Kerstmis geanimeerd Het Kerstfeest in Disney’s Mickey’s once upon a Christmas

Bachelorscriptie Universiteit van Tilburg Faculteit geesteswetenschappen Huib Nieuwenhuijsen s839314 Algemene Cultuurwetenschappen Augustus 2011 Scriptiebegeleider: prof. dr. ing. R.P.H. Munnik Tweede lezer: dr. H.A.M.J. van Driel

2

Voorwoord

Toen ik op mijn (katholieke) middelbare school zat werd mij steeds duidelijker dat voor de term ‘Kerstmis’ geen universele definitie te geven viel. De eerste aankondiging van deze feestelijke periode gebeurde door middel van de kerstviering op school. Docenten zongen – niet geheel zuiver – klassieke en meer hedendaagse kerstliederen en overijverige medeleerlingen droegen een tekst voor, terwijl de conrector met strenge blik de toeschouwers afspeurde naar eventuele stoorzenders. Op deze dag was het ziekteverzuim van leerlingen vaak bovengemiddeld hoog.

Het eigenlijke feest begon met de ‘verplichte’ jaarlijkse kerkgang, een gezinstraditie die na verloop van tijd verdween. Al ruim voor Kerstmis was er met familieleden onderhandeld wie waar kwam eten op beide Kerstdagen, beide dagen stonden garant voor een feestmaal.

Vrienden van mij kenden echter een geheel andere betekenis toe aan Kerstmis. Voor de een was het een feest met religieuze betekenis, een bewuste viering van de geboorte van Christus, voor de ander een samenzijn met familie zonder enige religieuze aspecten, een derde vierde het zelfs helemaal niet.

Tijdens mijn studie Algemene Cultuurwetenschappen aan de Universiteit van Tilburg kwam ik voor het eerst in aanraking met het inhoudelijk analyseren en interpreteren van literatuur, muziek en films. Ik begon mij toen af te vragen hoe een kerstfilm werd herkend als kerstfilm, hoewel ik in mijn eigen omgeving al verschillende invullingen van Kerstmis was tegengekomen. Blijkbaar had Kerstmis toch bepaalde universele eigenschappen.

Toen ik eenmaal het derde studiejaar had bereikt werd het tijd om na te denken over een onderwerp voor mijn scriptie. Dit bleek lastiger dan verwacht, op commando een onderwerp bedenken vereist toch enige creativiteit. Uiteindelijk werd het onderwerp Kerstmis, de te analyseren films werden animatiefilms van Disney. Animatiefilms gebaseerd op boeken werden buiten beschouwing gelaten, dit is meer het terrein van de intermedialiteit. Al snel werd het aantal films beperkt tot één, het onderwerp Kerstmis bleek complexer dan verwacht.

Uiteindelijk ligt hier nu mijn bachelorscriptie. Mickey Mouse – voor het eerst verschenen in Steamboat Willie (1928), aartsvijand van , definitief uiterlijk verkregen in The pointer (1939), met

3 een hoofdrol in 120 cartoons, met een pauze van 1953 tot 1983 – zal vermoedelijk voorlopig uitgebannen worden uit mijn leven. Maar het is gelukt.

Ik wens u veel plezier toe met het lezen.

Huib Nieuwenhuijsen

4

Inhoudsopgave

Voorwoord ...... 3 Inleiding ...... 6 1 Kerstmis ...... 7 1.1 Het ontstaan van Kerstmis ...... 7 1.2 De theologie van het Kerstfeest ...... 10 1.3 De ontwikkeling van het Kerstfeest ...... 11 1.4 Kerstattributen ...... 14 1.4.1 Kerstcadeaus en materialisme ...... 14 1.4.2 De Kerstman ...... 18 1.5 Conclusie Kerstmis ...... 23 2 Kinderfilms en Disney ...... 24 2.1 Wat is een kinderfilm?...... 24 2.2 Het handelswaar van Disney ...... 27 3 Mickey’s Once upon a Christmas ...... 28 3.1 Bordwell’s verteltheorie ...... 28 3.2 De film ...... 32 3.2.1 Karakters ...... 32 3.2.2 Mickey’s once upon a Christmas ...... 37 3.2.3 Motieven ...... 43 3.3 Kerstmis in Mickey’s Once upon a Christmas ...... 45 4 Eindconclusie ...... 47 4.1 De verbeelding van Kerstmis ...... 47 4.2 Carrier’s verpakking en Wojcik-Andrews’ materialisme ...... 49 Literatuurlijst ...... 51 Bijlage ...... 53

5

Inleiding

De onderzoeksvraag van deze bachelorscriptie luidt als volgt:

Op wat voor wijze wordt Kerstmis weergegeven in Disney’s Mickey’s once upon a Christmas (1999)?

Belangrijk hierbij is te omschrijven wat Kerstmis inhoudt. Van iets wat niet gedefiniëerd is valt niet vast te stellen hoe dit wordt weergegeven in een bepaald medium. Al snel zal duidelijk worden dat Kerstmis is onder te verdelen in een kerkelijke en seculiere vorm, waarbij de tweede losstaat van de oorsprong.

Een tweede factor is het analyseren van de film. Films van Disney worden vaak in verband gebracht met kinderfilms of familiefilms (Wojcik-Andrews 2000). Hoe sterk is de scheiding tussen kinderfilms en ‘andere films’ en speelt dit een rol bij de analyse van de film? En hoe analyseert men een film? Wat is de rol die beeldende elementen hierbij spelen?

Om uiteindelijk tot een conclusie te kunnen komen zullen deze punten aan de orde moeten worden gesteld. Het eerste punt dat aan de orde komt is het ontstaan en de ontwikkeling van Kerstmis. Tevens komen de ermee geassociëerde attributen aan de orde. Vervolgens zal worden ingegaan op de problematiek die Wojcik-Andrews ziet met betrekking tot het definiëren van het begrip kinderfilm. Ook zal zijn vrij materialistische visie op films behandeld worden. De scriptie zal afsluiten met een analyse en interpretatie van Mickey’s once upon a Christmas (1999). Hierbij zal gebruik gemaakt worden van het werk van Bordwell en Van Driel. Eveneens zullen er karakterschetsen gegeven worden van Disney’s vaste personages in Once upon a Christmas, wegens gebrek aan goede bronnen aan de hand van eigen interpretaties van cartoons. Dit geheel zal uiteindelijk tot een beantwoording van de onderzoeksvraag leiden.

Als bijlage is een meer diepgaande beschrijving van Mickey’s once upon a Christmas toegevoegd. Op deze wijze heeft de lezer de middelen om de argumentaties in de scriptie te volgen, zonder dat er lange opsommingen van handelingen aanwezig zijn. Dit zou zeer storend zijn.

6

1 Kerstmis

1.1 Het ontstaan van Kerstmis

Kerstmis is ongetwijfeld het meest gevierde feest ter wereld. Alle christenen vieren het maar zij zijn niet de enigen. De herdenking van de geboorte van Jezus als redder van de mensheid is de religieuze oorsprong van Kerstmis, maar als feest van familiezin en vrijgevigheid, vriendschap en vredelievendheid heeft het ook buiten de christelijke kerk betekenis gekregen (Noorda & Oele 2004, 6).

Met deze woorden beginnen Noorda en Oele de inleiding van hun werk over de geboorte van Jezus in de Nederlandse en Vlaamse cultuur. Uit hun woorden blijkt dat zij de oorsprong van de viering van Kerstmis sterk koppelen aan de geboorte van Jezus, ook al zien zij de hedendaagse viering breder dan de herdenking van deze geboorte alleen. Dat zelfs de gedachte dat Kerstmis zijn oorsprong enkel bij de geboorte van Christus vindt ter discussie staat zal blijken uit dit hoofdstuk.

De datum van het Kerstfeest: cultuurfenomenologische en chronografische benadering

Een voor-christelijk feest waar Kerstmis ook wel aan verbonden wordt, is het Romeinse feest van de Natalis Solis Invicti, de geboorte van de onoverwinnelijke zon. Zo schrijft Scheer dat in een civiele jaarkalender voor Rome uit het jaar 354 25 december is opgenomen met de titel Natalis Invicti, de geboorte van de Onoverwinnelijke. Men relateert dit aan het feest van de Sol Invictus, het centrale element in de staats- en keizercultus (Bastiaensen et al. 1997, 13). Een tweede verklaring voor de oorsprong van het feest op 25 december wordt gezocht op het gebied van tijdsberekening en de datering van de geboorte van Christus aan de hand van het moment van ontvangenis. Beide uitgangspunten zijn te vatten in twee hoofdstromingen in de literatuur: de cultuurfenomenologische en de chronografische benadering van de oorsprong van Kerstmis. Roll werkt beide benaderingen uit in haar werk, zij hanteert hierbij de termen History of Religions hypothesis (Geschiedenis van Religies hypothese) en Calculation hypothesis (Calculatie hypothese).

Cultuurfenomenologische benadering en de Romeinse zonnecultus Roll (1995) beschrijft dat al in de eerste eeuw voor Christus in Rome sprake was van een inheemse zonnecultus, nog voor de komst van de meer bekende oosterse zonnegoden. Ook had keizer

7

Augustus twee Egyptische obelisken naar Rome verscheept ter ere van de zonnecultus. Vanaf de tweede eeuw begon deze inheemse cultus te verdwijnen, waarna zonnecultussen uit het oosten in het algemeen en de verering van de Iraanse godheid Mithras in het bijzonder aan populariteit wonnen. Deze cultus bleef echter beperkt tot kleine groepen van ingewijden en heeft nooit officiële erkenning verkregen. Significanter voor de verspreiding van zonnecultussen was de neiging tot een regeringsvorm met meer gecentraliseerd karakter, symbolisch uitgedrukt in de felle zon omringd door de planeten. Uiteindelijk bleek de invloed van de Syrische zonnegod het grootst, de titel ‘invictus’ werd verbonden aan deze god, alsmede aan Mithras, waardoor zij zich onderscheidden van de oudere inheemse zonnecultus (Roll 1995, 111-112).

Een versterking van de zonnecultus als symbool voor de Romeinse gecentraliseerde macht vond plaats in het jaar 274, toen Sol Invictus werd uitgeroepen als de enige officiële goddelijke beschermer van het rijk en de keizer en keizer Aurelianus zichzelf benoemde als personificatie van de god Sol. Ook riep hij de dag van de zonnewende, 25 december, uit tot Dies Solis Invicti, met grootschalige feestelijkheden en dertig wagenrennen ter ere van Sol (Roll 1995, 113).

Een keerpunt voor het christendom in het Romeinse Rijk vond plaats tijdens de heerschappij van Constantijn. Met het Edict van Milaan werden in 313 de sancties tegen christenen opgeheven, kregen zij vrijheid van godsdienst en moesten goederen waar in het verleden beslag op was gelegd worden teruggegeven. Toen Constantijn in 321 de wekelijkse dag van de zon instelde als nationale rustdag, was dit voor aanhangers van de zonnecultus en de christenen beide significant. Christenen beschouwden dit als de dag van de wederopstanding en de eerste dag van de week (Roll 1995, 114- 115 en Bastiaensen 1997, 9). De vraag is of er bij Constantijn sprake was van een bewuste poging om verschillende monotheïstische religies te binden en op welke manier. Probeerde hij het christendom te verbinden met de overheersende zonne-cultus, de zonne-cultus te verzwakken in het voordeel van het christendom, of misschien een gemeenschappelijke grond tussen beide godsdiensten te vinden? (Roll 1995, 116).

Verder beschrijft Roll bronnen die het feest van de geboorte van Christus verbinden met voorchristelijke feesten van zonnecultussen in andere geografische gebieden, zoals Egypte, Palestina en Griekenland. Deze vergelijkingen zijn echter veelal niet geloofwaardig, hetzij omdat bronnen die rituelen beschrijven door geen enkele andere bron bevestigd worden, hetzij omdat het christelijke Kerstmis in die bepaalde gebieden pas later gevierd werd. Zo zijn associaties van Kerstmis met het jodendom zelden goed uitgewerkt en werd Kerstmis in Palestina pas rond 440 in een beperkte periode gevierd (Roll 1995, 120-124 en Bastiaensen 1997, 121).

8

In de inleiding van haar hoofdstuk over de verbanden tussen het feest van de Sol Invictus geeft Roll enige nuanceringen met betrekking tot de cultuurfenomenologische benadering. Het verbinden van Kerstmis aan Natalis Solis Invicti op enkel historische gronden, maar met betrekking tot symbolisme, beelden en concepten beschouwt Roll een dergelijke vergelijking al snel als speculatief van aard. Ook is de aard van een dergelijke verbinding tot dusver niet aangetoond in bronnen (Roll 1995, 106). Toch wijst Roll de relatie tussen Natalis Solis Invicti en Kerstmis niet direct van de hand, blijkt uit de conclusie van haar hoofdstuk. Hier vraagt zij zich af of een geloofwaardige kerk wel buiten de eigen sociale en culturele omgeving kan staan en waarom een kerk dit zou moeten willen. Tevens omschrijft zij de zon met de al gevestigde positie als doeltreffend symbool van een kerk die haar plaats inneemt in het machtsvacuum binnen het Romeinse Rijk (Roll 1995, 164).

Chronografische benadering

De chronografische benadering plaatst het feest van Kerstmis aan de hand van gegevens over tijdberekening. Zo schrijft Scheer dat er sinds de derde eeuw in christelijke kringen aanwijzingen zijn dat men zich bezighoudt met het zoeken naar een aanvang van het christelijk tijdperk, gebaseerd op het moment van de menswording van de Heer (Bastiaensen 1997, 14). De basis van de chronografische benadering wordt gevormd door het uitgangspunt dat de symbolische numerieke systemen, waarin de vroege kerkvaders het handelen van God zagen, enkel hele getallen toestaat. Grote personen kunnen enkel een geheel aantal jaren leven, wat inhoudt dat zij sterven op hun verjaardag, of in het geval van Christus op het moment van de ontvangenis. Ervan uitgaand dat Christus stierf op de vierde dag na de lente-equinox, 25 maart, zou zijn geboorte 9 maanden hierna, op 25 december, moeten hebben plaatsgevonden (Roll 1995, 88).

De chronografische benadering van het ontstaan van de Kerstviering op 25 december is echter minder geloofwaardig. Roll vraagt zich af in hoeverre vroege christelijke gelovigen geïnteresseerd waren in berekeningen met symbolische cijfers als basis voor de viering van een religieus feest. Ook gaat de theorie voorbij aan de vraag wat de motieven zijn achter het nauwkeurig bepalen van een datum, het op bewuste wijze vormgeven van een feest op deze datum en het op sommige momenten agressief ruchtbaarheid geven aan dit feest (Roll 1995, 106).

Om te concluderen: de cultuurfenomenologische benadering van het ontstaan van Kerstmis biedt een vrij aannemelijke verklaring hiervoor, echter ook een verklaring die niet duidelijk naar voren

9 komt in betrouwbare bronnen. De chronografische benadering roept echter meer vragen op dan antwoorden. Deze benadering vertoont meer tekenen van een theologische onderbouwing achteraf ten behoeve van de lithurgie dan dat zij een verklaring geeft voor de oorsprong van Kerstmis.

1.2 De theologie van het Kerstfeest

Het christelijke basis van het Kerstfeest is de viering van de geboorte van Christus en de incarnatie. De incarnatie impliceert drie dingen: de goddelijke persoon van Christus, de menselijke natuur van Christus, en de vereniging van de goddelijke en de menselijke natuur in de persoon van Christus. God heeft in de vorm van Christus een menselijke vorm aangenomen en is volledig mens geworden, behalve op het gebied van de zonde (Drum 1910). De incarnatie betekent de vleeswording van het Woord, de verering van de persoon Christus is de verering van het Woord en zo God (Drum 1910). Een iets modernere interpretatie van de geloofsbelijdenis dan die van Drum noemt bovendien dat Christus gedeeltelijk God en gedeeltelijk mens is, of een mengelmoes hiervan. Christus werd volledig mens terwijl hij ook volledig God bleef (the incarnation, Catechism of the catholic church) Het Woord van God en de incarnatie wordt in het Nieuwe Testament onder andere bij Johannes uitgelegd:

In het begin was het Woord. Het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Door het Woord is alles ontstaan en zonder het Woord is er niets ontstaan. In het Woord was leven, en dat leven was het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet kunnen doven. (...) Zelf was hij (Johannes de doper, HN) het licht niet; hij moest getuigen van het licht, het echte licht, dat ieder mens verlicht, en dat kwam in de wereld. Het Woord was in de wereld; de wereld is door Hem ontstaan en toch kende de wereld hem niet. (...) Het Woord is mens geworden en is onder ons komen wonen. Wij hebben zijn glorie gezien, vol van goedheid en waarheid, de glorie die hij ontving als enig kind van de Vader. (Johannes 1:1-15)

Belangrijke motieven in dit korte fragment uit het Nieuwe Testament zijn God, het Woord en licht. Al deze motieven zijn geconcentreerd in het enig kind van God, Christus. In deze benadering is er sprake van een preëxistent Woord bij God, verbonden met de annunciatie, waarin Maria wordt opgeroepen om Gods Zoon te baren. Deze benadering vormt de belangrijkste in de christelijke leer: de Zoon van God wordt mens in Christus. Er is echter een tweede benadering, de zogenaamde verhogingschristologie, die sinds een aantal decennia met nauwkeurige lezing van de Schrift en

10 aandacht voor hermeneutiek aan belang heeft gewonnen: een mens wordt Zoon van God. Deze verhoging wordt vooral verbonden met de verrijzenis en hemelvaart van Jezus verbonden, niet met de ontvangenis en geboorte (Berns 2005, 23-24). Beide benaderingen zijn een oplossing voor hetzelfde probleem, namelijk dat van de oneindige afstand tussen God en de mens. In beide benaderingen neemt God het initiatief tot het oplossen van dit probleem: in de eerste daalt Hij zelf neer naar de mensen in de vorm van Christus, in de tweede verheft Hij de mens tot bij zichzelf (Berns 2005, 24). De incarnatie is een teken dat God zich werkelijk zelf wil inzetten voor het welzijn van de mensen (Berns 2005, 25). Tevens ligt de incarnatie in de lijn van de joodse traditie van geloof in leven na de dood, ontstaan in de tijd van de Makkabeeën, ruwweg de periode 160-30 voor Christus (Bechtel 1910). Vrome joden konden zich niet voorstellen dat God zijn trouwe dienaren die tot het uiterste zijn gegaan en hierbij de dood vonden zou laten vallen. Hierdoor ontstond het idee dat de zoon van God en de figuur die de joods-nationalistische aspiraties in de toekomst zal komen inlossen na zijn dood zal voortleven (Berns 2005, 27). Hierin ligt een verschil tussen de leerlingen van Jezus en de gangbare joodse religieuze traditie: wanneer zij na zijn kruisiging zijn kracht ervaren zeggen zij dat de toekomst is gekomen, terwijl de joden nog altijd wachten op de zoon van God (Berns 2005, 27-28).

Kerstmis in deze context is de viering van een belangrijke gebeurtenis, namelijk het moment waarop de oneindige afstand tussen God en de mensheid wordt opgeheven. In de traditionele leer gebeurt deze opheffing door middel van de geboorte van Christus, de menswording van God. Johannes verbindt deze menswording met de motieven van het Woord, dat alles heeft geschapen, en het licht dat gebracht wordt aan de mensen en de duisternis (het kwade) heeft overwonnen. Met oog op de datum waarop Kerstmis gevierd wordt, 25 december, kan de komst van dit figuurlijke licht ook letterlijk opgevat worden: het feest van Kerstmis vormt een welkom lichtpuntje in de koude en donkere wintermaanden, zoals hierna zal blijken.

1.3 De ontwikkeling van het Kerstfeest

De twaalf weken durende viering van Kerst, met de periode van vasten en feesten, omvatte oorspronkelijk de periode van de Tijd van Martinus (elf november) tot aan Maria Lichtmis (twee februari). In een tijd van duisternis, kou en de huiselijke arbeid in de agrarische samenleving vormde Kerstmis hiermee een contrast door licht, warmte, feest, wensen en geschenken te brengen. Naast

11 het kerkelijke feest van de geboorte van Christus waren de vieringen ook wereldlijk van aard, met lawaai, komedie en magie (Weihnachten, Religion in Geschichte und Gegenwart 1957-1965).

Het kerkelijke Kerstfeest bestond en bestaat uit drie missen: een mis om middernacht, een bij zonsopgang, en een mis op de dag zelf. De derde mis is de oudste en belangrijkste. In eerste instantie werden deze drie missen enkel gevierd door de paus. Echter met de verspreiding van Romeinse misboeken breidde dit zich uit, van de kerken van Rome naar daarbuiten (Martindale 1908).

Rond de 17e eeuw is er sprake van een neergang in de viering van Kerstmis. Zo schrijft Miller dat de viering van Kerstmis in de Verenigde Staten verboden was gedurende bepaalde perioden in de 17e eeuw, hetzelfde geldt voor Groot-Brittannië tussen 1647 en 1660. Ook haalt hij een onderzoek van Golby aan, die na een analyse van de Engelse Times in de periode 1790- 1836 moest concluderen dat er tussen 1790 en 1810 geen enkele verwijzing naar Kerstmis was. In het tweede deel van de onderzochte periode waren er slechts korte en weinig informatieve verwijzingen (Miller 1993, 3). Verder ontwikkelde zich tegen het einde van de 18e eeuw naast het openbare kerkelijke Kerstfeest een meer persoonlijk Kerstfeest, met de nadruk op familie en traditie. Kerstmis kreeg toegang tot het huis, waar het feest binnen de familie gevierd werd (Weihnachten, Religion in Geschichte und Gegenwart 1957-1965). Ook vandaag de dag is het in familiekringen gevierde Kerstfeest nog zeer aanwezig: bij Kuper blijkt dat de overgrote meerderheid van de Britse bevolking Kerstmis thuis met het gezin viert (Miller 1993, 157). Het belang van de familie is ook terug te vinden in de katholieke theologie. Zo wordt in een gedateerd en streng moraliserende lemma in de Catholic Encyclopedia de christelijke theologie de familie en niet de individu als belangrijkste eenheid in een samenleving gezien. Christus is degene die de heilige, permanente en monogame aard van de familie herstelde. Het is de taak van de familie om kinderen voort te brengen, die vervolgens ook worden opgenomen in de gemeenschap van God (Ryan 1909). Van meer recenter datum is de oproep van Paus Benedictus XVI aan leden van de Kerk om ‘echtparen in crisis’ te helpen, en zijn bevestiging van het uitgangspunt dat een huwelijk tussen een man en een vrouw de enige legitieme basis voor een familie is. Verder zou het de taak van de Kerk zijn om te helpen sterke families te creëren (Wooden 2005). Met betrekking tot Kerstmis uit het christelijke belang van de familie zich sinds de late Middeleeuwen als thema in de beeldende kunst, in de vorm van de Heilige Familie. Van dit thema bestaan twee hoofdvormen: de afbeelding van het kind Jezus met Maria en Jozef, en de afbeelding van het kind Jezus met Maria en de moeder van Maria (Encyclopaedia Brittannica, Holy Family 2011), in Nederland bekend als de afbeelding van Anna te Drieën. Een verdere verbeelding van het thema

12 van de Heilige Familie is de kerststal. In 1223 vroeg Franciscus van Assisi paus Honorius III om toestemming voor het oprichten van een kerststal, met hierin de figuren van Jezus in een kribbe, Maria, Jozef, een ezel, een os en de herders. Sindsdien heeft het gebruik van het plaatsen van een kerststal zich verder uitgebreid en is er vanaf Kerstavond in iedere katholieke kerk een aanwezig (Donovan 1908).

Een andere ontwikkeling werd in de 19e eeuw door auteurs als Charles Dickens in gang gezet: een meer sentimentele vorm van Kerstviering en het nieuw leven inblazen van antieke tradities, bij Miller aangeduid met de ‘carol philosophy’. De meer sentimentele vorm van Kerst in het werk van Dickens zelf wordt geïllustreerd door Glancy, aan de hand van een citaat uit A Christmas dinner:

Who can be insensible to the outpourings of good feeling, and the honest interchange of affectionate attachment, which abound at this season of the year? A Christmas family-party! We know nothing in nature more delightful! (Glancy 1980, 53)

Glancy beschouwt Dickens’ opvatting over Kerstmis in diens werk als sentimenteel, simpel en naïef, hoewel zij hieraan toevoegt dat Kerstmis voor Dickens persoonlijk een zeer grote rol heeft gespeeld (Glancy 1980, 53-54). In Dickens’ werk lijkt de betekenis van Kerstmis zich te beperken tot het moment zelf, met alle attributen, zonder dat er sprake is van een duidelijke ideologie die eraan ten grondslag ligt. Het feit dat Dickens zich in a Christmas carol niet baseert op de christelijke viering van Kerst houdt echter geen verwerping van religie in. Dickens bekritiseerde de maatschappij en de werkelijkheid waarin hij leefde en hechtte veel waarde aan een ontvluchting hieruit. Religie en de innerlijke geest speelden hier een rol in (Marlow 1975)

In A Christmas carol zijn bepaalde parallellen te zien tussen het verhaal van Ebenezer Scrooge en een bekeringservaring. In het artikel van Paloutzian et al. wordt een model geschetst van een bekeringservaring waarin onder anderen context, moment van crisis, de confrontatie met de eigen situatie en de ontmoeting tussen de potentiële bekeerling en een nieuwe religieuze of spirituele optie worden uitgewerkt (Paloutzian 1999, 1071-1072). In A Christmas carol ontstaat voor Ebenezer Scrooge het moment van crisis als Marley overlijdt. Marley en de drie geesten confronteren Scrooge met zijn leven, waarna hij zich bekeert tot een leven van warmte en liefde. Ebenezer Scrooge kent zelf geen religieuze betekenis toe aan zijn bekering, hoewel de geest van Marley en de drie kerstgeesten verschijningen van metafysische aard zijn.

13

Ook is er sprake van een zekere moraliteit in A Christmas carol. Zolang Ebenezer Scrooge een slecht leven leidt is hij ongelukkig, maar zodra hij zich betert wordt hij beloond met een gelukkig leven.

Vanaf dit punt in het midden van de 19e eeuw werden verschillende kerstattributen van regionale aard uitgekristalliseerd tot bovenregionale attributen voor de viering van het moderne Kerstmis. Voorbeelden hiervan zijn de kerstboom uit Duitsland, de ontwikkeling van de Kerstman uit de Verenigde Staten, de Britse kerstkaart en de Nederlandse traditie van het vullen van sokken (Miller 1993, 3-4). Omdat het uiteindelijke doel van deze scriptie het analyseren van Kerstmis in Mickey’s once upon a Christmas is, het product van de Amerikaanse filmstudio’s van Disney, zal deze uitwerking van Kerst en bijbehorende attributen zich vooral richten op de Amerikaanse Kerstviering.

1.4 Kerstattributen

Voorbeelden van fysieke attributen die deel uitmaken van de viering van het moderne Kerstmis werden in de vorige paragraaf al kort genoemd. Er zijn echter ook kerstattributen die niet fysiek van aard zijn, zoals bijvoorbeeld de handeling van het geven van kerstcadeaus. De betekenis van belangrijke attributen die veelal geassociëerd worden met het moderne Amerikaanse Kerstfeest zal hier worden toegelicht.

1.4.1 Kerstcadeaus en materialisme

Eigendom en handelswaar

Een vast ritueel dat deel uitmaakt van de viering van Kerstmis is het geven van cadeaus. Carrier en Belk beginnen hun bijdragen aan het werk Unwrapping Christmas beide met associaties van het geven van kerstcadeaus met materialisme en commercie (Miller 1993). Deze associaties zijn echter vrij complex van aard. Miller zet in zijn essay de dubbele functie van geschenken uiteen, voortbouwend op het werk van Marcel Mauss. Mauss onderscheidt in sociale relaties twee uitersten: ‘geschenkrelaties’ waarin personen op een bestendige manier met elkaar en de objecten om hen heen zijn verbonden en ‘goederenrelaties’, waarin deze verbintenissen niet bestaan en geïsoleerde individuen relaties hebben op basis van een persoonlijke wil in plaats van een interpersoonlijke identiteit. Uit deze twee uitersten vormen zich het geschenk, een eigendom van een persoonlijke aard, en onpersoonlijk

14 handelswaar (Miller 1993, 55-56). Een verdere uitwerking van deze tegenstelling tussen eigendom en handelswaar, eveneens gebaseerd op het werk van Mauss, geeft Komter. Komter geeft de tegenstelling tussen eigendom en handelswaar niet weer als absolute tegenstelling, maar als een graduele. Handelswaar kan de handelswaarde verliezen en een persoonlijke waarde krijgen, zoals bijvoorbeeld een juweel. Anderzijds kan een eigendom van persoonlijke aard handelswaar worden, zoals bijvoorbeeld wanneer men iemands bloed verkoopt (Komter 2005, 18). Op basis van Fiske onderscheidt Komter vier verschillende modellen in sociale relaties tussen personen: community sharing (groepsdelen), authority ranking (rangschikking op basis van autoriteit), equality matching (overeenkomsten in gelijkheid) en market pricing (marktwaarderingen) (Komter 2005, 21).

Groepsdelen

Het model van groepsdelen omvat een relatie op basis van gelijkwaardigheid. Personen maken deel uit van de groep, zonder dat hun individuele identiteit duidelijk gemarkeerd is. Belangrijke aspecten van deze relatie zijn onderlinge identificatie, zorg voor elkaar, solidariteit en vriendschap. Dingen die in deze context worden uitgewisseld zijn vaak voedsel, zorg en diensten. Het uitwisselen vindt voornamelijk plaats op basis van een gevoel van onderlinge verbondenheid en met als doel het in stand houden van de relatie. Ook het uitwisselen van objecten die voor alle leden dierbare herinneringen symboliseren, zoals bijvoorbeeld erfstukken, speelt hier een rol.

Rangschikking op basis van autoriteit

De relatie in het model van rangschikking op basis van autoriteit wordt gekenmerkt door ongelijkheid, waarin personen van elkaar verschillen in belang of status. Ondergeschikten ervaren hun ondergeschiktheid als gerechtvaardigd. Het uitwisselen van objecten binnen dit model gebeurt in het kader van het benadrukken van de eigen status of machtspositie. Naast het geven van kostbare objecten aan anderen omvat dit model ook het tonen van deze objecten, om op deze wijze de eigen status te symboliseren. Voorbeelden hiervan zijn kinderen die hun ouders dwingen merkkleding voor hen te kopen, terwijl bij mannen auto’s en bij vrouwen sierraden een soortgelijke functie lijken te vervullen.

15

Overeenkomsten in gelijkheid

Het model van overeenkomsten in gelijkheid wordt gekenmerkt door relaties tussen gelijkwaardige personen. Iedere persoon heeft een afgebakende identiteit, maar in alle andere opzichten zijn zij elkaars gelijken. Uitwisselingen in dit model vinden plaats op basis van het quid-pro-quo- mechanisme, waarin niemand onevenredig veel wint of verliest. De objecten die worden uitgewisseld zijn op een bepaalde manier te waarderen, zodat uiteindelijk een vorm van gelijkheid te creëren valt.

Marktwaarderingen

Het model van marktwaarderingen kenmerkt zich vooral door de vraag “Levert deze transactie mij voordeel op?” Objecten worden uitgewisseld op basis van de ‘marktwaarde’ in de vorm van geld, tijd of bruikbaarheid. De onderlinge relaties tussen personen zijn instrumenteel van aard en vaak gekenmerkt door concurrentie.

Komter merkt op dat deze modellen bij Fiske ‘fundamenteel’ van aard zijn: zij zijn de meest basale structuren van relaties tussen mensen. Daadwerkelijke interpretaties van relaties zullen combinaties zijn van de vier modellen (Komter 2005, 22-25). Wel schetsen zij duidelijk een schaal tussen de uitersten van eigendom en handelswaar: objecten uit het model van groepsdelen hebben een hoge gevoelswaarde die losstaat van de economische waarde, met aan de andere zijde objecten uit het model van marktwaarderingen, waarbij gewin een grote rol speelt. De modellen van rangschikking op basis van autoriteit en overeenkomsten in gelijkheid bevinden zich hiertussen.

Bovenstaande modellen illustreren de paradox die ligt besloten in het geven van cadeaus. Zo schrijft Carrier dat in moderne kapitalistische samenlevingen het feit dat een cadeau een eigendom zou moeten zijn voor problemen zorgt. Dit omdat het merendeel van de objecten waarmee mensen in aanraking komen handelswaar zijn (Miller 1993, 56). Beschikbare cadeaus zijn geproduceerd in het domein van betaald werk en weerspiegelen het onpersoonlijke doel van de producent om winst te maken. Dit houdt niet in dat zij geen sociale betekenis kunnen hebben, maar zij verwijzen naar abstracte categoriën van soorten mensen en niet naar individuele personen (Miller 1993, 59). Eerder omschrijft Carrier Kerstmis echter als een ‘ceremonie van affectie en stabiliteit’ die met name gevierd zou moeten worden in het domein van de kernfamilie (Miller 1993, 56). Kerstcadeaus zijn in

16 deze context voorwerpen die geproduceerd en verhandeld worden in het model van marktwaarderingen, waarna zij verplaatst moeten worden naar het model van groepsdelen en een bepaalde emotionele waarde dienen te krijgen.

Voor het oplossen van dit probleem in de Verenigde Staten noemt Carrier twee methoden: ‘Het is de gedachte die telt’ en het inpakken van cadeaus. ‘De gedachte die telt’ gaat uit van het sentiment en de relatie die het cadeau vertegenwoordigt en de gedachte dat een cadeau niet bijzonder nuttig moet zijn. Cadeaus die op een bepaalde wijze ‘bijzonder’ zijn, zoals erg frivool of luxe, onderscheiden zich hierin van de algemene nuttigheid die leiden tot de aankoop van vaker gekocht handelswaar. De tweede methode is het geven van een speciale behandeling aan de cadeaus: het inpakken. Met de actie van het inpakken wordt het handelswaar bedekt met gevoel en de identiteit van de gever. Moeilijk in te pakken cadeaus, zoals een piano of een pony, worden symbolisch ingepakt met bijvoorbeeld een kaart of een strik en verborgen tot het moment van presentatie (Miller 1993, 60- 61).

Kerstinkopen

Een belangrijk aspect van de Kerstviering in relatie tot het geven van cadeaus is het doen van kerstinkopen. In een door Carrier aangehaalde bron schat een econoom dat (in de Verenigde Staten) een derde van alle verkopen door de detailhandel plaatsvindt in de maanden november en december, twee keer zoveel als wanneer de verkopen evenredig verdeeld waren over het jaar (Miller 1993, 61). Tegelijkertijd is er kritiek op de commercialisering van Kerst en staat deze meer materialistische kant haaks op christelijke waarden met betrekking tot de geboorte van Christus en de verheerlijking van materieel bezit. Toch besteden ook christelijke Amerikanen veel moeite aan het doen van kerstinkopen (Miller 1993, 62). Een verklaring voor deze grootschalige kerstinkopen geeft Carrier opnieuw in het licht van de verpersoonlijking van cadeaus.

Carrier beschrijft hoe personen handelswaar aanpassen en veranderen in bezittingen, om de objecten zo geschikt te maken voor gebruik in de huiselijke sfeer. Een voorbeeld van een dergelijke fysieke transformatie is het koken van een maaltijd voor de familie: ingrediënten worden gekocht als handelswaar en omgezet in een maaltijd, een uiting van de onderlinge relaties van familieleden (Miller 1993, 62). Een dergelijke transformatie kan echter ook meer symbolisch van aard zijn, het doen van kerstinkopen is hiervan een voorbeeld. Kerstinkopen doen is een jaarlijks terugkerend ritueel, dat zich onderscheidt van het doen van normale inkopen in het aantal gekochte objecten en het aantal

17 sociale relaties dat in beschouwing moet worden genomen en de intensiteit hiervan. Vanwege de verhoogde sociale aspecten van Kerst en het extra belang dat hierdoor wordt gehecht aan cadeaus en de handeling van het geven wordt het doen van kerstinkopen ervaren als zwaar werk. Ondanks het feit dat het zwaar is en de commercie groeit slagen mensen er toch weer in om de familiewaarden te ontworstelen aan recalcitrante ruwe materialen (Miller 1993, 63). Het doen van kerstinkopen is dus niet slechts een middel om kerstcadeaus te verkrijgen, maar een ritueel dat deel uitmaakt van het geheel. Om deze reden is het geven van zelfgemaakte cadeaus met Kerst niet gepast: het negeert het vaste ritueel van het doen van kerstinkopen. Ook verklaart dit mede waarom kinderen vaak een klein aantal cadeaus geven: zij nemen normaal gesproken geen deel aan het dagelijkse doen van inkopen, transformeren van objecten en geven. Voor hen is het ritueel van het doen van kerstinkopen niet van toepassing (Miller 1993, 64).

Conclusie

Carrier onderscheidt op het gebied van goederen twee uitersten: eigendommen met een persoonlijke waarde en handelswaar met een economische waarde. Komter nuanceert deze tegenstelling: niet alleen kan een eigendom veranderen in handelswaar en andersom, maar ook zijn er op basis van de modellen van Fiske meerdere gradaties mogelijk. Het door Carrier benoemde probleem met kerstcadeaus is dat zij een commercieel product zijn van een bedrijf dat winst maakt (model van marktwaarderingen), terwijl zij gegeven worden in een persoonlijk en familiaal domein (model van groepsdelen). De kloof tussen deze domeinen wordt volgens Carrier op twee manieren overbrugd: de cadeaus worden ingepakt en zo voorzien van de identiteit van de gever, en de cadeaus worden verkregen door het jaarlijkse als zwaar ervaren ritueel van kerstinkopen doen.

1.4.2 De Kerstman

Een meer concreet attribuut van de viering van het Kerstfeest is Santa Claus, ofwel de Kerstman. Hij is eveneens geen attribuut zonder controverse; zo beschrijft Lévi-Strauss in zijn bijdrage aan Unwrapping Christmas hoe Franse kerkfunctionarissen hun afkeer van het toenemende belang van de Kerstman laten blijken, uiteindelijk resulterend in de symbolische verhanging en verbranding van de Kerstman op kerstavond 1951 in Dijon. De functionarissen verwierpen de verschuiving van de geboorte van Christus naar een mythe zonder enige religieuze waarde (Miller 1993, 38). Hun

18 beweegredenen kunnen alleen begrepen worden wanneer de oorsprong en de betekenis van de Kerstman worden benoemd. Kortom: wie of wat is de Kerstman?

Geschiedenis

Michael Pretes plaatst in zijn artikel de oorsprong van de Kerstman met zijn kenmerkende uiterlijk in de Verenigde Staten, ook al vormt de Nederlandse Sinterklaas wel de basis. Als beginpunt noemt Pretes het gedicht van Clement Clarke Moore uit 1822, getiteld The visit of St Nicholas. Het gedicht vangt aan met de regel ‘Twas the night before Christmas’ en spreekt voor het eerst van een slee met rendieren als vervoermiddel voor de Kerstman (Pretes 1995, 8-9). Ook Belk noemt Sint Nicolaas, de vierde eeuwse bisschop uit Myra en beschermheilige van zeelieden en lommerds, de belangrijkste Europese voorouder van de Kerstman, maar hij voegt nog enkele andere toe aan het rijtje: de Britse Father Christmas, de Franse Père Noël, de Deense Jules-Missen en de Roemeense Moş Craisun. Al deze figuren hadden in meer of mindere mate attributen met religieuze associaties, zoals een bisschopsmantel en mijter en werden vaak rijdend op een paard afgebeeld, geholpen door een sinister uitziende assistent. Luther had echter bezwaar tegen de figuur van Sint Nicolaas in wiens naam cadeaus werden gegeven aan kinderen en introduceerde de figuur van Christkindlein, een boodschapper van Christus. Deze figuur raakte bekend onder de naam Kris Kringle en werd door protestantse immigranten geïntroduceerd in de Verenigde Staten. Hoewel de Kerstman een duidelijk Europese oorsprong heeft, beschouwt Belk hem als meer dan een mengvorm van deze verschillende tradities. Deze hedendaagse Kerstman is vooral Amerikaans (Miller 1993, 77-78). Ook Belk noemt het gedicht van Moore het beginpunt van het uiterlijk van de moderne Kerstman, samen met Thomas Nast’s tekeningen in Harper’s Weekly in de periode 1863-1886. In het gedicht van Moore wordt de Kerstman afgeschilderd als een elf-achtig figuur, vrolijk en dik. Het idee dat hij assistenten heeft is verdwenen, evenals een eventuele religieuze oorsprong (Miller 1993, 79). In de tekeningen van Nast wordt de Kerstman afgebeeld als een goedlachse blanke met overgewicht met een witte baard, met bont afgewerkte kleding, een grote riem en een zak met speelgoed en een pijp (Miller 1993, 79). In 1931 begon Coca Cola met een advertentiecampagne gebruikmakend van de olieverfschilderijen van Haddon Sundblom. Deze schilderijen waren een verdere verfijning en meer sentimentele verbeelding van de Kerstman uit het gedicht van Moore en de tekeningen van Nast. Het lichaam van de Kerstman is opnieuw in omvang toegenomen, zijn kleding hebben de kleuren rood en wit en de pijp is vervangen door een fles coca cola. Sundblom’s schilderijen zijn tot in de jaren ’50 gebruikt door Coca Cola (Miller 1993, 79; Miller 1993, 76).

19

De Kerstman door Thomas Nast en Haddon Sundblom

Veel andere Amerikaanse cultuuruitingen bouwen voort op deze Kerstman, daarbij zijn personage steeds verder uitwerkend. De Amerikaanse Kerstman is gemakkelijk te herkennen aan zijn kenmerkende kleding, is getrouwd, leeft op de noordpool, bezorgt cadeaus in zijn door vliegende rendieren getrokken slee en beantwoordt wensen van kinderen over de hele wereld (Miller 1993, 81). Dat het idee dat hij op de noordpool woont vanuit het fictieve in het reële kan worden geplaatst zal later nog blijken.

De ‘aard’ van de Kerstman

Vastgesteld is dat de Kerstman het product is van populaire cultuur en commercie, geïnspireerd door verschillende oudere Europese tradities. Dit geeft echter weinig informatie over zijn aard als zodanig. Wat is de Kerstman? Een heilige? Een mythisch wezen? Belk doet enkele pogingen de aard van de Kerstman te benoemen, waarvan er enkele zeer ver gaan en moeilijk te onderbouwen zijn. Allereerst zijn er aspecten die hem onderscheiden van de oudere Europese ‘basisfiguren’ en de Amerikaanse origine van de Kerstman ondersteunen:

20

1. De Kerstman heeft niet de religieuze associaties van de oudere Europese figuren als Sint Nicolaas en Christkindlein. 2. De Kerstman heeft niet rebelse aard van figuren als Saturnus en Knecht Ruprecht 3. De Kerstman heeft niet de straffende aard van figuren als Sinterklaas, Sint Nicolaas en anderen 4. Met zijn huis op de noordpool en zijn beeltenis in winkels, huizen en het straatbeeld is de Kerstman tastbaarder dan de oudere Europese figuren. 5. De Kerstman geeft meerdere en substantiële cadeaus, niet slechts het voedsel en het simpele zelfgemaakte speelgoed van de traditionele Europese figuren

(Miller 1993, 78)

Deze verschillen in eigenschappen wijzen erop dat de Kerstman inderdaad meer is dan een mengvorm van de oudere Europese figuren. Verder ziet Belk in de Kerstman eigenschappen van een volksheld, zonder dat hij hier een goede argumentatie voor geeft (Miller 1993, 79) en gaat hij zelfs zover dat hij de Kerstman met Christus vergelijkt en bestempelt tot godheid van de seculiere wereld (Miller 1993, 82). Bij zijn Christus-vergelijking plaatst hij echter zoveel nuanceringen en voorbehouden dat deze even verder al niet geloofwaardig meer is (Miller 1993, 83).

De Kerstman als onderdeel van commercie

Een andere benadering van de Kerstman is die van de Kerstman als onderdeel van commercie. Zo citeert Belk: ‘Als na de Burgeroorlog de vroege warenhuizen opduiken als de nieuwe kathedralen van consumptie...zijn de feestdagen de ultieme vleeswording’ (Miller 1993, 91). Meer recent heeft het winkelcentrum deze functie van het warenhuis overgenomen, waar bevreesde kinderen hun wensen kenbaar maken aan de Kerstman. Op deze wijze wordt het sacrale karakter van deze commerciële plaatsen versterkt (Miller 1993, 91). Vanuit deze benadering is er voor de Kerstman geen bijzondere positie weggelegd: hij is slechts een deel van het eerder beschreven ritueel van kerstinkopen doen.

Een extreme uiting van deze benadering wordt beschreven in het artikel van Preters, Postmodern tourism, the Santa Clause industry. Het artikel beschrijft hoe Finland gebruik maakte van het idee dat de Kerstman op de noordpool woont om het toerisme in Lapland te stimuleren. Hierbij is de Kerstman een marketinginstrument en ‘Kerstmanland’ een geregistreerd handelsmerk (Pretes 1995).

21

De Amerikaanse Kerstman als exportartikel

In Europa is er in toenemende mate sprake van kerstvieringen met hierin de Kerstman. Hoewel veel aspecten van het moderne Kerstmis zijn ontstaan in Europa, is het toch waarschijnlijk dat de Kerstman in Europa gebaseerd is op de Amerikaanse Kerstman (Miller 1993, 78). Ook Lévi-Straus omschrijft de na de Tweede Wereldoorlog groeiende invloed van de Verenigde Staten op het wereldwijd gevierde Kerstfeest, maar plaatst hier ook enige nuanceringen bij. Hij noemt het voorbeeld van een Franse papierfabrikant die afreist naar de Verenigde Staten, waar hij opmerkt dat hier speciaal inpakpapier voor Kerst gemaakt wordt. Hij leent dit idee en introduceert het in Frankrijk. Een Parijse huisvrouw gaat naar de winkel om inpakpapier te kopen, en ziet het speciale Kerst-inpakpapier, dat aantrekkelijker is dan het papier dat zij normaal gesproken koopt. Zij koopt het, zonder dat zij zich bewust is van de Amerikaanse gewoonten die eraan ten grondslag liggen. Op deze wijze kan het zijn dat zich in Frankrijk een identieke gewoonte ontwikkelt als in de Verenigde Staten, zonder dat de personen in kwestie bewust gebruik maken van een al bestaande buitenlandse gewoonte (Miller 1993, 40-41). Hoewel in deze context het Amerikaanse inpakpapier aan de oorsprong staat van het Franse, is er geen sprake van een bewuste introductie van inpakpapier met nadrukkelijk Amerikaanse oorsprong in Frankrijk. Dit kan ook gelden voor de Kerstman: men kopiëerde aspecten die aanspraken en creëerde op basis hiervan een soortgelijke variant.

Conclusie

De Kerstman en commercie gaan hand in hand. Hoewel hij gebaseerd is op oudere religieuze figuren uit Europa en de eerst bekende geschreven bron over de Amerikaanse Kerstman niet commerciëel van aard was, heeft hij zijn definitieve uiterlijk gekregen in een reclamecampagne van Coca Cola. Van hieruit is de figuur van de Kerstman echter verder gegroeid en heeft zijn leven invulling gekregen, in verschillende cultuuruitingen. Belk doet pogingen om de aard van de Amerikaanse Kerstman te plaatsen, hij gaat hierbij erg ver. Terecht merkt hij op dat er veel verschillen zijn tussen de Kerstman en de oudere Europese heiligen waarop deze gebaseerd is. De door hem geciteerde kenmerken van een volksheld zijn zeer theoretisch en weinig bruikbaar van aard, terwijl de overeenkomsten tussen de Kerstman en Christus vooral op toevalligheden lijken te berusten. Met de verschillen tussen de Kerstman en Jezus die Belk later noemt worden de eerder genoemde parallellen zodanig genuanceerd dat enige geloofwaardigheid voor deze vergelijking ver te zoeken is.

22

Meer geloofwaardig is het plaatsen van de Kerstman in de grotere traditie van de Kerstinkopen. Op basis van Komter en Carrier werd eerder uitgewerkt dat het belangrijk is dat cadeaus een bepaald persoonlijk aspect hebben en dat het ritueel van kerstinkopen doen in acht genomen moet worden. Met de commerciële afkomst van de moderne Amerikaanse Kerstman en de wijze waarop hij naar de voorgrond wordt geschoven in winkels en warenhuizen wordt hij getransformeerd tot verpakkingsmateriaal. De producten van een economisch proces die gekocht worden in de Kerstperiode krijgen iets speciaals wanneer deze door de Kerstman zijn aangeprezen.

1.5 Conclusie Kerstmis

De eerste oorsprong van Kerstmis moet gezocht worden in de voor-christelijke tijd. Aannemelijk is dat voor de bepaling van de datum van het feest het Romeinse feest van Sol Invictus een grote rol heeft gespeeld. Op het gebied van de inhoud kan een onderscheid worden gemaakt tussen een christelijk en een wereldlijk Kerstfeest, die tot aan de 18e eeuw sterk in elkaar overlopen. Het christelijke Kerstfeest viert de geboorte van Christus en de Incarnatie, de vleeswording van het woord. Tevens was het een moment in een periode van feest en licht in de donkere wintermaanden. In de 18e eeuw ontstaat er een meer persoonlijke viering van Kerstfeest, in de 19e eeuw begint er een meer sentimentele Kerstviering onder invloed van auteurs als Charles Dickens. Pas nu is er sprake van een vorm van Kerstviering die niet langer direct gerelateerd aan de viering van de geboorte van Christus. Twee belangrijke in elkaar overlopende aspecten van het niet-kerkelijke Kerstmis zijn het materialisme en de Kerstman. Kerstmis is een moment waarop personen elkaar cadeaus geven om hun onderlinge relaties te bevestigen en affectie te tonen. De cadeaus, producten van economische processen, krijgen niet alleen door het inpakpapier een persoonlijk aspect, zij worden ook door het ritueel van Kerstinkopen doen verder verpersoonlijkt. Op deze wijze is de commercie niet strijdig met de viering van Kerst, zij maakt er zelfs deel van uit. De Kerstman, een opvallend attribuut van de seculiere Kerstviering, is een belangrijk aspect van dit proces van verpersoonlijking van economische goederen. De Kerstman is geïnspireerd op verschillende oudere Europese figuren, waarvan Sinterklaas de belangrijkste is. De Kerstman heeft zijn uiteindelijke uiterlijk gekregen in een reclamecampagne van Coca Cola. Belk doet enkele zwak beargumenteerde pogingen om de Kerstman te plaatsen – hij vergelijkt hem zelfs met Christus. Aannemelijk is echter dat de Kerstman nog altijd de functie heeft waarvoor hij is geschapen: economische goederen die worden aangeprezen door de Kerstman veranderen in kerstartikelen en zijn zo geschikt als cadeau. De Kerstman is ‘inpakpapier’.

23

Een belangrijk aspect van het seculiere Kerstfeest – een aspect dat ook terug te vinden is in de christelijke theologie – is de familie. Bij Komter werd duidelijk dat de sfeer waarbinnen kerstcadeaus worden uitgewisseld zeer persoonlijk is en bestaat uit naasten. Ook blijkt uit onderzoek dat het overgrote deel van de Kerstvieringen plaatsvindt binnen de familie. In meer gedateerde christelijke theologische bronnen – maar ook in uitspraken van de huidige Paus – wordt een groot belang toegekend aan de familie en aan de functie van de familie. Hierin valt een overeenkomst te zien tussen het seculiere en het christelijke, ook al wordt de rol van de familie in het specifieke geval van de christelijke Kerstviering nergens duidelijk uitgewerkt.

2 Kinderfilms en Disney

2.1 Wat is een kinderfilm?

Het definiëren van een kinderfilm als zodanig is een zeer moeilijke zaak, zo blijkt bij Wojcik-Andrews. De introductie van zijn boek begint hij met een citaat van Bazalgette en Staples, die films voor kinderen enerzijds puur zien als het vertonen van films aan een algemeen publiek met hierin een aantal kinderen. Anderzijds onderscheiden zij de productie van films specifiek voor kinderen, waarbij zij onder ‘kinderen’ mensen onder de leeftijd van ‘ongeveer twaalf’ verstaan (Wojcik-Andrews 2000, 1). Wojcik-Andrews zelf bediscussiëert de definitie van kinderfilms aan de hand van zes verschillende domeinen, het een beter uitgewerkt en bruikbaarder dan het ander: persoonlijk, pedagogisch, kritisch, tekstueel, institutioneel en cultureel.

Persoonlijk

Het persoonlijke domein bij Wojcik-Andrews heeft voornamelijk betrekking op de kinderen zelf en hun ouders. Zo omschrijft hij hoe zijn eigen kinderen op een dag verkondigden dat zij programma’s als Sesamstraat ontgroeid waren en nu oud genoeg waren voor cartoons als Dragonball Z en films als Terminator 2. De definitie van kinderfilms gehanteerd door zijn eigen kinderen omvatte nu ook films voor volwassenen, met allerlei discussie tot gevolg. Tevens citeert Wojcik-Andrews French, die zijn vaderschap als belangrijke factor ziet in zijn visie op kinderfilms. Zo schrijft hij dat films die geweld jegens kinderen bevatten niet meer kan verdragen sinds hij vader is. Gewelddadige films met rollen

24 vervuld door kinderen onderscheidt hij in ‘de films die ik zag voor ik vader werd en die ik zag nadat ik vader was geworden’ (Wojcik-Andrews 2000, 2).

Pedagogisch

Het pedagogische domein bij Wojcik-Andrews is vrij Marxistisch van aard en heeft met de pedagogiek als zodanig weinig te maken. In dit discussiepunt omschrijft Wojcik-Andrews hoe de (amerikaanse) entertainmentmarkt voor kinderen in handen is van slechts een klein aantal grote bedrijven. Vermaak, inclusief dat voor kinderen, wordt niet vrij verschaft aan consumenten, maar op gecontroleerde wijze verkocht aan consumenten volgens de wensen van het bedrijfsleven. De enige wijze waarop consumenten hiertegen in verzet kunnen komen, is door de markt van vermaak in kaart te brengen, zodat consumenten weten bij welke partij zij programma’s van betere kwaliteit kunnen eisen voor de kinderen (Wojcik-Andrews 2000, 3-4). Hoe deze economische visie op films en vermaak bijdraagt aan het definiëren van het begrip ‘kinderfilm’ maakt Wojcik-Andrews echter niet duidelijk.

Kritisch

Filmkritieken hebben een waardevolle bijdrage geleverd aan de definitie van de kinderfilm. Zo omschrijft filmcriticus Douglas Street een kinderfilm als een film die is gebaseerd op een klassiek jeugdliterair werk. Hierin onderscheidt hij drie typen: werken die voor een jeugdig publiek zijn geschreven, werken die voor een volwassen publiek zijn geschreven en minder vastomlijnde werken die zijn aangenomen door een jeugdig publiek. Street noemt de tijdloosheid en imaginaire rijkheid van grote literaire werken factoren die filmmakers door de jaren heen aantrekken (Wojcik-Andrews 2000, 5). Deze definitie van kinderfilms is echter te beperkt. Zo noemt Wojcik-Andrews het voorbeeld van Jurassic Park, ontstaan als roman door Michael Crichton, vervolgens verwerkt tot film, waarna de film de bron vormde voor een stripboek. Tevens vonden veel karakters in vroege Disneycartoons hun oorsprong in stripverhalen in kranten, niet in de jeugdliteratuur. Ook Skippy uit de jaren ’30 is gebaseerd op een stripverhaal. De definitie die Street aanreikt in zijn filmkritiek klopt op allerlei fronten niet met de werkelijkheid.

Tekstueel

In het tekstuele of inhoudelijke domein plaatst Wojcik-Andrews de kinderfilm in de algemene theorie over de vertelwijze in films. Lineaire mainstream films koppelt Wojcik-Andrews aan het traditionele

25

Aristotelische narratieve patroon: zij hebben een begin, midden en einde. Een verstoring of conflict dwingt de ‘held’ op een fysieke of psychologische reis, waarna het conflict is opgelost. Mainstream films richten zich vaak meer op de heroïsche acties van de individu dan op die van een collectief. Het plot en de setting staan ten dienste van de ontwikkeling van het karakter, die weer ten dienste staat van het verhaal. Kinderfilms uit Hollywood zijn georganiseerd volgens een klassieke vertelstructuur van verstoring-oplossing (Wojcik-Andrews 2000, 7). Bordwell plaatst deze films onder de zogenaamde klassieke vertelwijze, hierover later meer. De verstoring in kinderfilms vindt vaak plaats met de dood van een familielid of naaste vriend. Ouders spelen met betrekking tot deze verstoring – zoals ook in jeugdliteratuur het geval is – meestal nauwelijks een rol. Letterlijk wees geworden kinderen of kinderen die gescheiden zijn van hun ouders worden meestal opgenomen door derden, zoals bijvoorbeeld met Simba in The Lion King gebeurt. Uiteindelijk heeft vrijwel iedere in Hollywood geproduceerde kinderfilm een goede afloop – ook bij The Lion King is dit het geval (Wojcik-Andrews 2000, 8-9). Andere inhoudelijke kenmerken van kinderfilms die Wojcik-Andrews onderscheidt zijn de aanwezigheid van momenten van zelfbewustzijn of zelfontdekking die leiden tot belangrijke keuzemomenten en de aanwezigheid van een alternatieve wereld. Een voorbeeld van een keuzemoment is de beslissing van Belle om niet met Gaston te trouwen in Belle en het beest. (Wojcik-Andrews, 9-11).

Institutioneel

Het institutionele aspect van de definitieve van kinderfilms behelst films die de filmindustrie bestempelt als kinderfilms. Wojcik-Andrews noemt het voorbeeld van een bedrijf dat filmcatalogi met een hoofdstuk over kinderfilms verkoopt. In dit hoofdstuk zijn doorsnee (Amerikaanse) kinderfilms als Belle en het beest en Free Willy opgenomen, maar ook buitenlandse kinderfilms met rollen ingevuld door kinderen of kinderfilms met als onderwerp de jeugd of jong-volwassenheid. Hieruit blijkt een groot verschil in visie op kinderfilms tussen Europese en Amerikaanse regisseurs. Tevens worden films gericht op kinderen in de Verenigde Staten als erg lucratief gezien, terwijl kinderen niet langer behoefte hebben aan kinderachtig materiaal. Films als Armageddon, Men in Black en Lost in Space hebben allen een beoordeling van ‘meekijken gewenst’ voor kinderen onder de dertien jaar, volgens de Amerikaanse kijkwijzer (Wojcik-Andrews 2000, 17). Wat het hier genoemde verschil tussen de visies van Europese en Amerikaanse regisseurs precies is werkt Wojcik- Andrews echter niet uit, waardoor dit punt niet heel sterk is.

26

Cultureel

Het laatste domein van Wojcik-Andrews is het culturele. Hij beschrijft hoe zowel in Europa als in de Verenigde Staten films specifiek voor kinderen ontwikkeld werden. In de Verenigde Staten werd het ontwikkelen van films voor een dergelijke kleine doelgroep echter al snel ‘bad business’ gevonden en ontstond de familiefilm (Wojcik-Andrews 2000, 17). In Europa hielden subsidies de kinderfilm levend, waardoor er een tegenstelling ontstond tussen de Amerikaanse familiefilm en de Europese kinderfilm. Dit uit zich ook in verschillen in de invulling van de rollen in films: kinderen in Amerikaanse familiefilms moeten een bepaald ‘star appeal’ en ‘sexual appeal’ hebben, terwijl kinderen in Europese films juist niet begeerlijk moeten zijn (Wojcik-Andrews 2000, 18).

Uit deze zes domeinen van Wojcik-Andrews blijkt dat iedere poging om een universele definitie te geven van het begrip kinderfilm erg problematisch is. Niet alleen is het definiëren zelf erg complex, er spelen hierbij ook bepaalde (economische) belangen mee. Op inhoudelijk niveau noemt Wojcik- Andrews enkele aspecten die kenmerkend zijn voor kinderfilms, zoals de dood van een naaste, de geringe rol van de ouders en het keuzemoment. Het is echter de vraag of deze aspecten echt kenmerkend zijn voor kinderfilms: later zal blijken dat een belangrijk keuzemoment of keerpunt volgens de verteltheorie van Bordwell en Van Driel meer een kenmerk zijn van de klassieke vertelwijze in het algemeen, niet van kinderfilms in het bijzonder.

2.2 Het handelswaar van Disney

Wojcik-Andrews haalt in zijn hoofdstuk over ideologie uitgedrukt in kinderfilms Comolli en Narboni aan, die, gebaseerd op het werk van Marx, stellen dat films niet zomaar op magische wijze op een scherm verschijnen. Films zijn vervaardigd binnen een kapitalistische manier van produceren, waarbij grondstoffen zijn omgezet in eindproducten om te worden verkocht in winkels en over de hele wereld te worden geconsumeerd (Wojcik-Andrews 2000, 126). Bij Disney houdt dit in dat animatiefilms beginnen als grondstoffen (inkt, potloden, papier, schetsen, etcera), die, bewerkt door de menselijke arbeid van animators uiteindelijk worden omgezet in eindproducten. Deze eindproducten circuleren vervolgens door de economie om geld te verdienen voor Disney, de aandeelhouders van Disney en externe partijen die verwante goederen produceren. In het licht hiervan is Disney een bedrijf dat eerder handelswaar dan films produceert (Wojcik- Andrews, 126). Ook in films zelf is handelswaar nadrukkelijk aanwezig, in verschillende vormen. Zo maakt de film Armageddon reclame voor verschillende producten, zoals auto’s,

27 verzekeringsmaatschappijen en frisdrank. Films als E.T. en Aladdin draaien om een object of stuk handelswaar (een ruimtewezen en een lamp met een geest) dat in de film bezeten kan worden en zich ontwikkelt (Wojcik-Andrews 2000, 127). Bij de film Home Alone noemt Wojcik-Andrews het handelswaar, de basisvorm van het kapitalisme, het hart van de film. Het huis van de familie McCallister heeft een groot aantal kamers met veel ruimte en toepasselijke inrichtingen. De keuken is rijk uitgerust en alle apparatuur is overduidelijk nieuw. Eén van de criminelen in de film omschrijft de inhoud van het huis als ‘top-flight goods, stereos, vcrs, marketable securities, toys, fine jewelry, and a possible cash horde’ (Wojcik-Andrews 2000, 129). Wojcik-Andrews noemt Home Alone een instrument om beelden van gewilde goederen aan kijkers te tonen. Een ander aspect van Home Alone dat een grote rol speelt in de film is de familie. Wojcik-Andrews noemt de familie tevens een belangrijk deel van het kapitalisme: kapitalisme genereert goederen en winsten, waarna families nodig zijn om deze consumentenartikelen te kopen, gewoonlijk tegen hoge prijzen. Kapitalistische instituties als de studio’s van Disney moeten vervolgens films produceren die deze familiewaarden legitimeren (Wojcik-Andrews 2000, 129-130).

3 Mickey’s Once upon a Christmas

3.1 Bordwell’s verteltheorie

In het betoog van Wojcik-Andrews over het definiëren van kinderfilms noemde hij de traditionele Aristotelische vertelwijze, met een begin, midden en einde, waar vrijwel alle mainstream films aan voldoen. Verder bestempelt hij producties van onder andere Disney in eerste plaats tot handelswaar dat verkocht moet worden, wat het zeer aannemelijk maakt dat deze behoren tot mainstream films. In de vertelwijzen in films die David Bordwell onderscheidt wordt deze traditionele vertelwijze de classical narration genoemd, in de bewerking van Van Driel vertaald naar klassieke vertelwijze.

Stijl, sujet en fabel

Op basis van Bordwell onderscheidt Van Driel in zijn Nulgraad van het filmkijken drie narratieve elementen in de filmtekst: de enigszins ongelukkig gekozen term stijl (style), het sujet (syuzhet) en de fabel (fabula).

28

Met de stijl geeft Bordwell niets stilistisch aan, de stijl is slechts een benoeming van de middelen waarmee een verteller het sujet heeft vormgegeven. Bij een film zijn deze middelen objecten als de camera, de microfoon en de montagetafel. In bepaalde films nemen we de filmstijl nauwelijks bewust waar, terwijl we wel bewust gebruik maken van hun gegevens. Het hanteren van bepaalde montageregels geeft de kijker de informatie waar de handelende personages zich ten opzichte van elkaar bevinden (Van Driel 1994). Het sujet is bij Bordwell het niveau van de gepresenteerde reeks gebeurtenissen – relatief autonome gegevens waartussen via associatie een verband wordt gelegd (Van Driel 1994). Als voorbeeld van dergelijke autonome gegevens noemt Van Driel een voorbeeld uit de openingsscene van Hitchcock’s Rear Window (1954). In beeld verschijnen verschillende foto’s aan de muur, een negatief-foto in een lijst, een fotocamera en een man met een been in het gips, gegevens die al dan niet in variaties een aantal maal worden herhaald. Deze gegevens zouden met elkaar in verband kunnen worden gebracht tot de conclusie dat de man zijn been heeft gebroken tijdens het nemen van foto’s. Eén van de foto’s is de eerdergenoemde negatief-afdruk, een foto van een vrouw. Deze keurig ingelijste negatief-afdruk vormt een breuk met wat volgens ons referentieschema normaal is, waardoor de vraag rijst of er misschien iets speelt tussen deze man en vrouw (Van Driel 1994). Het vormen van de fabel is de laatste stap in het narratieve proces. Van Driel omschrijft de fabel als een geconstrueerd verhaal, waarin de gebeurtenissen chronologisch en logisch zijn gerangschikt, de personages zijn ‘ingevuld’, evenals hun aandeel in het verhaal. De fabel bestaat niet binnen de tekst, maar is het betekeniseffect dat is geconstrueerd door de kijker (Van Driel 1994). Bij het construeren van de fabel wordt ervan uitgegaan dat kijkers bepaalde schema’s bezitten die zij zich in de loop der jaren eigen hebben gemaakt. Van Driel noemt het voorbeeld van het ‘Who-did-it?’ schema dat kijkers hebben ontwikkeld in verband met detectivefilms. Door het eerder zien van detectives is een kijker in staat om al bij het begin van de film de ogenschijnlijk juiste vragen te stellen en een voorlopig antwoord te formuleren (Van Driel 1994). Meer concreet doet de kijker bij het construeren van de fabel volgens Van Driel en Bordwell een beroep op een drietal schema’s: het referentieschema, het invulschema en het prototypeschema. Onder het referentieschema verstaat Van Driel ‘de individuele encyclopedie die ieder van ons bezit op grond van eerdere ervaringen’. Hiermee bedoelt hij kennis met betrekking tot de cultuur, het genre, de filmmakers en dergelijken (Van Driel 1994). Het ‘Who-did-it?’-schema is een voorbeeld van een referentieschema. Het invulschema ontstaat op grond van kennis van de werkelijkheid en het referentieschema en stelt ons in staat om ellipsen – ontbrekende momenten – zelf in te vullen. Door hier gebruik van te maken zijn films in staat om een groter tijdsverloop in beeld te brengen dan de tijdspanne van de film zelf.

29

Het prototypeschema is een verfijning van de vorige. Sommige personages uit het sujet hebben een prototypisch karakter, waardoor hun gedrag tot een bepaalde mate voorspelbaar is. Van Driel noemt de detective als voorbeeld van een prototypisch karakter: wanneer een detective de kamer verlaat, zal hij zich bij de deur omdraaien om een aanvullende vraag te stellen of een mededeling te doen die het voorgaande in een ander daglicht stelt (Van Driel 1994). Verder moet worden opgemerkt dat de fabels geconstrueerd door verschillende kijkers zelden identiek zijn – zij hebben immers allen andere ervaringen. Omdat zij deels wel een gemeenschappelijke ervaring bezitten kunnen de verschillende fabels elkaar wel dicht benaderen (Van Driel 1994).

Bordwells klassieke vertelwijze

In Bordwells theorie uiten de stijl, het sujet en de fabel zich in drie verschillende vertelwijzen: de classical narration (klassieke vertelwijze), gericht op de vorming van de fabel, de art-cinema narration (artvertelwijze), met het sujet op de voorgrond, en ten slotte parametric narration (parametrische vertelwijze), waarin de stijl het belangrijkste is (Van Driel 1994). Eerder werd aan de hand van het betoog van Wojcik-Andrews al vastgesteld dat het zeer waarschijnlijk zo niet zeker is dat Mickey’s once upon a Christmas behoort tot de mainstream films. In de inleiding van zijn hoofdstuk over de klassieke vertelwijze schrijft Bordwell het volgende:

In fiction filmmaking, one mode of narration has achieved predominance. Whether we call it mainstream, dominant, or classical cinema, we intuitively recognize an ordinary, easily comprehensible movie when we see it (Bordwell 1985, 156).

Met dit citaat, maar ook in het vervolg van dit hoofdstuk, koppelt Bordwell zijn klassieke vertelwijze sterk aan mainstream films. In het kader van relevantie en enige beknoptheid zal in het vervolg enkel de klassieke vertelwijze, de meest relevante voor Mickey’s once upon a Christmas, worden behandeld.

Over films waarin sprake is van de klassieke vertelwijze zegt Van Driel dat het moeite zal kosten om een gebeurtenis aan te wijzen die niet zinvol is binnen het geheel van het sujet (Van Driel 1994), wat overeenkomt met de beweringen van Wojcik-Andrews in zijn discussie van het tekstuele domein van kinderfilms. Bordwell (1985) en Van Driel (1994) drukken het zogenaamde klassieke sujet uit in een vaste structuur:

30

1. Expositie of setting. Introductie van plaats, tijd en personages. 2. Plotpoint 1. ‘Het einde van het begin’, het eigenlijke verhaal wordt in gang gezet, op weg naar de oplossing van een conflict. Mogelijk maakt het aspect van de verstoring in kinderfilms dat Wojcik- Andrews noemt deel uit van plotpoint 1: het verhaal van The Lion King (1994) begint met de dood van koning Mufasa, waarna Simba begint aan zijn lange reis. 3. Verwikkelingen. De weg naar de oplossing is gevuld met hindernissen en problemen. 4. Plotpoint 2. Het begin van het einde, kondigt de climax aan. 5. De climax. De oplossing wordt al dan niet bereikt, maar meestal wel. Ook Wojcik-Andrews noemt dat een goede afloop gebruikelijk is. 6. De afloop Binnen deze sujetstructuur zijn alle personages duidelijk geprofileerd. Onder hen bevindt zich altijd een protagonist, om wie de film draait. De aard van dit personage bepaalt in hoeverre de film een beroep doet op de referentieschema’s (Van Driel 1994).

Bij de klassieke vertelwijze staat de stijl nadrukkelijk ten dienste van het sujet, de stijl zal ‘normaal’ zijn. Van Driel noemt een aantal constanten met betrekking tot het normale stijlpatroon dat de klassieke film zelf heeft geschapen:

 De camera-afstand is medium of close.  De camerahoek is personage-afhankelijk en op oogniveau. Er zal alleen sprake zijn van een afwijkende camerahoek als de personages zich ook in een hoek ten opzichte van elkaar bevinden.  De camerabeweging is erop gericht personages centraal in beeld te houden.  De montage is gericht op continuïteit in handeling en blik- en looprichting.  De geluidsband is er ten behoeve van het sujet en de fabelconstructie en zal de aard van de gebeurtenis onderstrepen.

(Van Driel 1994)

Over de kijker naar klassieke films zegt Van Driel dat zijn activiteit op bewust niveau geminimaliseerd is: de hedendaagse kijkcultuur is gevormd en gevoed door de klassieke film, kijken naar een klassieke film gaat als vanzelf (Van Driel 1994).

31

3.2 De film

Onderwerp van deze analyse is de film Mickey’s once upon a Christmas (1999). Het eerste deel van de analyse is een korte uitwerking van de personages die een rol spelen in deze animatiefilm. Bij Bordwell en Van Driel is gebleken dat karakters in films volgens de klassieke vertelwijze vaak prototypisch van aard zijn. Van Driel noemde de detective als illustratie hiervan: deze heeft een bepaald gedragspatroon, waardoor het gedrag van een detective in een film min of meer te voorspellen valt. In het geval van Disney kan men zich afvragen of specifieke karakters hier prototypisch van aard zijn. Valt het gedrag van bijvoorbeeld te voorspellen door het feit dat Donald Duck zich altijd op een bepaalde wijze gedraagt? Betrouwbare geschreven bronnen over de personages van Disney zijn er nauwelijks. Om deze reden vormen interpretaties van Disney cartoons uit de periode 1922-2006 de voornaamste bron voor deze puntsgewijze karakterschetsen.

Na de karakterschetsen van Disney zal een korte beschrijving volgen van Mickey’s once upon a Christmas. Deze beschrijving zal zich beperken tot de belangrijkste gebeurtenissen uit de fabel. Voor de volledigheid is een meer gedetailleerde beschrijving van de film opgenomen als bijlage.

Als laatste zal worden teruggegrepen op de theorie met betrekking tot de inhoud van het Kerstfeest en worden uitgewerkt in hoeverre hier sprake van is in Mickey’s once upon a Christmas.

3.2.1 Karakters

Donald Duck

De eend Donald Duck is te onderscheiden aan zijn kwakende manier van spreken en zijn matrozenpak. Het matrozenpak draagt hij vanaf de eerste cartoon waarin hij verschijnt, The wise little hen (1934), maar de betekenis van dit pak wordt nergens duidelijk gemaakt. Een verdere verwijzing naar de zeevaart is de reddingsboei die Donald Duck in The wise little hen bij zijn huis heeft hangen. Mogelijk dient de verwijzing naar de zeevaart enkel als symbool voor water, dat een belangrijke rol speelt in het leven van een eend.

32

Karaktereigenschappen: In eerste instantie lui (The wise little hen, 1934). Later: opvliegend van aard (Smith 1996, 144) in alle verdere cartoons, in (1945) volgt hij zelfs een woedebeheersingscursus.

De personage van Donald Duck wordt vaak als ‘acteur’ ingezet in andere contexten en rollen. Zo was hij bijvoorbeeld politieagent (, 1939), brandweercommandant (Fire chief, 1940), portier (Bellboy Donald, 1942) en onderdeel van oorlogspropaganda (Der Fuehrer’s face, 1943). In deze gewijzigde contexten draagt Donald Duck niet zijn gebruikelijke matrozenpak, maar kleding die past binnen de context, zoals een politie-uniform.

Katrien Duck ()

De eend Katrien Duck, in eerste instantie Donna Duck genaamd (, 1937), is de vriendin van Donald Duck. Een terugkerend uiterlijk kenmerk van Katrien is de gele of roze strik op haar hoofd. In eerste instantie heeft zij net als Donald Duck een kwakende manier van spreken, vanaf Donald’s crime (1945) een normaal klinkende vrouwenstem.

Karaktereigenschappen: Van enige onderscheidende karaktereigenschappen is bij Katrien geen sprake. In vroege cartoons (Don Donald, 1937, Donald’s double trouble, 1946 en Donald’s dilemma, 1947) is zij net als Donald opvliegend en zelfs gewelddadig, in latere cartoons niet meer. Het belang dat zij hecht aan materialistische voorwerpen in Don Donald (1937) is in later werk ook verdwenen.

Kwik, Kwek en Kwak (Huey, Dewie en Louie)

Tot aan het verschijnen van de serie Ducktales (1987) hadden Kwik, Kwek en Kwak geen vaste kleuren kleding; zij waren uitwisselbaar. Vanaf Ducktales is Kwik in het rood gekleed, Kwek in het blauw en Kwak in het groen (Smith 1996, 152 en Smith 1996, 246). Net als Donald spreken zij op kwakende wijze. Kwik, Kwek en Kwak zijn de kinderen van Dumbella Duck, Donald’s zus. In Donald’s nephews (1938) worden zij voor een bezoek naar Donald gestuurd, om nooit meer te vertrekken. In

33 de cartoons waarin Donald Duck in een andere context is geplaatst vervullen zij een ondersteunende (en vaak verstorende) rol.

Karaktereigenschappen: Ondeugend (in zonder uitzondering alle cartoons uit de periode 1922-2006 waarin zij een rol spelen dwarsbomen zij de plannen van Donald Duck).

Dagobert Duck (Scrooge McDuck)

Dagobert Duck is nauwelijks vertegenwoordigd in de cartoons van Disney. Qua uiterlijk is zijn hoge hoed een vast kenmerk.

Karaktereigenschappen: Gierig. In Scrooge McDuck and money (1967) probeert Dagobert Kwik, Kwek en Kwak bij te brengen hoe zij zo effectief mogelijk geld opsparen. In Mickey’s Christmas carol (1983) vertolkt hij de rol van Ebenezer Scrooge.

Mickey Mouse

Disney’s voornaamste personage is Mickey Mouse, voor het eerst verschenen in Steamboat Willie (1928). Het karakter van Mickey is echter minder uitgewerkt dan dat van sommige andere personages. Opvallende uiterlijke kenmerken van Mickey zijn zijn tweedimensionale oren en de twee knopen op de voorkant van zijn broek. Verder praat hij met een hoog stemmetje.

Karaktereigenschappen: Kenmerkende karaktereigenschappen heeft Mickey Mouse nauwelijks. Hij is zachtaardig en houdt van muziek: in vrijwel alle Mickey Mouse cartoons danst hij met andere personages of tot leven gekomen voorwerpen.

Evenals Donald Duck wordt Mickey Mouse meer dan eens ingezet als acteur, zoals in The chain gang (1930), Building a building (1933) en The mail pilot (1933).

34

Minnie Mouse

Minnie Mouse is Mickey’s vriendin en voornamelijk een vrouwelijke versie van hem, met dezelfde tweedimensionale oren, zonder duidelijk uitgewerkt karakter. Een ander uiterlijk kenmerk is de strik op haar hoofd die zij sinds de jaren ’40 draagt in cartoons, zeer veel lijkend op die van Katrien.

Goofy

Goofy is een lang en dun hond-achtig personage met een dom uiterlijk, grote uitstekende tanden en een opvallende lach.

Karaktereigenschappen: Dom en onhandig. Dit komt vooral tot uiting in de ‘how-to’-cartoons met Goofy in de hoofdrol, zoals How to swim (1942), How to fish (1942) en How to sleep (1953).

Opvallend aan de personage van Goofy is zijn twee gezinnen. In de jaren ’50 heeft hij in de rol van Mr. Geef een vrouw en een kind. In de jaren ’90 krijgt Goofy in de serie Goof troop opnieuw een gezin, in de vorm van zijn zoon Max. Een vrouw speelt hierin geen rol, zijn zoon Max staat los van zijn zoon uit de jaren ‘50 (Smith 1996, 212).

Knabbel en Babbel (Chip en Dale)

Knabbel (zwarte neus) en Babbel (bruine neus) zijn twee eekhoorns die voornamelijk te zien zijn in Donald Duck cartoons.

Karaktereigenschappen: Ondeugend Conflictveroorzakers. In alle Donald Duck cartoons waarin zij een rol hebben is sprake van een conflict met Donald Duck, veroorzaakt doordat één van de partijen iets bezit dat de ander wil hebben, of doordat zij inbreuk maken op elkaars leefwereld.

35

Pluto

Pluto is Mickey’s hond. In tegenstelling tot Goofy is de personage van Pluto ook qua gedrag een hond, hij bezit niet het vermogen tot spreken (Smith 1996, 392). Hij is echter wel intelligent: in Canine patrol (1945), Canine Casanova (1945) en Sheep dog (1949) lost hij zelfstandig problemen op.

Karaktereigenschappen: Impulsief

Pete

Pete is een kat-achtig personage die vooral bekend is als aartsvijand van Mickey Mouse en Donald Duck (Smith 1996, 384). Hij is erg groot (altijd groter dan andere personages), vaak ongeschoren en heeft een gemene uitdrukking op zijn gezicht.

Karaktereigenschappen: Kwaadaardig Egoïstisch

Overige personages in Mickey’s once upon a Christmas zijn Max en tante Gurtie (aunt Gurtie). Zij komen echter niet of nauwelijks voor in naslagwerken met Disney als onderwerp of in de cartoons uit de periode 1922-2006. Van Max is bekend dat hij pas in de jaren ’90 voor het eerst verscheen, in Goof Troop. Over deze twee personages kan onder enig voorbehoud worden geconcludeerd dat zij geen prototypische functie hebben in Mickey’s once upon a Christmas. Zij zijn zo summier vertegenwoordigd in de traditie van Disney dat de kijker ze waarschijnlijk niet zal kennen.

Geconcludeerd kan worden dat bepaalde personages uit Mickey’s once upon a Christmas een zekere prototypische aard hebben, ongeacht in wat voor context zij optreden. Zo staat Donald Duck door zijn cartoonverleden bekend om zijn driftbuien, zodra hij in beeld verschijnt weet de kijker dat deze opnieuw gaan komen. Goofy is dom en onhandig en staat garant voor meerdere ongelukken in een cartoon of animatiefilm, Kwik, Kwek en Kwak zijn ondeugend, de personage van Pete heeft altijd kwaad in de zin en het verschijnen van Knabbel en Babbel zal een langlopend conflict aankondigen.

36

Andere personages hebben een minder duidelijk ontwikkeld eigen karakter. Mickey Mouse wordt in veel cartoons gepresenteerd als muzikaal, maar heeft verder geen kenmerken die hem duidelijk onderscheiden. Minnie Mouse en Katrien Duck zijn voornamelijk vrouwelijke versies van Mickey en Donald. Wanneer zij in beeld verschijnen kondigt dit hooguit momenten van affectie tussen hen en Mickey of Donald aan.

De gebruikelijke combinaties van karakters van Disney wekken bepaalde verwachtingspatronen. Zo is het duidelijk dat Minnie Mouse bij Mickey hoort en Katrien Duck bij Donald. Wanneer Katrien Duck in een cartoon gekoppeld zou worden aan Mickey Mouse zou dit de kijker opvallen. De combinaties tussen karakters zijn echter niet zo sterk dat het zou opvallen als één van hen niet zou verschijnen: zo zijn er voorbeelden van cartoons waarin Donald Duck zonder zijn neefjes of Katrien speelt. Dit duidt op een bepaalde contextloosheid van de karakters: zij verschijnen vaak in vaste combinaties met elkaar, maar deze combinaties worden niet duidelijk verklaard vanuit een vaste context. Om deze reden kan Disney de karakters gemakkelijk laten ‘acteren’ in rollen, zoals in de beschrijvingen van de verschillende personages duidelijk werd.

3.2.2 Mickey’s once upon a Christmas

Mickey’s once upon a Christmas (1999) is een 66 minuten durende animatiefilm bestaande uit drie delen, met ieder een afzonderlijke titel. Ieder deel heeft een eigen hoofdmotief en wordt in het overkoepelende deel gerepresenteerd door een voorwerp onder de kerstboom, terwijl de vertelstem van Kelsey Grammer de drie delen koppelt. Er is sprake van drie afzonderlijke verhalen die zijn ingebed in het geheel van de film.

Eerste verhaal; Donald Duck: stuck on Christmas

Het object onder de kerstboom dat gekoppeld is aan het eerste verhaal is de zeilboot. De vertelstem koppelt het verhaal aan vrolijkheid, dierbaren en familie en vraagt zich af wat er zou gebeuren als we zouden wensen dat het iedere dag Kerstmis was, waarna het verhaal begint. Het wordt dag en Kwik, Kwek en Kwak worden wakker van het geluid dat Knabbel en Babbel in hun boomhut maken. Zij zijn blij dat het Kerstmis is, rennen naar beneden en pakken hun cadeaus uit. Donald Duck komt binnen met het ontbijt en wordt driftig omdat zij niet op de familie hebben

37 gewacht. Als hij zich bedenkt dat het Kerstmis is zakt zijn driftbui. Hij doet de deur van een kast open en toont een speciale verrassing: drie slees met een strik erom. Kwik, Kwek en Kwak grijpen de slees, maar als zij ermee naar buiten willen rennen komen zij hun familie bij de voordeur tegen: Katrien Duck, Dagobert Duck en tante Gurtie. Na te zijn gekust door Gurtie rennen zij alsnog naar buiten, Donald omver lopend. Als het eenmaal donker is roept Katrien dat het eten klaar is, en Kwik, Kwek en Kwak gaan aan tafel zitten. Voor Donald kans heeft gezien de kalkoen aan te snijden beginnen Kwik, Kwek en Kwak al te eten. Donald krijgt een driftbui, maar wordt door Katrien tot de orde geroepen. Na het eten zingt de familie kerstliedjes, terwijl Kwik, Kwek en Kwak met hun cadeaus spelen. Als de klok negen uur slaat worden zij door Donald naar bed gestuurd. Boven aangekomen wensen zij dat het iedere dag Kerstmis is.

De volgende ochtend worden Kwik, Kwek en Kwak opnieuw wakker van het geluid van Knabbel en Babbel. In de kalender zien zij dat het iedere dag 25 december is, ook hun cadeaus liggen nog onder de kerstboom. Als zij de cadeaus openen komt Donald met het ontbijt binnen, opnieuw wordt hij boos dat zij de cadeaus te vroeg geopend hebben. De dag vervolgt zich op exact dezelfde wijze als de eerste maal Kerstmis. Als zij ’s avonds in bed liggen roepen zij uit dat het geweldig was.

Als Kwik, Kwek en Kwak de volgende ochtend wakker worden realiseren zij zich dat het wederom Kerstmis is, zij zijn blij. Vervolgens volgen korte fragmenten uit de vele Kerstmissen die zij meemaken elkaar snel op: Kwik, Kwek en Kwak beginnen nu genoeg te krijgen van Kerstmis en zij besluiten dat er iets moet gebeuren om het interessanter te maken.

Zij gebruiken hun radiografische speelgoed om een botsing met Donald en het ontbijt te veroorzaken. Als hij driftig wordt komt Katrien het huis binnen, zij zegt dat hij niet met het speelgoed van de jongens moet spelen. Als tante Gurtie Kwik, Kwek en Kwak wil zoenen dragen zij een duikuitrusting tegen het speeksel. De kalkoen voor het kerstdiner vervangen zij door een levende kalkoen, die vlucht zodra de stolp op het bord wordt opgelicht. Donald wordt driftig en achtervolgt de kalkoen, in het huis wordt een grote vernieling aangericht. Als het eenmaal avond is en de familie treurig in de woonkamer staat valt als laatste kerstattribuut ook de kerstboom om. Kwik, Kwek en Kwak zien Donald treurig onder de boom liggen en beseffen wat zij hebben aangericht.

De volgende dag besluiten zij het anders aan te pakken. Zij schieten een zakje eikels de hut van Knabbel en Babbel in, maken ontbijt, laten zich zoenen door tante Gurtie en helpen Katrien met het opdienen van het kerstdiner. Donald merkt tijdens de dag meerdere malen op dat hij dit verdacht

38 vindt. Als hij hen uiteindelijk vraagt wat zij van plan zijn schenken ze hem een zelfgebouwde zeilboot op slees. De perfecte dag wordt afgesloten als alle personages kerstliedjes zingen bij de kerstboom.

De volgende ochtend blijkt het niet langer Kerst te zijn, Kwik, Kwek en Kwak zijn hier blij om. Het fragment eindigt als Donald in zijn zeilboot een sneeuwheuvel af snelt en uiteindelijk in de sneeuw belandt.

Een ordening van dit verhaal aan de hand van het schema van Bordwell en Van Driel ziet er als volgt uit:

1. Expositie of setting. De sneeuw die valt, Kwik, Kwek en Kwak die slapend kerstliedjes snurken en de kerstboom in de hut van Knabbel en Babbel maken duidelijk dat het Kerstmis is. De belangrijkste personages, namelijk Donald en de drie neefjes, worden in de eerste scene in beeld gebracht. De minder belangrijke personages betreden meteen hierna het huis. 2. Plotpoint 1. Het eigenlijke verhaal wordt in gang gezet als Kwik, Kwek en Kwak wensen dat het iedere dag Kerstmis is. 3. Verwikkelingen. In eerste instantie bevalt het feit dat het iedere dag Kerstmis is Kwik, Kwek en Kwak zeer goed. Na verloop van tijd gaat het echter vervelen en gaan zij de negatieve gevolgen ervan ondervinden. 4. Plotpoint 2. Kwik, Kwek en Kwak besluiten om Kerstmis iets interessanter te maken door de dag te verstoren. Dit resulteert echter in een grote verwoesting en veel verdriet, waarna zij tot de conclusie komen dat dit geen goed idee was.

5. De climax. Kwik, Kwek en Kwak besluiten om van de volgende Kerst een zo mooi mogelijke dag te maken. Dit lukt, en heeft tot gevolg dat de volgende dag geen Kerstmis meer is. Het probleem is opgelost. 6. De afloop Donald wordt door Kwik, Kwek en Kwak in de zelfgetimmerde boot van een sneeuwhelling afgeduwd. Dit staat los van het verhaal, het probleem is immers opgelost, en dient slechts als einde.

39

Tweede verhaal; A very goofy Christmas

Het object dat aan het tweede verhaal is gekoppeld, is een teddybeer. Goofy en Max zijn een verlanglijst voor de Kerstman aan het samenstellen. Max maakt zich zorgen over het feit dat de postbode bijna langskomt. Als hij de voordeur opendoet ziet hij de postbode nog net wegrijden. Goofy en Max achtervolgen de postbode. Max fietst vooruit om de postbode tegen te houden, Goofy kan hem door een reeks aan persoonlijke ongelukken niet bijhouden en komt later met de brief. Uiteindelijk lukt het Max om de postbode te laten stoppen, Goofy valt door het dak van de bestelbus, met de brief. Als Goofy en Max bij hun huis de oprit sneeuwvrij aan het maken zijn worden zij bedolven onder sneeuw door de sneeuwblazer van buurman Pete. Pete laat merken dat hij het lachwekkend vindt dat Goofy en Max in de Kerstman geloven, hijzelf schaart de Kerstman in dezelfde categorie als het monster van Loch Ness. Sarcastisch wenst Pete Goofy en Max een vrolijk Kerstfeest en een gelukkig nieuwjaar, waarna hij de deur achter zich dichtslaat. Als Max het huis binnengaat blijkt dat hij nu twijfelt aan het bestaan van de Kerstman. Goofy overtuigt Max dat de Kerstman daadwerkelijk zal komen. Max blijft echter twijfelen, vooral als hij uitrekent hoeveel kinderen de Kerstman in één nacht zal moeten bezoeken en zich afvraagt hoe een rendier kan vliegen. ’s Avonds lopen Max en Goofy met een kerstdiner naar een minder bedeeld gezin. Max vraagt Goofy of dat niet de taak van de Kerstman is, Goofy antwoordt echter dat hij de Kerstman graag helpt. Aangekomen bij het gezin betwijfelt Max opnieuw het bestaan van de Kerstman. Als Goofy verkleed als Kerstman in een stoel zit trekt een klein kind zijn vermomming van zijn gezicht en ziet Max dat het eigenlijk zijn vader is. Hij voelt zich bedrogen. Weer thuis zit Max boos op de bank. Goofy slaagt er niet in om hem op te vrolijken. Er ontstaat een discussie tussen Goofy en Max over het wel of niet bestaan van de Kerstman. Uiteindelijk roept Max dat Goofy het bestaan moet bewijzen, waarna Goofy met een camera en telescoop plaatsneemt op een platform op het dak. De eerste maal dat Goofy denkt de slee van de Kerstman te horen is het echter een vrouw die een hondje uitlaat. Max keert terug naar zijn kamer en ziet door het raam hoe Goofy meer apparatuur naar het platform brengt en letters in de sneeuw graaft. De tweede maal dat Goofy denkt de Kerstman te zien blijkt het een inbreker te zijn die uit de schoorsteen van het huis van Pete klimt. Goofy valt van het dak van het huis en verliest nu zelf het geloof in de Kerstman. Eenmaal binnen probeert Max hem op te vrolijken, zonder succes. Nu is Max degene die zich als Kerstman verkleedt en wanneer Goofy hem achtervolgt door de schoorsteen verliest ook hij zijn vermomming. Goofy is ontroerd als Max zegt dat hij zich voor zijn vader had verkleed.

40

Op het moment dat Goofy en Max elkaar omhelzen zien zij de Kerstman overvliegen. Het cadeau dat Max aan de Kerstman had gevraagd valt in zijn armen. Pete is naar buiten gekomen en roept naar de Kerstman dat hij altijd al in hem heeft geloofd en vraagt waar zijn cadeaus zijn. De slee van de Kerstman blaast alle sneeuw van het huis van Goofy en bedelft Pete en diens huis. Het fragment eindigt als Max met de buurjongen in de sneeuw speelt.

1. Expositie of setting. Ook in dit verhaal is onmiddellijk duidelijk dat het zich afspeelt rond Kerstmis, door de aanwezigheid van sneeuw, de kerstversieringen op Goofy’s huis en het schrijven van de brief aan de Kerstman. De hoofdpersonen, Goofy en Max, verschijnen in de eerste scene. 2. Plotpoint 1. Het verhaal begint als Goofy en Max de postbode achtervolgen met de brief voor de Kerstman. Dit suggereert dat het bestaan van de Kerstman voor hen van belang is. 3. Verwikkelingen. Goofy en Max proberen beurtelings hun geloof in de Kerstman te behouden, terwijl de omstandigheden en blunders dit erg moeilijk maken. 4. Plotpoint 2. Uiteindelijk is er na alle twijfel over het bestaan van de Kerstman een situatie bereikt waarin Goofy en Max elkaar hebben en het niet uitmaakt of de Kerstman bestaat of niet. 5. De climax. Plotseling wordt het ultieme bewijs geleverd dat de Kerstman bestaat. De Kerstman beloont Goofy en Max voor hun goede gedrag en straft Pete voor zijn egoïsme en ongeloof. 6. De afloop Max speelt met de buurjongen in de sneeuw.

Derde verhaal; Mickey & Minnie’s gift of the Magi

Het laatste verhaal in Mickey’s once upon a Christmas is Mickey & Minnie’s gift of the Magi. Het object dat aan dit verhaal is gekoppeld is de slee met hierin twee cadeaus. Mickey en Pluto lopen over straat, Mickey trekt een slee met hierop een kerstboom achter zich aan. In een etalage zien zij een gouden ketting die volgens Mickey perfect samengaat met een horloge dat Minnie bezit. Mickey ziet dat de winkel om vijf uur zal sluiten en merkt op dat hij op dat moment nog te weinig geld heeft, maar dat hij samen met Pluto veel geld gaat verdienen.

41

Ook Minnie blijkt krap bij kas te zitten: even voordat Mickey haar huis binnenkomt met de kerstboom staat zij een aanzienlijke hoeveelheid rekeningen te bekijken, verzuchtend hoe zij ooit een cadeau voor Mickey zal kunnen kopen. Minnie merkt op dat haar hart zingt als Mickey op zijn harmonica speelt en dat een dergelijk instrument een speciale doos verdient. Mickey vraagt Minnie of zij weet hoe laat het is en zegt dat haar horloge een gouden ketting verdient. Hierna brengen Mickey en Pluto Minnie naar haar werk en vertrekken zij op hun beurt naar hun werk bij de kerstbomenverkoop van Crazy Pete. Tijdens de werkdag krijgt Mickey een grote hoeveelheid fooien, Crazy Pete pakt hem echter zijn geld af. Pete ziet dit als genoegdoening voor het feit dat Mickey zijn plan om een grote boom aan een arm gezin te verkopen heeft gedwarsboomd. Als Pete per ongeluk zijn brandende sigaar in zijn broekzak stopt steekt hij op deze wijze zijn gehele bedrijf in brand. Minnie werkt ondertussen op de inpakafdeling van een warenhuis. Zij werkt extra hard om op deze manier een kerstbonus te krijgen. Deze bonus blijkt echter te bestaan uit een fruitcake en niet uit geld, waardoor ook Minnie geen extra geld te besteden heeft. Als Mickey buiten op zijn harmonica speelt wordt hij gehoord door brandweerlieden bij het podium van een benefietconcert. Hun concert dreigt in het water te vallen doordat de leden van de band de brand bij Pete aan het blussen zijn. Als een arm kindje zijn beer schenkt ten behoeve van het goede doel besluit Mickey om te blijven spelen, en al snel keert de brandweerband terug om samen met hem te spelen. Er wordt een grote hoeveelheid cadeaus ingezameld, maar Mickey heeft hierdoor geen geld kunnen verdienen voor een cadeau voor Minnie. Als Mickey tegen de brandweercommandant zegt dat zijn harmonica zijn gewicht in goud waard is komt hij op het idee om hem te ruilen tegen de ketting voor Minnie, en hij snelt naar de winkel om hier nog voor sluitingstijd aan te komen. De eigenaar van de winkel zegt echter dat de harmonica niet veel waard is en wil niet ruilen. Als Mickey treurig begint te spelen verandert hij echter van gedachten. Aangekomen bij Minnie blijken Mickey en Minnie beide het voorwerp dat hen het meest dierbaar was geruild te hebben tegen het cadeau voor de ander. Mickey krijgt nu een doos voor de harmonica die hij niet langer heeft, Minnie de gouden ketting voor haar geruilde horloge. Minnie kan niet geloven dat Mickey zijn meest dierbare bezit heeft opgegeven voor haar, waarna hij antwoordt dat zij alle muziek is die hij nodig heeft.

1. Expositie of setting. Het feit dat het verhaal zich rond Kerstmis afspeelt wordt duidelijk gemaakt door middel van voorbijgangers op straat die elkaar een vrolijke Kerst wensen. De hoofdrolspelers Mickey, Pluto en Minnie komen vrij snel in beeld: Mickey en Pluto zijn met de kerstboom op weg naar Minnie.

42

Belangrijke voorwerpen in dit verhaal zijn de voorwerpen die Mickey en Minnie voor elkaar willen kopen: de gouden ketting voor Minnie komt in de eerste scene in beeld, terwijl Minnie het al vroeg in het verhaal over de doos voor Mickey’s harmonica heeft. 2. Plotpoint 1. Al snel wordt duidelijk dat Mickey en Minnie beide geen geld hebben om voor elkaar het gewenste cadeau te kopen. Dit is een probleem. 3. Verwikkelingen. Mickey en Minnie hebben beide goede hoop om nog op tijd aan geld voor een cadeau te komen. Het daadwerkelijke verdienen van dit geld blijkt echter problematisch voor beide. 4. Plotpoint 2. Mickey en Minnie hebben beide definitief niet genoeg geld om een cadeau te kopen. 5. De climax. Mickey en Minnie blijken beide hun meest dierbare bezit te hebben opgeofferd om voor de ander het gewenste cadeau te kopen, zonder dat zij dit van elkaar wisten. Hierdoor hebben de cadeaus echter ook geen praktisch nut meer. 6. De afloop Het ontbreken van cadeaus blijkt geen probleem te zijn. Het feit dat Mickey en Minnie van elkaar houden en bereid zijn zulke offers te brengen is het belangrijkste. Het fragment eindigt met Mickey en Minnie in innige omhelzing.

Overkoepelend deel

Buiten de drie verschillende verhaallijnen kent het overkoepelende geheel waarin deze zijn ingebed nog een eigen afsluiting. Alle personages uit de drie verhalen komen samen voor een huis, waar zij samen kerstliedjes zingen. Hierna eindigt de film met de aftiteling.

3.2.3 Motieven

Van Boven en Dorleijn onderscheiden op het gebied van motieven twee hoofdgroepen: concrete motieven en abstracte motieven. De concrete motieven worden verder onderverdeeld in verhaalmotieven en vrije motieven. Deze spitsen zich echter toe op het analyseren van literatuur en zijn minder bruikbaar voor het benoemen van motieven in Mickey’s once upon a Christmas. Van

43

Boven en Dorleijn koppelen concrete motieven aan het sujet, abstracte motieven zijn het resultaat van de interpretatie van de lezer (Van Boven & Dorleijn 2003, 273-283). Gekoppeld aan de theorie van Bordwell moeten concrete motieven – zoals Van Boven en Dorleijn zelf al aangeven – gezocht worden in het sujet, abstracte motieven in de fabel. Een belangrijk hulpmiddel bij het benoemen van de belangrijkste concrete motieven in Mickey’s once upon a Christmas is de vertelstem. In het overkoepelend deel van de film vertelt hij kort over ieder fragment apart waar het fragment ‘over gaat’. Het onderwerp van het eerste fragment is familie en dierbaren. Dit motief wordt verder versterkt in de kerstkaart gericht aan Kwik, Kwek en Kwak: hierin schrijven Donald en Katrien dat Kerst niet draait om de materiële attributen, maar om de liefde die zij elkaar tonen. Tevens stelt de vertelstem de vraag wat er gebeurt als men zou wensen dat het iedere dag Kerstmis is. Het tweede fragment gaat over de liefde die een vader en zoon voor elkaar voelen, het derde over het geven van een bijzonder cadeau met een zekere gevoelsfactor.

Van meer abstracte motieven die worden afgeleid uit het verhaal is echter ook sprake. In de karakterbeschrijving van het personage van Donald Duck komt al aan de orde dat hij op een verder niet uitgewerkte wijze in verband wordt gebracht met zeevaart. Ook in Donald Duck: stuck on Christmas is hier sprake van: aan het begin van het verhaal slaapt hij met een admiraalsmuts op zijn hoofd en roept hij in zijn slaap zeevaarttermen. Tevens is het kerstcadeau dat hij van Kwik, Kwek en Kwak krijgt een boot.

Een abstract motief in A very goofy Christmas is het wel of niet geloven in het metafysische. Een vraag die tijdens het gehele verhaal wordt gesteld is of de Kerstman nu wel of niet bestaat. Max en Goofy geloven in principe beide in de Kerstman, maar hun geloof wordt op de proef gesteld. Wanneer het antwoord op de vraag of de Kerstman bestaat niet langer relevant is – Goofy en Max hebben immers elkaar en bewezen veel voor elkaar en voor anderen over te hebben – blijkt hij alsnog te bestaan. Buurman Pete echter geeft er al vroeg in het verhaal blijk van dat hij niet gelooft in alles wat metafysisch is. Hij zegt tegen Max dat het onmogelijk is dat een oude man met vliegende rendieren alle kinderen ter wereld in één nacht bezoekt. Als er in zijn huis wordt ingebroken roept hij: ‘What in the name of Pete is going on here, for Pete’s sake’, hierbij het aspect van God uit het gezegde door zichzelf vervangend. Pete wordt echter gestraft voor zijn ongeloof en egoïstische gedrag: de Kerstman, waarvan hij nooit geloofde dat deze bestond, bedelft zijn huis onder sneeuw.

In Mickey and Minnie’s gift of the magi wordt het motief van het speciale cadeau gekoppeld aan het abstracte motief van zelfopoffering voor anderen. Mickey wordt bestolen en ontslagen door Pete,

44 waarna hij niet genoeg geld meer heeft voor een cadeau voor Minnie. In plaats van dat hij de resterende tijd die hij nog heeft gebruikt om geld te verdienen, treedt hij onzelfzuchtig op in het benefietconcert van de brandweerlieden. Uiteindelijk hebben Mickey en Minnie beide geen geld voor een cadeau voor de ander, waarna zij besluiten om ieder hun dierbaarste bezit voor de ander op te geven.

Ook in dit verhaal wordt slecht en egoïstisch gedrag, opnieuw gerepresenteerd door Pete, bestraft. Pete’s gehele kerstbomenverkoop gaat in vlammen op, waardoor hij vermoedelijk veel schade zal lijden.

In alledrie de fragmenten speelt een bepaalde moraal een grote rol. In het eerste fragment worden Kwik, Kwek en Kwak beloond als zij zich gedragen zoals met Kerstmis de bedoeling is: liefdevol en betrokken. Toen zij zich eerder juist op tegenovergestelde wijze gedroegen werden zij juist gestraft met een ongelukkige Kerst met veel verdriet. In het tweede fragment worden Goofy en Max beloond voor hun goede gedrag en geloof in de Kerstman, terwijl Pete juist wordt gestraft voor zijn ongeloof en egoïsme. In Gift of the Magi wordt Pete nogmaals gestraft. Hierin zitten bepaalde parallellen met Dickens’ A Christmas carol: Ebenezer Scrooge wordt pas beloond met geluk als hij zich aan de normen met betrekking tot Kerstmis houdt.

3.3 Kerstmis in Mickey’s Once upon a Christmas

In ieder van de drie verhalen in Mickey’s once upon a Christmas is sprake van de gangbare kerstattributen: kerstversieringen, kerstbomen, kerstmuziek en sneeuw. Sommige aspecten van Kerst zoals deze eerder in deze scriptie zijn benoemd zijn echter alleen aanwezig in een specifiek verhaal. Deze zullen hieronder worden uitgewerkt, aan de hand van de motieven die in dit hoofdstuk zijn benoemd.

Donald Duck: stuck on Christmas

In Stuck on Christmas wordt Kerstmis op verschillende manieren als een speciale tijd gepresenteerd. Zo zijn de karakters van bepaalde personages onderschikt gemaakt aan het feit dat het Kerstmis is. Donald Duck geneest onmiddellijk van zijn driftbuien als hij zich realiseert dat het Kerst is, Knabbel en Babbel doen geen poging om een conflict te veroorzaken en bij Dagobert is geen spoor van gierigheid

45 te bekennen. Tevens wordt duidelijk gemaakt dat Kerst een speciaal moment is dat maar een keer per jaar hoort plaats te vinden, als het vaker plaatsvindt leidt het tot problemen.

Hoewel de cadeaus voor Kwik, Kwek en Kwak een prominente rol spelen in Stuck on Christmas, is hun functie niet voldoende uitgewerkt om de theorie van Komter en Carrier op toe te passen. Wel is de verpakking van de cadeaus belangrijk: alle cadeaus zijn ingepakt en als Kwik, Kwek en Kwak hun cadeaus voortijdig van de verpakking ontdoen, worden zij hierop aangesproken door Donald. De slees, het cadeau van Donald en Katrien, afwijkend van vorm, zijn voorzien van een strik en aan het oog onttrokken tot het moment van presentatie, zoals Carrier beschrijft. Voor de boot voor Donald Duck geldt dit echter weer niet.

Het aspect van Kerstmis dat centraal staat in Stuck on Christmas is de viering ervan in familiekring. Knabbel en Babbel krijgen een zakje eikels van Kwik, Kwek en Kwak, maar worden niet uitgenodigd voor het feest. Zij hebben een eigen kerstboom, de twee privédomeinen blijven strikt gescheiden. Het belang van de familie wordt verder versterkt door de vertelstem.

A very goofy Christmas

In a very goofy Christmas is sprake van een vertolking van het ritueel van kerstinkopen doen, zoals dit bij Carrier is beschreven. In plaats van dat Max en Goofy zich zelf in de massa begeven om inkopen te doen, schrijven zij een brief aan de Kerstman, met hierin een verlanglijst. Omdat zij te laat zijn om de brief aan de postbode te overhandigen wordt het sturen van de brief nog een hele onderneming, zoals het doen van kerstinkopen ook een onderneming is. Voor Goofy en Max is hierdoor het eindresultaat niet zelfgekochte en gegeven cadeaus als het resultaat van het ritueel van inkopen doen, maar cadeaus gegeven door de Kerstman.

De Kerstman fungeert in dit fragment, net als in de eerdere beschrijving van de Kerstman, als ‘verpakkingsmateriaal’. Op het moment dat Goofy of Max twijfelt aan het bestaan van de Kerstman verliest meteen het hele feest zijn glans en wordt het ‘gewoon’. Als Max zijn snowboard van de Kerstman krijgt is dit een product van een economisch proces dat door de handen van de Kerstman bijzonder geworden is. Verder verschilt de Kerstman in a very goofy Christmas op een belangrijke eigenschap van de Kerstman zoals Belk deze beschrijft: de Kerstman van Belk heeft geen straffende aard, de Kerstman bij Disney wel. Het is de Kerstman die Pete straft voor zijn ongeloof en slechte gedrag. Hierin zit ook een tegenstrijdigheid in de aard van de Kerstman in a very goofy Christmas besloten: voor Max en

46

Goofy bestaat de Kerstman zolang zij erin geloven. Op het moment dat zij dit niet doen is de glans van het Kerstfeest verdwenen, evenals de functie van de Kerstman. Pete wordt echter gestraft door de Kerstman, ondanks zijn ongeloof. Voor hem hangt het bestaan van de Kerstman dus niet af van zijn geloof.

Mickey and Minnie’s gift of the Magi

Zoals de titel al doet vermoeden spelen geschenken in het laatste verhaal een belangrijke rol. In tegenstelling tot in a very goofy Christmas worden deze geschenken wel door Mickey en Minnie zelf gekocht, in hun geval is op meer letterlijke wijze sprake van kerstinkopen doen. Hun ritueel wordt ernstig bemoeilijkt door het feit dat zij geen geld hebben. Uiteindelijk doen zij beide afstand van hun dierbaarste bezit, wat het persoonlijke aspect van hun geschenk verder vergroot. Door het inruilen van hun dierbaarste bezit zijn de cadeaus zelf echter ook niet langer functioneel: Mickey’s cadeau was een ketting voor het geruilde horloge, dat van Minnie een doos voor Mickey’s harmonica. Hierbij speelt Carriers ‘het is de gedachte die telt’ een cruciale rol: de cadeaus zelf zijn niet functioneel, maar beladen met sentiment door de offers die Mickey en Minnie ervoor hebben gebracht.

4 Eindconclusie

4.1 De verbeelding van Kerstmis

De onderzoeksvraag van deze scriptie, zoals vermeld in de inleiding, luidt:

Op wat voor wijze wordt Kerstmis verbeeld in Mickey’s once upon a Christmas (1999)?

Vanwege de verschillende aspecten van Kerstmis die aanwezig zijn in Mickey’s once upon a Christmas zijn er meerdere antwoorden op deze vraag, ieder met betrekking op een ander aspect. Deze antwoorden zijn onder te verdelen in drie groepen: de aard van de verbeelding van Kerstmis (seculier of niet-seculier), de attributen en ten slotte de functie van de familie en de in deze context functionerende moraal.

47

De aard van de verbeelding

Om te beginnen is de ‘soort Kerstmis’ verbeeld in Mickey’s once upon a Christmas grotendeels seculier. Nergens wordt verwezen naar Kerstmis als de viering van de geboorte van Christus en de incarnatie, waarmee de oneindige afstand tussen God en de mens wordt opgeheven. Er is echter wel sprake van een verwijzing naar de christelijke traditie: de titel van het derde fragment is Mickey and Minnie’s gift of the Magi. Magi in deze titel is het meervoud van het Latijnse Magus, wijze, en een verwijzing naar de drie wijzen die Christus na zijn geboorte kwamen vereren (Drum 1910). Volgens het evangelie van Matteüs boden deze wijzen Christus geschenken aan in de vorm van goud, wierrook en mirre (Matteüs 2:11). De Catholic Encyclopedia beschouwt het geven van deze geschenken in het licht van oosterse tradities en ziet geen aanleiding om er een symbolische waarde aan toe te kennen. Het geven van goud lag voor de hand: Christus was arm; de reden voor het geven van wierrook en mirre is niet duidelijk (Drum 1910). Vermoedelijk benadrukt Disney met de verwijzing naar de geschenken van de drie wijzen de kostbaarheid van de cadeaus van Mickey en Minnie. Deze zijn niet kostbaar in puur materiële zin, maar kostbaar door het offer dat ervoor gemaakt is.

De attributen

Kerstattributen als kerstversieringen, sneeuw en kerstliedjes zijn alom aanwezig in Mickey’s once upon a Christmas. De Kerstman is ook aanwezig als factor die het cadeau voor Max transformeert van een stuk handelswaar tot een geschenk. Tevens is de Kerstman degene die Pete straft voor zijn slechte gedrag, een punt waarop hij verschilt van de door Belk geschetste eigenschappen. Een variatie op het door Carrier geschetste ritueel van kerstinkopen doen is de achtervolging van de postbode door Goofy en Max, een handeling die noodzakelijk is voor het krijgen van een cadeau van de Kerstman. Mickey en Minnie en de Ducks verrichten eveneens handelingen om objecten een persoonlijke lading te geven en zo geschikt te maken als geschenk.

Familie en moraal

Familie speelt een grote rol in de eerste twee fragmenten van Mickey’s once upon a Christmas. Over Stuck on Christmas vermeldt de vertelstem expliciet het belang van familie en dierbaren; in a very goofy Christmas gaan Max en Goofy – zij hebben zelf geen familie – naar een vervangende familie. Hieraan gekoppeld is een moreel systeem: wanneer Kwik, Kwek en Kwak zich onttrekken aan de

48 liefde van hun familie en de feestelijkheden saboteren, worden zij hiervoor gestraft door middel van een ongelukkige Kerst. Wanneer zij zich later echter liefdevol gedragen worden zij beloond. Tevens houdt Pete zich tweemaal niet aan de mores van het Kerstfeest, beide malen wordt hij hiervoor gestraft.

Om vervolgens antwoord te geven op de onderzoeksvraag: de wijze waarop Kerstmis wordt verbeeld in Mickey’s once upon a Christmas is seculier van aard. Op concrete wijze vindt de verbeelding van Kerstmis plaats met behulp van kerstattributen als versiering, sneeuw, kerstcadeaus en bijbehorende handelingen en de Kerstman. Op meer abstracte wijze gebeurt dit met het concept van de familie en de moraal, zoals deze ook terug te vinden is in Dickens’ A Christmas carol.

4.2 Carrier’s verpakking en Wojcik-Andrews’ materialisme

Carrier beschrijft in zijn hoofdstuk in Unwrapping Christmas het belang van het personaliseren van geschenken, om deze zo van het economische domein naar het persoonlijke te trekken. Deze domeinen worden vrij uitvoerig behandeld bij Komter. Wojcik-Andrews beschouwt animatiefilms nadrukkelijk als product van menselijke arbeid dat verkocht moet worden voor materiële winst. Om deze reden spelen families zo nadrukkelijk een rol in Disneyfilms: de familie is de voornaamste consumerende instantie. Dit is ook in Mickey’s once upon a Christmas het geval: de gehele familie Duck viert gezamenlijk Kerst, terwijl Goofy en Max, die zelf geen familie hebben, een vervanging vinden. Wanneer deze twee uitgangspunten met elkaar worden verbonden ontstaat er in het geval van Mickey’s once upon a Christmas een probleem: er is sprake van een animatiefilm die het product is van arbeid en verkocht wordt als handelswaar (Wojcik-Andrews), terwijl dit handelswaar getransformeerd moet worden om bruikbaar te zijn in de persoonlijke sfeer (Carrier). In deze context maakt het feit dat Mickey’s once upon a Christmas een kerstfilm is hier iets bijzonders van: de film is voor een speciale gelegenheid en per jaar maar in een korte periode gedraaid worden. Omzetcijfers van Mickey’s once upon a Christmas zijn niet bekend, maar in het licht van Wojcik-Andrews’ betoog is het duidelijk dat het doel van de film het vergaren van materiële winst is, ondanks de ‘verpakking’ van Kerstmis.

49

Als afsluitende gedachte: Wojcik-Andrews levert een mogelijke verklaring voor de wijze waarop Kerstmis wordt verbeeld in Mickey’s once upon a Christmas. Wanneer de film in plaats van een seculiere een christelijke invulling zou hebben gehad, een verbeelding van de geboorte van Christus, zou deze alleen aantrekkelijk zijn geweest voor christenen of personen met enige interesse in het christendom. Dit zou de potentiële doelgroep ernstig verkleind hebben, terwijl de a-religieuze opzet van Mickey’s once upon a Christmas geschikt is voor iedereen, uitgezonderd misschien de deelnemers aan de verbranding van de Kerstman in het Dijon van 1951...

50

Literatuurlijst

Bastiaensen, A.A.R., Mooij-Kemp, D.E. & Scheer, A.H.M. (1997). Kerstmis en epifanie: teksten uit de vroege kerk over de geboorte van Christus. Kampen: Kok. Bechtel, F. (1910). The Machabees. In the catholic encyclopedia. Geraadpleegd op: http://www.newadvent.org/cathen/09493b.htm Berns, E.E. (Ed.).(2005). Het lichaam van God: metamorfoses van de incarnatie in de hedendaagse cultuur. Budel: Damon. Bordwell, D. (1985). Narration in the fiction film. Londen: Methuen. Boven, E. van & Dorleijn, G. (2003). Literair mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten. Bussum: Coutinho. Donovan, S. (1908). Crib. In the catholic encyclopedia. Geraadpleegd op: http://www.newadvent.org/cathen/04488c.htm Driel, H. van. (1994). De nulgraad van het filmkijken. Geraadpleegd op: http://comcom.uvt.nl/driel/publica/bordwell/GEHEEL.HTM Drum, W. (1910). The incarnation. In the catholic encyclopedia. Geraadpleegd op: http://www.newadvent.org/cathen/07706b.htm Glancy, R. (1980). Dickens and Christmas: his frame-tale themes. Nineteenth-century fiction, 35, 53-72. Holy Family (2011). In Encyclopaedia Brittannica. Geraadpleegd op: http://www.britannica.com/EBchecked/topic/269769/Holy-Family Incarnation, the. (n.d.) In Catechism of the catholic church. Geraadpleegd op: http://www.scborromeo.org/ccc/p122a3p1.htm Johannes 1 (1996). In Groot nieuws bijbel. ’s Hertogenbosch: Katholieke Bijbelstichting, Haarlem: Nederlands Bijbelgenootschap. Komter, A. (2005). Social solidarity and the gift. Cambridge: Cambridge University Press. Marlow, J. (1975). Memory, romance, and the expressive symbol in Dickens. Nineteenth- century fiction, 30, 20-32. Martindale, C.C. (1908). Christmas. In the catholic encyclopedia. Geraadpleegd op: http://www.newadvent.org/cathen/03724b.htm Matteüs 1 (1996). In Groot nieuws bijbel. ’s Hertogenbosch: Katholieke Bijbelstichting, Haarlem: Nederlands Bijbelgenootschap. Miller, D. (Ed.).(1993). Unwrapping Christmas. Oxford: Clarendon. Noorda, S. & Oele, C. (2004). Er is een kindeke: de geboorte van Jezus in de Nederlandse en Vlaamse cultuur. Amsterdam: Salomé.

51

Paloutzian, R.F., Rambo, L.R. & Richardson, J.T. (1999). Religious conversion and personality change. Journal of personality, 67, 1047-1079. Pretes, M. (1995). Postmodern tourism: the Santa Claus Industry. Annals of tourism research, 22, 1-15. Roll, S. (1995). Towards the origins of Christmas. Kampen: Kok Pharos. Ryan, J.A. (1909). Family. In the catholic encyclopedia. Geraadpleegd op: http://www.newadvent.org/cathen/05782a.htm Smith, D. (1996). Disney A to Z, the official encyclopedia. New York: Hyperion. Weihnachten. (1998-2007). In Religion in Geschichte und Gegenwart: Handwörterbuch für Theologie und Religionswissenschaft. Tübingen: Mohr Siebeck. Wojcik-Andrews, I. (2000). Children’s films; History, ideology, pedagogy, theory. New York, London: Garland. Wooden, C. (7 juni 2005). Pope Benedict says traditional family must be defended, helped. Catholic news service. Geraadpleegd op http://www.catholicnews.com/data/stories/cns/0503369.htm

Lijst met afbeeldingen http://1.bp.blogspot.com/_RPogO_Jeq_I/TRS- iyidO6I/AAAAAAAAAT4/8OfjOwksTJk/s1600/Nast+Santa.jpg Geraadpleegd op 28-7-2011 http://www.thecoca-colacompany.com/heritage/img/cokelore_santa_1951.jpg Geraadpleegd op 28- 7-2011

52

Bijlage

Mickey’s Once upon a Christmas (1999)

Hoofdpersonages:

Deel 1

Donald Duck Katrien Duck (Daisy Duck) Tante Gurtie (Aunt Gurtie) Kwik, Kwek en Kwak (Huey, Dewie en Louie) Dagobert Duck (Scrooge McDuck) Knabbel en Babbel (Chip en Dale)

Deel 2

Goofy Max Pete De Kerstman (Santa Claus)

Deel 3 Mickey Mouse Minnie Mouse Pluto Pete

Opening

De film opent met het beeld van een glitterachtige substantie die door de lucht vliegt. De glitters dalen neer uit de lucht en vliegen naar de voordeur van een huis, waarop een groene krans met rode

53 strik is bevestigd. De vertelstem vertelt ondertussen over de wonderbaarlijke nacht die ieder jaar plaatsvindt en ieder huis met geluk vult. De voordeur met de groene krans zwaait open voor de vliegende glitters, die vervolgens naar binnen vliegen. Zij ontsteken een vuur in de openhaard, de kaarsen op de schoorsteenmantel en de lichtjes in de kerstboom, waardoor het in eerste instantie donkere huis volledig verlicht wordt. De camera zoomt in op de piek van de kerstboom en in beeld verschijnt de tekst “Disney presents: Mickey’s Once upon a christmas”. Vervolgens zoomt de camera met een flits uit en brengt de voet van de kerstboom in beeld, waar de glitters drie verschillende objecten tevoorschijn toveren: een zeilboot, een teddybeer met kerstmuts en een slee met twee cadeautjes erin. De vertelstem spreekt over “three precious gifts” die onder de kerstboom liggen en vraagt zich af welke geheimen zij bevatten, maar “let’s look and we will see”. Vervolgens zoomt de camera in op de zeilboot, die op dat moment wordt verlicht door een lichtstraal. De andere twee cadeau’s worden in duisternis gehuld. Volgens de vertelstem vertelt dit cadeau een verhaal over vrolijkheid, familie en dierbaren. De camera zoomt in op de kaart die op het zeil van de zeilboot is geplakt, hierop blijkt de tekst “Donald Duck Stuck on Christmas” te staan.

Deel 1

Nadat de tekst een paar seconden in beeld is geweest klapt de kaart open en wordt het beeld vervangen door de wijzer van een wekker, met een bootje als slinger. De verteller zegt dat we veel van Kerstmis houden en willen dat het blijft, maar vraagt zich af wat er gebeurt als we wensen dat het iedere dag kerstmis is. De camera zoomt uit en toont een slapende Donald Duck, die met een admiraalsmuts op zijn hoofd al snurkend aan de scheepvaart gerelateerde kreten roept. Een zwak licht schijnt naar binnen door het raam. Hierna komt een andere kamer met drie ramen in beeld, met een bed waarin onder de lakens drie vormen te onderscheiden vallen. Door de ramen is te zien dat het sneeuwt. De vormen snurken en bewegen, en bij iedere keer uitademen fluiten zij de melodie van Jingle Bells. Hierna zoomt de camera via het raam naar buiten, naar een hutje in de boom. In dit hutje zijn Knabbel en Babbel met cadeau’s in de weer, en een van hen staat op de locomotief van een treintje dat rondjes rijdt rond een kerstboom. Vervolgens zoomt de camera door hetzelfde raam terug de kamer in. De drie vormen in het bed ontwaken en blijken Kwik, Kwek en Kwak te zijn. Zij roepen dat Kerstmis is aangebroken, de beste tijd van het jaar. Snel rennen zij de kamer uit en de trap af en beginnen onmiddellijk drie cadeau’s die onder de kerstboom liggen open te maken, andere cadeau’s hierbij aan de kant smijtend. In de pakjes zitten een raket, een vliegtuig en een auto.

54

Op het moment dat zij de cadeau’s hebben uitgepakt komt Donald Duck de kamer binnen. Op zijn hoofd heeft hij nog altijd de admiraalsmuts, in zijn handen heeft hij een dienblad met ontbijt. Als hij Kwik, Kwek en Kwak ziet schrikt hij en gooit hij het dienblad de lucht in. Kwik, Kwek en Kwak kijken enigszins beduusd. Het dienblad landt hard op het hoofd van Donald Duck, hierna volgen de flensjes, de omeletten, de bagels en de theepot. Donald Duck schudt alles behalve de laatste omelet van zijn hoofd en begint rood aan te lopen. Vanaf de omelet stijgt een witte walm op. Donald Duck zegt tegen Kwik, Kwek en Kwak dat zij hadden moeten wachten op de familie, Kwik, Kwek en Kwak zeggen sorry. Hierna verdwijnt de rode kleur van Donald Duck en wordt zijn uitdrukking vriendelijk. Hij schudt de laatste omelet van zich af en zegt: “ah, het is Kerstmis, en ik heb een speciale verrassing voor jullie.” Hij loopt naar een inbouwkast, trekt de deur open en toont drie slees met groene strikken in de kast. De camera zoomt abrupt in op de slees, hierna op Kwik, Kwek en Kwak. Met een uitroep van vreugde rennen zij over Donald Duck heen richting de kast. Zij pakken de slees, trekken de strikken en de kaarten eraf, een kerstkaart landt op het hoofd van Donald Duck. Hierna rennen Kwik, Kwek en Kwak met de slees opnieuw over Donald Duck heen. Als zij de deur opentrekken blijken hierachter Katrien, Dagobert Duck en een groot dik karakter genaamd Tante Gurtie te staan. Katrien en Dagobert wensen iedereen een fijn Kerstfeest. Tante Gurtie tilt Kwik, Kwek en Kwak op en kust hen wild. Kwik, Kwek en Kwak maken geluiden van walging en vallen terug op de grond. Katrien roept Donald en wenkt richting een hulsttakje dat aan de deurpost hangt. Donald loopt naar haar toe, maakt aanstalten om haar te zoenen, maar wordt omver gelopen door Kwik, Kwek en Kwak die met hun slees naar buiten rennen. Hierna verplaatst de camera naar buiten, waar Kwik, Kwek en Kwak met hoge snelheid door het sneeuwlandschap sleeën. Een kalkoen kan nog net op tijd aan de kant springen. Hierna komt het huis van Donald in beeld, het is nu schemerig en aan de horizon is avondrood te zien. Katrien loopt naar buiten en roept Kwik, Kwek en Kwak voor het eten. De camera verplaatst nu naar binnen, drie stoelen aan een tafel worden in beeld gebracht. Kwik, Kwek en Kwak gaan met hoge snelheid op de stoelen zitten, met het bestek al klaar in hun handen. Zij zeggen dat als er iets beter is dan kerstcadeau’s, dit wel het kerstdiner is. Katrien komt de kamer in met in haar handen een schaal afgedekt door een stolp. Zij zegt dat ze het geweldig vindt dat zij allemaal verzameld zijn voor een geweldige maaltijd en dat ze denkt dat dit haar favoriete deel van Kerst is. Hierna tilt zij de stolp van de schaal en wordt de kalkoen die eronder ligt zichtbaar. Tante Gurtie roept verrukt “oh, kalkoen!” uit, Katrien vraagt Donald of hij de kalkoen wil aansnijden. Hierna komen Kwik, Kwek en Kwak die alledrie zeer onsmakelijk zitten te eten in beeld. Donald roept hen toe waar hun manieren zijn gebleven, waarna zij stoppen met eten. Katrien kijkt boos naar hen, maar wanneer zij roepen dat de kalkoen erg lekker is en zij van haar kookkunsten houden kijkt ze weer vriendelijk. Donald gaat

55 echter nog flink tekeer, zonder dat er woorden te onderscheiden vallen. Katrien zegt dat Kwik, Kwek en Kwak enkel van haar kerstdiner genieten. Donald kijkt verongelijkt. Hierna brengt de camera een piano met hierachter Dagobert Duck in beeld, op de achtergrond is de eettafel te zien. Dagobert knakt zijn vingers. Dagobert vraagt wie zin heeft in kerstliedjes, Kwik, Kwek en Kwak roepen dat zij liever met hun speelgoed spelen. Zij rennen naar de auto, raket en vliegtuig bij de kerstboom. Dagobert begint “We wish you a merry Christmas” te spelen, Dagobert, Gurtie, Donald en Katrien zingen mee. Kwik, Kwek en Kwak spelen met hun speelgoed. De camera toont een klok die op dat moment negen uur slaat. Hierna volgt de camera de rijdende auto van Kwik, Kwek en Kwak. Donald roept dat het bedtijd is, de auto komt met piepende banden tot stilstand. Kwik, Kwek en Kwak roepen dat Kerstmis nog helemaal niet voorbij kan zijn. Kwik, Kwek en Kwak lopen langs Donald naar boven, Donald geeft hen alledrie een zoen op het hoofd. Aangekomen in hun donkere slaapkamer stoppen Kwik, Kwek en Kwak hun speelgoed in een kist met hierop de tekst “toys”. Kwik, Kwek en Kwak zeggen dat het een hele leuke dag is en dat zij dit vaker zouden moeten doen. Eén keer per week zou genoeg moeten zijn. Treurig zeggen zij dat het 365 dagen duurt voor het weer kerst is, terwijl Kwik in een kalender met als voorblad “december 25” bladert. Hierna gaan zij bij het raam zitten en wensen ze naar een twinkelende ster dat het iedere dag Kerst is. De camera zoomt in op de ster, die heviger begint te twinkelen. De camera zoomt uit op het huis, de ster verandert in een vallende ster en vliegt met een staart van glitters over het huis. Hierna komt het interieur van de hut van Knabbel en Babbel opnieuw in beeld. Zij doen exact dezelfde handelingen als de eerste keer dat zij in beeld kwamen: zij zijn in de weer met kerstattributen en de spoorlijn rond de kerstboom. Kwik, Kwek en Kwak worden wakker van het geluid van het treintje en merken op dat Knabbel en Babbel wel erg van hun treintje houden, en waarom zij er alweer mee moeten spelen. Kwik, Kwek en Kwak rennen naar de kist met hun speelgoed, om te ontdekken dat deze leeg is. Als Kwik in de kalender bladert komen zij tot de ontdekking dat iedere dag hiervan 25 december is. Wild bladert hij door de kalender, de blaadjes met “25 december” vliegen door de lucht. Kwik, Kwek en Kwak rennen naar beneden en zien daar opnieuw de kerstboom met de cadeau’s eronder. Zij merken op dat zij de cadeau’s de dag ervoor al hebben uitgepakt. Als Kwek een gaatje in het papier van één van de cadeau’s maakt roept Donald Duck op de achtergrond “Vrolijk Kerstfeest!”. Kwik, Kwek en Kwak schreeuwen van schrik, Donald gooit opnieuw het ontbijt de lucht in. De bestanddelen van het ontbijt komen in dezelfde volgorde opnieuw op zijn hoofd terecht. Kwik, Kwek en Kwak roepen tegen Donald dat het net als gisteren opnieuw Kerstmis is, Donald merkt op dat zij er dan over gedroomd hebben. Kwik, Kwek en Kwak roepen dat zij hun speciale verrassing bijna vergeten zijn, rennen naar de kast met de slees en halen deze eruit. Als zij de buitendeur opentrekken staat hierachter Tante Gurtie. Kwik, Kwek en Kwak worden opnieuw van de grond getild

56 en heftig gekust. “Dit hadden we moeten zien aankomen” zeggen zij als ze terug op de grond vallen. Hierna brengt de camera de openstaande voordeur met Donald en Katrien in beeld. Donald wil Katrien kussen en wordt opnieuw omver gelopen door Kwik, Kwek en Kwak. Hierna brengt de camera Kwik, Kwek en Kwak op hun slees in beeld, met opnieuw de kalkoen die nog op tijd kan wegspringen. De buitenkant van het huis in de schemering komt opnieuw in beeld, Katrien roept Kwik, Kwek en Kwak voor het eten. Hierna springen zij opnieuw in hun lege stoelen, met het bestek al in de hand. Katrien zet opnieuw de schaal met de kalkoen op tafel, Kwik, Kwek en Kwak worden opnieuw terecht gewezen door Donald als zij alvast op onsmakelijke wijze beginnen met eten. Donald wordt boos, er komt stoom uit zijn oren. Katrien zegt dat Kwik, Kwek en Kwak enkel van haar kerstdiner genieten, waarna het stoom terug zijn oren in verdwijnt. Hierna brengt de camera Gurtie, Donald, Katrien en Dagobert op de piano in beeld, opnieuw “We wish you a merry Christmas” zingend en spelend. Vervolgens verschijnt de klok die negen uur slaat in beeld, op de achtergrond is Donald Duck die Kwik, Kwek en Kwak welterusten wenst te horen. Kwik, Kwek en Kwak kruipen in bed terwijl ze tegen elkaar zeggen dat ze die dag geweldig vonden. De camera brengt de buitenkant van het huis in beeld, het licht op de bovenverdieping gaat uit. De volgende scene begint weer met Knabbel en Babbel en de kerstattributen in hun hut. Kwik, Kwek en Kwak staan op hun bed, wijzen naar het raam en roepen “Yeah! Alright!” In de volgende scene pakken ze opnieuw de kerstcadeau’s uit, Donald Duck gooit opnieuw het ontbijt de lucht in. Kwik, Kwek en Kwak reageren hier met een vermoeide blik op. Hierna komen Katrien, Dagobert en Gurtie door de voordeur naar binnen, Katrien en Dagobert wensen iedereen een fijne kerst. Gurtie wil Kwik, Kwek en Kwak opnieuw zoenen, maar deze beginnen te schreeuwen en rennen de trap op. Donald Duck draagt ze meteen hierna de trap af, terug naar beneden. Op de achtergrond zijn zoengeluiden te horen, de camera blijft gericht op de lege trap. Hierna pakken Kwik, Kwek en Kwak vrolijk de drie slees uit de inbouwkast, vervolgens zitten zij weer aan de eettafel. Kwak kluift het laatste vlees van een bot af en boert luid, terwijl Katrien op de achtergrond zegt dat dit haar favoriete deel van Kerst is. Hierna worden Donald, Katrien, Dagobert en Gurtie opnieuw zingend bij de piano in beeld gebracht. Onmiddellijk volgend op de zangscene worden Kwik, Kwek en Kwak in hun bed wakker van de fluit van het treintje van Knabbel en Babbel. Kwik, Kwek en Kwak kijken vermoeid uit hun ogen. In de volgende scene zitten zij verveeld naast de kerstboom, met hun gekregen speelgoed in de handen. Donald komt de ruimte binnen met het ontbijt, en terwijl de camera gericht is op Kwek zijn op de achtergrond de geluiden van de ontbijtbenodigdheden die op Donald’s hoofd vallen te horen. Met een verveeld gezicht telt Kwek de drie klappen van het vallend ontbijt op zijn vingers. Hierna is op de achtergrond te horen hoe de voordeur opengaat en Katrien, Dagobert en Gurtie binnenkomen. Kwek

57 wijst in de richting van het geluid, verveeld de andere richting uit kijkend. Hierna verschijnt Gurtie kort in beeld, aanstalten makend om Kwik, Kwek en Kwak te zoenen. In de volgende scene zit Kwak half slapend aan de eettafel, terwijl Katrien op de achtergrond zegt dat dit haar favoriete deel van Kerst is. De trui van Kwak schuift omhoog en een dikke buik floept eronderuit. Kwak kijkt hier verschrikt naar. Hierna liggen zij zichtbaar oververmoeid naast hun gekregen speelgoed op de grond, terwijl op de achtergrond te horen is hoe Donald, Katrien, Dagobert en Gurtie “We wish you a merry Christmas” zingen. Hierna verschijnt opnieuw de klok die negen uur slaat in beeld. Onmiddellijk hierna verschijnt de slaapkamer van Kwik, Kwek en Kwak in beeld. Op de achtergrond is het treintje van Knabbel en Babbel te horen, Kwik, Kwek en Kwak liggen met hun handen voor de oren onder het bed. Zij roepen “You can stop Christmas now! Please!” Hierna verschijnen de verschillende al bekende kerstscenes kort achter elkaar gemonteerd in beeld, met hieroverheen wegfladderende kalenderblaadjes, met op ieder blaadje “december 25”. De muziek op de achtergrond is een versnelde instrumentale versie van We wish you a merry Christmas. Na deze opeenvolging van korte scenes zijn Kwik, Kwek en Kwak opnieuw in hun slaapkamer. Het raam is open, en Kwik staat met een gemene uitdrukking op het gezicht met een waterballon naast het raam. Zodra het geluid van de trein van Knabbel en Babbel klinkt gooit Kwik de waterballon naar buiten. De camera volgt de beweging van de vliegende ballon, en met een grote plons landt deze in de hut van Knabbel en Babbel. Knabbel en Babbel en alle in de hut aanwezige objecten veranderen in ijs. Het ijs dat Knabbel omhult breekt en Knabbel kijkt boos. Hierna verplaatst de camera zich opnieuw naar de slaapkamer van Kwik, Kwek en Kwak. Kwik staat luid lachend naast het open raam. Hij wordt geraakt door een sneeuwbal die door het raam naar binnen vliegt. Op de achtergrond is het gelach van Knabbel en Babbel te horen. Kwik, Kwek en Kwak discussiëren over het feit dat iedere dag hetzelfde is, degene van hen die de waterballon gooide wordt hier hysterisch over. De andere twee zeggen dat hij weer rustig moet worden. Ze besluiten dat het tijd wordt om het geheel minder serieus te maken. In de volgende scene is de camera close-up gericht op het dienblad met het ontbijt. De arm van Donald die de omelets erbovenop legt wordt zichtbaar. Hierna zoomt de camera uit en is te zien dat Donald bij het aanrecht staat, het dienblad ligt erbovenop. Bij de kerstboom bedienen Kwik, Kwek en Kwak de afstandsbedieningen van hun radiografisch speelgoed, de auto en het vliegtuig scheuren uit het inpakpapier. De camera verplaatst terug naar de keuken, nog net is te zien hoe Donald met het dienblad de keuken uitloopt. Hierna volgt het geluid van het radiografisch vliegtuig en een klap. De ontbijtattributen liggen hierna op een grote hoop, de speelgoedauto ligt bovenop de hoop. Donald komt tevoorschijn uit de hoop: de auto ligt bovenop zijn hoofd, de vleugels van het vliegtuig zitten aan de zijkant van zijn hoofd en de propellor steekt uit zijn snavel. Donald wordt opgewonden en

58 bevrijd zich wild uit de hoop, de propellor in zijn snavel begint te draaien. Hierna komen Katrien, Dagobert en Gurtie in de deuropening in beeld, Katrien zegt dat Donald moet stoppen met spelen met de cadeau’s. De propellor in Donald’s snavel stopt met draaien, met een chagrijnige uitdrukking op zijn gezicht valt hij op de grond. Hierna wil Gurtie Kwik, Kwek en Kwak zoenen, maar deze verschijnen in volledige duikuitrusting voor haar. Vervolgens zet Katrien in de keuken de schaal met de kalkoen op het aanrecht. Kwik, Kwek en Kwak verschijnen achter het raam bij het aanrecht en schuiven dit open. Hierna loopt Katrien met de schaal richting de eettafel, opnieuw zeggend dat dit haar favoriete deel van kerst is. Als zij de stolp van de schaal ligt blijkt er een levende kalkoen onder te zitten. Deze begint onmiddellijk over tafel te rennen. Gurtie, Dagobert en Katrien raken in paniek, Kwik, Kwek en Kwak lachen, Donald loopt rood aan terwijl er een rookwolk boven zijn hoofd verschijnt. Donald achtervolgt de kalkoen over de toetsen van de piano, die daarop in elkaar stort. Dagobert roept: “No, not the piano!”. De achtervolging zet zich voort door de kamer, met meer verwoesting als gevolg. Uiteindelijk klimt de kalkoen door de schoorsteen omhoog en blijft bovenin klem zitten. In de volgende scene wordt een overzicht weergegeven van de nu donkere kamer. Donald loopt er verdrietig doorheen, Katrien, Gurtie en Dagobert staan aan de zijkant. De camera zoomt in op de verdrietige gezichten en de verwoesting in de kamer. Donald kijkt hierna naar de kerstboom, glimlacht, en zegt dat ze in ieder geval nog de boom hebben. Terwijl hij naar Katrien, Gurtie en Dagobert kijkt valt de boom op hem. Kwik, Kwek en Kwak rennen naar de kast met de slees en roepen dat ze ervandoor gaan voor Donald boos wordt, dat ze buiten zijn. Als ze omkijken naar Donald zien ze hem verdrietig onder de kerstboom liggen, en hun stemming wordt ook neerslachtig. De kaart die was bevestigd aan één van de slees dwarrelt neer op het hoofd van één van hen. Katrien loopt naar de liggende Donald en vraagt of het wel gaat. Kwik, Kwek of Kwak pakt de kaart van zijn hoofd, terwijl hij de tekst voorleest wordt deze door de camera in beeld gehouden:

To Huey, Dewey and Louie,

Christmas isn’t about candy canes, holly or lights all aglow… It’s about the hearts that we touch and the care that we show.

Wishing you lots of love,

59

Donald & Daisy

Gurtie en Dagobert lopen naar Katrien en Donald bij de omgevallen kerstboom toe. Kwik, Kwek en Kwak lopen stilletjes de trap op terwijl Gurtie “Oh, some Christmas this turned out to be” zegt. Als Kwik, Kwek en Kwak in bed kruipen zeggen zij tegen elkaar dat ze dit nooit meer willen doen en stellen ze voor om van de dag erna de beste kerst ooit te maken. In de scene erna zijn de donkere silhouetten van Kwik, Kwek en kwak te zien, terwijl zij in een object zagen en ergens een spijker in slaan. Hierna verplaatst de camera naar de hut van Knabbel en Babbel. Kwik, Kwek of Kwak roept “Incoming!”, Knabbel en Babbel zoeken dekking achter de kerstboom, een zak met eikels en een strik landt in de hut. Kwik, Kwek en Kwak hangen uit het open raam en wensen Knabbel en Babbel een vrolijk kerstfeest toe. Hierna komt Donald in slaperige toestand de keuken in lopen, en is verbaasd als hij ziet dat Kwik, Kwek en Kwak het ontbijt al hebben klaargemaakt. In eerste instantie is hij er blij mee, maar dan vindt hij het verdacht dat Kwik, Kwek en Kwak de cadeau’s onder de kerstboom nog niet geopend hebben. Kwik, Kwek en Kwak antwoorden hierop dat ze moeten wachten tot de familie gearriveerd is. Hierna gaat de deur open en komen Katrien, Dagobert en Gurtie binnen. Kwik, Kwek en Kwak zeggen “Don’t forget our Christmas kisses, aunt Gurtie” en laten zich deze keer vrijwillig uitgebreid kussen. Donald vindt het verdacht en vraagt zich af wat Kwik, Kwek en Kwak van plan zijn. In de volgende scene zit iedereen aan de eettafel en komt Katrien met de schaal met eten aanlopen. Kwik, Kwek en Kwak rennen op haar af en bieden aan de schaal van haar over te nemen. Als zij de stolp van de schaal tillen blijkt er een dampende ham onder te liggen. Kwik vraagt aan Donald of hij de ham wil aansnijden. Donald vindt hun voorbeeldige gedrag nog altijd verdacht. Hierna brengt de camera Kwik, Kwek en Kwak kort afzonderlijk in beeld, alledrie doen zij een positieve uitspraak over het eten. Wanneer de camera na het in beeld brengen van Kwak nog een keer opschuift blijkt in de stoel ernaast een kalkoen te zitten, die ook overduidelijk van het eten geniet. In de volgende scene zitten Kwik, Kwek en Kwak op de piano. Zij roepen naar Dagobert of hij zin heeft om een paar kerstliedjes te spelen. Deze antwoordt dat het net is alsof zij zijn gedachten kunnen lezen en hij begint We wish you a merry Christmas te spelen. Alle aanwezigen zingen mee. Donald trekt Kwik, Kwek en Kwak van de piano af en vraagt hen opnieuw wat zij van plan zijn. Katrien spreekt Donald vermanend toe, zij zegt dat hij een perfecte Kerst verpest. Kwik, Kwek en Kwak zeggen echter dat Donald gelijk heeft; zij zijn inderdaad iets van plan. Zij openen de inbouwkast en halen hieruit een zeilboot op sledes met hierop de tekst “USS Dreamboat” tevoorschijn, terwijl zij Donald een vrolijke kerst toewensen. Donald kijkt eerst schuldbewust, daarna blij, en Donald en Kwik, Kwek en Kwak omhelzen elkaar. Katrien en Dagobert kijken blij toe, Gurtie huilt van ontroering.

60

Hierna worden Katrien en Donald voor de openhaard naar elkaar toegeschoven terwijl één van hen op de schoorsteenmantel zit en een hulsttakje naar beneden houdt. Donald en Katrien kijken elkaar verliefd aan en kussen elkaar dan. Hierna schuift Gurtie alle aanwezigen richting de kerstboom en zingen zij samen in omhelzing We wish you a merry Christmas. Hierna toont de camera al uitzoomend de buitenkant van het huis. Een vallende ster vliegt over het huis en laat een regen van glitters neerdalen. In de volgende scene liggen Kwik, Kwek en Kwak snurkend in bed. Daglicht schijnt door de ramen naar binnen. Donald roept ze, waarna ze uit bed komen en door het raam naar buiten kijken. Buiten zien ze Donald in zijn boot op sledes in de sneeuw, en hij roept dat ze hem moeten duwen. Daarna horen ze de deur van de hut van Knabbel en Babbel opengaan: Knabbel gooit de kerstboom naar buiten terwijl Babbel de vloer veegt. Op de kalender in de hut is het te zien dat het 26 december is, en Kwik, Kwek en Kwak juichen dat Kerst voorbij is. Hierna is te zien hoe ze Donald in zijn boot met veel moeite tegen een heuvel op duwen. Uiteindelijk glijdt Donald in de boot met hoge snelheid van de sneeuwheuvel af. De boot valt steeds verder uit elkaar en al snel glijdt Donald staand op enkel nog twee plankjes naar beneden. De camera beweegt op een gegeven moment niet langer mee met Donald maar blijft gericht op een groepje bomen, Donald glijdt door en op de achtergrond is een klap te horen. Kwik, Kwek en Kwak zitten met hun handen voor de ogen, voorzichtig halen ze hun handen weg en kijken ze naar beneden. In beeld verschijnt een sneeuwpop met Donald’s admiraalsmuts, al foeterend bevrijdt Donald zich uit de pop. De verteller zegt dat Kerst bedoelt is om maar één dag te duren, en dat het zo misschien maar beter is. In beeld verschijnt nu een sneeuwpop hangend in de kerstboom uit het begin van de film. De verteller vervolgt met de mededeling dat Kerst een tijd is die gekoesterd moet worden, maar dat het gevoel dat het geeft een heel jaar kan duren.

Tussenstuk

Van de sneeuwpop in de kerstboom verplaatst de camera zich nu naar de teddybeer die zich onder de boom bevindt. De voiceoverstem vertelt dat het volgende verhaal over een vader en zoon en hun liefde voor elkaar gaat. De camera zoomt in op de kaart die de teddybeer vasthoudt, hierop blijkt de tekst “A very goofy christmas” te staan.

Deel 2

Opmerking: de hoofdpersoon Goofy begaat in dit fragment zeer veel stommiteiten en stunts. Omdat Goofy stom van aard is (Smith 1996) is ervoor gekozen om deze stunts niet te beschouwen als een wezenlijke bijdrage aan het verhaal en om die reden in deze beschrijving veelal weg te laten.

61

De vertelstem vertelt dat de eerdergenoemde vader en zoon zullen leren dat wanneer we om elkaar geven, onze dromen kunnen uitkomen. De camera zoomt in op een huis versierd met kerstattributen terwijl op de achtergrond te horen is hoe Goofy kerstliedjes zingt. Max zegt dat hij moet opschieten. Als de camera de binnenkant van het huis filmt is te zien hoe Goofy en Max bezig zijn met het opstellen van een verlanglijstje. Als Max de voordeur opendoet ziet hij nog net hoe een bestelauto van de post wegrijdt. De achtergrondmuziek wordt opzwepend van toon. Max fietst achter de bestelbus aan, met Goofy achterop de fiets. Na te zijn vertraagd in het verkeer ziet Max de bestelbus met een wijde bocht in de verte verdwijnen, waarna de camera een groot winkelcentrum in beeld brengt. Max rijdt met Goofy nog altijd achterop het winkelcentrum binnen, Goofy blijft steken achter een plafond en valt in een spandoek. Max stopt om te kijken waar zijn vader is gebleven, deze roept hem na dat hij verder moet gaan en de postbode moet tegenhouden. Goofy zal later komen met de envelop met de verlanglijst. Het spandoek waarin Goofy hangt scheurt en hij wordt een lingeriezaak in gelanceerd. Max fietst verder, het winkelcentrum uit. De envelop wordt weggeblazen door een windvlaag, met veel gestuntel probeert Goofy hem weer te pakken te krijgen. Ondertussen is het Max gelukt om de bestelbus met de postbode tegen te houden. Hij roept dat hij nog een brief naar de Kerstman moet sturen, de postbode antwoordt dat van de weg af moet gaan. Goofy kijkt ondertussen rond of hij de envelop ergens ziet, hij vindt hem uiteindelijk liggend op een berg teddyberen in een speelgoedwinkel. Met nog meer gestuntel en door zichzelf met behulp van een vishengel rond te slingeren krijgt Goofy de brief te pakken. Rollend op rolschaatsen verlaat hij met hoge snelheid de winkel, waarna hij bijna verpletterd wordt door een gigantische kerstbal die eerder door zijn toedoen is losgeraakt van het plafond. Uiteindelijk wordt Goofy door een grote kerstboom door het dak van het winkelcentrum gelanceerd. Hierna brengt de camera Max en de postbode weer in beeld. De postbode geeft geen gehoor aan de smeekbede van Max en zegt dat hij verder moet. Op dat moment komt Goofy uit de lucht vallen, hij valt met zijn hoofd naar beneden door het dak van de bestelbus. Kwijlend plakt hij de envelop dicht en zegt dat hij een speciale zending voor de Noordpool heeft. Max komt hijgend van opluchting tot rust. Hierna wordt het huis van Goofy en Max opnieuw in beeld gebracht, Goofy en Max zijn bezig met het sneeuwvrij maken van de oprit. Max vraagt zich af of de Kerstman de brief op tijd zal krijgen. Goofy zegt dat hij zeker weet van wel. Net op het moment dat de oprit sneeuwvrij is klinkt er een hard motorgeluid en wordt de oprit met hierop Goofy en Max bedolven onder een grote berg sneeuw. Pete de buurman stapt uit zijn gemotoriseerde sneeuwschuiver. Goofy en Max schudden de sneeuw van zich af, Goofy wenst de buurman een fijne Kerstavond. Goofy kijkt naar de sneeuwmassa om zich heen en zegt dat zij meer werk te doen hebben, dat de Kerstman zo nooit de schoorsteen zal

62 kunnen vinden. Meteen hierop stapt Goofy op de door sneeuw bedolven schoorsteen en valt naar beneden. Pete zegt dat hij het grappig vindt dat Goofy denkt dat de Kerstman bestaat, Max vraagt of dit dan niet het geval is. Pete begint bulderend te lachen. Geïrriteerd begint Max de sneeuwberg af te lopen terwijl hij zegt dat de Kerstman wel bestaat, halverwege de berg komt hij ten val en rolt hij naar beneden. Hij belandt voor de voeten van Pete, deze trekt hem overeind. Pete begint te vertellen dat de Kerstman net als het monster van Loch Ness een mythe is en dat het onmogelijk is dat een grijze man die rendieren gebruikt om te vliegen in één nacht de hele wereld bezoekt. Pete zegt al op veel plaatsen te zijn geweest, en nooit heeft hij de Kerstman gezien of iemand ontmoet die hem gezien heeft. Max kijkt treurig. De camera zoomt in op een deel van de sneeuwmassa. Hieruit komt de voordeur van Goofy’s huis tevoorschijn. Deze klapt open en Goofy springt naar buiten, roepend dat hij de voordeur heeft gevonden. Pete loopt richting zijn voordeur terwijl hij Max en Goofy al bulderend van het lachen een fijne kerst en een gelukkig nieuwjaar toewenst. Hij gooit de voordeur achter zich dicht, Max met een trieste uitdrukking op zijn gezicht en tranen in de ogen achterlatend. Hierna keert de camera terug naar Goofy’s woonkamer, waar Goofy vrolijk bezig is met het optuigen van de kerstboom. Max komt binnen, Goofy vraagt of hij zijn vader kan helpen. Hierna ziet hij Max’ treurige uitdrukking en hij vraagt wat er mis is. Max antwoordt dat hij net heeft gehoord dat de Kerstman niet bestaat. Goofy vraagt wie hem zoiets geks heeft verteld, Max antwoordt dat het de buurman was. Goofy overtuigt Max ervan dat de Kerstman wel bestaat, Max gelooft hem en vrolijkt op. Hierna vraagt hij Goofy wat hij aan de Kerstman heeft gevraagd, Goofy antwoordt dat hij hetzelfde als anders heeft gevraagd en dat dit een verrassing is. Als Max de stekker van de kerstboomverlichting in het stopcontact stopt beginnen een voor een alle lampjes te knallen en komt Goofy uiteindelijk onder stroom te staan. Rokend valt hij op de grond en zegt dat je daardoor de kerstgedachte wel te pakken krijgt, waarna Goofy en Max beiden beginnen te lachen. Hierna brengt de camera de slaapkamer van max in beeld. Vrolijk komt Max binnen, “Natuurlijk bestaat de Kerstman!” roept hij uit. Als hij de globe op zijn slaapkamer ziet betrekt zijn gezicht. In de globe verschijnt het gezicht van de buurman, die zijn preek over de onmogelijkheid van een Kerstman die met vliegende rendieren in een nacht de hele wereld bezoekt herhaalt. Max haalt een encyclopedie uit zijn boekenkast en zoekt het woord rendier op. Terwijl Goofy bezig is met voorbereidingen voor het kerstdiner komt Max de keuken binnen en vraagt hij of Goofy wist dat er op de wereld ruim 2 miljard kinderen zijn en dat de Kerstman 800 bezoeken per seconde zou moeten afleggen, toiletbezoeken niet meegerekend. Goofy antwoordt dat de Kerstman zoveel ervaring heeft dat hij waarschijnlijk alle sluiproutes heeft ontdekt. Ook vraagt Max zich af hoe een rendier kan vliegen, hierop heeft Goofy als antwoord dat het gewei voor lift zorgt. Max vindt het nog steeds erg veel werk voor een persoon, Goofy zegt hierop dat dat de reden

63 is dat zij de koekjes die hij aan het bakken is achterlaten voor de Kerstman. Max is nog steeds sceptisch. De volgende scene begint met Goofy en Max die over straat lopen met pannen. Max vraagt wat ze gaan doen, Goofy antwoordt dat zij minder gefortuneerde mensen gaan helpen. Max vraagt hierop of dat niet het werk van de Kerstman is, Goofy zegt dat de Kerstman een erg krap schema heeft en dat zij hem een handje gaan helpen. De hierop volgende scene speelt zich af in de woonkamer van de buren. Volwassenen dekken de kersttafel terwijl kinderen aan het spelen zijn. Een jongetje vraagt aan Max of hij samen met hem met speelgoedautootjes wil spelen. Het jongetje heeft er maar twee, maar Max mag er een van gebruiken. De andere auto heeft het jongetje het jaar daarvoor van de Kerstman gekregen, dit jaar hoopt hij er opnieuw een te krijgen. Max wil tegen de jongen zeggen dat hij er niet van overtuigd is dat de Kerstman echt bestaat, maar wordt onderbroken door Goofy die op de achtergrond roept dat het kerstdiner wordt opgediend. Goofy struikelt over de twee speelgoedauto’s, het eten vliegt door de lucht maar komt uiteindelijk op precies de juiste wijze op tafel terecht. De personen aan tafel vinden dit wonderbaarlijk en magie, Goofy reageert hierop door te zeggen dat het kerstmagie is. Na het aansnijden van de kalkoen vindt er een time-lapse plaats en verandert de kalkoen in een bord afgekloven botten. Het aanwezige echtpaar bedankt Goofy voor het diner en zegt dat zij het erg waarderen vanwege de financiële krapte dat jaar. Goofy antwoordt dat dit geen enkel probleem is, dat zij hetzelfde voor hem zouden doen. Bij de kerstboom vraagt Max aan het jongetje of hij de Kerstman ooit daadwerkelijk heeft gezien. Het jongetje antwoordt van wel en zegt dat hij een grote witte baard heeft. Max herhaalt de vraagt of hij de Kerstman ooit daadwerkelijk in persoon heeft gezien. Het jongetje knikt, waarop Max hem vastgrijpt en vraagt waar dit dan was. Het jongetje wijst over de schouder van Max naar iets achter hem, als Max zich omdraait ziet hij de Kerstman bij de schoorsteenmantel te staan. De kinderen rennen op de Kerstman af en deze vraagt, overduidelijk pratend als Goofy, wie van hen als eerste op zijn schoot wil zitten. Alle kinderen roepen dat zij als eerste willen, waarop Max op de schoot van de Kerstman springt en zegt dat hij blij is dat de Kerstman is gekomen. Het scheelde niet veel of hij geloofde niet meer in de Kerstman, maar dat is nu allemaal over. Terwijl Max aan het vertellen dat hij zijn cadeau wil hebben trekt een baby op de grond de muts en de baard van Goofy’s hoofd, waarna hij herkend wordt door Max. Max roept dat Goofy hem voor de gek heeft gehouden en rent weg. Max trekt de buitendeur achter zich dicht, Goofy rent er tegenaan en valt plat op de grond. De volgende scene begint als de camera door het raam van de slaapkamer van Max naar binnen filmt. Max zit met een chagrijnig gezicht in zichzelf gekeerd voor zich uit te kijken. Goofy komt, nog steeds in kerstmanpak, de kamer binnen met een dienblad met hierop een glas melk en koekjes. Goofy zegt dat het hem spijt en dat hij slechts probeerde de kinderen gelukkig te maken. Hij vraagt of

64

Max het zich nog herinnert dat hij vroeger een paar van de koekjes voor de Kerstman wilde voor hij naar bed ging. Max vraagt hierop wat het voor zin heeft. Als Goofy vervolgens vraagt of hij zich nog herinnert dat ze vroeger op Kerstavond één cadeautje openden reageert Max niet meer. Ook een optreden van Goofy met Max’ oude teddybeer kan hem niet opvrolijken. Hij herinnert zich nog dat hij de beer van de Kerstman kreeg, maar toen was hij klein. Als Goofy zingt dat de Kerstman komt slaat Max de beer geïrriteerd weg en zegt hij dat de Kerstman niet komt. Goofy zegt dat je enkel in de Kerstman hoeft te geloven en dat hij echt is. Hierna zegt Max dat de Kerstman niet echt is, Goofy dat hij dat wel is, etcetera. Het eindigt ermee dat de arm van de teddybeer eraf wordt getrokken. Goofy belooft dat de Kerstman echt is, Max zegt dat hij het dan moet bewijzen. In de volgende scene filmt de camera de buitenkant van het huis. Tegen de muur staat een ladder die tot op het dak reikt. Op het dak staat een platform met hierop Goofy, Max en een telescoop. Goofy zegt dat als de Kerstman komt zij daar klaar zullen staan om hem te begroeten. Ook zal Goofy er een foto van maken, zodat Max altijd het fotografisch bewijs zal hebben. Max reageert sarcastisch: “Ja, als je niet eerst van het dak valt.” Goofy antwoordt dat hij dat niet zal doen. Op de achtergrond klinkt het geluid van rinkelende belletjes. Goofy roept uit dat de Kerstman er is en neemt met de camera die hij verkeerdom vasthoudt een paar foto’s van zichzelf, waardoor hij verblind raakt. Max loopt naar de rand van het platform en ziet dat het belletjesgeluid veroorzaakt wordt door een vrouw die haar hondje uitlaat. De verblinde Goofy valt ondertussen van het dak, stuitert terug, en blijft uiteindelijk aan de andere kant van het platform hangen. Max merkt op dat hij al zei dat Goofy van het dak zou vallen. Goofy vraagt of hij de Kerstman gemist heeft, Max antwoordt van niet en wijst naar de vrouw met het hondje. Max zegt dat hij het koud heeft en moe is en dat de Kerstman niet komt. Hierna verschijnt het beeld van een digitale klok in beeld, die op dat moment van twaalf uur ’s nachts naar één over twaalf verspringt. Te zien is hoe Max wakker ligt in bed, na een time-lapse verspringt de digitale klok naar kwart over twaalf. Als Max naar buiten kijkt ziet hij hoe Goofy nog altijd op het platform zit, met een verrekijker de hemel afspeurend. Goofy zit onder de sneeuw en niest, waarna hij een deken omslaat. Max trekt de gordijnen voor zijn raam dicht. Hierna treden er meerdere time-lapses op, waarin Max rusteloos in bed ligt of door zijn slaapkamer loopt. Als hij op een gegeven moment een geluid hoort kijkt hij naar buiten en ziet hij Goofy met een zak over zijn schouder de ladder naar het platform oplopen. Het platform is nu gevuld met radarapparatuur en een zoeklicht. Max vraagt zich hardop af waarom hij niet volwassen wordt en de feiten onder ogen ziet. Hierna wil hij de gordijnen van zijn slaapkamer dichttrekken, maar hoort opnieuw een geluid. Goofy is beneden op de grond sneeuw aan het scheppen, hierbij de woorden “Vergeet Max niet” vormend in de sneeuw. Max is hierdoor vertederd.

65

In de volgende scene geeft de wekker 3 uur ’s nachts aan en ligt Max te slapen. Hij wordt gewekt door Goofy die op de achtergrond roept dat hij wakker moet worden omdat de Kerstman er is. Als Max zijn raam opendoet ziet hij bij een ander huis een silhouet van een persoon met een zak over de schouder uit een schoorsteen tevoorschijn komen. Ook is er op hetzelfde dak de silhouet van een slee met rendieren ervoor te zien. Max klimt op het platform op het dak. Net op het moment dat Goofy een foto wil maken van de Kerstman wordt deze vanuit de lucht verlicht door twee politiehelicopters en blijkt het in werkelijkheid een inbreker met een zak met buit te zijn. Een politieagent met megafoon roept dat de inbreker van het dak moet komen met zijn handen omhoog. Max is opnieuw teleurgesteld als het toch niet de Kerstman blijkt te zijn. Als Goofy de ladder afklimt valt hij languit in de sneeuw, Max rent hem achterna en vraagt of hij in orde is. Gedeprimeerd ligt Goofy in de sneeuw. Hij zegt dat Max in alles gelijk had, dat hij zelfs van het dak viel. In de volgende scene zit Goofy treurig op de bank terwijl Max probeert hem op te beuren. Max zegt dat het niet uitmaakt dat de Kerstman niet is komen opdagen. Omdat hij toch niet komt kan Goofy net zo goed alle koekjes opeten. Goofy zegt echter dat hij geen honger heeft. Als Max hem een cadeau van onder de kerstboom toewerpt om te openen stuitert dit weg via Goofy’s hoofd, Goofy zegt gedeprimeerd dat hij het later misschien zal openen. Ook als Max een kerstliedje zingt terwijl hij de kapotte teddybeer vasthoudt kan dit Goofy niet opbeuren. Max loopt droevig richting de trap, ziet dan Goofy’s kerstmuts te liggen, grijpt deze en rent naar boven. Even later klinkt er een geluid uit de schoorsteen. Eerst denkt Goofy dat het Max is, daarna inbrekers. Max komt in een kerstmanpak uit de schoorsteen vallen. Goofy roept dat hij blij is dat de Kerstman gekomen is en voegt hieraan toe dat hij dacht dat de Kerstman groter zou zijn. Ook moet de Kerstman echt zijn zoon Max ontmoeten. De “Kerstman” zegt dat hij dat graag zou doen, maar dat hij het nog druk heeft. Hij begint door de schoorsteen omhoog te klimmen, Goofy klimt hem achterna en zegt dat Max ergens in de buurt moet zijn. Als Goofy de “Kerstman” op het dak probeert te grijpen glijdt deze langs het dak naar beneden. Hij blijft aan de dakrand hangen en als zijn baard en muts afvallen ziet Goofy dat het Max is. Als Goofy vraagt waarom hij verkleed is als Kerstman antwoordt Max dat hij enkel Goofy gelukkig wilde maken, zoals Goofy voor de buren deed. Goofy zegt dat hij Max misschien heeft teleurgesteld, maar dat Max dat bij hem zeker niet heeft gedaan en ze omhelzen elkaar. Als ze hierna in de lucht kijken zien ze de Kerstman in een golf van glitters door de lucht vliegen. Het snowboard dat Max op zijn verlanglijst had staan landt in zijn armen. Beneden komt Pete naar buiten rennen, zich afvragend waar alle commotie vandaan komt en of het misschien opnieuw een inbreker is. Als hij de Kerstman ziet roept hij dat hij altijd al in hem geloofd had en waar zijn cadeau’s zijn. De Kerstman vliegt over het huis van Goofy en Max en blaast alle sneeuw van hun huis op het huis van Pete, waarna hij wegvliegt. Pete komt naar boven uit de sneeuw en roept opnieuw om zijn cadeau’s. Max vraagt aan Goofy of de Kerstman zijn cadeau niet vergeten is. Goofy antwoordt dat hij ieder jaar hetzelfde

66 cadeau vraagt en het ieder jaar ook krijgt: geluk. Hierna gaat Max zijn snowboard aan de buurjongen laten zien, waarna zij er samen mee in de sneeuw gaan spelen.

Tussenstuk

De camera verplaatst zich nu naar een figuurtje van een slee met Kerstman dat in de kerstboom hangt, hierna naar de slee met hierin twee cadeau’s onder de kerstboom. De voice-over stem zegt dat het laatste cadeau tamelijk klein kan lijken en niet bijzonder. In beeld verschijnt de tekst op de kaart die bij de slee hoort: “Mickey & Minnie’s Gift of the Magi”. De voice-over stem vervolgt met de mededeling dat dit cadeau door rijken en armen gegeven kan worden. Het is een cadeau uit het hart en het betekent zoveel meer.

Deel 3

De camera zoomt in op een grote ster in de nachtelijke hemel en verplaatst zich hierna naar beneden, naar een sneeuwlandschap. Hierna wordt een deel van de besneeuwde grond in beeld gebracht. Onmiddellijk ploft er een bundel kranten in de sneeuw, op de voorpagina is de tekst “Christmas countdown! Only 1 shopping day left!” te lezen. Een persoon raapt de bundel kranten van de grond en bedankt een persoon in een bestelbusje en wenst hem een fijne kerst. De bestuurder van de bestelbus wenst de bestuurder van een sneeuwschuiver een fijne kerst en vraagt of deze die avond moet werken. De bestuurder van de sneeuwschuiver antwoordt dat hij die avond niet hoeft te werken, dat het kerstavond is. De sneeuwschuiver rijdt langs een huis met een kerstkrans op de voordeur, even later komen Mickey en Pluto ook langs dit huis gelopen. Mickey speelt een kerstliedje op een mondharmonica terwijl hij een kerstboom achter zich aan trekt, Pluto loopt vrolijk op de maat van de muziek. Zij lopen door tot ze bij de etalage van een winkel aankomen, het hek voor de etalage schuift op dat moment open. Op de etalage staat de tekst “Plumbs fine collectibles”, in de etalage is een gouden ketting te zien. Pluto trekt blaffend Mickey’s aandacht. Mickey zegt tegen Pluto dat deze ketting het perfecte cadeau is voor Minnie, gecombineerd met haar horloge. Dan ziet Mickey dat de winkel die middag om vijf uur zal sluiten. Hij zegt dat hij op dat moment nogal krap bij kas zit, maar dat Pluto en hij die dag veel fooien zullen gaan krijgen. Ze zullen na hun werk meteen naar de winkel gaan om de ketting op te halen, maar nu eerst gaan ze de kerstboom naar Minnie brengen. Mickey begint opnieuw op zijn harmonica te spelen en loopt met Pluto uit beeld. De volgende scene begint als er twee handen die een aanzienlijk aantal rekeningen vasthouden in beeld verschijnen. Minnie zegt tegen haar kat Figaro dat ze enkel rekeningen heeft en vraagt zich af hoe ze ooit aan genoeg geld zal kunnen komen om voor Mickey een cadeau te kopen. Op de

67 achtergrond klinkt het geluid van een deur die opengaat, gevolgd door het geluid van een harmonica. Haastig stopt Minnie de rekeningen in een keukenla, één valt echter op de grond. Minnie en Figaro rennen naar de huiskamer, waar Mickey op zijn harmonica staat te spelen terwijl hij de kerstboom vasthoudt. Minnie zegt dat haar hart zingt als Mickey op zijn harmonica speelt. Een instrument als dat verdient een speciaal doosje. Mickey poetst de harmonica en zegt dat dat er ooit misschien nog wel van komt. Minnie loopt zingend de keuken in en roept Mickey ook te komen, het ontbijt is bijna klaar. Figaro loopt Minnie achterna en ziet dan de rekening op de grond te liggen. Snel rent hij erop af en gaat erbovenop zitten. Meteen hierna komt Mickey de keuken binnen en gaat zitten. Minnie zet een bord met hierop een koek in de vorm van een hart en een dampende mok bij hem neer. De camera brengt kort de klok aan de muur die negen uur aangeeft in beeld. Mickey vraagt aan Minnie of zij toevallig weet hoe laat het is, waarop zij een hartvormig horloge dat een paar minuten over acht aangeeft tevoorschijn haalt. Minnie begint te zeggen hoe laat het is, maar Mickey onderbreekt haar en zegt dat het een mooi horloge is. Minnie zegt dat het haar enige erfstuk is, Mickey zegt dat het haar erg mooi zou staan aan een gouden ketting om haar nek. Minnie zegt dat zij naar haar werk moet en rent richting buitendeur. Mickey haalt haar in en houdt de deur voor haar open. Hij zegt dat haar slee klaarstaat, waarop de camera Pluto die voor een slee gespannen is in beeld brengt. Als Minnie uitroept dat het wonderbaarlijk is hinnikt Pluto als een paard. Mickey en Minnie nemen plaats op de slee en Pluto trekt ze het beeld uit. De camera brengt een winkel genaamd Mortimers in beeld, volgens teksten in de etalage is er hier sprake van een kerstuitverkoop. Pluto, Minnie en Mickey komen het beeld in lopen en stoppen voor de winkel. Mickey helpt Minnie van de slee, Minnie kust hem, zegt “tot vanavond” en loopt de winkel in. Mickey springt op de slee en roept tegen Pluto dat zij werk te doen hebben, waarop Pluto de slee met een ruk vooruit begint te trekken. De camera brengt nu een bord in beeld met hierop de tekst “Crazy Pete’s” en een dollarteken. Pete plakt met lijm enkele kale dennentakken aan elkaar en spuit deze groen, het geheel veranderend in een ogenschijnlijk mooie kerstboom. Pete zegt dat het goedje in de spuitbus erg goed werkt. Mickey wenst Pete een vrolijk kerstfeest, Pete antwoordt dat hij pas vrolijk is als hij al zijn drie meter hoge kerstbomen heeft verkocht. Hierna roept hij tegen Mickey dat hij aan het werk moet gaan. Op zeer efficiënte wijze zet Mickey nu samen met Pluto kerstbomen op getimmerde houten voeten. Als hij hiermee klaar is schreeuwt Pete door een luidspreker dat hij moet stoppen met luilakken, dat er een klant staat te wachten. Mickey snoert bij de auto van een oude vrouw een kerstboom vast op het dak, als dank krijgt hij een stapeltje bankbiljetten als fooi. Als de vrouw in haar auto het terrein afrijdt komt er een roestig uitziende auto het terrein op. Mickey zegt tegen Pluto dat het erop lijkt dat hij genoeg geld heeft om voor Minnie de ketting voor haar horloge te kopen. Een man tikt hem op de schouder en zegt dat zij op zoek zijn naar een kerstboom. Pete komt uit zijn kantoor en zegt dat dit

68 hun geluksdag is. Pete laat hen de drie meter hoge kerstbomen zien en zegt dat dat is wat zij nodig hebben. Een kind merkt op dat de boom groter is dan hun huis. Een vrouw merkt bij het zien van het prijskaartje op dat de boom iets meer is dan zij nodig hebben. Pete zegt dat hij alleen die bomen nog heeft, terwijl Mickey op de achtergrond komt aanlopen met een kleinere boom. Pete zegt dat de man toch niet wil dat de kinderen geen kerstboom hebben, waarop de man antwoordt dat zij niet veel geld hebben. Pete zegt dat dit prima is als aanbetaling en dat hij voor hen een goed financieringsplan zal opzetten. De man hoeft enkel te tekenen. Net op het moment dat de man wil tekenen vraagt Mickey wat ze van zijn boom denken. De kinderen zeggen dat ze de boom mooi vinden, de man geeft het contract terug aan Pete en zegt dat ze de boom nemen. Pete kijkt boos en breekt de schrijfplank in tweeën. Als het gezin met de kerstboom op de auto het terrein afrijdt en Mickey ze uitzwaait wordt hij van achteren genaderd door Pete. Pete schreeuwt dat hij ze al een boom van drie meter had aangesmeerd en dat hij het geld wat hij verdiend zou hebben nu uit de zakken van Mickey haalt, terwijl hij Mickey’s zakje met fooien afpakt. Pluto begint te blaffen, Pete pakt Mickey en Pluto beide op en gooit hen van zijn terrein. Pete telt het geld en stopt de biljetten samen met zijn brandende sigaar in zijn broekzak. Terwijl zijn broek in brand vliegt merkt Pete op dat iemand zijn ham laat aanbranden. Als Pete voelt dat hij in brand staat begint hij rondjes te rennen. Hij landt hierbij in de voorraad lijm. Een blik lijm valt op zijn hoofd, een ander blik zit aan zijn brandende broek geplakt. Als het blik lijm aan zijn broek vlam vat ontploft het en Pete wordt de lucht in gelanceerd. In een regen van kleine vuurballen valt Pete in zijn voorraad kerstbomen, de bomen vatten vlam. Als Pete opkijkt ziet hij dan zijn hele terrein in brand staat, de brandweer komt aanrijden. De camera brengt nu opnieuw de winkel waar Minnie is afgezet met de slee in beeld. Minnie en Katrien werken samen op de inpakafdeling, Katrien merkt op dat ze nog nooit heeft meegemaakt dat het zo druk was. Minnie werkt zo snel als ze kan. Katrien zegt dat Minnie de beste helper van de Kerstman is, waarop Minnie antwoordt dat ze hoopt op de kerstbonus, die ze nodig heeft om een cadeau voor Mickey te kopen. Op dat moment gaat de telefoon, Katrien neemt op. Als ze heeft opgehangen zegt ze tegen Minnie dat meneer Mortimer haar meteen in zijn kantoor wil zien. Minnie verheugt zich, ze zegt dat ze nu haar bonus krijgt, en verlaat de afdeling. In het kantoor zegt meneer Mortimer tegen haar dat zij dit jaar het hardst gewerkt heeft en dat haar harde werk op het punt staat om beloond te worden. Minnie moet haar ogen sluiten en haar hand ophouden. De bonus blijkt echter geen geld te zijn, maar een loodzware fruitcake. In de volgende scene verlaat Minnie met een treurig gezicht de winkel, zij vraagt zich hardop af hoe ze nu Mickey’s cadeau moet kopen. Meteen hierna brengt de camera Mickey in beeld. Hij gaat op een bankje zitten en zegt dat er een manier moet zijn om voor vijf uur genoeg geld te verzamelen voor Minnie’s cadeau. Hij begint op zijn harmonica te spelen terwijl Pluto treurig rondjes loopt. Mickey vraagt aan Pluto of hij een idee heeft.

69

In eerste instantie kijkt Pluto opgetogen, vervolgens weer treurig. Mickey zegt dat ze wel iets verzinnen. De camera verplaatst zich naar een podium een eindje verderop. Uit teksten valt op te maken dat dit podium voor een liefdadigheidsconcert is, uit de tekst op het drumstel blijkt dat dit van een band van de brandweer is. Enkele brandweerlieden staan op het podium en vragen zich af of de band nog gaat komen. De brandweerlieden die de band vormen zijn naar de brand bij Pete geroepen. Een brandweerman die in de lege donatiekist kijkt hoort op de achtergrond het geluid van Mickey’s harmonica en roept dat zij erop af moeten. De brandweerlieden brengen Mickey naar het podium, Pluto loopt erachteraan. De brandweercommandant zegt dat zij muziek nodig hebben voor hun liefdadigheidsoptreden en dat Mickey hun enige hoop is. Mickey antwoordt dat hij geen tijd heeft omdat hij een cadeau voor zijn vriendin moet kopen. De commandant zegt dat Mickey het niet voor hen maar voor de kinderen moet doen. Voor hen is Mickey het enige verschil tussen een gebroken hart en een lach. De brandweerlieden duwen Mickey het podium op. Mickey ziet op de kerkklok dat het al vier uur geweest is en dat hij niet kan blijven. Als een zielig kijkend jongetje echter zijn teddybeer op de rand van het podium zet begint Mickey te spelen. Mensen komen op het geluid van zijn harmonica af en beginnen de kist te vullen met pakjes. Mickey schrikt als hij plotseling geduwd wordt door verschillende blaasinstrumenten. De brandweerband blijkt te zijn gearriveerd en begint te spelen. Uit de blaasinstrumenten komt rook. Mickey speelt samen met hen door en het duurt niet lang of de kist puilt uit met pakjes. Als ze uitgespeeld zijn krijgen zij een luid applaus. Mickey kijkt naar de kerkklok en ziet dat het een paar minuten voor vijf is. Hij zegt hardop dat het erop lijkt dat hij met lege handen bij Minnie zal aankomen. De brandweercommandant zegt dat Mickey en zijn harmonica een geweldig team vormen. Mickey beaamt dit en zegt dat de harmonica zijn gewicht in goud waard is. Hierna krijgt Mickey een ingeving en zegt dat hij nog twee minuten heeft om bij de winkel te komen. Samen met Pluto rent hij weg. Hij leent van een kind een snowboard en glijdt met hoge snelheid door de straten, verschillende keren bijna een ongeluk veroorzakend. Als Mickey bij de winkel aankomt sluit deze net. De eigenaar komt naar buiten en draait de deur op slot. Mickey vraagt of hij zijn harmonica kan ruilen voor een cadeau voor zijn vriendin. De eigenaar bekijkt de harmonica en zegt dan dat deze niet veel waard is. Hij wenst Mickey een fijne kerst en loopt weg. Mickey begint een treurige melodie te spelen, waarop de winkelier stopt met lopen. Zachtjes loopt hij naar de deur van zijn winkel en zegt tegen Mickey dat de harmonica bij nader inzien misschien toch wel iets waard is. Hij zegt tegen Mickey dat hij binnen mag komen. De volgende scene begint met het beeld van een brandend haardvuur. Mickey en Minnie zitten op een bank voor het vuur. Pluto en Figaro beginnen allebei enthousiast geluid te maken. Mickey geeft Pluto een ingepakt bot, Figaro krijgt een bol wol van Minnie. Minnie zegt dat ze erg veel van kerst houdt en vraagt of Mickey iets kan spelen. Mickey wordt zenuwachtig en vraagt of het geen tijd is om de cadeau’s te openen en hoe laat het is. Minnie wordt ook zenuwachtig en zegt dat het tijd is dat

70

Mickey zijn cadeau opent. Ze wisselen de cadeau’s uit en maken ze open. In Mickey’s pakje zit een doosje voor zijn harmonica, Minnie krijgt een ketting voor haar horloge. Minnie zegt dat ze de ketting mooi vindt, maar dat ze haar horloge heeft ingeruild om voor hem het doosje te kopen. Mickey zegt vervolgens dat hij zijn harmonica heeft ingeruild om de ketting voor haar horloge te kopen. Minnie zegt dat ze niet kan geloven dat Mickey het object dat het meest voor hem betekent heeft opgegeven voor haar. Mickey antwoordt dat zij alle muziek is die hij ooit nodig zal hebben, waarop Minnie hem omhelst. Mickey en Minnie wensen elkaar een vrolijke kerst en de camera zoomt door het raam naar buiten.

Het einde

De camera brengt een huisje dat in de kerstboom hangt in beeld. De voice-overstem zegt dat een cadeau uit het hart gekoesterd wordt en oprecht is. De camera brengt de kerstboom met hieronder de drie objecten in beeld. De voice-overstem zegt dat het door liefde komt dat kerst meer is dan een seizoen van het geven van cadeau’s. Het is een tijd om de naasten te tonen dat we om hen geven en waarin families en buren bij elkaar komen om te delen. Hierna maken de hoofdpersonen nogmaals hun opwachting. Mickey en Minnie worden door Pluto voortgetrokken op een slee, stappen af bij een huis en maken aanstalten om elkaar te kussen. Goofy en Max komen bij hen staan terwijl zij kerstliedjes zingen. Ook Kwik, Kwek en Kwak en Katrien en Donald Duck komen al kerstliedjes zingend aanlopen. Alle hoofdpersonen maken gezamenlijk het kerstlied af, waarna de camera gericht wordt op een felle ster aan de hemel en de film is afgelopen.

71