzen wij naar de door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie 2017-2022, d.d. 19 december 2017. In de vigerende bestemmingsplannen zijn diverse nieuwbouwlocaties opgenomen. Deels met een directe werking en deels met een indirecte werking. Voor deze laatste categorie dient voor afgifte van een omgevingsvergunning een wijzigingsbevoegdheid uitgewerkt te worden. Bij de actualisatie van de vigerende bestemmingsplannen is op basis van de Woonvisie gekeken naar de nieuwbouwlocaties en afgewogen of deze in het nu voorliggende plan wederom opgenomen worden. Daar waar vergunning en/of waar zicht is op realisatie blijven de nieuwbouwlocaties gehandhaafd. Dit om eventuele strijdigheid met het bestemmingsplan te voorkomen. Nieuwbouwlocaties die al meer dan 10 jaar in de bestaande bestemmingsplannen aanwezig zijn, maar nog niet gerealiseerd zijn, of slechts via een wijzigingsbevoegdheid uitgevoerd kunnen worden, zijn verwijderd uit het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’.

Kern Plangebied Status Gevolg voor BP ‘Kernen'

Invulling is bestaand en maakt onderdeel uit van de afronding van het nieuwbouwgebied Aalden Baander, Paardelandsdrift Behouden. Paardelandsdrift.

Dit betreft een locatie ontstaan binnen de uitvoering van een procedure in het kader van ruimte voor ruimte. Is stedenbouwkundig een wenselijke locatie voor nieuwbouw, maar zeker Benneveld Almaatsweg Behouden. ook wenselijk omdat op een andere locatie bebouwing gesloopt moet worden. De totale ruimtelijke kwaliteit van het dorp Benneveld staat hierin voorop.

Coevorden Jeroen Boschstraat Betreft een nieuwbouwlocatie van woningbouwcorporatie Domesta. Dit plan is in afronding. Behouden.

Ballastweg tussen 10 en 16 In de afgelopen planperiode is deze locatie tot ontwikkeling gekomen. Behouden

Parkschool De vier te bouwen villa’s passen in de Woonvisie. Behouden.

Klooster 5 In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Gelet op de Behouden onderliggende afspraken is het behouden van de wijzigingsbevoegdheid gewenst

Aanduiding nieuwbouwlocatie Scoutingterrein Betreft het oude scoutingterrein welke is ingevuld. verwijderd

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Gezien de ligging is Dalen Voorkamp Woonfunctie verwijderen het stedenbouwkundig is onwenselijk deze plek in te vullen.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is De Steeg Woonfunctie verwijderen ingericht als tuin. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is Binnenweg 9-11 ingericht voor het gebruik van het achtergelegen autobedrijf. Tevens is het stedenbouwkundig Woonfunctie verwijderen niet langer wenselijk deze plek in te vullen.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is De Brinken ingericht als dierenweide en is daarmee een mooie open plek in het dorp. Tevens is het Woonfunctie verwijderen stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is Oude Coevorderweg I ingericht met een schuur. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in Woonfunctie verwijderen te vullen.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is in Oude Coevorderweg II gebruik als weide. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te Woonfunctie verwijderen vullen.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie Is als erf Schoolstraat 14-25 ingericht en behoord bij het open karakter van het dorp. De stedenbouwkundige invulling met Woonfunctie verwijderen een woning is dan ook niet logisch en wenselijk gezien het open karakter ter plekke.

Dalerpeel Dorpsstraat 86 Die vergunning is inmiddels verleend en pand is in aanbouw. Behouden.

Steigerwijk Betreft het bestaande uitbreidingsplan. Deze nieuwbouwlocatie past binnen de Woonvisie. Behouden.

Dalerveen De Marke In uitvoering. Handhaving van de bouwcapaciteit past binnen de Woonvisie. Behouden.

114 Betreft de invulling van de locatie van de oude melkfabriek. Ontwikkeling van deze locatie Hoofdstraat 118-120 Behouden. loopt.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is Gees Tilweg 15a ingericht als tuin. Tevens is het stedenbouwkundig is het niet langer wenselijk deze plek in te Woonfunctie verwijderen vullen.

Dorpsstraat 44-46 Stedenbouwkundig wenselijke invulling. Behouden.

Aanduiding nieuwbouwlocatie Dorpsstraat 70a-72 Is gerealiseerd. verwijderen

Geesbrug Betreft het bestaande uitbreidingsplan. Deze nieuwbouwlocatie past binnen de Woonvisie. Behouden.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het Nieuwe Krim Nieuwe Krim, 11-13 Woonfunctie verwijderen stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen.

Nieuwe Krim, 10-8 Nieuwbouw is uitvoering. Behouden.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het Nieuwe Krim, 34-38 Woonfunctie verwijderen stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen.

Betreft een procedure conform ruimte voor ruimte. Verplaatsing boerderij is in uitvoering, Noord-Sleen Dorpsstraat hoek Middelesweg waarna de schuren gesloopt worden. Hiervoor mogen in totaal 2 nieuwe woningen voor Behouden. terugkomen.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het Waterkampenweg Woonfunctie verwijderen stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen.

Markeweg 1 In uitvoering zijnde ruimte voor ruimte regeling. Behouden.

Betreft een ruimte voor ruimte regeling. De verplaatsing van de boerderij is in uitvoering. Markeweg 2 Behouden. Binnen de nieuwbouwlocatie is ruimte voor 3 extra woningen.

Kampakkers Nog twee nieuwbouwkavel in uitvoering Behouden.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het Oosterhesselen Geeserweg Woonfunctie verwijderen stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen.

Betreft een wijzigingsgebied voor realisatie van 9 zorgwoningen. Reeds opgenomen in BP Schoonoord 2006. Bouwmogelijkheid bestaat in ieder geval meer dan 10 jaar. Woonfunctie en – wijzigings- Schoonoord Locatie naast Tramstraat 60 De bouwinitiatieven die er geweest zijn, zijn nooit tot uitvoer gekomen. De beoogde bevoegdheid verwijderen zorgwoningen (gezinshuis voor gehandicapten) lijken niet uitvoerbaar op deze locatie.

Betreft een locatie voor de bouw van een woning tegenover de brandweerkazerne van Locatie Ringstraat I Schoonoord. Deze nieuwbouwlocatie past binnen de stedenbouwkundige structuur van de Behouden. nieuwbouwwijk.

Op de nieuwbouwlocatie kunnen twee woningen gerealiseerd worden. Deze locatie valt Locatie Ringstraat II binnen het nieuwbouwplan Ellert en Brammert. Invulling is gezien de stedenbouwkundige Behouden. structuur van de nieuwbouwwijk logisch en wenselijk.

Betreft een open plek. In 2018 is er een procedure voor gevolgd en in uitvoering genomen. Havenstraat tussen 22 en 23 Behouden. Een bouwaanvraag dient echter nog ingediend te worden.

Sportparklaan 25 In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het Woonfunctie verwijderen. stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen.

Het betreft hier een nieuwbouwlocatie die is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Sportparklaan 1-5 Schoonoord 2006. In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Woonfunctie verwijderen. De locatie is ingericht als tuin. Tevens is het stedenbouwkundig is het niet langer wenselijk deze plek in te vullen.

115 Betreft een ruimte voor ruimte regeling waarbij bestaande bebouwing wordt gesloopt en Sleen Mottenkampsteeg waarvoor ter compensatie een nieuwbouwwoning gerealiseerd mag worden. Dit om de Behouden. bestaande stedenbouwkundige kwaliteit te verbeteren.

Steenwijksmoer Kerkweg Betreft een bestaande nieuwbouwlocatie. Past binnen Woonvisie. Behouden.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het Hoofdweg 6a Behouden stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen.

In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het Wachtum Westereind 20 Woonfunctie verwijderen stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen.

Dit betreft een nieuwbouwlocatie welke onlangs door de uitspraak van de Raad van State Wezup Wezuperstraat 27-29 Behouden. onherroepelijk geworden.

Van de oorspronkelijke 4 bouwkavels zijn er 2 gerealiseerd aan de westzijde. Parallel aan het kanaal wordt een derde woning thans gerealiseerd. Bouwer, gemeente en omwonenden zijn overeengekomen dat de vierde woning niet meer wordt gerealiseerd. Hiervoor is Wezuperbrug Oranjekanaal zuidzijde naast 9 stedenbouwkundig ook geen ruimte meer. Bestaande bouwkavel behouden De raad heeft 14-11-2017 een voorbereidingsbesluit genomen om de 4 bouwkavels om te zetten naar de thans aanwezige en in aanbouw zijnde 3 kavels. Deze drie woningen worden positief bestemd als ‘Woongebied’. Het vierde bouwkavel komt te vervallen.

Zwinderen Boerdijk Volledig uitgegeven nieuwbouwlocatie. Bouw van de woningen is in uitvoering Behouden.

2.3.3 Mobiliteitsplan Coevorden

Het mobiliteitsplan "Op weg naar duurzame mobiliteit" is vastgesteld en vervangt het Gemeentelijk verkeers- en vervoerplan van 1999. Het mobiliteitsplan geeft de visie op verkeer en vervoer in de gemeente Coevorden weer. Daarnaast is het plan een vertaling van het rijks- en provinciale beleid. De gemeente zet daarbij in op verkeersveiligheid en het op een duurzame(re) manier van verplaatsen. In het mobiliteitsplan is niet alleen een visie opgenomen, maar zijn ook concrete maatregelen genoemd. Eén van de maatregelen is het instellen van 30 km-zones bij de scholen in de verschillende kernen, waaronder in Sleen. Voor zover de voorgestelde maatregelen planologische relevant zijn, worden deze in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

2.3.3 Huisvesting arbeidsmigranten

De gemeente ziet de huisvesting van arbeidsmigranten primair als strijdig met dit bestemmingsplan. In het plan is geen binnenplanse afwijkingsbvoegdheid opgenomen omdat: a. de Wabo en het Bor in mogelijkheden voorzien; b. de gemeente (geen beleid heeft en) een herziening van het bestemmingsplan in voorkomend geval op zijn plaats vindt.; c. de gemeente er voor kiest om dergelijke ontwikkelingen niet met een beleidskader te willen regelen, omdat het zelden voorkomt en per geval bekeken zal worden.

2.3.4 Welstandsbeleid

Voor het hele plangebied geldt het welstandsbeleid zoals vastgelegd in de ‘Welstandsnota 2012’ (d.d. 16 oktober 2012) van de gemeente Coevorden. Naast de algemene welstandscriteria zijn de gebiedsgerichte criteria van verschillende gebieden op het plangebied van toepassing. Deze criteria hebben geen directe doorwerking op de regeling van dit bestemmingsplan, maar zijn van belang bij de vergunningverlening. Naast de welstandsnota heeft de gemeente in diverse gebieden de welstandscriteria aangevuld met, dan wel vervangen door beeldkwaliteitsplannen. Daarin staan de criteria die bij welstandstoetsing worden gehanteerd. Dit gaat vaak verder dan de welstandscriteria, ingegeven door de omgevingskwaliteiten die in de betreffende omgeving aanwezig en gewenst zijn. In de ‘Welstandsnota 2012’, paragraaf 3.6, is opgenomen dat er specifieke welstandsplannen kunnen gelden. Dit zijn onder andere beeldreferentieplannen en beeldkwaliteitsplannen. Deze zijn onderdeel van een bestemmingsplan en hebben tot doel de algemene kwaliteit van de te bouwen woningen te bewaken. Soms bevatten die bestemmingsplannen ook regels met betrekking tot de uitvoering van gebouwen en bouwwerken (bijvoorbeeld in bestemmingsplan Ossehaar). Voor het bouwen in deze gebieden gelden naast de algemene welstandscriteria ook de voorschriften van het betreffende beeldreferentie- of beeldkwaliteitsplan. Omdat voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ deze specifieke bestemmingsplannen vervangt, zullen deze kwaliteitscriteria gekoppeld moeten worden aan de nieuwe set van regels. In paragraaf 3.1.07 van de welstandsnota is tevens opgenomen dat nieuwe bestemmingsplannen moeten voorzien in een welstandsparagraaf of beeldkwaliteitsplan. Deze documenten worden na vaststelling van het bestemmingsplan als bijlage bij de welstandsnota opgenomen om het welstandsbeleid toegankelijk en actueel te houden.

2.3.5 Beeldkwaliteit

Beeldkwaliteitsbeleid is een instrument voor het borgen van het uiterlijk van gebouwen en hun omgeving bij nieuwe ontwikkelingen. Het beeldkwaliteitsplan kan daar aan bijdragen. In een beeldkwaliteitsplan staat het bereiken van de juiste omgevingskwaliteit voorop. In visueel en fysiek opzicht. Het gaat om het verbeteren van de belevingswaarde van de omgeving waarin je bent, waarin iets wordt ontwikkeld, of waarin mensen wonen, werken en verblijven. De ‘Welstandsnota 2012’ geeft ook een definitie van een beeldkwaliteitsplan:

"Een omschrijving van de voorgestelde ruimtelijke kwaliteit van een plan. Dit plan beschrijft niet alleen de vormgeving, kleur en dergelijke van de bebouwing, maar ook de vormgeving en inrichting van de openbare ruimte als geheel. Meestal omvat een beeldkwaliteitplan fotomateriaal ter ondersteuning van de beeldvorming."

Voorliggende plan beoogt geen aanpassingen in de inhoudelijke criteria voor welstand en/of beeldreferentie- of beeldkwaliteitplannen. Daarom wordt op dit specifieke onderdeel het bestaande beleid 1-op-1 overgenomen in voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’. Dit wordt geregeld door het opnemen van een gebiedsaanduiding op de verbeelding voor betreffende deelgebieden en in de regels het betreffende beeldkwaliteitsplan of stedenbouwkundig plan te koppelen.

116 2.3.5.1 Borging in een bestemmingsplan

Het borgen van (de gewenste) ruimtelijke kwaliteit kan via het bestemmingsplan geregeld worden. De toelichting kan ingaan op de gewenste beeldkwaliteit met de daarbij behorende eisen, zoals de landschappelijke inpassing. Vervolgens kunnen er ook regels worden gesteld aan bepaalde ontwikkelingen, waarbij het beeldkwaliteitsplan een toetsingskader kan worden. Zolang maar gemotiveerd kan worden dat die regels dienen voor ‘een goede ruimtelijke ordening’. Het beeldkwaliteitsplan moet dan wel in de regels verankerd worden. Daarmee krijgt het een direct werkende juridische waarde. Naar gelang de gemeente dat wenst kan dat zowel voor afwijkingen, voor wijzigingen, maar ook voor rechtstreekse bouwmogelijkheden worden geregeld. Met name voor grotere nieuwe ontwikkelingen en in kwalitatief gevoelige gebieden is het opstellen van een beeldkwaliteitsplan een goede keuze voor het vastleggen van de gewenste omgevingskwaliteit voor dat gebied. In die gevallen is dat het meest effectief, omdat je er direct resultaat van ziet als een beoogt project wordt uitgevoerd. Echter, het beeldkwaliteitsplan kan ook toegevoegd worden als toetsingskader voor reeds bestaande situaties. Het beeldkwaliteitsplan wordt dan pas geëffectueerd op het moment dat iemand iets wil; iemand die zijn woning wil vervangen, een bedrijf wil omzetten of iets nieuws wil realiseren. Op voorhand is dan ook duidelijk welke kwaliteit de gemeente vraagt bij zo’n ontwikkeling. Het is echter nooit afdwingbaar om de gewenste omgevingskwaliteit te (laten) realiseren als de gemeente niet zelf het initiatief heeft voor een ontwikkeling.

2.3.5.2 Bestaand beeldkwaliteitsplannen

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan ‘Kernen’ gelden al diverse beeldkwaliteitsplannen, stedenbouwkundige randvoorwaarden en ook een inpassingsplan. Daarnaast gelden er voor ontwikkelingen in de beschermde stads- en dorpsgezichten criteria die zijn opgenomen in de aanwijzingsbesluiten voor het beschermde stads- of dorpsgezicht. Al deze plannen worden aan de regels van het bestemmingsplan gekoppeld om de ontwikkelingen in die gebieden te kunnen toetsen op de opgenomen criteria. Het gaat om de volgende kwaliteitsplannen in de volgende kernen:

• Aalden: ◦ Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Oud Aalden; ◦ Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe; ◦ Erratum beeldkwaliteitsplan Aalden-Aelderhooghe; • Benneveld: ◦ Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Benneveld; ◦ Stedenbouwkundige randvoorwaarden Almaatsweg naast nr.13, Benneveld; • Coevorden: ◦ Aanwijzingsbesluit beschermd stadsgezicht Coevorden; ◦ Beeldkwaliteitsplan Historische kern Coevorden; ◦ Beeldkwaliteitsplan Ossehaar, fase A; ◦ Beeldkwaliteitsplan Ossehaar, fase B en C; ◦ Stedenbouwkundige randvoorwaarden voormalige Parkschool, Coevorden; • Dalen: ◦ Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II; • Gees: ◦ Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Gees; • Meppen ◦ Stedenbouwkundige randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen; • Nieuwe Krim ◦ Stedenbouwkundige randvoorwaarden Nieuwe Krim 8-10, Nieuwe Krim; • Noord-Sleen: ◦ Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-Sleen; ◦ Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-Sleen; ◦ Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-Sleen; • Schoonoord: ◦ Stedenbouwkundige randvoorwaarden Havenstraat tussen 22 en 23, Schoonoord.

2.3.6 Monumenten en karakteristieke objecten

In Nederland kennen we verschillende soorten monumenten of ‘beschermde statussen’. Bij wijzigingen aan deze panden of objecten, moet rekening worden gehouden met de waarden van dat pand of object. In de gemeente Coevorden is sprake van rijksmonumenten, provinciale monumenten, karakteristieke objecten, beeldbepalende objecten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Rijks- en provinciale monumenten vallen onder de bescherming van de Erfgoedwet. Dat is landelijk geregeld en deze gebouwen en objecten worden door het rijk of de provincie bewaakt. De regels voor karakteristieke objecten en beeldbepalende panden gelden alleen voor de gemeente Coevorden. Er staan momenteel 418 objecten op de gemeentelijke lijst van karakteristieke panden en objecten. Delen van de stad Coevorden en de dorpen Oud-Aalden, Benneveld en Gees zijn speciaal beschermd; dit zijn de beschermde stads- en dorpsgezichten. Voor die gebieden gelden specifieke kwalitatieve regels. Voor al deze objecten en plekken geldt dat er niet zonder vergunning mag worden gebouwd, of verbouwd. In sommige gevallen zijn ook veranderingen in de buitenruimte aan regels en vergunningen gebonden. Op hoofdlijnen gelden de volgende beschermingsregiems voor de betreffende objecten en gebieden. Het beschermingsregiem voor rijksmonumenten is het strengste. Voor beeldbepalende panden het minst zwaar. Stads- en dorpsgezichten kennen een specifieke beschermingsregeling:

Status Bescherming Bevoegd gezag / vergunning

Bescherming is geregeld in de Erfgoedwet. De minister wijst Monumentenvergunning in rijksmonumenten aan. Aanpassingen aan het rijksmonument zijn zonder combinatie met Rijksmonumenten vergunning niet toegestaan. De rijksdienst adviseert hier de gemeente omgevingsvergunning. over. Bescherming en herstel van het rijksmonument staat voorop. De B&W is bevoegd gezag. beschreven monumentale waarden zijn leidend hierbij.

Bescherming is geregeld in de provinciale monumentenverordening. Monumentenvergunning in Aanpassingen aan het provinciale monument zijn zonder vergunning niet combinatie met Provinciale monumenten toegestaan. De provincie adviseert hier de gemeente over. Bescherming omgevingsvergunning. en herstel van het monument staat voorop. De door de provincie B&W is bevoegd gezag. beschreven waarden zijn leidend hierbij.

117 Bescherming is geregeld in de regels van het bestemmingsplan. Aanpassingen van karakteristieke kan alleen als aan de voorwaarden wordt voldaan en met een omgevingsvergunning. De aanvrager van de Omgevingsvergunning nodig. Karakteristieke objecten omgevingsvergunning moet middels bouwhistorisch onderzoek aantonen B&W is bevoegd gezag. dat de aanpassing de karakteristieke en cultuurhistorische waarden niet aantast. Toetsing loopt via de omgevingsvergunning en welstand.

De bescherming van beeldbepalende objecten, welke in de verbeelding zijn aangeduid, ziet alleen op de bestaande bouwmassa (goot- en Omgevingsvergunning bouwen. Beeldbepalende objecten bouwhoogte alsmede dakhelling). Deze bouwmassa kan veranderen maar B&W is bevoegd gezag. moet wel in hoofdzaak behouden blijven.

Binnen de beschermde stads- en dorpsgezichten gelden specifieke regelingen voor het aanpassen van bebouwing en ook de openbare ruimte en (groen)structuren. De voorwaarden en kwaliteiten zijn opgenomen in de

aanwijzingsbesluiten en eventuele beeldkwaliteitsplannen. In de regels is Omgevingsvergunning voor werken Beschermd stads- of een dusdanig integrale set van voorwaarden opgenomen dat bij initiatieven en werkzaamheden, eventueel met voldaan moet worden aan alle relevante kwaliteitsaspecten. In deze dorpsgezicht afwijking. gebeden zijn niet alleen waardevolle objecten aan een vergunningenstelsel B&W is bevoegd gezag. onderworpen, maar ook ingrepen in de bodem, het groen en de infrastructuur.

2.3.6.1 Rijksmonumenten

De in de gemeente aanwezige Rijksmonumenten zijn via de Erfgoedwet al beschermd en hebben daarom geen beschermingsregeling in dit bestemmingsplan gekregen. Dit zou 'dubbelop' zijn en dat is ongewenst.

2.3.6.2 Provinciale monumenten

De in de gemeente aanwezige Provinciale monumentenzijn via de Provinciale Monumentenverordening en Erfgoedwet beschermd en hebben daarom geen beschermingsregeling in dit bestemmingsplan gekregen. Dit zou 'dubbelop' zijn en dat is ongewenst.

2.3.6.3 Karakteristieke objecten

Om cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken en objecten te beschermen is een beschermingsregeling in dit bestemmingsplan opgenomen. Op de verbeelding zijn de betreffende objecten aangegeven met de dubbelbestemming 'karakteristiek'. De objecten die bescherming tegen slopen vragen vanuit hun cultuurhistorische waarden zijn in bijlage 1 Karakteristieke objecten van de regels opgenomen. Het (deels) slopen of verbouwen van karakteristieke objecten is alleen met een omgevingsvergunning mogelijk. Een omgevingsvergunningaanvraag bestaat onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin wordt omschreven wat het (bouw)plan is en welke consequenties het (bouw)plan heeft voor de architectonische en/of cultuurhistorische waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en vervolgens kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet. Als voor een karakteristiek object met een bouwhistorische kwaliteit (aangeduid met ‘BK’) een verzoek om te slopen wordt gedaan, is de aanvrager aanvullend verplicht om bij de aanvraag een bouwhistorisch onderzoek te voegen. Mede op basis van de resultaten van dit onderzoek, kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet. Met een bouwhistorisch onderzoek worden het gebouw en de sporen van de bouwgeschiedenis onderzocht en gedocumenteerd. Naast bouwwerken en gebouwen kunnen ook andere elementen waardevol zijn vanuit cultuurhistorisch perspectief. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om begraafplaatsen en bruggen. Omdat in een aantal gevallen enkel een sloopverbod onvoldoende beschermt, is aanvullend een beschermingsregeling tegen bodemingrepen opgenomen voor deze categorie. Onder bodemingrepen worden verstaan alle werken en werkzaamheden waarvan redelijkerwijs aangenomen kan worden dat ze de cultuurhistorische waarde aantasten. Ook hier is de dubbelbestemming 'karakteristiek' opgenomen. In de inventarisatielijst is opgenomen welke objecten als karakteristiek gebied of bouwwerk ook worden beschermd tegen bodemingrepen, door een 'BI' in de kolom 'Bodemingrepen'. Ook in deze gevallen bestaat een omgevingsvergunningaanvraag onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin wordt omschreven wat het plan is en welke consequenties het plan heeft voor de cultuurhistorische waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en vervolgens kan het college van burgemeester en wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet.

In dit bestemmingsplan wordt een tweetal bouwwerken aan de lijst van karakteristieke objecten toegevoegd, te weten:

• Brug Ruimsloot; • Waterput aan de Noordenveldseweg 3, Wachtum

2.3.6.4 Beeldbepalende objecten

De laatste categorie van waardevolle objecten zijn de beeldbepalende objecten. Deze hebben minder specifieke waarden dan ‘karakteristieke objecten’ en zijn daarom aangeduid op de verbeelding met de aanduiding ‘beeldbepalend object’. In de regels is een beeldbepalend object gedefinieerd als een ‘gebouw of object met esthetische kwaliteit, dat opvalt in zijn omgeving of nadrukkelijk het beeld van de omgeving bepaalt, bijvoorbeeld vanwege zijn stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische kenmerken.’ In de algemene bouwregels is voor de op de verbeelding aangeduide beeldbepalende objecten een regeling opgenomen, waarmee de hoofdvorm van het object wordt beschermd. De beeldbepalende waarde van deze objecten zit immers hoofdzakelijk in de typerende vorm en ligging van het object. Het gaat hierbij vaak om (de grotere bouwmassa’s van) oudere boerderijtypen, zoals langgevel-, ontginnings- en andere boerderijen en vergelijkbare objecten. Omdat de aanduiding op het object begrensd is, is ook de ligging van het object in de omgeving automatisch beschermd.

2.3.7 Bebouwing bij de woonfunctie

Binnen de gemeente Coevorden wordt de omvang van de toelaatbare gebouwen bij een woonfunctie rechtsreeks gekoppeld aan de omvang van het bouwperceel waarop de woning staat. In veel gevallen is er geen ruimtelijk relevant belang om dit oppervlak strak te begrenzen op een vaste oppervlaktemaat. Dit geldt zowel voor gronden waar de bestemming ‘Wonen’ geldt, als voor de gronden waar de bestemming ‘Woongebied’ geldt.

118 2.3.7.1 Tot 400m2 gebouwen mogelijk

Om het gebruik toch toe te spitsen op de woonfunctie is er echter wel gekozen voor een maximale omvang voor gebouwen bij een woning. Deze bovengrens is vastgelegd op 400 m2. Binnen die 400 m2 aan gebouwen moet makkelijk in alle noodzakelijke en gewenste voorzieningen bij een bouwperceel kunnen worden voorzien. Van belang is echter ook dat een bouwperceel niet volledig ‘versteend’. Buitenruimte is in de meeste gevallen erg wenselijk om het woongenot, buitenfuncties, zoals parkeren en tuinen, maar ook de waterhuishouding (bodeminfiltratie) ook de nodige ruimte te kunnen (blijven) bieden. Om die reden blijft de richtlijn van maximaal 50% aan gebouwen op een bouwperceel te allen tijde in stand. Voorts heeft de gemeente er voor gekozen om een generiek toepasbare regeling te formuleren die gebruik maakt van een staffeling gebaseerd op de omvang van het bouwperceel; hoe groter het bouwperceel, hoe groter het oppervlak aan toelaatbare gebouwen. Dit resulteert uiteindelijk in de volgende tabel met toelaatbaar oppervlak gebouwen op een bouwperceel:

Toegestaan oppervlak gebouwen

Oppervlak bouwperceel maximum bebouwingspercentage maximaal oppervlak gebouwen

500 m2 of minder 200 m2

501 tot en met-1000 m2 50% van het bouwperceel 300 m2

1.001 m2 of meer 400 m2

2.3.7.2 Met afwijking zelfs tot 650 m2 gebouwen

Via een binnenplanse afwijking kan ook nog een omgevingsvergunning worden verleend door het college voor nog meer oppervlakte aan gebouwen indien het bouwperceel minimaal 2.000 m2 bedraagt. Tot maximaal 650 m2 aan gebouwen. Hierbij worden meerdere andere voorwaarden gesteld, daaronder begrepen een maximale inhoud van de gebouwen van 2.500 m2. Deze regeling geldt ook alleen in de woongebieden (‘Wonen’ en ‘Woongebied’). Omdat hier geen onduidelijkheid mag bestaan over wat het bouwperceel behelst en er nadere kwaliteitseisen gelden, is deze mogelijkheid opgenomen achter een afwijkingsprocedure. Het college kan dan altijd de afweging maken om wel of niet mee te werken.

Toegestaan oppervlak gebouwen via een afwijkingsvergunning

maximaal oppervlak Oppervlak bouwperceel maximum bebouwingspercentage gebouwen (1)

2.001 m2 of meer 50% van het bouwperceel 650 m2

(1) Mits ook voldaan wordt aan alle overige voorwaarden uit de geldende regels.

2.3.7.3 Toetsing van het bouwperceel

De toelaatbare bebouwing is gekoppeld aan het oppervlak van het bouwperceel. In sommige gevallen worden eigendommen uitgebreid om het bouwperceel te vergroten en daarmee meer gebouwen te kunnen realiseren. Daarbij kan een discussie ontstaan over de omvang van het bouwperceel. Hieronder wordt daar eenduidigheid in gegeven via enkele toetsingscriteria.

• Het bouwperceel ligt in het geheel binnen de bestemming ‘Wonen’ of ‘Woongebied’ (of daarmee gelijk te stellen specifieke ‘woonbestemmingen’). Gronden die buiten de hoofdbestemming liggen tellen niet mee als bouwperceel; • De gronden van het bouwperceel moeten in eigendom zijn van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Voorkomen moet worden dat derden de extra bebouwingsruimte gaan benutten en hierdoor strijdige situaties ontstaan; • Indien een perceel planologische gesplitst is en niet kadastraal, of als hierin afwijkingen voorkomen, dan is de planologische verdeling (inclusief verleende vergunningen) leidend boven de eigendomssituatie; • In voorkomend geval kan het college van burgemeester en wethouders hierbij besluiten tot maatwerk.

2.3.8 Facet- bestemmingsplan lokale (bouw)projecten

Op 18 november 2010 heeft de raad van Coevorden het facet- bestemmingsplan “Lokale (bouw) projecten” vastgesteld. Met dit plan is geregeld dat de voorheen geldende mogelijkheden om middels een artikel 19, lid 2 en lid 3 WRO bouwprojecten eenvoudig mogelijk te maken, ook onder de nieuwe Wro op vrij eenvoudige wijze mogelijk werden. Het plan regelt voor de diverse geldende bestemmingsplannen op dat moment dat via een afwijkingsprocedure gebouwd / verbouwd / herbouwd zou kunnen worden. Het betreft binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ de afwijkings- en bouwmogelijkheden uit artikel 2 van het facet- bestemmingsplan, voor zover van toepassing voor de bebouwde komgebieden. Het facetbestemmingsplan, ofwel paraplubestemmingsplan, is een aanvullende ontheffingsregeling voor de op dat moment geldende bestemmingsplannen van de gemeente Coevorden.

2.3.8.1 Woningsplitsing

In sub 3 van artikel 2 was de mogelijkheid van woningsplitsing geregeld. Deze regeling is overgenomen in de splitsingsbevoegdheid in de algemene afwijkingsregels, artikel 59.5. De voorwaarden zijn enigszins aangescherpt.

2.3.8.2 Hergebruik voormalige agrarische bedrijfsgebouwen

In sub 5 van artikel 2 was geregeld dat voormalige agrarische bedrijfsbebouwing voor andere functies gebruikt konden worden. Onder voorwaarden. Deze regeling is nu opgenomen in artikel 59.2. De voorwaarden zijn enigszins aangescherpt.

119 2.3.8.3 Realiseren van woonruimte in bestaande bebouwing

In sub 6 van artikel 2 was geregeld dat bestaande bebouwing gebruikt kon worden voor woonruimte. Deze regeling is overgenomen in artikel 59.3 van de regels. De voorwaarden zijn in stand gebleven. Deze regeling is niet bedoeld om extra woningen te realiseren. De regeling is bedoeld voor uitbreiding / verbouwing van de bestaande woning, eventueel in combinatie met mantelzorg.

2.3.8.4 Vernieuwen, verbouwen of uitbreiden van bestaande bebouwing

In sub 7 van artikel 2 was geregeld dat bestaande bebouwing aangepast kon worden via een afwijking. Ook deze regeling is overgenomen en wel in artikel 59.4 van de algemene afwijkingsmogelijkheden. De geldende voorwaarden zijn enigszins aangescherpt.

2.3.8.5 Gebruik gronden na afwijking voor bouwen

In sub 8 van artikel 2 was geregeld dat het college ook voor het gebruik van gronden vergunning kon verlenen als dat direct verband hield met of gevolg was van een verleende afwijking voor het bouwen. Ook deze regeling is overgenomen en in stand gehouden. In artikel 59.6.

Besluit Omgevingsrecht (Bor) Overigens voorziet het huidige Besluit omgevingsrecht (Bor) reeds in veel meer afwijkingsmogelijkheden via de zogenaamde ‘kruimelgevallenlijst’. Hierdoor zijn er veel meer ontwikkelingsmogelijkheden dan alleen in dit bestemmingsplan ‘Kernen’ opgenomen.

2.3.9 Facet- bestemmingsplan recreatie

Op 20 mei 2010 heeft de raad van Coevorden het facet- bestemmingsplan “Recreatie (minicampings en Bed & Breakfast)” vastgesteld. Hierin zijn regels opgenomen voor enerzijds minicampings (mede als reactie op het vervallen van de Wet op de Openluchtrecreatie per 1 januari 2008) en anderzijds voor Bed & Breakfast voorzieningen. Deze recreatievoorzieningen zijn sinds die periode speerpunt voor de ontwikkeling van de recreatiesector in de gemeente Coevorden.

2.3.9.1 Regeling Minicamping en Bed & Breakfast

Het bestemmingsplan ‘Kernen’ betreft de komgebieden van de gemeente. Daarbinnen komen geen (agrarische) percelen voor van meer dan 5.000 m2. Nieuwvestiging van minicampings binnen de kernen wordt hiermee vrijwel uitgesloten. In het verleden is medewerking verleend aan de vestiging van meerdere minicampings met een perceelgrootte van minder dan 5000m2’. Deze minicampings hebben in dit bestemmingsplan een aanduiding Verblijfsrecreatie (kleinschalig kamperen) gekregen en zijn op deze manier verzekerd van hun bestaande rechten.

Voor Bed & Breakfast voorzieningen wordt geen nieuwe beleidslijn ingezet, maar de bestaande beleidslijn uit het facet – bestemmingsplan worden behouden: Een Bed & Breakfast voorziening is een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, met maximaal 6 kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en geen zelfstandige eenheid mag zijn of kan verworden tot een zelfstandige (woon)eenheid. Deze planologische mogelijkheid blijft in stand via een afwijkingsprocedure op grond van de planologische aanvaardbaarheid en het toeristisch-recreatieve belang (zie artikel 59). In aanvulling op de basisregeling, waarbij de Bed & Breakfast voorziening in het hoofdgebouw (de woning) wordt gerealiseerd, biedt de afwijkingsregeling ook een optie om de voorziening (gedeeltelijk) in een bijgebouw of bijhorend bouwwerk te realiseren. Hier ligt onder andere aan ten grondslag dat in oude boerderijen vaak niet eenduidig onderscheid kan worden gemaakt tussen hoofdgebouw/woning en de bijhorende schuur (het achterhuis vaak). Er zijn geen onoverkomelijke planologische bezwaren om hier meer ruimte in te bieden.

2.3.9.2 Brandveiligheid Bed & Breakfast

Vanuit brandveiligheid geldt echter dat daarnaast voldaan moet worden aan extra veiligheidseisen als er sprake is van een voorziening die voorziet in meer dan 2 kamers voor logiesverblijf, ofwel meer dan 4 personen die van de logiesfunctie gebruik kunnen malen. De Veiligheidsregio Drenthe stelt dan dat er vanuit het Bouwbesluit getoetst moet worden aan een logiesfunctie en niet een woonfunctie. Hiervoor gelden over het algemeen strengere eisen. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor afwijking Bed & Breakfast voor meer dan 2 kamers of meer dan 4 personen, dient derhalve ook aan een logiesfunctie getoetst te worden. In voorkomende gevallen zijn extra veiligheidsmaatregelen noodzakelijk, voordat de vergunning verleend kan worden. Met voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ wordt aansluiting gezocht bij de bestaande regeling voor Bed & Breakfast voorzieningen. Voor wat betreft het plangebied vervalt derhalve het facet – bestemmingsplan “Recreatie (Minicampings en Bed & Breakfast)”.

2.3.10 Toelichting op overige beleidslijnen

2.3.10.1 Paardenpension

Het stallen van paarden van derden, dus niet voor stallen van de eigen paarden, op een locatie moet gezien worden als een bedrijfsmatige activiteit die gebruikers aantrekt. Vaak brengen die gebruikers ook regelmatige verkeersbewegingen met zich mee, al dan niet met paardentrailers en vrachtwagens. Dit vraagt soms ook om gerichte maatregelen, zowel voor verkeersmaatregelen als voor eventuele andere overlast voor derden. Om die reden wordt pensionstalling van paarden gezien als een vorm van gebruiksgerichte paardenhouderij.

2.3.10.2 Toelaatbaarheid van de 10% afwijkingsregel

De gemeente Coevorden vindt het ongebreideld afwijken van de voorgeschreven maatvoering in het bestemmingsplan op grond van de zogenaamde 10%-regeling geen vanzelfsprekendheid. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moet er te allen tijde sprake zijn van een ‘goede ruimtelijke ordening’, ook al is dat niet letterlijk in de voorwaarden van een afwijkingsregeling opgenomen. Het verleden leert dat de 10%-regeling doorgaans te snel wordt aangevraagd en ook wordt toegepast. Het is echter geen vanzelfsprekendheid dat er altijd sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels moet in alle gevallen nog altijd verantwoord en gemotiveerd worden door de aanvrager. De gemeente Coevorden is van mening dat deze motivatie in ieder geval bestaat uit de volgende algemene voorwaarden:

• Afwijking is alleen mogelijk op grond van een noodzaak tot afwijken. Dat kan een functionele, een praktische of een kwalitatieve noodzaak zijn; • Derden mogen niet concreet worden belemmerd of gehinderd door toepassing van de afwijking. Hierbij gaat het niet om ‘behoud van vrij uitzicht’ of ‘de buren hebben dat allemaal niet’, maar om toetsbare en meetbare hinder of beperking; • Er dient altijd sprake te zijn en blijven van ‘een goede ruimtelijke ordening’; • De motivatieplicht ligt bij de aanvrager van de omgevingsvergunning.

Bij te gebrekkige motivatie en verantwoording kan een dergelijke afwijking ook worden geweigerd door het college op grond van de algemene beginselen van de Wet ruimtelijke ordening.

2.3.11 Landbouw

In de meeste kernen binnen de gemeente Coevorden zijn van oudsher landbouwbedrijven gevestigd. Landbouw is een van de belangrijkste bepalers van hoe het landschap er uit ziet.

Vanwege schaalvergroting in de landbouw neemt het aantal bedrijven in de landbouw in de kernen de laatste jaren steeds verder af. Een globale inventarisatie leert dat er op dit moment nog 33 agrariers actief zijn in de verschillende dorpen. Ongeveer 10 % hiervan kan worden beschouwd als knelpunt, in die zin dat deze bedrijven geen of weinig ontwikkelmogelijkheden hebben op de

120 huidige locatie. In het bestemmingsplan Buitengebied (2013) is beleid geformuleerd voor de verplaatsing van dit soort bedrijven. De gemeente faciliteert de verplaatsing van knelpuntbedrijven naar geschikte locaties in het buitengebied.

hoofdstuk 3 Stedenbouwkundige context en beeldkwaliteit

In dit hoofdstuk wordt de stedenbouwkundige context van de kernen in Coevorden beschreven. Hierbij is steeds het uitgangspunt genomen dat voortvloeit uit de vigerende bestemmingsplannen. Daar waar het gaat om gedateerde bestemmingsplannen is teven kort beschreven wat er gedurende de laatste planperiode op hoofdlijnen veranderd is in de stedenbouwkundige context. In de meeste kernen is die verandering echter beperkt gebleven. Per kern zal allereerst worden beschreven hoe de stedenbouwkundige context is ontstaan en hoe die zich heeft ontwikkeld. Hierbij wordt specifiek ingegaan op de aanwezige kwaliteiten en kenmerken van de betreffende dorpskern. Vervolgens wordt ingegaan op de huidige situatie en zal samengevat worden welke kenmerken of kwaliteiten bewaard moeten blijven. Deze beschrijving is van belang voor de motivatie en verdere uitwerking van het bestemmingsplan ‘Kernen’. Uiteindelijk leiden deze beschrijving en analyse, samen met andere ruimtelijk relevante aspecten, tot een afweging voor de raad van Coevorden om regels vast te stellen om tot een ‘goede ruimtelijke ordening’ te kunnen komen voor de kernen in Coevorden; het bestemmingsplan ‘Kernen’.

3.1 Aalden-Zweeloo

Zowel Zweeloo als Aalden zijn in cultuurhistorisch opzicht waardevolle nederzettingen, gedeeltelijk gelegen in een gebied voor het ontwikkelen van natuurwaarden. De provincie kent gebied waarin beide dorpen liggen de hoogste waarde op het vlak van cultuurhistorische gaafheid. De bewoning in het gebied is vanaf het begin in sterke mate gebonden aan de natuurlijke kenmerken bodem, reliëf en waterhuishouding. Dit vertaalt zich in een aantal zichtbare kenmerken, zoals het type verkaveling, de mate van openheid of geslotenheid en de situering, de vorm en de inrichting van de nederzettingen. Karakteristiek zijn de brinkdorpen (of esdorpen), die in de meeste gevallen ontstonden op de grens van de drogere naar de nattere gronden. Aalden en Zweeloo bestaan van oudsher voornamelijk uit boerderijen, die schijnbaar ordeloos, vaak dicht bijeen, staan gegroepeerd rond één of meer brinken. Kenmerkend voor deze dorpen zijn eveneens de essen, die gelegen zijn op langgerekte plateaus. De ruimte tussen de boerderijen was voor gemeenschappelijk gebruik. Pas na opheffing van de marke-organisaties kwam de huidige vorm van eigendomsverdeling tot stand. De binding van de dorpsbewoners met de natuur was zeer sterk, wat resulteerde in een grote bomenrijkdom, zowel op de brinken, langs de wegen als rond de boerderijen. De oorspronkelijke bebouwing van Zweeloo-Aalden werd gevormd door boerderijen en de kerk. Later kwamen daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Uit oude lijsten van de belasting op graan is gebleken dat Aalden in het jaar 944 uit zes boerderijen bestond. In Zweeloo waren dat er vier. Rond 1900 tonen Zweeloo en Aalden nog het vrijwel onaangetaste beeld van deze eeuwenlange ontwikkeling. De boerderijbebouwing concentreert zich in Aalden op het gedeelte ten zuidoosten van de Aelderstraat, waar ook de brink is gelegen. In Zweeloo ligt de boerderijbebouwing vooral in en aan het gebied dat wordt omsloten door de Hoofdstraat, Kruisstraat en Marktstraat en verder in oostelijke richting langs de Wheem, tot aan de monumentale kerk uit 1252. Tot 1960 bleef het inwonertal van Zweeloo-Aalden, met circa 1.150 personen, vrij constant. Daarna steeg het aantal inwoners vrij snel door de bouw van de wijk Marsstukken I ten noordwesten van de Aelderstraat. In 1980 was het inwonertal gestegen tot 1.650 personen. In 2005 telt het dorp 2.120 inwoners.

Figuur 12. Plangebieden BP 'Zweeloo-Aalden, partiële herziening beschermd dorpsgezicht Oud-Aalden en ecologische verbindingszone' (rechts) en BP 'Zweeloo-Aalden, gemeente Coevorden' (links).

3.1.1 Beschrijving huidige situatie

In Zweeloo-Aalden zijn twee delen te onderscheiden, namelijk:

a. de oorspronkelijke bebouwing rondom de drie brinken met daarin een lichte verdichting die direct na 1900 ontstond, en het daarmee functioneel samenhangende agrarische gebied rondom deze oorspronkelijke bebouwing; b. de bebouwing die is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog in de vorm van de wijk Marsstukken in Aalden en diverse kleine woongebieden in Zweeloo.

De oudste woningen van Aalden liggen langs de Aelderstraat en het gebied ten zuiden daarvan, rond de brink. In Zweeloo staan de oudste woningen aan de Kruisstraat-De Wheem, het Klooster en de Marktstraat-Wheempad. Het betreft hier met name voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. De woonfunctie is het sterkst vertegenwoordigd aan de noordwestkant van Aalden. Hier is de woonwijk Marsstukken in twee fasen aangelegd. Andere woongebieden zijn kleiner en liggen verspreid over de beide dorpen. Verdere uitbreiding van het woongebied wordt alleen nog maar voorzien in de vorm van de buurt Paardelandsdrift in Aalden. Dit gebied ligt ten westen van de wijk Marsstukken. Dit gebied is nagenoeg helemaal uitgegeven. In de toekomst zal vooral moeten worden gekeken naar herstructurering. In Zweeloo-Aalden liggen her en der verspreid enkele bedrijvigheid. Naast agrarische bedrijven betreft het detailhandel en voorzieningen, zoals horeca en onderwijs. Voor het overige is het dorp afhankelijk van omliggende kernen. De gemeente heeft geen ambities om hier verandering in te brengen. De centrumvoorzieningen van Zweeloo-Aalden bevinden zich met name aan de Aelderstraat respectievelijk de Hoofdstraat, die samen de doorgaande weg vormen. Typische centrumfuncties die hier worden aangetroffen, zijn detailhandel en horeca. De gemeente zet in op behoud van deze centrumvoorzieningen. Van belang zijn de belangrijke cultuurhistorische waarden, met name in de vorm van karakteristieke bebouwing. Nieuwe ontwikkelingen binnen dit gebied dienen te worden afgewogen tegen de cultuurhistorische kwaliteiten.

3.1.2 Beschermd dorpsgezicht

De aanwijzing als beschermd dorpsgezicht heeft plaatsgevonden d.d. 13 maart 1969 en de inschrijving in het register van beschermde stads- en dorpsgezichten d.d. 21 mei 1969. De reden tot aanwijzing van Oud-Aalden is het behoud en de bescherming van het zeer oorspronkelijke dorpsbeeld, tot uiting komend in de groepering van de oude boerderijen, gelegen tussen de Aelderstraat en de Aalder esch, met fraaie erfbeplanting en een goede samenhang met het zuidelijk gelegen Aalder esch. De (voormalige) boerderijen staan met het werkgedeelte aan oorspronkelijke zandwegen en dienden als verzamelplaats voor vee. De open ruimte tussen de boerderijen was in gebruik als huisweide en hof. De oorspronkelijke verkeersfunctie van de ruimte achter de boerderij, voor de baanderdeuren, is grotendeels ongewijzigd gebleven. Wel is het uiterlijk veranderd. Zo zijn er "plaatsen" met de traditionele flinten veranderd in betonsteen en asfalt. Daar waar deze "plaats" direct grenst aan de openbare wegruimte, is de oorspronkelijke samenhang van de functie goed waarneembaar. In het grondgebruik kunnen als belangrijke veranderingen worden aangemerkt de relatief grote siertuinen in het plangebied. Ook het aanleggen van twee parkeervoorzieningen is tekenend voor de

121 eigentijdse ontwikkelingen in het plangebied. De agrarische functie, die van oorsprong de dominante functie is, is grotendeels veranderd in de functies wonen, horeca, loonbedrijf en conferentieoord. De karakteristiek van Oud-Aalden wordt voor een belangrijk deel bepaald door de bebouwing. Diverse aspecten van de bebouwing bepalen de waarde die de bebouwing heeft voor het dorpsbeeld. Zo kunnen worden onderscheiden: de situering, functies van bebouwing, bouwkundige kwaliteiten, historische kwaliteit, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en materiaalgebruik. Het rijksbeleid over beschermde dorpsgezichten zet in op het erkennen en herkenbaar houden van de cultuurhistorische identiteit als kwaliteit voor verdere ontwikkeling. Bij de aanwijzing is het gebied als volgt omschreven:

'Het landschap van Aalden en omgeving is een esdorpenlandschap met een hoge volledigheids- en gaafheidsgraad. Het gebied is representatief voor de zandgronden van het Drents Plateau en geeft een goed en volledig beeld van bewoningsgeschiedenis. Het grenst aan de noordwestzijde aan veenkoloniaal gebied en centraal in het gebied ligt het beekdal van de Aalder- en Westerstroom en het Drostendiep. Net als bij de overige esdorpenlandschappen bestaat het landschap hier uit opgehoogde akkers (essen), (voormalige) woeste gronden (veen, heide en stuifzanden) en een systeem van beekdalen. De woeste gronden zijn nu grotendeels ontgonnen of bebost. Ieder onderdeel heeft zijn eigen karakter en opbouw. In dit gebied zijn deze goed bewaard gebleven. De archeologische monumenten dateren van het Paleolithicum tot aan de Vroege Middeleeuwen. De vele zichtbare monumenten, grafheuvels, celtic fields, hunebedden en kasteelterreinen, geven het landschap een grote tijdsdiepte. Met name de essen vormen belangrijke conserverende factoren. Deze waren vaak al in gebruik door de prehistorische mens.'

3.1.3 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Zweeloo en Aalden als agrarische nederzetting en als esdorp. Het meest kenmerkende gebied ten zuidoosten van de Aelderstraat is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. En er zijn in dit gebied, maar ook daarbuiten, zeer gave en oorspronkelijke gebouwen aangewezen als Rijksmonument. Vanuit het gemeentelijke beleid zijn daarnaast enkele open gebieden, waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren, aangeduid als ‘agrarisch gebied met landschappelijke waarde’. Ter versterking van het beschermde dorpsgezicht heeft de gemeente in 2005 al enkele gebieden aangeduid als ‘gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden’. Dit zijn minder gave gebieden dan het beschermde dorpsgezicht, maar wel relevant voor de beleving en bescherming van de dorpse karakteristiek. Tot slot zijn er verschillende panden door de gemeente in het bestemmingsplan uit 2005 al aangeduid als ‘karakteristiek’.

Figuur 13. Topografische kaart Aalden - Zweeloo. Blauw gearceerd het beschermde dorpsgezicht van Aalden.

De gemeente streeft ernaar de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te handhaven en zo mogelijk te versterken. Een ander beleidsuitgangspunt is dat bij het opstellen van regelingen voor activiteiten en bij het begeleiden van ontwikkelingen binnen het beschermde dorpsgezicht het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan. Het bestemmingsplan moet regelen dat de aanwezigheid, situering, hoofd- en kapvorm, gevelindeling en aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing gehandhaafd blijft. Nieuwe ontwikkelingen moeten aan de uitgangspunten worden getoetst. Zo moet bijvoorbeeld de aanleg van parkeerterreinen in het beschermde dorpsgezicht passend worden gemaakt in de groene omgeving. Asfaltering, in welke vorm dan ook, moet bijvoorbeeld worden vermeden. De oorspronkelijke kerk van Zweeloo was van hout. In 1252 werd op dezelfde plek een stenen kerk gebouwd. Behalve deze middeleeuwse kerk, die een Rijksmonument is, wordt een behoorlijk aantal panden aangeduid als "karakteristiek". In het beschermde dorpsgezicht van Aalden staan twaalf monumenten. Het betreft de boerderijbebouwing die het meest kenmerkend is voor het dorp, aangevuld met een aantal andere panden die naast hun historische waarde ook beeldbepalend zijn. Naast handhaving van de bestaande panden wordt bij nieuw- of verbouw gestreefd naar aansluiting bij de bestaande karakteristieke bebouwing. Nokhoogte, goothoogte, kleur- en materiaalgebruik dienen bij het gebied aan te sluiten. Kenmerkend voor de oude dorpen Zweeloo en Aalden zijn verder de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing met daarop boombeplanting. Ook het als ‘agrarisch gebied met landschappelijke waarde’ omschreven onderdeel van het plan vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur. De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waar de boerderijen niet los van konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderij en het land dient zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht. Het verloop van de wegen in beide oude dorpen bepaalt samen met bebouwing en groen in hoge mate het karakter van Zweeloo-Aalden. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, dient uitgangspunt te zijn.

3.2 Benneveld

Benneveld is een karakteristiek esdorp waarvan de agrarische structuur nog duidelijk herkenbaar is. Het noordelijke dorpsdeel is de 'oorspronkelijke' esdorpnederzetting rondom de Bennevelder esch. In het midden van de negentiende eeuw bestond voorts al enige bebouwing langs de doorgaande weg door Benneveld, zuidelijk op de es. Door de geleidelijk ontstane verdere bebouwing langs deze weg in zuidoostelijke richting, heeft het dorp een enigszins langgerekte vorm gekregen.

3.2.1 Beschrijving huidige situatie

Benneveld is een langgerekt dorp in de gemeente Coevorden ten zuidoosten van Zweeloo en Aalden. Ten noorden van het dorp ligt de Bennevelder esch, ten zuiden het Bennevelderveld. Benneveld is een dochternederzetting van Zweeloo. Kenmerkend voor het dorp is de regelmatige structuur. De kern is de brink vol eiken en linden, omzoomd door oude boerderijen, thans een beschermd dorpsgezicht. De ruimtelijke structuur wordt volledig bepaald door de Bennevelderstraat. De Bennevelderstraat vormt de hoofdas door het dorp. Deze weg loopt in noordelijke richting naar Zweeloo/Aalden. In zuidelijke richting loopt deze weg in de richting van het 4 km verder gelegen Oosterhesselen.

122 Figuur 14a. Benneveld omstreeks 1900.

Figuur 14b. Benneveld omstreeks 2018.

De bebouwing is uitsluitend op de Bennevelderstraat georiënteerd. Aan beide uiteinden ervan en bij de brink vormen de voormalige veedriften en uitvalswegen een secundaire wegenstructuur. Binnen deze langgerekte structuur onderscheiden de brink, centraal in het noordelijke gedeelte gelegen en een verbreding in het zuidelijk deel zich als oudste elementen in de structuur, met daartussen het jongere wegdorp-gedeelte. Het straatbeeld van het langgerekte dorp sluit hierop aan. Het brinkgedeelte kenmerkt zich door een besloten karakter evenals het zuidelijke deel van de nederzetting, zij het in mindere mate vanwege de lossere structuur van boerderijen, woonhuizen en open ruimten in de vorm van weilandjes. Het rechte wegdorp-gedeelte kenmerkt zich daarentegen door een open structuur met een grote visuele betrokkenheid op het omringende landschap. De bebouwing dateert uit verschillende perioden en levert een belangrijke bijdrage aan het karakter van het dorp.

3.2.2 Beschermd dorpsgezicht

Door het Rijk is Benneveld op 4 oktober 1991 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor ruimtelijke ontwikkeling, die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt. De toelichting bij het besluit tot aanwijzing van Benneveld als beschermd dorpsgezicht is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Het oudste deel van Benneveld en vanouds het centrum van het dorp, wordt gevormd door de brink in het noordelijke deel van de nederzetting. Het is een driehoekige ruimte, aan de oost- en zuidzijde door een weg begrensd. Vanwege het licht gebogen beloop van de Bennevelderstraat aan de noord- en zuidkant en door de compacte bebouwing in dit deel van Benneveld rondom de brink is een tamelijk besloten ruimte ontstaan. Dit wordt nog geaccentueerd door de aanwezige beplanting van hoog opgaand bomen, veelal eiken, zowel op de brink als op de erven. Opvallend is de nokrichting evenwijdig aan de weg van enkele boerderijen aan de oost- en zuidkant van de brink. In de oudere gedeelten van Benneveld (het noordelijke en zuidelijke deel) zijn de onregelmatige verspringende rooilijnen kenmerkend. De bebouwing is op wisselende afstand van de weg gesitueerd in tegenstelling tot het middendeel waar een regelmatige bebouwingsrichting (merendeels loodrecht op de weg) aanwezig is en de rooilijnen doorgaans op geringere afstand evenwijdig aan de straat lopen. Het jongste middendeel heeft een open karakter. De bebouwing is over het algemeen minder dicht en er is minder beplanting van betekenis aanwezig. De diversiteit van de agrarische bebouwing in Benneveld bepaalt in belangrijke mate het dorpsgezicht. De oudere boerderijen dateren hoofdzakelijk uit de negentiende eeuw. In aanleg echter zijn veel van de hoofdgebouwen uit de achttiende eeuw. Ondanks vele aanpassingen en meer of minder ingrijpende verbouwingen zijn de boerderijen herkenbaar aan het 'middenlangsdeel' of 'Oud- Drentse' type. De baanderdeuren, die de hoofdingang vormen, zijn zonder uitzondering in het midden van de achtergevels geplaatst, die naar de weg zijn gekeerd. Wel zijn sedert de negentiende eeuw de vanouds inspringende baanders veelal vervangen door direct in de achtergevels geplaatste deuren. Deze deuren zijn in het algemeen donkergroen geverfd, met witgeverfde deurposten. In enkele gevallen (woonboerderijen) bestaat de 'baander' thans uit een glaswand. Markant zijn de bijgebouwen, al dan niet vast gebouwd aan de boerderij, vanwege de toepassing van hout en riet voor de muren. De jongere boerderijen, uit de eerste helft van de twintigste eeuw, onderscheiden zich van de oudere boerderijen door de dwarsgeplaatste woonhuizen die langs de straat, vóór het bedrijfsgedeelte zijn geplaatst. Voor het merendeel van de boerderijen en de landelijke woonbebouwing geldt dat de huiserven van de weg zijn afgescheiden door duidelijke erfscheidingen. Het zijn veelal eenvoudige (houten) hekwerken of heggen, soms draadafrasteringen langs de weilandperceeltjes die in het zuidelijke deel van het dorp voorkomen. In het middengedeelte bevindt zich aan de oostzijde van de weg tevens een greppel. Een smal verhardingsprofiel en een eenvoudige inrichting zijn in het gehele dorp kenmerkend. De visuele relatie met het omliggende open agrarische gebied is met name in het middengedeelte van Benneveld, alsmede in het zuidelijke deel, zij het in geringere mate, opmerkelijk. Het reliëf tussen es- en beekdal is in westelijke richting duidelijk waarneembaar. Door de hogere ligging van het noordelijke deel van het dorp is in dit relatief besloten deel door middel van doorkijkjes eveneens een visuele betrokkenheid met de esgronden aanwezig. Het doorzicht in het verlengde van de weg naar de noordelijke esgronden behoort hier ook toe. Het contrast tussen de open esgronden en de compacte nederzetting is hier in het noorden het grootst. Tot het beschermde dorpsgezicht behoren de samenhangende onderdelen van de ruimtelijke structuur, waaruit de historische ontwikkeling is af te lezen. Deze samenhangende structuur is voornamelijk opgebouwd uit de min of meer lineaire esnederzetting met de Bennevelderstraat als centrale as. De grens is in het algemeen langs de achtererven van de bebouwing getrokken. Hoewel de functionele en visuele relatie met het agrarisch gebied van groot belang is, lijkt de betrekking van grote delen landelijk gebied niet het meest geëigende middel ter bescherming van dit belang. De begrenzing van het beschermd dorpsgezicht, zoals bij de aanwijzing aangegeven, is in het bestemmingsplan overgenomen en heeft de dubbelbestemming beschermd dorpsgezicht gekregen.

3.3 Coevorden

De stad Coevorden is de hoofdkern van de gemeente. Op hoofdlijnen kan de stad in drie planologisch verschillende gebieden worden opgedeeld. In het zuiden ligt het (regionale) bedrijventerrein. Hiervoor is het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Stad, Coevorden’ (2015) van toepassing. Daarnaast is er een apart bestemmingsplan voor een drietal windturbines van toepassing; het bestemmingsplan ‘Windpark Hulteweg’ (2017). Deze plannen zijn beide digitaal beschikbaar. In het noordoostelijke deel van de stad ligt het belangrijkste woongebied van de stad. Hier geldt hoofdzakelijk het bestemmingsplan ‘Coevorden woongebieden, gemeente Coevorden’ uit 2006.

123 Ook het woongebied ‘Klooster’ in het zuidwesten maakt onderdeel uit van de bestemmingsplan. Ten oosten van het centrumgebied ligt ook nog een ontwikkelingsgebied waar sinds begin deze eeuw woningbouw is gerealiseerd. Hiervoor gelden het bestemmingsplan ‘Ossehaar’ (1999) en het latere uitwerkingsplan ‘Ossehaar, uitwerkingsplan’ (fase A: 2001, fase B en C: 2007).

• Centraal in de stad, tussen deze twee functioneel te onderscheiden gebieden, ligt het centrumgebied van de stad Coevorden. Hier gelden meerdere bestemmingsplannen: • Bestemmingsplan ‘Coevorden centrumring’ (2014); • Bestemmingsplan ‘Holwert-Zuid’ (2013); • Bestemmingsplan ‘De Holwert, thematische herziening milieuzonering’ (2012); • Bestemmingsplan ‘Coevorden centrum Bogasterrein’ (2006); • Bestemmingsplan ‘Coevorden centrum, Markt en omgeving’ (2004).

3.3.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling

Figuur 15. Luchtfoto Coevorden (bron: GoogleMaps)

Coevorden is in de middeleeuwen ontstaan op een zandopduiking en gelegen bij de plaats waar het Drostendiep, het Schoonebekerdiep en het Loodiep samengaan in de Kleine Vecht. In 1159 werd de aanwezigheid van een kasteel voor het eerst vermeld. Het is niet bekend wanneer Coevorden stadsrechten kreeg, maar in 1407 was er een stedelijke bestuursvorm. De ligging op een hogere zandrug in uitgestrekte, ontoegankelijke veenmoerassen was zeer strategisch; Coevorden was de enige toegang tot de noordelijke provincies vanuit het zuidoosten en lag aan de oude handelsroutes Stavoren-Bentheim-Keulen en Deventer-Ommen-Groningen. In 1592 kwam Coevorden in handen van de Staatse troepen onder aanvoering van prins Maurits en graaf Willem Lodewijk van Nassau en werd in de daarop volgende jaren ingrijpend versterkt tot een vesting- en garnizoenstad. De aanleg berust op plannen van Paulus Simonsz (vestingbouwkundige uit Bolsward). Tijdens de Munsterse oorlogen (1666-1675) kwam Coevorden in handen van de Munsterse bisschop Bernard van Galen. Na herovering moesten de verdedigingswerken worden verbeterd, dit gebeurde onder leiding van Menno van Coehoorn. De negentiende eeuw bracht een grote ommezwaai. Het ging niet goed met de vestingstad. In 1806 drongen burgers uit Coevorden er bij het gemeentebestuur op aan om moeite te doen het garnizoen te vergroten (op dat moment slechts iets meer dan 50 manschappen) om zodoende de welvaart van de stad te versterken. Het mocht niet baten. Het proces van de ontmanteling was begonnen. Het plan voor het slechten van de vesting Coevorden was afkomstig van de Ingenieur voor de ontmanteling van Vestingwerken F.W. van Gendt. Uitgangspunten voor Van Gendt waren:

• een goede organisatie van de waterhuishouding. Daarom bleef de buitengracht behouden en werd er "een communicatie met de haven" voorgesteld!; • een verbeterde ontsluiting van de stad (maar dat betekende niet dat er nieuwe wegen op kosten van de staat mochten worden verwacht).

Figuur 16. Coevorden omstreeks 1850.

Figuur 17. Coevorden omstreeks 1900.

124 Figuur 18. Coevorden omstreeks 1950.

Van Gendt trachtte verder zowel de belangen van de staat als van de gemeente in de gaten te houden. Op 3 april 1869 kwam het eerste plan bij de gemeente binnen. Met dit plan werd de toon van de veranderingen bepaald, waarbij opvalt dat de structuur van de oorspronkelijke vesting nog redelijk goed herkenbaar is aan het radiale stratenpatroon, aan restanten van de grachtstructuur en aan enkele resterende bouwwerken. De uitvoering van het plan Van Gendt werd in zeven stappen gerealiseerd in opdracht van het Ministerie van Financiën. Voor het te beschermen gebied, dat globaal het deel tussen de bastions Stad en Land en Holland omvat, zijn het derde en zevende bestek van belang (bestek nummers 4 en 5 zijn niet gevonden in het gemeentearchief). Met het in 1875 gepresenteerde derde bestek werd met betrekking tot het gebied het bastion Holland geslecht. Het zevende bestek, uit 1886, omvatte het slechten van de ravelijn Gelderland-Holland, het dempen van de daarvoor gelegen opengebleven grachtdelen en het aanleggen van een weg tot verbinding van de buitensingel met de weg langs het Stieltjeskanaal. Bij dit bestek is dus sprake van een buitensingel. Deze buitensingel, die op de plaats ligt van de voormalige binnengracht, is mogelijk uitgevoerd met de besteknummers 4 of 5, maar in ieder geval is er al sprake van bij het ontwerpplan van Van Gendt. De singel is later gedoopt tot Van Heutszsingel en werd dus met het bestek van 1886 verlengd met de Burgemeester Van der Lelysingel. Door de aanleg van de singel moest ook de verbinding met het centrum worden verbeterd. Daarvoor werd de straat het Kasteel verlengd met de Meindert van der Thijnensingel. Nadere invullingen kwamen in de loop der jaren gereed. Zo werd in 1907 een belangrijke karakteristiek toegevoegd, te weten het Van Heutszpark, gelegen op een deel van de voormalige enveloppe (extra omwalling). Het ontwerp hiervoor werd geleverd door J. Vroom (De Punt). Het plan omvatte een aanleg met een typisch villa-achtig bebouwingspatroon waarbinnen enkele nieuwe functies, zoals een watertoren en een Rijks Hogere Burgerschool een prominente plaats kregen. In 1911 worden plannen gemaakt om de noordoostelijke flank van de enveloppe ook als park in te richten. De woninginspecteur W.G. Schuylenburg adviseerde de gemeente om de noordkant beter te beplanten tegen toetreding van de noordenwind, dat in aansluiting daarop een plantsoen met wandelwegen kon worden aangelegd en “op de juiste plaatsen de thans bestaande gelegenheden voor het genieten van schoone vergezichten, te behouden.” Tevens stelde hij dat het bestaande park diende te worden verbeterd en hij adviseerde het ontwerp door L. Springer te laten uitvoeren. Vier jaar later, in 1915, blijkt Springer inderdaad het ontwerp te hebben geleverd voor dit deel van het park. Het gedeelte is in een Engelse landschapsstijl ingericht met een kronkelend padenpatroon over een licht glooiend terrein. De gronden tussen de Burgemeester Van der Lelysingel en het park werden aanvankelijk nog door Domeinen vastgehouden, maar rond 1920 mochten er dan woningen op worden gebouwd. Het werd een rij dubbele woningen die werden gebouwd in opdracht van Woningbouwvereniging de Eendracht. De vervening van Zuidoost-Drenthe in de tweede helft van de negentiende eeuw leidde tot de aanleg van een uitgebreid netwerk van kanalen en de verharding van wegen. Dit resulteerde in een versterking van de economische positie van Coevorden. Er kwam een tramlijn naar Dedemsvaart (1897) en er kwamen spoorverbindingen met Zwolle, Emmen, Stadskanaal (1905), alsmede met Nordhorn en Bentheim (1910). Ten behoeve van de fabrieksarbeiders werd tijdens de industrialisatie een groot aantal arbeiderswoningen gebouwd. Vanaf circa 1910 ontwikkelde Coevorden zich als regionaal industrie- en onderwijs-centrum. Na de Tweede Wereldoorlog, waarin de stad vrij veel schade leed, zijn industrieterreinen ingericht aan de west- en zuidzijde. Aan de noord- en oostzijde kwamen woonwijken tot stand.

3.3.2 Beschrijving huidige situatie

Coevorden ligt in Zuidoost-Drenthe en heeft een centrale ligging ten opzichte van Emmen, Meppel, Hoogeveen en Zwolle. De N34 is een belangrijke schakel in de verkeersstructuur en verbindt Coevorden met Groningen en Zwolle. Daarnaast wordt de kern door andere provinciale wegen, het spoor en een aantal buslijnen ontsloten. In oostelijke richting ontsluit de A37 Hoogeveen met de Duitse grens. Deze weg zorgt ervoor dat de gemeente Coevorden relatief goed is ontsloten via het rijkswegennet. In bredere context gezien, ligt Coevorden centraal ten opzichte van vijf kanalen. De bereikbaarheid van de stad over het water is gunstig. De binnenstad van Coevorden wordt gekenmerkt door een stervormig stratenpatroon met de Markt als middelpunt. Rondom deze markt zijn ringen geformeerd, die dwarsverbindingen vormen tussen de stralen vanuit het middelpunt. Deze structuur is zeer karakteristiek en het patroon is zeer strak en dwingend en bepaalt in een aantal opzichten de bebouwing.

Figuur 19. Luchtfoto Coevorden, binnenstad.

In het centrum bevinden zich verschillende voorzieningen ten behoeve van publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke/culturele doeleinden, wonen en winkels. Het centrum van Coevorden heeft met betrekking tot een gevarieerd winkelaanbod een belangrijke regionale functie. Er ontbreekt echter wel een zwaartepunt in de ruimtelijke structuur en beleving van het winkelgebied. Dit wordt vooral ingegeven door de slechte relatie tussen winkels en omgeving. De Friesestraat is relatief de sterkste centrumstraat door het aantal gevestigde trekkers. Het primaire winkelgebied is ingericht als voetgangersgebied. In het kader van horeca wordt Coevorden gezien als een uitgaanscentrum. Een deel van de aanwezige horeca is zelfstandig gericht op deze uitgaansfunctie en is dus niet afhankelijk van de overige (dagrecreatieve) voorzieningen en winkels in het centrum. De vestingstructuur van Coevorden, die tot uiting komt in het stervormige stratenpatroon, en de grachten vormen structuurbepalende elementen van de stad. Daarbinnen worden karakteristieken

125 bepaald door de aanwezige bebouwing, het groen en de openbare ruimte. Deze waarden wil de gemeente goed beschermen. Met het bestemmingsplan worden op verschillende manieren de karakteristieken beschermd. In de juridische vormgeving wordt uitgebreider ingegaan op de beschermende regelingen. De waarde van bebouwing kent drie gradaties. In het plangebied komen rijksmonumenten, karakteristieke panden en ‘reguliere’ panden voor. Rijksmonumenten zijn middels de Monumentenwet beschermd en daarmee is een aanvullende regeling in het bestemmingsplan niet nodig. De als ‘karakteristiek’ aangeduide panden zijn die panden die door hun stijl, gaafheid en situering behoudenswaardig zijn. Het zijn panden die niet zijn aangewezen als rijksmonument, maar soms wel als provinciaal of gemeentelijk monument. De aanwijzing van de karakteristieke panden komt voort uit het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en de Cultuurhistorische inventarisatie centrum Coevorden (RAAP, januari 2004). Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek‘ dient de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling te worden gehandhaafd. Ook is er een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor de sloop van de als ‘karakteristiek’ aangeduide panden. Er zijn ook gebieden die zijn aangeduid als ‘karakteristiek’. Het gaat daarbij om het Van Heutszpark, het park tussen de Burgemeester Van der Lelysingel en de gracht. De ‘reguliere’ panden kennen geen bijzonder beschermingsregiem, met uitzondering van alle panden die zijn gelegen in het beschermd stadsgezicht van Coevorden. Welk gebied is aangewezen als beschermd stadsgezicht en welke waarden ter plaatse worden beschermd, wordt omschreven in de navolgende paragraaf.

3.3.3 Beschermd stadsgezicht

Figuur 20. Begrenzing beschermd stadsgezicht.

Het noordelijke deel van het centrum van Coevorden is in 2007 door het Rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. Een beschermd stads- of dorpsgezicht is een groep van objecten en gebouwen die van rijkswege (ingevolge de Monumentenwet 1988) of op grond van gemeentelijk beleid is beschermd. Het zijn gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde. De aanwijzing als beschermd gezicht is verwerkt in een bestemmingsplan, doordat er ter plaatse meer eisen (regels) worden gesteld aan de rooilijn, de bebouwingsschaal en het bebouwingsbeeld van gebouwen. In een van rijkswege beschermd stads- of dorpsgezicht is het verboden een bouwwerk zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders te verbouwen of (gedeeltelijk) af te breken. Het noordelijke deel van het centrum is vanwege de cultuurhistorische waarden en de stedenbouwkundige waarden aangewezen als beschermd stadsgezicht. Vooruitlopend op de aanwijzing van het beschermd stadsgezicht is in 2003 een bestemmingsplan opgesteld, omdat de gemeente de status voor beschermd stadsgezicht reeds in 1996 had aangevraagd. Het gebied dat als beschermd stadsgezicht is aangewezen omvat de voormalige buitengracht en een parkgedeelte ten noorden daarvan in verband met de relatie met de oude vestingstructuur. De noordelijke begrenzing volgt daarom de Poppenharelaan en de Schutselaan tot aan het Stieltjeskanaal. Bij het Stieltjeskanaal langs wordt de aansluiting op de Burgemeester Van der Lelysingel verkregen. In het westen ligt de grens achter de bebouwing van de Oude Gracht bij het water langs. Over het bebouwde gebied volgt de grens de kavellijn tussen de Biezenbrugstraat en de Churchilllaan en gaat over de Van der Heutszsingel in westelijke richting tot aan het perceel Van Heutszsingel 108 en 110. Daar loopt de grens achter de gevelwand van de Van Heutszsingel tot aan de Meindert van der Thijnensingel. De begrenzing loopt hier over de singel door tot en met Kasteel nr. 8. Tussen Kasteel nr. 8 en het voormalige postkantoor loopt de grens naar de haven. Via de Burgemeester Van der Lelysingel sluit de begrenzing aan op het Stieltjeskanaal.

Beschrijving per deelgebied In het navolgende worden de bijzondere waarden per deelgebied omschreven en wordt puntsgewijs uiteengezet welke elementen worden beschermd. Vanuit deze samenvatting van de te beschermen onderdelen vindt ten slotte de juridische vertaling plaats naar de regels en de verbeelding.

Figuur 21. Deelgebieden in het beschermde stadsgezicht Coevorden

In het hierna volgende worden de volgende deelgebieden nader omschreven:

1. Kasteel - Meindert van der Thijnensingel; 2. Burgemeester Van der Lelysingel (noordzijde); 3. Van Heutszsingel, zuidzijde; 4. Tussen Van Heutszsingel en buitengracht; 5. Van Heutszpark; 6. Buitengracht en park ten noorden van de buitengracht.

3.3.3.1 Deelgebied Kasteel - Meindert van der Thijnensingel

126 Figuur 22a; Zicht op het kasteel

Figuur 22b; Kasteel/Meindert van der Thijnensingel

Het plan van Van Gendt voorzag ook in een verlegging van de historische radialen. In het noorden van het centrum is dat te zien aan de verlenging van het Kasteel met de Meindert van der Thijnensingel. De straat en de bebouwing aan de noordwestkant van de straat tot het voormalige postkantoor zijn onderdeel van het beschermd stadsgezicht. Het gebied wordt aan de achterkant begrensd door het water van de Haven. De straat Kasteel - Meindert van der Thijnensingel vormt de overgang van het centrumgebied van Coevorden naar de meer groene buitenrand van de oude stad. In de straat komt deze overgang tot uiting door het meer stenige karakter aan de zuidwestkant en door de laanboombeplanting nabij de kruising met de Van Heutszsingel. De diepe bouwkavels grenzen aan de voorzijde aan de straat en aan de achterzijde aan de Haven. De kavels vertonen een sterk hoogteverloop, aan het water ligt het maaiveld circa 2 m lager dan aan de straatzijde. Aan de zuidkant in de straat ligt de bebouwing direct tegen de stoep, aan de noordkant ligt de bebouwing verder van de straat en hebben de woningen voortuinen. Daarnaast ligt de bebouwing voor in de straat dicht opeen en ontstaat naar buiten tussen de woningen steeds meer ruimte, waarbij de voormalige school op de hoek van de Burgemeester Van der Lelysingel en de Meindert van der Thijnensingel rondom veel ruimte heeft. Het verloop van de ligging ten opzichte van de straat en de tussenruimte versterkt het beeld van overgang vanuit het centrum naar buiten. Aan de achterkant tegen de Haven zijn kavels door middel van groen afgescheiden, waardoor hier het groene beeld overheerst. Aan de noordoostkant worden de tuinen afgeschermd door hagen of door deels gemetselde tuinmuurtjes in de stijl van de achterliggende bebouwing. Het lage muurtje rond de voormalige school vormt daarin een waardevol element. Dit beeld van een overgang vanuit het centrum naar buiten wordt ook versterkt door de bouwmassa. Aan de centrumzijde hebben de woningen twee verdiepingen met kap. Richting de Van Heutszsingel hebben de woningen één verdieping met een kap. Het voormalige schoolgebouw, dat is gebouwd op de geslechte vestingwal, maakt zich los van deze afgaande reeks door een forse bouwmassa: twee hoge verdiepingen en een forse kap. Aan de achterzijde van een van de woningen staat een pakhuis, dat een hotelfunctie heeft gekregen. De kapvormen vertonen zowel qua vorm als qua richting veel variatie. Uit de toegepaste bouwstijlen is duidelijk af te lezen dat rond 1900 het dichtst bij het centrum met de bouw is begonnen. De woning met kantoor en pakhuis is in de art nouveau-trant gebouwd (1908). Het aaneengesloten bouwblok en de daarnaast gelegen woningen vormen een overgangsstijl (circa 1920) waarbij de ramen nog overwegend verticaal zijn gericht. Ten slotte zijn de laatste woningen gebouwd in de Interbellum architectuur (1925-1940) waarbij de verticale raamvorm wordt losgelaten en onder andere elementen van de Amsterdamse School zijn te herkennen. Ten slotte is de voormalige school op de hoek weer wat eerder gebouwd (1923) in een stijl die verwantschap vertoont met de Amsterdamse School, maar overwegend neigt naar de art deco.

Figuur 22a; Voormalig pakhuis

Figuur 22b; De Haven

De bebouwing is overwegend van rood/roodbruine baksteen. De daken zijn bedekt met rood/roodbruine en zwarte dakpannen. Eén woning met schuur heeft een rieten dak. Versieringen, kozijnen en dakranden zijn overwegend in lichte kleuren uitgevoerd.

• Het verloop van de voorgevels en de ruimte tussen de bebouwing worden in stand gehouden door de strakke bouwvlakken om de gebouwen; • De erfafscheiding door middel van muurtjes in de stijl van de bebouwing dient te worden gehandhaafd; • De bouwhoogte, voorin de straat twee verdiepingen met kap, achterin de straat één verdieping met kap, blijft gehandhaafd, omdat de woningen zijn aangeduid als ‘karakteristiek’, dan wel een rijksmonument zijn en omdat bij verbouwingen in het beschermd stadsgezicht de bestaande goot- en bouwhoogte moet worden gehandhaafd. Bij sloop en nieuwbouw gelden een goot - en bouwhoogte van respectievelijk maximaal 6 m en 10,5 m, met uitzondering van de percelen die zijn aangeduid als ‘specifieke bouwaanduiding – laag’. Daar zijn de goot- en bouwhoogte vastgelegd op maximaal 3 m en 7 meter; • Bouwen langs het water is slechts mogelijk in de noordwesthoek achter de hogere bestaande bebouwing. Deze eventuele nieuwbouw staat vlak op het water, vertoont verwantschap met

127 de pakhuisarchitectuur en laat de huidige kavelindeling zien; • Aan de kapvorm worden geen eisen gesteld, alleen de dakhelling bedraagt minimaal 45°, dan wel de bestaande dakhelling indien het gebouw is aangeduid als ‘karakteristiek’

3.3.3.2 Deelgebied Burgemeester Van der Lelysingel (noordzijde)

Aan de noordzijde van de Burgemeester Van der Lelysingel, die is aangelegd op de voormalige binnengracht, werden rond 1920 in opdracht van Woningbouwvereniging Eendracht 20 woonhuizen gebouwd. De Burgemeester Van der Lelysingel vormt een belangrijke route rond het centrum van Coevorden. Aan de oostkant sluit de weg aan op de N377 en de Europaweg richting Schoonebeek, aan de westkant eindigt de weg in de rotonde voor het station.

Figuur 23a; Burgemeester Van der Lelysingel (noordzijde)

Figuur 23b; Burgemeester Van der Lelysingel (noordzijde)

De kavels grenzen aan de voorzijde aan de straat en aan de achterzijde aan het park. De voorgevellijn vertoont een golvend verloop, in het midden en aan de oostzijde hebben de woningen een diepe voortuin, op de overige plaatsen worden de voortuinen geleidelijk kleiner, waardoor een levendig beeld ontstaat. De grens tussen de voortuinen en de straat bestond oorspronkelijk uit gemetselde staanders. Voor een deel zijn deze nog aanwezig en is een haag of hekwerk tussen de staanders geplaatst. Op andere plekken zijn de staanders verdwenen. De wisseling in erfscheiding doet enige afbreuk aan het samenhangende beeld. De woningen zijn in circa 1920 als reeks van 20 twee-onder-een-kapwoningen ontworpen. Dit is terug te vinden in de bouwmassa die bij alle woningen ongeveer gelijk is. Twee woningen, de buitenste woning aan de oostkant en de één na laatste woning aan de westkant, hebben een lagere gootlijn (één verdieping met hoge kap). De overige woningen hebben twee verdiepingen met kap. Alle woningen hebben een meer of minder samengestelde kap, waarbij het uitgangspunt een schilddak is, met de hoofdnokrichting evenwijdig aan de weg. De woningen zijn gebouwd in een overgangsstijl; overgang van verticale naar vrijere raamvormen, gootklossen en samengestelde dakvormen en het gebruik van art deco-elementen, zoals het combineren van metselwerk met wit gepleisterde geveldelen. In de tien bouwblokken zijn vijf typen te onderscheiden. De reeks woningen vertoont een bijna symmetrische opbouw: in het midden twee gelijke woningen en naar buiten toe aan weerszijden steeds dezelfde woning. Aan de buitenkant is dit even doorbroken door een omkering van twee typen. De wisseling van de afstand tussen de voorgevel en de straat valt samen met de verdeling van de typen. De afwisseling in kapvorm en geveldetaillering is zodanig dat elk type herkenbaar is, maar dat de hele reeks toch een sterke samenhang vertoont.

• Als materiaal voor de gevels is een combinatie van rode baksteen en wit pleisterwerk gebruikt. Voor de daken zijn rode (Tuile du Nord) dakpannen gebruikt. Het houtwerk (kozijnen, dakranden, dakkapellen) is overwegend wit geschilderd; • De golvend verlopende voorgevelrooilijn wordt vastgelegd, omdat de gebouwen worden omgeven door een strak bouwvlak; • De voorerfscheiding, bestaande uit gemetselde staanders waartussen een haag, past het beste bij de woningen. De stijl van deze erfscheiding blijft waar aanwezig gehandhaafd en wordt waar niet aanwezig zo mogelijk teruggebracht; • De uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling, dient te worden gehandhaafd; • De (hoofd)nokrichting dient evenwijdig aan de Burgemeester Van der Lelysingel te liggen, zodat de karakteristieke opzet van de reeks behouden blijft.

3.3.3.3 Van Heutszsingel, zuidzijde

Volgens het ontwerpplan van Van Gendt en de besteknummers 4 en 5 uit 1886 werd op de voormalige binnengracht de Van Heutszsingel aangelegd, die later werd verlengd met de Burgemeester Van der Lelysingel. De eerste huizen langs de Van Heutszsingel werden rond 1900 aan de westkant gebouwd. In dit deelgebied worden alleen de woningen aan de zuidkant van de straat behandeld. De Van Heutszsingel vormt een belangrijke route rond het centrum van Coevorden. Aan de oostkant gaat de weg over in de Burgemeester Van der Lelysingel, aan de westkant eindigt de weg in de rotonde voor het station. De woningen staan voor het grootste deel in een strakke voorgevellijn, waarbij de afstand tot de weg nagenoeg overal gelijk is. De erfscheiding langs dit deel van de Van Heutszsingel wordt gevormd door een stenen muurtje in een vormgeving waaruit is af te leiden dat deze is gebouwd rond 1940/1950, dus later dan de woningen zijn gebouwd. Ondanks deze latere bouwdatum wordt het muurtje aangemerkt als een waardevol element, omdat deze het voorgebied bindt tot een samenhangend geheel. In het westelijk deel van de straat staan de woningen bijna of geheel tegen elkaar, wel zijn de woningen afzonderlijk duidelijk te onderscheiden. In het oostelijk deel van de straat is meer ruimte tussen de woningen. De bebouwing langs de zuidkant van de straat is op te delen in twee stukken, namelijk:

1. tussen Molenbelt en Coehoornstraat: Dit deel is het eerst gebouwd, rond 1900. De meeste woningen hebben één verdieping met kap. Eén dubbele woning is twee verdiepingen met kap. 2. tussen Coehoornstraat en Meindert van der Thijnensingel: Dit grotere deel is in hoofdzaak gebouwd tussen 1930 en 1940. Er staan zowel woningen met één verdieping met kap als met twee verdiepingen met kap. In massaopbouw is de woning aan de oostkant van de A. Kramersingel vroeger gebouwd (± 1920) en ook hoger en breder dan de rest.

128 Figuur 24a. Van Heutszsingel, zuidzijde

Figuur 24b. Van Heutszsingel, zuidzijde

De woningen hebben een schild- of zadeldak (mansarde), de nokrichting is deels evenwijdig aan de weg, deels haaks op de weg. De woningen in deel A zijn in hoofdzaak gebouwd in een eclectische stijl, er zijn elementen uit allerlei bouwstijlen te herkennen; neo renaissance (speklagen), art nouveau (gootklossen en gevelversieringen). De woningen hebben overwegend verticale ramen en veel versieringen. De woning aan de oostkant van de A. Kramersingel in deel B is verwant met deze stijl, maar al veel soberder van detaillering. De overige woningen in deel B zijn gebouwd in de stijl van de Amsterdamse en Haagse school: donkerrode baksteen, strakke detaillering, ver overstekende goten. Twee woningen (nr. 100 en 102) zijn na 1950 gebouwd. Door de strakke bouwvlakken blijven de voorgevellijn waarin de woningen zijn gebouwd en de ruimte tussen de woningen gehandhaafd. Het ritme in de straat blijft ook na veranderingen in stand.

• De erfscheiding, bestaand uit een gemetseld muurtje, dient te worden gehandhaafd; • De bouwmassa moet passen binnen het straatbeeld. Bij verbouwingen dienen de bestaande goothoogte, bouwhoogte en de kapvorm van de panden te worden gehandhaafd. Bij sloop en nieuwbouw gelden een goot- en bouwhoogte van maximaal respectievelijk 6 m en 10,5 m, met uitzondering van de percelen die zijn aangeduid als ‘specifieke bouw-aanduiding – laag’. Daar is de goot- en bouwhoogte vastgelegd op maximaal 3 m en 7 meter; • Omdat de kapvorm in nokrichting sterk wisselt, wordt deze niet vastgelegd. Wel moeten veranderingen in kapvorm aansluiten bij de naastliggende stijl. De dakhelling bedraagt minimaal 45°.

Figuur 25a. Van Heutszsingel, noordzijde

Figuur 25b. de Rijks Hogere Burgerschool

Figuur 25c. de Watertoren

129 Figuur 25d. Woonhuis in chaletstijl

3.3.3.4 Tussen Van Heutszsingel en buitengracht

De verdere invulling van het gebied kwam in de loop der jaren gereed. Zo werd in 1907 een belangrijke karakteristiek toegevoegd, te weten het Van Heutszpark (het bebouwde gebied ten noorden van de Van Heutszsingel), gelegen op een deel van de voormalige extra omwalling. Het plan omvatte een aanleg met een typisch villa-achtig bebouwingspatroon, waarbinnen de watertoren en de Rijks Hogere Burgerschool een prominente plaats kregen. De straten in het gebied ondersteunen het villaparkkarakter, maar bezitten elk een eigen ruimtelijke opbouw. De Churchilllaan en het Van Heutszpark kennen een bochtig verloop. De Wethouder Rooslaan heeft een meer rechtlijnig verloop. De Dr. Picardtlaan vormt een vrijwel rechtlijnige verbinding met het gebied ten noorden van het Van Heutszpark. In de as van de weg is de watertoren geplaatst. De woningen liggen in dit deelgebied overal met de voorgevel nagenoeg evenwijdig aan de weg. In de gebogen straten ontstaat daardoor een afwisselende plaatsing van bebouwing op de kavel en in de strakke straten (Wethouder Roos-laan) ontstaat een strak verkavelingspatroon. Langs de Van Heutszsingel hebben de hoekwoningen een tweezijdige oriëntatie, ze zijn gericht op de Van Heutszsingel en op de betreffende zijstraat. In het gebied zijn de woningen vrijstaand of twee-onder-een-kap. De zijdelingse afstand tussen de woningen is vrij groot en versterkt het parkachtige karakter. De Rijks Hogere Burgerschool, met aan weerszijden een woning, ligt frontaal voor de Wethouder Rooslaan en grenst aan de achterkant aan de buitengracht. De erfscheiding langs de Van Heutszsingel wordt gevormd door gemetselde staanders, waartussen een metalen hekwerk in een vormgeving waaruit is af te leiden dat deze is aangebracht tussen 1940 en 1950, dus later dan de woningen zijn gebouwd. Ondanks deze latere bouwdatum wordt deze erfscheiding aangemerkt als een waardevol element, omdat deze de verschillende voortuinen langs de Van Heutszsingel bindt tot een samenhangend geheel. Erfscheidingen in het binnengebied bestaan overwegend uit groen, hagen of meer losse beplanting. In het Van Heutszpark is een tuinmuur aangebracht die door zijn afmeting en materiaalgebruik het parkachtige karakter enigszins verstoort. Rond de school staat een lage erfscheiding, bestaand uit metselwerk en metaal. Aan de voorkant van de Rijks Hogere Burgerschool aan de Churchill -laan is een ijzeren hek aanwezig, dat onderdeel uitmaakt van het monumentale karakter van deze school. Het merendeel van de woningen heeft een forse bouwmassa. De meeste woningen zijn twee verdiepingen met kap of in één geval een plat dak. Er is dus duidelijk sprake van villabouw. De bebouwing van de Rijks Hogere Burgerschool sluit hierbij aan. De later gebouwde school (circa 1960) verstoort het beeld enigszins door zijn grotere schaal en platte afdekking. In het gebied komen verschillende kapvormen voor, zoals een schilddak, zadeldak, wolfsdak of plat dak in meer of minder samengestelde vorm. Ook de nokrichting is afwisselend loodrecht op of evenwijdig aan de straat. Het grootste deel van de woningen is gebouwd in een stijl die verwant is aan de Amsterdamse of Haagse school (circa 1930/1940). Met name in de zuid-westhoek zijn de woningen in de art nouveau-trant en in een eclectische trant gebouwd (1900-1910). Ook de watertoren en de Rijks Hogere Burgerschool met dienstwoningen zijn in een eclectische trant gebouwd. In het gebied komt een aantal woningen voor die na 1945 zijn gebouwd. De bouwstijl past minder in dit gebied, de hoofdmassa en de situering zijn wel passend. Ten slotte is er de woning Dr. Picardtlaan nr. 10, een prefabwoning, in 1926 geïmporteerd uit Duitsland, in een zogenaamde chaletstijl en goed passend in deze omgeving. De in circa 1960 gebouwde school (Parkschool) past door zijn strakke opzet en grote schaal minder in dit parkachtige gebied. De locatie van deze school is voorzien van een aanduiding (wijzigingsgebied) waarmee op termijn, na het volgen van een wijzigingsprocedure, ter plaatse woningen gebouwd kunnen worden.

• Als materiaal is voor de gevels rood/roodbruine baksteen, wit gepleisterde geveldelen of zwart geverfd hout gebruikt; • Op de daken komen rode of donkergekleurde dakpannen voor. In een aantal gevallen wordt riet of worden leien toegepast; • Kozijnen, dakranden en versieringen zijn overwegend wit geschilderd; • Het parkachtige karakter van de binnenstraten blijft behouden en wordt waar mogelijk versterkt; • De voorgevellijn in het binnengebied en langs de Van Heutszsingel, waarachter moeten worden gebouwd, blijft gehandhaafd door de strakke bouwvlakken om de gebouwen; • De ruimte tussen woningen, die zorgt voor het parkachtige karakter, blijft gehandhaafd. Deze ruimte wordt ook waar mogelijk gehandhaafd tussen bijgebouwen; • Waardevolle erfscheidingen langs de Van Heutszsingel dienen te worden gehandhaafd; • De bouwmassa moet passen binnen het straatbeeld. Bij verbouwingen dienen de bestaande goothoogte, bouwhoogte en de kapvorm van de panden te worden gehandhaafd. Bij sloop en nieuwbouw van woningen gelden een goot- en bouwhoogte van respectievelijk maximaal 6 m en 10,5 meter; • Omdat de kapvorm en de nokrichting in het gebied sterk wisselen, zijn deze voor nieuwbouw niet vastgelegd. De minimum dakhelling van woningen bedraagt 45°.

3.3.3.5 Park tussen gracht en Burgemeester Van der Lelysingel

Achter de woningen aan de Burgemeester Van der Lelysingel ligt een park, dat deel uitmaakt van het Van Heutszpark. In 1911 adviseerde de woninginspecteur W.G. Schuylenburg de gemeente om het bestaande park te verbeteren volgens een ontwerp van L. Springer. Vier jaar later, in 1915, blijkt Springer het ontwerp te hebben geleverd. Het park is in een Engelse landschapsstijl ingericht, met een kronkelend padenpatroon over een licht glooiend terrein. De stervormige buitenwal van de oude vesting is uitgangspunt geweest voor de planopzet. Het park wordt op drie plaatsen ontsloten, namelijk vanaf een ingang in het verlengde van de Meindert van der Thijnensingel, vanaf de Burgemeester Van der Lelysingel nabij de brug en in de noordwesthoek vanaf de Dr. Picardtlaan. Paden slingeren langs de oever van de gracht langs de achterkant van de woningen aan de Burgemeester Van der Lelysingel, bovendien is er een aantal verbindingspaden tussen de Burgemeester Van der Lelysingel en de gracht over het glooiende terrein. Het park kent open gebieden, solitaire bomen en plekken met een gesloten beplanting met bomen en struiken, waardoor omsloten ruimtes en mooie doorzichten zijn ontstaan. In het park zijn drie objecten gebouwd. Centraal in het park in een heuvel ingegraven, ligt een rustiek aangelegde fonteingrot. Het is niet duidelijk of deze ook aan L. Springer moet worden toegeschreven, maar de grot past goed in de Engelse landschapsstijl van het park. Op de meest noordoostelijke punt van het stervormige terrein is rond 1935 een Oranjebank aangelegd. In de as van de ingang voor de Meindert van der Thijnensingel is in 1924 een monument opgericht ter herinnering aan de heldenrol van Meindert van der Thijnen, die het plan voor herovering van Coevorden in 1672 opstelde. Het park in zijn huidige opzet blijft gehandhaafd. Waardevolle elementen daarin zijn:

• de glooiing in het terrein; • de paden; • de bomen en struiken die zorgen voor het samenspel van open en gesloten; • de gebouwde elementen, deze dienen te worden gehandhaafd (het Van Heutszmonument, de Oranjebank en de tunnel).

3.3.3.6 Buitengracht en park ten noorden van de buitengracht

In het plan van Van Gendt was een goede organisatie van de waterhuishouding belangrijk. Daarom bleef bij het slechten van de wallen de buitengracht behouden. In 1911 werden plannen gemaakt om het gebied ten noorden van de gracht als park in te richten. De gracht, restant van de vroegere vestingwerken, wordt aan de oostkant beëindigd door het Stieltjeskanaal en aan de westkant door de spoorlijn. Ongeveer halverwege wordt de gracht doorsneden door de Dr. Picardtlaan. De zuidoever wordt gekenmerkt door hoog opgaande beplanting/bomen en door een wandelpad dat het beloop van de gracht volgt. De beplanting langs deze oever sluit goed aan bij de parkachtige aanleg van het woongebied ten zuiden. Op een aantal punten is er vanuit het

130 woongebied een fraai vergezicht over de gracht en het ten noorden hiervan gelegen park. Ten noorden van de gracht kenmerkt de parkaanleg zich door de open inrichting. Langs de grachtoever loopt een doorgaand wandelpad met kleine laanbomen aan weerszijden. Daarnaast is op een aantal plaatsen een wat dichtere beplanting aangebracht. Het doorzicht vanaf de Poppenharelaan en de Schutselaan naar de rand van de oude stad is op veel plaatsen aanwezig. Op een van de driehoekige segmenten ten westen van de Dr. Picardtlaan zijn in latere jaren een gebouw voor de evangelische gemeente en twee woningen met omliggende beplanting gerealiseerd, die de openheid van het gebied aantasten. Ten oosten van de Dr. Picardtlaan is een dierenweide met omliggende beplanting gerealiseerd, aansluitend bij de ten noorden van het deelgebied gelegen woonwijk die door zijn richting en afmeting minder invloed heeft op de zichtlijnen. Belangrijke elementen in het park die bewaard moeten blijven en/of moeten worden versterkt, zijn:

• de gracht als open water en zijn karakteristieke beloop; • de zuidoever met zijn strakke hoog opgaande oever en de daarop gelegen beplanting en wandelpad; • het wandelpad met laanbomen langs de oever, dat het karakteristieke beloop van de gracht benadrukt. Dit pad heeft de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - waardevolle laanbeplanting’; • de open inrichting van het park die de tegenstelling benadrukt tussen de openheid van het land en de geslotenheid van de stad zoals dat vroeger was. Het open gebied heeft de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - open ruimte’.

3.3.4 Centrumvisie Coevorden

In oktober 2019 werd door de raad een programmatische visie voor Markt, Haven, Citalepunt en Weeshuisweide vastgesteld onder de naam 'Kasteelpark Coevorden'. De uitwerking van de visie is nog onvoldoende concreet om deze te vertalen in het onderhavige bestemmingsplan. Te zinder tijd zal de vertaling worden opgenomen in een separaat bestemmingsplan.

3.4 Dalen

Dalen is ontstaan in de vroege middeleeuwen op een zandrug tussen de beekdalen van het Drostendiep en het Loodiep. Het esdorp wordt in 1225 voor het eerst vermeld. Dalen ontwikkelde zich langs de weg over de zandrug van Coevorden naar Groningen. In de 19e eeuw was Dalen een langgerekt dorp met twee driehoekige brinken: de Keuterbrink (Thyakkerstraat, Noordwijk) en een brink Verbindingsweg hoek Noordwijk. Een dorpscentrum vormde zich bij De Brinken, de Emmerweg en de Hoofdstraat en aan de zuidzijde was er een bebouwingsconcentratie in het gehucht De Bente. Vanaf 1850 is Dalen aan de oostzijde uitgebreid, na de Tweede Wereldoorlog in westelijke en noordoostelijke richting.

3.4.1 Beschrijving huidige situatie

Het toekomstig beleid is gericht op behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling als esdorp. Daartoe heeft het gebied aan de zuidkant op de plankaart de aanduiding “gebied voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden” gekregen. Dalen is ontstaan langs de rand van de es “Molenakkers”. Oorspronkelijk bevond zich langs de weg boerderijbebouwing. Rond 1900 heeft de bebouwing zich langzaam verdicht met woonbebouwing. Aan de noordkant bevindt zich de Hervormde Kerk (tweede helft 15e eeuw) met begraafplaats. Hier rondom kwam ook de centrumvorming tot stand. Aan het plangebied is bovengenoemde ontwikkeling nog goed af te lezen door de aanwezige bebouwing (Hervormde Kerk, 19e-eeuwse eenlaagse dorpshuizen aan de Hoofdstraat, boerderijen uit de tweede helft van de 19e eeuw), de open ruimtes tussen de bebouwing en erachter. Bij het beeld van een oud esdorp past ook de forse laanbeplanting en de klinkerverharding die op een informele wijze overgaat in de privé-voortuinen. Het cultuurhistorische karakter van het dorpsgebied heeft niet het niveau van een beschermd dorpsgezicht. Toch bevat het voldoende waardevolle elementen om hieraan genoemde aanduiding te koppelen. Het oude dorpsgebied is op een aantal plaatsen ingesloten door jongere uitbreidingen waardoor de directe relatie met het open, landelijk gebied vaak verloren is gegaan. Bovendien is de oorspronkelijke bebouwing op een aantal plaatsen aangetast door verbouwing en vernieuwing.

3.4.2 Te handhaven kenmerken

Ter bescherming van cultuurhistorisch waardevolle gebieden en panden is een tweetal aanduidingen op de verbeelding opgenomen. De aanduiding “gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden” geldt voor bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, maar waarvan de gaafheid minder is dan in het beschermde dorpsgezicht. Een aantal panden in het dorp is daarnaast aangeduid als “karakteristiek”.

3.5 Dalerpeel

Aan de westzijde van het Drents Plateau, een gebied overdekt met een laag dekzand, ontstond tijdens het Holoceen, door een stagnatie van waterafvoer, een dik hoogveen pakket, het Veenhuizer Veen en de Daler Westelijke Veenen. Met de ontginning van de randen van het veengebied werd in de Middeleeuwen gestart. De ontginning van het Veenhuizer Veen, waarin Dalerpeel is gelegen, werd vanuit Hoogeveen aangepakt. Daartoe werd het wijkenstelsel van Hollandscheveld in oostelijke richting doorgetrokken. Dalerpeel kon pas worden gesticht nadat vanaf de Lutterhoofdwijk in het zuiden een stelsel van wijken en kanalen in noordelijke richting werd gegraven. Ook het graven van het kanaal Coevorden -Zwinderen (1935-1938) heeft een rol gespeeld bij de ontwikkeling van het gebied. Op de kaart van 1900 blijken de eerste lijnen voor de ontginning te zijn uitgezet, maar pas in de loop van de twintigste eeuw ontstond Dalerpeel ten oosten van het punt waar de Steigerwijk uitmondt in de Dommerswijk. Rond 1940 ontstaan de eerste huizen langs de Dorpsstraat en de westkant van de Prinses Wilhelminastraat, in de jaren zestig-zeventig wordt dit rechthoekige patroon van straten door de bouw van woningen verder uitgebreid. In de periode van 1990 tot heden wordt een kleine uitbreiding gerealiseerd ten westen van de Dommerswijk langs de Steigerwijk met voornamelijk vrijstaande woningen. Aan de oostkant van het dorp ligt een groengebied met de begraafplaats en de ijsbaan, aan de noordkant liggen sportvelden. De inpassing van Dalerpeel als ontginningsdorp in het patroon van wijken en kanalen bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van het dorp. De boombeplanting langs wijken en wegen en het groengebied ten oosten van het dorp leven daarnaast een positieve bijdrage aan de sfeer en de beleving. In 2006 is in Dalerpeel een Multifunctionele Accommodatie (MFA) gerealiseerd, met name bestemd voor de inwoners van Dalerpeel en De Nieuwe Krim. De MFA levert een doorlopend aanbod voor zowel kinderen en volwassen als voor ouderen. De MFA biedt huisvesting voor diverse functies, van onderwijs en kinderopvang tot evenementen en vergaderingen. De laatste jaren is er slechts incidenteel verder ontwikkeld in Dalerveen. Geconcludeerd kan worden dat Dalerpeel een typisch, relatief jong, ontginningsdorp is. Er zijn geen specifieke waardevolle kenmerken die het dorpsbeeld verder bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen.

3.6 Dalerveen

Dalerveen is ontstaan in de middeleeuwen als een randveenontginning vanuit Dalen. Het behoort tot de oudere veenontginningsdorpen en is qua nederzettingsvorm een veenkoloniaal lintdorp en een Drents esdorp. Het dorp is gelegen op de overgang van het beekdal van het Drostendiep naar het oostelijke hoogveengebied. Het ontstaan en de ontwikkeling van Dalerveen zijn aan de hand van kaartmateriaal te volgen. Op de kaart van omstreeks 1900 heeft Dalerveen nog de vorm van een langgerekt lint. De dorpsbebouwing concentreert zich aan de oostzijde van de noord-zuid lopende Hoofdstraat.

3.6.1 Beschrijving huidige situatie

In de huidige situatie is het beeld van het oorspronkelijke wegdorp nog goed te herkennen. Langs de Hoofdstraat wordt een afwisselende bebouwing van boerderijen, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen en wonen aangetroffen, de afwisseling in leeftijd en bouwstijl is daarbij een kenmerk. Doorzichten naar het open achterland benadrukken nog steeds het agrarische karakter van het dorp, al hebben veel oorspronkelijke boerderijen nu een woonfunctie.

131 Door ruilverkaveling is de smalle opstrekkende verkaveling voor het grootste deel verdwenen, alleen direct achter de bebouwing van het lint zijn nog restanten te herkennen. In de tweede helft van de vorige eeuw is in de omgeving van het kruispunt Hoofdstraat/De Lichtenburg verdichting ontstaan, bovendien zijn er in de jaren 1980-1995 in de omgeving van dit kruispunt aan de Lichtenburg en aan de Marke kleine woningbouwlocaties gerealiseerd.

3.6.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Dalerveen als agrarische nederzetting en als wegdorp. Daartoe wordt het meest kenmerkende bebouwde gebied aangeduid als “gebied voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden”. De meest kenmerkende gebouwen worden aangeduid als “karakteristiek” en het in het dorp gelegen kenmerkende onbebouwde gebied wordt bestemd als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde”. De oorspronkelijke bebouwing van Dalerveen wordt gevormd door boerderijen. Later kwamen daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Naast een aantal boerderijen die rijksmonument zijn, is een aantal panden binnen de kern aangeduid als karakteristiek. De nadruk ligt hierbij op de boerderijbebouwing die het meest kenmerkend is voor het dorp, aangevuld met panden die naast hun historische waarde beeldbepalend zijn voor Dalerveen. Naast handhaving van de bestaande panden wordt bij nieuw- of verbouw gestreefd naar aansluiting bij de bestaande karakteristieke bebouwing. Nokhoogte, goothoogte, kleur- en materiaalgebruik dienen bij het gebied aan te sluiten. Kenmerkend voor het dorp Dalerveen is de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing. Ook het als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde” aangeduide gebied vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke groenstructuur van het dorp. De verspreid langs de weg liggende boerderijen in dit gebied zijn met hun achterzijde nadrukkelijk op het aanliggende land georiënteerd, waaraan zij functioneel verbonden zijn. Deze directe relatie tussen de boerderij en land dient zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.

3.7 De Kiel

De Kiel is de meest noordelijke plaats van de gemeente Coevorden. Het dorp is nog betrekkelijk jong en pas eind negentiende begin twintigste eeuw ontstaan. Rond 1850 lagen de veldgronden nog vrijwel onaangeroerd. Een doorgaande landweg vanaf Rolde via Grolloo, Schoonloo, richting Noord-Sleen (Rolderstraat) doorsneed het open veld. Ten oosten van dit gebied lagen Het Eeserveen, Odoornerveen en het Noord-Sleenerveen, slecht ontwaterde hoogveengebieden. Rond 1850 werd begonnen met het graven van het Oranjekanaal vanaf de Drentse Hoofdvaart in oostelijke richting tot in de gemeente Emmen, met aansluitend daarop een zijtak (Borger zijtak) in noordelijke richting. Op het kruispunt van het Oranjekanaal en de weg van Rolde naar Sleen ontstaat het dorp Schoonoord. Wanneer tussen 1850 en 1900 een weg wordt aangelegd van Wezup naar Odoorn, Ees en Borger (de Eeserstraat), kan het gebied worden ontgonnen. In 1900 zijn de eerste huizen gebouwd bij het kruispunt van de Rolderstraat en de Eeserstraat. Rond de crisisjaren van 1930 wordt de ontginning volop aangepakt en wordt ten westen van De Kiel door Staatsbosbeheer een bosgebied ingeplant dat nu van betekenis is voor de recreatie. Rond 2000 is er enige verdichting opgetreden, maar de structuur van het dorp is niet wezenlijk veranderd. De meeste bebouwing is nog steeds te vinden langs de Rolderstraat en de Eeserstraat. Wel is er een kleine uitbreiding ontstaan ten zuiden van de Eeserstraat aan de Kijlweg. Langs de Eeserstraat en de Kijlweg wordt uitsluitend woningbouw aangetroffen. Langs de Rolderstraat is daarnaast een school, een dorpshuis en een restaurant aanwezig. Woningen zijn in hoofdzaak vrijstaand en voor een deel gebouwd rond de jaren dertig, een klein aantal twee-onder-een- kapwoningen komt voor. Het dorpsbeeld is verfraaid door laanbomen langs de Rolderstraat en de Eeserstraat. Geconcludeerd kan worden dat in De Kiel geen specifieke waardevolle ruimtelijke onderdelen aanwezig zijn die het dorpsbeeld bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen.

3.8 Erm

Erm is een brinkdorp en van brinkdorpen kan het volgende worden genoemd. In de meeste gevallen ontstonden deze dorpen op de grens van de drogere naar de nattere gronden. Brinkdorpen bestaan voornamelijk uit boerderijen, die schijnbaar ordeloos (vaak dicht bijeen) staan gegroepeerd rond één of meer brinken. Kenmerkend voor deze dorpen zijn eveneens de essen, die zijn gelegen op langgerekte, soms bijna ronde plateaus. In Erm is nauwelijks nog iets terug te vinden van de oorspronkelijke brinken. Aan de hand van de ligging van de boerderijen wordt verondersteld dat in Erm twee brinken aanwezig zijn geweest. Vanaf deze plaatsen zullen nieuwe bedrijven zijn gesticht hebben langs de op spontane wijze ontstane weggetjes. Momenteel liggen de boerderijen in Erm voornamelijk langs de wegen en paden, terwijl soms iets van een groepsgewijze ligging is terug te vinden (brinken). De boerderijen hebben vaak een karakteristieke verschijningsvorm. Een aantal van deze boerderijen is reeds tot woning verbouwd of wordt nog uitsluitend als zodanig gebruikt. In het dorp zijn de meeste gronden in gebruik als agrarische gronden. De woonfunctie is het duidelijkst aanwezig aan de westzijde van het plangebied, en dan met name aan de noordwestzijde waar de meest recente woningen zijn gelegen. Plaatselijk komen nog waardevolle zware houtopstanden voor in de vorm van solitaire bomen en bosjes. De infrastructuur van het dorp is nogal willekeurig en aan de zuidzijde van het plangebied loopt de oude Rijksweg. Verder zijn de Dalerstraat, de Esweg, de Oostereind en de Oosterlangen de belangrijkste ontsluitingswegen. Aan de zuidwestzijde van het plangebied zijn de gronden als Bos bestemd. Met betrekking tot de voorzieningen in het dorp kan worden vermeld dat er een basisschool, twee restaurants, een kapsalon en enige bedrijvigheid (een aannemersbedrijf, tankstation en dergelijke) aanwezig zijn. Geconcludeerd kan worden dat in de kern van Erm, behoudens de aanwezige groenstructuren, geen specifieke waardevolle ruimtelijke onderdelen aanwezig zijn die het dorpsbeeld bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen.

3.9 Gees

Een groot deel van het Drents Plateau is in de Weichsel ijstijd (9.000-10.000 jaar geleden) overdekt geraakt met een laag dekzand die sterk wisselt in dikte. De dekzandruggen steken daarbij duidelijk uit boven het omringende plateaulandschap. Smeltwaterstromen die in het voorjaar over het ontdooide oppervlak van de permafrost stroomden, zorgden voor een sterke verbreding en verdieping van de Drentse beekdalen. Op de hooggelegen dekzandruggen ontstonden de essen (landbouwgronden). Op de laaggelegen beekdalen ontstonden de madelanden (hooi en weiden van vee). De esdorpen zelf liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. In de wijde omgeving van de dorpen lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden). Het dorp Gees is een duidelijk voorbeeld van een esdorp op het Drents Plateau. De kaart van 1900 laat deze opzet nog goed zien. Aan de oostkant van het dorp ligt de hoog gelegen dekzandrug met daarop de Geeser Esch, aan de westkant van het dorp Gees ligt het lager gelegen beekdal met de madelanden ter weerszijden van de Geeserstroom. De in 1900 nog voornamelijk uit boerderijen bestaande bebouwing is schijnbaar willekeurig gesitueerd langs deels nog onverharde wegen en paden. Daarbij is al wel een concentratie van bebouwing langs de Dorpsstraat. Deze straat is in 1900 reeds verhard en vormt de doorgaande verbinding van Zwinderen naar Oosterhesselen.

3.9.1 Beschrijving huidige situatie

Tussen 1900 en 2000 wordt tussen de boerderijen langs de Dorpsstraat woningbouw gerealiseerd. Bovendien wordt na de oorlog nieuwbouw gerealiseerd aan de westkant van het dorp binnen de structuur van bestaande wegen. Veel boerderijen krijgen na 1900 uitsluitend een woonfunctie. Hierdoor werd het agrarische karakter van het dorp verdrongen door de woonfunctie. Ondanks al deze veranderingen is de relatie tussen het dorp en de omringende landschap nog vrijwel geheel aanwezig. De es ligt nog onbebouwd aan de oostkant van het dorp. Tussen het oorspronkelijke dorp en het beekdal aan de westkant is wel een klein uitbreiding gerealiseerd, maar ter weerszijden hiervan is de relatie tussen dorp en beekdal nog in vrijwel oorspronkelijke staat. Met name in een deel van het dorp is zowel de bebouwing als ook de omgeving van een zodanige historische kwaliteit, dat het Rijk dit gebied heeft aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

3.9.2 Beschermd dorpsgezicht

Het beschermde dorpsgezicht omvat een groepering oude boerderijen, tussen de Dorpsstraat en de Oude Steeg, met fraaie erfbeplanting en een goede relatie met de oostelijker gelegen Geeser Esch. De karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht wordt bepaald door de situering, de bebouwing en de beplanting. Opvallend in de huidige situatie is de ogenschijnlijke ordeloosheid waarin voormalige boerderijen en bijgebouwen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de wegen zijn gesitueerd. Binnen het beschermde dorpsgezicht zijn de oorspronkelijk grillig verlopende

132 zandwegen inmiddels verhard met gebakken steen, de wegen hebben een geringe breedte (3-4m).

Figuur 26; Illustraties van waardevolle elementen in Gees

De overige royale ruimte tussen de bebouwing wordt in beslag genomen door kleine huisweiden en erven bestaande uit tuinen en verharding. De van oorsprong niet afgebakende ruimte tussen de achtergevel en de weg bestaande uit een verharding van vlinten, is niet overal meer in deze vorm aanwezig. Aan de Schaapveensweg ligt de brink Tellinghof, een restant van de oorspronkelijk grotere brink. De bebouwing in het beschermde dorpsgezicht bestaat uit (voormalige) boerderijen met bijgebouwen, zoals wagenschuren stookhutten hooimijten, turfhokken en putten. Ook is een aantal niet traditionele woonhuizen en bijgebouwen aan het dorpsbeeld toegevoegd. De oorspronkelijke bebouwing kent een grote variatie in maatvoering van de hoofdvorm en een sterke samenhang in dakhelling, waarbij deze helling bijna nooit kleiner is dan 45 graden. De oudere bebouwing valt dan ook op door de imposante dakvlakken en het sobere materiaal en kleurgebruik, baksteen, dakpannen hout, riet en stro. De beplanting in de vorm van bomen vormt een belangrijke karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht. Boombeplanting komt voor langs wegen op de brink en op particuliere erven, met name de eik is een veel voorkomende soort. Goed onderhoud en aanplant van streekeigen soorten is een voorwaarde om het overwegend groene beeld in stand te houden. De gemeente streeft ernaar de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te handhaven en zo mogelijk te versterken. Een ander beleidsuitgangspunt is dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan. Het bestemmingsplan dient waarborgen te verschaffen dat de aanwezigheid, situering, hoofd- en kapvorm, gevelindeling en aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing blijven gehandhaafd.

Figuur 27; Illustraties van waardevolle elementen in Gees

3.9.3 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Gees als agrarische nederzetting en als esdorp. Daartoe is het meest kenmerkende gebied ten oosten van de Dorpsstraat zoals gezegd, door het Rijk aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Bovendien zijn in dit gebied, maar ook elders, de meest gave en oorspronkelijk gebouwen aangewezen als Rijksmonument. Daarnaast heeft de gemeente de volgende acties ondernomen:

• Open gebied waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren, is aangeduid als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde”; • Bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, is aangeduid als “gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden”; • Een aantal panden in het dorp is aangeduid als “karakteristiek”.

Rond de kern Gees zijn enkele open plekken aangewezen als ’Agrarisch gebied met landschappelijke waarden‘. Meest opvallend is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij de historische bebouwing van het dorp Gees. Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied dat ook reeds op de kaart van 1900 aanwezig is. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan deze oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing verwijst nog voor een groot deel naar deze opzet. De naoorlogse uitbreiding aan de westkant van het dorp valt buiten dit gebied. De oorspronkelijke bebouwing van Gees werd gevormd door boerderijen. Later kwamen daar onder andere winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding “karakteristiek” gekregen. Kenmerkend voor het oude dorp Gees is verder de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing. Ook het als "agrarisch gebied met landschappelijke waarde" omschreven onderdeel van het plan vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur. De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waarvan de boerderijen niet los konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderij en het land dient zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar

133 mogelijk te worden teruggebracht. Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt samen met bebouwing en groen in hoge mate het karakter van Gees. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, dient het uitgangspunt te zijn.

3.10 Geesbrug

Geesbrug is een ontginningsdorp, ontstaan na aanleg van de Verlengde Hoogeveense Vaart. Het dorp is ontstaan in de tweede helft van de negentiende eeuw, in het veengebied van de toenmalige gemeente Oosterhesselen. Alle zes bruggen over het kanaal die in deze gemeente lagen, werden genoemd naar het dichtstbijzijnde dorp of het dorp waar de brug naartoe leidde. De meest westelijke van de zes werd genoemd naar het zanddorp Gees. Bij deze brug ontstond een buurtschap, dat zich pas na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde tot het dorp Geesbrug. Het dorp is pas na de Tweede Wereldoorlog echt tot ontwikkeling gekomen door de nieuwbouwwijken. Deze zijn vanaf de Verlengde Hoogeveense Vaart in zuidelijke richting gerealiseerd. De hoofdstructuur van het dorp is daarom rationeel en planmatig opgezet. De hoofdfunctie in het plangebied is wonen. Het grootste deel van het dorp heeft een woonfunctie, variërend van kleinere seniorenwoningen tot grote vrijstaande woningen. Er zijn geen meergezinswoningen. De woningen variëren in afmeting en architectuur. Het oudere deel van Geesbrug bevindt zich langs de Verlengde Hoogeveense Vaart en de Coevorderstraatweg. Deze woningen zijn steeds anders. Meer zuidelijk liggen de planmatig aangelegde woonbuurten. Deze hebben een meer uniforme stijl en architectuur. In het meest zuidelijke deel staan grotere vrijstaande woningen. Hier liggen nog enkele bouwmogelijkheden. Bij sommige woningen zijn aan huis gerelateerde beroepen of bedrijven aanwezig. Deze functies zijn ondergeschikt aan het wonen. In Geesbrug is sprake van solitaire bedrijven. Vooral langs de (van oudsher) doorgaande routes. Er ligt een klein bedrijventerrein ten noorden van de Verlengde Hoogeveense Vaart. Dit gebied valt buiten het plangebied. Verder ligt er in het plangebied een gasontvangststation en aan de Esdoornlaan 16 een opslag- en verkooplocatie van consumentenvuurwerk. Aan de Berkenlaan en de Coevorderstraatweg zijn enkele centrumfuncties aanwezig. Deze zijn verspreid gelegen en van geringe omvang. Het gaat om relatief nieuwe bebouwing, passend bij het bestaande bebouwingsbeeld in de omgeving. Ook liggen er verspreid over het hele plangebied enkele maatschappelijke voorzieningen; een basisschool, een dorpshuis en de begraafplaats. Er is duidelijk geen sprake van een clustering van deze openbare voorzieningen. In het zuidwesten van het plangebied liggen de sportvelden. De bebouwing is relatief kleinschalig en laag. Alle bijhorende voorzieningen zijn hier naar rato aanwezig. De Coevorderstraatweg is in het mobiliteitsplan aangewezen als een hoofdweg met een ontsluitingsfunctie. De overige wegen in het plangebied hebben een beperkte functie. Het betreft vaak 30- km wegen. De Verlengde Hoogeveense Vaart is een belangrijke watergang. Niet alleen vanwege de historische betekenis voor het dorp, maar ook vanwege de waterhuishoudkundige functie ervan. Geesbrug is omgeven door een veenontginningen landschap wat vooral uit grootschalige weilanden bestaat, met veel sloten en vaarten. De scheiding tussen bebouwing en het omliggende landschap is in Geesbrug duidelijk, het landschap ligt om het dorp heen. Aan de westzijde komt het landschap het plangebied in door middel van volkstuinen gelegen naast het sportveldencomplex. Daarnaast ligt zuidelijk van het dorp een bosje, waarbij nadrukkelijk sprake is van extensief dagrecreatief medegebruik. Geconcludeerd kan worden dat in Geesbrug geen specifieke waardevolle ruimtelijke onderdelen aanwezig zijn die het dorpsbeeld bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen. Het karakter als ontginningsdorp zal bij eventuele grotere ontwikkelingen in ogenschouw moeten worden genomen. Dat zal op dat moment in een nieuwe planologische afweging moeten gebeuren.

3.11 Meppen

Op de dekzandruggen van het Drents plateau ontstonden de essen (landbouwgronden). De esdorpen zelf liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. In de wijde omgeving van de dorpen liggen de veldgronden. Rond 1900 is in het dorp Meppen deze opzet nog duidelijk te herkennen. Aan de zuidoost en noordoost kant van Meppen liggen respectievelijk de Mepper Esch en de Molen Esch op een hoogte van ruim 18 m, de Molen Esch werd deels door Meppen en deels door Aalden gebruikt. Ten zuiden van Meppen liggen de zuidmade (weiland) op een hoogte van 15 m in het stroomdal van de Broekstroom. Ten westen van Meppen ligt het grote stuifzandgebied van de Mepperdennen en een kleine verder van het dorp gelegen esch Westerkamp. De vroegere eschen kenden een zo fijne verkaveling dat ze op de kaart van 1900 niet zijn ingetekend. De in 1900 nog voornamelijk boerderij-bebouwing is schijnbaar willekeurig gesitueerd langs meestal nog onverharde paden en wegen. Alleen de doorgaande weg, over de eschen, aan de weg van Zweeloo naar Oosterhesselen en een aftakking daarvan naar het dorp is verhard.

3.11.1 Beschrijving huidige situatie

De hiervoor geschetste situatie, de relatie tussen dorp en omringende landschapstypen is nog vrijwel geheel aanwezig. De eschen zijn nog geheel onbebouwd, ook het stroomdal (Zuidmaden) ligt aan de rand van het dorp en ook het wegenpatroon is nog vrijwel onveranderd. Functioneel is Meppen nog altijd vooral een woonkern met verspreid daar tussenin diverse andere functies, zoals bedrijven, voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Rondom het dorp, buiten het plangebied, komen meer recreatieve voorzieningen voor. Mede ingegeven door het aantrekkelijke landschap en de aanwezige bosgebieden. Rond de kern zijn ook enkele open gebieden aangewezen als “agrarisch gebied met landschappelijke waarden”. Meest opvallend is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij de historische bebouwing van het dorp Meppen. In de moderne woongebieden aan de noordzijde van het dorp zijn minder waarden aanwezig. Deze naoorlogse uitbreidingen bieden meer ruimte voor ontwikkeling. Daarbij gelden de reguliere eisen voor bijvoorbeeld welstand en landschappelijke inpassing.

3.11.2 Te handhaven kenmerken

De gemeente heeft afgelopen jaren de volgende maatregelen genomen om de gestelde doelen te verwezenlijken. In die doelstellingen is niet veel veranderd:

• Open gebied waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren is aangeduid als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde”; • Bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, is aangeduid als “gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden”; • Een aantal panden in het dorp is aangeduid als “karakteristiek”.

Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied wat ook reeds op de kaart van 1900 aanwezig is. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan deze oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing verwijst nog voor een groot deel naar deze opzet. Aan de noordkant wordt de grens gelegd op de overgang van vooroorlogse naar naoorlogse bebouwing. Aan de zuidkant liggen agrarische gebieden met landschappelijke waarden binnen de begrenzing. De oorspronkelijke bebouwing van Meppen werd gevormd door boerderijen. Later kwamen daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding “karakteristiek” gekregen. Kenmerkend voor het oude dorp Meppen is verder de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing met daarop boombeplanting. Ook het als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde” omschreven onderdeel van het plan vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur. De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waar de boerderijen niet los van konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderij en het land dient zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht. Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt samen met bebouwing en groen in hoge mate het karakter van Meppen. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, dient uitgangspunt te zijn. Een beleidsuitgangspunt is dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.

3.12 Nieuwe Krim

In Nieuwe Krim is veen afgegraven in de 19de en 20ste eeuw en Nieuwe Krim behoort dan ook tot de ontginningsdorpen. Het dorp wordt gevormd door twee straten, de Nieuwe Dijk en de Nieuwe Krim, die te karakteriseren zijn als bebouwingslinten. Het dorp wordt in verticale richting door een vaart in tweeën gedeeld. Langs beide straten zijn beeldbepalende bomen aanwezig die de

134 dorpsentrees een laanachtig karakter geven. Met betrekking tot het voorzieningenniveau is Nieuwe Krim niet aan te merken als een zelfstandig dorp. Hiervoor zijn de dorpsbewoners aangewezen op de omliggende dorpen en op de stad Coevorden. Het is de woonfunctie die overheerst in Nieuwe Krim. Het dorp telt circa 60 woningen. Incidenteel vindt er nieuwe woningbouw plaats in het dorp. Planmatige ontwikkeling is echter niet aan de orde. En zal op termijn voorlopig ook niet aan de orde komen. Andere functies in het dorp zijn minimaal in aantal. Het gaat om een landbouwmechanisatiebedrijf aan de Nieuwe Krim, een horecabedrijf, een kattenhotel en enkele agrarische bedrijven aan de entree van het dorp. De wegenstructuur in het dorp wordt gevormd door de twee hoofdwegen: Nieuwe Krim in noord-zuidrichting en de Nieuwe Dijk in oostelijke richting. Deze wegen hebben een ontsluitende functie voor het dorp richting de omliggende dorpen en naar de stad Coevorden. Doorgaand verkeer is in beperkte mate aanwezig. Centraal in het dorp, parallel aan de weg Nieuwe Krim, loopt een vaart. Deze vaart wordt toeristisch gebruikt als vaarroute en visstek. Grootschalige groenstructuren ontbreken in het dorp. De groenstructuren die wel in het dorp aanwezig zijn, bestaan uit het talud van de vaart en enkele percelen die agrarisch worden gebruikt. Geconcludeerd mag worden dat er geen specifieke omgevingskwaliteiten aanwezig zijn in Nieuwe Krim die een beschermingsregiem nodig hebben. Nieuwe Krim moet vooral als woongebied gezien worden, waarbij vooral een conserverend karakter geldt voor de toekomst.

3.13 Noord-Sleen

Een groot deel van het Drents Plateau is in de Weichsel ijstijd (9.000-10.000 jaar geleden) overdekt geraakt met een laag dekzand die sterk wisselt in dikte. De dekzandruggen steken daarbij duidelijk uit boven het omringende plateaulandschap. Smeltwaterstromen die in het voorjaar over het ontdooide oppervlak van de permafrost stroomden, zorgden voor een sterke verbreding en verdieping van de Drentse beekdalen. Op de hooggelegen dekzandruggen van het Drents Plateau ontstonden in de loop der tijd de essen (landbouwgronden). Op de laaggelegen beekdalen ontstonden de madelanden. De esdorpen liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. Op meer droge gronden. In de wijde omgeving van de dorpen lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden). Tussen en aan de oostflank van twee hooggelegen dekzandruggen, aan de noordkant van de Achterste Esch, Midden Esch en Noorder Esch en aan de zuidkant de Zuider Esch, ligt het dorp Noord-Sleen. Ten oosten ligt het lager gelegen beekdal met de madelanden aan weerszijden van de Sleenerstroom. De in 1900 nog voornamelijk uit boerderijen bestaande bebouwing van Noord- Sleen is schijnbaar willekeurig gesitueerd langs meestal nog onverharde wegen en paden. Daarbij is er al wel een concentratie van bebouwing langs de Dorpsstraat. Deze weg is in 1900 verhard en vormt de doorgaande verbinding van Sleen naar Zweeloo. Tussen 1900 en 2000 wordt tussen de boerderijen langs de Dorpsstraat woningbouw gerealiseerd. Na de oorlog wordt vervolgens nieuwbouw gerealiseerd aan de zuidkant van het dorp. Binnen de structuur van bestaande wegen. Ook wordt de N376 aangelegd, een doorgaande weg in noord-zuidrichting die het dorp in tweeën snijdt. Veel boerderijen krijgen na 1900 uitsluitend een woonfunctie en de zuivelfabriek, die aan de brink stond, verdween. Het agrarische karakter van het dorp werd verdrongen door de woonfunctie. Ondanks al deze veranderingen is de relatie tussen het dorp en het omringende landschap nog vrijwel geheel aanwezig. De essen en het beekdal liggen nog onbebouwd rond het dorp.

3.13.1 Beschrijving huidige situatie

Rond de kern Noord-Sleen zijn enkele open plekken aangewezen als “agrarisch gebied met landschappelijke waarden”. Meest opvallend is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij de historische bebouwing van het dorp Noord-Sleen. Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied dat ook reeds op de kaart van 1900 aanwezig is. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan deze oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing verwijst nog voor een groot deel naar deze opzet. De naoorlogse uitbreiding aan de zuidkant van het dorp valt buiten dit gebied. De oorspronkelijke bebouwing van Noord-Sleen werd gevormd door boerderijen. Later kwamen daar onder andere winkels, café’s en burgerwoningen bij. Kenmerkend voor Noord-Sleen is verder de boombeplanting langs de wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen de aanwezige bebouwing. Vooral aan de westzijde van het dorp is dat nog goed herkenbaar in de huidige situatie. Ook de als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde” omschreven plandelen vormen een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur. Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt samen met bebouwing en het aanwezige groen in grote mate het karakter van Noord-Sleen. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, dient het uitgangspunt te zijn. Aan de zuidkant van Noord-Sleen ligt de nieuwste uitbreiding. Dit gebied biedt meer ruimte voor veranderingen en aanpassingen aan de eisen van deze tijd. Wel wordt met betrekking tot de bouwmassa en het kleurgebruik steeds gestreefd naar een zekere samenhang met de directe omgeving.

3.13.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Noord-Sleen als agrarische nederzetting en als esdorp. Daarnaast heeft de gemeente in het ruimtelijke spoor de volgende maatregelen verankerd in het bestemmingsplan:

• Open gebied waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren is aangeduid als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde”; • Bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, is aangeduid als “gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden”; • Een aantal panden in het dorp is aangeduid als ‘karakteristiek”.

De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waarvan de boerderijen niet los konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderijen en het achterliggende land dient zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht. De gemeente streeft er naar de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te handhaven en zo mogelijk te versterken. Daarnaast moet het bebouwde en onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel blijven bestaan. Het bestemmingsplan regelt daarom enkele waarborgen voor de aanwezigheid, situering, vormgeving (hoofd- en kapvorm, gevelindeling) en aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing in Noord-Sleen.

3.14 Oosterhesselen

Oosterhesselen maakt deel uit van het dorpengebied Zweeloo - Oosterhesselen - Sleen - Dalen. Dit gebied is als geheel een waardevol cultuurlandschap waarbij vooral het landschap en de cultuurhistorische structuur nog voor grote delen veel samenhang vertonen. Het gebied heeft als geheel ook zeer belangrijke archeologische waarden. Oosterhesselen is een in cultuurhistorisch opzicht waardevolle nederzetting, gelegen nabij een gebied voor het ontwikkelen van natuurwaarden. In de provinciale Omgevingsvisie en Verordening heeft het dorp en ook andere delen van de omgeving de hoogste waarde op het gebied van cultuurhistorische gaafheid. De bewoning in het gebied is vanaf het begin in sterke mate gebonden aan de natuurlijke uitgangspunten bodem, reliëf en waterhuishouding. Deze gebondenheid komt tot uiting in een aantal zichtbare kenmerken, zoals het type verkaveling, de mate van openheid of geslotenheid en de situering, de vorm en de inrichting van de nederzettingen. Karakteristiek voor het Drentse cultuurlandschap zijn de brinkdorpen. Deze dorpen, die in de meeste gevallen ontstonden op de grens van de drogere naar de nattere gronden, bestaan voornamelijk uit boerderijen, die schijnbaar ordeloos, vaak dicht bijeen, staan gegroepeerd rond één of meer brinken. Kenmerkend voor deze dorpen zijn eveneens de essen, die gelegen zijn op langgerekte plateaus. De binding van de dorpsbewoners met de natuur was zeer sterk, wat resulteerde in een grote bomenrijkdom, zowel op de brinken, langs de wegen als rond de boerderijen. Rond 1900 toont het dorp Oosterhesselen nog het vrijwel onaangetaste beeld van deze eeuwenlange ontwikkeling. De boerderijbebouwing concentreert zich aan weerszijden van de Burgemeester De Kockstraat, tussen de Klenckerweg en het Witte Zand. Daar bevond zich ook de brink. Ten zuiden van de kruising met de Waterveensweg bevond zich langs de Burgemeester De Kockstraat een drietal burgerwoningen. Als modern element liep de stoomtrambaan oost-west door het dorp. Na 1900 werd een aantal opvallende panden aan deze doorgaande weg gebouwd; een notariswoning in circa 1910 en een burgervilla in circa 1930. Ook het rijtje woningen ten zuiden van de Waterveensweg werd uitgebreid. In dit rijtje was een aantal winkels te vinden. Tot 1960 bleef het inwonertal van Oosterhesselen op circa 800 personen steken. Daarna steeg het aantal inwoners vrij snel door de bouw van de uitbreidingswijken Bergakkers en Welvelde ten oosten van de Burgemeester De Kockstraat. In 1985 was het inwonertal gestegen tot 2.200 personen.

135 3.14.1 Beschrijving huidige situatie

In de huidige situatie zijn er in Oosterhesselen twee delen te onderscheiden, namelijk:

• De oorspronkelijke bebouwing gericht op de Burgemeester De Kockstraat met daarin een lichte verdichting die direct na 1900 ontstond, en het daarmee functioneel samenhangende agrarische gebied ten westen en noorden van deze oorspronkelijke bebouwing. • De bebouwing die is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog in de vorm van woonwijken.

De oorspronkelijke bebouwing van Oosterhesselen wordt gevormd door boerderijen en de kerk. Later kwamen daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Behalve de kerk en de daarnaast staande toren (beide rijksmonument) wordt een aantal panden aangeduid als karakteristiek. De nadruk ligt hierbij op de boerderijbebouwing die het meest kenmerkend is voor het dorp, aangevuld met een aantal andere panden die naast hun historische waarde beeldbepalend zijn in Oosterhesselen. Kenmerkend voor het oude dorp Oosterhesselen zijn verder de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing met daarop boombeplanting. Ook het als "agrarisch gebied met landschappelijke waarde" omschreven onderdeel van het plan vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur van het dorp. De boerderijen lagen verspreid langs de weg met aan de achterzijde het land waar de boerderijen niet los van konden functioneren. Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt samen met bebouwing en groen in hoge mate het karakter van Oosterhesselen. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, is uitgangspunt te zijn. Het openbaar gebied is gedeeltelijk opnieuw ingericht tot verblijfsgebied.

3.14.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar het ontstaan en ontwikkeling van Oosterhesselen als agrarische nederzetting en als brinkdorp. Daartoe wordt het meest kenmerkende bebouwde gebied aangeduid als "gebied voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden". De meest kenmerkende gebouwen zijn aangeduid als "karakteristiek" en het in het dorp gelegen kenmerkende onbebouwde gebied wordt bestemd als "agrarisch gebied met landschappelijke waarde". Naast handhaving van de bestaande panden wordt bij nieuw- of verbouw gestreefd naar aansluiting bij de bestaande karakteristieke bebouwing. Nokhoogte, goothoogte, kleur- en materiaalgebruik moeten bij het gebied aan te sluiten. De directe relatie tussen de boerderij en land dient zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht. Het grootste deel van Oosterhesselen valt buiten de onder a) van de vorige paragraaf omschreven gebieden. Afgezien van de monumentale kerk en een aantal karakteristieke panden, bieden deze gebieden meer ruimte voor veranderingen en aanpassingen aan de huidige tijd. Wel wordt met betrekking tot de bouwmassa en het kleurgebruik steeds gestreefd naar een zekere samenhang met de directe omgeving. Dat wordt met name via het welstandsbeleid geregeld.

3.15 Schoonoord

Het ontstaan en de ontwikkeling van Schoonoord is aan de hand van kaartmateriaal helemaal te volgen. Op de kaart van 1850 is het Oranjekanaal aangegeven als een lijn door onontgonnen gebied zonder enige bebouwing en kruist het kanaal de weg van Schoonloo naar Noord-Sleen. Tussen 1850 en 1900 ontstaat Schoonoord op deze kruising, als een lintbebouwing langs de weg en het kanaal. In juni 1854 telde Schoonoord zo'n 30 gezinnen, in totaal 148 inwoners. Schoonoord ligt op de grens van zand en veen, direct aan het Oranjekanaal en de boswachterij Sleenerzand. Het dorp werd gebouwd op een zandkop die oprees uit het omringende land. Later, toen het naburige Odoornerveen werd ontgonnen, kwamen meer veenwerkers naar Schoonoord dat uitgroeide tot een ruim bemeten dorp. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de lintstructuur doorbroken en ontstaat uitbreiding ten westen van de Tramstraat en de Slenerweg (N376) in de vorm van een aantal woonwijken. Bij het honderdjarig bestaan van Schoonoord in 1954 werd een aantal van de eerste plaggenhutten en veenhuisjes nagebouwd op een perceel heideveld aan de Tramstraat, hetgeen is uitgegroeid tot het huidige openluchtmuseum "De Zeven Marken". In het museum herleeft het wonen en leven in "oud" Zuidoost-Drenthe in een plaggenhut, een Saksische boerderij, een tolhuis, een schooltje, een gevangenis en een oude boerenherberg.

3.15.1 Beschrijving huidige situatie

Schoonoord telt tegenwoordig ruim 2.000 inwoners en zo’n 900 woningen. Het centrumgebied kent een groot aantal verschillende functies. Behalve de woonfunctie is er een gevarieerd detailhandelsaanbod, met lokale winkeliers, maar ook meer bovenlokale detailhandel. Zo vindt men hier onder meer een supermarkt, een bakkerij, een slagerij en een drogisterij. Daarnaast zijn er een meubelzaak, een elektronicawinkel, een rijwielhandel en een glasatelier. Op het gebied van commerciële dienstverlening kent Schoonoord ook de nodige faciliteiten. Zo is er een bankfiliaal, een VVV-kantoor en enkele kapsalons. Op het gebied van horecavoorzieningen zijn er restaurants, cafetaria's, een hotel en een Bed & Breakfast voorziening. Ook komen in Schoonoord relatief veel maatschappelijke voorzieningen voor. Er is een dorpshuis, een peuterspeelzaal en een huisartsenpraktijk. Daarnaast heeft Schoonoord drie kerken en twee scholen. Ruimtelijke structuur De lintbebouwing langs de Tramstraat - Slenerweg en het Oranjekanaal verwijst naar het ontstaan en de ontwikkeling van Schoonoord. Plaatselijk is bebouwing in dit lint vernieuwd, maar veel bebouwing stamt nog uit de periode van 1850 tot 1940. Aan de westzijde van de Tramstraat – Slenerweg, zowel ten noorden als ten zuiden van het Oranjekanaal zijn na de oorlog woonwijken gerealiseerd. Achter de toen al bestaande lintbebouwing. Er is sprake van een planmatige en rationele structuur, zoals bij veen ontginningsdorpen. De openbare, zakelijke en maatschappelijke functies concentreren zich langs de twee kruisende linten. In de noordwesthoek van het plan is een gebied achter de lintbebouwing waar de oorspronkelijke smalle diepe verkavelingsstructuur nog aanwezig is. Dit gebied is op de plankaart aangegeven als agrarisch gebied met landschappelijke waarde.

3.15.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid van de gemeente is erop gericht om in kernen als Schoonoord de leefbaarheid te behouden en waar mogelijk te versterken. Het voorzieningenniveau moet op peil blijven om de bevolkingskrimp te voorkomen. Grootschalige uitbreiding is echter niet wenselijk en sluit niet aan op de markt. Incidenteel kan er beperkt ontwikkeld worden, vooral voor specifieke doelgroepen. Hierbij moet de herkenbare structuur van de linten bewaard blijven. Dichter bij de kruising van de noord-zuidroute en het Oranjekaneel kan meer intensievere bebouwing komen. Verder naar de dorpsranden toe hebben de doorzichten naar het achterland toch veel meer landschappelijke waarden. Verdichting op die open plekken is nat altijd aanvaardbaar. De typerende verdeling tussen westzijde en oostzijde moet gerespecteerd worden. Hierbij is aan de westelijke zijde, op de wat hogere gronden, uitbreiding achter de lintbebouwing veel logischer. Voor het overige zijn er, buiten de typerende laanbeplanting langs de linten, geen specifieke karakteristieken te beschermen in Schoonoord.

3.16 Sleen

Sporen van vroege bewoning in Sleen zijn terug te brengen tot omstreeks 4500 jaar geleden. Hunebedden in de omgeving van het dorp zijn hier het bewijs van. Andere sporen zijn bodemvondsten uit de Galgenberg, uit o.a. grafvelden in het Kruidhaarsveld en uit andere locaties in de voormalige gemeente Sleen. Ook zijn er sporen van vroege bewoning gevonden bij , Sleen en , die terug te brengen zijn tot de oudere Romeinse Keizertijd. Sleen is een esdorp. Esdorpen hebben een aantal oorspronkelijke kenmerken, waaronder een brink en een groepering van boerderijen in het dorp. De brink lag aan de rand van het dorp en werd gezamenlijk beheert. De bebouwing is veelal gegroepeerd, waarbij de boerderijen bij elkaar in het dorp staan. In latere perioden breidde het dorp uit langs de uitvalswegen en de (voormalige) brink. Aan de brink is bijvoorbeeld het gemeentehuis gebouwd, toen het dorp de hoofdplaats was de toenmalige gemeente. Het gemeentehuis is één van de monumenten in het dorp. De bebouwing in het oudere deel van het dorp heeft een individueel karakter. De plaatsing van de bebouwing op de percelen is per perceel verschillend en er is ook onderscheid in architectuur. De verdere uitbreidingen hebben vooral in zuidelijke richting plaatsgevonden. Daarbij gaat het om planmatig opgezette woonbuurten, waarbij een grotere regelmaat in plaatsing, hoogten en vorm aanwezig is dan in het oudere deel van Sleen.

136 3.16.1 Beschrijving huidige situatie

De huidige functies van de bebouwing en de openbare ruimte zijn het belangrijkste uitgangspunt voor het bestemmingsplan ‘Kernen’. De hoofdfunctie van Sleen is wonen. Het grootste deel van de bebouwing heeft dan ook deze functie, zoals ook te zien is op de verbeelding. In Sleen gaat het om verschillende typen grondgebonden woningen; van kleinere seniorenwoningen tot grote vrijstaande woningen. Incidenteel staan er ook enkele appartementengebouwen. Ook is er een woonzorgvoorziening, De Schoel, aanwezig. Aan de westelijke zijde van het dorp ligt ook nog een woonwagenpark. De woonbebouwing varieert in afmeting en architectuur. Het oudere deel van Sleen bevindt zich noordelijk in het plangebied, langs de Brink en de Schaapstreek. Hier zijn de woningen per perceel verschillend. Zuidelijk daarvan liggen de planmatig aangelegde woonbuurten. Deze zijn veel meer uniform van afmeting en architectuur. Opvallend zijn - naast de woonwagens – de lage woningen in het woongebiedje aan de oostzijde van het dorp. Bij sommige woningen zijn aan-huis-gebonden beroepen of bedrijven aanwezig, zoals een klein kantoor. Deze kleinschalige functies zijn ondergeschikt en aanvaardbaar. In sommige gevallen wordt daar een bijgebouw voor gebruikt. Ook zijn er diverse woningen bij bedrijven aanwezig; de bedrijfswoningen. In Sleen is een bedrijventerrein aanwezig. Het bedrijventerrein ligt zuidoostelijk in het dorp en valt buiten het plangebied. Verder liggen er incidenteel solitaire bedrijven tussen de andere bebouwing. Hieronder vallen de brandweerkazerne, de molen en het bouwbedrijf aan de Groningerweg 1a. In het noordelijke deel van het plangebied. De bedrijfsbebouwing is echter goed passend in het bebouwingsbeeld van de omgeving ervan, door onder meer de beperkte hoogte en inrichting van het erf. De verspreid liggende bedrijven zijn derhalve beperkt aanwezig. De centrumfuncties liggen verspreid over het oudere deel van Sleen, maar vooral langs de Bannerschultestraat. Het gaat om onder andere kantoren, horeca en detailhandel. Een opvallende functie is het verkooppunt van motorbrandstoffen (zonder LPG) aan de Bannerschultestraat. De bebouwing voor de genoemde functies in Sleen is vooral van oudsher zo gegroeid. De centrumfuncties liggen namelijk in het oudere deel van het dorp. Soms is zelfs sprake van karakteristieke bebouwing. Een deel van de bebouwing is specifiek voor de functie gerealiseerd. Het bebouwingsbeeld is hierdoor per gebouw uniek, maar past goed in het beeld van het oudere deel van het dorp. Verspreid over Sleen zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals kerken, scholen, een bibliotheek en een begraafplaats. Bijhorende voorzieningen, zoals parkeren is vaak op eigen terrein geregeld. Deze bieden voldoende parkeerruimte voor de hoofdfunctie. Alleen bij de Brink is sprake van enige clustering. Ook hier is de bebouwing specifiek voor die voorziening gebouwd. Aan de westzijde van Sleen liggen de veldsportcomplexen. Het gaat om voetbalvelden en tennisvelden. Ook is er een sporthal aanwezig. De bebouwing wordt, naast de sporthal, gevormd door de aanwezige kleedruimten en kantines. Het aanwezige parkeerterrein biedt voldoende ruimte voor parkeren tijdens reguliere activiteiten. Een onderdeel van de historie van het dorp is de molen De Hoop. Deze voormalige korenmolen heeft nu nog een recreatieve functie. Eens in de zoveel tijd is de molen in werking, waarbij op vrijwillige basis graan wordt gemalen. De molen is dan opengesteld voor publiek. Om de molen goed te kunnen laten functioneren en tot zijn recht te laten komen is er een molenbiotoop opgenomen op de verbeelding. Daarbinnen gelden beperkingen voor andere bebouwing. Veel wegen in het plangebied hebben zowel een verkeersfunctie als een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Het betreft vooral erfontsluitingswegen in en naar de woonwijken en de daarbij horende voorzieningen (voetpaden, parkeerplaatsen, groen, etc.). Oostelijk langs Sleen loopt de provinciale weg N376. Dit is een gebiedsontsluitingsweg. Het dorp is omgeven door een groen landschap. Sleen ligt in een kleinschalig slagenlandschap dat afwisselend bestaat uit akkers, weilanden en kleinere bospercelen. Het landschap komt op verschillende plaatsen ‘het dorp in’. Als bebossing (langs de Oldengaerde en Langakkerweg), maar ook als weilanden (langs de Mottenkampsteeg). Belangrijk in het dorp is de (voormalige) brink en de aanwezige laanbeplanting langs de (oudere) invalswegen, bijvoorbeeld langs de Menso Altingstraat.

3.16.2 Te handhaven kenmerken

Met name het noordelijke deel van Sleen kent cultuurhistorische waarden die beschermd moeten worden. Rijksmonumenten in dat gebied worden beschermd via de Erfgoedwet. Dat hoeft niet in het bestemmingsplan geregeld te worden. Wel moeten de ‘karakteristieke objecten’ in dit gebied voorzien worden van een beschermend regiem. Dat wordt met dit bestemmingsplan geregeld / in stand gehouden. Het gaat dan vooral om het behoud van de huidige hoofdvorm, goot- en bouwhoogte en dakhelling voorgeschreven. Daarnaast is het gebied waar Sleen in ligt van archeologische belang. Er komen relatief hoge archeologische waarden en verwachtingswaarden voor. De bescherming van die waarden is in het geldende en nieuwe bestemmingsplan geregeld. Verder is het van belang dat voor de molen De Hoop de aanwezige karakteristiek en waarden geborgd blijven. Nieuwe bebouwing in de directe nabijheid die de uitstraling en het functioneren van de molen kunnen belemmeren zijn via de molenbiotoop aan regels gebonden en begrensd. Dit blijft in stand in het nieuwe bestemmingsplan. Op structuurniveau is het wenselijk om de onderscheiden delen van het dorp te versterken. Het noordelijke, oudste deel heeft een herkenbare karakteristiek van esdorpen. Rondom de oude brink is het veel minder wenselijk om verdere verdichting toe te laten als dat ten koste gaat van de samenhang van de historische structuur, de aanwezige oude bebouwing en het opengebied van de brink. Grotendeels is dat al verankerd via de karakteristieke bouwbeperkingen en het welstandsbeleid. Er is geen concrete noodzaak om nadere regels op te nemen daarvoor.

3.17 Steenwijksmoer

Ten westen van Coevorden is aan het eind van de achttiende eeuw Steenwijksmoer ontstaan op het grondgebied van de Heren van Steenwijk van het landgoed de Groote Scheere op de grens van Coevorden en Gramsbergen. In het uitgestrekte hoogveengebied tussen Coevorden en Hoogeveen bevond zich van zuidwest naar noordoost een kronkelend verlopende keileemrug. Er was op deze rug slechts een smalle strook grond beschikbaar die stevig genoeg was om een weg met aan weerszijden bebouwing te realiseren. Deze bebouwing bestond in eerste instantie alleen uit boerderijen. Later ontstond verdichting door de bouw van woningen en overige functies. Vanuit deze rug werd het achterliggende land ontgonnen. Bebouwing lag evenwijdig aan elkaar in de richting van de verkaveling en maakt een hoek ten opzichte van de licht kronkelende weg. In de berm van de weg werden bomen aangeplant. Op de kaart van 1900 is smalle en langgerekte verkaveling nog duidelijk te herkennen. Het dorp is een wegdorp. Typisch is het ontbreken van een echt functioneel centrum. In 1932 ontstond een zwaartepunt in het dorp door de bouw van de kerk met pastorie en begraafplaats. Een jaar ook een katholieke school. Door de bouw van de woningen aan de Pastoor Slosserstraat, zuidoostelijk van de Hoofdweg en tegenover de kerk, ontstond er nabij de kerk eind 20e eeuw een soort centrum. Dit werd later versterkt door woningbouw aan de zijde van de kerk, direct achter het lint ten zuiden van de kerkweg. Hier worden thans nog enkele woningen gerealiseerd.

3.17.1 Beschrijving huidige situatie

Nu is het beeld van het oorspronkelijke wegdorp nog goed te herkennen. Langs de Hoofdweg staat een afwisselende bebouwing van boerderijen, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en woningen. De afwisseling in leeftijd en bouwstijl is daarbij kenmerkend. Naast de kerk is ook het dorpshuis aan de Hoofdweg een opvallend gebouw. Voor een belangrijk deel wordt de Hoofdweg gedomineerd door laanbomen aan weerszijden van de weg. Doorzichten naar het open achterland benadrukken nog steeds het agrarische karakter van het dorp, al hebben de meeste boerderijen hun functie verloren en zijn het nu woningen. Door ruilverkaveling is de oorspronkelijke verkaveling voor het grootste deel verdwenen. Direct achter de lintbebouwing zijn nog restanten te herkennen. De eerste planmatige uitbreiding, tegenover de kerk werd in eerste instantie gebouwd in de vorm van rijtjeswoningen. Dit veranderd eind vorige eeuw meer en meer in vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen. Aan de kerkweg-zuid is vanaf circa 1988 een kleine uitbreiding met in hoofdzaak twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen gerealiseerd. Begin deze eeuw is hieraan een vervolg gegeven. Het dorp is te karakteriseren als een wegdorp met ter plaatse van het kruispunt van de Hoofdweg met de Dreef en de Kerkweg een concentratie van bebouwing in de vorm van kleine uitbreidingsplannen. Wanneer vanuit dit centrale gebied het lint wordt gevolgd naar de rand van het dorp, zowel in noordelijke als zuidelijke richting, vallen de landschappelijke doorzichten naar het achterland steeds meer op. Ze zichtlijnen worden steeds ruimer en variëren ook. Soms zijn er brede open ruimten tussen de (vooral woon)bebouwing, soms zijn het beperkte doorzichten. Deze doorzichten geven het lint wel een specifieke karakteristiek. Een opvallend element binnen Steenwijksmoer is de bedrijfsbebouwing van Haverkort. De schaal en aard van dit bedrijf overstijgt het 'landelijke' karakter van de kern. Bij eventuele uitbreiding van het bedrijf zal zorgvuldige afgewogen moeten worden of de locatie en het dorp zich daar nog wel voor lenen en in ieder geval de inpassing van zo’n grootschalig bedrijf. Hierbij moeten vooral de landschappelijke waarden bekeken worden.

137 3.17.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Steenwijksmoer als agrarische nederzetting en als wegdorp. Behoud van het ‘lint-karakter’, met doorzichten naar het achterland en concentratie van de bebouwing aan het lint, en niet in het achterland, is waardevol. Kenmerkend voor het dorp Steenwijksmoer is het (slingerende) verloop van de Hoofdweg met de daaraan liggende bebouwing, de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing met doorzichten naar het open agrarische gebied. De bebouwing staat hoofdzakelijk parallel aan elkaar lang het lint en niet haaks op of evenwijdig aan de Hoofdweg. Deze karakteristiek moet behouden blijven. Bouwen achter de oorspronkelijke lintbebouwing moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Dit is eigenlijk alleen functioneel te verantwoorden als het om agrarische bebouwing gaat. Behoud van deze elementen is uitgangspunt. De oorspronkelijke bebouwing van Steenwijksmoer werd gevormd door boerderijen. Later kwamen daar onder andere winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

3.18 't Haantje

Het dorp ’t Haantje is na de aanleg van het Oranjekanaal ontstaan. Rond 1855 hebben de eerste mensen hun plaggenhutten hier gebouwd. De meeste van deze eerste bewoners waren Oranjekanaalgravers. Het Oranjekanaal doorkruiste het zandpad van Odoorn naar Noord-Sleen. Er werd een draaibrug over het kanaal gebouwd. In 1862 staan voor het eerst bewoners van 't Haantje in de gemeente Sleen geregistreerd. De herkomst van de naam van het dorp is onzeker. Er gaan verschillende verhalen hoe 't Haantje aan zijn naam kwam. Zo vermoedt men dat het de naam van een café is geweest, maar het waarom van de naam is onduidelijk. 't Haantje is een langgerekt lintdorp dat zich heeft ontwikkeld aan beide zijden van de gelijknamige weg. In het lint wisselen woonbebouwing en (voormalig) agrarische bebouwing elkaar af. Feitelijk zijn er eigenlijk nog nauwelijks agrarische bedrijven binnen het plangebied gelegen. Er komen beperkt enkel voorzieningen voor. Vanaf de weg 't Haantje zijn er her en der doorzichten tussen de bestaande bebouwing naar het achterliggende landelijke gebied aanwezig. Het omliggende landschap, gelegen buiten het plangebied, laat enkele typische bospercelen zien. Afgewisseld met akkers en weilanden. Vooral aan de zuidkant zijn deze nadrukkelijk aanwezig. Deze zijn ook als ‘Bos’ bestemd in het bestemmingsplan Buitengebied. Daarmee zijn deze beschermd. Geconcludeerd kan worden dat in ’t Haantje geen specifieke waardevolle ruimtelijke onderdelen aanwezig zijn die het dorpsbeeld bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen.

3.19 Wachtum

Op de hooggelegen dekzandruggen op het Drents Plateau ontstonden de essen. Op de laaggelegen beekdalen ontstonden de madelanden, vaak hooilanden en weiden met vee. De esdorpen zelf liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. Verder van het dorp af lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden). Op de topografische kaart van 1900 is een variant op deze opzet te zien. Tussen en aan de noordflank van twee hooggelegen dekzandruggen, de Noord Esch en de Zuid Esch ligt een reeks van kleine gehuchten, namelijk Westeind, Wachtum en Oosteind. Ten westen en ten oosten liggen de lagergelegen beekdalen aan beide zijden van twee beken, beide Ruimsloot genoemd. De in 1900 nog voornamelijk uit boerderijen bestaande gehuchten lijkt willekeurig langs meestal nog onverharde paden en wegen geplaatst te zijn. Er is al wel een concentratie van bebouwing langs Westeind / Middendorp / Oosteind te zien in 1900. Deze hoofdweg is anno 1900 al wel verhard en sluit aan de westkant aan op de weg van Oosterhesselen naar Dalen (thans de N854).

3.19.1 Beschrijving huidige situatie

Tussen 1900 en 2000 worden tussen de boerderijen aan deze weg nieuwe woningen gebouwd. Er ontstaat ook een cluster nieuwbouw aan de Hakstee en aan de Koematen. De brink op de hoek Westeind - Olde Hoek wordt in die periode verkleind. Een aantal boerderijen krijgt een woonfunctie. Door deze verdichting, uitbreiding en functieverandering verliest Wachtum zijn agrarische karakter. Dit heeft echter niet geleid tot een sterke verstoring van de relatie tussen boerderijen en het achterliggende land, de Noord Esch en de Zuid Esch. De aanleg van de A37 heeft wel grote invloed gehad op het beeld van het dorp. De meest westelijke van het dorp wordt door deze rijksweg doorsneden en de Noord Esch ligt nu grotendeels geïsoleerd van de bebouwing, aan de andere zijde van de rijksweg.

3.19.2 Te handhaven kenmerken

Het gemeentelijke beleid is op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Wachtum als agrarische nederzetting en als esdorp. In dit gebied, maar ook elders, zijn de meest gave en oorspronkelijke gebouwen aangewezen als rijksmonument. Daarnaast wil de gemeente het open gebied waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren, behouden. Deze gronden zijn aangeduid als "agrarisch gebied met landschappelijke waarde". Ook moet het bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, worden gehandhaafd. Dit is geduid als "gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden". In aanvulling op de aangewezen rijksmonumenten heeft de gemeente ook enkele waardevolle panden aangeduid als "karakteristiek". Het meest opvallende van het "agrarisch gebied met landschappelijke waarden" is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij de historische bebouwing van het dorp Wachtum. Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden omvat vooral het bebouwde gebied anno 1900. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan deze oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing sluit aan bij deze opzet. De twee naoorlogse uitbreidingen aan de Hakstee en aan de Koematen liggen zijn buiten dit gebied. Kenmerkend voor het oude dorp Wachtum is verder de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing, zoals op de brink. De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waarvan de boerderijen niet los konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderij en het land moet in stand blijven, waar mogelijk worden teruggebracht. Het is onwenselijk om achter dergelijke boerderij bijvoorbeeld woningbouwuitbreiding te realiseren. Het verloop van de weg in het oude dorp bepaalt samen met deze bebouwing en het groen in hoge mate het karakter van Wachtum. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, is uitgangspunt. Een beleidsuitgangspunt van de gemeente is hierbij dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan. Het bestemmingsplan bevat daarom regels die borgen dat de aanwezigheid, situering, hoofd- en kapvorm, gevelindeling en het aanzicht van karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing blijven gehandhaafd. De twee naoorlogse uitbreidingsgebieden aan de Hakstee en aan de Koematen vallen buiten de beschermingszones. Deze gebieden bieden meer ruimte voor veranderingen en aanpassingen in de vorm van eigentijdse bouw. Wel wordt via het welstandsbeleid de uitstraling en inpassing in het dorpsbeeld geborgd.

3.20 Wezup

Op de hooggelegen dekzandruggen op het Drents Plateau Is ook het Esdorp Wezup ontstaan. Op de laaggelegen beekdalen ontstonden de madelanden, vaak hooilanden en weiden met vee. De esdorpen zelf liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. Verder van het dorp af lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden). Rond 1900 is in het dorp Wezup deze opzet ook nog duidelijk te herkennen. Ten zuidoosten van het dorp ligt de Wezuper Esch. Aan de westkant de Brinkstukken, de madelanden. En in het beekdal aan een zijtak van de meer zuidelijk gelegen Aelderstroom. Op de kaart van 1900 is te zien dat deze opzet nog duidelijk aanwezig is. De in 1900 nog voornamelijk uit boerderijen bestaande bebouwing is ook in Wezup schijnbaar willekeurig gesitueerd langs de (onverharde) paden en wegen. Alleen de doorgaande weg over de es, van Zweeloo naar Westerbork, was in die tijd verhard. Tussen 1900 en WOII werd langs de Veendijk, noordoostelijk van de historische kern, een lint van woningen gebouwd. Tegelijkertijd werden in die tijd, na beëindiging van de ontginning van het Wezuperveld, langs de Brugstraat boerderijen werden gebouwd. Die boerderijen strekten zich uit in het buitengebied. Thans liggen die hoofdzakelijk nog steeds in dat, agrarische georiënteerde, buitengebied.

3.20.1 Beschrijving huidige situatie

138 De hiervoor geschetste situatie, de relatie tussen het dorp en de omringende landschapstypen, is nog vrijwel geheel aanwezig. De agrarische gronden ten zuiden van de Brinkstraat en de Veendijk maken van oorsprong onderdeel uit van de Wezupper Esch. Vandaag de dag zijn deze gronden nog immer onbebouwd. Het dorp is na 1945 wel uitgebreid, maar slechts marginaal en veel minder dan in andere esdorpen. De bolle ligging van de Wezupper Esch draagt veel bij aan de herkenbaarheid deze historische esgronden. Helaas is de verkaveling grootschaliger dan vroeger, ingegeven door het hedendaagse agrarisch gebruik. Noordelijk van het plangebied loopt nog steeds de zijtak van de Aelderstroom. In de verkaveling is de ligging van het noordelijk deel van het plangebied in het beekdal nog zeer goed herkenbaar door de aanwezige perceelrandbeplantingen. Deze staat vrijwel haaks op de stroom. Dit bepaalt tegelijkertijd de gehoekte ligging ten opzichte van de Veendijk. Vergeleken met de situatie in 1900 is het agrarische karakter van het dorp voor een groot deel verdrongen door de woonfunctie. Daarbij, of wellicht daardoor, is een groot deel van de oorspronkelijke boerderijbebouwing in oorspronkelijke opzet behouden gebleven.

3.20.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Wezup als agrarische nederzetting en als esdorp. In dit gebied, maar ook elders, zijn de meest gave en oorspronkelijke gebouwen aangewezen als rijksmonument. Daarnaast heeft de gemeente de volgende maatregelen genomen:

• Het (open) agrarische gebied waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren is aangeduid als "agrarisch gebied met landschappelijke waarde". Meest opvallend is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij de historische bebouwing van het dorp Wezup; • Het bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, is aangeduid als "gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden". Dit gebied omvat in grote lijnen het bebouwde gebied anno 1900. Het huidige wegenpatroon van het hele dorp is voor het grootste deel nog gelijk aan deze oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing verwijst nog voor een groot deel naar deze opzet. De lintbebouwing aan de zuidzijde langs de Veendijk valt echter buiten dit aangeduide gebied. Deze bebouwing is van latere datum en veel meer planmatig tot stand gekomen; • Enkele waardevolle panden, mede in relatie tot 1 en 2, is aangeduid als "karakteristiek".

3.21 Wezuperbrug

Wezuperbrug is nog betrekkelijk jong en is pas eind negentiende eeuw/begin twintigste eeuw ontstaan. Rond 1850 lag het Eldersveld nog vrijwel onaangeroerd in het landschap. Een doorgaande landweg vanaf Rolde via Grolloo, Schoonloo, richting Noord-Sleen (Rolderstraat) doorsneed het open veld. Ter hoogte van De Kiel lag een aftakking richting Wezup en Zweeloo-Aalden (de weg van Zweeloo naar Schoonoord). Ten oosten van dit gebied lagen het Esterveen, het Odoornerveen en het Noord-Sleenerveen, slecht ontwaterde hoogveengebieden. Rond 1850 werd begonnen met het graven van het Oranjekanaal vanaf de Drentse Hoofdvaart in oostelijke richting tot in de gemeente Emmen, met aansluitend daarop een zijtak (Borger zijtak) in noordelijke richting. Rond 1900 is het gebied nog steeds vrijwel onontgonnen, maar op het kruispunt van het Oranjekanaal en de weg van Rolde naar Wezup is een draaibrug aangelegd en een tol gevestigd. Niet veel later volgden de eerste huizen gebouwd bij de brug. In 1920 wordt het Oranjekanaal verbreed en rond 1930 wordt de ontginning van de veldgronden volop aangepakt en ontstaat ten zuiden van het kanaal een nieuw agrarisch gebied. Ten noorden van Wezuperbrug wordt in die tijd door Staatsbosbeheer een bosgebied ingeplant wat nu van betekenis is voor de recreatie. In die tijd wordt ook de bebouwing, met name langs het Oranjekanaal, verder uitgebreid. Naast woningen wordt er een aantal ontginningsboerderijen gebouwd

3.21.1 Beschrijving huidige kenmerken

Rond 2000 is er enige verdichting opgetreden, maar dat heeft de structuur van het dorp niet wezenlijk veranderd. De oorspronkelijke bebouwing is nog steeds te vinden langs het Oranjekanaal. Een groot deel van de agrarische bebouwing is nu in gebruik als woonboerderij. Het dorp is kleinschalig uitgebreid tussen 1980 en 1995 aan de noordwestkant. In 2002 is gestart met een kleine uitbreiding aan de zuidoostkant van het dorp, woningbouw Oranjekanaal ZZ. De uitbreiding ‘Oranjekanaal ZZ' betrof destijds vier woningen. Inmiddels is het aantal naar beneden bijgesteld gezien de geringe bouwvraag. De woonbebouwing in Wezuperbrug is in hoofdzaak vrijstaand en deels gebouwd rond de jaren 1930. Het dorpsbeeld wordt verfraaid door laanbomen aan weerszijde van het Oranjekanaal. Aan de noordoostkant van het dorp is in de bossen het recreatiegebied 't Kuierpadtien ontstaan met onder andere een camping en een terrein met zomerhuisjes. Dit recreatiegebied ligt buiten het plangebied.

3.21.2 Te handhaven kenmerken

Bij ontwikkeling moet rekening worden gehouden met inpassing in het karakteristieke en bestaande patroon van Wezuperbrug. Dat betekend dat er slechts vrijstaande woningen en andere objecten worden gebouwd. Deze bebouwing heeft een lage gootlijn en een stevige kap van minimaal 45º. De nok ligt loodrecht op het Oranjekanaal, respectievelijk de Brugstraat en er wordt ruime afstand van de weg gebouwd. Hiermee moet aansluiting worden gezocht bij de omliggende bebouwing in Wezuperbrug. De beeldkwaliteit van de bestaande bebouwing mag door de nieuwbouw niet worden aangetast. Dit kan worden bereikt door de kleur van de stenen en de dakpannen overeen te laten komen met de bestaande bebouwing. Maar ook de vorm van bebouwing moet de verbondenheid met de bestaande bebouwing in Wezuperbrug tot uitdrukking brengen. In tegenstelling tot veel andere dorpen is hier historiserende bebouwing niet gewenst. het waardevolle bomenbestand langs het Oranjekanaal moet gerespecteerd worden, bijvoorbeeld ook bij de situering van inritten. Aan de achterzijde wordt voor inpassing in het open landschap een opgaande (erf)beplanting aangelegd en in stand gehouden. Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Wezuperbrug als agrarische nederzetting en als wegdorp. Een deel van de oorspronkelijke bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

3.22 Zwinderen

Net als dorpen als Sleen, Wachtum en Wezup is Zwinderen ontstaan aan de rand van de hoog gelegen dekzandruggen. Het is van oorsprong een typisch esdorp op het Drents Plateau. Op de hogere dekzandruggen liggen de landbouwgronden, ofwel essen. In de laaggelegen beekdalen aan de andere kant van Zwinderenlagen de madelanden, waar hooi werd geoogst en het vee in de weiden liep. Verder weg van de dorpen lagen de veldgronden die in die tijd nog niet ontgonnen waren. Anno 1850 is deze opzet nog duidelijk zien in Zwinderen. In het zuiden ligt de es op de hoog gelegen dekzandrug; de Kleine Esch. Aan de noordzijde ligt het lager gelegen beekdal van het Loodiep met de madelanden. Het dorp is waarschijnlijk in de middeleeuwen ontstaan. Door de groei van de bevolking in de regio tijdens de middeleeuwen werden zogenaamde dochternederzettingen gesticht binnen de eigen marke. Zwinderen is hiervan een voorbeeld. Op dat moment bestaat Zwinderen nog voornamelijk uit boerderijen, die schijnbaar willekeurig gesitueerd werden langs de aanwezige wegen en paden. Er is dan al wel een concentratie van bebouwing langs de Brinkweg waar te nemen. Rond 1900 is er nog niet veel veranderd. De situering in het landschap heeft wel een ander beeld gekregen door de aanleg van de Verlengde Hoogeveenschevaart en van een tracé voor de stoomtram van Hoogeveen naar Gees, Oosterhesselen en Sleen. In die periode is ook een brug en een sluis aangelegd in het kanaal. De sluis is inmiddels verwijderd.

3.22.1 Beschrijving huidige situatie

Tot 2000 werd het dorp wat verdicht door woningbouw die tussen de boerderijen werd geplaatst. Na WOII werd er meer projectmatige nieuwbouw gepleegd aan de zuid- en oostzijde, aan de Brinkweg en ook aan de westzijde langs de Toldijk en de Sternbosweg. Ook werd aan de westkant het Bosbad Zwinderen aangelegd. De meeste boerderijen kregen na 1900 een woonfunctie. Hierdoor werd het agrarische karakter van het dorp verdrongen door de woonfunctie. Mede hierdoor is een aantal van die boerderijen als object alsmede de structuur van het esdorp wel enigszins behouden gebleven. Thans wordt de zuidzijde van het dorp begrensd door de A37, een doorgaande rijksweg. De weg loopt midden over de vroegere Kleine Esch. Aan de noordzijde van het dorp ligt nog altijd de Verlengde Hoogeveenschevaart. Vooral door deze twee infrastructurele barrières is er nauwelijks nog een relatie tussen van het dorp, de es en het beekdal. Wel is er binnen het dorp een gebied

139 aan te wijzen waarvan situering, bebouwing en wegenbeloop nog verwijzen naar het vroegere esdorp, bovendien is een aantal Kenmerkende panden als karakteristiek aangeduid.

3.22.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Zwinderen als agrarische nederzetting en als esdorp. Daarnaast heeft de gemeente in de bestaande bestemmingsplannen geregeld dat het bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, is aangeduid als "gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden". Ook is er een aantal waardevolle objecten aangeduid als "karakteristiek". Beide zaken worden in het bestemmingsplan behouden. Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied dat rond 1900 aanwezig is. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan dat van toen. Ook de bebouwing verwijst nog naar deze opzet. De naoorlogse uitbreidingen vallen buiten dit gebied. Wel is een deel van de Verlengde Hoogeveenschevaart opgenomen in dit gebied, omdat ook de vaart een goed beeld geeft van de grote veranderingen die ruim een eeuw geleden in het dorp optraden. De oorspronkelijke bebouwing van Zwinderen werd gevormd door boerderijen. Later kwamen daar onder andere winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding "karakteristiek" gekregen, voor zover deze nog geen rijksmonument zijn.

hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). Met betrekking tot het aspect Externe Veiligheid is advies uitgebracht door de RUD Drenthe ( zie bijlage 3).

4.1.1 Geldend kader

Externe veiligheid is een beleidsveld dat gericht is op het beheersen van risico's vanwege de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Sinds 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte voorwaarden. Een en ander brengt met zich mee dat bij nieuwe ruimtelijke plannen een toets aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid moet plaatsvinden. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. De wet- en regelgeving rondom externe veiligheid geven aanleiding om voor buisleidingen de milieucontouren te actualiseren. Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde 10-6 per jaar. De grenswaarde geldt voor kwetsbare objecten. Daarnaast geldt voor het plaatsgebonden risico een richtwaarde 10-6 per jaar. De richtwaarde geldt voor beperkt kwetsbare objecten. In het bestemmingsplan worden de contouren voor het plaatsgebonden risico 10-6 aangeduid met veiligheidszone Bevi, -LPG of - buisleidingen. Deze zones zijn op de verbeelding aangegeven. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers voorkomt. Voor het groepsrisico geldt geen richt- of grenswaarde. Het groepsrisico wordt daarentegen afgezet tegen een oriëntatiewaarde en wordt bepaald binnen het invloedgebied. In de meeste gevallen wordt het invloedgebied begrensd op de 1% letaliteitzone. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waarin de groepsgrootte in aantallen wordt uitgezet tegen de kans dat een dergelijke groep het slachtoffer wordt van een ongeval.

4.1.1.1 Buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De hoge druk aardgasleidingen zijn eigendom van de Gasunie of de NAM. De regels voor buisleidingen zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Op grond van artikel 14 van het Bevb moet in het bestemmingsplan de buisleiding en de zogenaamde belemmeringenstrook van de hoge druk aardgasleidingen worden weergegeven.

• De belemmeringenstrook bedraagt 5 meter aan weerszijden van een buisleiding met een druk van meer dan 40 bar, gemeten uit het hart van de leiding. • De belemmeringenstrook bedraagt 4 meter voor buisleidingen met een druk van maximaal 40 bar.

4.1.1.2 Hoogspanningslijnen

In 2005 heeft het Rijk voor gezondheidsaspecten en magneetvelden in verband met hoogspanningsleidingen uit voorzorg beleid opgesteld. De rijksoverheid adviseert om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla. Hierbij dient moet rekening worden gehouden met een indicatieve zone en de specifieke zone. De 110 kV hoogspanningslijn heeft een indicatieve zone van 50 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn. Voor de 220 kV en de 380 kV hoogspanningslijnen komt deze indicatieve zone overeen met respectievelijk 60 meter en 165 meter. Er wordt bij planvorming rekening gehouden met het advies van VROM door in beginsel geen nieuwe gevoelige objecten, zoals woningen, scholen, kinderopvang, crèches en dergelijk, op te richten binnen de indicatieve zone. Als dat toch zou moeten, dan moet een specifieke zone worden berekend.

4.1.1.3 Overige risicovolle inrichtingen en activiteiten

Ook bij bepaalde inrichtingen en activiteiten speelt Externe veiligheid een wezenlijke rol om een goede ruimtelijke ordening te kunnen borgen. Hierbij moet gedacht worden aan vliegvelden met hun aanvliegroutes, inrichtingen met explosievenopslag, LPG-installaties, voorzieningen en stations voor bepaalde buisleidingen en ook propaanopslagtanks. Voor zover relevant zullen deze hier in beeld worden gebracht.

4.1.2 Het plangebied

In de gemeente komt een aantal buisleidingen voor. Het gaat om aardgastransportleidingen en olieleidingen. Daarnaast komt in het plangebied een aantal installaties en opslaglocaties voor gevaarlijke stoffen (onder andere springstoffen, lpg) voor. Deze leidingen en installaties vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Rondom deze leidingen, installaties en opslaglocaties liggen veiligheidszones. Binnen deze zones gelden eisen ten aanzien van nieuwe kwetsbare objecten. Het Steunpunt externe veiligheid heeft een risicoanalyse uitgevoerd voor het bestemmingsplan Buitengebied Coevorden. Uit de berekeningen blijkt dat er geen wettelijke risiconormen worden overgeschreden (zie hiervoor bijlage …). Bij dit advies hoort een groot aantal uitgebreide berekeningsrapporten. Deze zijn vanwege de omvang als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Het bestemmingsplan ‘Kernen’ is een conserverend bestemmingsplan. De huidige planologische situatie wordt geborgd en er zijn geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen voorzien in het plan. Gezien de ouderdom van enkele vigerende plannen zal voor het nieuwe bestemmingsplan een aangepaste planologische regeling opgenomen moeten worden. Door het conserverende karakter zal de risicoanalyse geen verschil tussen de bestaande en nieuwe situatie laten zien. Omdat in de vigerende komplannen niet overal rekening is gehouden met de externe veiligheidsaspecten, wordt voor deze ‘oudere plangebieden’ nu wel de zogenaamde nulsituatie vastgelegd.

4.1.2.1 Buisleidingen

Binnen het plangebied wordt aardgas via verschillende ondergrondse leidingen onder hoge druk getransporteerd. Alle buisleidingen hebben vanwege het transport van gevaarlijke stoffen een

140 invloedgebied en een belemmeringenstrook die (gedeeltelijk) binnen het plangebied liggen. Het betreft buisleidingen van zowel Gasunie als de NAM. In Figuur 51 en Figuur 52 is de ligging van deze buisleidingen binnen de gemeentegrenzen weergegeven. Niet alle leidingen liggen in of raken het plangebied van voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ en zijn dus ook niet allemaal van belang. De volgende kernen worden geraakt door of hebben een gasleiding binnen het plangebied liggen:

• Benneveld; • Coevorden; • Dalerpeel; • Dalerveen; • Gees; • Geesbrug (incl gasontvangststation); • ’t Haantje; • Noord-Sleen (incl gasontvangststation); • Steenwijksmoer.

Figuur 28. Buisleidingen van de Gasunie in de gemeente Coevorden.

141 Figuur 29. Buisleidingen van de NAM in de gemeente Coevorden.

Aardgasleidingen met een druk van 40 bar hebben een belemmeringenstrook van 4 meter. Leidingen met een druk hoger dan 40 bar hebben een belemmeringenstrook van 5 meter. Deze belemmeringsstroken zijn opgenomen in de verbeelding en gekoppeld aan beperkende gebruiks- en bouwregels. De buisleidingen van de NAM hebben een belemmeringenstrook van 5 meter.

Leiding Plankaart Diameter [mm] Tr/route ID Druk [bar] PR10-6 in plangebied Beheerder

A-577 Dalerpeel 219 11384 66 Nee Gasunie

A-580 Dalerpeel 324 10922 66 Nee Gasunie

A-594-03 Dalerpeel 457 10624 66 Nee Gasunie

N-522-01 Noord-Sleen 168 11309 40 Nee Gasunie

Gees, Geesbrug, ’t Haantje, Benneveld, N-522-50 159 11584 40 Ja Gasunie Noord-Sleen

N-525-62 Coevorden 304,8 10663 40 Nee Gasunie

N-525-64 Coevorden 101,6 10663 40 Nee Gasunie

N-525-65 Coevorden 152,4 10663 40 Nee Gasunie

N-526-10 Coevorden 304,8 11960 40 Nee Gasunie

N-540-60 Coevorden 21 11865 40 Nee Gasunie

NM-000317 Dalerveen 152 12296 66 Nee NAM

NM-000510 Coevorden 457 12490 66 Ja NAM

NM-000610 Steenwijksmoer 457 12201 32 Nee NAM

Alle buisleidingen zijn hoofdzakelijk in het bestemmingsplan Buitengebied gelegen. Daar waar deze leidingen het plangebied van de kernen raken of schampen worden de geldende regelingen uit het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen in het bestemmingsplan ‘Kernen’. Met een dubbelbestemming is de ligging van elke buisleiding aangeduid op de verbeelding (breedte gelijk aan de belemmeringenstrook) en de bouwbeperking geldt voor het gebied binnen de dubbelbestemming. Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen leveren deze buisleidingen geen nieuwe knelpunten op voor het plaatsgebonden risico (saneringsgeval).

Groepsrisico buisleidingen

142 Het groepsrisico, als gevolg van buisleidingen is nabij het plangebied van het bestemmingsplan ‘bedrijventerrein Stad Coevorden’ vanwege de geringe populatiegrootte omschreven als 'geen groepsrisico' of 'een zeer laag groepsrisico’. Het berekende risico ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. De berekeningen zijn in 2014 uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2014. Voor de overige gebieden is geen groepsrisico Deze gegevens en berekeningen zijn representatief voor het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ en het plangebied.

Nieuwe (bio)gasleiding Ten tijde van het opstellen van voorliggende bestemmingsplan wordt er een planologische procedure voorbereid voor de aanleg van een nieuwe (bio)gasleiding vanaf het Europark naar het afsluiterstation aan de straat ‘Modem’ op het bedrijventerrein Stad Coevorden. Deze ontwikkeling maakt op dit moment geen onderdeel uit van voorliggende bestemmingsplan. Indien daartoe aanleiding bestaat, dan kan bij het ontwerp of de vaststelling eventueel voorliggende plan worden afgestemd op die ontwikkeling.

Gasontvangststations In Noord-Sleen en Geesbrug liggen twee gasontvangststations binnen het plangebied:

• Aardgasontvangststation Sleen N-262: ◦ Dit station ligt aan de Knapbultsweg ong. in Noord Sleen. Beheerder is de Gasunie. De inrichting valt onder het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer (SBI-code 40) en kent op grond daarvan een zonering van 15 m rondom de installatie; • Aardgasontvangststation Geesbrug-N384: ◦ Dit station ligt aan de Kanaalweg 54 in Geesbrug. Beheerder is de Gasunie. De inrichting valt onder het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer (SBI-code 40) en kent op grond daarvan een zonering van 15 m rondom de installatie;

In de regels en op de verbeelding is een zonering opgenomen rondom de installaties conform de indicatieve afstanden uit het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer.

4.1.2.2 Hoogspanningslijnen

Door de gemeente Coevorden loopt een drietal (bovengrondse) hoogspanningsverbindingen en één (ondergrondse) hoogspanningskabel:

• Coevorden – Europark (ondergrondse kabel ; Deze verbinding loopt onder andere door buurtschap Klooster ten zuiden van Coevorden; • Beilen - Aftak Emmen Vestersdijk; deze verbinding loopt door Wezuperbrug. Het betreft een hoogspanningsleiding met 2x 110 kV. De leiding kruist het plangebied Wezuperbrug aan de zuidzijde; • Coevorden – Veenhuizen; deze verbinding loopt door Steenwijksmoer. Het betreft een hoogspanningsvrbinding met 2x 110 kV. De leiding kruist het plangebied Steenwijksmoer aan de noordzijde;

Deze leidingen zijn hoofdzakelijk in het bestemmingsplan Buitengebied gelegen. Daar waar deze leidingen het plangebied van de kernen raken of schampen worden de geldende regelingen uit het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen in het bestemmingsplan ‘Kernen’.

4.1.2.3 LPG-tankinstallaties

Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. In het plangebied zelf liggen geen LPG-tankinstallaties. Wel buiten het plangebied. Binnen het invloedgebied van deze LPG-tankstations worden geen nieuwe ontwikkelingen vastgelegd en blijft het reeds bestaande groepsrisico dus ongewijzigd. Maatregelen ter beperking van het groepsrisico zijn van toepassing verklaard via het vergunningenspoor. Omdat er sprake is van mensen in de (directe) omgeving van de LPG-tankstations wordt in het vergunningenspoor onder andere ook aandacht geschonken aan de zelfredzaamheid, hulpverlening, bereikbaarheid en vluchtwegen. Zolang er geen planologische maatregelen aangevraagd worden of ontwikkelingen plaatsvinden, biedt het voorliggende bestemmingsplan geen concrete regelingen om de huidige situatie aan te passen. De risico’s voor de externe veiligheid zijn met de huidige (algemene) voorschriften vanuit de vergunningen en het bestemmingsplan voldoende beperkt en geborgd.

4.1.2.4 Laagvliegroute Defensie

Boven het grondgebied van de gemeente Coevorden ligt een gedeelte van de militaire laagvliegroute nr. 10 (zie Figuur 53. Militaire laagvliegroute nr 10.). Op deze route mag in afwijking van de algemene minimum vlieghoogte (300 meter) door militaire vliegtuigen worden gevlogen op een hoogte van minimaal 75 meter. Inclusief de ter weerszijden van de route toegelaten navigatietolerantie (van 1.850 meter) betreft het een strook van circa 3.700 meter breedte.

Figuur 30. Militaire laagvliegroute nr 10.

De coördinaten van de hartlijn van de laagvliegroute zijn vermeld in de Regeling VFR-nachtvluchten en minimum vlieghoogten voor militaire luchtvaarttuigen. Op grond van het gestelde in artikel 2.6.10 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening gelden onder de route beperkingen voor de bouw van obstakels (zoals telecommunicatiemasten, windturbines en dergelijke). Bestemmingen die het oprichten van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 meter te meten vanaf het maaiveld mogelijk maken, zijn niet toelaatbaar onder de laagvliegroute. In de regels is via een gebiedsaanduiding de bouwbeperking voor de laagvliegroute opgenomen.

4.1.3 Gevolgen voor het bestemmingsplan

4.1.3.1 Buisleidingen

Alle relevante buisleidingen van Gasunie en NAM zijn hoofdzakelijk in het bestemmingsplan Buitengebied gelegen. Daar waar deze buisleidingen het voorliggende plangebied raken of schampen worden de geldende regelingen uit het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen in het bestemmingsplan ‘Kernen’. Binnen de belemmeringenstroken voor buisleidingen die op de verbeelding worden opgenomen mogen in beginsel geen bouwwerken worden opgericht. Daarnaast geldt een vergunningenstelsel voor werken of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de integriteit en werking van de buisleiding. Dit is geborgd in de planregels. De relevante aardgasleidingen en de bijbehorende belemmeringenstroken zijn bestemd als 'Leiding - Gas'. De veiligheidszones

143 rond deze leidingen zijn aangeduid 'veiligheidszone - leiding'. Binnen de veiligheidszones mogen geen nieuwe kwetsbare en kwetsbare objecten worden opgericht. Het voorliggend plan daarnaast ook een consoliderend karakter en er worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, dan wel nieuwe gevoelige objecten mogelijk gemaakt in het plangebied. Bij het wettelijke vooroverleg met de leidingbeheerders zal vooral gekeken worden naar nieuwe relevante ontwikkelingen en niet zozeer bestaande situaties. Naar verwachting leidt voorliggende bestemmingsplan niet tot knelpunten.

4.1.3.2 Hoogspanningslijnen

In het bestemmingsplan ‘Kernen’ komen slechts summier hoogspanningslijnen voor. Deze liggen met name in het buitengebied. Echter, de zonering rondom deze lijnen is vrij ruimt en kan het plangebied derhalve ook raken als er feitelijk geen hoogspanningslijn aanwezig is in het plangebied. Daar waar nog geen zonering is opgenomen in het plangebied, wordt dat nu gedaan. Daarbinnen gelden beperkingen ten aanzien van (grond)werkzaamheden en het oprichten van bebouwing. Op de verbeelding wordt het volgende opgenomen:

Soort hoogspanningslijn: veiligheidszone bovengrondse hoogspanningslijnen 110 kV 25 m aan weerszijden bovengrondse hoogspanningslijnen 220 kV 25 m aan weerszijden bovengrondse hoogspanningslijnen 380 kV 34 m aan weerszijden ondergrondse hoogspanningskabel 110 kV 5 m aan weerszijden

De veiligheidszone is opgenomen op de verbeelding en in de planregels zijn de voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen binnen deze veiligheidszones. Het voorliggend plan heeft daarnaast een consoliderend karakter en er worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, dan wel nieuwe gevoelige objecten mogelijk gemaakt in het plangebied. Bij het wettelijke vooroverleg met de leidingbeheerders zal vooral gekeken worden naar nieuwe relevante ontwikkelingen en niet zozeer bestaande situaties. Naar verwachting leidt voorliggende bestemmingsplan niet tot knelpunten.

4.1.3.3 LPG-tankstations

Er liggen geen LPG-tankinstallaties in het plangebied. Eventuele relevante contouren van omliggende installaties zijn in het bestemmingsplan ‘Kernen’ opgenomen. Hiervoor is de aanduiding 'veiligheidszone - LPG' opgenomen in de planregels en op de verbeelding. Aan deze aanduiding zijn beschermende en beperkende regels gekoppeld.

4.1.3.4 Laagvliegroute Defensie

Een aantal kernen binnen voorliggende bestemmingsplan ligt binnen de zone van de militaire aanvliegroute nr. 10. Binnen deze zone moet een planologische beperking worden opgenomen ten aanzien van de bouwhoogte. In beginsel zijn ter plaatse wellicht gebouwen of bouwwerken mogelijk (te maken) of te verhogen. Deze moeten echter beperkt blijven tot een de bestaande hoogte. Binnen de vliegroute op de verbeelding en in de planregels is geregeld dat niet hoger gebouwd mag worden dan 40 meter.

4.1.4 Conclusies

Als conclusie voor het groepsrisico kan worden gegeven dat het groepsrisico binnen het plangebied relatief laag is en door de actualisatie van het plan niet toeneemt. In het algemeen geldt dat de huidige situatie positief wordt bestemd en er geen onaanvaardbare situaties in het plangebied aanwezig zijn. Door de aanwezigheid van diverse risicobronnen, onderscheiden in stationaire risicobronnen, transport over de weg en spoor en via buisleidingen, is er een bepaald externe veiligheidsrisico aanwezig. Deze risico’s zijn bij de gemeente en bij de hulpdiensten bekend en worden aanvaardbaar geacht. In het bestemmingsplan ‘Kernen’ worden bestemmingen voor leidingen, aanduidingen voor veiligheidszones en regels die aan die gebieden worden verbonden opgenomen. Hiermee worden nieuwe (potentiële) risico’s voor de externe veiligheid voorkomen en risicovolle functies en gebouwen binnen de zoneringen in ieder geval getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving.

4.2 Water

4.2.1 Plangebied en waterbeheerders

Het plangebied valt grotendeels onder het beheer van het waterschap Vechtstromen. Met uitzondering van een klein deel in het noorden van het plangebied. De woningen ten noorden van de Eserstraat in De Kiel behoren formeel tot het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa’s. De betreffende waterschappen hebben onderling de afspraak vastgelegd dat plannen die in hoofdzaak binnen een beheersgebied van één waterschap liggen, maar ook de beheersgebieden van andere waterschappen treffen, door één waterschap worden getoetst. Het waterschap met de meeste belangen in het plangebied is dan de toetsende instantie. In dit geval is dat het waterschap Vechtstromen. De waterschappen zorgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied. In het kader van de Wro is het verplicht de watertoets uit te voeren. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Conserverende plannen die geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken hebben in beginsel geen invloed op de waterhuishouding, waarvan in dit geval ook sprake is. De watertoets is zekerheidshalve wel uitgevoerd. Op grond van het woningbouwprogramma dat in 2017 is vastgesteld zijn in het bestemmingsplan ‘Kernen’ diverse woningbouwlocaties wegbestemd. Ontwikkeling van deze locaties is niet meer mogelijk op grond van dit bestemmingsplan. Hiermee worden onder andere minder mogelijkheden geboden door het plan om te bouwen en te verharden. Oppervlaktewater wordt hierdoor meer ruimte geboden om in het eigen gebied te infiltreren en er zal minder water via rioleringen worden afgevoerd. Ook ontstaat door beperking van de woningbouwmogelijkheden minder vervuild (huishoudelijk) water dan onder de vigerende bestemmingsplannen.

4.2.2 Uitgangspunten water

De Gemeente Coevorden ligt voor Nederlandse begrippen relatief hoog. Het garanderen van de waterveiligheid is hierdoor minder urgent dan in andere gebieden. Dit neemt niet weg dat er voor de gemeente opdrachten liggen op het gebied van waterberging en waterkering. Het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Waterhuishoudingsplan, het waterbeheersplan van Waterschap Velt en Vecht en het Gemeentelijk Waterplan vormen het belangrijkste waterbeleidskader. Daarnaast zijn in verschillende wet- en regelgeving eisen gesteld aan nieuwe bestemmingsplannen ten aanzien van het wateraspect.

Samenvattend gelden voor de nieuwe bestemmingsplannen de volgende aandachtspunten en randvoorwaarden:

• In een tijdig stadium wordt het waterschap geïnformeerd en betrokken bij de planvorming (watertoets); • bij het watersysteem dient te worden uitgegaan van de trits 'eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren'; • robuuste ruimtelijke inrichting, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van klimaatverandering (veiligheid, overstromingen, hevige regenbuien en langdurige droogten);

144 • volledig benutten van de mogelijkheden tot multifunctionaliteit van water: bijvoorbeeld berging, doorvoer/afvoer combineren met ecologie, recreatie en natuur; • stadswater vormt een schakel in het groenblauwe netwerk van ecologische verbindingselementen tussen stad en ommeland: oevers natuurvriendelijk inrichten en kunstwerken voorzien van fauna passages; • het actuele oppervlaktewater krijgt de bestemming water om zo te voorkomen dat er oppervlaktewater kan worden gedempt; • eventueel aanwezige grondwaterbeschermingszones worden in bestemmingsplannen bestendigd.

4.2.3 Watertoets

P.M.

4.2.4 Gevolgen voor het bestemmingsplan

Het plan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk waardoor de waterhuishouding wezenlijk kan veranderen. Het bestemmingsplan is vooral gericht op de bestaande situatie en ook veranderingen in watergangen zijn niet mogelijk. Het aspect water geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Wel is in het plangebied sprake van een kleinschalige woningbouwontwikkeling, maar dat zijn planologisch gezien geen nieuwe ontwikkelingen. Feitelijk eventueel wel. Deze bouwmogelijkheden zijn reeds geborgd in de vigerende bestemmingsplannen die voor die locaties gelden. Daarin is het aspect water meegewogen. De geldende mogelijkheden worden in dit bestemmingsplan overgenomen.

4.3 Archeologie en Cultuurhistorie

In de bodem kunnen ook archeologische waarden aanwezig zijn. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten. Sinds de wijziging van september 2007 is de gemeente ook het bevoegde gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Voor het beheersgebied zijn vooral de provinciale en gemeentelijke archeologische en cultuurhistorische beleidskaarten van belang. Gezien het consoliderende karakter van het bestemmingsplan kan een uitgebreide toetsing aan de genoemde beleidskaarten achterwege blijven. Het plan voorziet ook niet in grootschalige nieuwe ontwikkelingen, waarvoor op dit moment archeologische onderzoek noodzakelijk is. Wel zijn er in het bestemmingsplan verschillende dubbelbestemmingen opgenomen, die gebaseerd zijn op gemeentelijke archeologische beleidskaart.

4.3.1 Archeologisch beleidsplan

De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart geeft duidelijkheid over mogelijk aanwezig archeologische waarden. Deze kaart maakt deel uit van de erfgoednota en is als dusdanig vastgesteld. Door het hele plangebied heen zijn verschillende archeologische waarden en verwachtingswaarden aanwezig. Dat blijkt ook uit de diverse bestemmingsplannen die reeds gelden. In veel gebieden liggen dubbelbestemmingen en aanduidingen voor het beschermen van (eventuele) archeologische waarden. In voorliggende bestemmingsplan wordt niet afgeweken van de reeds bestaande regelingen voor bescherming en de opgenomen onderzoekverplichting die voor de betreffende gebieden reeds zijn opgenomen.

4.3.2 Monumenten en karakteristieke objecten

Voor monumenten en karakteristieke objecten in de gemeente Coevorden wordt in dit bestemmingsplan een passende regeling opgenomen. Monumenten worden reeds via de Erfgoedwet beschermd en bewaakkt door het betreffende bevoegde gezag; het rijk of de provincie. Betreffende de karakteristieke gebouwen en objecten in Coevorden wordt verwezen naar de paragraaf 2.3.6 Monumenten en karakteristieke objecten van deze toelichting.

4.3.3 Gevolgen voor het bestemmingsplan

4.3.3.1 Archeologie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk gericht op het behoud van de bestaande situatie en staat slechts in geringe mate perceelsgebonden ontwikkelingen toe. In een zeer beperkt gebied van het plangebied is sprake van incidentele woningbouw of andere kleinschalige bouwontwikkelingen. Of in sommige gevallen kan er sprake zijn van werken en/of werkzaamheden in een gebied met archeologische (verwachtings-)waarden. Afhankelijk van de omvang van de ingreep is hierbij een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Archeologie is daarbij een belangrijk toetsingskader, waarbij de reeds geldende algemene beschermingsregeling in stand wordt gehouden in het bestemmingsplan ‘Kernen’.

4.3.3.2 Monumenten en karakteristieke objecten

De rijks- en provinciale monumenten worden in dit bestemmingsplan niet specifiek geregeld, omdat deze wettelijk al beschermd zijn vanuit de thans geldende Erfgoedwet. Voor de gemeentelijke lijst van karakteristieke panden is de regeling overgenomen uit het facet-bestemmingsplan ‘Karakteristieke objecten’. Hiervoor is in het bestemmingsplan ‘Kernen’ een dubbelbestemming en/of een aanduidingsvlak opgenomen. De beeldbepalende panden worden specifiek aangeduid. In de regels bij die aanduiding is het behoud van de huidige hoofdvorm, goot- en bouwhoogte en dakhelling voorgeschreven. De beeldbepalende panden zijn in de vigerende bestemmingsplannen aangeduid als ‘karakteristiek’. Meer hierover in paragraaf 2.3.6 Monumenten en karakteristieke objecten van deze toelichting.

4.4 Historische geografie

Op grond van een ‘goede ruimtelijke ordening’ moeten bestemmingsplannen ook bepaalde gebieden beschermen tegen ongewenste ingrepen als het gaat om historisch geografische kwaliteiten. Naast de cultuurhistorische kwaliteit die kan worden toegekend en monumenten die aangewezen kunnen worden, kunnen waardevolle historische dorpen en steden, of delen daarvan, ook een bepaalde historisch geografisch belang vertegenwoordigen. Deze gebieden laten zien hoe een dorp of stad zich door de geschiedenis heen heeft ontwikkeld, welke structuren en functies er voorkwamen en hoe een en ander mat elkaar samenhangt. In Coevorden zijn het historische centrum van Coevorden en de historische gegroeide dorpskernen Benneveld, Gees en Aalden aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Deze erkenning door de minister leidt tot verplichtingen voor het behoud van wat mooi en waardevol is in de betreffende gebieden. Maar ook leidt deze erkenning tot een andere manier van kijken naar die gebieden en de directe omgeving die niet beschermd worden door de specifieke status. Een en ander heeft een wederzijdse invloed op de beschermde én niet beschermde gebieden.

4.4.1 Beschermde stads- en dorpsgezichten

In de bijlagen bij de regels van dit bestemmingsplan zijn de aanwijzingsbesluiten voor de beschermde stads- en dorpsgezichten opgenomen. Hierin is een beschrijving (op hoofdlijnen) van de aanwezige kwaliteit opgenomen. In onderstaande overzicht is opgenomen wanneer welke gebieden zijn aangewezen.

Gebied Aanwijzing Status: Opmerkingen

145 Benneveld 4-10-1991 Beschermd dorpsgezicht Betreft gebied aan weerszijden van de Bennevelderstraat.

Coevorden, centrum 21-2-2007 Beschermd stadsgezicht Betreft het noordelijke historische centrumgebied, inclusief grachten.

Betreft het historische esdorp, inclusief onbebouwde esgronden Gees 12-7-1967 Beschermd dorpsgezicht (besl.nr./32400) daaraan.

Aalden 13-3-1969 Beschermd dorpsgezicht (besl.nr.146.736) Betreft gebied rondom de weg Oud Aalden en bijhorende brink.

4.4.2 Gevolgen voor het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan ‘Kernen’ zijn de beschermde gebieden van Coevorden, Aalden, Benneveld en Gees op de verbeelding voorzien van een aanduidingsvlak ‘beschermd stadsgezicht’ of ‘beschermd dorpsgezicht’. Hiermee treedt een extra beschermingsregiem in werking voor eventuele ontwikkelingen in die gebieden. De beoordeling van ontwikkelingen is daarbij rechtstreeks gekoppeld aan de beschrijving van de gebieden die ten grondslag ligt aan het aanwijzingsbesluit. Door de directe koppeling van deze aanduidingsvlakken aan de regels en het daarin opgenomen beeldkwaliteitsplan is een toetsingsinstrumentarium ontwikkeld die borgt dat de beschermde dorpsgezichten van de drie dorpen en het beschermde stadsgezicht van Coevorden niet worden aangetast. In de regeling worden ontwikkelingen en bouwactiviteiten mede getoetst aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de beschermde gebieden. In het beschermde stadsgezicht geldt dat ook voor de stedenbouwkundige structuur van het gebied. Ontwikkelingen moeten derhalve ook getoetst worden aan het ter plaatse geldende stedenbouwkundige plan of beeldkwaliteitsplan. In Coevorden is er voor gekozen om aan dergelijke gebieden een beeldkwaliteitsplan te koppelen. Deze zijn nu gekoppeld aan de regels van voorliggende bestemmingsplan.

4.5 Natuur en Ecologie

4.5.1 Wet Natuurbescherming

In het kader van de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving. Juridisch en beleidsmatig strekken de planologisch relevante natuur- en landschapsaspecten zich uit over soortenbescherming en gebiedsbescherming. De Wet natuurbescherming (Wnb) is het toetsingskader voor de soorten- en gebiedsbescherming. Voor de wettelijk beschermde plant- en diersoorten geldt het zogenoemde ‘nee, tenzij’-principe als uitgangspunt. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken.

Figuur 31; Natura2000-gebieden in de omgeving van de gemeente Coevorden

In de wet zijn de Natura 2000-gebieden aangewezen als beschermde gebieden. De Natura 2000-gebieden maken deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het Natuurnetwerk Nederland is een rijksdoel dat opgenomen is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, en vervolgens overgenomen is in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening van de provincie Drenthe. De provincie is verantwoordelijk voor het voldoende beschermen en beheren van de Natura 2000-gebieden. In Figuur 55 zijn de Natura 2000-gebieden in de omgeving van de gemeente Coevorden opgenomen. Omdat hier sprake is van een conserverend bestemmingsplan zonder nieuwe ontwikkelingen kunnen op voorhand 'significant negatieve effecten' op Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. Hierover wordt in hoofdstuk 5 een nadere motivatie gegeven. Om deze redenen is er geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uitgevoerd voor het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’.Voor zover het voorliggende bestemmingsplan toch (kleinschalige) ingrepen of veranderingen toe laat, is het aan de initiatiefnemer om bij die activiteiten zijn wettelijke zorgplicht voor het niet aantasten van eventuele ecologische waarden (soorten) na te komen. In die gevallen dat er sprake is van een soort- of gebiedsbescherming, dan moet de initiatiefnemer zorgen dat deze niet overtreden wordt of dat er tijdig een toestemming van het bevoegde gezag wordt afgegeven voor die gevallen waarin dat nodig is. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het slopen van oude gebouwen waar eventueel beschermde diersoorten in zitten of het velen van bomen in beschermde bosgebieden. Deze zorgplicht borgt een bepaalde mate van bescherming. Nader onderzoek naar natuur en ecologie in het kader van dit bestemmingsplan kan derhalve achterwege blijven.

4.5.2 NatuurNetwerk Nederland

Het NatuurNetwerk Nederland (NNN) is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Het netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook beheersgebieden behoren ertoe. Het Drentse deel van het NNN sluit aan op die in de rest omliggende provincies. De Natura 2000-gebieden, het Europese netwerk van natuurgebieden, maakt onderdeel uit van het NNN. In de provinciale Omgevingsverordening is het NNN nader begrensd. De abstract kaarten van het Rijk zijn met de verordening op perceelsniveau begrensd. Met name in het noordelijke gebied van de gemeente liggen enkele gebieden van het NNN in de nabijheid van de dorpskernen. Dit hangt ook samen met de cultuurhistorische, landschappelijke en aardkundige waarden in die gebieden. In Figuur 56 is voor de gemeente Coevorden en omgeving het NNN weergegeven.

146 Figuur 32; NatuurNetwerk Nederland (bron: Omgevingsverordening Drenthe)

4.5.3 Gevolgen voor het bestemmingsplan

De verwachting is dat het aspect Natuur en Ecologie geen belemmeringen oplevert voor het bestemmingsplan. De standaard regelingen die vaker worden toegepast zullen worden opgenomen, voor zover nog niet vigerend, in het nieuwe bestemmingsplan ‘Kernen’. Concreet gaat het dan om het bestemmen van het NNN als ‘Natuur’, het opnemen van een gebiedsaanduiding ‘ecologische waarden’ voor de nog niet gerealiseerde delen van het NNN en het beschermend van deze gebieden, alsmede eventuele (zoekgebieden) voor ecologische verbindingszones.

hoofdstuk 5 Milieu

Een belangrijk doel in de ruimtelijke ordening is het realiseren van een goed leefmilieu. Dat houdt onder meer in dat de omgeving zo min mogelijk gevolgen mag hebben op de gezondheid van mensen. In de loop der jaren zijn voor een aantal milieuaspecten waarden wettelijk vastgelegd en gekoppeld aan een onderzoekverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen. Hierbij is het primaire uitgangspunt dat het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ en conserverend bestemmingsplan is. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nog niet mogelijk waren onder het voorheen geldende bestemmingsplan. Wat dat betreft kan de analyse van milieuaspecten tot de hoofdlijnen beperkt blijven. Voor een aantal milieuaspecten heeft de wet- en regelgeving zich in de afgelopen jaren verder ontwikkeld. Als dat het geval is, dan zal dat beschreven worden.

5.1 Bedrijven en Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen en zorgfuncties:

• ter plaatse van deze functies een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd; • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Het bestemmingsplan ‘Kernen’ is consoliderend van karakter. In het plan worden geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Toetsing van de bestaande en vergunde situatie aan de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ kan achterwege worden gelaten voor het bestemmingsplan. Wel zal in het plan een regeling worden opgenomen op basis van de genoemde VNG-handreiking die toetsing van nieuwe functies ten opzichte van elkaar regelt. Hiermee blijft een goede ruimtelijke ordening bij eventuele binnenplanse ontwikkelingen gewaarborgd.

5.2 Bodem

5.2.1 Geldend kader

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. De Wet bodembescherming (Wbb) bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Het bestemmingsplan ‘Kernen’ legt slechts de bestaande functies vast. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen. Hiervoor kan concreet bodemonderzoek worden nagelaten.

5.2.2 Toetsing bestemmingsplan op bodem

Voorliggende bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen niet rechtstreeks mogelijk. Ten aanzien van het aspect bodemkwaliteit zijn derhalve geen (aanvullende) regels nodig ten opzichte van de reeds geldende regelingen. In geval van nieuwe ontwikkelingen zal voorafgaand aan het verlenen van omgevingsvergunningen de gemeente beoordelen of de bodemgesteldheid voldoende is onderzocht en geschikt is voor het beoogde grondgebruik.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Geldend kader

147 Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Nederland kon anno 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk is komen te staan. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen zou worden voldaan en belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het ‘Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit’ (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit ‘in betekenende mate’ verslechteren èn maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Het voormalige ministerie van VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), genaamd “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. Projecten die de concentratie meer dan 3% van de grenswaarde van een stof verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 1,2 µg/m3. Deze 3%-grens is in een gelijknamige ministeriële regeling voor een aantal veel voorkomende ruimtelijke functies gekwantificeerd als:

1. woningen: 1.500 woningen met één ontsluitingsweg; 2. kantoren: 10 hectare bruto vloeroppervlak (bvo) met één ontsluitingsweg; 3. landbouwinrichtingen: akkerbouw of tuinbouw met open teelt, teelt van eetbare gewassen in een gebouw of onverwarmde glastuinbouw ongeacht de omvang en verwarmde opstanden van glas of kunststof van maximaal 2 hectare; 4. kinderboerderijen.

Dit laat onverlet dat burgers in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’ voldoende beschermd moeten worden tegen (tijdelijke) te hoge concentraties. Hiervoor is het noodzakelijk dat de luchtkwaliteit wordt betrokken in de afweging of er sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Dit betekent dat de luchtkwaliteit ‘schoon’ genoeg moet zijn voor de functie die daar wordt toegelaten.

5.3.2 Toetsing bestemmingsplan op luchtkwaliteit

Met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit kan worden gesteld dat voorliggende bestemmingsplan niet (rechtstreeks) voorziet in ontwikkelingen die ‘in betekenende mate’ bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Er worden geen woningen en/of kantoorcomplexen toegevoegd. En er worden ook geen agrarische inrichtingen of kinderboerderijen mogelijk gemaakt op grond van dit plan. Wel zitten er kleinschalige afwijkingsmogelijkheden in het plan, maar die moeten – ook in totaal bezien – beschouwd worden als ‘niet in betekende mate’ bijdragend. Nu er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt moet binnen het plangebied ook worden geconcludeerd dat er sprake is van een ‘goede ruimtelijke ordening’ als het gaat om het aspect luchtkwaliteit. Hierbij is uitgegaan van de provinciale monitoring ‘Luchtkwaliteit in Drenthe. Actualisatie van informatie’, d.d. 21 december 2016. Hierin wordt de volgende algemene conclusie voor de hele provincie geformuleerd: In de provincie Drenthe zijn er geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Om deze reden is zij een van de provincies die niet deelneemt aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma

Luchtkwaliteit. De achtergrondconcentraties liggen in Drenthe in 2016 ver onder de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 van respectievelijk 40, 40 en 25

μg/m³. Voor stikstofdioxide NO2 bedraagt de maximale concentratie 19 μg/m³. De maximale concentratie fijn stof in Drenthe bedraagt in 2016 voor PM10 22 μg/m³ en voor PM2,5 12 μg/m³. Naar de toekomst toe is de verwachting dat de dalende trend van achtergrondconcentraties doorzet.

De GCN waarden in 2016 liggen enkele microgrammen lager voor NO2 en PM10 dan in 2009 in de grootste Drentse steden. De GCN waarden voor NO2 liggen ca. 3 tot 6 μg/m³ lager in 2016 dan in 2009. Voor PM10 liggen de GCN waarden in 2016 ca. 2 tot 5 μg/m³ lager dan in 2009. De variatie van GCN concentraties binnen Drenthe is beperkt. Daarnaast komen er nergens binnen de provincie kritische concentraties voor. Om deze redenen is er geen aanleiding voor het realiseren van extra meetstations binnen de provincie. Er is nog weinig bekend m.b.t. de exacte schadelijke effecten van roet en hiervoor zijn momenteel nog geen grenswaarden. Wel is bekend dat roet effecten heeft op de gezondheid en dat concentraties in sterke mate afkomstig zijn van lokale bronnen. Het dient aanbeveling om publicaties over fijn stof (voornamelijk) met betrekking tot roet) op landelijk niveau te volgen. Gezien bovenstaande leidt het aspect lucht niet tot (aanvullende) regels en/of maatregelen ten opzichte van de reeds geldende regelingen.

5.4 Geluid

5.4.1 Geldend kader

De Wet geluidhinder heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening. Zo dient onder meer ingevolge de Wet geluidhinder voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan waarin nieuwe geluidsgevoelige objecten worden mogelijk gemaakt, te worden aangetoond of zij voldoen aan de normen uit de Wet geluidhinder. Rond geluidbronnen met een grote geluidsuitstraling gelden geluidszones. In deze zones zijn de wettelijke regelingen van de Wet geluidhinder van toepassing. Binnen de zones gelden specifieke regels voor geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, etc. Het gaat bij de beoordeling van bestemmingsplannen om geluid veroorzaakt door verkeer en bedrijven. Daarnaast is van belang dat aangewezen stiltegebieden niet door het voorliggende bestemmingsplan worden belast met geluidhinder.

5.4.1.1 Wegverkeerslawaai

Ingevolge artikel 74 en 82 van de Wet geluidhinder bevindt zich aan weerszijden van wegen, niet zijnde woonerven of 30 km/uur wegen, een zone waarbinnen de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van woningen niet meer mag bedragen dan 48 dB (de voorkeursgrenswaarde). Voor nieuwe woningen kan onder voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld, indien uit onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De hogere grenswaarde moet op grond van artikel 76 van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld vóór de vaststelling van het bestemmingsplan waarin de nieuwe woningen worden geprojecteerd of mogelijk worden gemaakt. Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend beheersplan en biedt geen nieuwe directe ontwikkelingsmogelijkheden. Een akoestisch onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Bij de uitvoering van eventuele wijzigingsbevoegdheden naar 'Wonen' of andere gevoelige bestemmingen wordt een afweging van de akoestische situatie verplicht gesteld bij de planologische procedure. Daarnaast geldt vanuit het Bouwbesluit ook dat bij vergunningverlening geborgd moet worden dat er sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. In voorkomende gevallen gaat dat gepaard met geluidsonderzoek en eventueel passende maatregelen, zoals extra geluidswerende bouwmaterialen of voorzieningen. De aanwezige wegenverkeersinfrastructuur blijft behouden en er worden ook geen nieuwe wegen aangelegd. Het plan voorziet ook niet in intensivering van verkeersbewegingen (op termijn). Hierbij zal er natuurlijk wel ruimte zijn voor autonome ontwikkeling van verkeersintensiteiten zoals altijd. De verwachting is dat dit binnen de plantermijn niet dermate omvang zal aannemen dat maatregelen nodig zijn of een onaanvaardbare situatie zal ontstaan. Voorliggende plan voorziet niet rechtstreeks in nieuwe geluidsgevoelige objecten en/of functies. Het plan is aanvaardbaar voor bestaande gevoelige functies en voorziet in een ‘goede ruimtelijke ordening’ voor wat betreft wegverkeerslawaai.

5.4.1.2 Spoorweglawaai

Ingevolge de Wet geluidhinder bevindt zich aan weerszijden van spoorwegen een zone waarbinnen de geluidsbelasting vanwege het spoorverkeer op de gevel van woningen niet meer mag bedragen dan 55 dB (de voorkeursgrenswaarde). Bij spoorweglawaai is de breedte van de zone langs een spoorweg onder andere afhankelijk van het aantal sporen en de verkeersintensiteit. Voor het spoorwegtraject door Coevorden, Dalen en Veenoord geldt een zonebreedte van 100 m gemeten vanuit buitenste spoorstaaf. Voor nieuwe woningen kan onder voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld, indien uit onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De hogere grenswaarde moet op grond van artikel 76 van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld vóór de vaststelling van het bestemmingsplan waarin de nieuwe woningen worden geprojecteerd of mogelijk worden gemaakt.

148 Figuur 33; Verloop spoorwegtracé door de gemeente Coevorden

Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend beheersplan en biedt geen nieuwe directe ontwikkelingsmogelijkheden. Een akoestisch onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Bij de uitvoering van eventuele wijzigingsbevoegdheden naar 'Wonen' of andere gevoelige bestemmingen wordt een afweging van de akoestische situatie verplicht gesteld bij de planologische procedure. Daarnaast geldt vanuit het Bouwbesluit ook dat bij vergunningverlening geborgd moet worden dat er sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. In voorkomende gevallen gaat dat gepaard met geluidsonderzoek en eventueel passende maatregelen, zoals extra geluidswerende bouwmaterialen of voorzieningen. De aanwezige railinfrastructuur blijft behouden en er worden ook geen nieuwe spoorwegen aangelegd. Het plan voorziet ook niet in intensivering van het spoorweggebruik (op termijn). Hierbij zal er natuurlijk wel ruimte zijn voor autonome ontwikkeling van treinverkeer binnen de geldende voorwaarden. De verwachting is dat dit binnen de plantermijn niet dermate omvang zal aannemen dat maatregelen nodig zijn of een onaanvaardbare situatie zal ontstaan.

5.4.1.3 Industrielawaai

Bepaalde categorieën van inrichtingen produceren dermate veel lawaai dat bestrijding van de geluidhinder aan de bron onvoldoende mogelijk is om het geluidniveau te beperken tot 50 dB(A) op de terreingrens van de inrichting. Teneinde het voortbestaan van dergelijke inrichtingen mogelijk te maken, moet de 50 dB(A) contour in die gevallen op een andere plek worden neergelegd dan op de terreingrens van de inrichting. In artikel 40 van de Wet geluidhinder is bepaald dat indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone wordt vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB (A) niet te boven mag gaan. In artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer is aangegeven welke categorieën van inrichtingen in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Artikel 53 Wgh bepaalt dat buiten een bestaande zone de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor gronden die krachtens die vaststelling deel uit gaan maken van de bestaande zone, kan ex artikel 55, vierde lid Wgh met betrekking tot geprojecteerde, aanwezige of in aanbouw zijnde woningen in dat gebied een hogere waarde dan 50 dB(A) worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen de waarde 55 dB(A) en voor wat aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan. Aan de zuid- en westzijde van de stad Coevorden is een groter bedrijventerrein gelegen. Dit terrein maakt geen onderdeel uit van voorliggende bestemmingsplan “Kernen”. Het terrein heeft echter wel gevolgen voor het plangebied. De geluidsbelasting door het bedrijventerrein kan de gestelde normen binnen het plangebied overschrijden. Er moet derhalve een geluidszonering worden opgenomen in het plan. Hiermee wordt geborgd dat de geluidsbelasting op gevoelige objecten en functies door het bedrijventerrein binnen aanvaardbare normen blijft, alsmede de mogelijkheden binnen het bedrijventerrein niet onevenredig worden geschaad.

5.4.1.4 Stiltegebied

Een stiltegebied is een milieubeschermingsgebied waarin de geluiden van flora en fauna overheersen. Het woord ‘stilte’ betekent hierbij niet dat er geen geluid in het gebied waarneembaar is, maar staat voor de afwezigheid van storende, voor de omgeving vreemde geluiden. Stiltegebieden zijn van belang voor de rustzoekende recreant en de flora en fauna in de natuur.

Figuur 34. Uitsnede uit ontwerpverbeelding Provinciale Omgevingsvisie Drenthe 2018 - Stiltegebied.

Tussen de dorpskernen Aalden, Zweeloo, Oosterhesselen, Gees, Geesbrug en het naburige Nieuw-Balinge heeft de provincie een gebied aangewezen als ‘stiltegebied’. In dit gebied heeft de provincie een specifiek doel ten aanzien van onder andere geluid. Voor niet-natuurlijke geluidsbronnen gelden lagere normen dan in andere gebieden. De stilte in deze gebieden is van provinciaal belang en moet behouden blijven. De provinciale verordening beschermd deze gebieden tegen verstoring. ‘Stilte’ betekent echter niet dat er geen geluid in het gebied waarneembaar is, maar staat voor de afwezigheid van storende, voor de omgeving vreemde geluiden. Gebiedseigen geluiden, zoals die van de landbouw, vallen hier niet onder. De provincie heeft onder andere de ambitie om de kwaliteit van de gebieden nu en in de toekomst te gegarandeerd en daar waar mogelijk verder te ontwikkelen. Het aanwijzen van stiltegebieden is specifiek gedaan om de mens de mogelijkheid te bieden zich terug te kunnen trekken en de rust te ervaren. Ontwikkelingen die dit aspect aantasten kunnen dan ook niet zonder meer worden toegestaan.

5.4.2 Toetsing bestemmingsplan op geluid

5.4.2.1 Wegverkeerslawaai

Voor wat betreft wegverkeerslawaai voorziet het plan niet in nieuwe wegen, verbreding van bestaande wegen en/of intensivering van de bestaande wegen. Het bestemmingsplan voldoet wat dit betreft en er zijn geen (aanvullende) planologische maatregelen nodig voor dit aspect.

5.4.2.2 Spoorweglawaai

149 Voorliggende plan voorziet niet rechtstreeks in nieuwe geluidsgevoelige objecten en/of functies in de nabijheid van de bestaande railinfrastructuur. Het plan is aanvaardbaar voor bestaande gevoelige functies en voorziet in een ‘goede ruimtelijke ordening’ voor wat betreft spoorweglawaai.

5.4.2.3 Industrielawaai

De geluidzone (Wgh art. 40) rondom het bedrijventerrein aan de zuid- en westzijde van het de stad Coevorden wordt in het bestemmingsplan ‘Kernen’ opgenomen als gebiedsaanduiding ‘geluidzone - industrie’. De begrenzing van het industrieterrein, waarop de zone is gebaseerd (Wgh art. 41 lid 4), ligt geheel buiten dit bestemmingsplan. Aan deze aanduidingen is een regeling gekoppeld die verbiedt dat er nieuwe geluidsgevoelige objecten worden toegevoegd binnen deze zone. Het college kan op grond van concreet onderzoek de begrenzing van de zonering aanpassen.

5.5 Geurhinder

5.5.1 Geldend kader

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en het Activiteitenbesluit milieubeheer geven minimale afstanden aan die aangehouden moeten worden tussen agrarische bedrijven en geurgevoelige objecten. Voor een deel van de bedrijven gelden vaste afstanden, voor een ander deel van de bedrijven (met name de intensieve veehouderijen) worden de afstanden berekend aan de hand van diersoorten, dieraantallen en stalsystemen. De Wgv en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij geven hiervoor de normen. Daarnaast geeft de veel gebruikte brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG (2009) voor andere type (niet-agrarische) bedrijven ook indicatieve afstanden voor geurbelasting die aangehouden zouden moeten worden als het gaat om geur. Deze indicatieve afstanden zijn niet doorslaggevend, omdat maatregelen kunnen worden getroffen in de bedrijfsvoering en binnen de inrichting die de geurbelasting kunnen beïnvloeden (vaak reduceren). In beginsel worden nieuwe vergunningen voor uitbreidingen van (agrarische) bedrijven getoetst aan deze wettelijke regelingen. In voorliggende bestemmingsplan is geen cumulatieve berekening opgenomen voor de algehele geurbelasting, omdat het hier gaat om een veelheid aan verschillende bedrijven waarvan niet bekend is of, wanneer en hoe ze eventueel zullen uitbreiden. Bovendien kunnen de normen in de loop van de tijd veranderen. Onlangs (juli 2018) zijn bijvoorbeeld de emissienormen voor veehouderijen met dieren die vastgestelde emissienormen hebben aangepast naar aanleiding van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Een andere reden om geen uitvoering onderzoek te doen is het conserverende karakter van voorliggende bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkeling met dit plan mogelijk gemaakt.

5.5.2 Toetsing bestemmingsplan op geurhinder

Op basis van het plan-MER behorende bij de Structuurvisie Coevorden 2013-2023 kan worden geconcludeerd dat de achtergrondbelasting voor geur in de komgebieden in alle situaties aanvaardbaar is en zal blijven. Verwezen wordt naar Bijlage 1 bij deze toelichting. Zelfs bij de meest ongunstige doorontwikkeling van de veehouderij, welke een overgroot aandeel heeft in deze geurbelasting, blijft er tenminste sprake van een redelijk goed woon en leefklimaat binnen het plangebied van voorliggende bestemmingsplan. Zonder aanvullende maatregelen in dit plan is een goed woon- en leefklimaat binnen de planperiode derhalve te garanderen.

5.6 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Voor het bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling gedaan. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen. Er kunnen echter wel nieuwe activiteiten worden gerealiseerd in bepaalde gebieden. Deze zijn weliswaar bestemd, maar nog niet uitgevoerd en vergund. Het gaat concreet om enkele bedrijfspercelen op het bedrijventerrein en beperkt om enkele woningen verspreid over de diverse kernen. Het aanleggen van een stedelijk ontwikkelingsproject valt onder activiteit 11.2 en het aanleggen van een bedrijventerrein onder activiteit 11.3 in bijlage D van het Besluit m.e.r.

In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: De structuurvisie, bedoeld in de De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel De aanleg, wijziging of uitbreiding van 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer, artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet een stedelijk ontwikkelingsproject met D 11.2 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer ruimtelijke ordening, en het plan, ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken inbegrip van de bouw van woningen omvat, of bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, winkelcentra of parkeerterreinen. 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of die wet. eerste lid, van die wet. meer.

De structuurvisie, bedoeld in de De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet De aanleg, wijziging of uitbreiding van In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een D 11.3 ruimtelijke ordening, en het plan, ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken een industrieterrein. oppervlakte van 75 hectare of meer. bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, die wet. eerste lid, van die wet.

Zowel de nog te realiseren woningen als bedrijventerrein blijven onder de normen genoemd in kolom 2. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat om te beoordelen of sprake is van een aanzienlijk milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden is een m.e.r. niet noodzakelijk.

5.6.1 Toetsingskader

Wat wordt verstaan onder 'aanzienlijk milieugevolg' is benoemd in Bijlage III van de Europese richtlijn. Het gaat om de volgende factoren:

1. Kenmerken van de projecten 2. Plaats van de projecten 3. Kenmerken van het potentiële effect

Het conserverende bestemmingsplan voor de kernen van Coevorden kent nauwelijks gevolgen voor het milieu. Onderliggende bestemmingsplannen, o.a. voor het bedrijventerrein Coevorden onderbouwen dat, of hebben dat al onderbouwd. Nu het voorliggende bestemmingsplan nog slechts een deel van die ontwikkelingen behelst, omdat het merendeel reeds gerealiseerd is en er ook ontwikkelingen uit het plan zijn vervallen voor wat betreft woningbouw, zullen de effecten op het milieu altijd geringer zijn dan reeds mogelijk onder het oude regiem.

5.6.2 Toetsing bestemmingsplan op vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ voorziet niet in een nieuwe ontwikkeling die voorkomt op de D-lijst. Hoewel het stedelijk gebied betreft en er incidenteel een nieuwe woning kan worden toegevoegd, zitten deze mogelijkheden al in het vigerende bestemmingsplan. Ook worden er bijvoorbeeld geen nieuwe winkelcentra of grootschalige infrastructuur, windmolens of andere

150 activiteiten mogelijk gemaakt door het voorliggende plan. De drempelwaarden uit de D-lijst worden in ieder geval niet overschreden. Gezien hetgeen beschreven en inzichtelijk gemaakt is in de voorgaande paragrafen heeft het plan ook geen nadelige gevolgen voor het milieu. Een verdergaande (vormvrije) m.e.r.-beoordeling kan derhalve achterwege blijven.

hoofdstuk 6 Juridische planopzet

Dit hoofdstuk beschrijft de juridische opzet van dit bestemmingsplan. Eerst wordt in algemene termen de bestemmingsplansystematiek toegelicht. Daarna wordt ingegaan op de bestemmingen. De in voorgaande hoofdstukken genoemde uitgangspunten zijn daarbij van belang.

6.1 Algemeen

Voor dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en het Informatiemodel ruimtelijke ordening (IMRO). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

6.2 Toelichting

Het Bro bepaalt ook dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing en uitleg van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld. Bij de toelichting kunnen onderzoeken worden gevoegd ter motivatie. Of andere bijlagen ter ondersteuning en motivatie van het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de bestemmingen en dubbelbestemmingen in dit bestemmingsplan. Daarnaast worden specifieke regelingen, waaronder aanduidingen, binnen de verschillende bestemmingen toegelicht. Voor zover mogelijk zijn de nieuwe regelingen afgestemd op de voorheen geldende bestemmingsplannen. Omdat het veel verschillende (en ook oudere) plannen zijn geweest kunnen regelingen in detail afwijken. Daarbij is veelal gekozen voor een ruimere regeling dan voorheen. Daar waar er specifiek voor een veel beperkte regeling is gekozen is dat concreet aangegeven in de volgende paragrafen.

6.3 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen en dubbelbestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart Nederland, GBKN).

6.4 Opbouw regels

De planregels zijn onderverdeeld in hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw:

1. Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan); 2. Bouwregels; 3. Nadere eisen; 4. Afwijken van de bouwregels; 5. Specifieke gebruiksregels; 6. Afwijken van de gebruiksregels; 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Niet alle onderdelen moeten per se in elke bestemming terugkomen. Het is aan de raad om te bepalen of er inhoudelijke regels moeten zijn voor onderdeel 2 tot en met 7. In de regels kan verwezen worden naar bijlagen. Deze moeten dan wel onderdeel uitmaken van de zogenaamde ‘bijlagen bij de regels’. Zowel in de dataset als de analoge set hebben deze bijlagen een andere plek dan bijlagen bij de toelichting.

6.5 Toelichting op de regels

In deze paragraaf wordt een korte zakelijke toelichting gegeven op de specifieke regels. Hiermee wordt onder andere getracht duidelijkheid te scheppen waarom bepaalde regels zijn opgenomen en waar de oorsprong vandaan komt. Deze toelichting op de regels kan echter nooit losgezien worden van de geldende beleidskaders van de gemeente, zoals deze zijn toegelicht in de voorgaande hoofdstukken.

6.5.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

6.5.1.1 Begrippen

In dit artikel wordt een aantal in het plan gebruikte begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van de begrippen beperkt en daarmee de duidelijkheid en rechtszekerheid van het plan vergroot.

6.5.1.2 Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald.

6.5.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingen en dubbelbestemmingen

6.5.2.1 Artikel 3 Agrarisch

151 In het bestemmingsplan zijn meerdere vormen van agrarische bestemmingen opgenomen. De bestemming is gericht op de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf en de daarbij horende erfinrichting. Binnen een eventueel aangeduid bouwvlak mag gebouwd worden ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Of er sprake is van een agrarisch bedrijf is bepaald aan de hand van de aanwezigheid van een melding Activiteitenbesluit dan wel een omgevingsvergunning voor milieu. Bepaalde vormen van agrarische bedrijfsvoering rechtvaardigen een specifieke regeling voor het bouwen of het gebruik. Deze hebben een aparte bestemmingsregeling gekregen.

Grondgebondenheid Onder een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt verstaan:

1. een veehouderij met een bedrijfsvoering waarbij in overwegende mate ruwvoer van eigen land wordt betrokken en mest in overwegende mate op eigen land wordt afgezet, waarbij onder eigen land wordt verstaan land dat in eigendom is, gepacht of gehuurd is of om niet wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfsvoering, 2. alsmede een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (met uitzondering van houtteelt, boomfruitteelt en kwekerij), niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf.

Paardenhouderijen Een productiegerichte paardenhouderij is een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden. Een productiegerichte paardenhouderij past – mits grondgebonden – binnen de bestemming ‘Agrarisch’. Gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn niet toegestaan binnen de bestemming ‘Agrarisch’, deze zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestemming ‘Agrarisch-paardenhouderij’ (artikel 5). Een gebruiksgerichte paardenhouderij is een bedrijfsmatige paardenhouderij die is gericht op het africhten van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, het verlenen van diensten met behulp van paarden en/of de in- en verkoop van paarden (maneges vallen niet onder deze definitie).

6.5.2.2 Artikel 4 Agrarisch - Kwekerij

De binnen het plangebied aanwezige kwekerijen hebben de bestemming ‘Agrarisch – Kwekerij’ gekregen, met een bouwvlak waarbinnen mag worden gebouwd. Onder een kwekerij wordt verstaan een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt. Deze kwekerijen liggen in de dorpskernen Dalerveen, Meppen en Noord-Sleen.

6.5.2.3 Artikel 5 Agrarisch – Paardenhouderij

Binnen het plangebied aanwezige gebruiksgerichte paardenhouderijen hebben de bestemming ‘Agrarisch-Paardenhouderij’ gekregen. Een gebruiksgerichte paardenhouderij is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en/of de in- en verkoop van paarden (niet zijnde een manege). Binnen deze bestemming is tevens een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan. Een productiegerichte paardenhouderij – mits grondgebonden – wordt gezien als passend binnen de bestemming ‘Agrarisch’ en derhalve ook binnen de bestemming ‘Agrarisch-Paardenhouderij’, omdat binnen deze bestemming een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan. Deze paardenhouderijen liggen in de dorpskernen Benneveld (1 locatie), Schoonoord (2 locaties) en Noord- Sleen (1 locatie).

6.5.2.4 Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschap

Agrarisch gronden met landschappelijk extra kwaliteiten ten opzichte van reguliere agrarische gronden hebben een specifieke bestemming gekregen. Het gaat er vooral om het cultuurhistorisch landschap te beschermen. Bedrijfsmatige bewerking en beweiding (ook hobbymatig) is toegestaan, maar bebouwing niet. Bestaande bebouwing en mogelijkheden worden gerespecteerd. Op een drietal plekken is een ijsbaan aanwezig. Het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle landschap is in de regels als volgt vertaald door een directe relatie te leggen met ‘de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden.’ Vanuit dit oogpunt is ook een vergunningenstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden. Deze vergunningen worden vooral getoetst op kwalitatieve criteria die verband houden met de landschappelijke waarden in het gebied. Het bouwen is beperkt. Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken (geen gebouwen zijnde), ter plaatse van reeds bestaande bouwwerken, toegestaan. Voor de bestaande bouwwerken zijn bouwvlakken ingetekend. Overige bouwwerken, zoals hekwerken, zijn ook toegestaan, wanneer deze voor een goede uitoefening van de hoofdfuncties (agrarisch gebruik dus) nodig zijn. De regeling voor deze bouwwerken is afgestemd op de voorheen geldende regelingen. Een specifieke regeling is opgenomen voor de aanwezige ijsbanen binnen deze bestemming. Deze zijn toegestaan binnen de voor “ijsbaan” aangeduide vlakken (in Gees, Dalerveen, Aalden, Steenwijksmoer).

6.5.2.5 Artikel 7 Bedrijf

Individuele bedrijven in het plangebied hebben de bestemming 'Bedrijf’ gekregen. De bestemming is gericht op de uitoefening van bedrijven met een milieucategorie 1 en 2. Bij recht is daarnaast productiegebonden detailhandel toegestaan. Andere bij de hoofdfunctie aanwezige functies als verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen zijn binnen de bestemming toegestaan, om zo flexibiliteit te geven in het gebruik van de gronden. Een verkooppunt voor motorbrandstoffen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de specifieke aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen’. Ter voorkoming van verrommeling en onveilige situaties is buitenopslag beperkt toegestaan waar dat met de specifieke aanduiding ‘opslag’ is aangegeven. Een zend-/ontvangstinstallatie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de specifieke aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’. Voor gebouwen is bepaald dat deze binnen het bouwvlak gebouwd mogen worden. Het gaat daarbij in eerste instantie om bedrijfsbebouwing. Bij een ‘Bedrijf’ is ook een bedrijfswoning toegestaan. Hiervoor zijn specifieke bouwregels opgenomen. Op de verbeelding is eventueel aangegeven welk percentage van het bouwvlak bebouwd mag worden. Deze regeling is afgestemd op de voorheen geldende bestemmingsplan. Overige bouwwerken mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om erf- en terreinafscheidingen. Afwijking van de gebruiksregels is mogelijk voor het vestigen of omschakelen naar andere bedrijfsvormen dan degene die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de regels. Voor deze functieverandering kan een omgevingsvergunning voor afwijking worden verleend, mits voldaan is aan de opgenomen voorwaarden.

6.5.2.6 Artikel 8 Bedrijf - Brandweerkazerne

De bestaande brandweerkazernes hebben een specifieke bestemming met bijhorende regeling gekregen. Het is een speciale bedrijfsvorm, die niet op alle bedrijfslocaties wenselijk is. Naast de brandweerkazerne maakt de bestemming daarbij horende functies als water- en groenvoorzieningen en verhardingen mogelijk. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak gebouwd worden. Zo blijft het huidige ruimtelijke beeld gehandhaafd. Hiervoor zijn specifieke bouwregels opgenomen. Overige bouwwerken mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om erf- en terreinafscheidingen. Binnen het plangebied liggen in totaal drie brandweerkazernes, te weten in:

1. Schoonoord; 2. Sleen; 3. Coevorden.

152 6.5.2.7 Artikel 9 Bedrijf - Gasontvangststation

Ter plaatse van de bestemming “Bedrijf-Gasontvangststation” is de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation toegestaan, inclusief ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren. De bouw- en gebruiksregeling is vrij beperkt, omdat deze objecten een specifieke functie hebben en er bijvoorbeeld geen noodzaak voor een bedrijfswoning is. In/bij de volgende kernen staat een gasontvangststation:

1. Noord-Sleen; 2. Geesbrug.

6.5.2.8 Artikel 10 Bedrijf - Molen

De in het plangebied aanwezige molens hebben de bestemming 'Bedrijf - Molen' gekregen. Deze bestemming maakt het bedrijfsmatige gebruik van de molens mogelijk. Het bedrijfsmatige gebruik is gericht op productie, opslag en detailhandel. Daarbij horende voorzieningen, waaronder groen-, speel- en verkeersvoorzieningen zijn toegestaan om zo een optimaal gebruik te garanderen. Via de specifieke gebruiksregels zijn bepaalde functies uitgesloten, waaronder verblijfsrecreatie en wonen. Zo blijft de hoofdfunctie en het specifieke karakter van de molens gehandhaafd. Voor een optimaal functioneren van de molen is rond de molens een 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduid. De bijhorende (bouw)regeling op onderliggende bestemmingen zorgt ervoor dat de molens voldoende wind krijgen. De bestaande bebouwing van de molens is het belangrijkste uitgangspunt voor de bouwregels bij deze bestemming. Vanwege het historische karakter is het behoud van de bestaande bebouwing via de bouwregels mogelijk gemaakt. Bij de molens kunnen overige bouwwerken worden gebouwd, zoals masten en erfafscheidingen. Deze worden mogelijk gemaakt in deze bestemming. Binnen het plangebied zijn 6 molens opgenomen. Allen voorzien van de voornoemde bestemming en tevens een beperkende regeling voor de bijbehorende molenbiotoop:

1. De Arend in Coevorden; 2. De Hoop in Sleen; 3. Alberdina in Noord-Sleen; 4. De Bente in Dalen; 5. Jan Pol in Dalen; 6. Jantina Helling in Aalden. 7. De Hoop in Wachtum

6.5.2.9 Artikel 11 Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming geldt voor nutsvoorzieningen zoals een transformatorstation. Alle bestaande nutsvoorzieningen zijn in deze bestemming vastgelegd. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouw- en gebruiksregeling is vrij beperkt, omdat deze objecten een specifieke functie hebben en er bijvoorbeeld geen noodzaak voor een bedrijfswoning is. Binnen het plangebied liggen drie van dergelijke elektriciteitsvoorzieningen:

1. In Coevorden, naast de voormalige aardappelmeelfabriek aan de Gramsbergerstraat; 2. In Coevorden, aan de Krimweg; 3. In Dalen, bij de molen De Bente.

6.5.2.10 Artikel 12 Bedrijf - Opslag

Het betreft hier het vastleggen van bestaande situaties. Ter plaatse is slechts bedrijfsmatige opslag toegestaan. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Er is geen woning toegestaan. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen het bestemmingsvlak worden opgericht. Concreet betreft het een bedrijfsmatige opslag aan de zuidkant van Dalerpeel en het gebouw van de agrarische werktuigen vereniging bij de sporthal in Oosterhesselen.

6.5.2.11 Artikel 13 Bedrijf - RWZI

Het betreft de voormalige rioolwaterzuivering in Schoonoord. Deze is inmiddels gesloten, maar de bestemming blijft voorlopig gehandhaafd. Een nieuw gebruik is momenteel nog niet voorzien. Een eventuele nieuwe bestemming zal in alle gevallen maatwerk zijn. Gebouwen ten behoeve van de RWZI moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Deze locatie is beperkt in de gebruiksmogelijkheden om te voorkomen dat ter plaatse bijvoorbeeld een willekeurig bedrijf wordt gevestigd. De wenselijkheid daarvan zal per geval afgewogen worden door de gemeente.

6.5.2.12 Artikel 14 Bedrijf - Steunpunt Rijkswaterstaat

Het betreft hier het vastleggen van de bestaande situatie. Er is een specifieke bestemming toegekend, omdat een eventuele wijziging van de bestemming maatwerk zal zijn. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.

6.5.2.13 Artikel 15 Bedrijf - Verkoop motorbrandstoffen

Betreft het vastleggen van de bestaande situaties. De in het plangebied aanwezige tankstations zijn bestemd als ‘Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen’. Deze tankstations verkopen geen lpg. In de afgelopen planperiode zijn de laatste lpg-installaties en verkooppunten gesaneerd. Eventuele bestemmingen en zoneringen bij die locaties komen met dit bestemmingsplan dan ook te vervallen. In verband met een buiten het plangebied gelegen verkooppunt van lpg kent het bestemmingsplan daarentegen wel de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone – lpg’. Hiervoor gelden beperkte gebruiks- en bouwmogelijkheden met betrekking tot (beperkt) kwetsbare objecten. De volgende verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn opgenomen in het plan:

1. Tankstation / Europagarage aan de Europaweg in Coevorden; 2. Tankstation aan de Stationsstraat in Coevorden; 3. Tankstation aan de Burgemeester Fonteinstraat nabij de N34 (hotellocatie); 4. Tankstation aan de Oosterlangen in Erm.

6.5.2.14 Artikel 16 Bos

Op diverse plekken in het plangebied is bebossing aanwezig die de bestemming 'Bos' heeft. Naast bebossing is de bestemming mede bedoeld voor onder meer (extensief) recreatief medegebruik. In dat kader zijn bijvoorbeeld ook de daarbij behorende paden en speelvoorzieningen toegestaan binnen de bestemming. Om het bos zo veel mogelijk te behouden zijn gebouwen niet toegestaan. Overige bouwwerken, zoals palen en masten en hekwerken, zijn wel mogelijk. Deze kunnen van belang zijn voor de veiligheid van de gebruikers van het bos. Ter bescherming van de bebossing is een vergunningenstelsel opgenomen voor werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Bepaalde werken en werkzaamheden zijn mogelijk na

153 verlening van een omgevingsvergunning, mits voldaan wordt aan de opgenomen toetsingscriteria. Reguliere (onderhouds-) werkzaamheden zijn hiervan uitgezonderd.

6.5.2.15 Artikel 17 Centrum

De bestemming ‘Centrum’ is een meer gecombineerde functie. Het betreft centrumvoorzieningen, waaronder detailhandel, horeca en bedrijven in de categorie 1 en 2. Deze functies zijn binnen de regels mogelijk. Uitwisseling tussen deze functies is niet altijd wenselijk, mede in verband met milieuaspecten, verkeer en parkeren. Die functies zijn dan specifiek aangeduid. Voorbeelden hiervan zijn de aanduidingen 'horeca', 'supermarkt' en 'verkooppunt motorbrandstoffen'. Bij de hoofdfunctie behorende functies die van belang zijn voor de centrumvoorzieningen zijn binnen de bestemming toegestaan. Bijvoorbeeld verkeers- en verblijfsruimten. Daarnaast zijn sociaal -medische, sociaal-culturele en bestuurlijke voorzieningen rechtstreeks toegestaan binnen de bestemming ‘Centrum’. Het bouwen van gebouwen mag binnen het opgenomen bouwvlak. Het bouwvlak varieert in omvang. Dit is mede ingegeven door de aanwezige milieuruimte. Een maximum bebouwingspercentage is binnen de ruimere bouwvlakken opgenomen, om zo voldoende ruimte vrij te houden voor bijvoorbeeld het parkeren en groen. Voor de centrumvoorzieningen nodige overige bouwwerken zijn ook toegestaan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om vlaggenmasten, maar ook kunstwerken.

6.5.2.16 Artikel 18 Cultuur en Ontspanning

Deze bestemming heeft betrekking op diverse objecten voor cultuur en ontspanning binnen de gemeente. Gebruik in de vorm van een museum, sauna, discotheek en wonen zijn specifiek aangeduid op de diverse locaties. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de bestemming te wijzigen in ‘Gemengd’ of ‘Maatschappelijk’.

6.5.2.17 Artikel 19 Detailhandel

Deze bestemming betreft uitsluitend detailhandel met een groot bruto vloeroppervlak. Wat moet worden verstaan onder detailhandel is omschreven in de begripsbepalingen in artikel 1.48 van de regels: “het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Met uitzondering van de opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk.” In de regels is bepaald dat het vloeroppervlak minimaal 500 m2 b.v.o. moet bedragen om te kunnen spreken van een echte detailhandelsfunctie. Kleinere detailhandelsfuncties vallen onder de regelingen voor ‘Centrum’ of ‘Gemengd’. Binnen deze bestemming zijn naast detailhandel ook kantoren en dienstverlenende bedrijven toegestaan. Omdat de bestemming ‘Detailhandel’ is, wordt het gebruik van kantoren, dienstverlenende bedrijven beperkt gehouden. Het maximaal toegestane aantal is twee dienstverlenende bedrijven, of twee kantoren of van beide functies één, waarbij het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak maximaal 250 m2 b.v.o. bedraagt. Hiermee blijft de omvang van deze kantoorfuncties in ieder geval fysiek gezien ondergeschikt aan de detailhandel. Wonen is uitsluitend toegestaan op de verdieping en in situaties waar het wonen al is toegestaan (via een specifieke functieaanduiding). Nieuwe woonfuncties binnen detailhandel zijn niet wenselijk. Binnen de bouwregels zijn verder normen gesteld voor de gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten en oppervlak.

6.5.2.18 Artikel 20 Gemengd

Een groot deel van de bebouwing in het centrum is bestemd als ‘Gemengd’ in verband met de diversiteit aan aanwezige functies, zoals wonen, kantoren, detailhandel, bedrijven, overheidsinstellingen en sociaal-culturele voorzieningen. In principe zijn de functies binnen deze bestemming onderling uitwisselbaar, mits er geen negatief effect optreedt voor de directe omgeving. Uitzonderingen hierop zijn de vestiging van horecabedrijven, detailhandel en woonfuncties. Horecabedrijven mogen slechts worden gevestigd in de gebieden die zijn voorzien van de aanduiding ‘Horeca’. Voor detailhandel is een aanduiding opgenomen voor die locaties waar geen detailhandel is toegestaan (‘-detailhandel’). Voor wonen geldt dat wonen is toegestaan voor zover het bestemmingsvlak is aangeduid als ‘Wonen’ of een specifieke aanduiding ‘wonen toegestaan’ heeft. Hierbij is een uitzondering gemaakt voor het kernwinkelgebied. In het kernwinkelgebied is bewoning van de begane grond uitgesloten en worden er uitsluitend bovenwoningen toegestaan. Deze percelen in het kernwinkelgebied zijn voorzien van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bovenwoningen’. Ten aanzien van bedrijvigheid worden eisen gesteld aan de aard en de omvang ervan. Deze moeten passen in de woonomgeving. Dit houdt in elk geval in dat uitsluitend bedrijven mogen worden gevestigd die vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijven. Op grond van de algemene jurisprudentie zijn ook daarmee gelijk te stellen bedrijven of bedrijvigheid toelaatbaar.

6.5.2.19 Artikel 21 Groen

Het betreft hier specifieke groenplekken die je als groen wil behouden en waar een behorende planologische regeling voor bescherming van het groen gewenst is. De grotere groenstructuren in het plangebied hebben de bestemming 'Groen', vanwege het ruimtelijk en/of functionele belang ervan. De bestemming is gericht op het behoud van die groenstructuur. Binnen de bestemming zijn ook waterpartijen, wegen en paden mogelijk. Wanneer specifieke functies aanwezig zijn dan zijn deze aangeduid en voorzien van een eigen (bouw) regeling, zoals volkstuin, ijsbaan, evenemententerrein, terras en parkeerterreinen. Er zijn alleen overige bouwwerken toegestaan, zoals speelvoorzieningen en kunstobjecten. Onder de overige bouwwerken vallen ook hekwerken, die nodig kunnen zijn voor de veiligheid van de gebruikers van het groen. Er is binnen deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming “Groen” ter plaatse van het aangeduide “wijzigingsgebied citadelpunt” te wijzigen in “Centrum” voor de realisatie van enkele woningen en maximaal 1400m2 bvo commerciële ruimte, alsmede een afwijkende goot- en bouwhoogte.

6.5.2.20 Artikel 22 Groen - Brink

Deze specifiek bestemming voor groen dient voor het behoud en herstel van de kenmerkende driehoekige structuur van de brink. Dit staat hier voorop, mede in relatie tot de omliggende karakteristieke bebouwing en aanwezige cultuurhistorische waarden. Ter plaatse van de aanduiding “evenemententerrein” is eveneens gebruik als evenemententerrein toegestaan. Op gronden met deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.5.2.21 Artikel 23 Groen - stadspark

Deze specifieke bestemming voor de bestaande groen- en bijhorende voorzieningen is opgenomen voor het stadspark Coevorden, het Van Heutszpark. Het betreft hier het noordelijke gedeelte van het beschermd stadsgezicht Coevorden. Binnen deze bestemming zijn specifieke functies, zoals evenemententerrein en park, als zodanig aangeduid. Daarnaast zijn de te handhaven waardevolle elementen, zoals waardevolle beplanting en open ruimte, beschermd met een specifieke regeling. Ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de gronden tevens bestemd voor de handhaving en versterking van cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande situatie.

6.5.2.22 Artikel 24 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' is bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen en is daarom gelegd op bijvoorbeeld scholen, kerken, bibliotheek, medische voorzieningen, musea en

154 vergelijkbare openbare voorzieningen. Niet tot deze bestemming behoren de begraafplaatsen, bijzondere (zorg)woonvormen en kinderboerderijen. Bij deze voorzieningen kunnen ook andere functies aanwezig zijn, zoals een peuterspeelzaal. Deze functies vallen onder maatschappelijke en openbare voorzieningen en zijn daarom mogelijk binnen de bestemming. Voor een goed functioneren van de maatschappelijke voorzieningen zijn naast de hoofdfunctie ook bijbehorende paden, parkeervoorzieningen, speeltoestellen en dergelijke nodig. De bebouwing moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. Op deze manier blijft het bestaande ruimtelijke beeld behouden. Naast hoofdgebouwen zijn ook bijbehorende en overige bouwwerken toegestaan.

6.5.2.23 Artikel 25 Maatschappelijk - Begraafplaats

De bestaande begraafplaatsen en de daarbij horende functies, zoals parkeervoorzieningen, vallen onder de specifieke regeling van de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats'. Ook de op de begraafplaats aanwezige en bijbehorende andere functies als paden en nutsvoorzieningen zijn in de bestemming toegestaan. Binnen het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan. De voorheen geldende regeling is als uitgangspunt genomen.

6.5.2.24 Artikel 26 Maatschappelijk - Bijzondere woonvorm

De bestemming ‘Maatschappelijk-Bijzondere woonvorm’ is opgenomen voor de kleinschalige woonzorg-voorziening De Schutse in Coevorden. Een bijzondere woonvorm is een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven. Binnen de bestemming is het aantal wooneenheden begrensd en zijn bijbehorende zorgfuncties en -voorzieningen mogelijk. Er is gekozen voor een specifieke bestemming, omdat het niet wenselijk is dat deze locatie kan worden ingevuld met iedere andere maatschappelijke functie. De regeling in voorliggende bestemmingsplan is overgenomen uit het postzegelbestemmingsplan uit 2010 voor dit ‘woon-zorgcomplex’, bestemmingsplan ‘Coevorden Woongebieden - Kleinschalige woonvoorziening De Schutse’

6.5.2.25 Artikel 27 Maatschappelijk - Zorgboerderij

Deze specifieke regeling geldt voor de bestaande zorgboerderij in Wachtum. Een zorgboerderij wordt gedefinieerd als: “Een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd met agrarische of natuurbeherende activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de activiteiten. Om andere vormen van maatschappelijke functies te beperken is een specifieke gebruiksregeling opgenomen. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.

6.5.2.26 Artikel 28 Natuur

De bestaande natuurgebieden hebben de bestemming 'Natuur' gekregen. Het gaat dan om de gebieden die nu al als natuurgebied zijn ingericht. Doelstelling voor deze gebieden is tevens de opbouw, het behoud en herstel van aan de gronden eigen landschappelijke, ecologische en natuurlijke waarden. Behalve de aanwezige bebouwing mag er op deze gronden niet worden gebouwd. Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden is een vergunningenstelsel opgenomen vereist. Omgevingsvergunning kan pas worden verleend als voldaan wordt aan de opgenomen voorwaarden. Deze kwalitatieve voorwaarden dienen de opbouw, het behoud en herstel van de aanwezige waarden.

6.5.2.27 Artikel 29 Recreatie - Dagrecreatie

Deze bestemming is toegekend aan het strandje bij de Klinkenvlierse plas in Coevorden. Er geldt een beperkte bouw- en gebruiksregeling. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

6.5.2.28 Artikel 30 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Deze bestemming is toegekend aan de campings en grotere recreatiebedrijven / verblijfsaccommodaties. Binnen de bestemming zijn functies zoals een kampeerboerderij, groepsaccommodatie, verblijfs- en dagrecreatie en kampeerterrein toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal” staat op de verbeelding aangegeven hoeveel kampeermiddelen, stacaravans of hotelkamerhuisjes mogen worden geplaatst en worden gebruikt. Uitsluitend de bestaande appartementen, chalets, recreatiewoningen en bungalows, alsmede eventuele bedrijfsgebouwen, zoals receptie, opslag en kantine, zijn toegestaan. Het totaal oppervlak aan gebouwen mag niet worden uitgebreid.

6.5.2.29 Artikel 31 Sport

Het betreft hier de bestaande (buiten)sportaccommodaties, inclusief de sporthallen. Deze hebben de bestemming 'Sport' gekregen. De bestemming maakt dan ook de uitoefening van sport- en speelactiviteiten met de daarbij horende bebouwing en voorzieningen mogelijk. Daarnaast zijn bijbehorende functies als groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen bij recht toegestaan binnen de bestemming. De daarbij horende bebouwing in de vorm van gebouwen, zoals kantines, kleedruimten en dergelijke zijn in de regels mogelijk gemaakt. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Overige bouwwerken, waaronder lichtmasten, ballenvangers, goals, hekwerken en dergelijke, die nodig of wenselijk zijn voor een goed functioneren van de sportvoorzieningen moeten binnen de bestemming liggen.

6.5.2.30 Artikel 32 Sport - Manege

Maneges zijn specifieke sportvoorzieningen. De bestaande maneges hebben de bestemming “Sport - Manege” gekregen. Binnen deze bestemming wordt de manege met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen geregeld. Er is ten hoogste één bedrijfswoning mogelijk. De goot- en bouwhoogte van de rijhallen en bedrijfsgebouwen bedragen respectievelijk maximaal 4,50 meter en 8 meter. Binnen de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een grotere goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6,00 meter en 10,50 meter. Zowel voor de rijhal als voor bijbehorende bedrijfsgebouwen.

6.5.2.31 Artikel 33 Tuin

Omgevingsrecht (Bor). Het doel voor deze gronden is de cultuurhistorische en landschappelijke waarden te behouden dan wel te versterken. Dat houdt in dat hier geen gebouwen gebouwd mogen worden, ook geen vergunningsvrije bouwwerken. Bijgebouwen bij een woning mogen hier dus niet gebouwd worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel (beperkt) toegestaan. Deze specifieke ‘tuinen’ komen voor in specifieke deelgebieden: rond de twee binnenhavens in Coevorden (Bogas-terrein), aan de Almaatsweg in Benneveld (ruimte voor ruimte kavel), in Meppen (conform het eerdere postzegelplan), bij de modeltuin in Oud Aalden en in Wezup (conform het eerdere postzegelplan).

155 6.5.2.32 Artikel 34 Verkeer

De bestemming “Verkeer” is toegekend aan alle hoofdwegen en belangrijke wegen en straten. Het betreft hier zowel wegen met een ontsluitingsfunctie als woonstraten, die naast de verkeersfunctie ook een nadrukkelijke verblijfsfunctie hebben. De woonstraten in de planmatige woonbuurten zijn opgenomen binnen de bestemming 'Woongebied'. De bestemming 'Verkeer' is gericht op het behoud van de bestaande en de aanleg van nieuwe wegen, woonstraten en de functies die daarbij horen. Het gaat dan bijvoorbeeld om parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen. In sommige situaties is kleine grenscorrectie doorgevoerd, bijvoorbeeld als gevolg van de uitbreiding van een groenstrook naast een weg of de feitelijke situatie. Om die reden zijn ook andere functies mogelijk binnen deze bestemming. Voor de verkeersveiligheid kan het nodig zijn om langs straten bijvoorbeeld hekwerken en/of verlichtingsmasten te plaatsen. Deze en andere overige bouwwerken zijn daarom mogelijk gemaakt in de regels. De afmetingen zijn gebaseerd op de bestaande situatieen regelingen.

6.5.2.33 Artikel 35 Verkeer - Railverkeer

De bestaande spoorlijn is bestemd als ‘Verkeer – Railverkeer’. Binnen deze bestemming vallen ook de treinstations in Coevorden en Dalen met de bijbehorende voorzieningen. Deze gronden zijn bedoeld voor spoorwegverbindingen en de daarbij horende voorziening. Daaronder begrepen de treinstations, maar ook viaducten, spoorwegovergangen en groenvoorzieningen.

6.5.2.34 Artikel 36 Water

De belangrijkste (hoofd)watergangen, grachten, vijvers en andere waterpartijen hebben de bestemming “Water” gekregen. Naast waterhuishoudkundige voorzieningen zijn hier ook werken zoals bruggen, groenvoorzieningen en openbare ruimte toegestaan. Over en langs de watergangen zijn bouwwerken aanwezig, bijvoorbeeld bruggen, duikers en gemaaltjes. Deze zijn onder meer van belang voor het behoud van een goede waterhuishoudkundige situatie. Ter plaatse van de functieaanduiding “ligplaats” is maximaal het aantal woonboten toegestaan zoals dat op de verbeelding is aangegeven.

6.5.2.35 Artikel 37 Wonen

De hoofdfunctie van het oudere deel van het woningbestand in het plangebied heeft de bestemming “Wonen” gekregen. Bij deze woonpercelen is sprake van meer individuele woonpercelen. Het ruimtelijke beeld hiervan is van belang voor de hoofdstructuur in het plangebied. De bestemming maakt de woonfunctie mogelijk en richt zich daarbij op grondgebonden woningen. Daarbij gaat het om vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen. Wanneer speciale woonfuncties of aan het wonen gekoppelde functies aan de orde zijn, is hiervoor een specifieke regeling opgenomen die gekoppeld is aan een aanduiding. Bij de woningen horende functies worden ook mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. Daarbij gaat het onder meer om parkeren, tuinen en erven. Voor de aanpassing van percelen, bijvoorbeeld ten behoeve van een herstructurering van het openbare gebied, biedt het bestemmingsplan flexibiliteit. Hiervoor zijn binnen de bestemming ‘Wonen’ bijvoorbeeld wegen, parkeervoorzieningen en water ook mogelijk gemaakt. De woningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, om het bestaande ruimtelijke beeld te kunnen handhaven. Daarnaast zijn bijbehorende en overige bouwwerken toegestaan. De afmeting van de woningen is in de regels opgenomen. Hierdoor is voor alle woningen dezelfde regeling van toepassing. Deze zijn gebaseerd op de bestaande situaties. De bestemming kent regels voor het (met een omgevingsvergunning) afwijken van de bouwregels. Onder andere voor het bouwen buiten het bouwvlak en afwijken van de maximaal toegestane hoogtes. Voor enkele hele specifieke locaties gelden ook specifieke regels. Deze volgen uit de bestaande regelingen en de specifieke kenmerken van de bebouwing en/of omgeving:

1. een schuurwoning; 2. een dorpswoning; 3. de bestaande bebouwing aan de Dorpsstraat 2 (Noord-Sleen); 4. de locatie van de voormalige Parkschool (Coevorden); 5. de locatie Aalderstraat 1 in Aalden.

Ter plaatse van specifiek aangeduide gebieden/percelen kunnen tevens eisen worden gesteld aan beeldkwaliteit, inpassing of stedenbouwkundige randvoorwaarden. In voorkomende gevallen zijn daarvoor stedenbouwkundige en/of beeldkwaliteitsplannen opgenomen in de regels.

6.5.2.36 Artikel 38 Wonen - Markeweg 1, Noord-Sleen

Voor de invulling van de vrijkomende locatie Markeweg 1 in Noord-Sleen is een specifieke regeling opgenomen op basis waarvan maximaal 3 woningen binnen het bouwvlak mogen worden gerealiseerd. Voor het overige sluit de regeling aan bij de bestemming ‘Wonen’. Voor de invulling van dit terrein zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld, die deel uitmaken van de regels.

6.5.2.37 Artikel 39 Woongebied

De overige woningen in het plangebied vallen onder de bestemming “Woongebied”. Deze gebiedsgerichte bestemming heeft betrekking op de delen van het plangebied die in hoofdzaak bestaan uit woningen. Het zijn vaak woningen die projectmatig gerealiseerd zijn in grotere woonwijken of -buurten. De woningen zijn meer uniform in hoofdvorm. Dit kan met meer algemene regels worden geregeld. Behoudens de diverse voorkomende vormen van woningbouw zijn hierin enkele in het woongebied passende bedrijfsactiviteiten ondergebracht, zoals aan huis gebonden beroepen of bedrijven, alsmede verkeers- en verblijfsvoorzieningen. Deze bestemming kent een veelzijdigheid aan toegestane functies die bij een woongebied horen. Daarbij gaat het om onder meer straten, paden, groen, water en dergelijke. Wanneer sprake is van afwijkende woonfuncties of aan het wonen gekoppelde functies, dan is hiervoor een specifieke regeling opgenomen. Deze is (vaak) gekoppeld aan een aanduiding. Voor de woningen is geen bouwvlak opgenomen, om zo flexibiliteit in de situering ervan te creëren. Naast woningen zijn bijbehorende en overige bouwwerken toegestaan. De afmetingen van de bebouwing zijn in de regels opgenomen. Hiermee geldt een algemene regeling voor alle gebouwen in deze bestemming. Dit geeft de nodige flexibiliteit. Op een enkele plaats is sprake van een afwijkende bouwregeling, hiervoor is dan een aanduiding opgenomen. Deze zijn gebaseerd op de bestaande situatie en de reeds geldende regeling en het Besluit omgevingsrecht. In een enkel geval is sprake van mogelijke nieuwbouw, daarbij is het maximum aantal te bouwen woningen opgenomen in de verbeelding. De bestemming kent regels voor het (met een omgevingsvergunning) afwijken van de gebruiksregels. Onder meer voor de mogelijkheden voor bewoning van bijbehorende bouwwerken in relatie tot mantelzorg. Bij de verlening van een dergelijke omgevingsvergunning moet voldaan worden aan de bij de afwijkingsregels opgenomen voorwaarden.

6.5.2.38 Artikel 40 Woongebied - Molenakkers II

Het plandeel bekend als Molenakkers II kent in aanvulling op de bestemming ‘Woongebied’ een specifieke bebouwings- en gebruiksregeling. Dit is afwijking van andere woongebieden. Hieraan ten grondslag ligt het specifieke stedenbouwkundige plan voor dit woongebied. Bij de totstandkoming van dit woningbouwplan is gebleken dat de aanwezige omgevingswaarden gerespecteerd moeten worden. Dit vraagt om een specifiek stedenbouwkundig en landschappelijk ontwerp. In overleg met onder andere de provincie is een aantal voorwaarden aan deze ontwikkeling gekoppeld. Het ontwerp is voorzien van een inspirerend en duurzaam

156 inrichtingsplan dat uitgaat van de archeologische betekenis van de plek en de landschappelijke context. Het verhaal van de locatie komt tot uiting in het ontwerp en het inrichtingsplan. Hierbij zijn alle omgevingsaspecten betrokken: de (private) woningbouw, inrichting van de onbebouwde (publieke) ruimte, de archeologisch waardevolle aspecten en de waterkwaliteit, waaronder de visvijver (en mogelijke pingoruïne) de Bongerd. De woningbouw is geclusterd en alleen aan de randen van het archeologisch waardevolle gebied toegestaan. Het te bebouwen oppervlak is begrensd tot ca. 1-2 hectare. De inrichting vindt plaats conform het ontwerp- en inrichtingsplan, zoals dit is verwoord in het beeldkwaliteitsplan. Voor dit plandeel gelden derhalve onder meer een geringere bouw- en goothoogte en andere bouwregels om een betere aansluiting te realiseren bij de bestaande omgeving. Door middel van het aan de regels gekoppelde beeldkwaliteitsplan wordt via de regels een specifieke beeldkwaliteit nagestreefd. Ook is het gebruik van het woongebied – Molenakkers II nader beperkt via de regels om bijvoorbeeld verstoring door bedrijfsmatige activiteiten beheersbaar te houden. Voor het overige worden de regels van de bestemming ‘Woongebied’ overeenkomstig toegepast.

6.5.2.39 Artikel 41-42 Leidingen

De aanwezige leidingen, inclusief de bijhorende belemmeringenstroken, zijn in de verbeelding opgenomen en met een regeling beschermd, gekoppeld aan de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ of 'Leiding – Hoogspanning'. Voor de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ geldt ter plaatse van de gehele belemmeringenstrook een vergunningplicht voor ingrepen in de bodem. In principe mag er alleen na toestemming van de leiding beheerder in de grond gewerkt worden. Er zijn geen gebouwen toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden beperkte bouwmogelijkheden. Voor de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' geldt dat hoogspanningsmasten niet hoger mogen zijn dan 65 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 3 meter. Voor werken en werkzaamheden in de grond geldt een minder strikt regiem dan bij de gasleidingen, maar ook hier is advisering door de leidingbeheerder voorwaarde voor vergunningverlening.

6.5.2.40 Artikel 43-47 Waarde - Archeologie

Deze verschillende gebieden met bijbehorende vergunningenstelsels zijn in dit bestemmingsplan opgenomen. Met verschillende dubbelbestemmingen zijn de afzonderlijke gebieden op de verbeelding weergegeven. De dubbelbestemmingen liggen ook op bebouwde percelen of bouwvlakken. Het kan dus mogelijk zijn dat bouwrechten die 'bij recht' in het bestemmingsplan zijn opgenomen pas kunnen worden gebruikt als er eerst een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en/of een vergunning is verleend voor het verstoren van de bodem. Uit het onderzoek kan bijvoorbeeld komen dat de bodem al verstoord is en er geen vondsten te verwachten zijn of dat er wel vondsten (te verwachten) zijn en hoe hiermee moet worden omgegaan (bv behoud in situ of opgraven). Hier zijn immers mogelijk ook nog niet (diep) verstoorde gebieden aanwezig en dus archeologische vondsten mogelijk. In de dubbelbestemmingen worden regels gesteld waaraan voldaan moet worden indien de grond geroerd zal worden. Er zijn meerdere dubbelbestemmingen opgenomen omdat er verschillende te verwachte archeologische waarden zijn en daardoor zijn ook verschillende beschermingsregimes nodig. De op de beleidskaart weergegeven gebieden zijn als volgt bestemd (beginnend met het strengste regiem):

Gebied volgens beleidskaart Onderzoeksplicht Toegekende dubbelbestemming

Wettelijk beschermde alle bodemingrepen. Vergunning van de 'Waarde - Archeologie 1' monumenten Rijksdienst vereist

AMK-terreinen in alle bodemingrepen. 'Waarde - Archeologie 2' natuurgebieden

AMK-terreinen met agrarisch bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder 'Waarde - Archeologie 3' gebruik maaiveld

ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 historische kernen 'Waarde - Archeologie 4' centimeter onder maaiveld gebieden met archeologische ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 30 'Waarde - archeologische verwachtingswaarde centimeter onder maaiveld verwachtingswaarde'

Gelijk aan de bestemming van het Gelijk aan het gebied waar de bufferzone bufferzones gebied waar de bufferzone omheen omheen ligt ligt

Gelijk aan de onderzoeksplicht die voor dat Èén van de bestemmingen uit de gebieden van provinciaal belang gebied geldt (provinciaal belang kan alle voorgaande rijen uit deze tabel die onderzoeksgebieden omvatten) voor dat gebied geldt modern bebouwd gebied Geen Geen

6.5.2.41 Artikel 48-51 Beschermde stads- en dorpsgezichten

Het betreft de gebied van de beschermde dorpsgezichten van Benneveld, Gees en Oud Aalden, alsmede het beschermde stadsgezicht van Coevorden.

Beschermd dorpsgezicht Benneveld, Gees en Oud Aalden Als uitgangspunt en doelstelling is aangesloten op het vigerende bestemmingsplan Oud-Aalden. Deze doelstellingen vormen de basis voor de inhoud van de regeling van de dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ in deze artikelen. In de regels worden, aanvullend op de overige bestemmingsregels, de te beschermen waarden nader tot uitdrukking gebracht. In de bestemmingsomschrijving van deze artikelen is opgenomen dat de gronden tevens zijn bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen natuurwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarde, zoals verwoord in het aanwijzingsbesluit voor het betreffende beschermde dorpsgezicht. Verder is voor een aantal werken en werkzaamheden een omgevingsvergunningsplicht gesteld. Deze regeling komt materieel overeen met het aanlegvergunningenstelsel van het voorheen geldende bestemmingsplan voor deze drie dorpsgezichten en is geheel in lijn met het aanwijzingsbesluit en de gestelde doelen. In de regels is daarom ook een directe relatie gelegd met het betreffende aanwijzingsbesluiten, welke als bijlage bij de regels zijn gevoegd.

Beschermd stadsgezicht Coevorden Als uitgangspunt en doelstelling is aangesloten op het vigerende bestemmingsplan, Deze doelstellingen vormen de basis voor de inhoud van de regeling van de dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ in artikel 56. In dit artikel worden, aanvullend op de overige bestemmingsregelingen, de te beschermen waarden binnen het beschermde gebied nader tot uitdrukking

157 gebracht. Een en ander met concreet opgenomen waarden en kwaliteiten in de regels. In de bestemmingsomschrijving van deze artikelen is opgenomen dat de gronden tevens zijn bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen cultuurhistorische, stedenbouwkundige en situationele waarden, zoals verwoord in het aanwijzingsbesluit voor het betreffende beschermde dorpsgezicht. Hierbij gaat de regeling verder doordat opgenomen is dat de doeleinden van natuurlijke en cultuurhistorische waarden worden nagestreefd door het behouden en herstellen van de historisch-ruimtelijke karakteristieke structuur met bebouwing en open ruimten. Daarnaast is voor het beschermen van landschappelijke en cultuurhistorische waarden een aanvullende dubbelbestemming opgenomen; ‘Waarde – Cultuurhistorie’. Voor deze dubbelbestemming geldt dat naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen de gronden tevens zijn bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van cultuurhistorische, stedenbouwkundige en situationele waarden, zoals die zijn verwoord in het aanwijzingsbesluit met betrekking tot het beschermd stadsgezicht Coevorden Centrum Noord. Verder is voor een aantal werken en werkzaamheden een omgevingsvergunningsplicht gesteld. Deze regeling komt materieel overeen met het aanlegvergunningenstelsel van het voorheen geldende bestemmingsplan voor deze gebieden en is geheel in lijn met het aanwijzingsbesluit en de gestelde doelen. In de regels is daarom ook een directe relatie gelegd met het betreffende aanwijzingsbesluit, welke als bijlage bij de regels zijn gevoegd.

6.5.2.42 Artikel 52 Waarde - cultuurhistorie

Op een deel van de gronden in het plangebied ligt de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie". Deze bestemming is bedoeld om de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden te behouden en/of versterken. Primair is het een beschermingsregeling. Binnen deze dubbelbestemming wordt bebouwing niet uitgesloten. De mogelijkheden die passen binnen de onderliggende bestemmingen zijn richtinggevend voor bebouwing. De voorwaarden die in de dubbelbestemming zijn opgenomen zijn in alle gevallen van toepassing voor het bouwen. Bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zijn toegestaan, maar hiervoor is wel een omgevingsvergunning nodig. Deze is gebonden aan voorwaarden, waaraan voldaan moet worden voordat de vergunning verleend kan worden. Bepaalde werken en werkzaamheden zijn hiervan uitgezonderd, bijvoorbeeld het reguliere onderhoud en beheer. Andere ingrepen zijn uitgesloten als gevolg van de te beschermen cultuurhistorische waarden. Het onderliggende onderzoek naar de cultuurhistorische waarden in deze gebieden is gekoppeld als bijlage bij de toelichting. Dit onderzoek dient te worden gebruikt bij het motiveren van de vereiste vergunningen en andere ruimtelijke ingrepen.

6.5.2.43 Artikel 53 Waarde - Karakteristiek object

De dubbelbestemming ‘Waarde – karakteristiek object’ kan betrekking hebben op gebouwen en bouwwerken, maar ook op bijzondere elementen met een cultuurhistorische waarde, zoals bijvoorbeeld een begraafplaats, markesteen of meerpaal. Voor de bijzondere elementen en sommige bouwwerken geldt dat deze niet alleen tegen het slopen moeten worden beschermd, maar ook tegen ongewenste bodemingrepen. In het plan wordt daarom onderscheid gemaakt tussen deze twee categorieën van karakteristieke objecten:

1. Karakteristieke gebouwen en bouwwerken; 2. Bijzondere elementen en bouwwerken.

Voor beide categorieën gelden aparte regels, waarbij een verbodsregeling voor bodemingrepen met name geldt voor bruggen, begraafplaatsen en markestenen. Voor gebouwen en bouwwerken met een specifieke aanduiding bouwhistorische kwaliteit (aangeduid met BK op de lijst ‘karakteristieke objecten’ die aan de regels is gekoppeld) geldt een aanvullende verplichting.

Karakteristieke gebouwen en bouwwerken Om de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken te beschermen is een beschermingsregeling in dit bestemmingsplan opgenomen. Op de verbeelding zijn de betreffende objecten aangegeven met de dubbelbestemming 'Waarde – karakteristiek object'. De objecten die bescherming tegen slopen vragen vanuit hun cultuurhistorische waarden zijn in Bijlage 1 Karakteristieke objecten van de regels opgenomen. Het (deels) slopen van karakteristieke gebouwen is alleen met een omgevingsvergunning mogelijk. Een omgevingsvergunningaanvraag bestaat onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin wordt omschreven wat het (bouw)plan is en welke consequenties het (bouw)plan heeft voor de karakteristieke waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en vervolgens kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet. Indien voor een karakteristiek object met een bouwhistorische kwaliteit (aangeduid met BK) een verzoek om te slopen wordt gedaan, is de aanvrager aanvullend verplicht om bij de aanvraag een bouwhistorisch onderzoek te voegen. Mede op basis van de resultaten van dit onderzoek, kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet. Met een bouwhistorisch onderzoek worden het gebouw en de sporen van de bouwgeschiedenis onderzocht en gedocumenteerd.

Bijzondere elementen en bouwwerken Naast gebouwen kunnen ook bepaalde elementen en bouwwerken (geen gebouw zijnde) waardevol zijn vanuit cultuurhistorisch perspectief. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om begraafplaatsen en bruggen. Omdat in een aantal gevallen enkel een sloopverbod onvoldoende beschermt, is aanvullend een beschermingsregeling tegen bodemingrepen opgenomen voor deze categorie. Onder bodemingrepen worden verstaan alle werken en werkzaamheden waarvan redelijkerwijs aangenomen kan worden dat ze de cultuurhistorische waarde aantasten. Hiervoor is ook de dubbelbestemming ‘Waarde – karakteristiek object’ in het bestemmingsplan opgenomen. In de inventarisatielijst is opgenomen welke objecten als karakteristiek gebied of bouwwerk worden beschermd tegen bodemingrepen, door een 'BI' in de kolom 'Bodemingrepen'. Dit overzicht is als bijlage bij de regels opgenomen. Het slopen wordt gereguleerd via dezelfde regeling als bij gebouwen en bouwwerken. Met een verwijzing naar Bijlage 1 worden voor de karakteristieke gebieden bodemingrepen gereguleerd. Een omgevingsvergunningaanvraag bestaat onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin wordt omschreven wat het plan is en welke consequenties het plan heeft voor de cultuurhistorische waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en vervolgens kan het college van burgemeester en wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet. Indien voor een karakteristiek object met een bouwhistorische kwaliteit (aangeduid met ‘BK’) een verzoek om te slopen wordt gedaan, is aanvrager aanvullend verplicht om bij de aanvraag een bouwhistorisch onderzoek te voegen. Mede op basis van de resultaten van dit onderzoek, kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet. Met een bouwhistorisch onderzoek worden het gebouw en de sporen van de bouwgeschiedenis onderzocht en gedocumenteerd.

6.5.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat de regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:

• Anti-dubbelteregel; • Algemene bouwregels; • Algemene gebruiksregels; • Algemene aanduidingsregels; • Algemene afwijkingsregels; • Algemene wijzigingsregels; • Overige regels.

6.5.3.1 Artikel 55 Algemene bouwregels

Hierin is geregeld dat de bestaande bouw- en goothoogte bij karakteristieke objecten gehandhaafd moet worden bij eventuele bouwactiviteiten.

6.5.3.2 Artikel 56 Algemene gebruiksregels

Hierin is geregeld wat in ieder geval moet worden verstaan als strijdig gebruik op grond van dit bestemmingsplan. Ter verduidelijking van enkele regels is aanvullend ook voor een aantal

158 gebruiksvormen opgenomen dat deze niet gezien moeren worden als strijdig gebruik.

6.5.3.3 Artikel 57 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel beschrijft de bedoelingen van de diverse aanduidingen op de verbeelding en welke regels daarvoor gelden. Er zijn regels opgenomen voor de volgende aanduidingen:

a. Beeldkwaliteit en inpassing ◦ Hierin is geregeld dat voor de aangeduide gebied een beeldkwaliteitsplan of stedenbouwkundige randvoorwaarden gelden. Deze plannen zijn als bijlage bij de regels gevoegd. b. Geluidszone – industrie ◦ Hierin is geregeld dat rond industrie een geluidszonering van toepassing is. c. Milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied ◦ Hierin is geregeld dat in het aangeduide gebied beperkingen gelden ten aanzien van (mogelijke) vervuilende activiteiten of functies voor het grondwater. Hiermee moet de kwaliteit van het grondwater worden geborgd d. Veiligheidszones voor bedrijven en LPG-installaties ◦ Binnen de aangeduide veiligheidszones op de verbeelding gelden extra restrictieve regels voor nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten op basis van de externe veiligheidsnormen. e. Vrijwaringszones voor laagvliegroute en molenbiotopen ◦ Zowel voor de laagvliegroute van defensie als bij molenbiotopen zijn regels ten aanzien van de bouwhoogte aangevuld en verder beperkt. Bij de molenbiotopen is tevens een vergunningenstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de molenbiotoop.

6.5.3.4 Artikel 58 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zin de algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor bijvoorbeeld het bouwen van nutsvoorzieningen, bouwen buiten de bestemmingsgrens als er sprake is van een geringe perceeloverschrijding is en de 10% regeling voor het kunnen afwijken van de bouw- en goothoogte. Tevens zijn er nog andere afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor meer functionele afwijkingen, bijvoorbeeld voor het hergebruiken van zogenaamde VAB-locaties voor een woonfunctie, bedrijf, recreatie of zorgfunctie. Of het aanpassen / herbouwen / verbouwen van bestaande woningen en gebouwen. Hiervoor gelden steeds diverse voorwaarden en zal doorgaans moeten worden voldaan aan ‘een goede ruimtelijke ordening’.

6.5.3.5 Artikel 59 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn de wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Het bestemmingsplan kan gewijzigd worden binnen het aangeduide wijzigingsgebied om de bestemmingen ‘Groen’, ‘Verkeer’ en ‘Centrum’ te wijzigen (in ‘Centrum’) ten behoeve van de realisatie van 16 woningen en nieuw winkelareaal. Hierbij zijn voorwaarden gesteld. Het betreft het gebied ‘Citadelpunt’ in Coevorden. Verder zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor de locaties Aardappelmeelafbriek te Coevorden (wijzigen bestemming Groen in Maatschappelijk en Centrum (in de vorm van kantoor en praktijkruimte) en Dorpsstraat 5 te Gees (wijzigen bestemming Bedrijf in Wonen.

6.5.3.6 Artikel 60 Overige regels

Dit artikel bevat enkele algemeen geldende regels. Het gaat om de relatie tussen bestemmingsplanregels en de bouwverordening en de verplichting om te moeten voldoen aan de geldende parkeernormen van de gemeente Coevorden.

6.5.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:

• Overgangsregeling: ◦ Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is dit in strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven; • Titel: ◦ In deze regel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen worden.

hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op grondexploitatie.

7.1 Economische uitvoerbaarheid

7.1.1 Exploitatie

Het benoemen van de economische uitvoerbaarheid door middel van een cijfermatige weergave is voor onderliggend bestemmingsplan niet te geven en ook niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan is immers in eerste instantie een actualisering van de vigerende bestemmingsplannen zonder dat daar nieuwe ontwikkelingen rechtsreeks mogelijk zijn. De wijzigingsbevoegdheid voor het gebied “Citadelpunt” in Coevorden zal bij de wijzigingsprocedure ook worden beoordeeld op de economische uitvoerbaarheid.

7.1.2 Planschade

In voorkomend geval kan er als gevolg van een bestemmingsplan zogenaamde planschade ontstaan. Hierbij ontstaat er schade voor een partij doordat deze direct of indirect minder (bouw- of gebruiks-)mogelijkheden krijgt dan onder het voorheen geldende bestemmingsplan. Een planschadeclaim ligt altijd op het bordje van de gemeente, omdat deze het plan vaststelt. Bij ontwikkelingen wordt deze vaak via een planschadeovereenkomst op de initiatiefnemer verhaald. Daarvan is in dit bestemmingsplan echter geen sprake. Er worden geen concrete nieuwe ontwikkelingen planologisch geregeld met dit bestemmingsplan. Derde partijen worden door het bestemmingsplan slechts beperkt in hun belangen of mogelijkheden geraakt. Het belangrijkste risico zit in de doorgevoerde deprogrammering van de toekomstige woningbouw. Op een aantal locaties worden rechtstreekse bouwmogelijkheden en ook wijzigingsmogelijkheden voor het bouwen van nieuwe woningen, al dan niet op ‘maagdelijke gronden’, uit het nieuwe bestemmingsplan gehaald. Dit kan tot planschade leiden. De gemeente Coevorden is voor een groot deel eigenaar van de betreffende gronden. Een aantal gronden is echter in privaat eigendom, hieronder begrepen de woningbouwcorporatie. De gemeente is reeds enige tijd in ges[rek met betrokken eigenaren hierover. Ook heeft de gemeente reeds eind 2017 in de Woonvisie 2017-2022 aangekondigd te zullen gaan deprogrammeren. Hierbij zijn de betrokken locatie ook concreet genoemd. Sindsdien is de gemeente het gesprek met betrokkenen aangegaan hierover. Hierbij is onder meer ingegaan op het volledig wegbestemmen, het uitstellen van realisatie en omzetten naar specifieke doelgroepen. Hiermee is het vervallen van de mogelijkheden voor alle betrokkenen voorzienbaar geworden. Daarnaast kunnen eigenaren nog tot aan publicatie van het ontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ hun bouwrechten proberen te verzilveren. Op grond van een concreet bouwplan, passend binnen de programmering.

159 Ter inschatting van de mogelijke planschade kan de gemeente eventueel een planschade-risicoanalyse (laten) uitvoeren. Hiermee kan inzicht worden verkregen in de mogelijke schadeclaims die kunnen ontstaan. Of die er ook daadwerkelijk komen is altijd onzeker. Voor het voorliggende bestemmingsplan is ervoor gekozen om geen risicoanalyse te laten uitvoeren. Het plan is conserverend van karakter en zal beperkt planschade met zich mee brengen.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van de maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het zgn. 3.1.1. Bro toegezonden naar bestuurlijke instanties, waarbij de gelegenheid wordt geboden om een vooroverlegreactie te geven op het plan. Naar aanleiding van het vooroverleg kan er noodzaak zijn het bestemmingsplan aan te passen. In de inspraakprocedure en vervolgens de zienswijzenperiode zal inzicht worden verkregen over de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan ‘Kernen’. Voor de procedure wordt verder verwezen naar paragraaf 8.1 en verder. Het bestemmingsplan betreft echter hoofdzakelijk een actualisering van de reeds bestaande bestemmingsplannen. Op grond van dit conserverende karakter van het bestemmingsplan kan uitgegaan worden van een geringe impact op het maatschappelijke belang. De raad gaat uit van voldoende draagvlak en uitvoeringskracht bij het maatschappelijke veld om te kunnen spreken van een uitvoerbaar plan.

hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Vooroverleg en Inspraak

8.1.1 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijke vooroverleg toegestuurd aan de vooroverlegpartners. In de volgende paragrafen zijn de vooroverlegreacties van de betrokken instanties zakelijk weergegeven voor zover partijen gereageerd hebben. De belangrijkste punten uit de vooroverlegreacties zijn benoemd en van een reactie voorzien. Op grond van artikel 3.1.1 Bro moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan vooroverleg plegen met de betrokken provincie(s), waterschap(pen), Rijksdiensten en - waar nodig - gemeenten die door het bestemmingsplan kunnen worden geraakt in de belangen die deze instanties dienen. Ook andere instanties kunnen in dit vooroverleg betrokken worden als deze een (specifiek) belang dienen. Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ is voor dit vooroverleg toegezonden aan de volgende partijen:

• Provincie Drenthe; • Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe; • Veiligheidsregio Drenthe; • Nederlandse Gasunie; • Nederlandse Aardolie Maatschappij BV; • Waterschap Vechtstromen (Hunze & Aa’s en Drents-Overijsselse Delta).

8.1.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ is ter inzage gelegd voor inspraakreacties. De digitale versie van het voorontwerp is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl geplaatst. Gedurende 6 weken heeft een ieder mogen reageren op het voorontwerp. Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ heeft vanaf […PM…] tot en met […PM…] voor een ieder ter inzage gelegen. Naar aanleiding van het wettelijke vooroverleg en de inspraakreacties zal het voorontwerp bestemmingsplan eventueel worden aangepast, indien de reacties aanleiding geven daartoe. Doelstelling van de gemeente is om het plan optimaal te maken als planologische regiem en eventuele fouten en onduidelijkheden uit het plan te halen.

8.1.3 Resultaten vooroverleg en inspraak

Van het wettelijke vooroverleg en de inspraakreacties is een verslag gemaakt. Deze bijlage 4 Nota vooroverleg en Inspraak bestemmingsplan Kernen is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Voor zover het wettelijke vooroverleg of de inspraakreacties aansturen op nieuwe ontwikkelingen, zullen deze niet worden verwerkt in het bestemmingsplan. Hiermee zou afbreuk worden gedaan op het conserverende karakter van het plan. Ontwikkelingsmogelijkheden opnemen in het voorliggende plan leidt ook tot nadere onderbouwing en motivering van het plan. Vaak zal daar ook onderzoek aan ten grondslag moeten liggen. Dat kan grote gevolgen hebben voor het plan, de plansystematiek, voor de planning en de kosten.

8.2 Ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ zal na de aanpassingen wederom ter inzage worden gelegd conform de wettelijk voorgeschreven procedure (Awb en Wro/bro). Het plan wordt in ontwerp gedurende 6 weken ter inzage gelegd en daarvoor ook op de landelijke voorziening worden geplaatst. De betrokken instanties worden aangeschreven dat het plan gepubliceerd wordt. Gedurende deze zienswijzentermijn kan een ieder zijn of haar zienswijzen indienen. Ook deze kunnen weer aanleiding zijn om het vast te stellen bestemmingsplan aan te passen. Van de zienswijzen en de reacties daarop zal verslag worden gemaakt. Deze Notitie Zienwijzen & ambtshalve wijzigingen zal bij het vast te stellen bestemmingsplan ‘Kernen’ worden gevoegd. Uiteindelijk beslist de gemeenteraad over de zienswijzen en eventuele aanpassingen die daaruit voortkomen.

8.3 Vaststelling bestemmingsplan

Uiteindelijk stelt de gemeenteraad het definitieve bestemmingsplan ‘Kernen’ vast. Dit vaststellingsbesluit moet vervolgens gepubliceerd worden en het vastgestelde bestemmingsplan moet ook weer beschikbaar worden gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl. Belanghebbende partijen kunnen vervolgens nog beroep aantekenen tegen het vaststellingsbesluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State. Deze beoordeeld vervolgens of deze beroepen gegrond zijn en tot vernietiging van (onderdelen van) het vastgestelde bestemmingsplan zouden moeten leiden. Deze uitspraak is definitief en bindend voor alle partijen. Ook voor het indienen van beroep geldt weer een termijn van zes weken.

160 BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING

161 bijlage 1 Lijst karakteristieke panden en monumenten bijlage 1 Lijst karakteristieke panden en monumenten

bijlage 2 Overzichtstekening bijlage 2 Overzichtstekening

162 bijlage 3 Advies Externe Veiligheid bijlage 3 Advies Externe Veiligheid

163 bijlage 4 Nota vooroverleg en Inspraak bestemmingsplan Kernen bijlage 4 Nota vooroverleg en Inspraak bestemmingsplan Kernen

164