De Parelduiker. Jaargang 9
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De parelduiker. Jaargang 9 bron De parelduiker. Jaargang 9. Uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2004 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_par009200401_01/colofon.php © 2014 dbnl i.s.m. 2 [2004/1] Wim van der Meij+ Over de androgynische idee van Couperus' leven Brief van L.S.A.M. von Römer aan H.W. van Tricht opgedoken Het was een nieuwsbericht dat de aandacht trok. Op 4 januari 2000 mochten medewerkers van het (toen nog) Algemeen Rijksarchief in Den Haag een verzegeld pakketje openmaken dat vijfenveertig jaar eerder als onderdeel van een legaat de collectie was binnengekomen. Het legaat was afkomstig van de psychiater en seksuoloog L.S.A.M. (Lucien) von Römer (1873-1965), befaamd voorvechter van de rechten van homoseksuelen, die zijn persoonlijk archief destijds zelf nog bij het ARA was komen brengen. Dat archief had in de loop der jaren een schat aan gegevens opgeleverd over de medische en sociale kijk op homoseksualiteit van rond 1900. Eén kistje, waarvan niemand de inhoud kende, mocht echter op uitdrukkelijk bevel van de schenker pas in het jaar 2000 geopend worden. Toen het zo ver was, rukten alle kranten én het NOS Journaal uit. Vanwaar die opwinding? Het antwoord kan in één naam worden samengevat: Couperus. Zoals bekend heeft Louis Couperus in de aanloop tot de publicatie van zijn grote roman De Berg van Licht (1906) contact gehad met Von Römer, die een brochure had geschreven over het verschijnsel androgynie. Maar nooit is opgehelderd hoe dat contact is verlopen: wat bespraken zij en wat dacht of wist Von Römer van Couperus? Zou het verzegelde pakketje misschien ‘het geheim van Louis Couperus’ - zoals Gerard Reve dat in 1987 noemde - prijsgeven? De opening liep uit op een teleurstelling. In het pakketje zaten voornamelijk onderzoeksgegevens, dagboekfragmenten en onbeholpen gedichten van Von Römer, die als liefdesverklaring aan een jongeman kennelijk het daglicht niet konden verdragen. Geen woord over Couperus. De kans om ooit nog wat over de omgang van Von Römer met Couperus te weten te komen, leek voorgoed verkeken. Maar de geschiedenis kent haar grillen. Onlangs kreeg ik een brief in handen die Von Römer in 1961, dus op hoogbejaarde leeftijd, heeft geschreven aan H.W. van Tricht, auteur van de beknopte studie Louis Couperus. Een verkenning (1960). In de brief doet Von Römer uitvoerig uit de doeken hoe zijn contact met Couperus tot + W.A. van der Meij (1956) studeerde Bibliotheek en Documentaire Informatie aan de Algemene Hogeschool van Amsterdam en Boek- en Informatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is thans werkzaam als documentalist. De parelduiker. Jaargang 9 3 Dick van der Meij op bezoek bij mevrouw Von Romer, Malang, 7 augustus 1980 (coll Th C. van der Meij) stand is gekomen, daarbij Couperus zelfs herhaalde malen letterlijk citerend. De tekst van die onbekende brief wordt hier verderop - voor de eerste maal en in extenso - gepubliceerd. Halflege kasten Maar eerst, hoe ben ik aan die brief gekomen? In 1980 waren drie Leidse studenten Indonesische taal en cultuur op bezoek in Indonesië. Een van hen was mijn broer Dick van der Meij, tegenwoordig docent filologie aan de Islamitische universiteit van Jakarta. Tijdens hun verblijf in Malang, Oost-Java, onder Soerabaja, stelde het aanbod van de plaatselijke boekhandels nogal teleur. Men verwees hen naar de oude mevrouw Von Römer, weduwe van de seksuoloog en tropenarts Lucien von Römer, die zich in 1932 in Malang had gevestigd. Zij was bezig de bibliotheek van wijlen haar echtgenoot van de hand te doen.1 Op 7 augustus brachten de drie Leidenaars haar een bezoek, waarbij zij ook een rondleiding door de boekenkamer kregen. De hoge kasten waren al halfleeg. Het gesprek kwam op Couperus. De gastvrouw kon zich de schrijver nog goed herinneren van de voorlezingen die hij in Den Haag rond 1919 gehouden had. Ze vond hem bij eerste indruk een geaffecteerde, onaangename man, maar die antipathie was verdwenen zodra Couperus begonnen was voor te lezen. Mijn broer dankte haar voor haar gastvrijheid en kocht uit haar bezit Couperus' Fidessa, Over lichtende drempels en Metamorfoze, evenals een eerste druk van Louis Couperus. Een verkenning door H.W. van Tricht. De parelduiker. Jaargang 9 4 En juist dat exemplaar van Van Tricht bleek de verrassing te bevatten. Achterin zat een envelop ingeplakt, met daarin een luchtpostblad van Van Tricht aan Von Römer (gedateerd 15 augustus 1961), een doorslag van een lange brief - vijf getypte kantjes - van Von Römer aan Van Tricht (van 5 november 1961) en twee reçu's van aangetekende verzending. Pas na verloop van geruime tijd kwam de vondst bij mij terecht. Doorslag Lucien Sophie Albert Marie von Römer, in 1873 geboren in Kampen, leek voorbestemd voor een glanzende wetenschappelijke carrière.2 Na een studie medicijnen in Leiden en Amsterdam vestigde hij zich in 1903 als zenuwarts in de hoofdstad. Als zijn leermeesters zag hij Frederik van Eeden en, vooral, de gerenommeerde Berlijnse uranismedeskundige Magnus Hirschfeld. Von Römers moedige publicaties over de geestelijke en lichamelijke kenmerken van uraniërs - zoals homoseksuelen toen genoemd werden - bezorgden hem een plaats in Hirschfelds ‘medisch-biologische’ school van baanbrekend onderzoek. Zijn pleidooi voor recht, vrijheid en acceptatie van de homoseksueel, ook op het gebied van de seksuele omgang, kende naast een wetenschappelijk vermoedelijk ook een persoonlijk motief. In 1908 werd zijn proefschrift als ‘onzedelijk’ geweigerd door de Amsterdamse Gemeente-Universiteit, en daarmee kwam een eind aan Von Römers wetenschappelijke loopbaan. Van 1906 tot 1913 was Von Römer officier van gezondheid bij de marine. In 1912 vertrok hij, naar later bleek voorgoed, naar Indië, waar hij naam maakte als bestrijder van de onhygiënische leefomstandigheden der inlanders. In 1921 trouwde hij met de pianiste Eugénie Gallois, die hem een zoon schonk. Magnus Hirschfeld zocht Lucien von Römer op in 1931 en schreef over dat bezoek (in Die Weltreise eines Sexualforschers): ‘Ik voel me geroepen erop te wijzen dat daar ver weg op Oost-Java een man, bijna een banneling, begraven zit in zijn boeken, een man die als een sieraad van de wetenschap en van zijn volk onderwijs zou moeten geven en zou moeten werken in Leiden, Amsterdam, of aan welke Nederlandse universiteit dan ook. [...] Het greep me hevig aan toen mijn vriend het omvangrijke manuscript [van zijn proefschrift], waarvan de uitgave op de planken van alle grote bibliotheken in de wereld zou moeten staan, uit zijn eigen bibliotheek te voorschijn haalde met de gelaten opmerking dat het wellicht ooit nog eens een waardevol erfstuk voor zijn zoon zou kunnen worden.’ Von Römer stierf in 1965. Vier jaar daarvoor, in 1961, zette Von Römers zoon in Nederland een pakket op de boot als geschenk voor de verjaardag van zijn vader in Malang. In het pakket zat ook een exemplaar van het kort daarvoor verschenen Louis Couperus. Een verkenning van dr. H.W. van Tricht. Hendrik Willem van Tricht (1897-1982) was van 1921 tot 1940 leraar Nederlands en Geschiedenis aan lycea in achtereenvolgens Zeist, Baarn en Amsterdam. Van 1940 tot aan zijn pensionering in 1961 was hij rector van het Lorentz Lyceum in De parelduiker. Jaargang 9 5 Dr Lucien von Romer (1873-1965), in 1914 (coll Nationaal Archief) Dr. H.W. van Tricht (1897-1982), ca. 1960 Eindhoven. In 1931 promoveerde Van Tricht op het proefschrift Frederik van Eeden, denker en strijder. Ook publiceerde hij, in 1951, een biografie van P.C. Hooft. Vijf jaar later ontmoette hij de schrijfster Elisabeth Keesing (1911-2003), met wie hij in 1972 in het huwelijk trad.3 Zijn ‘verkenning’ van Couperus schreef Van Tricht in opdracht van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Toen die studie in 1956 voltooid was, hield de auteur de publicatie ervan op tot 1960, uit consideratie met mevrouw Elisabeth Couperus-Baud, die in dat jaar stierf. De weduwe van de schrijver had namelijk in gesprekken met de auteur al haar ontevredenheid geuit over het feit dat in de biografische schets haar man verondersteld werd homoseksueel te zijn geweest. Toen het boek eenmaal verschenen was, werd het inzet van heftige publieke discussie. De parelduiker. Jaargang 9 Natuurlijk was Van Tricht ook nieuwsgierig naar de mening van Lucien von Römer, wiens naam ook genoemd wordt in het boek. Daarom stuurde hij op 15 augustus 1961, als begeleidend schrijven bij het verjaarspakket dat Von Römer van zijn zoon tegemoet kon zien, een luchtpostbrief vooruit, met daarin onder meer de woorden: ‘Ik hoop dat mijn “verkenning” van Couperus U in goede orde zal bereiken.’ Aan andere zinnen uit die brief is af te lezen dat Van Tricht en Von Römer elkaar op dat moment al redelijk moeten hebben gekend, al is niet duidelijk hoe goed dat contact is geweest.4 Als Von Römer het boek van Van Tricht uitheeft, schrijft hij de auteur een De parelduiker. Jaargang 9 6 bedankbrief met enkele kritische kanttekeningen. Dat is de nu opgedoken brief van 5 november 1961. Heeft Van Tricht die brief wel ooit ontvangen? Wat mijn broer achterin het gekochte exemplaar aantrof, was een doorslag. In het deel van het archief-Van Tricht dat - via Van Trichts latere weduwe Elisabeth Keesing - in het Letterkundig Museum terecht is gekomen, is het origineel niet gevonden; en de erven Van Tricht zijn helaas niet bereid gebleken ook maar enig onderzoek in het eigen familiearchief te (laten) verrichten. Opmerkelijke aanwijzing dat Van Tricht de brief van Von Römer mogelijk niet ontvangen heeft, staat in het voorwoord van de ‘tweede, vermeerderde en herziene’ druk van Van Trichts Een verkenning uit 1965: ‘Van de op dit boek uitgeoefende kritiek, voor zover die het inzicht in Couperus inderdaad verdiepte of de vinger legde op incidentele fouten, heb ik dankbaar gebruik gemaakt.’ Maar van de belangrijke inlichtingen die Von Römer in zijn brief aan Van Tricht gaf, is in deze tweede druk niets terug te vinden.5 Contact Het onvermogen (of de onwil?) van Van Tricht om de nieuwe informatie van Von Römer een plaats in de tweede druk van zijn biografie te geven, heeft tot gevolg gehad dat de kennismaking tussen Von Römer en Couperus nadien keer op keer onjuist weergegeven en geïnterpreteerd is.