Ministerie van Economische Zaken

> Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag

Directoraat-generaal ter kennisgeving Energie, Telecom & Mededinging Directie Energie en Duurzaamheid

Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag

Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag

Factuuradres Postbus 16180 2500 BD Den Haag

Datum Overheidsidentificatienr 00000001003214369000 Betreft kennisgeving van de vaststelling van de NRD van Windpark T 070 379 8911 (algemeen) Wieringermeer www.rijksoverheid.nl/ez

Behandeld door mr. M.A. Zuur

T 070 379 6252 F 070 379 7423 De onderhavige notitie is de notitie reikwijdte en detailniveau (hierna: NRD) ten m.a.zuur ©minez.nl behoeve van het milieueffectrapport (hierna: MER) voor het beoogde Windpark Wieringermeer. Uitgangspunt voor de notitie reikwijdte en detailniveau vormt de Ons kenmerk DGETM-ED / 14074229 con cep t notitie reikwijdte en detailniveau. Deze concept NRD heeft van 18 Uw kenmerk oktober 2013 tot en met 24 november 2013 ter inzage gelegen en een ieder is gedurende die periode in de gelegenheid gesteld zienswijzen hierop in to dienen. Bijlage(n) Tevens zijn de betrokken bestuursorganen geraadpleegd over de reikwijdte en het detailniveau van het MER. Ook is de Commissie voor de m.e.r. om advies gevraagd. Er zijn binnen de inspraaktermijn in totaal 85 zienswijzen van particulieren en bedrijven ontvangen. Daarnaast hebben wij van twee betrokken overheden een reactie ontvangen.

Van de officiele instanties die benaderd werden, hebben de Commissie voor de m.e.r., Dienst Vastgoed Defensie en de gemeente Sodwest-Fryslan advies uitgebracht. De antwoorden op de adviezen van de gemeente SUdwest-Fryslan en Dienst Vastgoed Defensie zijn verwerkt in onderdeel 3 van deze notitie. Onderdeel 3 bevat een overzicht en een samenvatting van de ontvangen zienswijzen en reacties, en de beantwoording daarvan (nota van antwoord).

Het advies van de Commissie MER wordt geadresseerd in het MER - grote delen van het advies zijn integraal overgenomen. Waar dit niet het geval is, wordt hiervan gemotiveerd afgeweken. Het advies van de Commissie voor de m.e.r., Dienst Vastgoed Defensie en de gemeente St.Idwest-Fryslan treft u aan in onderdeel 2 van deze notitie.

Pagina 1 van 2 Directoraat-generaal Energie, Telecom & Mededinging Directie Energie en Duurzaamheid

De concept notitie reikwijdte en detailniveau, die onderdeel uitmaakt van de DGETM-ED / 14074229 onderhavige notitie reikwijdte en detailniveau, is opgenomen in onderdeel 1. Al le zienswijzen en reacties zijn in hun geheel opgenomen in een bundel welke als losse bijiage (inspraakbundel) verkrijgbaar is via de website van de Rijksdienst van Ondernemend Nederland.

De onderhavige notitie reikwijdte en detailniveau wordt hierbij vastgesteld.

Den Haag, (datum) z a--- 04 -1/ 4

De Minister van Economische Zaken, namens deze: Aar rir Stremler v. Directeur Energie en Duurzaamheid

Pagina 2 van 2 Deel 1 - Concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau

Duurzame oplossingen in

energie, klimaat en milieu

Postbus 579 7550 AN Hengelo

Telefoon (074) 248 99 40

Documenttitel Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer

Status Definitief

Datum 10 oktober 2013

Projectnaam Windpark Wieringermeer

Projectnummer 713057

Opdrachtgever Ministerie van Economische Zaken, Ministerie van Infrastructuur en Milieu en Windkracht Wieringermeer

Auteur Sergej van de Bilt, Pondera Consult

Vrijgave Hans Rijntalder, Pondera Consult

Pondera Consult

INHOUDSOPGAVE

1 Inleiding 3

1.1 Initiatief 3 1.2 M.e.r.-procedure 5 1.3 Initiatiefnemer en bevoegd gezag 7 1.4 Leeswijzer 9

2 Beleidskader 11

2.1 Inleiding 11 2.2 Europees en rijksbeleid 11 2.3 Provinciaal beleid 18 2.4 Gemeentelijk beleid 19 2.5 Green Deal 23

3 Locatiealternatieven 25

3.1 Inleiding 25 3.2 Identificatie locatiealternatieven 25 3.3 Beoordelingskader 33 3.4 Conclusie beoordeling locatiealternatieven 39

4 Voornemen, alternatieven en varianten 43

4.1 Inleiding 43 4.2 Voorgenomen activiteit 43 4.3 Totstandkoming plaatsingsstrategie 45 4.4 Alternatieven en varianten 48

5 Mogelijke effecten en maatregelen 57

5.1 Inleiding 57 5.2 Relevante effecten inrichtingsvarianten 57 5.3 Effectbeoordeling 63 5.4 Mitigerende maatregelen 65 5.5 Leemten in kennis 65 5.6 Evaluatie 65

6 Procedures en besluitvorming 67

6.1 Inleiding 67 6.2 Rijksinpassingsplan 67

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

6.3 Vergunningen 67 6.4 De m.e.r.-procedure 68 6.5 Informatie en inspraak 70

Bijlagen Bijlage 1: Literatuur Bijlage 2: Gebruikte termen en afkortingen Bijlage 3: Beschrijving en beoordeling locatiealternatieven

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer 10 oktober 2013 Pondera Consult

1

VOORWOORD

In de Wieringermeerpolder werken al enige jaren diverse partijen aan een nieuw windenergie project. De partijen hebben zich verenigd in Windkracht Wieringermeer. Het is de bedoeling van de initiatiefnemers om windturbines in de polder te herstructureren; in de plaats van bestaande oudere turbines komen diverse lijnopstellingen met nieuwe windturbines. Momenteel staan er ongeveer 91 turbines in de polder. Het is de bedoeling om circa 74 turbines te verwijderen, waarvoor dus nieuwe en grotere windturbines in de plaats komen. In het geval van 34 solitaire turbines zal dit op een andere locatie in de polder zijn, in een lijnopstelling. In totaal worden circa 106 nieuwe turbines gebouwd, afhankelijk van het te kiezen windturbinetype. Het totale vermogen komt daarmee op 300 tot 400 MW. Mede gezien deze potentiële omvang en de geschiktheid is het gebied vanuit het rijk aangewezen als één van de 11 concentratiegebieden voor de ontwikkeling van windenergie in Nederland.

Om het windpark te kunnen realiseren zullen, gezien de omvang, de ministers van Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu een inpassingsplan vaststellen waarin de windparklocatie en ruimtelijke randvoorwaarden worden vastgelegd. De gemeente Hollands Kroon zal een omgevingsvergunning moeten afgeven. Tot slot hebben het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de provincie Noord-Holland bevoegdheden op het terrein van respectievelijk de watervergunning en de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.

Onder meer voor genoemde besluiten van de overheid is het van belang de milieu-effecten van het initiatief te onderzoeken en te beschrijven in het milieueffectrapport (MER). Het gaat dan om een breed scala aan milieu-effecten, van effecten op natuurwaarden tot potentiële hinder ten gevolge van slagschaduw bij woningen. De effectbeschrijving in het MER is onderdeel van de besluitvorming over het initiatief.

Het opstellen van het MER vindt plaats volgens de milieueffectrapportage-procedure (de m.e.r.). Deze procedure is vastgelegd in de Wet milieubeheer. Deze procedure begint met de publicatie van deze conceptnotitie reikwijdte en detailniveau. In deze conceptnotitie wordt het initiatief toegelicht en de inhoudelijke aspecten van het MER dat opgesteld gaat worden. Eenieder kan zijn of haar zienswijzen op de reikwijdte en het detailniveau van de te onderzoeken onderwerpen indienen gedurende een periode van 6 weken.

Schriftelijke reacties kunnen gedurende de inspraaktermijn onder vermelding van ‘Conceptnotitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer’ worden gestuurd naar:

Bureau Energieprojecten Inspraakpunt windpark Wieringermeer Postbus 23 2290 AA Wateringen

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

2

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

3

1 INLEIDING

1.1 Initiatief Windkracht Wieringermeer is een samenwerkingsverband bestaande uit het Windcollectief Wieringermeer (WCW), waarin 34 eigenaren van solitaire windturbines zijn verenigd, Nuon Wind Development B.V. en haar vennoten en ECN Wind Energy Facilities B.V. Windkracht Wieringermeer heeft het initiatief genomen om een windpark met alle bijbehorende civiele en elektrische voorzieningen te realiseren in de Wieringermeer in de provincie Noord-Holland (zie figuur 1.1 voor een overzichtskaart van de Wieringermeer). Het windpark wordt aangeduid als “Windpark Wieringermeer”.

Figuur 1.1 Overzichtskaart Wieringermeer

Bron: Pondera Consult

Met het initiatief wil Windkracht Wieringermeer bijdragen aan het opwekken van duurzame energie in Noord-Holland. In kader 1.1 wordt verder ingegaan op de visie van de initiatiefnemers. Het windpark levert met 300 tot 400 MW, afhankelijk van aantal en type turbines, naar verwachting 750 miljoen tot 1 miljard kWh per jaar. Hiermee kunnen 215.000 tot 285.000 huishoudens van stroom worden voorzien. 1

De windcondities zijn in grote open gebieden nabij de kust het meest optimaal vanwege de vrije aanstroming van wind. Dit geldt ook voor een windpark in de Wieringermeerpolder. De locatie kenmerkt zich door uitstekende windcondities. Dat is ook de reden waarom er in het gebied de

1 Een huishouden gebruikt gemiddeld 3.500 kWh per jaar (www.milieucentraal.nl)

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

4

afgelopen jaren al diverse windturbines gerealiseerd zijn. ECN heeft er ook een testpark waarin onder andere nieuwe windturbinetypes getest worden.

Naast de uitstekende windcondities is het gebied en de omgeving van het gebied ook waardevol vanuit andere perspectieven, waarbij natuur, wonen en landschap in het oog springen. De initiatiefnemer streeft naar een optimum tussen elektriciteitsopbrengst en effecten op landschap, natuur en leefomgeving.

Mede om landschappelijke redenen willen provincie Noord-Holland, gemeente Hollands Kroon en de initiatiefnemers de windturbines in de Wieringermeerpolder herstructureren. In de plaats van oude turbines komen verschillende lijnopstellingen met nieuwe windturbines. Momenteel staan circa 91 turbines in de polder, zowel alleenstaande als in een lijnopstelling. Hiervan zullen ongeveer 34 alleenstaande turbines en 40 turbines in een lijnopstelling worden verwijderd, waarvoor circa 106 nieuwe en grotere windturbines in de plaats komen, afhankelijk van het te kiezen windturbinetype. Om de herstructurering mogelijk te maken wordt gezocht naar een nieuwe locatie voor het zweefvliegveld in de Wieringermeerpolder. Het is ook de bedoeling dat een deel van de baten van het project ten goede komt aan de lokale gemeenschap; hier is o.a. een zogenaamde poldermolen voor voorzien2 (zie kader 1.1).

Samengevat geeft het initiatief invulling aan:  Uitbreiding van het Windturbinetestpark van ECN;  Verantwoorde opschaling van de bestaande lijnopstellingen van Nuon;  Realisatie van een poldermolen van en voor de gemeenschap Wieringermeer;  Herstructurering van de bestaande solitaire windturbines. Om bovenstaande punten te realiseren moet het zweefvliegveld verplaatst worden. Hiervoor wordt een aparte procedure doorlopen.

De initiatiefnemers van Windpark Wieringermeer dragen zorg voor de elektrische infrastructuur van de windturbines tot een (nieuw) onderstation. Dit mogelijke nieuwe onderstation is ook nodig voor andere ontwikkelingen in de regio (zoals Agriport) en maakt derhalve geen onderdeel uit van het voornemen. Vanwege het regionale karakter van het station is ervoor gekozen een aparte ruimtelijke procedure voor het onderstation te doorlopen. De netbeheerder is de initiatiefnemer voor het onderstation en draagt zelf zorg voor het doorlopen van de benodigde planologische procedures en vergunningen.

2 Zie voor andere vormen van participatie de Beleidsnotitie participatie Windplan Wieringermeer, 7 juli 2011

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

5

Kader 1.1 Geschiedenis Windplan Wieringermeer

Windkracht Wieringermeer bereidt de realisatie van het windpark Wieringermeer al enkele jaren voor. Het windpark zal fors kunnen bijdragen aan het realiseren van de Nederlandse ambitie voor duurzame energie en voor windenergie in het bijzonder. Een aspect dat het windpark bijzonder maakt, is dat het de herstructurering van windturbines in de Wieringermeerpolder mogelijk maakt. Oude windturbines worden verwijderd en er komt een windpark in lijnopstellingen voor terug met moderne windturbines. Om deze manier wordt meer windenergie mogelijk gemaakt en wordt tegelijkertijd rekening gehouden met de landschappelijke effecten.

Windkracht Wieringermeer heeft in een Greendeal afspraken gemaakt met gemeente Hollands Kroon, de ministeries van EZ en IenM en de provincie Noord-Holland om losstaande turbines te verwijderen en lijnopstellingen ervoor in de plaats te realiseren. In de visie van Windkracht Wieringermeer is een zorgvuldige procedure vereist om het windpark planologisch mogelijk te maken en om de benodigde ontheffingen en vergunningen te krijgen. Er zal zoveel mogelijk rekening gehouden worden met andere belangen in het gebied, zoals het zweefvliegveld. Windenergie levert een bijdrage aan een stap naar een duurzame wereld, maar dient zijn plek te vinden in het scala aan belangen van het gebied waarin inpassing wordt nagestreefd.

Als eerste stap is op gemeentelijk niveau een structuurvisie vastgesteld voor het windpark (Structuurvisie Windplan Wieringermeer, 3 november 2011). Het doel voor de gemeente is ‘meer energie in een mooier landschap’ en daarvoor is de gemeentelijke structuurvisie opgesteld. Ook is de Beleidsnotitie participatie windplan Wieringermeer vastgesteld, waarin de gemeente de randvoorwaarden voor participatie aan de initiatiefnemers meegeeft. De initiatiefnemers hechten belang aan verschillende vormen van participatie in Windpark Wieringermeer en werken dit verder uit. Mogelijke participatieopties zijn:  Profitregeling voor direct omwonenden;

 Financiële participatie burgers;

 Oprichting Wieringermeerfonds;

 Ontwikkeling Spin-off traject samen met betrokken partijen.

1.2 M.e.r.-procedure

1.2.1 MER-plicht De procedure van milieueffectrapportage ( m.e.r.) is voorgeschreven op grond van nationale en Europese wetgeving, indien sprake is van activiteiten met potentieel aanzienlijke milieueffecten. Het doel van de m.e.r. is om te verzekeren dat adequate milieu-informatie beschikbaar is ten behoeve van de besluitvorming over dergelijke activiteiten.

Deze activiteiten zijn opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage. De inhoudelijke vereisten aan een milieueffectrapport (MER) zijn vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. De m.e.r.-procedure mondt uit in een rapport, het milieueffectrapport (MER). Er wordt onderscheid gemaakt in het planMER en het projectMER. In kader 1.2 zijn deze typen ‘MER’ kort toegelicht.

Het realiseren (oprichten) van een windpark van ongeveer 300-400 MW valt onder de m.e.r.- regelgeving. In het Besluit milieueffectrapportage zijn windparken opgenomen in onderdeel D van de bijlage van het besluit. Het betreft categorie D22.2, windparken met een gezamenlijk vermogen van 15 MW of meer, of bestaande uit 10 windturbines of meer.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

6

In de Elektriciteitswet 19983 is bepaald dat bij het opstarten van windenergieprojecten met een vermogen van ten minste 100 megawatt een ruimtelijke ordeningsprocedure vereist is4. Hieruit volgt dat bij dit initiatief een (rijks)inpassingsplan moet worden vastgesteld en dat de voorbereiding en bekendmaking daarvan wordt gecoördineerd door het rijk. De ministers van EZ en IenM stellen daarbij het rijksinpassingsplan op dat de plaatsing van windturbines en bijbehorende infrastructuur en netaansluiting mogelijk moet maken. Dit plan wordt direct onderdeel van het bestemmingsplan van de gemeente.

Aangezien de activiteit is opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage dient een planMER te worden opgesteld voor het relevante plan dat een kader is voor de realisatie van deze activiteit, in dit geval het rijksinpassingsplan dat door de ministers van EZ en IenM wordt opgesteld voor de inpassing van het windpark en de bijbehorende voorzieningen. Significante effecten op Natura 2000-gebieden zijn daarbij niet op voorhand uit te sluiten. Er zal dan ook een zogenaamde ‘Passende beoordeling5’ moeten worden opgesteld ten behoeve van het inpassingsplan, en volgt ook op grond hiervan dat een planMER dient te worden opgesteld.

In principe is sprake van een project-m.e.r.-beoordelingsplicht aangezien de activiteit in onderdeel D is opgenomen. Dit houdt in dat het bevoegd gezag moet beoordelen of het doorlopen van een project-m.e.r. noodzakelijk is. De initiatiefnemers hebben er, gezien de aard en schaal van het initiatief, voor gekozen om een project-m.e.r. uit te voeren. Een beoordeling door het bevoegd gezag of inderdaad een project-m.e.r. noodzakelijk is kan daarom achterwege blijven.

Omdat voor het initiatief zowel een plan-m.e.r. als een project-m.e.r. wordt doorlopen, zal een gecombineerd MER worden opgesteld. Dat wil zeggen dat er één rapport wordt opgesteld waarin zowel de relevante informatie van het planMER als het projectMER zijn opgenomen.

1.2.2 Notitie reikwijdte en detailniveau Dit document betreft de conceptnotitie reikwijdte en detailniveau voor de m.e.r.-procedure, de eerste stap ten behoeve van het opstellen van het MER. Het doel van het opstellen en publiceren van deze conceptnotitie is betrokkenen en belanghebbenden te informeren over de inhoud en diepgang (de reikwijdte en het detailniveau) van het nog op te stellen MER. Het doel is eveneens om betrokkenen en belanghebbenden in dit stadium te raadplegen om reacties te kunnen meenemen in de uit te voeren onderzoeken. De conceptnotitie zal ook voor advies worden voorgelegd aan de onafhankelijke Commissie voor de m.e.r. De binnengekomen reacties (zienswijzen) en adviezen worden betrokken bij de definitieve notitie reikwijdte en detailniveau die door het bevoegd gezag zal worden vastgesteld. Uiteindelijk zal de definitieve notitie het uitgangspunt zijn voor het opstellen van het MER.

In hoofdstuk 6 is aangegeven hoe een reactie op deze notitie kan worden gegeven en wat met deze reactie gebeurt.

3 Artikel 9b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Elektriciteitswet 1998. 4 De procedure als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, Wet ruimtelijke ordening. 5 Een Passende beoordeling is een beoordeling van de effecten van een activiteit op de natuurdoelstellingen van een Natura 2000-gebied.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

7

Kader 1.2 PlanMER en ProjectMER Er wordt onderscheid gemaakt tussen een planMER en een projectMER. Beide zijn van toepassing en er zal een gecombineerd MER worden opgesteld. Het verschil tussen een planMER en een projectMER is de scope en het detailniveau.

PlanMER Een planMER is vereist voor plannen waarin de locatie voor een activiteit met potentieel aanzienlijke

milieueffecten, zoals een windpark, wordt aangewezen, of als voor dit plan een zogenaamde

Passende beoordeling dient te worden opgesteld, waarin de effecten op een Natura 2000-gebied in beeld worden gebracht.

Het planMER wordt opgesteld ten behoeve van het inpassingsplan. Met het inpassingsplan wordt een ruimtelijk besluit genomen over de locatie van het initiatief: een grootschalig windpark. Bij het opstellen van het inpassingsplan dient een afweging te worden gemaakt inzake de effecten van het plan. Deze afweging betreft een breed scala aan effecten, zoals sociale- en economische effecten. In het planMER worden de milieueffecten van het initiatief beschreven evenals die van locatie-

alternatieven, als bijdrage aan de belangenafweging. De effectbeschrijving is globaal en heeft tot doel

aan te tonen dat het aannemelijk is dat het plan (het windpark op de locatie) kan voldoen aan de geldende milieueisen. Daarbij worden ook locatie-alternatieven beschreven, inclusief de milieueffecten van deze alternatieven ten behoeve van de besluitvorming over de locatie.

ProjectMER Een projectMER is vereist voor besluiten over activiteiten met potentieel aanzienlijke milieueffecten. Dit betreft bijvoorbeeld het besluit op de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Het projectMER heeft betrekking op de milieueffecten van de concrete uitwerking van het plan. Voor

een windpark betreft een concrete uitwerking het bepalen van de posities van de windturbines. De effecten van een dergelijk opstelling, en van opstellingsvarianten worden door middel van onderzoek in detail bepaald en afgezet tegen de geldende milieueisen, waarbij beoordeeld wordt of aan deze eisen kan worden voldaan.

1.3 Initiatiefnemer en bevoegd gezag Initiatiefnemer project Windkracht Wieringermeer is de initiatiefnemer van windpark Wieringermeer. Het ontwikkelen en realiseren van het windpark betreft de technische, organisatorische en financiële acties om een windpark te kunnen realiseren, zoals het bepalen van opstellingsvarianten, het financieren van de bouw en het selecteren van een windturbineleverancier. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het opstellen van het projectMER.

Windkracht Wieringermeer is een samenwerkingsverband bestaande uit het Windcollectief Wieringermeer (WCW), waarin 34 eigenaren van solitaire windturbines zijn verenigd, Nuon Wind Development B.V. en haar vennoten en ECN Wind Energy Facilities B.V.

Windkracht Wieringermeer Postadres: Nuon Wind Development B.V. T.a.v. Ton van Dortmont Postbus 41920, PAC 1SG5210 1009 DC Amsterdam

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

8

Bevoegde gezagen Er zijn meerdere overheden vanuit verschillende overheidslagen betrokken bij het project als bevoegd gezag. Het betreft Rijk, provincie, gemeente en het Hoogheemraadschap.

De Ministers van Economische Zaken (EZ) en Infrastructuur en Milieu (IenM) zijn het bevoegd gezag voor de planologische inpassing van het windpark, door middel van het opstellen van een Rijksinpassingsplan (inpassingsplan). Ten behoeve van het inpassingsplan dient een planMER te worden opgesteld. De Ministers van EZ en IenM zijn verantwoordelijk voor de inhoud van het onderdeel dat betrekking heeft op de vereisten ten aanzien van een planMER6. Het ministerie van EZ coördineert namens het Rijk.

Ministerie van Economische Zaken Postbus 20401 2500 EK Den Haag www.rijksoverheid.nl/ministeries/ez

Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het college van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Hollands Kroon het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning. De gemeente geeft op grond van de Wet milieubeheer een advies inzake de reikwijdte en het detailniveau van de informatie ten behoeve van het MER en beoordeelt het MER hier uiteindelijk ook op. Het MER dient een bijlage te zijn bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

Gemeente Hollands Kroon Postbus 8 1760 AA Anna Paulowna www.hollandskroon.nl

Er zijn ook nog mogelijk andere vergunningen of ontheffingen nodig voor het windpark. Te denken valt aan een Natuurbeschermingswetvergunning, een Flora- en faunawetontheffing en een watervergunning. De bevoegde gezagen hiervoor zijn respectievelijk de provincie Noord- Holland, Dienst Regelingen van het ministerie van EZ en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Provincie Noord-Holland Postbus 3007 2001 DA Haarlem

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus 250 1700 AG Heerhugowaard

6 In formele zin is het rijk initiatiefnemer van het rijksinpassingsplan. Alleen zij kan het initiatief nemen voor het opstellen van een rijksinpassingsplan.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

9

De beoogde ontwikkelingen worden besproken in het zogenoemde projectgroep Windpark Wieringermeer waarin de verschillende betrokken organisaties zitting hebben. Daarnaast worden overleggen met bestuurders en overige betrokken partijen georganiseerd.

1.4 Leeswijzer Onderhavige notitie reikwijdte en detailniveau bestaat uit een zestal hoofdstukken. In hoofdstuk 2 is het beleidskader en het nut en de noodzaak beschreven, het beleid van de verschillende relevante overheden. Hoofdstuk 3 geeft een uitgebreide aanzet voor de afweging voor grootschalige windenergie voor de locatie Wieringermeer weer. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in het initiatief en de te onderscheiden inrichtingsalternatieven en varianten. Hoofdstuk 5 behelst de mogelijke effecten die het initiatief teweegbrengt en geeft een voorstel voor het beoordelingskader weer waarop inrichtingsalternatieven worden beoordeeld in het MER. Hoofdstuk 6 geeft tot slot een overzicht van de te doorlopen procedure weer die wordt gevolgd om tot realisatie van het windpark te komen.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

10

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

11

2 BELEIDSKADER

2.1 Inleiding In dit hoofdstuk is, op hoofdlijnen, het beleidskader van het Rijk, de provincie Noord-Holland en de gemeente Hollands Kroon geschetst waarbinnen het initiatief wordt ontwikkeld. Het beleidskader is relevant aangezien dit enerzijds de achtergrond schetst van het windenergiebeleid in Nederland en anderzijds kaders bevat voor de concrete ruimtelijke ontwikkeling van windenergie in de Wieringermeer.

2.2 Europees en rijksbeleid Ten gevolge van onder meer de uitstoot van broeikasgassen treedt wereldwijd klimaatverandering op. Een deel van deze broeikasgassen komt vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen voor het opwekken van energie. De EU en het Rijk streven ernaar klimaatverandering te beperken door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen (onder meer bevestigd door middel van de ondertekening van het Kyoto-verdrag en de Cancún- overeenkomst (2010)). Door voor de opwekking van energie over te stappen op hernieuwbare (of duurzame) energiebronnen waarbij bij de opwekking van energie geen of minder broeikasgassen vrijkomen, kan de uitstoot worden verminderd.

Tegelijkertijd wordt ernaar gestreefd om het aandeel energie uit hernieuwbare energiebronnen te vergroten aangezien fossiele brandstoffen eindig zijn en deze vooral buiten Europa beschikbaar zijn. Hierdoor is Nederland in belangrijke mate afhankelijk van regio’s buiten Europa, waaronder ook instabiele regio’s. Hernieuwbare energie, zoals windenergie, levert daarmee een bijdrage aan de energievoorzieningszekerheid binnen Nederland.

De Europese Unie heeft ten aanzien van hernieuwbare energiebronnen een taakstelling per Lidstaat vastgelegd in richtlijn 2009/28/EG ‘Richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen’. Voor Nederland is hierin als taakstelling gesteld dat 14% van het finale eindverbruik van energie in 2020 uit hernieuwbare bronnen dient te zijn opgewekt. Windenergie op land speelt een belangrijke rol bij het behalen van de genoemde doelstelling op korte termijn, omdat deze optie vergeleken met andere duurzame opties relatief kosteneffectief is en ook significant kan bijdragen aan het realiseren van de Europese taakstelling. Onder andere vanwege de goede windomstandigheden in Nederland en de beperkte mogelijkheden van andere bronnen van duurzame energie door de geologische en meteorologische condities in Nederland.

De Nederlandse energiehuishouding moet duurzamer en minder afhankelijk worden van eindige fossiele brandstoffen, aldus het Energierapport 20117. Energie is een noodzakelijke voorwaarde voor het functioneren van de samenleving in alle facetten. Afnemers moeten kunnen rekenen op betrouwbare energie tegen concurrerende prijzen. Met het oog op het klimaat en de afnemende beschikbaarheid van fossiele brandstoffen is een overgang naar een duurzame energiehuishouding nodig.

7 Ministerie van EZ, 10 juni 2011.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

12

De energiesector in Nederland is in eerste instantie verantwoordelijk voor meer dan twintig procent van de uitstoot van broeikasgassen. De uitstoot van broeikasgassen als gevolg van de energiebehoefte kan worden beperkt door energiebesparing en door grootschalige inzet van duurzame energiebronnen. Een dergelijke omschakeling in de Nederlandse energievoorziening betekent een forse inspanning. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte II “Bruggen slaan” (oktober 2012) is het aandeel duurzame energie in 2020 verhoogd van 14% naar 16% en wordt internationaal gestreefd naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Inmiddels is in het Energieakkoord een doelstelling van 14% in 2020 en 16% in 2023 afgesproken. Ruim veertig organisaties, waaronder de overheid, werkgevers, vakbeweging, natuur- en milieuorganisaties, andere maatschappelijke organisaties en financiële instellingen, verbinden zich aan het Energieakkoord voor duurzame groei. Kern van het akkoord zijn breed gedragen afspraken over energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid.

In het Energierapport 2011 staat dat windenergie op land de komende jaren één van de meest kostenefficiënte technieken is om hernieuwbare energie te produceren. Als doelstelling wordt uitgegaan van een gerealiseerd vermogen van 6.000 MW in 2020. Op dit moment is het opgestelde vermogen in Nederland aan windenergie op land ongeveer 2.140 MW8.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR, maart 2012) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Het is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie wordt in het SVIR aangemerkt als een nationaal belang. Het Rijk stelt op het gebied van energie dat voor de opwekking en het transport van energie voldoende ruimte gereserveerd moet worden. Het aandeel van duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie in de totale energievoorziening moet omhoog.

Voor grootschalige windenergie is in de SVIR het volgende opgenomen: “Rijk en provincies zorgen voor het ruimtelijk mogelijk maken van de doorgroei van windenergie op land tot minimaal 6.000 MW in 2020. Niet alle delen van Nederland zijn geschikt voor grootschalige winning van windenergie. Het Rijk heeft in de SVIR gebieden op land aangegeven die kansrijk zijn op basis van de combinatie van landschappelijke en natuurlijke kenmerken, evenals de gemiddelde windsnelheid. Binnen deze gebieden gaat het Rijk in samenwerking met de provincies locaties voor grootschalige windenergie aanwijzen. Hierbij worden ook de provinciale reserveringen voor windenergie betrokken. Deze gebieden zullen nader worden uitgewerkt in de rijksstructuurvisie “Windenergie op Land”.

In figuur 2.1 zijn de gebieden weergegeven die het rijk in de SVIR aanduidt als kansrijk voor de ontwikkeling van grootschalige windenergie. Onder grootschalige windenergie worden verstaan: windenergieprojecten van 100 MW of meer opgesteld vermogen. Het plangebied Wieringermeer ligt in een gebied dat als kansrijk voor windenergie wordt betiteld.

8 Zie de rijkswebsite over duurzame energie: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame- energie/windenergie, peildatum juni 2013.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

13

Figuur 2.1 Kansrijke gebieden voor grootschalige windenergie

Bron: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, 2010 (vervaardiging kaartmateriaal Pondera Consult)

Structuurvisie Windenergie op Land De doelstelling van de ontwerp-Structuurvisie Windenergie op Land (ontwerp-SWOL, maart 2013) is zodanige ruimtelijke voorwaarden te scheppen dat begin 2020 een opwekkingsvermogen van ten minste 6.000 MW aan windturbines op land operationeel is.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

14

Daarvoor worden drie soorten beleid gepresenteerd: 1. Visie: bundeling in gebieden die geschikt zijn voor plaatsing van grote turbines en daarmee andere gebieden vrijhouden van grootschalige windenergie. Bij het ruimtelijk ontwerp van windturbineprojecten aansluiten bij de hoofdkenmerken van het landschap. 2. Aanwijzen van concrete gebieden die geschikt zijn voor grootschalige windturbineparken. Het kabinet zal initiatieven voor windturbineparken met een omvang van ten minste 100 MW toetsen aan deze gebieden. 3. Taakverdeling tussen Rijk en provincies bij het ruimtelijk mogelijk maken van windenergie, en de prestatieafspraken die daarover met het IPO zijn gemaakt9. Verder wordt ingegaan op beleidsonderwerpen die van groot belang zijn voor het slagen van de doelen voor windenergie, zoals de stimuleringsregeling SDE+ en het landelijke elektriciteitsnet.

De ontwerp-SWOL zegt: “Als we prettig willen wonen en bijzondere landschappen willen bewaren, en als we daarnaast onze energievoorziening willen verduurzamen, zullen er dus duidelijke keuzen moeten worden gemaakt waar wel en waar geen windturbines mogen komen. Gezien de omvang van de windturbines en het effect op het landschap is het wenselijk om ze te concentreren in daarvoor geschikte gebieden en daarmee de beschikbare ruimte zuinig te gebruiken. Met die turbines kan een nieuw landschap worden gemaakt met een eigen ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijk beleid voor windturbines is het inpassingsstadium voorbij.”

De keuze voor locaties is gemaakt door gebieden te selecteren binnen de ‘kansrijke gebieden’ uit het SVIR in overleg met de provincies, rekening houdend met het provinciale beleid (anno 2012). Provincies hebben gebieden aangewezen op basis van hun ruimtelijke mogelijkheden. Vooral de aanwezigheid en benutbaarheid van havens- en industriegebieden, grote wateren, grootschalige cultuurlandschappen en/of infrastructuur (waaronder waterstaatswerken) zijn voor individuele provincies daarbij doorslaggevend. Deze selectie van gebieden is onderzocht in een planMER en Passende Beoordeling. Op basis van de bestuurlijke afspraken tussen het kabinet en de provincies en de inhoudelijke informatie uit het planMER zijn 11 gebieden in de structuurvisie opgenomen. Het plangebied Wieringermeer is één van deze gebieden en daarmee (in ontwerp) aangewezen als concreet gebied geschikt voor grootschalige windenergie.

9 De verdeling van de doelstelling van 6.000 MW over de provincies betekent voor Noord-Holland een taakstellend vermogen van 685,5 MW.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

15

Figuur 2.2 ontwerp-Structuurvisie Windenergie op land

Bron: ontwerp-Structuurvisie Windenergie op land, maart 2013, ministerie Infrastructuur en Milieu

PKB Waddenzee De Wieringermeer ligt in de nabijheid van de Waddenzee en daarmee is de Planologische Kern Beslissing (PKB) Waddenzee van belang. De PKB Waddenzee heeft op grond van de wet ruimtelijke ordening de status van structuurvisie. De PKB Waddenzee betreft een uitwerking van de SVIR, en bevat het kader voor de Waddenzee. Inhoudelijk wijzigt het beleid voor de Waddenzee niet met de komst van de SVIR. Het nationale ruimtelijke beleid ten aanzien van windmolens en de Waddenzee sluit plaatsing van windmolens in de Waddenzee uit. Dit is ook vastgelegd in lijn met de PKB Waddenzee in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (barro), welke op 30 december 2011 in werking is getreden. Plaatsing van windmolens buiten

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

16

de Waddenzee is echter niet uitgesloten. Wel is, ter bescherming van de invloed (externe werking) van activiteiten buiten de Waddenzee op de Waddenzee een zone om de Waddenzee aangewezen, het zogenaamde Waddengebied. Voor projecten in deze zone geldt dat de effecten op de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de Waddenzee dienen te worden beoordeeld in een landschappelijke beoordeling in een MER of in een Passende beoordeling. Het voornemen is gelegen buiten de genoemde zone.

Figuur 2.3 Kaart Waddenzee en Waddengebied

Bron: Derde Nota Waddenzee, 2006

Natuurbescherming Windturbines kunnen effect hebben op beschermde natuurwaarden. Dit betreft vooral potentiële effecten op vogel- en vleermuissoorten. De bescherming van deze waarden is vastgelegd via twee sporen:  de bescherming van gebieden die een belangrijke leefomgeving vormen voor beschermde soorten. Dit is vastgelegd door middel van:  de aanwijzing van Natura 2000-gebieden op grond van de Natuurbeschermingswet 1998;  de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) onder de verantwoordelijkheid van de provincies;  beschermde natuurmonumenten.  de bescherming van individuele soorten in de Flora- en Faunawet.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

17

Natura 2000-gebieden Natura 2000 is een netwerk van Europese natuurgebieden. Deze gebieden zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen10. In Nederland zijn deze richtlijnen geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998. Nederland heeft ruim 160 Natura 2000- gebieden, waaronder het IJsselmeer, de Waddenzee en een groot aantal overige gebieden. Per gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen vastgelegd voor de soorten waarvoor het gebied een belangrijke functie heeft. Voor het IJsselmeer is dit vooral de functie van het IJsselmeer voor watervogels.

Activiteiten, zoals de realisatie van windturbines, in Natura 2000-gebieden zijn alleen toegestaan als significant negatieve effecten op de gestelde instandhoudingsdoelstellingen zijn uitgesloten, of als een afweging heeft plaatsgevonden over Alternatieven, Dwingende redenen van groot openbaar belang en de inzet van Compenserende maatregelen (de ADC-toets). In de Passende beoordeling worden de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen bepaald. Daarbij dient ook een eventuele externe werking van een initiatief op nabijgelegen Natura 2000- gebieden te worden betrokken. De Europese Commissie heeft specifiek voor de ontwikkeling 11 van windturbines in Natura 2000-gebieden een guidance document opgesteld.

De Nederlandse Natura 2000-gebieden maken ook onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Ecologische hoofdstructuur De ecologische hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Wanneer (kleine) natuurgebieden en de daarin voorkomende soorten geïsoleerd komen te liggen, bijvoorbeeld door bebouwing en infrastructuur, bestaat het risico dat soorten niet kunnen overleven en het natuurgebied zijn waarde verliest. Door het aaneenschakelen van natuurgebieden wordt deze achteruitgang van natuur en biodiversiteit (veelheid van soorten) voorkomen.

Provincies wijzen de EHS gebieden aan en deze worden op hun beurt vastgelegd in ruimtelijke plannen van de gemeenten. De Ecologische Hoofdstructuur is planologisch beschermd met het ‘nee, tenzij’-principe. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet toegestaan als zij het gebied aantasten, tenzij er geen alternatieven zijn en de ontwikkeling van groot openbaar belang is. Schadelijke effecten op de natuur dienen te worden gecompenseerd. In het barro is aangegeven dat het ‘nee-tenzij’-principe voor EHS-gebieden niet van toepassing is op de grote wateren (zoals IJsselmeer en Waddenzee) aangezien hier het Natura 2000-regime van toepassing is.

Natuurmonumenten Diverse gebieden zijn aangewezen als beschermd natuurmonument of staatsnatuurmonument. Dit betreft onder meer de bescherming van soorten in deze gebieden en de functie van deze gebieden voor deze soorten. Er kan ook sprake zijn van beschermd natuurschoon. Voor een groot aantal van deze gebieden dat de doelstellingen zijn opgenomen in de aanwijzing als Natura 2000-gebied, waarmee de zelfstandige status als natuurmonument is vervallen, dit geldt bijvoorbeeld voor de Waddenzee.

10 De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn richtlijnen die door de Europese Unie zijn opgesteld. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit (veelheid en variatie soorten) te behouden. 11 Guidance document. Wind energy developments and Natura 2000. European Commission, 2010.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

18

Soortenbescherming De bescherming van in het wild voorkomende planten- en diersoorten is geregeld in de Flora en faunawet. De Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn maken onderdeel uit van de Flora- en faunawet. Op grond van de Flora- en faunawet gelden diverse verbodsbepalingen, zoals het doden van vogels en specifiek aangewezen vleermuissoorten.

Nationaal is de zogenaamde rode lijst opgesteld waarop verdwenen of met verdwijning bedreigde soorten zijn vermeld. Dit leidt niet tot een ander beschermingsregime.

2.3 Provinciaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040, inclusief Uitvoeringsproject Wind op Land In de structuurvisie geeft de provincie aan welke belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Hierbij gaat het om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie Noord-Holland kiest voor een restrictief beleid voor windenergie op land (wijziging Structuurvisie Noord-Holland 2040, 17 december 2012). Het restrictief beleid voor wind op land houdt in dat de provincie Noord-Holland als uitgangspunt een opgave van 430 MW hanteert en haar afspraken over de uitvoering van Windplan Wieringermeer nakomt. Daarmee komt het totaal opgesteld vermogen in Noord-Holland op 580 MW in 2020. Het Uitvoeringsproject Wind op Land geeft, onder voorwaarde van herstructurering en participatiemogelijkheden voor omwonenden en binnen strikte ruimtelijke kaders, ruimte voor een beperkte groei in opgesteld vermogen binnen de polder Wieringermeer. Buiten het windgebied worden bestaande planologische rechten gerespecteerd.

Beleidskader Wind op land Met de vaststelling van Beleidskader Wind op land wordt uitvoering gegeven aan de afspraken in het coalitieakkoord 2011-2015, onderdeel milieu (Wind op land). Het Beleidskader Wind op land is vastgesteld op 17 december 2012 door Provinciale Staten. Met de vaststelling van dit beleidskader Wind op land 2012 komt het op 14 februari 2011 vastgestelde vigerend beleidskader Wind op land te vervallen, evenals de bijbehorende digitale windkansenkaart 2.0. Het restrictief beleid voor wind op land houdt in dat de provincie Noord-Holland als uitgangspunt een opgave van 430 MW hanteert en haar afspraken over de uitvoering van Windplan Wieringermeer nakomt, in lijn met hetgeen in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 is opgenomen.

Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (maart 2013) De provinciale ruimtelijke verordening schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan, moeten voldoen. In artikel 32 wordt gesteld dat geen nieuwe windturbines in de provincie zijn toegestaan, tenzij sprake is van:  vervanging van bestaande turbines;  bouw en opschaling van windturbines in de Wieringermeerpolder;  een bestemmingsplan die al windturbines mogelijk maakt.

De Wieringermeer is de enige locatie in de provincie Noord-Holland waar nieuwe windturbines zijn toegestaan.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

19

Provinciale taakstelling IPO akkoord De provincies hebben in 2013 in het Interprovinciaal Overleg (IPO) afspraken gemaakt met het rijk over de onderlinge verdeling van de prestatienorm windenergie om in 2020 een vermogen van 6.000 Megawatt (MW) windenergie op land te plaatsen. Een aanzienlijk deel komt tot stand in grootschalige windenergieprojecten in ‘zoekgebieden’ die provincies hebben aangewezen, zoals Wieringermeer. De prestatienorm voor de provincie Noord-Holland bedraagt 685,5 MW in 2020.

Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013 De provincie wil met behulp van het provinciaal milieubeleidsplan (PMP) de milieukwaliteit in Noord-Holland verbeteren. In het PMP worden voor Noord-Holland twee milieudoelen geformuleerd: het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid en het stimuleren van duurzame ontwikkeling zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders.

2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurplan De Ontbrekende Schakel In het ’Structuurplan Wieringermeer, de ontbrekende schakel?’ (2002) en het ‘Streekplan, Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord (2004)’ zijn de gemeentelijke ambities van de groei van de gemeente Wieringermeer weergegeven. De gemeente Wieringermeer is opgegaan in de gemeente Hollands Kroon. Het Structuurplan is opgesteld om deze ambities nader vorm te geven. In het Structuurplan zijn de verschillende ambities en ontwikkelingen op elkaar afgestemd en ruimtelijk vertaald.

Structuurplan Wieringermeer 2006-2016 Het Structuurplan heeft juridisch gezien betrekking op de periode 2006-2016. Het gaat in het Structuurplan voornamelijk om functies en ruimtebeslag, maar er is ook aandacht voor sociale en culturele aspecten.

In relatie tot windenergie benoemt het Structuurplan het belang van duurzaamheid. Doelstelling is “dat bij de realisatie van de geplande ontwikkelingen, er ambitieuze richtwaarden worden opgenomen waaraan duurzaamheid in al haar facetten moet voldoen. Met name bieden windenergie en biomassa kansen voor duurzame energie.” Een andere doelstelling uit het Structuurplan is capaciteitsvergroting binnen afgebakende clusters. Uitgangspunt hierbij is dat de polder “qua solitaire windturbines haar portie wel gehad heeft’. Dit betekent dat de bestaande solitaire windturbines, middels nader te bepalen beleid en in overleg met de eigenaren, zoveel mogelijk verplaatst worden naar de bestaande en (een) nieuw te ontwikkelen cluster(s).”

Naast het concentreren van solitaire windturbines wil het Structuurplan ruimte bieden aan meer (geclusterde) windenergie in de polder. De omvang van het park en de capaciteit van de turbines worden hierbij vergroot. Daarnaast zijn extra windturbines in clusteropstelling mogelijk mits de plaatsing van turbines dient als een economische drager voor en direct gekoppeld is aan een maatschappelijk gewenste ontwikkeling. Ten slotte beschrijft het Structuurplan dat de bestaande windturbines in de clusters nog mogelijkheden bieden voor capaciteitsvergroting door optimalisering (vergroten aantal megawatts van bestaande windturbines door toepassing nieuwste technieken). Bij de uitwerking van de nieuwe en grotere clusters moet zowel de

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

20

noodzakelijke vrije opstelling van de windturbines worden onderzocht als dat deze clusters voldoende afstand behouden tot de natuur, woongebieden, bedrijvigheid en (ondergrondse) infrastructuur.

Structuurvisie Gemeente Wieringermeer De Structuurvisie Gemeente Wieringermeer is door de gemeenteraad van Wieringermeer op 23 juni 2011 vastgesteld en heeft betrekking op de periode 2011 tot 2020. De structuurvisie is een actualisatie van het Structuurplan Wieringermeer uit 2006. In de structuurvisie zijn de geformuleerde ambities en doelen op onderdelen bijgesteld (naar beneden), maar de visie bevat geen nieuwe ontwikkelingen. De belangrijkste onderwerpen in de structuurvisie zijn:  groei van de werkgelegenheid (7.150 nieuwe arbeidsplaatsen in 2020)  groei van het inwoneraantal en van de woningvoorraad (de woningbouwambities zijn bijgesteld op basis van nieuwe prognoses, resulterend in een bouwprogramma van gemiddeld 75 woningen per jaar in uitleglocaties en herstructureringslocaties);  sterker draagvlak onder voorzieningen (de voorzieningen minimaal in stand houden);  duurzaamheid (met name windenergie en biomassa bieden kansen voor duurzame energie. Voor windenergie wordt een separate thematische structuurvisie opgesteld);  natuurontwikkeling;  kwaliteit van de polder (borgen van de kwaliteiten in de open polder).

Structuurvisie Windplan Wieringermeer De structuurvisie Windplan Wieringermeer is op 3 november 2011 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Wieringermeer. Het windplan vormt de basis voor de verbetering van de bestaande ruimtelijke situatie en duurzame groei voor de toekomst. De focus verschuift van aantallen turbines en projecten naar verhoging van stroomproductie. Het windplan heeft tot doel de opbrengst van windenergie in de polder te verhogen door opschaling en herstructurering van het huidige windturbinebestand. De structuurvisie Windplan Wieringermeer geeft invulling aan drie opgaven:  de uitbreiding van het Windturbinetestpark ECN;  verantwoorde opschaling van de bestaande windturbinelijnopstellingen van Nuon;  de herstructurering van de bestaande solitaire windturbines.

De structuurvisie Windplan Wieringermeer biedt hiervoor een ruimtelijk kader. In de Structuurvisie zijn de zones, waarbinnen de plaatsing van de windturbines kan plaatsvinden, opgenomen. In figuur 2.3 is de verbeelding van de structuurvisie Windplan Wieringermeer opgenomen.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

21

Figuur 2.3 Structuurvisie Windplan Wieringermeer

Bron: Gemeente Wieringermeer, Structuurvisie Windplan Wieringermeer, vaststelling 3 november 2011

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

22

In de structuurvisie zijn de volgende randvoorwaarden genoemd:  Een ashoogte van de windturbines van minimaal 100 en maximaal 120 meter.  Alle windturbines binnen één zone moeten dezelfde kant op draaien.  Binnen één zone moeten dezelfde windturbines met een zelfde verschijningsvorm staan.  Op wegen en waterlopen mogen geen windturbines worden geplaatst.

Voor de zone die specifiek aangewezen is als testlocatie voor prototypen windturbines gelden hierop de volgende uitzonderingen:  In deze zone mogen turbines opgericht worden met een maximale rotordiameter van 175 meter.  In de zone mogen meetmasten opgericht worden met een maximale hoogte van 150 meter.  In deze zone hoeven niet alle windturbines dezelfde verschijningsvorm te hebben.

Tevens is in de structuurvisie het (stedenbouwkundig) principe van de gulden snede als uitgangspunt opgenomen. Voor windturbines vertaalt dit principe zich met de voorwaarde dat de lengte van het rotorblad circa 1/2 van de ashoogte mag bedragen. Voor de zone die specifiek aangewezen is als testlocatie voor prototypen windturbines is deze voorwaarde niet van toepassing.

De uitwerking van de structuurvisie vindt plaats in een beeldkwaliteitsplan (pagina 15 van de Structuurvisie Windplan Wieringermeer). Het beeldkwaliteitsplan legt per systeem de relevante aspecten voor ruimtelijke kwaliteit vast. Het zal een ‘dynamisch beeldkwaliteitsplan’ worden dat kaders biedt voor toetsing vanuit de beweging door het landschap. Het beeldkwaliteitsplan is op dit moment in ontwikkeling en zal naar verwachting in december 2013 worden voorgelegd aan de gemeenteraad van Hollands Kroon.

Voor de Structuurvisie Windplan Wieringermeer is een planMER en Passende Beoordeling opgesteld. Het planMER beschrijft de milieu-effecten van verschillende windparkmodellen in de Wieringermeerpolder. In de Passende Beoordeling is onderzocht of het windplan Wieringermeer leidt tot mogelijk significant negatieve effecten op de instandhoudings- doelstellingen van Natura 2000 gebieden IJsselmeer en Waddenzee. Drie ruimtelijke modellen zijn beoordeeld op milieu-effecten in het MER, waarbij het Boogspantmodel een optimalisatie is van de modellen Polderrand en Boemerang. Uit de effectbeoordeling op milieu en ecologie blijkt dat het Boogspantmodel gemiddeld het beste scoort op 12 aspecten. Voor ecologie hebben de modellen Boemerang en Polderrand zeer negatieve effecten met name door het verstoren van vogelrichtlijnsoorten. Op basis van een nadere analyse scoort het Boogspantmodel minder ongunstig maar heeft het model nog steeds negatieve effecten voor het aspect ecologie. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden IJsselmeer en Waddenzee, zijn voor het Boogspantmodel echter wel uit te sluiten. Voor het aspect geluid geldt dat er een aantal extra maatregelen nodig is om te voldoen aan de geluidsnormen. In de Structuurvisie Windplan Wieringermeer is voor het Boogspantmodel gekozen. In paragraaf 4.3 is nader beschreven hoe het proces van modelontwikkeling tot deze structuurvisie heeft geleid en hoe vervolgens van hieruit is doorontwikkeld richting het voorkeursalternatief.

Bestemmingsplan Buitengebied 2009 Het bestemmingsplan Buitengebied 2009 biedt een planologische regeling voor bestaande

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

23

windturbines. In het bestemmingsplan zijn nieuwe solitaire turbines niet meer toegestaan. Bestaande turbines die zijn aangeduid als ‘windturbine’ mogen wel worden vernieuwd tot de bestaande ashoogte. Bij uitspraak van 16 januari 2013 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (201201158/1/R1) de functieaanduidingen “specifieke vorm van agrarisch – testlocatie windmolens” en “specifieke vorm van agrarisch – windmolens in lijnopstelling” vernietigd. De bestaande windturbines die deze aanduiding hadden, mogen rechtmatig blijven (be)staan op grond van het overgangsrecht, maar kunnen niet worden vervangen (tenzij sprake is van een calamiteit). Naar het oordeel van de RVS was ten onrechte niet onderzocht of windturbines van invloed zouden zijn op de radar van de nabijgelegen militaire basis De Kooy. De gemeente Holland Kroon is momenteel bezig een reparatie van het bestemmingsplan uit te voeren op het punt van de radar en verwacht dat dit zijn beslag zal krijgen in 2014.

2.5 Green Deal Eén van de 60 Green Deals die het rijk heeft gesloten in 2012 is het project Windpark Wieringermeer. Om kansen op groene groei en innovatie te verzilveren, sluit de Rijksoverheid op initiatief van bedrijven, maatschappelijke organisaties en decentrale overheden Green Deals af. Zo helpt de Rijksoverheid concrete initiatieven van de grond te krijgen. De Green Deal voor windpark Wieringermeer is ondertekend door de ministers van EZ en IenM, de provincie Noord- Holland, de gemeente Hollands Kroon en namens Windkracht Wieringermeer Nuon, ECN en Windcollectief Wieringermeer. In de Green Deal maken de partijen concrete afspraken over het aanpakken van belemmeringen die het project in de weg staan en over de ontwikkeling van activiteiten die het draagvlak voor en de economische spin-off van het windpark bevorderen. Een van de belemmeringen waar gezamenlijk aan wordt gewerkt, is de verplaatsing van het zweefvliegveld in Wieringermeer. Ook staan in de Green Deal afspraken over de uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling die op het windpark van toepassing is.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

24

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

25

3 LOCATIEALTERNATIEVEN

3.1 Inleiding Het doel van m.e.r. is het milieubelang volwaardig bij de besluitvorming te betrekken. Hiervoor brengt een MER de keuzes voor het bevoegde gezag en de (milieu)gevolgen daarvan in beeld. Onderdeel hiervan is het onderzoeken van verschillende manieren (alternatieven) waarop een plan uitgevoerd kan worden en de milieugevolgen daarvan. Voor windpark Wieringermeer gaat het om alternatieven voor de locatie en varianten voor de inrichting van het gebied. De locatiealternatieven komen in dit hoofdstuk aan bod.

Windpark Wieringermeer is een concreet project voor windenergie op land. Alternatieve bronnen van duurzame energie en windenergie op zee vallen buiten de reikwijdte van dit MER De beoogde locatie sluit aan bij nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid. De nationale structuurvisie windenergie op land, waarin de locatie Wieringermeer is opgenomen, is nog niet definitief vastgesteld. Ook bestaat er op rijksniveau nog onvoldoende onderbouwing met milieuargumenten voor de locatie Wieringermeer als een geschikte locatie voor een grootschalig windpark. In principe bepaalt het grondgebied van het bevoegd gezag de (geografische) reikwijdte van het onderzoek naar locatiealternatieven. Voor een rijksinpassingsplan betekent dit dat de geografische reikwijdte wordt vergroot van gemeente naar provincie of zelfs geheel Nederland. Daarom is ervoor gekozen om locatiealternatieven voor windpark Wieringermeer te beschrijven en is onderzocht in hoeverre deze locaties milieuvoordelen bieden en/of milieunadelen kennen ten opzichte van de Wieringermeerpolder. Door locatiealternatieven te beschrijven en te beoordelen wordt het besluit om voor Wieringermeer te kiezen als geschikte locatie voor grootschalige winenergie vanuit milieuargumenten ondersteund. In het algemeen gebeurt dit in het nog op te stellen (plan)MER. Gekozen is om de locatiealternatieven al te beschrijven en te beoordelen in deze notitie, om zodoende iedereen al in een vroeg stadium van de m.e.r. de gelegenheid te bieden om op deze locatiealternatieven en de beoordeling ervan te reageren. Het finale locatie-onderzoek zal in het nog op te stellen plan/project-MER worden opgenomen.

De volgende paragraaf beschrijft de totstandkoming van de locatiealternatieven. Paragraaf 3.3 geeft het beoordelingskader voor de locatiebeoordeling. Paragraaf 3.4 sluit het hoofdstuk af met een conclusie. De beschrijving en beoordeling van de locatiealternatieven is opgenomen in bijlage 3.

3.2 Identificatie locatiealternatieven

3.2.1 Inleiding Als algemeen uitgangspunt geldt dat de locatiealternatieven:  reëel en uitvoerbaar moeten zijn. Dat wil zeggen dat de alternatieven moeten passen binnen nationaal beleid en dat de alternatieven kunnen voldoen aan wet- en regelgeving;  moeten voldoen aan de doelstelling van het project.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

26

De doelstelling voor windpark Wieringermeer is een grootschalig windpark van 300-400 MW. Reële locatiealternatieven moeten bij deze doelstelling aansluiten. Ook de mogelijkheid om met verschillende kleinere windparken eenzelfde totaal vermogen te realiseren is onderzocht.

3.2.2 Begrenzing zoekgebied en uitgangspunten Strikt genomen is heel Nederland als zoekgebied aan te merken voor grootschalige windenergie. In deze paragraaf is beschreven welke logische inkadering van het zoekgebied is gehanteerd.12 Rekening houdend met de ‘harde belemmeringen’ uit wetgeving is bepaald waar voldoende ruimte beschikbaar is voor een grootschalig windpark. Hiervoor zijn onderstaande stappen gevolgd: 1. Geografische afbakening; 2. Beschikbare fysieke ruimte bepaald (belemmeringenkaart); 3. Locatiealternatieven geïdentificeerd.

Stap 1 Geografische afbakening

Nederland → SVIR gebieden Het Rijk heeft in de SVIR gebieden op land gereserveerd die zij kansrijk acht voor grootschalige windenergie (zie ook paragraaf 2.2). De gebieden zijn aangewezen op basis van landschappelijke en natuurlijke kenmerken, in combinatie met de heersende gemiddelde windsnelheid. Dit zijn de grote meren, grootschalige agrarische productielandschappen, industriecomplexen en haventerreinen. De kansrijke gebieden uit de SVIR vormen de basis van het zoekgebied (zie ook figuur 3.1, kaart linksboven).

SVIR gebieden → SWOL regio IJsselmeer Het nationale beleid voor windenergie uit de SVIR is nader uitgewerkt in de (ontwerp)structuurvisie Windenergie op land (SWOL). Deze (ontwerp)structuurvisie benoemt locaties voor grootschalige windenergie, waaronder de locatie van windpark Wieringermeer. De ontwerp-SWOL bevat ook de bestuurlijke afspraken die tussen Rijk en provincies zijn gemaakt. De locaties zijn op basis van een planMER13 en in overleg met de provincies tot stand gekomen.

In de ontwerp-SWOL is Nederland in drie regio’s ingedeeld waar ruimte aanwezig wordt geacht voor grootschalige windopstellingen. Eén van die regio’s is het IJsselmeergebied (zie ook figuur 3.1, kaart rechtsboven en linksonder). Dit gebied omvat naast het IJsselmeer en Markermeer ook delen van het ‘vaste land’ van de provincies , Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland. Het onderzoek naar locatiealternatieven voor windpark Wieringermeer is op dit gebied toegespitst (figuur 3.1, kaart rechtsonder).

Uit de ontwerp-SWOL blijkt dat alle aangewezen locaties voor grootschalige windenergie nodig zijn om de nationale doelstelling te realiseren. Uit de bestuurlijke afspraken volgt dat wanneer een gebied (deels) minder geschikt blijkt, met een lager opgesteld vermogen als gevolg, dit in de betreffende provincie moet worden opgelost. Op basis hiervan is ervoor gekozen om de gehele provincie Noord Holland in het zoekgebied te betrekken. Dit is onder meer gedaan, om

12 Uit jurisprudentie volgt dat bij de trechtering van alternatieven en afbakening van het zoekgebied ook andere overwegingen dan milieucriteria een rol mogen spelen. 13 PlanMER Structuurvisie Wind op Land, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, maart 2013.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

27

alternatieve locaties voor windpark Wieringermeer in een breder perspectief te kunnen plaatsen.

Figuur 3.1 Stap 1: Geografische begrenzing zoekgebied

Bron: Pondera Consult op basis van ontwerp-SWOL en SVIR

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

28

Stap 2 Beschikbare ruimte (fysieke ruimte) bepalen Voor de plaatsing van windturbines is ruimte nodig. Er moet bijvoorbeeld rekening gehouden worden met woningen en infrastructuur. Om een beeld te krijgen van de beschikbare ruimte is een zogenaamde belemmeringenkaart gemaakt (figuur 3.2). Op deze kaart zijn (indicatieve) afstanden opgenomen die voortkomen uit wet- en regelgeving uitgaande van een gemiddelde moderne windturbine (3 MW). Binnen deze contouren kunnen in principe geen windturbines worden geplaatst, daarbuiten is wel ruimte voor windenergie beschikbaar. Deze aanpak houdt geen rekening met (‘zachte’) belemmeringen vanuit landschap, die overigens wel belangrijk zijn en bij de beoordeling van de locaties dan ook een plaats krijgen. Op kaart is weergegeven:  gevoelige bestemmingen14 inclusief een contour van 400 meter in verband met hinder;  veiligheidsafstanden ten opzichte van infrastructuur (wegen, spoorwegen, hoogspanningslijnen, gasleidingen, primaire waterkeringen);  laagvliegroutes, vliegfunnels, het schietgebied van Defensie in het IJsselmeer en (zweef)vliegvelden;  bestaande windturbines die gebouwd zijn na 2005. Het is niet erg reëel dat deze in de eerste helft van de technische levensduur verwijderd worden ten behoeve van een nieuw windpark. Het nieuwe windpark wordt in 2017 voorzien en dan staan de nu jonge turbines van na 2005 er 12 jaar of minder. Turbines hebben over het algemeen een technische levensduur van minimaal 20 jaar.

14 Het gaat hier vooral om woningen.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

29

Figuur 3.2 Stap 2: Beschikbare ruimte (belemmeringenkaart)

Bron: Pondera Consult

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

30

Stap 3 Locatiealternatieven identificeren De belemmeringenkaart laat zien waar ruimte beschikbaar is voor windenergie, dit zijn de ‘witte vlekken’ op de kaart. Maar niet iedere vrije ruimte is ook voldoende groot voor een grootschalig windpark. In deze stap is gekeken naar:  aaneengesloten gebieden waar voldoende ruimte is voor een windpark van vergelijkbare omvang als windpark Wieringermeer (300 – 400 MW);  kleinere gebieden die gezamenlijk tot een vergelijkbaar totaal opgesteld vermogen komen. Als ondergrens is per deellocatie 100 MW genomen. Opstellingen van minder dan 100 MW zijn niet als reëel alternatief beschouwd.

Voor windparken van minimaal 100 MW is het Rijk verantwoordelijk voor het ruimtelijk plan, bij windparken kleiner dan 100 MW ligt deze verantwoordelijkheid bij de provincie of gemeente.15 Deze ondergrens sluit ook aan bij eerdere adviezen van de Commissie voor de m.e.r. voor vergelijkbare windprojecten.

Op basis van een parkopstelling (lijn, raster of zwerm) van windturbines met een vermogen van 3 MW, is onderzocht waar ruimte beschikbaar is voor een windpark van minimaal 100 MW. De gebieden zijn globaal begrensd. In totaal zijn 17 locaties voor grootschalige windenergie geïdentificeerd. Dit is inclusief de locatie Wieringermeer (voornemen) en de andere lopende initiatieven. Een klein aantal locaties biedt ruimte voor een windpark van minimaal 300 MW. Een aantal locaties is kleiner en biedt ruimte voor windparken van minimaal 100 MW, maar vormen alleen in combinatie met één of meer andere locaties een volwaardig alternatief voor windpark Wieringermeer. De gebieden zijn in figuur 3.2 weergegeven. De lopende initiatieven voor windenergie zijn met een andere kleur weergegeven. Lopende projecten, met uitzondering van het onderhavige voornemen, zijn niet bij de locatieafweging betrokken. Dit is hierna toegelicht.

15 Artikel 9e van de Elektriciteitswet.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

31

Figuur 3.3 Stap 3: Locatiealternatieven

Bron: Pondera Consult

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

32

Lopende initiatieven voor windenergie Binnen het zoekgebied is een aantal initiatieven voor windenergie in verschillende stadia van ontwikkeling. Reeds vergunde initiatieven en initiatieven waarvoor een verzoek tot het opstellen van een ruimtelijk plan is ingediend bij het bevoegd gezag bieden geen reëel alternatief voor windpark Wieringermeer. Met uitzondering van het Markermeer en het initiatief langs de Wieringermeerdijk maken deze initiatieven onderdeel uit van de met het Rijk overeengekomen provinciale taakstelling. Op grond hiervan zijn de onderstaande locaties buiten beschouwing gelaten. De locaties zijn op kaart weergegeven met een andere kleur, hierna zijn de initiatieven opgesomd en kort toegelicht. Het indicatieve op te stellen vermogen van deze projecten is tussen haakjes weergegeven.

Bestaande initiatieven zijn:  Windpark Noordoostpolder, langs de dijken van de Noordoostpolder, zowel in het IJsselmeer als op land (430 MW, realisatie gestart). In figuur 3.2 is het windpark in oranje lijnen aangegeven. Onderdeel van de afweging in de besluitvorming over dit windpark was de concentratie van windturbines en geen nieuwe windturbines of –parken in de overige delen van de Noordoostpolder. Daarom zijn ook de overige delen van de Noordoostpolder uitgesloten als zoekgebied voor locatiealternatieven;  Windpark Rivierduinen (locatie 7, 200 MW) langs de dijk ten noorden van Lelystad. Voor dit project is een melding in het kader van de rijkscoördinatieregeling ingediend bij het Rijk;  Windpark Hoge Vaart (locatie 9, 100 MW), ten zuidoosten van Dronten langs de Hoge Vaart. Voor dit project is een melding in het kader van de rijkscoördinatieregeling ingediend bij het Rijk;  Het initiatief langs de Wieringermeerdijk (IJsselmeerdijken Noord-Holland, locatie 4, 80-110 MW);  Windpark Fryslân (locatie 3, 250-400 MW), ten zuiden van de Afsluitdijk. Voor dit project is een melding in het kader van de rijkscoördinatieregeling ingediend bij het Rijk.

In de volgende paragraaf wordt het beoordelingskader toegelicht en in paragraaf 3.4 vervolgens een conclusie met de beoordeling van de onderzochte locaties (locaties 1 tot en met 17, behalve de hiervoor genoemde bestaande initiatieven op locatie 3, 4, 7 en 9). In bijlage 3 is per onderzochte locatie een beschrijving gegeven en worden de scores toegelicht. Met het oog op de leesbaarheid zijn de locatiealternatieven gegroepeerd (provincie Noord-Holland, IJsselmeer en Markermeer, provincie Friesland en provincie Flevoland).

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

33

3.3 Beoordelingskader Om een beeld te krijgen van de geschiktheid van de verschillende locaties en de (milieu)voor- en nadelen van de locaties, worden de locaties op hoofdlijnen beoordeeld en met elkaar vergeleken. Dit wordt toegespitst op de relevante (milieu)aspecten die naar verwachting onderscheidend zijn voor de locatiealternatieven.

Een veel gebruikte en geaccepteerde methode is met plussen en minnen aan te geven of, en in welke mate, alternatieven een verbetering (+), verslechtering (-) of geen (0) verandering voor het milieu betekenen. Deze methode maakt het mogelijk een overzichtelijk totaalbeeld van de verschillen tussen de locatiealternatieven te presenteren. Bij de beoordeling van de kleinere locaties (circa 100-250 MW) moet rekening gehouden worden met de gecumuleerde (opgetelde) milieueffecten van de verschillende deellocaties. De locaties zijn echter individueel beschreven.

Voor de beoordeling van de gevolgen van de locatiealternatieven zijn criteria gedefinieerd die als maatstaf dienen voor de beoordeling van de effecten. De criteria zijn zo gekozen, dat voldoende onderscheid tussen locaties gemaakt kan worden. De locaties zijn kwalitatief beoordeeld op een +/- schaal op de volgende (milieu)aspecten: 1. Landschap 2. Ecologie 3. Leefomgeving (geluid en slagschaduw) 4. Elektriciteitsopbrengst

Landschap Gezien de maatvoering van de huidige windturbines en het streven naar concentratie van turbines in grootschalige parken zal er een grote invloed zijn op het huidige landschap en haar bestaande economische dragers. Het stadium van het jarenlang gehanteerde inpassingsbeleid is hier niet langer mogelijk: ook een zorgvuldige planning en vormgeving zal niet kunnen voorkomen dat belangrijke kernkwaliteiten van landschappen aanzienlijk zullen veranderen.

Een belangrijk deel van het nieuw op te stellen vermogen in Nederland zal ondergebracht worden in windparken vallend binnen de rijkscoördinatieregeling. Dat wil zeggen, met een opgesteld vermogen van meer dan 100 MW. Door de maat en schaal van de huidige generatie windturbines treedt bij de plaatsing van een grootschalig windturbinepark een verkleinend effect op van andere landschapselementen. Van groot belang is daarom om leesbaarheid van de opstelling te realiseren door ordening van het park aansluitend op een ruimtelijk patroon op een hoger schaalniveau of te kiezen voor locaties zonder inwendige landschapsstructuur, zoals grote wateroppervlakten. Ook is de interne orde van opstellingen en de onderlinge afstand tussen windparken van belang bij de beleving van een energielandschap.

Bij de beoordeling van het aspect landschap wordt nagegaan welke relatie er is met de kernkwaliteiten van het landschap en welke mogelijkheden er zijn om te komen tot een leesbare (of herkenbare) opstelling. Aanvullend kan de aanwezigheid en het effect op cultuurhistorische elementen een relevant aspect zijn, indien windturbines een effect op deze elementen kunnen hebben. Het gegeven dat een windpark zichtbaar is, is op zich geen negatief effect. Bij de beoordeling van de effecten op het landschap en cultuurhistorische waarden staan de effecten op de kenmerken van het landschap centraal. Hierbij wordt opgemerkt dat windturbines geen

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

34

onomkeerbare effecten veroorzaken ten aanzien van landschappelijke of cultuurhistorische elementen.

Tabel 3.1 Score aspect landschap Score Toelichting Geen of beperkte aantasting van belangrijke landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten. 0 Balans in schaal van landschap en windpark en ruimte voor een herkenbare interne orde, eventueel kans om nieuwe kwaliteit toe te voegen. Negatieve effecten op belangrijke landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten. Geen - belangrijke aantasting van landschappelijke en-of cultuurhistorische kernkwaliteiten. Geen of beperkte mogelijkheden om nieuwe kwaliteit toe te voegen. Aanzienlijke negatieve effecten op landschappelijke en/of cultuurhistorische kwaliteiten treden op door aantasting van kernkwaliteiten, en/of duidelijke onbalans tussen de schaal van het -- landschap en een windpark en/of geen ruimte om een opstelling met een duidelijke intern herkenbare orde

Ecologie Een windpark kan in de gebruiks- en aanlegfase gevolgen hebben voor flora en fauna. Belangrijke potentiële effecten in de aanlegfase zijn verstoring door bijvoorbeeld geluid, trilling, verlichting en menselijke activiteit, en aantasting van het leefgebied. Effecten in de aanlegfase zijn vaak lokaal en/of tijdelijk van aard en kunnen meestal pas goed worden geschat als de precieze opstelling van een windpark bekend is. De meest relevante potentiële ecologische effecten van windparken in de gebruiksfase zijn verstoring, aanvaring en/of barrièrewerking van vleermuizen en vogels. De beoordeling van de locatiealternatieven is om die reden toegespitst op deze soortgroepen. Het gaat hier nadrukkelijk om een beoordeling op hoofdlijnen. De kans op gevolgen voor vogels en vleermuizen door een windpark worden bepaald door:  de uiteindelijke locatie;  de omvang van het windpark (aantal en type turbines);  de inrichting van het windpark (positionering van turbines).

Bij de beoordeling van de locaties is gekeken naar mogelijke gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden (inclusief externe werking), EHS en andere waardevolle gebieden voor vogels of vleermuizen (zoals weidevogelgebieden).

Natura 2000 Een aantal locaties ligt in Natura 2000-gebied, anderen vlak naast Natura 2000-gebied. Plannen en projecten mogen geen afbreuk doen aan de staat van instandhouding van verschillende soorten. Ook de leefgebieden van vogels zijn beschermd. De locaties die in Natura 2000-gebieden liggen zijn op het aspect ecologie om deze reden als sterk negatief (‘dubbel min’) beoordeeld. In die gebieden bevinden zich geen delen zonder functie (foerageren, slapen of rusten) voor beschermde soorten. Wel is het zo dat tussen en binnen het IJsselmeer en het Markermeer ecologische verschillen bestaan. Omdat het hier een beoordeling op hoofdlijnen betreft, zijn deze verschillen niet bij de beoordelingsscore van de locatiealternatieven betrokken.

Voor de locaties nabij Natura 2000-gebieden is beoordeeld of sprake kan zijn van externe werking. Van externe werking is bijvoorbeeld sprake als soorten vanuit het Natura 2000-gebied voor slapen of foerageren zich buiten het Natura 2000-gebied verplaatsen. Een windpark kan

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

35

deze functionele uitwisseling verstoren. Dit leidt ook tot een negatieve beoordeling, indien significant negatieve effecten op populaties van het Natura 2000-gebied niet zijn uit te sluiten.

Overige soorten Op grond van de Flora- en faunawet zijn alle vogelsoorten beschermd, evenals een groot aantal vleermuissoorten. De gevolgen van een windpark voor beschermde soorten wordt in grote mate bepaald door de aantrekkelijkheid van het gebied voor deze soorten. Bijvoorbeeld als foerageer- of broedgebied. Als indicatoren voor de geschiktheid van een gebied zijn gebruikt:  de ligging van EHS-gebieden met specifieke doelstellingen;  de effectbeoordeling voor verschillende soortgroepen uit de ‘Nationale windmolenrisicokaart voor vogels’ (2009) van de Vogelbescherming (behoudens voor Natura 2000-gebieden (zie ook het volgende kader);16  locatiespecifieke informatie.

Als negatieve effecten ontstaan vanwege een bijzondere waarde van een gebied voor soorten, wordt het effect van een windpark negatief beoordeeld. Gebieden zonder bijzondere waarden of functies zijn als neutraal beoordeeld. In figuur 3.4 zijn de natuurgebieden aangegeven op kaart.

Kader 3.1 Nationale windmolenrisicokaart voor vogels (2009)

In opdracht van Vogelbescherming Nederland is door SOVON Vogel onderzoek Nederland en ecologisch adviesbureau Altenburg & Wymenga een kaartenset opgesteld waarin de ruimtelijke spreiding van de risico’s van windmolens op relevante vogelpopulaties inzichtelijk is gemaakt. Daarbij is informatie gebruikt over het voorkomen, de verspreiding en de aantallen of relevantie van bepaalde vogelsoorten.

Eén van de kaarten betreft Natura 2000-gebieden. Voor deze gebieden is geen inhoudelijke beoordeling gemaakt van de spreiding van risico’s. Alle Natura 2000-gebieden zijn aangemerkt als ‘hoogste risico’. De achtergrond hiervan is, aangegeven met een asterix in de kaart, dat het de visie is van de Vogelbescherming dat in deze gebieden geen windturbines worden geplaatst. Delen van Natura 2000-gebieden die niet op land liggen zijn in de studie niet beoordeeld.

Tabel 3.2 Score aspect natuur Score Toelichting 0 Geen of nauwelijks bijzondere functie van het gebied voor relevante soorten - Negatieve effecten te verwachten op relevante soorten vanwege de functie van het gebied Significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen niet uit te sluiten/ potentiele -- aantasting gunstige staat van instandhouding

16 De kaart is niet gebruikt voor de beoordeling van de effecten van locatiealternatieven in natte Natura 2000- gebieden, zoals het IJsselmeer.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

36

Figuur 3.4 Natuurgebieden

Bron: Pondera Consult

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

37

Leefomgeving Bij het in bedrijf zijn van een windturbine ontstaat geluid en slagschaduw. Om hinder voor mensen te beperken zijn normen voor geluid en slagschaduw vastgelegd waar windparken aan moeten voldoen. Maar ook onder de wettelijke norm kan geluid door windturbines en slagschaduw als hinderlijk worden ervaren. Hierbij geldt hoe hoger het aantal woningen in de nabijheid van een windpark, des te groter het aantal mensen dat potentieel hinder kan ondervinden.

Het aantal woningen dat op een bepaalde afstand van een locatie ligt hangt af van de begrenzing van het plangebied. Bij de selectie van de locatieaternatieven is zo veel als mogelijk rekening gehouden met een minimale afstand van 400 meter tot woningen. Hierdoor is voor nagenoeg alle gebieden sprake van een beperkt aantal woningen in de nabijheid van de locaties. Op een afstand groter dan 1500 meter is potentiële hinder door geluid en slagschaduw verwaarloosbaar.

De begrenzing van de gebieden is globaal en de afstand van een woning tot de rand van het plangebied is niet automatisch dezelfde afstand tot een windturbine. Die windturbine kan in de praktijk namelijk verder van de rand van het plangebied gerealiseerd worden. Om een dergelijke variatie uit te sluiten is de ‘mate van bebouwing’ als vergelijkingsmaat voor de mate van hinder gebruikt. Hiervoor is gebruik gemaakt van de omgevingsadressendichtheid 2012 zoals weergegeven in de Nationale Atlas Volksgezondheid.17 Op basis van het gemiddeld aantal adressen kenmerkt deze atlas gebieden als landelijk (minder dan 500 adressen in de omgeving), weinig stedelijk (tussen 500-1000 adressen), matig stedelijk (1.000-1.500 adressen), stedelijk (1.500-2.500 adressen) en sterk stedelijk (meer dan 2.500 adressen).

Het aspect leefomgeving is voor locatiealternatieven in ‘landelijk’ gebied als licht negatief gescoord (-), voor alle andere gebieden is dit als ‘negatief’ beoordeeld (--). Indien er geen of nauwelijks woningen aanwezig zijn, is neutraal gescoord. Opgemerkt wordt dat de beoordeling een beeld schetst van de mate van aanwezige woonbebouwing en uitsluitend bedoeld is om de verschillende locaties op het aspect leefomgeving met elkaar te vergelijken. De uiteindelijke geluidbelasting en (duur van) slagschaduw door een windpark en daarmee de mate van hinder wordt bepaald door de situatie-specifieke omstandigheden en kenmerken zoals de uiteindelijke positie van een windturbine ten opzichte van woningen, het type windturbine en de aanwezigheid van afschermende bebouwing.

Tabel 3.3 Score aspect leefomgeving Score Toelichting Woonbebouwing niet of nauwelijks aanwezig in of nabij de locatie. Aantal woningen waar de 0 omgevingskwaliteit wordt beïnvloed is verwaarloosbaar. Gebied is gekenmerkt als ‘landelijk’. Aantal woningen waar de omgevingskwaliteit wordt - beïnvloed is beperkt. Alle gebieden met een omgevingsadressendichtheid van ‘weinig stedelijk’ tot en met ‘sterk -- stedelijk´, bijvoorbeeld diverse dorpskernen of lintbebouwing. Van een groot aantal woningen wordt de omgevingskwaliteit beïnvloed.

17 Nationale Atlas Volksgezondheid, Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), http://www.zorgatlas.nl/beinvloedende- factoren/demografie/groei-en-spreiding/bevolkingsdichtheid-per-gemeente/

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

38

Figuur 3.5 Locatiealternatieven en de omgevingsadressendichtheid 2012

Bron: Pondera Consult

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

39

Elektriciteitsopbrengst Duurzame energie vermindert de uitstoot van broeikasgassen bij opwekking van elektriciteit met fossiele brandstoffen (kolen, aardgas), ook wel de vermeden emissies genoemd. De elektriciteitsproductie van een windpark bepaalt de hoeveelheid vermeden emissies. Dit hangt weer af van het totaal opgesteld vermogen, windcondities en de opstelling (configuratie) van de windturbines. Hierdoor kan de uiteindelijke energieopbrengst per megawatt opgesteld vermogen per locatie en per (type) windturbine verschillen.

Per locatiealternatief is een ordegrootte inschatting gemaakt van het totaal op te stellen vermogen als indicator voor de vermeden emissies. Dit is gebaseerd op een inschatting van het aantal windturbines dat maximaal is te realiseren uitgaande van een gemiddelde moderne turbine (3 MW) en rekening houdend met de aanwezige belemmeringen.18 Omdat alle te onderzoeken locaties potentieel ruimte bieden voor een windpark waarmee elektriciteit kan worden opgewekt, scoort elke locatie positief. Locaties van tussen 100 en 299 MW worden als positief (+) gescoord. Locaties die ruimte bieden voor 300 MW of meer worden als zeer positief (++) gescoord.

Tabel 3.4 Score aspect elektriciteitsopbrengst Score Toelichting + Opgesteld vermogen in potentie circa 100 - 299 MW ++ Opgesteld vermogen in potentie meer dan 300 MW

3.4 Conclusie beoordeling locatiealternatieven De beschrijving van de locatiealternatieven en de beoordeling op basis van het hiervoor geschetste beoordelingskader zijn opgenomen in bijlage 3 van deze notitie. De scores voor de aspecten landschap, natuur, leefomgeving en elektriciteitsopbrengst zijn per locatie in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 3.5 Overzichtstabel beoordeling locatiealternatieven Leef- Elektriciteits- # Deelgebied Landschap Natuur omgeving opbrengst Provincie Noord-Holland 17 Wieringermeer (voornemen) 0 -- - ++ (400 MW) 16 Hollands Kroon 0 -- - + (120 MW) 15 West Friesland 0 -- - + (100 MW) 14 Beemster ------+ (230 MW) 13 Noordzeekanaalgebied - -- -- + (150 MW) IJsselmeer en Markermeer 2 Friese IJsselmeerkust -- -- 0 + (130MW) 5 Midden IJsselmeer - -- 0 ++ (400MW) 6 Houtribdijk 0 -- 0 + (200MW) 12 Markermeer - -- 0 ++ (400MW) Provincie Friesland

18 De afstand die tussen windturbines en woonhuizen, infrastructuur, andere belemmeringen moet worden gehouden is gerelateerd aan het type turbine en de afmetingen daarvan. Hierbij geldt hoe groter de windmolen, hoe groter deze afstanden zijn. Hierdoor leidt de keuze voor grotere turbinetypes, bij eenzelfde oppervlakte van het gebied, niet automatisch tot een hoger opgesteld vermogen.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

40

Leef- Elektriciteits- # Deelgebied Landschap Natuur omgeving opbrengst 1 Zuid - -- - + (100 MW) Provincie Flevoland 8 Flevoland Oost 0 -- -- + (180 MW) 10 Flevoland Veluwemeer 0 -- -- + (120 MW) 11 Almere Oost 0 -- - + (180 MW)

Uit de beoordeling van de locatiealternatieven komt naar voren dat alle locaties (milieu) voor- en nadelen kennen. Wanneer alle aspecten in beschouwing worden genomen is er op basis van milieuargumenten niet één locatie evident de beste. De locaties onderscheiden zich vooral waar het gaat om landschap, leefomgeving en op te stellen vermogen.

De locatiealternatieven verschillen in de mogelijkheid om in lijn met de schaal van het landschap een windpark te realiseren dat in balans is met deze schaal of zelfs een nieuwe kwaliteit kan toevoegen c.q. bestaande kwaliteiten (mee)definieert. Gebieden met een grote schaal zoals het IJsselmeer, het Markermeer en de jonge polders door afwezigheid van structuur of door de grootschalige rationale structuur verdragen grootschalige windparken, terwijl dit voor een fijnmaziger landschap, zoals dat in Friesland, niet het geval is.

Voor alle locaties geldt dat gevolgen voor instandhoudingsdoelstellingen zonder mitigerende maatregelen op voorhand niet zijn uit te sluiten. Voor de locaties in de ‘natte’ Natura 2000- gebieden gaat het om een directe werking, voor de overige locaties veelal om externe werking. Het gaat hier om gevolgen voor vogel- en/of vleermuissoorten.

Waar het om de leefomgeving gaat kenmerken de locaties in het IJsselmeer en Markermeer zich door afwezigheid van (woon)bebouwing en daarmee hinder voor mensen. Voor alle andere locaties zal enige hinder optreden. Verspreid liggende bebouwing beperkt de mogelijkheden om vanuit de opstelling (plaatsing van windturbines) hinder terug te dringen. Ook in de polders in Noord-Holland en Flevoland zal enige mate van hinder optreden. Echter, door de relatief lage dichtheid aan woningen en de rationele structuur van bebouwing is dit minder dan voor de Friese locatie het geval zal zijn. Voor de locaties in Noord-Holland vormt hinder vooral voor de locaties Beemster en Noordzeekanaal een aandachtspunt.

De kleinere deellocaties vormen geen zelfstandig locatiealternatief. Voor een vergelijking met de grotere ‘zelfstandige’ locatiealternatieven is het totaal van milieugevolgen van twee of meer deellocaties in beschouwing genomen. Voor landschap betekent dit de afweging tussen één grote ingreep of verschillende (twee of meer) kleinere ingrepen in het landschap. In deze laatste situatie bepalen de schaal en maat van de landschappen van de deellocaties én de onderlinge afstand tussen de deellocaties de gevolgen voor het landschap. Ook voor de andere milieuaspecten geldt voor de deellocaties dat rekening moet worden gehouden met de gevolgen van verschillende kleinere locaties.

Ten opzichte van de onderzochte locatiealternatieven voor windenergie biedt de Wieringermeerpolder voordelen voor landschap, de beperkte mate van hinder en de mogelijkheid om een groot opgesteld vermogen te realiseren. Natuur is een aandachtspunt, en dit geldt ook voor alle andere locaties.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

41

Daarbij kan worden opgemerkt dat de locatie Wieringermeer past in het (ontwerp) beleid van Rijk, de provincie Noord-Holland en de gemeente Hollands Kroon. Dit geldt niet voor de andere locaties in Noord- Holland.

Op basis van dit alternatievenonderzoek wordt geconcludeerd dat - in aansluiting bij de eerdere beleidskeuzes van gemeente en provincie - locatie Wieringermeer een locatie is die in redelijkheid gekozen kan worden voor ontwikkeling van een grootschalig windpark. De locatie Wieringermeer vormt de voorkeurslocatie waar het op te stellen MER in het vervolg nader onderzoek naar verricht op inrichtingsniveau.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

42

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

43

4 VOORNEMEN, ALTERNATIEVEN EN VARIANTEN

4.1 Inleiding In dit hoofdstuk is een nadere beschrijving gegeven van het voornemen, de voorgenomen activiteit. Vervolgens is een beschrijving gegeven van de wijze waarop in het MER alternatieven en varianten zullen worden onderzocht op inrichrichtingsniveau.

4.2 Voorgenomen activiteit Windkracht Wieringermeer heeft het initiatief genomen een windpark met alle bijbehorende civiele en elektrische voorzieningen te realiseren in de Wieringermeer in de provincie Noord- Holland. Het windpark wordt aangeduid als “windpark Wieringermeer” en geeft invulling aan: 1. Uitbreiding van het Windturbinetestpark van ECN; 2. Verantwoorde opschaling van de bestaande lijnopstellingen van Nuon; 3. Realisatie van een poldermolen van en voor de gemeenschap Wieringermeer; 4. Herstructurering van de bestaande solitaire windturbines; Om bovenstaande punten mogelijk te maken wordt het zweefvliegveld binnen de Wieringermeerpolder verplaatst.19

Met het initiatief wil Windkracht Wieringermeer bijdragen aan het opwekken van duurzame energie in Noord-Holland en dit wordt ondersteund door zowel rijk, provincie als gemeente.

In figuur 4.1 is het plangebied weergegeven. Met zones en lijnen is aangegeven waar turbines worden voorzien, maar er is nog enige ruimte voor opstellingsvarianten welke in het MER zullen worden vergeleken. De exacte positionering van de windturbines is dan ook nog niet bepaald. Dit vindt plaats in het m.e.r. op basis van milieu-effecten en wordt vastgelegd in het inpassingsplan en de vergunningaanvragen. Het plangebied komt overeen met wat in de gemeentelijke structuurvisie Windplan Wieringermeer is opgenomen. Ook de locatie en milieueffecten van de poldermolen komen in het MER aan de orde. Het huidige zweefvliegveld is ook aangegeven.

Het windpark bestaat uit de volgende onderdelen:  Windturbines met een in de bodem gefundeerde mast voorzien van gondel met drie rotorbladen20;  Ondergrondse elektriciteitskabels tussen turbines onderling en naar een onderstation (naar verwachting op een spanningsniveau van 20 kV), welke nog wordt gerealiseerd in de Wieringermeerpolder. Het onderstation en de aansluiting op het hoogspanningsnet is geen onderdeel van het voornemen, maar is uiteraard wel benodigd om de elektriciteit op het hoogspanningsnet te kunnen krijgen. De netbeheerder is initiatiefnemer voor het onderstation en draagt zelf zorg voor het doorlopen van de benodigde planologische procedures en vergunningen;  Het aanpassen of aanleggen van toevoer- en onderhoudswegen en opstelplaatsen;  ECN-kantoor (bestaand) en meetmasten.

19 Voor het herbestemmen van het zweefvliegveld wordt een aparte (ruimtelijke) procedure doorlopen en vormt geen onderdeel van het voornemen, het wegbestemmen van het zweefvliegveld vormt wel onderdeel van het voornemen. 20 Alleen voor het ECN testpark kunnen ook tweebladige turbines worden geplaatst.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

44

Figuur 4.1 Plangebied windpark Wieringermeer

Bron: Pondera Consult

Het voornemen ziet op zowel de bouw van het windpark, wat een periode van ongeveer 2 jaar in beslag zal nemen, als de exploitatie. Onder de bouw van het windpark wordt naast de realisatie van de windturbines zelf ook alle bijbehorende voorzieningen verstaan, zoals aanpassing van bestaande wegen, aanleg van nieuwe ontsluitingswegen ten behoeve van het

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

45

windpark, aanvoer van bouwmaterialen, realisatie van kraanopstelplaatsen en de installatie van de kabels. Een windpark heeft na oplevering een technische levensduur van minimaal 20 jaar welke door onderhoud en vervanging is te verlengen. Gedurende de exploitatiefase zijn de activiteiten, naast de in bedrijf zijnde windturbines, beperkt tot het periodiek verrichten van inspecties en onderhoud. Nadat de nieuwe windturbines zijn gerealiseerd, worden binnen 5-8 jaar alle bestaande solitaire turbines (met uitzondering van 3 vrij nieuwe bestaande turbines) verwijderd. Deze 5-8 jaar is de zogenaamde herstructureringsperiode. Uiteraard worden bestaande turbines in lijnopstellingen die plaats dienen te maken voor modernere windturbines verwijderd voordat de nieuwe windturbines in de lijnopstellingen worden opgericht.

Hoeveel groene energie leveren deze windturbines op? Uitgaande van circa 100 nieuwe windturbines met een vermogen van van 3 à 4 MW per stuk komt het totale opgestelde vermogen van het Windplan Wieringermeer uit op 300 à 400 MW. Met deze windturbines wordt jaarlijks 750 miljoen tot 1 miljard kWh aan groene energie opgewekt. Een gemiddeld huishouden verbruikt circa 3500 kWh per jaar. Uitgaande van een energieproductie van 750 miljoen tot 1 miljard kWh per jaar kan windpark Wieringermeer energie leveren voor 215.000 tot 285.000 huishoudens.

4.3 Totstandkoming plaatsingsstrategie Nu in hoofdstuk 3 aangegeven is dat de locatie Wieringermeer een geschikte locatie is voor grootschalige windenergie, dient er binnen de locatie Wieringermeer gekeken te worden waar turbines mogelijk zijn. Op gemeentelijk niveau wordt al enige tijd gewerkt aan een optimale invulling van het zoekgebied, hetgeen geresulteerd heeft in de gemeentelijke structuurvisie Windplan Wieringermeer. Deze invulling wordt ondersteund door het MER21 dat is opgesteld voor de gemeentelijke structuurvisie Windplan Wieringermeer. Deze paragraaf geeft een korte beschrijving van de ruimtelijke modellen die zijn onderzocht, de uiteindelijke keuze van de gemeenteraad voor het ‘opgerekte Boogspant + uitbreiding Kleitocht' en de rol van milieuargumenten daarin. Voor meer informatie wordt verwezen naar het genoemde MER en de gemeentelijke structuurvisie.

Stap 1: Uitwerking ruimtelijke modellen De uitwerking van het Windplan Wieringermeer heeft plaatsgevonden langs vier sporen, die samen de pijlers vormen waarop het plan evenwichtig moet rusten. Deze pijlers zijn Ruimtelijke kwaliteit, Milieu en Ecologie, Economische Uitvoerbaarheid en Draagvlak. Het proces van visievorming is gestart met het zoeken naar ruimtelijke scenario's voor de landschappelijke inpassing van grootschalige windenergie. Bij deze zoektocht had de pijler 'Ruimtelijke kwaliteit' het primaat. Vertrekpunt vormde een randvoorwaarden- en kansenkaart en een set ontwerpuitgangspunten. Op basis hiervan zijn twee ruimtelijke modellen uitgewerkt, die elk een ruimtelijk ideaal vertegenwoordigen. De modellen, Polderland en Boemerang (zie figuur 4.2), hebben aan de hand van het kader van de opgave een eerste praktische vertaling gekregen.

Stap 2: Toetsing modellen Polderland en Boemerang op andere pijlers De modellen Polderland en Boemerang zijn in het kader van de m.e.r. en de passende beoordeling, op diverse milieu- en natuuraspecten getoetst. Ook is op hoofdlijnen gekeken naar

21 Windplan Wieringermeer, Milieu-effectrapport, gemeente Wieringermeer, 11 februari 2011 en Oplegnotitie Windplan Wieringermeer, 4 augustus 2011

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

46

de economische haalbaarheid en het te verwachten draagvlak voor beide modellen. Beide modellen bleken economisch en ecologisch niet uitvoerbaar te zijn. Dit plus de resultaten van een windweekend in 2009 en een informatieavond van 1 juni 2010 gaven aanleiding tot de conclusie dat ook de pijler draagvlak onvoldoende stabiel was.

Figuur 4.2: Modellen uit het MER Windplan Wieringermeer

Bron: Windplan Wieringermeer, Milieu-effectrapport, gemeente Wieringermeer, 11 februari 2011

Stap 3: Optimalisatie tot een syntheseontwerp Tijdens twee werksessies (d.d. 1 november 2010 en 13 januari 2011) tussen publieke partners (gemeente, provincie, Rijk en AgentschapNL) is besloten een syntheseontwerp samen te stellen, waarin het beste uit de twee modellen wordt verenigd en waarin iedere pijler minimaal voldoende stevig is om het windplan te dragen. Dit syntheseontwerp wordt model Boogspant genoemd, zie figuur 4.2 (Windplan Wieringermeer, koppeldocument versie 3.0, 11 februari 2011).

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

47

Stap 4: Optimalisatie Model Boogspant Sinds de totstandkoming van het model Boogspant zijn enkele omstandigheden gewijzigd, zoals de doelstelling voor windenergie op landelijk niveau en het subsidiesysteem voor windenergie (SDE+). Bovendien hebben de resultaten van de communicatie, diverse consultaties en het overleg en inspraak geleid tot voortschrijdend inzicht.

Figuur 4.3: Optimalisatie Model Boogspant

Bron: Oplegnotitie Windplan Wieringermeer, 4 augustus 2011

Het bleek dat plaatsing van turbines op een aantal plaatsen binnen de zones van Boogspant onzekerder is dan aanvankelijk ingeschat. Het betreft met name plaatsen in de buurt van gasleidingen en andere aanwezige functies zoals bos en kassen. Dit noodzaakt tot meer ruimte en flexibiliteit in het oorspronkelijke Boogspantmodel, bijvoorbeeld door op een aantal plaatsen de zones in de breedte op te rekken, de lengte uit te breiden of een nieuwe lijn toe te voegen.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

48

Het vergroten van de beschikbare ruimte en het creëren van meer flexibiliteit in het gebruik van de beschikbare ruimte voor windenergie is noodzakelijk en vergroot de economische uitvoerbaarheid en daarmee de realisatiekans van het windplan binnen de kaders van de structuurvisie. Met deze conclusie, maar met gelijktijdige inbouw van de borging dat uiteindelijk niet meer ruimte wordt benut dan nodig voor de drie raadsopgaven22, is onderzocht waar in de polder extra ruimte kan worden gevonden. Het resultaat van het onderzoek was een optimalisatie van het model Boogspant naar het model 'Opgerekte Boogspant + uitbreiding Oudelandertocht’ (zie figuur 4.3), dat als onderbouwing diende voor de structuurvisie, die ter vaststelling is voorgelegd aan de gemeenteraad.

Stap 5: Bijstelling uitbreidingsmodel naar aanleiding van amendement De gemeenteraad heeft tegelijkertijd een amendement aangenomen dat er toe strekt dat voor het uitbreidingsscenario gekozen wordt voor het model 'opgerekte Boogspant + uitbreiding Kleitocht' in plaats van voorgestelde model 'opgerekte Boogspant + uitbreiding Oudelandertocht' (zie figuur 4.3). Aan dit amendement liggen de volgende overwegingen ten grondslag:  Er zal minder geluidsoverlast zijn bij het model opgerekte Boogspant + Kleitocht dan bij het model opgerekte Boogspant + Oudelandertocht.  Het aantal woningen met geluidshinder bij laatstgenoemd model is groter en er valt daarom meer weerstand te verwachten van bewoners uit dit gebied. Dit komt de snelheid van realisering van het Windplan niet ten goede.  Dit is een ongewenste situatie, omdat de opzet van het Windplan voorziet in een zo groot mogelijk draagvlak onder de bevolking.  Problemen aan de Kleitocht met omwonenden zijn veel minder te verwachten, omdat de grondposities probleemloos zijn vastgelegd.

De Structuurvisie Windplan Wieringermeer is in samenwerking tussen gemeente, provincie, rijk en private partijen tot stand gekomen en is met een MER en Passende Beoordeling onderbouwd en op 3 november 2011 vastgesteld. Het op te stellen MER voor windpark Wieringermeer onderzoekt de nadere mogelijkheden voor de inrichting van de zones en lijnen uit het 'opgerekte Boogspant + uitbreiding Kleitocht’ zoals opgenomen in de structuurvisie.

4.4 Alternatieven en varianten Centraal in de m.e.r. staat het onderzoeken van verschillende manieren (alternatieven) waarop een project uitgevoerd kan worden en de milieugevolgen daarvan. Locatiealternatieven zijn in hoofdstuk 3 weergegeven. Voor het Windplan Wieringermeer zijn, zoals in de vorige paragraaf beschreven, verschillende inrichtingsmodellen onderzocht. De nadere uitwerking daarvan zal nu in het MER onderzocht worden. Hiertoe worden binnen het gekozen model (opgerekte Boogspant + Kleitocht) de volgende inrichtingsvarianten ontwikkeld die in het MER zullen worden onderzocht op milieueffecten.

4.4.1 Inrichtingsvarianten De project-m.e.r.-procedure voor windpark Wieringermeer is gericht op het in beeld brengen van de milieueffecten ten gevolge van de concrete inrichting van het project op de voorziene locatie. Door middel van inrichtingsvarianten wordt in beeld gebracht op welke wijze de

22 De uitbreiding van het Windturbinetestpark ECN, verantwoorde opschaling van de bestaande windturbinelijnopstellingen en de herstructurering van de bestaande solitaire windturbines.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

49

milieueffecten zijn te optimaliseren. De effecten van de herstructurering van bestaande turbines worden eveneens bepaald.

Er zijn windturbines met verschillende vermogens en afmetingen (ashoogte en rotordiameter) op de markt beschikbaar. De trend is dat windturbines steeds groter en efficiënter worden met een steeds groter wordend vermogen en daarmee een hogere energieproductie per turbine. De afmetingen van de te selecteren turbine bepaalt veelal de milieueffecten. Daarom is het wenselijk om in het MER onderscheid te maken in een variant met ‘kleinere’ windturbines en met ‘grotere’ windturbines (zie figuur 4.4). Het MER zal uitgaan van de varianten die hierna indicatief in tabel 4.1 zijn weergegeven. Voor het ECN testpark worden twee verschillende subvarianten onderzocht, deze staan in kader 4.1 beschreven.

Tabel 4.1 Varianten Variant Geïnstalleerd Aantal nieuwe Ashoogte Rotordiameter Tiphoogte vermogen23 windturbines 1 2-4 MW 100 - 120 100 - 117 148,5 - 178,5 Circa 106 klasse meter meter meter 2 5+ MW 100 - 120 118 - 130 185 Circa 78 klasse24 meter meter meter

Variant 1 Variant 1, met circa 106 turbines die elk een indicatief vermogen hebben van 2 tot 4 MW, vertegenwoordigt moderne windturbines waar reeds veel ervaring mee is. De ashoogte ligt tussen de 100 en 120 meter, terwijl de rotordiameter tussen 100 en 117 meter ligt.

Kleinere windturbines dan die van variant 1 worden niet onderzocht, omdat daarmee onvoldoende mogelijkheden ontstaan voor herstructurering. De positie van de turbines zullen op of nabij de lijnen liggen in figuur 4.1 en zullen in het MER exact worden bepaald, mede op basis van onderzoek naar effecten. Het MER heeft hiermee de functie van het optimaliseren van de opstellingen.

Variant 2 Variant 2, met circa 78 turbines die elk een indicatief vermogen hebben van meer dan 5 MW, gaat uit van turbines met een ashoogte van 100 tot 120 meter en een rotordiameter tussen 118 en 130 meter. Daarmee zijn turbines in variant 2 groter dan de turbines van variant 1 qua rotordiameter. Er zijn technische mogelijkheden om hogere ashoogtes toe te passen. Voor de structuurvisie Windplan Wieringermeer heeft, mede op basis van het MER Windplan Wieringermeer25, besluitvorming plaatsgevonden op gemeentelijk en provinciaal niveau. Een variant met hogere ashoogtes dan 120 meter past niet binnen dit beleid en wordt niet nader onderzocht. Het op te stellen MER Windpark Wieringmeer zal dit motiveren. Op dit moment is

23 Aantal MegaWatt (MW) per turbine is indicatief aangegeven. Regelmatig komen nieuwe turbines met andere afmetingen en vermogens (MW) op de markt, dus het kan best zo zijn dat een turbine met dezelfde afmetingen een wat ander vermogen krijgt en daarbij net buiten het vermogen van de variant komt te liggen. Het vermogen maakt voor het bepalen van de milieu-effecten ook niet uit, de afmetingen van de rotor en de ashoogte wel. 24 Voor het ECN-testpark wordt een uitzondering toegepast, namelijk voor de prototypes een klasse turbine met een ashoogte tot 150 meter en een rotordiameter van 175 meter. Zie voor de onderzoekslijn kader 4.1 25 Windplan Wieringermeer, Milieu-effectrapport, gemeente Wieringermeer, 11 februari 2011 en Oplegnotitie Windplan Wieringermeer, 4 augustus 2011

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

50

een beperkt aantal types in deze klasse beschikbaar welke in de fase van fabrieksproductie zijn.

Figuur 4.4 Voorbeeldturbine voor variant 1 (links, Vestas V112) en variant 2 (rechts, Enercon E126)

Bron: vestas.com (links) Pondera Consult (rechts)

Type windturbine Het exacte type windturbine is op dit moment nog niet bepaald om keuzevrijheid te houden bij de selectie van turbinefabrikanten en om te kunnen anticiperen op ontwikkelingen. Werken met turbineklasses sluit nieuwe turbinetypes niet uit, mits ze binnen de reikwijdte van de effecten van de onderzochte turbineklasses vallen. De varianten zijn gebaseerd op deze klasses.

Afhankelijk van het type turbine zijn verschillende posities van windturbines mogelijk. Zo kunnen in verband met onderlinge beïnvloeding windturbines met een kleinere rotordiameter dichter bij elkaar worden geplaatst en moeten bij grotere windturbines grotere tussenafstanden aangehouden worden. Dat is ook de reden dat in tabel 4.1 een groter aantal turbines is opgenomen bij variant 1 (kleinere turbines) dan bij variant 2 (grotere turbines).

Het plangebied kan worden ingedeeld in 5 deelgebieden, zie figuur 4.1. Binnen elk deelgebied zullen –conform de structuurvisie- windturbine eenzelfde verschijningsvorm hebben. Tussen deelgebieden kan de verschijningsvorm (en ook klasses) van windturbines wel verschillen.

De situatie voor het ECN testpark (met een combinatie van onderzoeksturbines en prototypes) is duidelijk anders, daar er ook verschillende type windturbines binnen dit deelgebied gerealiseerd kunnen worden. Omdat bij het testpark nieuwe type windturbines worden getest en deze over het algemeen steeds groter worden, zijn in het testpark turbines voorzien met een maximale rotordiameter van 175 meter en ashoogte tot 150 meter. Hiervoor worden verschillende scenario’s onderzocht. Zie verder kader 4.1.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

51

Kader 4.1 ECN testpark ECN testpark Het ECN testpark maakt ook onderdeel uit van Windpark Wieringermeer. Omdat het testpark als doel heeft om onderzoek te kunnen doen en om prototypes van windturbines te kunnen testen en te certificeren is het testpark van een andere categorie dan de overige windturbines in de Wieringermeer. Momenteel bestaat het testpark uit:  5 turbines van het type Nordex N80 op de noordelijke onderzoekslijn;  4 prototypes van turbines op de prototypelijn (de zuidelijke ECN-lijn) + 2 prototypes op basis van een tijdelijke vergunning;  3 meetmasten + 2 meetmasten op basis van een tijdelijke vergunning;  ECN-kantoor.

In figuur 4.1 ligt het ECN testpark in deelgebied 4 en gaat het om de twee noordelijke lijnen die van ECN zijn.In figuur 4.5 is de locatie van ECN vergroot. De uitbreiding van het ECN testpark bestaat uit: 1. Uitbreiding met onderzoeksturbines op de noordelijke lijn; 2. Uitbreiding met 3 prototypes op de zuidelijke lijn. 3. Uitbreiding met 5 tot 7 meetmasten, 3 ten behoeve van de noordelijke lijn en 2 tot 4 voor de prototypes. De meetmasten worden in een straal van 500 meter van de turbine geplaatst en hebben een maximale hoogte van 150 meter.

De volgende scenario’s voor de onderzoekslijn (1) komen in het MER aan bod: 1. De noordelijke onderzoekslijn wordt aangevuld met 6 nieuwe turbines met een rotordiameter tussen 110 en 130 meter en een ashoogte tussen 100 en 120 meter. 2. De noordelijke onderzoekslijn wordt aangevuld met 6 nieuwe turbines met een rotordiameter tussen 110 en 130 meter en een ashoogte tussen 100 en 120 meter. Tevens worden de bestaande Nordex N80 turbines verwijderd en vervangen door 4 nieuwe windturbines met een rotordiameter tussen 100 en 130 meter en een ashoogte tussen 100 en 120 meter.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

52

Figuur 4.5 ECN testpark

Bron: Pondera Consult

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

53

Elektrische infrastructuur Voor de ondergrondse elektriciteitskabels vanaf delen van het windpark tot aan het nog te realiseren onderstation in Noord-Holland zijn meerdere tracés mogelijk. In het MER worden realistische kabeltracés en aansluitpunten bekeken en onderzocht op milieueffecten. De locatie van het onderstation is op dit moment nog niet bekend. Hierover zal afstemming met de netbeheerder plaatsvinden. Indien nodig zullen in het MER windpark Wieringermeer de tracés naar de mogelijke locaties voor het onderstation worden beschreven.

4.4.2 Nulvariant De nulvariant is de huidige situatie met de autonome ontwikkeling.26 De nulvariant is de variant waarbij het windturbinepark niet wordt gerealiseerd en is de referentiesituatie van het initiatief. Het gebied zal zich dan ontwikkelen conform vastgesteld of voorgenomen beleid, maar zonder realisatie van het windpark. Deze situatie dient als referentiekader voor de effectbeschrijving en bevat dus ook de huidige turbines die in de Wieringermeerpolder staan. In de volgende figuur zijn de huidige windturbines opgenomen die in en in de buurt van de Wieringermeerpolder staan opgesteld anno 2011. Het zijn er circa 91 in de huidige situatie. In de autonome ontwikkeling worden vijf windturbines (Wagendorp) vervangen door vier nieuwe turbines zoals reeds is vergund.

26 Autonome ontwikkelingen zijn op zich zelf staande ontwikkelingen die onafhankelijk van het windpark plaatsvinden en waarover al een besluit is genomen (bijvoorbeeld bestemmingsplan of vergunning verleend).

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

54

Figuur 4.5 Huidige windturbines in en in de buurt van de Wieringermeerpolder

Bron: Pondera Consult

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

55

4.4.3 Voorkeursvariant De initiatiefnemer zal op basis van de resultaten van het MER inzake de inrichtingsvarianten, gecombineerd met andere overwegingen een voorkeursvariant bepalen ten behoeve van de vergunningaanvragen en het inpassingsplan. Dit kan variant 1 of 2 zijn, een combinatie van beide of een aanpassing van één van beide.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

56

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

57

5 MOGELIJKE EFFECTEN EN MAATREGELEN

5.1 Inleiding In het MER wordt een breed scala aan milieueffecten, zowel positief als negatief, van de verschillende inrichtingsvarianten beschreven en beoordeeld. Paragraaf 5.2 beschrijft welke effecten in het MER aan de orde zullen komen. De wijze waarop deze effecten worden beschreven en beoordeeld komt in paragraaf 5.3 aan de orde. De paragrafen 5.4 tot en met 5.6 lichten kort de onderdelen van het MER met betrekking tot mitigatie, leemten in kennis en evaluatie toe.

5.2 Relevante effecten inrichtingsvarianten In het MER zullen de milieueffecten van verschillende inrichtingsvarianten in beeld worden gebracht. Het gaat om de volgende milieuaspecten.

Elektriciteitsopbrengst De belangrijkste redenen om windturbines te realiseren, is het opwekken van duurzame energie. Van de te onderscheiden varianten wordt daarom in het MER berekend hoeveel elektriciteit jaarlijks wordt opgewekt. Ook kan worden bepaald welke uitstoot van schadelijke stoffen het windpark vermijdt in vergelijking met de situatie dat dezelfde hoeveelheid energie zou worden opgewekt volgens conventionele wijze, zoals kolenverbranding. Een vergelijking wordt gemaakt met de emissies van de huidige brandstofmix die wordt gebruikt in Nederland voor opwekking van elektriciteit. In het MER wordt tevens aandacht besteed aan hoeveel energie het kost om turbines te produceren en te plaatsen. Indien ten gevolge van de potentiële effecten op andere aspecten, bijvoorbeeld geluid of slagschaduw, mitigerende maatregelen vereist zijn welke van invloed zijn op de elektriciteitsopbrengst, zal deze invloed worden bepaald.

Leefomgeving Ter voorkoming van onaanvaardbare effecten op de leefomgeving van mensen zijn normen voor windturbines opgesteld voor het effect van het geluid dat door de turbines wordt geproduceerd en de slagschaduw die de draaiende rotor (de wieken) kunnen veroorzaken. Elektromagnetische straling van de windturbines is verwaarloosbaar, zeker gezien het feit dat aan te houden afstanden tot woningen vanwege slagschaduw en geluid vele malen groter zijn en daarmee bepalend. De elektromagnetische straling ten gevolge van de ondergrondse kabels die van de turbines naar een nader te bepalen onderstation lopen is eveneens beperkt. In het MER wordt daarom alleen aandacht besteed aan geluid en slagschaduw van de windturbines. Omdat hinder een onderscheidend aspect kan zijn voor de inrichtingsvarianten, worden in aanvulling op de wettelijke niveaus, meerdere geluids- en slagschaduwniveaus bepaald. Dit dient uitsluitend voor de vergelijking van de varianten.

Geluid Windturbines produceren geluid. Het geluid is afkomstig van de bewegende delen in de rotor en van de rotorbladen die door de wind worden rondgedraaid. In het MER worden de geluidseffecten kwantitatief vastgesteld, door de geluidscontouren te berekenen van het windpark en het aantal geluidgevoelige bestemmingen (woningen van derden) binnen de

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

58

contouren te bepalen.27 Bij het bepalen van de effecten worden de geluidscontouren in beeld

gebracht in 5 dB klassen. Dit betreft de wettelijke norm voor windturbinegeluid, Lden 47 dB en aanvullend andere klassen ter vergelijking van de varianten. Tevens zal worden aangegeven of aan de wettelijke voorschriften voor geluid kan worden voldaan en of hiertoe mitigerende maatregelen vereist zijn. Ook zal de geluidbelasting in het plangebied van industriële activiteiten en mogelijke andere bronnen worden bepaald en aangegeven wordt wat de akoestische kwaliteit van de omgeving is in cumulatie met de geluidbelasting van de windturbines.

Ook het effect op nabijgelegen stiltegebieden, zoals de Waddenzee, worden bepaald ten gevolge van het voornemen, door de belasting op de rand en in het gebied te bepalen.

27 Het aantal gehinderden door geluid wordt vastgesteld met behulp van de rapportage van TNO, Hinder door geluid van windturbines – dosis-effectrelaties (2008).

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

59

Figuur 5.1Stiltegebieden

Bron: Dataportaal Provincie Noord Holland, 2013

De geluidbelasting van specifiek laagfrequent geluid van de windturbines zal tevens aandacht krijgen in het MER.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

60

Slagschaduw Windturbines hebben als gevolg van de draaiende rotor een bewegende schaduw, de zogenaamde slagschaduw. Op bepaalde plaatsen en onder bepaalde omstandigheden kan de slagschaduw op een raam van een vertrek vallen en in dat vertrek een wisseling van lichtsterkte veroorzaken. Dit kan als hinderlijk worden ervaren. De mate van hinder wordt onder meer bepaald door de opstelling, door de duur van de slagschaduw (blootstellingsduur) en door de intensiteit van de wisselingen in lichtsterkte. In het MER wordt de slagschaduw kwantitatief vastgesteld, door de slagschaduwcontouren te bepalen. In het MER zal naast een contour die overeenstemt met de wettelijke norm voor slagschaduw ook twee andere contouren van slagschaduwduur in beeld worden gebracht. Binnen de contouren wordt het aantal woningen van derden bepaald. Tevens wordt aangegeven of voldaan kan worden aan de wettelijke normen voor slagschaduwhinder en of mitigerende maatregelen vereist zijn om te voldoen.

Flora en fauna Bekeken zal worden wat de effecten van de varianten zijn op flora en fauna. Het gaat hierbij voornamelijk om de risico’s voor vogels en vleermuizen op aanvaring, verstoring en barrièrewerking. Relevante vogelsoorten zijn bijvoorbeeld toendrarietganzen en kleine zwanen. Specifieke aandacht is vereist voor soorten waarvoor geldt dat de staat van instandhouding slecht is.

Onderdeel van het MER is een passende beoordeling waarin de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van relevante Natura 2000-gebieden worden beschreven en beoordeeld. Onderzocht wordt of significant negatieve effecten zijn uit te sluiten. Naar verwachting betreft dit de Natura 2000-gebieden IJsselmeer en Waddenzee. Voor soorten die beschermd zijn, waarvoor geen instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, wordt beoordeeld wat het potentiële effect is op de gunstige staat van instandhouding (zie kader 5.1).

Naast de eventuele effecten op Natura-2000 gebieden (relevant vanuit de Natuurbeschermingswet 1998) wordt onderzocht hoe kan worden voldaan aan de Flora- en faunawet. Ook wordt bekeken wat het effect is op beschermde gebieden in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Weidevogelleefgebieden. Aangegeven wordt of een Natuurbeschermingswetvergunning dient te worden aangevraagd en of een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig is.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

61

Kader 5.1 Natuur In de voorbereiding van Windpark Wieringermeer is reeds uitvoerig onderzoek gedaan naar het effect op Natura 2000-gebieden in de vorm van een Passende Beoordeling en het effect op beschermde waarden in het kader van de Flora- en faunawet in de vorm van een Natuurtoets. Dit onderzoek zal opgenomen worden in het op te stellen MER en waar nodig ook aangevuld worden.

Natuurtoets Vogels In het Robbenoordbos is het nodig voor aanvang van de werkzaamheden, het plangebied te controleren op de aanwezigheid van vogels waarvan de nesten jaarrond zijn beschermd, zoals havik en buizerd. In de gebruiksfase zullen slachtoffers vallen van zowel vogels op seizoenstrek als lokale vogels. Er worden geen grote aantallen slachtoffers van schaarse soorten voorzien en dus is naar verwachting een ontheffing te verkrijgen.

Vleermuizen In de gebruiksfase zullen slachtoffers vallen onder gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. Mitigatie is mogelijk door een voorgenomen turbine te verplaatsen of om turbines stil te zetten in perioden met het grootste verwachte aantal vleermuisslachtoffers.

Overig beschermde soorten Een aantal overig beschermde soorten kan effect ondervinden van het windpark. Door middel van preventieve maatregelen en onderzoek voorafgaand aan werkzaamheden kunnen effecten worden voorkomen. Een voorbeeld hiervan is het onderzoeken of de te kappen bomen of de bomen in de directe omgeving daarvan nestplaatsen van boommarter herbergen.

Passende Beoordeling Het windpark, met inbegrip van een aantal mitigerende maatregelen, veroorzaakt geen significant negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden IJsselmeer en Waddenzee, ook niet in cumulatie. Soorten die van belang zijn, zijn de kleine zwaan en de toendrarietgans.

De beoordelingen die gedaan zijn in het kader van de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998 gelden ook voor de beschermde natuurwaarden binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In het kader van de nee, tenzij-toets is aanvullend nog beoordeeld of de plaatsing en het gebruik van de windturbines in de EHS het functioneren van het Robbenoordbos als natuurlijk bos significant aantasten. Compensatie van bos lijkt benodigd.

Cultuurhistorie en archeologie In het MER wordt aangegeven of verwacht kan worden of er archeologische waarden in de bodem ter plaatse van de windturbines en de civiele en elektrische voorzieningen (kabeltracés) aanwezig zijn en welke maatregelen genomen kunnen worden om eventuele waarden te beschermen. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van de beschikbare kaarten met verwachtingswaardes van het Rijk (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, RCE), de provincie en de gemeente.

Voor het aspect cultuurhistorie is de cultuurhistorische waardenkaart zoals die door de provincie is opgesteld, richtinggevend. Bij de beoordeling wordt uitgegaan van de systematiek conform de handreiking van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) voor cultuurhistorie in m.e.r. Van belang zijn onder andere het beschermde stadsgezicht van Medemblik, de cultuurhistorische waarden van de Westfriese omringdijk en het droogmakerij- en nederzettingenlandschap van de Wieringermeer.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

62

Ondanks dat het windpark niet in de Waddenzee ligt worden de effecten op de waarden van de Waddenzee in beeld gebracht. Dit aangezien er, vergelijkbaar met effecten op natuurgebieden, een externe werking van projecten buiten de Waddenzee kan uitgaan op de Waddenzee.

De waarden worden afgeleid uit beleidsnota’s en van toepassing zijnde regelgeving en aanwijzingsbesluiten, zoals het Barro28 voor de waarden van de Waddenzee. In kader 2.1 zijn de waarden uit het nationale kader weergegeven voor het IJsselmeer en de Waddenzee. Andere relevante kaders zijn de structuurvisie Toekomst Afsluitdijk en de Structuurvisie Noord- Holland 2040 van de provincie Noord-Holland (Leidraad Landschap en Cultuurhistorie).

Landschap In het MER wordt de invloed van het windpark op het landschap in beeld gebracht en beschreven. Aan de hand van visualisaties, voorzien van een tekstuele toelichting, een 3D- 29 model van de Wieringermeerpolder en eventueel een viewshed wordt een indruk en een beschrijving voor de effecten op het landschap gegeven.

Ook wordt bekeken in hoeverre het windpark aansluit bij aanwezige landschappelijke structuren en wordt ingegaan op interferentie met andere windparken indien deze in de nabijheid van het voornemen zijn gesitueerd of gepland. Afhankelijk van de grootte van de turbines zal vanwege de luchtvaartveiligheid verlichting op de gondel van de turbines worden aangebracht. Het effect op duisternis en zichtbaarheid van eventuele verlichting wordt meegenomen in het MER.

Bij de beoordeling van het aspect landschap en cultuurhistorie zullen de effecten in beeld worden gebracht met behulp van de volgende beoordelingscriteria:30  Invloed op de landschappelijke structuur;  Herkenbaarheid van de opstelling;  Interferentie / samenhang met andere windinitiatieven of andere hoge elementen;  Invloed op de rust (visueel);  Invloed op de openheid;  Zichtbaarheid.

Waterhuishouding en bodem De effecten van de plaatsing van de windturbines en de kabeltracés worden beoordeeld aan de hand van grondwater, oppervlaktewater, hemelwaterafvoer en bemalingswater en in het MER beschreven, daarmee wordt de watertoets uitgevoerd. Het is niet voorzien dat de windturbines in de beschermingszones van dijken zullen worden gerealiseerd.

Veiligheid Om de veiligheid in de omgeving van het windpark te kunnen garanderen, wordt onderzocht welke risico’s de windturbines veroorzaken. In het MER wordt een inventarisatie uitgevoerd van relevante objecten en activiteiten in de omgeving. Speciale aandacht gaat uit naar de aanwezigheid van de Rijksweg A7, gasleidingen en kassen. Onder andere aan de hand van het Handboek Risicozonering Windturbines 2013 wordt gekeken welke veiligheidscontouren

28 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) 29 Een viewshed geeft grafisch (op kaart) weer vanaf welke locaties in de omgeving van een windpark de windturbines gedurende welke periode per jaar te zien zijn. 30 Dit wordt waar mogellijk afgestemd op het in ontwikkeling zijnde Beeldkwaliteitsplan windenergie Wieringermeer (BKP).

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

63

rondom de windturbines moeten worden aangehouden en hoe zich dit verhoudt met de aanwezige objecten en activiteiten in de omgeving.

Ruimtegebruik Er wordt in beeld gebracht wat het ruimtebeslag is op landbouw en wat het effect is op aanwezige straalpaden, laagvlieggebieden en defensieradardekking.

5.3 Effectbeoordeling De omvang van het studiegebied, het gebied waarbinnen zich mogelijke effecten kunnen voordoen, verschilt per milieuaspect. Meestal is het studiegebied groter dan het plangebied, waar zich de voorgenomen activiteit afspeelt. De referentiesituatie, inclusief autonome ontwikkeling, fungeert als referentie voor de beoordeling van de effecten. De effectbeschrijving zal waar mogelijk en zinvol kwantitatief onderbouwd worden. Indien het niet mogelijk is om de effecten te kwantificeren, worden de effecten kwalitatief beschreven.

Naast blijvende effecten wordt ook aandacht besteed aan tijdelijke en/of omkeerbare gevolgen. Dit betreft met name de bouw van het windpark (zoals geluid door aanlegwerkzaamheden) en alle bijbehorende voorzieningen, zoals aanpassing van bestaande wegen, aanleg van nieuwe ontsluitingswegen ten behoeve van het windpark, aanvoer van bouwmaterialen, realisatie van kraanopstelplaatsen en de installatie van de windturbines en de kabels. Ook wordt, waar zinvol, aangegeven of cumulatie met andere plannen en/of projecten kan optreden, binnen of buiten de Wieringermeer. Cumulatie is ook een onderdeel van de passende beoordeling. Specifiek wordt ook aandacht besteed aan de situatie wanneer de nieuwe windturbines zijn gerealiseerd, maar dat de oude solitaire turbines nog niet zijn verwijderd. In deze herstructureringsperiode zijn dus - tijdelijk - meer turbines aanwezig dan in de uiteindelijke situatie. Dit geeft een worstcase- situatie weer.

De effecten worden per milieuaspect beschreven aan de hand van beoordelingscriteria. Soms is dit een harde parameterwaarde die door de overheid is aangewezen als een norm (getal), bijvoorbeeld de grenswaarde voor geluidhinder en soms is dit beleidsmatig vastgelegd. In tabel 5.1 is per milieuaspect aangegeven welke criteria worden gebruikt en de wijze waarop de effecten worden beschreven en beoordeeld (kwantitatief en/of kwalitatief).

Tabel 5.1 Beoordelingscriteria per milieuaspect Aspecten Beoordelingscriteria Effectbeoordeling Geluid - Aantal geluidgevoelige objecten binnen drie Kwantitatief en kwalitatief geluidsniveaucontouren - Geluidniveau laagfrequent geluid; - Aantal gehinderden. Slagschaduw - Het aantal woningen binnen drie Kwantitatief slagschaduwduurcontouren Flora en fauna - Beschermde gebieden Kwalitatief en kwantitatief - Beschermde soorten (vogels, vleermuizen, habitattypen) - Aantasting ecologische relaties Cultuurhistorie en - Beïnvloeding cultuurhistorische waarden Kwalitatief archeologie - Aantasting archeologische waarden

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

64

Aspecten Beoordelingscriteria Effectbeoordeling Landschap - Invloed op landschappelijke structuren Kwalitatief - Herkenbaarheid opstellingen - Interferentie / samenhang met andere windinitiatieven of andere hoge elementen - Invloed op de rust - Invloed op openheid - Zichtbaarheid Waterhuishouding en - Grondwater Kwalitatief bodem - Oppervlaktewater - Hemelwaterafvoer - Bemalingswater Veiligheid - Bebouwing Kwantitatief, afstand tot - Verkeer en vervoer (lucht, weg, water, rail) object - Industrie - Leidingen en kabels (onder-/bovengronds) Ruimtegebruik - Straalpaden Kwalitatief en kwantitatief - Defensieradar - Landbouwareaal Elektriciteits- - Elektriciteitsproductie Kwantitatief, in kWh/jaar opbrengst - Terugverdientijd energie bouw Kwantitatief in maanden

- CO2-emissie reductie Kwantitatief, in ton/jaar

- NOx-emissie reductie Kwantitatief, in ton/jaar

- SO2-emissie reductie Kwantitatief, in ton/jaar

Om de effecten van de varianten per aspect te kunnen vergelijken, worden deze op basis van een + / - schaal beoordeeld ten opzichte van de nulvariant. Hiervoor wordt de volgende beoordelingsschaal gehanteerd, zoals weergegeven in tabel 5.2. De beoordeling wordt gemotiveerd.

Tabel 5.2 Scoringsmethodiek Score Oordeel ten opzicht van de referentiesituatie (nulvariant)

-- Het voornemen leidt tot een sterk merkbare negatieve verandering - Het voornemen leidt tot een merkbare negatieve verandering

0 Het voornemen onderscheidt zich niet van de referentiesituatie

+ Het voornemen leidt tot een merkbare positieve verandering

++ Het voornemen leidt tot een sterk merkbare positieve verandering

Indien de effecten marginaal zijn, wordt dit in de voorkomende gevallen aangeduid met 0/+ (marginaal positief) of 0/- (marginaal negatief).

Waar zinvol wordt gebruik gemaakt van het planMER voor de gemeentelijke structuurvisie31 waarin al veel milieu-informatie is opgenomen.

31 Windplan Wieringermeer, Milieu-effectrapport, gemeente Wieringermeer, 11 februari 2011 en Oplegnotitie Windplan Wieringermeer, 4 augustus 2011

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

65

5.4 Mitigerende maatregelen De in het MER aan te geven negatieve milieueffecten kunnen door middel van het uitvoeren van mitigerende maatregelen, verzacht worden of teniet worden gedaan. In het MER worden deze maatregelen beschreven en aangegeven wordt welk effect de mitigerende maatregelen naar verwachting hebben.

5.5 Leemten in kennis In het MER wordt aangegeven welke belangrijke informatie niet beschikbaar is en welke gevolgen dit heeft voor de effectbepaling en -beoordeling. Waar mogelijk wordt aangegeven welke aanvullende onderzoeken deze leemten kunnen wegnemen.

5.6 Evaluatie In het MER wordt aangegeven welke milieuaspecten tijdens en na het realiseren van het voornemen onderwerp van monitoring en evaluatie dienen te zijn, met als doel na te gaan wat de daadwerkelijk optredende milieueffecten zijn. Eventueel kunnen op basis daarvan maatregelen getroffen worden.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

66

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

67

6 PROCEDURES EN BESLUITVORMING

6.1 Inleiding Ter ondersteuning van de besluitvorming over het inpassingsplan en de benodigde vergunningen voor windpark Wieringemeer is een m.e.r.-procedure van toepassing. Besluitvorming bestaat over de locatie en over de voorwaarden waaronder het initiatief kan worden gerealiseerd en geëxploiteerd.

Achtereenvolgens worden de relevante besluiten voor het initiatief besproken en de m.e.r.- procedure. Bij de m.e.r.-procedure is eveneens aangegeven op welke wijze kan worden gereageerd op de conceptnotitie reikwijdte en detailniveau.

6.2 Rijksinpassingsplan De planologische inpassing van het voornemen vindt plaats in een rijksinpassingsplan, dit is een bestemmingsplan op rijkniveau. De ministers van EZ en IenM stellen het inpassingsplan vast. De ministers zijn op grond van de Elektriciteitswet 1998 het bevoegd gezag voor windparken van 100 MW of meer. In het inpassingsplan wordt de positie van de windturbines aangewezen en de voorwaarden waaronder de windturbines kunnen worden gerealiseerd. De voorwaarden hebben met name betrekking op de maximale en/of minimale dimensies van de windturbines en de bijbehorende voorzieningen.

Het op te stellen MER vormt een bijlage van het inpassingsplan en in het inpassingsplan worden de resultaten van het MER gemotiveerd meegewogen met alle andere relevante belangen die in het kader van de ruimtelijke ordening tegen elkaar dienen te worden afgewogen.

De besluitvorming verloopt conform de procedure van de rijkscoördinatieregeling welke in de volgende paragraaf kort is toegelicht. Op de procedure is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent onder meer dat de beroepsprocedure in tijd wordt verkort.

6.3 Vergunningen Voor de realisatie en exploitatie van het windpark zijn diverse vergunningen benodigd. Dit betreft in elk geval de omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de watervergunning op grond van de Waterwet. Beide vergunningen zijn een bundeling van vroegere separate vergunningen zoals de bouwvergunning, de milieuvergunning, de Natuurbeschermingswetvergunning, de Wbr-vergunning en de lozingsvergunning. De gemeente Hollands Kroon is het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor de watervergunning.

Rijkscoördinatieregeling en Crisis- en herstelwet Op 31 maart 2010 is de Crisis- en herstelwet in werking getreden en sinds 25 april 2013 is deze wet permanent geworden. Het doel van de wet is om de besluitvorming over bepaalde bouwprojecten te versnellen. De Crisis- en herstelwet omvat maatregelen voor specifieke (categorieën) ruimtelijke en infrastructurele projecten en wijzigt bijzondere wetten waaronder de

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

68

Wet ruimtelijke ordening en de Elektriciteitswet 1998. Eén van deze categorieën zijn projecten voor de aanleg of uitbreiding van productie installaties voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie met een capaciteit van ten minste 100 MW, zoals windpark Wieringermeer. De maatregelen betreffen onder andere het stroomlijnen en versnellen van procedures.32De Crisis- en herstelwet is van toepassing op . De minister van EZ treedt in dit geval op als projectminister.

De rijkscoördinatieregeling, onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (paragraaf 3.6.3), houdt in dat alle ontwerp- en definitieve besluiten gelijktijdig ter inzage worden gelegd. Op dat moment kan eenieder een reactie (zienswijze) geven. De bevoegde gezagen nemen vervolgens de definitieve besluiten, rekening houdend met de ontvangen adviezen en zienswijzen, welke wederom gelijktijdig (gecoördineerd) ter inzage worden gelegd. Als een burger of organisatie het niet eens is met één of meer van de besluiten, kan hij/zij beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De projectminister bepaalt onder de rijkscoördinatieregeling de uiterlijke termijnen waarop de bevoegde gezagen de besluiten dienen aan te leveren.

De bevoegdheden ten aanzien van het nemen van besluiten (ontheffingen en vergunningen) blijven bij rijkscoördinatie ongewijzigd:  De initiatiefnemers blijven verantwoordelijk voor een goede projectvoorbereiding en het aanvragen van alle benodigde vergunningen;  De vergunningen, ook wel 'uitvoeringsbesluiten' genoemd, blijven de verantwoordelijkheid van dezelfde overheden als wanneer het project niet door het Rijk gecoördineerd zou worden. De projectminister bepaalt echter in overleg met de betrokken overheden wanneer alle ontwerpbesluiten en definitieve besluiten uiterlijk aangeleverd moeten worden. Ook verzorgt de projectminister de terinzagelegging en de bekendmaking.

6.4 De m.e.r.-procedure De wet schrijft voor dat de procedures voor het projectMER en het planMER gecombineerd en gelijktijdig moeten worden doorlopen en ook dat in beginsel één gecombineerd MER wordt gemaakt.33 In deze paragraaf wordt weergegeven welke stappen worden doorlopen voor de (uitgebreide) m.e.r.-procedure.

Mededeling van voornemen aan bevoegd gezag Omdat in de combinatieprocedure sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit op aanvraag, vereist artikel 7.27, eerste lid, Wet milieubeheer, dat de initiatiefnemer een mededeling doet aan het bevoegd gezag van het voornemen om een aanvraag te doen voor een m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit. Het desbetreffende bevoegde gezag is het bevoegd gezag voor de vergunning.

Openbare kennisgeving Het bevoegde gezag geeft openbaar kennis van het voornemen om een m.e.r.-plichtig besluit voor te bereiden. Daarin staat:

32 Zoals de beperking van beroepsrecht (een decentrale overheid als belanghebbenden kan geen beroep instellen tegen een besluit van de centrale overheid), een versnelde behandeling door de bestuursrechter van (hoger) beroep en geen mogelijkheid voor belanghebbenden voor een pro-forma beroep of aanvulling van de beroepsgronden. 33 Zie artikel 3.35, zesde lid van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 14.4b van de Wet milieubeheer.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

69

 Dat stukken ter inzage worden gelegd;  Waar en wanneer dit gebeurt;  Dat er gelegenheid is zienswijzen in te dienen;  Aan wie, op welke wijze en binnen welke termijn;  Of de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie m.e.r.) om advies zal worden gevraagd over het opstellen van het MER.

Raadpleging adviseurs en betrokken bestuursorganen Het bevoegd gezag raadpleegt de adviseurs en de overheidsorganen die bij de voorbereiding van het plan moeten worden betrokken over de reikwijdte en het detailniveau van het MER. De onafhankelijke Commissie m.e.r. wordt inzake het initiatief van windpark Wieringermeer vrijwillig om advies gevraagd34. Raadpleging gebeurt door deze conceptnotitie reikwijdte en detailniveau naar de adviseurs, relevante overheden en de Commissie m.e.r. te zenden met het verzoek om advies.

Zienswijzen indienen De conceptnotitie reikwijdte en detailniveau wordt in het kader van de hiervoor beschreven openbare kennisgeving voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd, zodat iedere betrokkene zienswijzen in kan dienen voor de reikwijdte en het detailniveau van het op te stellen MER.

Opstellen MER De eisen waaraan het MER moet voldoen, zijn beschreven in artikel 7.7 en artikel 7.23, eerste lid van de Wet milieubeheer. Samengevat moet het MER in elk geval bevatten/beschrijven:  Het doel van het project;  Een beschrijving van het project en de ‘redelijkerwijs in beschouwing te nemen’ alternatieven, zowel (bijvoorbeeld) qua ligging als qua inrichting;  Welke plannen er eerder voor deze activiteit zijn vastgesteld en welke alternatieven daarin waren opgenomen;  Voor welk(e) besluit(en) het MER wordt gemaakt en welke besluiten met betrekking tot het project al aan het MER vooraf zijn gegaan;  Een beschrijving van de ‘huidige situatie en de autonome ontwikkeling’ in het plangebied;  Welke gevolgen het project en de alternatieven hebben voor het milieu en een motivering van de manier waarop deze gevolgen zijn bepaald en beschreven en een vergelijking van die gevolgen met de ‘autonome ontwikkeling’;  Effectbeperkende c.q. mitigerende maatregelen;  Leemten in kennis;  Een publiekssamenvatting.

Openbaar maken van het MER en raadpleging Commissie m.e.r. Het MER wordt voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd en voor advies verzonden aan de Commissie voor de m.e.r. Ter inzage legging gebeurt in principe gelijktijdig met de ter inzage legging (6 weken) van het ontwerp-inpassingplan en de ontwerpvergunningen (de zogenaamde ontwerpbesluiten), aangezien dit op basis van de Rijkscoördinatieregeling gelijk oploopt.

34 Het inschakelen van de Commissie m.e.r. is in deze fase niet verplicht.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

70

Zienswijzen indienen Eenieder kan zienswijzen indienen op het MER, het ontwerp-inpassingplan en de ontwerpvergunningen. De termijn is daarvoor zes weken vanaf het moment dat de stukken ter inzage worden gelegd.

Advies Commissie voor de m.e.r. De Commissie voor de m.e.r. geeft een toetsingsadvies op de inhoud van het MER waarbij zij – indien gewenst door het bevoegde gezag- de ingekomen zienswijzen betrekt. Eventueel geven de zienswijzen en het advies van de Commissie voor de m.e.r. aanleiding tot het maken van een aanvulling op het MER, bijvoorbeeld om een aantal zaken wat verder uit te diepen of nadere accenten te leggen.

Vaststellen inpassingsplan en vergunningen inclusief motivering De bevoegd gezagen stellen het definitieve inpassingsplan en de definitieve vergunningen vast. Daarbij geven zij aan hoe rekening is gehouden met de in het MER beschreven milieugevolgen en wat de overwegingen zijn met betrekking tot de in het MER beschreven alternatieven, de zienswijzen en het advies van de Commissie voor de m.e.r.

Bekendmaken inpassingsplan en besluiten De definitieve besluiten worden bekendgemaakt en ter inzage gelegd voor een periode van 6 weken. Tegen de definitieve besluiten kunnen degenen die een zienswijze hebben ingediend tegen de ontwerpbesluiten, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Evaluatie Het bevoegd gezag evalueert de werkelijk optredende milieugevolgen en neemt zo nodig maatregelen om de gevolgen voor het milieu te beperken.

6.5 Informatie en inspraak Bij dit project zijn twee formele inspraakmomenten: tijdens de terinzagelegging van onderhavige conceptnotitie reikwijdte en detailniveau en bij de terinzagelegging van het ontwerp- inpassingplan en de ontwerpbesluiten, inclusief het MER. De plaatsen en tijden van deze beide periodes van inspraak worden bekend gemaakt door middel van publicatie in één of meerdere dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Na verwerking van de zienswijzen worden de definitieve besluiten vastgesteld. Tegen die besluiten kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Schriftelijke reacties kunnen gedurende de inspraaktermijn onder vermelding van ‘Conceptnotitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer’ worden gestuurd naar:

Bureau Energieprojecten Inspraakpunt windpark Wieringermeer Postbus 23 2290 AA Wateringen

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

71

Meer informatie over de achtergrond van het project is te vinden via de volgende website: www.windplanwieringermeer.nl. Daar bestaat ook de mogelijkheid om een abonnement te nemen op de elektronische nieuwsbrief van het windproject.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

72

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

73

BIJLAGE 1

LITERATUUR

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

74

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

75

LITERATUURLIJST

Arcadis, Oplegnotitie Windplan Wieringermeer, 4 augustus 2011.

Arcadis, Windplan Wieringermeer, koppeldocument versie 3.0, 11 februari 2011.

Arcadis, Windplan Wieringermeer, Milieu-effectrapport, gemeente Wieringermeer, 11 februari 2011.

Europese Commissie, 2010. Guidance document. Wind energy developments in Natura 2000.

Gemeente Wieringermeer, Beleidsnotitie participatie Windplan Wieringermeer, 7 juli 2011

Gemeente Wieringermeer, Bestemmingsplan Buitengebied 2009.

Gemeente Wieringermeer, Structuurplan Wieringermeer 2006-2016.

Gemeente Wieringermeer, Structuurvisie Gemeente Wieringermeer, vaststelling 23 juni 2011.

Gemeente Wieringermeer, Structuurvisie Wieringermeer, de ontbrekende schakel?, 2002.

Gemeente Wieringermeer, Structuurvisie Windplan Wieringermeer, vaststelling 3 november 2011.

IPO, 2011. Ruimtelijke reserveringen windenergie in de provincies, kenmerk MIL 04459a/2011),

Ministerie van EL&I, 2011. Brief Tweede Kamer. Aanbieding energierapport. Kenmerk ETM/11081160, 10 juni 2011

Ministerie van EL&I, 2011. Energierapport 2011.

Ministerie van IenM, 2011. Brief Tweede Kamer inzake het ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Ministerie van IenM, 2011. Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk.

Ministerie van IenM, 2012. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Ministerie van Infrastructuur en Milieu, ontwerp-Structuurvisie Windenergie op Land, maart 2013.

Ministerie van Infrastructuur en Milieu, PlanMER Structuurvisie Wind op Land, maart 2013.

Ministerie van VROM, 2007. Derde Nota Waddenzee (deel 4).

Ministeries van EL&I en IenM, 2010. Reactie brief IPO windenergie, kenmerk: LOK2011044666. 17 mei 2011.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

76

Ministeries van EZ, VROM, V&W Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat en LNV, 2002. Integrale visie IJsselmeergebied 2030. De koers verlegd.

Ministeries van VROM, V&W en LNV, 2009. Nota IJsselmeergebied 2009-2015.

Provincie Noord-Holland , Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013.

Provincie Noord-Holland, Structuurvisie Noord-Holland 2040, 17 december 2012

Provincie Noord-Holland, Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, 17 december 2012

Provincie Noord-Holland, Beleidskader Wind op land, 17 december 2012

Reageerakkoord kabinet Rutte II “Bruggen slaan”, oktober 2012.

Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en projectbureau Belvedere, Handreiking Cultuurhistorie in m.e.r. en MKBA, 2008.

Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Nationale Atlas Volksgezondheid.

TNO, Hinder door geluid van windturbines – dosis-effectrelaties, 2008-D-R1051/B.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013 Pondera Consult

1

BIJLAGE 2

GEBRUIKTE TERMEN EN AFKORTINGEN

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

2

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

3

GEBRUIKTE TERMEN EN AFKORTINGEN

Alternatief Andere wijze dan de voorgenomen activiteit om (in aanvaardbare mate) tegemoet te komen aan de doelstelling(en). De Wet milieubeheer schrijft voor, dat in een MER alleen alternatieven moeten worden beschouwd, die redelijkerwijs in de besluitvorming een rol kunnen spelen. Synoniem voor variant, maar in deze notitie gebruikt om het verschil met inrichtingsvarianten aan te geven. Naast de inrichtingsvarianten worden locatiealternatieven onderscheiden.

Ashoogte De hoogte van de rotor-as, waaraan de rotorbladen van de windturbine zijn bevestigd, ten opzichte van het maaiveld.

Autonome ontwikkeling Veranderingen, die zich in het milieu zullen voltrekken als noch de voorgenomen activiteit, noch een van de alternatieven worden gerealiseerd. Zie ook ‘nulalternatief’ en ‘referentiesituatie’.

Bevoegd gezag In het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening: één of meer overheidsinstanties die bevoegd zijn om over de activiteit van de initiatiefnemer het besluit te nemen waarvoor het Milieueffectrapport wordt opgesteld.

Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie voor de m.e.r.) Commissie van onafhankelijke deskundigen die het bevoegd gezag adviseert over de gewenste inhoud van het milieueffectrapport en in een latere fase in het toetsingsadvies over de kwaliteit van het milieueffectrapport.

Conceptnotitie R&D Zie bij ‘Notitie R&D’.

Initiatiefnemer Degene die een m.e.r.-plichtige activiteit wil ondernemen.

Mitigatie Het verminderen van nadelige effecten (op het milieu) door het treffen van bepaalde maatregelen.

Milieueffectrapportage (m.e.r.) De procedure van milieueffectrapportage; een hulpmiddel bij de besluitvorming, dat bestaat uit het maken, beoordelen en gebruiken van een milieueffectrapport en het evalueren achteraf van de gevolgen voor het milieu van de uitvoering van de activiteit waarvoor een milieueffectrapport is opgesteld.

MER Milieueffectrapport. Een openbaar document waarin van een voorgenomen activiteit van redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven of varianten de te verwachten gevolgen

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

4

voor het milieu in hun onderlinge samenhang op systematische en zo objectief mogelijke wijze worden beschreven.

MW Megawatt = 1.000 kilowatt = 1.000 kW. kW is een eenheid van elektrisch vermogen.

Notitie R&D Dit staat voor ‘notitie reikwijdte en detail(niveau)’. Deze notitie wordt vastgesteld op basis van de conceptnotitie reikwijdte en detail(niveau) (ook wel ‘startnotitie’ genoemd) en de daarop ontvangen zienswijzen, reacties en adviezen. Inhoudelijk geeft de notitie reikwijdte en detailniveau aan wat (reikwijdte) en met welke diepgang (detailniveau) onderzocht en beschreven dient te worden in het milieueffectrapport (het MER).

Nulalternatief of nulvariant Bij dit alternatief wordt uitgegaan van de bestaande situatie en de autonome ontwikkeling. Dit alternatief dient als referentiekader voor de effectbeschrijving van de andere alternatieven.

Plangebied Het gebied, waarbinnen de voorgenomen activiteit of een van de alternatieven kan worden gerealiseerd. Vergelijk: studiegebied.

Referentiesituatie Zie ‘Nulalternatief’.

Rijksinpassingsplan De planologische inpassing van een initiatief (windpark) waarbij het Rijk bevoegd gezag is.

Rotordiameter De diameter van de denkbeeldige cirkel die door de rotorbladen (wieken) van de windturbine worden bestreken.

Studiegebied Het gebied, waarbinnen de milieugevolgen dienen te worden beschouwd. De omvang van het studiegebied kan per milieuaspect verschillen. Vergelijk: plangebied.

Tiphoogte Maat die voor windturbines wordt gebruikt om de maximale hoogte vanaf de grond aan te geven wanneer een rotorblad verticaal staat. De tiphoogte is gelijk aan de ashoogte + halve rotordiameter.

Variant Synoniem voor alternatief, maar in deze notitie gebruikt om het verschil met locatiealternatieven aan te geven. Naast de locatiealternatieven worden inrichtingsvarianten onderscheiden.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

5

Wettelijke adviseurs Adviseurs die geraadpleegd worden door het bevoegd gezag teneinde een advies te krijgen over het plan en het MER. Veelal gaat het hierbij om de Regionale Inspectie van het Ministerie van IenM, de lokale afdeling van het Ministerie van Economische Zaken, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, het hoogheemraadschap en eventueel buurgemeenten en provincie(s).

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

6

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

1

BIJLAGE 3

LOCATIEALTERNATIEVEN

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

2

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

3

Leeswijzer Deze bijlage is ter informatie hier opgenomen omdat de inhoudelijke analyse reeds indicatief heeft plaatsgevonden. De finale effectbeschrijving, beoordeling en vergelijking van de alternatieven vindt plaats in het MER, niet in de NRD die slechts tot doel heeft om eenieder te informeren over reikwijdte en detail.

1 BESCHRIJVING LOCATIEALTERNATIEVEN

1.1 Inleiding Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, is een afbakening gemaakt van het zoekgebied waarin naar locatiealternatieven worden gezocht.

Nederland → SVIR gebieden Het Rijk heeft in de SVIR gebieden op land gereserveerd die zij kansrijk acht voor grootschalige windenergie (zie ook paragraaf 2.2 in de hoofdtekst). De gebieden zijn aangewezen op basis van landschappelijke en natuurlijke kenmerken, in combinatie met de heersende gemiddelde windsnelheid. Dit zijn de grote meren, grootschalige agrarische productielandschappen, industriecomplexen en haventerreinen. De kansrijke gebieden uit de SVIR vormen de basis van het zoekgebied (zie ook figuur 3.1 in de hoofdtekst, kaart linksboven).

SVIR gebieden → SWOL regio IJsselmeer Het nationale beleid voor windenergie uit de SVIR is nader uitgewerkt in de (ontwerp)structuurvisie Windenergie op land (SWOL). Deze (ontwerp)structuurvisie benoemt locaties voor grootschalige windenergie, waaronder de locatie van windpark Wieringermeer. De ontwerp-SWOL bevat ook de bestuurlijke afspraken die tussen Rijk en provincies zijn gemaakt. De locaties zijn op basis van een planMER35 en in overleg met de provincies tot stand gekomen.

In de ontwerp-SWOL is Nederland in drie regio’s ingedeeld waar ruimte aanwezig wordt geacht voor grootschalige windopstellingen. Eén van die regio’s is het IJsselmeergebied (zie ook figuur 3.1 in de hoofdtekst, kaart rechtsboven en linksonder). Dit gebied omvat naast het IJsselmeer en Markermeer ook delen van het ‘vaste land’ van de provincies Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland. Het onderzoek naar locatiealternatieven voor windpark Wieringermeer is op dit gebied toegespitst (figuur 3.1 in de hoofdtekst, kaart rechtsonder).

In de paragrafen hierna wordt een beschrijving gegeven van de locaties die worden beoordeeld. In 1.2 staan de locaties in Noord-Holland centraal, in 1.3 locaties in het IJsselmeer en Markermeer, in 1.4 locaties in Friesland en in 1.5 locaties in Flevoland. In paragraaf 1.6 worden de locatie beoordeeld volgens het beoordelingskader dat in hoofdstuki 3 is opgenomen.

35 PlanMER Structuurvisie Wind op Land, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, maart 2013.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

4

1.2 Locaties in de provincie Noord-Holland

1.2.1 Inleiding Het windbeleid van de provincie Noord-Holland bevat een aantal voorkeursgebieden voor windenergie en geeft voorwaarden voor de plaatsing van grote windturbines (zie ook paragraaf 2.2 in de hoofdtekst). In de structuurvisie Noord-Holland 2040 reserveert de provincie in Noord- Holland Noord ruimte voor de realisatie van circa extra 600MW. De Wieringermeerpolder valt binnen dit gebied. Met een moratorium op de provinciale ruimtelijke verordening en in de provinciale structuurvisie is de locatie Wieringermeer de enige locatie binnen Noord-Holland waar de provincie een grootschalig windpark toestaat. Omdat a) de Structuurvisie Windenergie op Land nog niet definitief is vastgesteld, b) nog onvoldoende milieuinformatie bestaat ter onderbouwing van de locatiekeuze voor de Wieringermeerpolder en c) de rijkscoördinatieregeling van toepassing is op windpark Wieringermeer, is onderzocht of en waar in de provincie Noord-Holland ruimte is voor een groot windpark, inclusief locaties die niet (direct) aansluiten bij het provinciale beleid.

De jongere polders (na 1930) rond de Grote Meren, Flevoland en de Wieringermeer, kennen een grootschalige hoofdverkaveling en grofmazige infrastructuur en heldere bedijking langs het IJsselmeer. In de polders zijn windparken en solitaire windturbines aanwezig. Naast de locatie in de Wieringermeerpolder is er op het eerste oog weinig ruimte voor grootschalige windenergie. Ook vliegveld de Kooy, Schiphol en het duinengebied zijn belemmerend voor een grootschalig windpark. Rekening houdend met deze belemmeringen en die in 3.3.2 in de hoofdtekst zijn genoemd, zijn de volgende locaties geïdentificeerd:  Wieringermeerpolder (voornemen);  Hollands Kroon;  West Friesland;  Beemster;  Noordzeekanaalgebied.

De locatie Beemster biedt ruimte voor circa 230 MW, en vormt daarmee een min of meer zelfstandig locatiealternatief voor de Wieringermeer (ruimte voor 300-400 MW). Dit geldt niet voor de andere locaties waar beduidend minder vermogen geplaatst zou kunnen worden. Deze vormen uitsluitend in combinatie met elkaar of met één van de kleinere locaties een reëel alternatief om tot 300-400 MW te komen.

1.2.2 Wieringermeerpolder De locatie ligt in de polder van Noord-Holland tussen de kernen Medemblik, Den Oever en Schagen in de gemeente Hollands Kroon. De A7 loopt dwars door het gebied. De locatie omvat overwegend agrarisch land en het Robbenoordbos en Dijkgatbos aan de noordzijde van de locatie. Er zijn enkele woonkernen binnen de locatie aanwezig, te weten Middenmeer, Wieringerwerf, Kreileroord en Slootdorp. Voor de locatie is de typering ‘landelijk’ gehanteerd.

Het landgebruik in het zoekgebied is overwegend agrarisch land. In de polder is veel water aanwezig in de vorm van met rietzones omgeven randkanalen en sloten. In het zuidelijke gedeelte van de Wieringermeer neemt de grootschalige glastuinbouw toe en aan de

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

5

noordwestkant legt de bollenteelt een steeds groter beslag op het landschap. Er ligt geen Natura 2000-gebied in het gebied, wel liggen IJsselmeer en Waddenzee in de nabijheid.

1.2.3 Hollands Kroon De locatie ligt in de polder van Noord-Holland tussen de kernen Anna Palowna, Kolhorn en Schagen in de gemeente Hollands Kroon en de gemeente Schagen. De locatie omvat overwegend agrarisch land en er staan al diverse windturbines in en nabij de locatie. Er zijn enkele woonkernen binnen de locatie aanwezig, te weten Oudesluis en Wieringerwaard. Voor de locatie is de typering ‘landelijk’ gehanteerd.

De Kop van Noord-Holland omvat een opeenvolgende reeks van planmatige aandijkingen achter een smalle, kunstmatig gesloten duinenrij (Wieringerwaard, 1610; de Waardpolder, 1834; de Anna Paulownapolder, 1846 en de Groetpolder, 1847). Het gebied sluit aan op de eerste van de Zuiderzeepolders, de veel jongere Wieringermeerpolder (1930). De Groetpolder heeft een geometrische opzet en is een voorloper van de reeks Zuiderzeepolders. In het gebied ligt een waardevol en gaaf veenweidelandschap van middeleeuwse oorsprong. Het wordt gekenmerkt door de vele bebouwingslinten en de lange opstrekkende verkaveling met een enigszins onregelmatig patroon van vele sloten en dwarssloten. Het gebied wordt doorsneden door de uitlopers van het voormalige Amsteldiep, de Zijpe, de Hooge Oude Veer en het Waardkanaal.

In de polder is veel water aanwezig in de vorm van vaarten en sloten. Er ligt geen Natura 2000 en/of beschermde Natuurmonumenten in het gebied. Wel ligt het Waddengebied ten noorden van de locatie en liggen het Zwanenwater en Pettemerduinen ten westen van het gebied.

1.2.4 West Friesland De locatie ligt in de polder van Noord-Holland tussen de kernen Winkel, Opperdoes en Benningbroek in de gemeente Medemblik en de gemeente Opmeer. De A7 loopt dwars door het gebied. De locatie omvat overwegend agrarisch land en er staan al diverse windturbines in en nabij de locatie (allen in de gemeente Medemblik). Er zijn enkele woonkernen binnen de locatie aanwezig, te weten Abbekerk, De Weere en Twisk. Dit laatste dorp heeft een beschermd dorpsgezicht. Voor de locatie is de typering ‘weinig stedelijk’ gehanteerd.

De noordelijke begrenzing van de locatie vormt de in de 13e eeuw aangelegde Westfriese Omringdijk, de voormalige kustlijn van de Zuiderzee tot aan de inpoldering van de Wieringermeer in 1930. Het kleinschalige en fijnmazige veenweidegebied met een onregelmatige slagenverkavelingstructuur, wordt sinds de Tweede Wereldoorlog ook gebruikt voor de bollenteelt. Kenmerkend voor dit gebied zijn is de lintbebouwing langs structuurdragers als weg, dijk, kanaal of kreekrug.

De 17e eeuwse polder Bennemeer is gelegen tussen Abbekerk, Broerdijk en Twisk in. De polder heeft een bijna ronde omsloting. De weidsheid en openheid van het landschap, de historische kavelstructuur, de lintbebouwing en de vele kenmerkende vaak historische stolpboerderijen maken dit gebied tot een cultuurhistorisch waardevol landschap.

Er ligt geen Natura 2000 en/of beschermde Natuurmonumenten in het gebied. Het IJsselmeer ligt ten oosten van de locatie.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

6

1.2.5 Beemster De locatie ligt in de polder van Noord-Holland tussen de kernen Noordbeemster, Zuidoostbeemster en De Rijp in de gemeente Beemster. De A7 loopt dwars door het gebied. De locatie omvat overwegend agrarisch land. Er zijn enkele woonkernen binnen de locatie aanwezig, te weten Westbeemster en Middenbeemster. Voor de locatie is de typering ‘weinig stedelijk’ gehanteerd.

De Beemster is vanwege de perfecte verkaveling in 1999 uitgeroepen tot UNESCO Werelderfgoed. Een ander Werelderfgoed, de Stelling van Amsterdam, loopt ten zuiden van de locatie Beemster (15). Verder is de Beemster nog onderdeel van het Nationaal Landschap Laag Holland met kenmerken als openheid en oude geometrische inrichtingspatroon in de droogmakerijen.

Het Natura 2000-gebied De Eilandspolder ligt in het westen van de locatie. Daarnaast wordt het gebied omringd door enkele Natura-2000 gebieden. Direct ten oosten van het gebied ligt de Polder Zeevang en ten zuiden ligt het gebied Wormer- Jisperveld & Kalverpolder.

1.2.6 Noordzeekanaalgebied De locatie ligt aan weerszijde van het Noordzeekanaal. Op basis van de gehanteerde uitgangspunten kan er geen windpark op deze locatie opgericht worden met een omvang van meer dan 100 MW. Dit komt voornamelijk door de aanwezige vliegfunnels van Schiphol. Het is bekend dat er in het Noordzeekanaalgebied gekeken wordt naar een windpark van circa 150 MW. Daarom is deze locatie meegenomen in het locatieonderzoek.

Het betreft het gebied tussen grofweg Zaandam en IJmuiden. In het havengebied van Amsterdam en bij IJmuiden staan al diverse windturbines. Voor de locatie is de typering ‘matig stedelijk’ gehanteerd.

Het Noordzeekanaalgebied is een gebied dat zich kenmerkt door het Noordzeekanaal met aan de noordkant ervan open polderland. Het gebied ligt tussen de havengebieden van IJmuiden en Amsterdam in. De Stelling van Amsterdam loopt via de westrand van de locatie, een grootschalig windpark zal daar rekening mee dienen te houden. De locatie ligt wat betreft het open polderland in het Nationaal Landschap Laag Holland met typerende kenmerken als de lange kavelvormen, de grote openheid, de weelderige rietstroken en de zichtbare hoogteverschillen van de grond.

Het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid ligt hier voor een klein gedeelte in, maar voornamelijk ten zuidwesten van het Noordzeekanaalgebied. Het gebied is echter niet aangewezen voor vogel- of vleermuissoorten. Ook is het Natura 2000-gebied Polder Westzaan gedeeltelijk in het gebied gelegen. De meervleermuis wordt beschermd in dit gebied. Aan de oostkant van het gebied ligt het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld en Twiske.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

7

1.3 Locaties in het IJsselmeer en Markermeer

1.3.1 Inleiding Bij de selectie van alternatieve locaties is rekening gehouden met belemmeringen vanwege veiligheid, vaargeulen en –routes en militaire belangen (schietgebied ). Over het IJsselmeer loopt ook een aanvliegroute. Hieronder geldt een hoogtebeperking van 600 voet (183 meter). Het plaatsen van moderne windturbines onder de aanvliegroute is mogelijk. Rekening houdend met de genoemde beperkingen zijn in het IJsselmeer en het Markermeer vier locaties geïdentificeerd:  midden in het IJsselmeer;  langs de Friese IJsselmeerkust;  langs de Houtribdijk;  in het Markermeer.

De locaties in het IJsselmeer en Markermeer vertonen grote overeenkomsten waar het gaat om beschikbare ruimte, landschap en leefomgeving. Deze aspecten zijn daarom gezamenlijk besproken en niet per locatie uitgesplitst. De locatie ‘Friese IJsselmeerkust’ biedt ruimte voor ongeveer 130 MW en de locatie langs de Houtribdijk voor ongeveer 200 MW. Voor de overige locaties in de grote meren is een vermogen gelijk aan dat van het voornemen (Wieringermeer, 300-400 MW) mogelijk. De locaties in het midden van het IJsselmeer en Markermeer vormen daarmee zelfstandige locatiealternatieven.

1.3.2 Beschrijving locaties De grote meren, Markermeer en IJsselmeer, zijn grote waterstructuren. De schaal van de grote meren neemt toe vanaf het IJmeer tot en met de Waddenzee. Dit wordt mede gedefinieerd door een tweetal infrastructurele werken:  de Afsluitdijk, als verbindend element tussen Noord-Holland en Friesland en anderzijds een dam tussen de Waddenzee en het IJsselmeer;  de Houtribdijk als enerzijds verbindend element tussen Noord-Holland en Flevoland en anderzijds als dam tussen het Markermeer en het IJsselmeer.

De Afsluitdijk als cultuurhistorische element wordt vooral gedefinieerd als een lange rechte dam met de grootse ruimte van het IJsselmeer. Kernkwaliteiten van het IJsselmeer zijn ontbreken van structuur welke resulteert in een grootse weidsheid. Voor de Waddenzee zijn deze rust, natuurlijkheid, weidsheid en het gevoel van leegte zowel vanaf het land als vanaf het water.

De historische havensteden en dorpen, zoals , , en Makkum in Friesland en Hoorn, Medemblik, Edam en Marken in Noord-Holland vormen van oudsher als oude handelssteden met havens de oriëntatiepunten langs de kust.

De IJsselmeerkust van Noord-Holland kenmerkt zich door een deels strakke historische dijkenloop, deels dijken rond jonge polders. Aan de zuidzijde ligt de havenstad Medemblik en aan de noordzijde Den Oever met een sluizencomplex welke een doorgang vormt tussen het IJsselmeer en de Waddenzee.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

8

De locaties in de grote meren liggen op vele kilometers afstand van steden en dorpen en daarmee woonbebouwing. Een uitzondering hierop is de locatie voor de Friese IJsselmeerkust in de gemeente Súdwest-Fryslân. Deze locatie ligt grotendeels in het IJsselmeer tussen Makkum en iets ten zuiden van Hindeloopen.

De vier locaties liggen allen in en nabij Natura 2000-gebieden. Het gaat om Natura 2000- gebieden IJsselmeer, Markermeer & IJmeer en/of Waddenzee.

1.4 Locaties in de provincie Friesland

1.4.1 Inleiding De begrenzing van het zoekgebied IJsselmeergebied uit de ontwerp-SWOL is aangehouden als zone voor alternatieve locaties. Een deel van de provincie Friesland valt binnen dit zoekgebied en een deel valt er buiten. Het deel dat er buiten valt wordt in deze locatieafweging niet meegenomen, conform de aanpak die in hoofdstuk 3 in de hoofdtekst is opgenomen. Het windbeleid van de provincie Friesland is uitgewerkt in de (ontwerp) Structuurvisie Windstreek 2012. Hierin zijn drie concentratiegebieden aangewezen voor windenergie. Alleen de locatie in het IJsselmeer heeft een potentieel van meer dan 100 MW. Dit is de locatie van het in voorbereiding zijnde windpark Fryslân, deze locatie is in de vorige paragraaf beschreven.

Binnen het zoekgebied voor locatiealternatieven is ook buiten de concentratiegebieden in de provincie Friesland (maar binnen het SVIR-gebied) onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor een groot windpark. De belemmeringenkaart laat echter zien dat er in Friesland geen gebieden zijn die voldoende ruimte bieden voor een windpark van 300 - 400 MW. Er is alleen ruimte te vinden voor een kleinere locatie (minimaal 100 MW) ten zuiden van Leeuwarden. Vanwege het beperkt op te stellen vermogen biedt deze locatie geen zelfstandige locatiealternatief voor windpark Wieringermeer. Combinaties van kleinere locatiealternatieven, die gezamenlijk tot een vermogen van circa 300 MW leiden, vormen wel volwaardige locatiealternatieven voor windpark Wieringermeer.

1.4.2 Leeuwarden-Zuid Tussen Leeuwarden en ligt locatie Leeuwarden-Zuid, het gebied wordt doorsneden door de spoorverbinding tussen deze steden. Het betreft hier een groot deel van de voormalige Middelzee en heeft hoofdzakelijk een agrarisch karakter (overwegend agrarisch grasland). De locatie ligt grotendeels in de gemeente Littenseradeel (circa 2/3), en voor een klein deel in de gemeente Leeuwarden en de gemeente . De locatie ligt in een gebied dat overwegend is aangeduid als landelijk. is ongeveer het middelpunt van deze locatie en met circa 1100 inwoners de grootste woonkern in het gebied. Bears en markeren de noordgrens, aan de zuidkant zijn dit Boazum en . Ten westen van de locatie ligt , Reduzum ligt op de oostgrens van de locatie. N384 en de N354 doorsnijden het zuidelijk deel van de locatie. Mantgum, Oosterend, Rien, Poppingawier en Weidum zijn beschermde dorpsgezichten.

Het zoekgebied ligt niet in Natura 2000-gebieden en/of beschermde Natuurmonumenten. Ten oosten van het zoekgebied ligt Natura 2000-gebied en Nationaal Park de Alde Faenen en ten zuiden het Sneekermeergebied.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

9

1.5 Locaties in de provincie Flevoland

1.5.1 Inleiding Ook de provincie Flevoland wordt beschouwd in het locatieonderzoek, aangezien de gehele provincie in het SVIR-gebied ligt (exclusief Noordoostpolder waar al een grootschalig windpark wordt aangelegd). De jongere polders (na 1930) rond de meren in Flevoland (en de Wieringermeer), kennen een grootschalige hoofdverkaveling en grofmazige infrastructuur. De bedijking tussen de polders en IJsselmeer zijn helder leesbare kenmerken in het landschap. In de polders zijn al windparken aanwezig en zichtbaar vanaf bijvoorbeeld de stranden langs het Veluwemeer met de blik op Flevoland (Strand Horst, Strand Nulde).

In de uitgestrekte polders van Flevoland is ondanks het grote aantal bestaande windturbines en het in ontwikkeling zijnde project ten noordoosten van Lelystad (Rivierduinen) ruimte voor grootschalige windprojecten. Rekening houdend met het vlieggebied en andere belemmeringen komen verschillende gebieden in aanmerking, te weten:  in Flevoland Oost;  in en om het Veluwemeer;  ten oosten van Almere.

Geen van de locaties in Flevoland biedt zelfstandig een alternatief en vormen uitsluitend in combinatie met elkaar een reëel alternatief voor een windpark van minimaal 300 MW.

1.5.2 Locatie Flevoland-Oost Het gebied ligt in Flevoland grotendeels ten oosten van Dronten, in de gelijknamige gemeente. De N307 en de N309 doorsnijden de locatie. Het landgebruik in het gebied is overwegend landbouw. Met uitzondering van Dronten kent het gebied een lage bevolkingsdichtheid die als ‘weinig stedelijk’ kan worden gekenmerkt.

Door het gebied lopen enkele brede weteringen. Ten oosten van de locatie ligt een uitgestrekt bosgebied (van noord naar zuid: Het Roggebotzand, Regenbos en De Albert). Binnen het zoekgebied liggen geen Natura 2000-gebieden en/of beschermde Natuurmonumenten. Het zoekgebied grenst aan Natura 2000-gebieden Ketelmeer & Vossemeer (noordzijde) en aan de Veluwerandmeren.

1.5.3 Locatie Flevoland-Veluwemeer De locatie ligt aan de zuidzijde van Flevoland, grotendeels in de gemeenten Zeewolde en Dronten en grenst aan de gemeente Harderwijk. De locatie omvat zowel polderland als delen van het Veluwemeer. De stad Harderwijk ligt op korte afstand van de locatie, het dorp Zeewolde ligt nog binnen de begrenzing van de locatie. Buiten deze plaatsen is het gebied dunbevolkt (21-250 inwoners/km2), en gekwalificeerd als weinig stedelijk.36

Het gebied omvat zowel binnendijks polderland als delen van het Horsterwold, Harderbroek en Wolderwijd. Het zoekgebied overlapt met het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren.

36 Dit is gebaseerd op de bevolkingsdichtheid 2012 en Omgevingsadressendichtheid 2012, Nationale Atlas Volksgezondheid (www. http://www.zorgatlas.nl).

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

10

1.5.4 Locatie Almere-Oost De locatie ligt in Flevoland ten zuidoosten van Almere (stad), in de gemeenten Almere en Zeewolde. De A27 loopt dwars door het gebied en haaks op de A27 doorsnijdt de N706 het gebied. In de nabijheid ligt vliegveld Lelystad. De locatie omvat overwegend bouwland en bosgebied, er zijn geen woonkernen, dorpen of steden binnen de locatie aanwezig. Daarom is voor deze locatie de typering ‘landelijk’ gehanteerd.37

Het landgebruik in het zoekgebied is overwegend bouwland. Door het gebied lopen enkele brede weteringen. Er ligt geen Natura 2000 en/of beschermde Natuurmonumenten in het gebied. Natura 2000-gebieden Lepelaarplassen en Oostvaardersplassen liggen ten noorden van de locatie en ten zuidwesten Natura 2000-gebied Eemmeer & Gooimeer Zuidoever.

1.6 Effectbeoordeling locatiealternatieven

1.6.1 Inleiding De effectbeoordeling van de locatiealternatieven op basis van het beoordelingskader vindt plaats per (milieu) thema. Een aantal locaties vormt door de beperkte ruimte geen zelfstandig alternatief voor Windpark Wieringermeer. Combinaties van dergelijke kleinere locaties (100-250 MW) waarmee een gezamenlijk vermogen 300 - 400 MW gerealiseerd kan worden, bieden wel een reëel en volwaardig locatiealternatief voor windpark Wieringermeer. De kleinere locaties zijn individueel beschreven en beoordeeld. Voor een goede vergelijking van de locatiealternatieven moet de som van de milieugevolgen van de ontwikkeling van twee of meer kleineren locaties worden afgezet tegen de gevolgen van één windpark van 300-400 MW.

1.6.2 Provincie Noord-Holland De volgende locaties worden in Noord-Holland beoordeeld:  Wieringermeerpolder (voornemen);  Hollands Kroon;  West Friesland;  Beemster;  Noordzeekanaalgebied.

Landschap Enkele van de jongere polders (na 1930) rond de meren, Flevoland en de Wieringermeer, met een grootschalige hoofdverkaveling en grofmazige infrastructuur en heldere landschapskenmerken als de grens tussen water en land, hebben voldoende landschappelijk draagvlak voor het ontwikkelen van een energielandschap. De Wieringermeerpolder, inclusief de locaties die daar dichtbij liggen (Hollands Kroon en West Friesland) scoren wat betreft landschap dan ook neutraal.

De Beemster is vanwege de perfecte verkaveling in 1999 uitgeroepen tot Werelderfgoed. Een ander Werelderfgoed, de Stelling van Amsterdam, loopt ten zuiden van de locatie Beemster. Verder is de Beemster nog onderdeel van het Nationaal Landschap Laag Holland met

37 Op basis van de omgevingsadressendichtheid is de gemeente Almere als stedelijk aangemerkt, voor de gemeente Zeewolde is dit matig stedelijk. Dit is niet representatief geacht voor de locatie.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

11

kenmerken als openheid en oude geometrische inrichtingspatroon in de droogmakerijen. Een grootschalig windpark op deze locatie scoort vanwege aantasting van deze kwaliteit sterk negatief (--).

Het Noordzeekanaalgebied ligt wat betreft het open polderland in het Nationaal Landschap Laag Holland met typerende kenmerken als de lange kavelvormen, de grote openheid, de weelderige rietstroken en de zichtbare hoogteverschillen van de grond. Door de hoge landschappelijke en cultuurhistorische waarden zal een grootschalig windpark in het open polderland sterk negatief scoren. Koppeling aan de havengebieden IJmuiden en Amsterdam biedt vanuit landschap weer kansen, daarom is negatief is gescoord (-).

Tabel I Beoordeling locaties Noord-Holland op landschap

Deellocatie Landschap

17 Wieringermeer (voornemen) 0

16 Hollands Kroon 0

15 West Friesland 0

14 Beemster --

13 Noordzeekanaalgebied -

Natuur

Natura 2000-gebieden De Natura 2000-gebieden IJsselmeer en Waddenzee liggen respectievelijk ten oosten en ten noorden van locatie Wieringermeerpolder. Op voorhand is niet uit te sluiten dat realisatie van een grootschalig windpark een negatief effect zal hebben op het behalen van de instandhoudingsdoelen van de genoemde Natura 2000-gebieden (externe werking). Het gaat hierbij om het effect op soorten waarvoor deze Natura 2000-gebieden zijn aangewezen die een binding hebben met de locatie, in dit geval zijn dat vooral de kleine zwaan, verschillende soorten ganzen en eenden en de lepelaar. Voorgaande geldt ook voor de locatie Hollands Kroon, al ligt deze locatie wel op grotere afstand van het IJsselmeer, waardoor de potentiele effecten kleiner zullen zijn. De vogels waarvoor het Natura 2000-gebied Zwanenwater en Pettemerduinen is aangewezen, hebben geen duidelijke relatie met locatie Hollands Kroon en negatieve effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelen van dit Natura 2000-gebied zijn daarom op voorhand uit te sluiten.

Locatie West Friesland ligt ten westen van het Natura 2000-gebied IJsselmeer. Ook in dit geval geldt dat op voorhand niet is uit te sluiten dat een grootschalig windpark een negatief effect zal hebben op het behalen van de instandhoudingsdoelen van dit gebied (externe werking). Hetzelfde geldt voor de locatie Beemster voor de Natura 2000-gebieden Eilandspolder, Polder Zeevang en Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder. Locatie Beemster overlapt deels met Natura 2000-gebied Eilandspolder. Ook wanneer alleen buiten dit Natura 2000-gebied windturbines gerealiseerd worden zijn negatieve effecten op het behalen van instandhoudingsdoelstellingen (externe werking) niet op voorhand uit te sluiten. Voor de locatie Noordzeekanaalgebied geldt dit voor de Natura 2000-gebieden Polder Westzaan (ligt deels binnen het zoekgebied) en Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld en Twiske. Het effect op

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

12

Natura 2000-gebieden (externe werking) is voor het Noordzeekanaalgebied in vergelijking met de andere locaties minder negatief geschat omdat soorten waarvoor de omringende Natura 2000-gebieden zijn aangewezen in beperkte mate een relatie hebben met het zoekgebied.

Tabel II Gevolgen Natura 2000-gebieden locaties Noord-Holland

Deellocatie Natura 2000- Externe werking gebied(en) 17 Wieringermeerpolder IJsselmeer lepelaar, kleine zwaan, toendrarietgans, (voornemen) kolgans, grauwe gans, brandgans, smient, wilde eend Waddenzee lepelaar, kleine zwaan, grauwe gans, toendrarietgans, brandgans, smient, wilde eend 16 Hollands Kroon IJsselmeer kleine zwaan, toendrarietgans, kolgans, grauwe gans, brandgans Waddenzee kleine zwaan, grauwe gans, toendrarietgans, brandgans, rotgans 15 West Friesland IJsselmeer lepelaar, kleine zwaan, toendrarietgans, kolgans, grauwe gans, brandgans, smient, wilde eend 14 Beemster Eilandspolder lepelaar, smient, wintertaling, goudplevier, kievit, grutto Polder Zeevang kleine zwaan, kolgans, grauwe gans, brandgans, smient, goudplevier, kievit, grutto, wulp Wormer- meervleermuis, roerdomp, smient, slobeend, Jisperveld & grutto Kalverpolder 13 Noordzeekanaalgebied Polder Westzaan meervleermuis Ilperveld, meervleermuis, roerdomp, bruine kiekendief, Varkensland, grauwe gans, smient, krakeend, slobeend, Oostzanerveld grutto en Twiske

Vogels De ontwikkeling van een grootschalig windpark kan de kwaliteit van het gebied voor vogels aantasten. Voor akker- en weidevogels die in de zoekgebieden broeden betekent dit dat in minder hoge dichtheden gebroed zal worden. De vogels kunnen tijdens foerageer- en baltsvluchten bovendien in aanvaring komen met de windturbines. Dit speelt voor alle locaties in enige zin en met name locatie West Friesland is van belang voor broedende weidevogels. Een groot deel van dit gebied is dan ook aangewezen als weidevogelleefgebied.

Locatie Wieringermeerpolder herbergt een bolwerk van broedende bruine kiekendieven. Deze vogels kunnen verstoord worden door de plaatsing van een grootschalig windpark en ook kunnen er aanvaringsslachtoffers van deze soort verwacht worden. In West Friesland komt een concentratie van broedende steenuilen voor. Aan de westzijde van locatie Noordzeekanaal broeden verschillende soorten meeuwen (stormmeeuw, kleine mantelmeeuw, zilvermeeuw).

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

13

Wanneer hier een grootschalig windpark gerealiseerd wordt zullen veel meeuwen slachtoffer kunnen worden van een aanvaring met de windturbines. De locaties West Friesland en Wieringermeerpolder zijn van belang als foerageergebied voor lepelaars die broeden in het IJsselmeer (Vooroever bij Andijk). De Wieringermeer wordt ook door lepelaars die in de (omgeving van de) Waddenzee broeden als foerageergebied gebruikt. Daarnaast wordt ook de locatie Beemster door de lepelaar als foerageergebied gebruikt. De plaatsing van een grootschalig windpark kan leiden tot verstoring van deze gebieden waardoor de kwaliteit van het foerageergebied af zal nemen.

Door de plaatsing van een groot aantal windturbines zal voor ganzen en zwanen het foerageergebied in de polders als gevolg van verstoring minder geschikt worden. Dit geldt in principe voor alle locaties, maar is voornamelijk in de Wieringermeerpolder van belang en het minst in het Noordzeekanaalgebied. In de Beemster gaat het vooral om foeragerende smienten. Ganzen en zwanen passeren onderweg van de foerageergebieden in de polders naar slaapplaatsen in omringende gebieden dagelijks de turbineopstellingen en lopen daarbij het risico om in aanvaring te komen met de windturbines. Dit geldt ook voor andere watervogels die dagelijks door het zoekgebied vliegen. De aanvaringsrisico’s van ganzen en zwanen zijn weliswaar laag, maar het aantal ganzen en zwanen is met name in de Wieringermeerpolder hoog.

Alleen aan de uiterste westzijde van locatie Noordzeegebied treedt een verdichting van de trekstroom op (stuwing) waardoor het optreden van meer dan incidentele slachtoffers onder vogels op seizoenstrek niet uitgesloten kan worden. In de rest van dit zoekgebied en op de andere locaties vindt de trek voornamelijk in een breed front plaats, waardoor de kans op meer dan incidentele slachtoffers onder vogels op seizoentrek gering is.

Vleermuizen Locatie Wieringermeerpolder is een overwegend open gebied met een lage dichtheid aan foeragerende vleermuizen. Alleen in en nabij het Robbenoordbos en Dijkgatsbos in het noorden van het zoekgebied en langs het Amstelmeer en Waardkanaal aan de westrand van het zoekgebied is de dichtheid foeragerende vleermuizen hoog. Over het noordelijk deel van de locatie vindt geconcentreerde trek van ruige dwergvleermuizen plaats. Het Robbenoordbos herbergt een grote populatie van deze soort (paarplaats). Bij realisatie van een grootschalig windpark in dit zoekgebied zullen vleermuizen, vooral aan noordzijde van het gebied mogelijk meer dan incidenteel slachtoffer worden van een aanvaring met een windturbine.

Door de beperkte aanwezigheid van water en lange lijnvormige structuren op de locaties Hollands Kroon en West Friesland worden hier geen grote hoeveelheden foeragerende vleermuizen verwacht. Wel liggen in beide zoekgebieden (een) kraamkolonie(s) van de meervleermuis. Deze vleermuizen zullen in de kraamperiode van deze kolonies in de dorpskernen door het zoekgebied naar geschikte foerageergebieden boven open water vliegen. De vlieghoogte van deze soort is echter relatief laag (onder rotorhoogte) waardoor het aanvaringsrisico zeer klein (nihil) is. Er lijkt in het najaar geen belangrijke migratieroute van vleermuizen over deze locaties te lopen. Er zullen naar verwachting hooguit incidenteel slachtoffers onder vleermuizen vallen.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

14

Ook voor locatie Beemster geldt dat het aanbod aan water en lange lijnvormige structuren beperkt is. Over het algemeen zal de dichtheid aan foeragerende vleermuizen op deze locatie naar verwachting dus laag zijn. In de omgeving van de Beemster liggen echter wel een paar (grote) kraamkolonies van de meervleermuis (in dorpskernen aan de rand van het zoekgebied) en ook de ruige dwergvleermuis en de laatvlieger hebben een aantal paarplaatsen en/of andere zomerverblijfplaatsen in locatie Beemster. Omdat de verblijfplaatsen van laatstgenoemde soorten meer verspreid in het zoekgebied liggen kunnen deze door realisatie van een grootschalig windpark worden verstoord. Omdat de meervleermuis hoofdzakelijk boven water foerageert en de kraamkolonies aan de randen van de zoeklocatie liggen worden weinig vliegbewegingen van de meervleermuis in het zoekgebied verwacht.

Locatie Noordzeekanaalgebied wordt gekenmerkt door een relatief hoog aanbod aan water, bomen en huizen, waardoor het aantal foeragerende vleermuizen op deze locatie naar verwachting relatief hoog zal zijn. Ook is er een aantal zomer- en winterverblijfplaatsen van verschillende soorten vleermuizen aanwezig. Realisatie van een grootschalig windpark op deze locatie kan leiden tot meer dan incidentele aantallen slachtoffers en verstoring van verblijfplaatsen.

Tabel III Beoordeling locaties Noord-Holland op natuur

Locatie Natura 2000 Vogels Vleermuizen Totaal score (externe werking) Wieringermeer ------(voornemen) Hollands Kroon ------West Friesland ------Beemster ------Noordzeekanaalgebied ------

Leefomgeving De verstedelijking in de Provincie Noord-Holland kenmerkt zich door een tweedeling van overwegend ‘landelijk’ in Noord-Holland-Noord en overwegend ‘stedelijk’ in Noord-Holland-Zuid. De sterke mate van verstedelijking is uiteraard aanwezig in de omgeving van Amsterdam en Alkmaar. Vanaf de Beemster gaat de verstedelijking over in een meer landelijk gebied, daar waar de polders van Noord-Holland liggen. Het locatiealternatief Noordzeekanaalgebied ligt dichtbij Amsterdam en ligt dan ook in ‘stedelijk’ tot ‘sterk stedelijk’ gebied. Om deze reden is deze locatie als negatief (--) beoordeeld. Het alternatief Beemster ligt op de eerder aangegeven scheiding en valt in ‘weinig stedelijk gebied’ en tevens als negatief (--) is beoordeeld. De alternatieven West-Friesland en Hollands Kroon zijn evenals het voornemen in ‘landelijk’ gebied gelegen en zijn als licht negatief (-) beoordeeld.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

15

Tabel IV Beoordeling locaties Noord-Holland op leefomgeving

Deellocatie Leefomgeving

17 Wieringermeer (voornemen) -

16 Hollands Kroon -

15 West Friesland - 14 Beemster --

13 Noordzeekanaalgebied --

Elektriciteitsopbrengst De potentiële elektriciteitsopbrengst van de locaties is onderling sterk verschillend. Binnen de Provincie Noord-Holland biedt alleen de locatie Wieringermeer ruimte voor een windpark van 300 - 400 MW. Deze locatie is dan ook als zeer positief (++) beoordeeld. De overige vier locaties zijn alleen in combinatie met andere locatie-alternatieven een volwaardig alternatief voor het voornemen en zijn als positief (+) beoordeeld. Hierbij wordt opgemerkt dat de mogelijkheden van de locaties uiteenlopen van circa 100 MW voor locatie West Friesland tot circa 230 MW voor locatie Beemster.

Tabel V Beoordeling locaties Noord-Holland op elektriciteitsopbrengst

Deellocatie Elektriciteitsopbrengst

17 Wieringermeer (voornemen) ++ (400 MW)

16 Hollands Kroon + (120 MW)

15 West Friesland + (100 MW)

14 Beemster + (230 MW)

13 Noordzeekanaalgebied + (150 MW)

Conclusie locaties Noord-Holland De grootschalige polders in het noorden van de provincie Noord-Holland lenen zich qua landschap duidelijk beter voor een grootschalig windpark dan het meer stedelijke zuidelijke deel van de provincie. Hetzelfde patroon wordt gezien voor het aspect leefomgeving. In het meer stedelijk gebied is hinder onvermijdelijk. Daar komt bij dat deze locaties naar verwachting minder ruimte bieden om het gebied vanuit leefomgeving optimaal in te richten (afstand tot woningen te vergroten). Van de locaties in de provincie Noord-Holland biedt alleen de Wieringermeer voldoende ruimte om een windpark van 300-400 MW te realiseren. Locatie Beemster zit met circa 230 MW net onder de doelstelling. De locaties Hollands Kroon, West Friesland en het Noordzeekanaalgebied zijn met circa 100 tot 150 MW aanmerkelijk kleiner. Voor natuur scoren alle vijf de locaties negatief. Hierbij wordt opgemerkt dat wanneer de gevolgen voor vogels en vleermuizen afzonderlijk worden bekeken er wel verschillen tussen de locaties te zien zijn.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

16

Tabel VI Samenvatting scores locaties Noord-Holland

Deellocatie Landschap Natuur Leef- Elektriciteits omgeving opbrengst

17 Wieringermeer (voornemen) 0 -- - ++ (400 MW) 16 Hollands Kroon 0 -- - + (120 MW)

15 West Friesland 0 -- - + (100 MW)

14 Beemster ------+ (230 MW)

13 Noordzeekanaalgebied - -- -- + (150 MW)

1.6.3 IJsselmeer en Markermeer De locaties die zijn beoordeeld in het IJsselmeer en Markermeer (de grote meren) zijn:  Friese kust;  Midden IJsselmeer;  Houtribdijk;  Markermeer.

Landschap De grote meren, Markermeer en IJsselmeer, zijn grote waterstructuren die zich onder strikte voorwaarden lenen voor het ontwikkelen van een nieuw windlandschap. De grote meren worden mede gedefinieerd door een aantal infrastructurele werken die qua ruimtelijke structuur houvast kunnen bieden aan grootschalige energielandschappen. De Afsluitdijk, enerzijds als verbindend element tussen Noord-Holland en Friesland en anderzijds een dam tussen de Waddenzee en het IJsselmeer en de Houtribdijk als enerzijds verbindend element tussen Noord-Holland en Flevoland en anderzijds als dam tussen Markermeer en IJsselmeer zijn grootschalige elementen in het landschap.

Een contrapunt ten opzichte van deze lijnen in de vorm van een zorgvuldig vormgegeven windpark met herkenbare contouren en inherente rust resulteert in een helder leesbare opstelling. De Afsluitdijk als cultuurhistorisch element wordt met name gedefinieerd als een lange rechte dijk met de openheid van het IJsselmeer te beleven vanaf de Afsluitdijk. De schaal van de Afsluitdijk wordt versterkt door de schaal van een grootschalige opstelling nabij één van de knooppunten op de dijk (Breezanddijk). De grote meren zijn grotendeels vrij van belemmeringen en bieden ruimte voor een grootschalig windpark.

De kernkwaliteit van het IJsselmeer, open- en weidsheid, wordt opnieuw gedefinieerd door het park en kan beleefd worden vanaf de Afsluitdijk. Het is niet langer een vanzelfsprekendheid, maar een nieuw gedimensioneerd gegeven.

Van belang is voor de kustgebieden dat de reikwijdte van de gebieden daar waar het de overgang van land naar water betreft, verder rijkt dat het land alleen. De historische kuststeden en dorpen, zoals Hindeloopen, Stavoren, Workum en Makkum in Friesland en Hoorn, Medemblik, Edam en Marken In Noord-Holland vormen van oudsher als oude handelssteden

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

17

met havens de oriëntatiepunten langs de kust. Plaatsing van windturbines nabij deze plaatsen kan hier afbreuk aan doen.

De landschappelijke kernkwaliteiten van de Waddenzee als rust, natuurlijkheid, weidsheid en het gevoel van leegte zowel vanaf het land als vanaf het water, hebben de afgelopen tientallen jaren onder invloed gestaan door het willekeurig plaatsen van windturbines langs of nabij de Waddendijk (kop en aanlanding van de Afsluitdijk, Harlingen, Sexbierum, rond de voormalige Middelzee, etc.). Een bundeling van dit beperkt opgesteld vermogen door middel van saneren en opnemen in nieuw energielandschap, zal de ruimtelijke kwaliteit en de belevingswaarde van schaal, weidsheid en de open horizon van het gehele Waddengebied een positieve impuls geven.

Samengevat bieden zowel IJsselmeer als Markermeer vanwege de schaal van de meren kansen voor de realisatie van een grootschalig windpark. Negatieve effecten op de open- en weidsheid zijn afhankelijk van de schaal en positionering van een windpark. Door concentratie wordt de open- en weidsheid van het IJsselmeer en het Markermeer gedefinieerd in plaats van aangetast. Bij plaatsing in het open water zal een windpark een nieuw los element in het landschap zijn, terwijl plaatsing bij een bestaand element, de Houtribdijk en de Afsluitdijk lenen zich hiervoor, een nieuwe kwaliteit kan worden toegevoegd. Balans met deze elementen ontstaat door aansluiting te zoeken bij knooppunten in plaats van plaatsing over de gehele lengte. Dit zou leiden tot het verkleinen van deze werken en het introduceren van een element (ijzeren gordijn) dat de grotere wateren zichtbaar scheidt van grote afstand. De natuurlijke oude kusten en de waterzone voor de oude Zuiderzeehavens verhouden zich niet tot de schaal van een grootschalig windpark. De beoordeling is in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel VII Beoordeling locaties IJsselmeer en Markermeer op landschap

Locatie Landschap

2 Friese kust --

5 Midden IJsselmeer -

6 Houtribdijk 0 12 Markermeer -

Natuur Alle locaties in de grote meren bevinden zich in het Natura 2000-gebied IJsselmeer, daarom zijn op voorhand negatieve effecten op soorten waarvoor instandhoudingsdoelstelling zijn opgesteld niet uit te sluiten. De alternatieven scoren daardoor dubbel negatief (--). Potentiele effecten zijn habitatverlies, verstoring, aanvaringsslachtoffers en barrièrewerking. Wel is sprake van verschillen in de aard en omvang van de effecten. Een groter belang van een deelgebied voor een specifieke soort(groep) en/of grote aantallen kan leiden tot grotere effecten in potentie.

Tabel VIII Beoordeling locaties IJsselmeer en Markermeer op natuur

Locatie Natuur

2 Friese kust --

5 Midden IJsselmeer --

6 Houtribdijk --

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

18

Locatie Natuur

12 Markermeer --

Leefomgeving De locatie in het midden van het IJsselmeer, langs de Houtribdijk en in het Markeermeer liggen op grote afstand van woonbebouwing (enkele kilometers). Op deze afstand is geen hinder meer te verwachten. Voor deze locaties is het aspect leefomgeving als ‘neutraal’ beoordeeld.

De locatie voor de Friese IJsselmeerkust in de gemeente Súdwest-Fryslân ligt grotendeels in het water in het gebied tussen Makkum en iets ten zuiden van Hindeloopen. Het aspect leefomgeving is evenals voor de overige locaties in het IJsselmeer en het Markermeer als neutraal beoordeeld.

Tabel IX Beoordeling locaties IJsselmeer en Markermeer op leefomgeving

Locatie Leefomgeving

2 Friese kust 0

5 Midden IJsselmeer 0 6 Houtribdijk 0

12 Markermeer 0

Elektriciteitsopbrengst Het potentieel op te stellen vermogen, en daarmee de elektriciteitsopbrengst, van de locaties in de grote meren is groot (400 MW). De locatie nabij de Friese kust vormt met een maximum omvang van 130 MW een uitzondering. Dit komt vooral door de aanwezigheid van de route van de beroepsvaart. Voor de bepaling van de omvang de locatiealternatieven is uitgegaan van de aanwezige belemmeringen. Voor de Houtribdijk geldt dat met een aantal lijnen van windturbines langs de dijk rond de 200 MW haalbaar is.

Tabel X Beoordeling locaties IJsselmeer en Markermeer op elektriciteitsopbrengst

Locatie Elektriciteitsopbrengst

2 Friese kust + (130MW)

5 Midden IJsselmeer ++ (400MW)

6 Houtribdijk + (200MW)

12 Markermeer ++ (400MW)

Conclusie locatiealternatieven IJsselmeer en Markermeer Met uitzondering van de Friese kust bieden de onderzochte alternatieven in de grote meren de potentie voor een groot opgesteld vermogen. De locatiealternatieven zijn vergelijkbaar voor wat betreft de gevolgen voor ecologie en leefomgeving. De beoordeling ‘negatief’ is gebaseerd op de ligging van de locaties in Natura 2000.

De locatie nabij de Houtribdijk biedt de mogelijkheid om landschappelijke kwaliteit toe te voegen en kan een balans tussen de schaal van het landschap en het windpark worden bereikt. Voor de Houtribdijk wordt daarbij wel uitgegaan van een aantal lijnen. Het opgesteld vermogen in potentie is ten gevolge hiervan een stuk kleiner (circa 200 MW).

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

19

Tabel XI Beoordeling locaties IJsselmeer en Markermeer

Locatie Landschap Natuur Leefomgeving Elektriciteits opbrengst

2 Friese kust -- -- 0 + (130MW)

5 Midden IJsselmeer - -- 0 ++ (400MW) 6 Houtribdijk 0 -- 0 + (200MW)

12 Markermeer - -- 0 ++ (400MW)

1.6.4 Provincie Friesland In Friesland is de locatie Leeuwarden Zuid beoordeeld. Deze locatie biedt ruimte voor een windpark van circa 100 MW en vormt daarmee geen zelfstandige locatiealternatief voor windpark Wieringermeer.

Landschap Oud cultuurland (Friesland, Noord-Holland buiten de jonge polders), hoewel grootschalig maar tegelijk zeer fijnmazig, heeft landschappelijk geen draagvlak voor grootschalige opstellingen. In deze gebieden verhoudt de maatvoering van het landschap zich niet meer met de schaal van de hedendaagse turbines bij toepassing in grootschalige windparken. De kwaliteit van het vaak unieke landschap zou hier gedegradeerd worden. Door de fijnmazige structuur is de realisatie van een windpark met een herkenbare ordening slecht realiseerbaar door de aanwezigheid van verspreid liggende woningen. Op basis hiervan zijn de gevolgen voor landschap voor de locatie Leeuwarden Zuid als ‘aanzienlijk negatief’ gescoord.

Tabel XII Beoordeling locatie Friesland op landschap

Deellocatie Landschap

1 Leeuwarden Zuid -

Natuur

Natura 2000-gebieden De locatie in Friesland ligt niet in een Natura 2000-gebied, in de nabijheid van de locatie bevinden zich wel verschillende Natura 2000-gebieden. Daarom is onderzocht of er sprake kan zijn van externe werking op deze natuurgebieden. Hierbij is gekeken of de locatie gebruikt wordt door soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen voor nabij gelegen Natura-2000 gebied zijn geformuleerd, dit samengevat in tabel XIII. De nabij gelegen natuurgebieden zijn aangewezen voor diverse soorten watervogels. Negatieve gevolgen door verlies aan foerageergebied en door aanvaringsslachtoffers is niet op voorhand uit te sluiten. Daarom is de locatie in Friesland negatief gescoord.

Tabel XIII Externe werking locatie Friesland

Locatie Natura 2000-gebied(en) Externe werking Leeuwarden Zuid Alde Faenen brandgans, kolgans, kleine rietgans, smient Sneekermeergebied en wilde eend

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

20

Vogels Voor de locaties in Friesland kan de ontwikkeling van een windpark leiden tot een afname van de kwaliteit van het gebied voor vogels. Voor akker- en weidevogels die in het zoekgebied broeden betekent dit dat in de directe omgeving van de windturbines niet of in minder hoge dichtheden gebroed zal worden en er is kans op aanvaringen. Purperreigers hebben tijdens dagelijkse vliegbewegingen tussen kolonies en foerageergebieden het risico om in aanvaring te komen met windturbines. Bovendien zal het foerageergebied voor deze vogels als gevolg van verstoring minder geschikt worden. Ook ganzen, eenden en zwanen die op nabijgelegen buitendijkse slaapplaatsen rusten en binnendijks foerageren kunnen tijdens dagelijkse passages van de turbineopstellingen in aanvaring komen met de windturbines. De aanvaringsrisico’s van ganzen zijn weliswaar laag, maar het aantal ganzen is wel hoog. Het is niet uit te sluiten dat per turbine jaarlijks enkele ganzen slachtoffer zullen worden.

Tijdens de seizoenstrek kunnen vogels in aanvaringkomen met windturbines. Dit gebeurt vooral ’s nachts in perioden met tegenwind wanneer vogels doorgaans laag vliegen en de windturbines niet goed zien. De kans op meer dan incidentele slachtoffers onder seizoenstrekkers is gering.

Vleermuizen Voor vleermuizen is vooral de aanwezigheid van water en lange lijnvormige elementen relevant. Door de ligging van de locatie in het binnenland en de afwezigheid van grootschalige lijnvormige elementen wordt geen stuwing tijdens migratie van vleermuizen verwacht. De kans op meer dan incidentele slachtoffers onder vleermuizen is in deze periode dus ook gering. In ieder geval worden door de afwezigheid van opgaande lijnvormige elementen voor de meeste soorten weinig foeragerende vleermuizen verwacht. Tweekleurige vleermuizen kunnen wel foeragerend worden aangetroffen.

Tabel XIV Samenvatting gevolgen natuur locatie Friesland

Deellocatie Natura 2000 Vogels Vleermuizen Totaal score (externe werking) Leeuwarden Zuid -- -- 0 --

Leefomgeving De locatie ligt in een gebied dat (overwegend) is aangemerkt als ‘landelijk’. Het betreft hier vooral verspreid liggende woonbebouwing. Enige mate van hinder is hierdoor onvermijdelijk. Dit kan met mitigerende maatregelen beperkt worden. Op basis hiervan is de hinder voor deze locatie als ‘negatief’ beoordeeld.

Tabel XV Beoordeling locaties Friesland op leefomgeving

Deellocatie Leefomgeving

1 Leeuwarden Zuid -

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

21

Elektriciteitsopbrengst Naar verwachting biedt de locatie Leeuwarden Zuid slechts ruimte voor een windpark van circa 100 MW. De locatie scoort daarmee positief (+).

Tabel XVI Beoordeling locaties Friesland op elektriciteitsopbrengst

Deellocatie Elektriciteitsopbrengst

1 Leeuwarden Zuid + (100 MW)

Conclusie locatie provincie Friesland Het fijnmazige landschap van Friesland leent zich ondanks de openheid die in veel gebieden aanwezig is, niet goed voor grootschalige windparken. Vooral de verspreid liggende woningen beperken de mogelijkheden voor grootschalige windenergie en vormt hinder een aandachtspunt.

Omdat de locatie nabij Natura 2000-gebieden ligt is externe werking niet bij voorbaat uit te sluiten. De beoordeling is op dit aspect negatief. Ook voor akker- of weidevogels kunnen effecten optreden vanwege hoge dichtheden of aantallen.

Tabel XVII Samenvatting scores locatie Friesland

Deellocatie Landschap Ecologie Leefomgeving Elektriciteits opbrengst

1 Leeuwarden Zuid - -- - + (100 MW)

1.6.5 Provincie Flevoland De locaties die worden beoordeeld in Flevoland zijn:  Flevoland Oost;  Flevoland Veluwerandmeer;  Almere Oost.

Landschap Twee van de jongere polders (na 1930) rond de Grote Meren, Flevoland en de Wieringermeer, met de kenmerkende grootschalige hoofdverkaveling en grofmazige infrastructuur, hebben voldoende landschappelijk draagvlak voor het ontwikkelen van een agrarisch windlandschap. Op grond van het beleidskader (ontwerp-SWOL) is sprake van meerdere grootschalige windparken die in elkaars nabijheid worden ontwikkeld. Bij de beoordeling van de locatiealternatieven is geen rekening gehouden met de gelijktijdige ontwikkeling van de gebieden in Flevoland.38

Zoals ook voor de IJsselmeerkust beschreven is één van de kernkwaliteiten van de voormalige Zuiderzeedijken rondom de grote meren meer dan de dijk en haar bebouwing alleen. Een ruime zone zowel landinwaarts als een voor de kust behoort tot deze kenwaarde en herinnert aan een nautisch verleden. Voor de zoekgebieden betreft dit Elburg, Harderwijk en Bunschoten- Spakenburg. Deze kernen liggen op zodanige afstand dat grootschalige windparken hier geen

38 Het in samenhang ontwikkelen van windparken in elkaars nabijheid is van belang omdat de openheid van het landschap dat gespecificeerd zal worden tussen deze energielandschappen van wezenlijk belang is om een open horizon en het gevoel van leegte te kunnen garanderen.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

22

afbreuk doen aan deze kernwaarden. De windparken zullen echter wel zichtbaar zijn, zoals ook nu al waarneembaar is vanaf bijvoorbeeld de stranden langs het Veluwemeer (Strand Horst, Strand Nulde). De locaties scoren alle drie neutraal (0) op het aspect landschap. Een verdichting en verstoring van de horizon is waarschijnlijk.

Tabel XVIII Beoordeling locaties Flevoland op landschap

Deellocatie Landschap

8 Flevoland Oost 0 10 Flevoland Veluwemeer 0

11 Almere Oost 0

Natuur

Natura 2000-gebieden Locatie Flevoland Veluwemeer ligt (deels) in Natura 2000-gebied Veluwerandmeren, er bestaat een reële kans dat een windpark op deze locatie de instandhoudingsdoelen van dit gebied aantast. Indien geen windturbines in de Veluwerandmeren geplaatst worden, blijft er kans op negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen door externe werking vanwege het gebiedsgebruik door soorten uit de Veluwerandmeren.

Ook voor locaties die niet in Natura 2000-gebieden liggen is niet altijd op voorhand uit te sluiten dat windturbines een negatief effect zullen hebben op het behalen van de instandhoudingsdoelen van nabijgelegen Natura 2000-gebieden (externe werking). Het gaat hierbij om het effect op soorten waarvoor Natura 2000- gebieden zijn aangewezen die een binding hebben met een locatie.

Tabel XIX Gevolgen Natura 2000-gebieden locaties Flevoland

Locatie Natura 2000-gebied(en) Externe werking Flevoland Oost Ketelmeer & Vossemeer grauwe gans, kolgans, kleine zwaan, grote Veluwerandmeren zilverreiger, krakeend en wilde eend

Veluwe wespendief (gering, maar niet op voorhand uit te sluiten) Flevoland Veluwemeer Veluwerandmeren roerdomp, grote karekiet, aalscholver, grote zilverreiger, lepelaar, kleine zwaan, smient, krakeend, slobeend Almere Oost Eemmeer & Gooimeer aalscholver, grauwe gans, kleine zwaan, Zuidoever smient, krakeend, slobeend

Vogels Wanneer op de locatie Flevoland Oost en/of Almere Oost windturbines ontwikkeld worden, zal de kwaliteit van het gebied voor vogels worden aangetast. Voor akkervogels die in het zoekgebied broeden betekent dit dat in minder hoge dichtheden gebroed zal worden. De vogels kunnen tijdens foerageer- en baltsvluchten bovendien in aanvaring komen met de windturbines.

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

23

Voor ganzen en zwanen zal het foerageergebied in de polder als gevolg van verstoring minder geschikt worden. Dit geldt ook voor steltlopers die in het gebied rusten. Bovendien kunnen ganzen, eenden en zwanen die op nabijgelegen slaapplaatsen rusten en binnendijks foerageren tijdens dagelijkse passages van de turbineopstellingen in aanvaring komen met de windturbines. Dit geldt ook voor andere watervogels die dagelijks door het zoekgebied vliegen. De aanvaringsrisico’s van ganzen zijn weliswaar laag, maar het aantal ganzen is wel hoog. Het is niet uit te sluiten dat per turbine jaarlijks enkele ganzen slachtoffer zullen worden. Een deel van de kleine zwanen die ’s nachts op de Randmeren (locatie Flevoland Oost) of het Eemmeer (locatie Almere Oost) slapen, vliegt overdag het binnenland in om daar te foerageren op oogstresten. Wanneer windturbines in een lange lijnopstelling op of langs de dijk geplaatst worden treedt mogelijk barrièrewerking op. Dit zal nader onderzocht moeten worden als een opstellingsvariant langs de dijk bekend is.

Tijdens seizoenstrek zullen vogels in aanvaring komen met de windturbines. Dit gebeurt vooral ’s nachts in perioden met tegenwind wanneer vogels doorgaans laag vliegen en de windturbines niet goed zien. De kans op meer dan incidentele slachtoffers onder seizoenstrekkers is gering.

De bouw van een groot windpark in het water of langs de kust van de randmeren, zoals voor locatie Flevoland Veluwemeer, kan leiden tot de verstoring van watervogels die hier foerageren en/of rusten. Het risico op knelpunten is groot voor (o.a.) fuut, kleine zwaan, smient, verschillende soorten grondeleenden, duikeenden en zaagbekken en de meerkoet. Voor de minder verstoringsgevoelige soorten aalscholver, grote zilverreiger en lepelaar is dit minder het geval. Binnendijks geplaatste windturbines (in het agrarische gebied van de locatie Flevoland Veluwemeer) leiden mogelijk tot de verstoring van foerageergebied van zwanen en ganzen. Voor soorten die regelmatig vliegbewegingen over het water of de kust van de Veluwerandmeren vertonen, of die uitwisseling vertonen tussen binnendijkse en buitendijkse gebieden, kan de exploitatie van een windpark in het water of langs de kust van deze meren ook leiden tot aanvaringsslachtoffers. Dit betreft de soorten grote zilverreiger, lepelaar, krakeend, duikeenden en zaagbekken. Een deel van de kleine zwanen die ’s nachts op de Veluwerandmeren slapen, vliegt overdag het binnenland in om daar te foerageren op oogstresten. Wanneer windturbines in een lange lijnopstelling op of langs de dijk geplaatst worden, treedt mogelijk barrièrewerking op.

Door het optreden van enige stuwing langs de Randmeren leidt de exploitatie van een groot windpark op of langs kust mogelijk tot meer dan een incidenteel aantal aanvaringsslachtoffers onder vogels op seizoenstrek. De stuwing is het sterkst dicht bij de kust en neemt sterk af met toenemende afstand tot de kust. Een windpark in het binnenland op grotere afstand van de kust heeft een geringe kans op meer dan incidentele slachtoffers onder seizoenstrekkers.

Vleermuizen Door de aanwezigheid van grootschalige landschapselementen aan de oostzijde van het zoekgebied Flevoland-Oost kan stuwing tijdens migratie worden verwacht. In voor- en najaar zullen hoge aantallen vleermuizen het oostelijke deel van het zoekgebied passeren. Ook voor de locatie Flevoland-Veluwemeer wordt stuwing tijdens migratie verwacht en passeren in voor-

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Pondera Consult

24

en najaar hoge aantallen vleermuizen het zoekgebied. Voor beide locaties is de kans op meer dan incidentele slachtoffers onder vleermuizen reëel.

Ook buiten de periode van migratie worden voor deze locaties veel foeragerende vleermuizen verwacht en kan niet worden uitgesloten dat vleermuizen meer dan incidenteel in aanvaring zullen komen met windturbines. Vooral in het oostelijk deel van Flevoland Oost en boven het water, langs de dijken en langs de bosranden van locatie Flevoland Veluwemeer is dit het geval. In de binnendijks gelegen polders (bouwland) van deze laatste locatie worden uitsluitend lage aantallen vleermuizen verwacht. Door het lage aanbod aan lijnvormige elementen en de afwezigheid van water is het gebied niet geschikt als foerageergebied.

Door het ontbreken van grootschalige lijnvormige elementen in locatie Almere Oost wordt voor dit gebied geen stuwing tijdens migratie verwacht. De kans op meer dan incidentele slachtoffers onder vleermuizen is in deze periode gering. In het grootste deel van het zoekgebied worden door het lage aanbod aan water en lijnvormige elementen buiten de periode van migratie weinig foeragerende vleermuizen verwacht. Uitsluitend langs de N706, de Hoge Vaart en de tochten zullen buiten de migratieperiode vleermuizen foerageren. In deze delen van het zoekgebied is niet uit te sluiten dat vleermuizen meer dan incidenteel in aanvaring zullen komen met windturbines.

Tabel XX Beoordeling locaties Flevoland op natuur

Locatie Natura 2000 Vogels Vleermuizen Totaal score (externe werking) Flevoland Oost ------Flevoland ------Veluwemeer Almere Oost ------

Leefomgeving Voor Flevoland geldt dat de bevolkingsdichtheid op grond van de omgevingsadressendichtheid varieert van stedelijk (omgeving Almere), naar matig stedelijk (omgeving Lelystad) tot weinig stedelijk en zelfs landelijk (locatie 11 Almere Oost). De locaties Flevoland Oost en Flevoland Veluwemeer liggen in ´weinig stedelijk´ gebied en worden om die reden met ‘- - ‘ gescoord (negatief). De locatie Almere Oost ligt in ‘landelijk’ gebied en scoort derhalve -. In tegenstelling tot de verspreid liggende bebouwing in Friesland geldt voor de jonge polders dat sprake is van een volledig rationale ordening.

Tabel XXI Beoordeling locaties Flevoland op leefomgeving

Deellocatie Leefomgeving

8 Flevoland Oost --

10 Flevoland Veluwemeer --

11 Almere Oost -

713057 | Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 10 oktober 2013

Pondera Consult

25

Elektriciteitsopbrengst Geen van de locaties vormt een zelfstandig locatiealternatief voor het voornemen. De drie locaties vormen alleen met elkaar of met andere deellocaties een volwaardig alternatief. De locaties zijn op het aspect elektriciteitsopbrengst als positief (+) beoordeeld.

Tabel XXII Beoordeling locaties Flevoland op elektriciteitsopbrengst

Deellocatie Elektriciteitsopbrengst

8 Flevoland Oost + (180 MW) 10 Flevoland Veluwemeer + (120 MW)

11 Almere Oost + (180 MW)

Conclusie locaties Flevoland De schaal van een grootschalig windpark sluit aan bij de schaal van de jonge polders. Aandachtspunt is enerzijds de interferentie tussen meerdere grootschalige windparken en anderzijds de nabijheid van enkele historische Zuiderzeehavens. In vergelijking met de schaal van het landschap en het aantal bestaande windturbines kan een zorgvuldig ontworpen opschaling een nieuwe kwaliteitsimpuls geven aan het landschap. Het landschap leent zich - onder voorwaarden - goed voor de ontwikkeling van grootschalige windparken. Hinder is niet volledig uit te sluiten. Door de rationele ordening van de polders en de ruimte bieden naar verwachting mogelijkheden om afstand tot woningen te houden.39 Hierdoor zal hinder beperkt kunnen worden.

Door de nabijheid van diverse Natura 2000-gebieden, met instandhoudingsdoelstellingen voor vogels die ook gebruik maken van de omliggende gebieden (bijvoorbeeld foerageren), kunnen voor geen van de locaties in de polders negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen door externe werking op voorhand worden uitgesloten. Daarnaast hebben de gebieden in verschillende mate te maken met gemiddelde of hoge aantallen vogelsoorten waardoor negatieve effecten kunnen ontstaan.

De drie locaties in de polders onderscheiden zich enigszins waar het gaat om het potentieel opgestelde vermogen. Echter, geen van de locaties in Flevoland vormt een zelfstandig locatiealternatief voor het voornemen.

Tabel XXIII Samenvatting scores locaties Flevoland

Deellocatie Landschap Natuur Leef- Elektriciteits omgeving opbrengst

8 Flevoland Oost 0 -- -- + (180 MW) 10 Flevoland Veluwemeer 0 -- -- + (120 MW)

11 Almere Oost 0 -- - + (180 MW)

39 Bij verspreid liggende bebouwing is er minder ruimte om met individuele turbines te schuiven zonder dat daarmee andere woningen (hoger) belast worden.

Concept Notitie reikwijdte en detailniveau windpark Wieringermeer | 713057 10 oktober 2013 | Deel 2a - Advies Commissie MER

Windpark Wieringermeer

Advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport

19 december 2013 / rapportnummer 2850–17

1. Hoofdpunten van het MER

Windkracht Wieringermeer, een samenwerkingsverband van Windcollectief Wieringermeer, Nuon Wind Development BV en ECN Wind Energy Facilities BV, heeft het voornemen het Wind- park Wieringermeer van ca. 300 à 400 MW te realiseren. Het windpark zal, afhankelijk van de te kiezen variant, bestaan uit ca. 78 tot 106 windturbines. Deze komen deels in de plaats van bestaande turbines. Om de windmolens ruimtelijk mogelijk te maken wordt door het ministe- rie van Economische Zaken een Rijksinpassingsplan opgesteld. Daarnaast is een omgevings- vergunning door de gemeente Hollandse Kroon nodig. Ter onderbouwing van de besluitvor- ming over het inpassingsplan en de omgevingsvergunning wordt een gecombineerd plan- en project-MER opgesteld. In dit advies adviseert de Commissie voor de m.e.r. (hierna ‘de Com- missie’)1 over reikwijdte en detailniveau van het op te stellen MER.

De Commissie beschouwt de volgende punten als essentiële informatie in het milieueffect- rapport (MER). Dat wil zeggen dat voor het meewegen van het milieubelang in de besluitvor- ming het MER in ieder geval onderstaande informatie moet bevatten: • een ‘SMART’ beschrijving van het doel van de voorgenomen activiteit, waaraan de alter- natieven getoetst kunnen worden op doelbereik; • naast de beide varianten die zijn gericht op maximalisering van de energieopbrengst binnen wettelijke grenzen, de uitwerking van een ‘optimalisatiealternatief’ waarin wordt gezocht naar optimalisatie tussen hinder voor de omgeving, effecten op landschap en natuur en energieopbrengst; • inzicht in het iteratieve proces en de afwegingen die leiden tot de uiteindelijke voor- keursvariant; • inzicht hoe de leesbaarheid en helderheid van het landschappelijk concept wordt ge- handhaafd; • een overzicht van de fasering van de opvulling van de deelgebieden plus een uitwerking van scenario’s met verschillende tijdsduur van de sanering van de oude turbines (‘her- structurering’).

Besluitvormers en insprekers lezen in de eerste plaats de samenvatting van het MER. De sa- menvatting moet als zelfstandig document leesbaar zijn en een goede afspiegeling zijn van de inhoud van het MER. Verder is het aan te raden veel gebruik te maken van recent, goed leesbaar kaartmateriaal met duidelijke legenda. Speciale aandacht is nodig voor de toeganke- lijkheid van enerzijds het MER als geheel en anderzijds de (lokale) detailinformatie voor om- wonenden. Dit omdat het MER zowel dienst doet voor het inpassingsplan als voor de omge- vingsvergunning.

In de volgende hoofdstukken beschrijft de Commissie in meer detail welke informatie het MER moet bevatten. De Commissie bouwt in haar advies voort op de concept notitie reikwijd- te en detailniveau Windpark Wieringermeer van oktober 2013 (verder de NRD). Dat wil zeggen

1 De samenstelling van de werkgroep van de Commissie m.e.r., haar werkwijze en verdere projectgegevens staan in bijlage 1 van dit advies. Projectgegevens en bijbehorende stukken, voor zover digitaal beschikbaar, zijn ook te vinden via www.commissiemer.nl onder ‘Advisering’ of door in het zoekvak het projectnummer in te geven.

-3-

dat ze in dit advies niet ingaat op de punten die naar haar mening in de NRD voldoende aan de orde komen.

2. Achtergrond, doel, beleid en besluiten

2.1 Achtergrond van het voornemen en trechtering naar locatie

De achtergrond van het voornemen is duidelijk beschreven in de NRD.

Omdat er sprake is van een Rijksinpassingsplan, is in de NRD door middel van een locatiever- gelijking weergegeven op welke gronden het rijk kiest voor de Wieringermeer. De Commissie acht in hoofdstuk 3 en bijlage 3 van de NRD voldoende onderbouwd dat de Wieringermeer een geschikte locatie is voor een grootschalig windpark.2

In 2011 is door de gemeente Wieringermeer (nu opgegaan in Hollandse Kroon) een struc- tuurvisie plus plan-MER opgesteld voor een gemeentelijk Windplan.3 De structuurvisie Wind- plan Wieringermeer geeft zones waarbinnen windturbines geplaatst kunnen worden. Het voorkeursalternatief uit dat plan-MER is door een amendement van de gemeenteraad gewij- zigd: er heeft een optimalisatie plaatsgevonden van het ruimtelijke model waarbij lijnen ver- lengd zijn en nieuwe lijnen zijn toegevoegd. Dit gewijzigde model "opgerekte Boogspant + Kleitocht", wordt in de NRD als uitgangspunt genomen. Het gewijzigde model is niet be- schreven en onderbouwd in de plan-MER uit 2011, maar in een aparte oplegnotitie.4

De Commissie adviseert in het onderhavige MER, aan de hand van de gegevens uit het plan- MER uit 2011 plus de oplegnotitie te onderbouwen op welke gronden is gekozen voor het model opgerekte Boogspant + Kleitocht. Het is opvallend dat het nieuwe model, ondanks zijn grotere ruimtebeslag, een lagere energieopbrengst kent dan het oorspronkelijke Boogspant- model. Beschrijf de argumenten (zowel milieu-, als commerciële argumenten) die bij de af- wegingen een rol hebben gespeeld. Ga naast argumenten met betrekking tot aantallen wo- ningen met geluidhinder, te verwachten weerstand en grondposities ook in op de landschap- pelijke voor- en nadelen van dit model ten opzichte van het voorkeursalternatief uit het plan- MER uit 2011.

Tot slot adviseert de Commissie in te gaan op de relatie van dit windpark (energieopbrengst en op te stellen vermogen) met de provinciale winddoelstelling.

2 Ook in de Ontwerp-structuurvisie Windenergie op land (SVWOL) van maart 2013 wordt de Wieringermeer aangewezen als gebied dat geschikt is voor grootschalige windenergie. De Commissie toetst op dit moment het MER voor de SVWOL (projectnummer 2636). 3 De Commissie m.e.r. heeft hierover een toetsingsadvies uit gebracht. Dit is te vinden onder: http://www.commissiemer.nl/advisering/afgerondeadviezen/2380. 4 Oplegnotitie Windplan Wieringermeer, Arcadis Nederland bv, 4 augustus 2011.

-4-

2.2 Doel

Uit de NRD wordt niet exact duidelijk wat het doel is van de voorgenomen activiteit. Is het doel het maximaal benutten van de zones uit de structuurvisie in termen van energieop- brengst? Of het realiseren van opgesteld vermogen van 300 á 400 MW zoals in de NRD ge- noemd wordt? Of is het doel het realiseren van 78 of 106 turbines? Dit is relevant voor de invulling en optimalisering van de alternatieven. De Commissie adviseert de doelstellingen van de voorgenomen activiteit in het MER ‘SMART’ te beschrijven, zodat de alternatieven ge- toetst kunnen worden op doelbereik.

Licht toe welke randvoorwaarden voortkomen uit de herstructureringsopgave, welke eisen de herstructurering stelt aan het op te stellen vermogen en wat dit betekent voor het doelver- mogen van de twee varianten.

2.3 Beleid en besluiten

De NRD geeft aan welke wet- en regelgeving en welk beleid relevant is voor het voornemen. Ga verder na of er randvoorwaarden voortkomen uit de aanwezigheid van stiltegebieden5, waardevolle cultuurlandschappen, of gebieden onder de Boswet.

Te nemen besluit(en) De m.e.r.-procedure wordt doorlopen voor het Rijksinpassingsplan en de omgevingsvergun- ning. De NRD meldt dat ook een waterwetvergunning nodig is. Geef aan of nog andere be- sluiten genomen moeten worden voor de realisatie van het voornemen, wie daarvoor het bevoegde gezag is en wat globaal de tijdsplanning is.

Geef aan hoe de besluitvorming rondom de herstructurering van de bestaande turbines plaatsvindt. Is de herstructurering onderdeel van bovengenoemde besluiten of wordt een apart besluit genomen?

3. Voorgenomen activiteit en alternatieven

3.1 Alternatieven

3.1.1 Ruimtelijke alternatieven

De Commissie gaat ervan uit dat de keuze voor het ruimtelijke model opgerekte Boogspant + Kleitocht goed gemotiveerd kan worden (zie §2.1 van dit advies). Conform §4.3 van de NRD gaat zij er daarom van uit dat de windturbines ruimtelijk verdeeld zullen worden binnen de zones van dit model.

5 Verschillende zienswijzen wijzen op het stiltegebied Amstelmeer.

-5-

Wel adviseert de Commissie te onderzoeken of de geboden ruimte ten volle benut kan wor- den. Zij adviseert na te gaan welke belemmeringen, zoals bijvoorbeeld het (nog te bouwen) Datacentrum en uitbreiding van het kassencomplex ten westen van Medemblik, of (de na- tuurwaarden van) het Robbenoordbos, zich kunnen voordoen en wat dit betekent voor de gewenste lijnopstellingen.

Afhankelijk van de doelstellingen (zie §2.2 van dit advies) kunnen varianten ontstaan die minder ruimte nodig hebben. De Commissie adviseert dan te laten zien hoe een dergelijke variant ruimtelijk wordt ingepast en of bijvoorbeeld een bepaalde lijn geheel achterwege kan blijven. De oplegnotitie uit 2011 geeft hiervoor ook aanbevelingen (§4.2 van de oplegnotitie).

3.1.2 Inrichtingsvarianten

Paragraaf 4.4.1 van de NRD beschrijft twee inrichtingsvarianten. Variant 1 bestaat uit ca.106 turbines met een ashoogte van 100 à 120 m en een vermogen van 2 tot 4 MW. Variant 2 be- staat uit ca. 78 turbines met eveneens een ashoogte van 100 à 120 m, maar met een grotere rotordiameter en een vermogen van meer dan 5 MW.

De NRD geeft aan dat er nog geen keuze wordt gemaakt voor een type turbine, maar dat er sprake is van vijf deelgebieden waarbinnen turbines eenzelfde ‘verschijningsvorm’ moeten hebben. Geef inzicht in de kenmerken van deze deelgebieden en waarom deze ieder een eenheid vormen.

Optimalisatiealternatief en afwegingskader De Commissie hecht er waarde aan om de speelruimte te verkennen waarbij niet uitsluitend wordt gezocht naar maximalisatie van de energieopbrengst. Een dergelijk alternatief kan voor omwonenden grote toegevoegde waarde hebben. De Commissie adviseert om naast de ge- noemde inrichtingsalternatieven ook in te gaan op een alternatief dat uitgaat van een opti- malisatie van de verhouding tussen energieopbrengst, hinder, en effecten op landschap en natuur. Door de effecten per kWh te presenteren (zie § 3.3) kan een dergelijk alternatief goed vergeleken worden met alternatieven die uitsluitend maximalisatie van de energieopbrengst (binnen wettelijke kaders) als uitgangspunt hebben.

In één of meerdere optimaliseringsalternatieven kunnen verschillende parameters onderzocht worden. De Commissie adviseert in een iteratief proces te variëren met bijvoorbeeld: • afmetingen (hoogte, rotordiameter) van de turbines. Maak hierbij ook inzichtelijk wat de voor- en nadelen zijn van turbines met een grotere ashoogte dan de 120 m (en bijbeho- rende grote vermogens > 5 MW) uit de gemeentelijke structuurvisie, eventueel in één van de vijf deelgebieden; • combinaties van verschillende typen turbines (vermogen, ashoogte e.d.) in het totale plangebied of in verschillende deelgebieden; • (detail)plaatsing van de turbines rondom belemmeringen en gevoelige bestemmin- gen/plaatsen; • aantallen turbines in relatie tot effecten als geluid, slagschaduw, natuur.

Door te variëren op de paramaters landschap, energieopbrengst, hinder en natuur kan een optimalisatie bereikt worden. Ook wordt zo het afwegingskader dat leidt tot de uiteindelijke voorkeursvariant inzichtelijk gemaakt.

-6-

In de oplegnotitie wordt een aantal nadelen van het opgerekte Boogspant + Kleitocht model ten opzichte van het oorspronkelijke Boogspantmodel genoemd (met name wat betreft land- schap en natuur). De Commissie adviseert in elk van de varianten te onderzoeken hoe die nadelen zoveel mogelijk opgeheven kunnen worden. Maak in het bijzonder duidelijk hoe het ritme en de regelmaat van de boog gehandhaafd blijft en welke randvoorwaarden daaraan gesteld worden.

3.1.3 Fasering en herstructurering

De Commissie adviseert te onderzoeken in welke volgorde of via welke fasering de verschil- lende deelgebieden van het ruimtelijke model het beste opgevuld kunnen worden. Geef aan welke argumenten daarbij een rol spelen.

De NRD noemt een termijn voor de herstructureringsfase (de tijd dat oude en nieuwe turbines naast elkaar zullen bestaan) van 5 tot 8 jaar. De Commissie kan zich overigens voorstellen dat het vanuit het oogpunt van energieopbrengst voordelen kan hebben om de oude turbines juist langer te laten staan. De Commissie adviseert twee of drie scenario’s uit te werken voor de tijdsduur van de herstructureringsfase, zodat inzicht ontstaat in de effecten hiervan. Hier- bij kan ook gekeken worden naar een scenario met een tijdsduur van langer dan 8 jaar.

Het MER moet inzicht bieden in de in de tijd veranderende en de (maximale) cumulatieve effecten van de oude plus de nieuwe turbines. Geef aan wat de piek in aantal gelijktijdig ope- rationele turbines kan zijn (gezien de milieuruimte) en of er een optimaal scenario bestaat.6

3.2 Beschrijving van de voorgenomen activiteit en de effecten

3.2.1 Flexibiliteit en detailniveau

Het rijk wil enerzijds de initiatiefnemers voldoende flexibiliteit bieden, bijvoorbeeld ten aan- zien van detailplaatsingen en type turbines. Dit is passend bij een plan-MER, dat goed inzicht moet geven in de (cumulatieve) effecten op de hele polder.

Anderzijds dient het MER ook voor de omgevingsvergunning. Daarin is het zaak dat omwo- nenden goed inzicht krijgen in de potentiële milieueffecten op lokaal niveau en luistert de (detail)omschrijving van het voornemen erg nauw. Zo zullen geluidberekeningen een reële worst case moeten zijn op basis van exacte turbineposities.

De beschrijving van het voornemen en de effecten moet dus enerzijds inzicht geven in effec- ten voor de hele polder en anderzijds het detailniveau voor vergunningverlening hebben (be- hoorlijk nauwkeurig en gedetailleerd dus). Dit is een belangrijk aandachtspunt voor de vorm-

6 Zo kan de Commissie zich voorstellen dat het als eerste saneren van de solitairen langs de IJsselmeerkust veel natuurwinst kan opleveren.

-7-

geving van het MER. Om het MER overzichtelijk en toegankelijk te houden is het aan te raden een zekere gelaagdheid in het MER aan te brengen. Eventueel kan overwogen worden om de detailuitwerking van (de effecten van) de uiteindelijke voorkeursvariant via digitale toepassin- gen voor de omwonenden beschikbaar te maken.

3.2.2 Studiegebied

Het studiegebied moet op kaart worden aangegeven en omvat de locatie plus de omgeving daarvan, voor zover daar effecten van de voorgenomen activiteit kunnen gaan optreden. Per milieuaspect kan de omvang van het studiegebied dus verschillen. Bijvoorbeeld voor land- schap kan dit tot 15 km zijn en voor geluid slechts tot enkele kilometers van de turbines.

Geef tevens een overzicht op kaart van de in het studiegebied gelegen gevoelige gebieden en objecten.

3.2.3 Referentiesituatie en autonome ontwikkelingen

De referentiesituatie moet de bestaande toestand van het milieu in het studiegebied en de te verwachten milieutoestand als gevolg van de autonome ontwikkeling beschrijven, als refe- rentie voor de te verwachten milieueffecten. Daarbij wordt onder de 'autonome ontwikkeling' verstaan: de toekomstige ontwikkeling van het milieu, zonder dat de voorgenomen activiteit of één van de alternatieven wordt gerealiseerd. Bij deze beschrijving wordt uitgegaan van ontwikkelingen van de huidige activiteiten in het studiegebied en van nieuwe activiteiten waarover reeds is besloten. De NRD geeft aan (§4.4.2) dat in de autonome ontwikkeling wordt uitgegaan van het vervangen van vijf windturbines bij Wagendorp door vier reeds ver- gunde turbines. Geef aan of de bestaande turbines, die onderdeel zijn van de gewenste her- structurering, gezien worden als onderdeel van de referentiesituatie.

Geef in het MER aan of nog andere (ruimtelijke) ontwikkelingen voorzien zijn die van belang zijn voor de referentiesituatie. Ga in op de status van de besluitvorming rondom andere windparken in de omgeving, zoals de Groetpolder7 en de Afsluitdijk. Geef aan of deze ont- wikkelingen als autonome ontwikkeling gezien moeten worden. Werk scenario’s uit indien onduidelijk is of de besluitvorming voor of na de besluitvorming over het Windpark Wierin- germeer zal plaatsvinden.

3.3 Vergelijking van alternatieven

De milieueffecten van de alternatieven moeten onderling en met de referentiesituatie worden vergeleken. Doel van de vergelijking is inzicht te geven in de aard en mate waarin de alterna- tieven andere effecten veroorzaken.

Afwegingskader en effecten voor en na mitigatie De voorkeursvariant zal tot stand komen via een optimalisatieproces. Hierbij worden in een iteratief proces knelpunten geïdentificeerd en gemitigeerd en worden parameters tegen el-

7 In verschillende zienswijzen wordt aangegeven dat dit park als autonome ontwikkeling gezien moet worden.

-8-

kaar afgewogen. De Commissie adviseert die afwegingen en de mitigatie in het MER goed zichtbaar te maken, door niet alleen de eindvariant te scoren maar ook tussenstadia. Op die manier wordt voor omwonenden duidelijk wat gedaan wordt om het plan te optimaliseren.

Vergelijking relatieve effecten Naast een vergelijking van effecten in absolute zin, is een vergelijking van de relatieve effec- ten belangrijk, dat wil zeggen: de effecten per eenheid van opgewekte energie (kWh). Dit is van belang omdat niet alle alternatieven dezelfde energieopbrengst (en milieueffecten) zullen hebben. Belangrijk doel van het MER is om duidelijkheid te verschaffen over de verhouding tussen milieuwinst (energieopbrengst) en nadelige effecten (hinder, natuur, landschap). Bij onderscheidende alternatieven kan het voorkomen dat de milieueffecten weliswaar groot zijn maar de energieopbrengst ook, waardoor dit alternatief – beoordeeld in effecten per kWh – toch relatief goed kan scoren.

Indien aspecten niet, of slechts ten dele, kwantitatief uitgedrukt kunnen worden kan de rela- tieve vergelijking aangevuld worden met een kwalitatieve beschouwing.

4. Bestaande milieusituatie en milieugevolgen

4.1 Modellen en onzekerheden

Onderbouw de keuze van de rekenregels/-modellen en van de gegevens waarmee de gevol- gen van het voornemen voor de natuur en de aantallen gehinderden worden bepaald. Ga ook in op de onzekerheden in deze bepaling.

4.2 Milieuaspecten

Deze paragraaf geeft voor enkele aspecten adviezen in aanvulling op de NRD. De overige aspecten kunnen uitgewerkt worden conform de NRD.

4.2.1 Elektriciteitsopbrengst

Bepaal de energieopbrengst voor de verschillende alternatieven op basis van betrouwbare gegevens met betrekking tot het windaanbod. Laat ook zien wat eventuele mitigerende maat- regelen (zoals bijvoorbeeld stilstandsregelingen ten behoeve van geluid en schaduw) voor effect hebben op de energieopbrengst.

4.2.2 Leefomgeving

Geluid In aanvulling op de NRD vraagt de Commissie aandacht voor de uitwerking van het aspect laagfrequent geluid. Laagfrequent wordt in zijn algemeenheid niet als hinderrisico be- schouwd, maar kan bij (zeer) grote windturbines wel een rol gaan spelen. De Commissie ad-

-9-

viseert daarom om voor enkele relevante (maatgevende) woningen een berekening te maken van de niveaus van laagfrequent geluid en deze te toetsen aan de in Nederland geldende richtlijnen (NSG/Vercammen).8

Slagschaduw Uit de zienswijzen blijkt dat veel omwonenden zich zorgen maken over overlast door slag- schaduw. Dit aspect kan uitgewerkt worden conform de NRD.

Licht Uit de zienswijzen blijkt ook dat veel omwonenden zich zorgen maken over de zichtbaarheid van de turbines in de nacht door verlichting op de turbines en eventueel verlies van nachtelij- ke duisternis. Beschrijf in het MER welke regels er gelden voor verlichting van turbines, of dit kan leiden tot hinder en welke mitigerende maatregelen mogelijk zijn c.q. getroffen worden.

Gezondheid De relatie tussen de effecten van de windturbines (geluid/slagschaduwen, visuele hinder) op de gezondheid van omwonenden is onderwerp van veel discussie. De Commissie adviseert een overzicht te geven van de stand van zaken op dit gebied, waarbij de uitkomsten uit de berekeningen kunnen worden gebruikt voor conclusies voor het aspect gezondheid.9

De Commissie adviseert om toe te lichten hoe normen tot stand komen, en uit te leggen dat daarbij altijd belangenafwegingen plaatsvinden tussen de mate van hinder, aantallen gehin- derden en ruimte voor (economische) activiteiten die hinder veroorzaken.

4.2.3 Landschap

Breng in het MER de landschappelijke gevolgen van de alternatieven en varianten (voor af- zonderlijke deelgebieden en het windpark als geheel) in beeld. Besteed daarbij aandacht aan de ruimtelijke kwaliteit van met name de Westcontour, de visualisaties van de windparken en interferentie met andere windparken. Ga ook in op de effecten op het landschap door sane- ring van windturbines.

Ruimtelijke kwaliteit Westcontour De gebogen lijn in het westen wordt gevormd door een continue ritmische lijn opgebouwd uit zeer flauwe tot sterkere krommes. Deze lijn vindt aansluiting bij het hoogste schaalniveau van de polder en maakt zich los van de landschappelijke ondergrond (zoals onderbouwd in het MER uit 2011). De Commissie adviseert aan te geven hoe de beeldkwaliteit en ritmische continuïteit van deze boog gewaarborgd kan worden en welke randvoorwaarden gesteld wor- den. Van belang daarbij zijn zaken als: • voorkomen van onderbrekingen in het doorgaande systeem en de onregelmatigheden in het verloop (verspringingen, abrupte hoekverdraaiingen); • vloeiende bochten met variabele bochtstralen;

8 In Denemarken gelden wettelijke normen voor laagfrequent geluid. Inzicht in de scores voor laagfrequent geluid bij maatgevende woningen ten opzichte van de Deense norm kan veel vragen op dit aspect voorkomen. 9 Er zijn diverse studies verricht. Deze worden bijvoorbeeld samengevat door het RIVM: Windturbines; invloed op de beleving en gezondheid van omwonenden (G.P van den Berg, 2009) en het Ministerie van I&LM (laagfrequent geluid). Een bruikbaar overzicht is van het Massachusetts Dept of Env health studies: wind turbine health impact study, 2012.

-10-

• subtiele variaties in mastafstanden door in de bocht een geleidelijke verdichting van de hart op hart afstand.

Visualisaties De nieuwe generatie windturbines heeft een dusdanige maat dat deze turbines van nog gro- tere afstand zichtbaar zijn in het landschap. Maak daarom: • een kwalitatieve visualisatie van karakteristieke opstellingen van de alternatieven door middel van fotomontages en/of een 3D-model, op ooghoogte en vergezeld van een be- schrijving van het beeld en locatie op de kaart. Kies daarbij verschillende gezichtspunten en verschillende afstanden vanuit of naar karakteristieke punten, zoals bijvoorbeeld: het voormalig eiland Wieringen, centrum van de dorpen, Agriport, de oude kustlijn en water- keringen, diverse bos-/recreatie gebieden; • maak een visualisatie vanuit de drie dorpen in het midden van de polder naar de diverse lijnen rondom. Dit om inzichtelijk te maken in hoeverre er sprake is van ‘ingesloten zijn’ door turbines; • maak ook visualisaties van de open horizon tussen de turbineopstellingen; • toets de perspectivische continuiteit van de westcontour10 door middel van een dynamische beeldenreeks op ooghoogte; • laat zien hoe de verschillende fasen van sanering van de solitaire turbines er uitziet en welke interferentie op kan treden.

Interferentie Onderzoek of er sprake is van interferentie met andere windparken in de omgeving. Door de grote hoogte zijn op heldere dagen de turbines van grote afstand zichtbaar. Locaties dienen derhalve in onderlinge samenhang ontworpen te worden. Beoordeel in ieder geval interferen- tie met de windparken ten westen van de Wieringermeer, tussen de lijnopstellingen van het ECN-park en de Wagendorplijn en de parallelle lijnen van het boogspant en de Kleitocht. Besteed ook aandacht aan interferentie binnen de gebogen lijn van de Westcontour zelf. Door de opbouw uit bogen kan een minder rustig totaalbeeld ontstaan.

4.2.4 Natuur

Algemeen Geef in het MER aan welke kenmerkende habitats en soorten aanwezig zijn in het studiege- bied.11 Beschrijf de huidige staat en de autonome ontwikkeling van de natuur in het gebied. Ga daarna in op de ingreep-effectrelatie tussen de alternatieven en de in het studiegebied aanwezige natuurwaarden. Windturbines leiden tot verhoogde sterfte onder vogels en vleer- muizen ten gevolge van aanvaringen. Daarnaast is met name bij vogels sprake van barrière- werking en aantasting van het leefgebied.

Beschrijf voor de aanlegfase in het MER op hoofdlijnen het volgende: • het gebied en tijdsduur waarbinnen de flora en/of fauna beïnvloed kan worden door o.a. de aanleg van (tijdelijke) wegen, grondverzet, geluid/trillingen en licht; • de aard van de effecten en mogelijke gevolgen;

10 dit wordt als aandachtpunt genoemd in de oplegnotitie uit 2011. 11 Het ligt, gezien het voorliggende besluit, voor de hand een selectie van te beschrijven habitats en soorten te maken.

-11-

• relevante mitigerende maatregelen, bijvoorbeeld uitvoering van aanlegwerkzaamheden in de ecologisch minst kwetsbare periode.

Beschrijf voor de gebruiksfase in het MER op hoofdlijnen het volgende: • effecten van het windpark o.a. door direct ruimtebeslag en barrièrewerking (op basis van de beschikbare informatie over verstoringsafstanden en uitwijkgedrag); • onderbouwde indicatie van de ordegrootte van het te verwachten aantal aanvarings- slachtoffers bij vogels en vleermuizen; • relevante mitigerende maatregelen, bijvoorbeeld door bepaalde opstellingen, mijden van bepaalde locaties, stilzetten van de turbines op bepaalde momenten.

Gebiedsbescherming Beschrijf de mogelijke invloed van het voornemen op beschermde natuurgebieden, zoals Natura 2000-gebieden en de Ecologische hoofdstructuur (EHS).12 Maak onderscheid tussen de verschillende gebieden en geef hiervan de status aan. Ook als het voornemen niet in of direct naast een beschermd gebied ligt, kan het gevolgen hebben op een beschermd gebied (externe werking). Geef per gebied de begrenzingen van het gebied aan op kaart, inclusief een duidelijk beeld van de ligging van het plangebied ten opzichte van de beschermde ge- bieden.

Het MER en de Passende beoordeling voor de Structuurvisie Wieringermeer geeft geen een- duidig uitsluitsel over de mate van aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden IJsselmeer en Waddenzee door windenergie in Wieringermeer.13,14 Over deze onzekerheid moet in een nieuwe Passende beoordeling duidelijkheid worden verkregen. Hierbij moet nadrukkelijk de cumulatie met andere projecten in beeld worden gebracht.15

Maak aan de hand van gegevens over vogelbewegingen (seizoenstrek, foerageertrek, slaap- trek etc.) een afbakening van Natura 2000-gebieden die vanwege instandhoudingsdoelstel- lingen voor vogels mogelijk worden beïnvloed. Geef per Natura 2000-gebied: • de instandhoudingsdoelstellingen voor de relevante soorten en geef aan of er sprake is van een behoud- of verbeterdoelstelling; • de actuele populatieomvang van soorten en voor zover mogelijk te verwachten verande- ringen daarin aan de hand van meerjarige trends;

12 Let op: naast Natura 2000- en EHS-gebieden zijn er andere beschermde gebieden, zoals beschermde natuurmonumen- ten (art. 10 Natuurbeschermingswet 1998) en beschermde leefomgevingen (art. 19 Flora- en faunawet). Elk gebied kent zijn eigen beschermingsregime. 13 De Passende beoordeling over het Windplan Wieringermeer (januari 2011) trok de conclusie dat het model Boogspant voor kleine zwaan en grote zaagbek (die beide in de instandhoudingsdoelen van de Waddenzee en bij kleine zwaan ook in de doelen van het IJsselmeer zijn opgenomen) significant negatieve effecten heeft, maar dat er sprake is van een overschatting van deze negatieve effecten. 14 De Commissie voor de m.e.r. zegt daarover in haar toetsingsadvies uit 2011: “De Commissie adviseert voor vervolgbesluitvorming de sterfteberekening voor niet-broedvogels nader te onderbouwen op basis van (dagelijkse) vliegbewegingen van de relevante soorten, om zodoende meer inzicht te krijgen in de worst-case situatie en de onzekerheidsmarges daaromtrent. De Commissie wijst erop dat dit gevolgen kan hebben voor de conclusies uit de passende beoordeling”. 15 Uit de wetgeving volgt dat een project of plan alleen doorgang kan vinden als de zekerheid wordt verkregen dat de natuurlijke kenmerken niet worden aangetast (of, als aantasting niet valt uit te sluiten, de zogenaamde ADC-toets met succes wordt doorlopen). Uit de huidige lijn in de jurisprudentie volgt dat dit het geval is wanneer er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen voor de natuurlijke kenmerken zijn.

-12-

• de gevoeligheid en kwetsbaarheid van soorten en populaties voor de aanleg en aanwe- zigheid van windturbines in de omgeving.

Beschrijf voor de EHS in de plangebieden de daarvoor geldende ‘wezenlijke kenmerken en waarden’. Onderzoek welke gevolgen het initiatief op deze actuele en potentiële kenmerken en waarden heeft. Voor de EHS geldt volgens de Nota Ruimte een ‘nee-tenzij’ regime. Geef aan hoe het ‘nee-tenzij’ regime provinciaal is uitgewerkt en of het voornemen hierin past.16

Soortenbescherming Beschrijf welke door de Flora- en faunawet beschermde (tabel 2 en 3) en welke andere be- dreigde, niet door de Flora- en faunawet beschermde soorten te verwachten zijn in het stu- diegebied, waar zij voorkomen en welk beschermingsregime voor de betreffende soort geldt. Ga in op de mogelijke gevolgen van het voornemen voor deze beschermde soorten. Indien schade aan beschermde soorten niet kan worden voorkomen moet worden nagegaan of er een alternatief is dat deze schade wel voorkomt.17 De Commissie denkt daarbij in het bijzonder aan het Robbenoordbos. De meeste slachtoffers onder vleermuizen vallen in bos, open plekken in bos en langs bosranden (Winkelman e.a., 2008). Het bos wordt tevens ge- bruikt door vele trekvogels en foeragerende vogels (MER Windplan, 2011).

4.2.5 Externe veiligheid/radar

Rondom de zeven radarposten van het ministerie van Defensie zijn toetsingsgebieden aan- gewezen. Deze gebieden zijn beschreven in regels onder het Besluit algemene regels ruimte- lijke ordening (Barro) dat op 1 oktober 2011 in werking is getreden. Plannen voor windturbi- nes zijn toetsingsplichtig indien zij zijn gepland op een afstand van minder dan 75 km van één van de 7 radarposten en indien de tiphoogte van de wieken de opstelhoogte van die ra- darinstallatie met een bepaalde hoogte overstijgt. Toets de plannen aan de regels uit het besluit.

16 Per provincie is een toetsingskader en compensatieregeling EHS vastgesteld, dat in principe past binnen de nationale Nota Ruimte en de Spelregels EHS. 17 In de oplegnotitie Windplan Wieringermeer van de gemeente (aug. 2011) staat op p.18 terecht: “Voor alle modellen is een ontheffing ex artikel 75 Flora en Faunawet noodzakelijk. Hiervoor is tevens een aanvullend onderzoek gewenst. Mitigatie is noodzakelijk omdat voor vleermuizen geen ontheffing kan worden verkregen”.

-13-

BIJLAGE 1: Projectgegevens reikwijdte en detailniveau MER

Initiatiefnemer: Windkracht Wieringermeer, een samenwerkingsverband van Windcollectief Wieringermeer, Nuon Wind Development BV en ECN Wind Energy Facilities BV

Bevoegd gezag: de Minister van Economische Zaken (coördinerend), de Minister en Infra- structuur en Milieu en de gemeente Hollandse Kroon

Besluiten: Rijksinpassingsplan en omgevingsvergunning

Categorie Besluit m.e.r.: project-MER vanwege D22.2 plan-m.e.r. vanwege kaderstelling voor categorie D22.2 plan-m.e.r. vanwege passende beoordeling

Activiteit: het realiseren van een windpark van ca. 300 à 400 MW, bestaande uit 78 tot 106 turbines

Procedurele gegevens: aankondiging start procedure in de Staatscourant van: 17 oktober 2013 ter inzage legging van de informatie over het voornemen: 18 oktober t/m 29 november 2013 adviesaanvraag bij de Commissie m.e.r.: 3 oktober 2013 advies reikwijdte en detailniveau uitgebracht: 19 december 2013

Samenstelling van de werkgroep: Per project stelt de Commissie een werkgroep samen bestaande uit enkele deskundigen, een voorzitter en een werkgroepsecretaris. Bij dit project bestaat de werkgroep uit: Ir. P. van der Boom Ir. J.M. Bremmer (werkgroepsecretaris) Drs. S.R.J. Jansen Ing. C.P. Slijpen Drs. J.G.M. van Rhijn (voorzitter) Drs. G. de Zoeten

Werkwijze Commissie bij advies reikwijdte en detailniveau: In dit advies geeft de Commissie aan welke onderwerpen naar haar mening behandeld dienen te worden in het MER en met welke diepgang. De Commissie heeft de hierna genoemde in- formatie van het bevoegde gezag ontvangen. Deze informatie vormt het uitgangspunt van haar advies. Om zich goed op de hoogte te stellen van de situatie heeft de Commissie een locatiebezoek afgelegd. Zie voor meer informatie over de werkwijze van de Commissie www.commissiemer.nl op de pagina Commissie m.e.r.

Betrokken documenten: De Commissie heeft de volgende documenten betrokken bij haar advies:

• Notitie Reikwijdte en Detailniveau Windpark Wieringermeer, Pondera Consult, oktober 2013; • Structuurvisie Windplan Wieringermeer, Oranjewoud, 22 november 2011; • Nota van Inspraak en Overleg Structuurvisie Windplan Wieringermeer, gemeente Wierin- germeer, 14 september 2011; • Koppeldocument Syntheseontwerp Windplan Wieringermeer, Arcadis, 11 februari 2011; • Oplegnotitie Windplan Wieringermeer, Arcadis, 4 augustus 2011; • Passende Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, Arcadis, 27 januari 2011.

De Commissie heeft kennis genomen van 85 zienswijzen en adviezen, die zij tot en met 29 november 2013 van het bevoegd gezag heeft ontvangen. Zij heeft deze, voor zover relevant voor m.e.r., in haar advies verwerkt.

Advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport Windpark Wieringermeer

ISBN: 978-90-421-3882-7

Deel 2b - Advies Defensie •p^

Commando Dienstencentra Ministerie van Defensie O

> Retouradres Postbus 90004 3509 AA Utrecht

Ministerie van Economische zaken Divisie Vastgoed & T.a.v. drs. R.W.A. Roosdorp Beveiliging Dienst Vastgoed defensie Postbus 20410 Directie West 2500 EK DEN HAAG Ruimtelijke Ordening en Milieu Herculeslaan 1 MPC 55 A Postbus 90004 3509 AA Utrecht www.defensie.nl/cdc

Contactpersoon De heer. J. Huijgen Adviseur Ruimtelijke Ordening

Datum 10 januari 2014 T 030 218 4798 Onderwerp Windpark Wieringermeer

Jr.huiiaenOmindef.nl DVDDWRom.DW.DVD.CDC

Onze referentie Geachte heer Roosdorp, 2014001496

Bij beantwoording datum, onze referentie en onderwerp Hierbij doe ik u mijn reactie toekomen in het kader van de ruimtelijke vermelden. planvorming met betrekking tot het windpark Wieringerrmeer in de gemeente Hollands Kroon. Ten eerste wil ik u attenderen op het volgende.

Voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en het burgerluchtverkeer staan verspreid over Nederland een aantal militaire en burger radarstations. Het merendeel van deze radarstations is opgenomen in een netwerk. Dit netwerk wordt door zowel de militaire als de burger luchtverkeersleidinginstanties gebruikt. Objecten, zoals windturbines, in een gebied rondom een radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld dat de gezamenlijke radarstations opbouwen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (BARRO) van 29 december 2011 is een regeling opgenomen betreffende de beperkingen die gelden voor het o; ruimtegebruik in de verstoringzones van Radarstations. De aanwijzing van de radarverstoringsgebieden is geregeld in artikel 2.6.2. van het Barro en de o; ingevolge het Barro vastgestelde Ministeriele regeling (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (RARRO), artikel 2.1, lid 8.

In bijlage 8.4. van het Rarro is een kaart opgenomen met daarin een weergave van de radarstations en de daarbij geldende bouwhoogtes bij de radarverstoringsgebieden. Artikel 2.6.9 lid 2 van het Barro stelt verplicht dat Om wanneer er een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld waarbij de bouwhoogtes Om worden overschreden een radarverstoringstoets moet worden uitgevoerd. De Minister van Defensie beoordeelt vervolgens de toereikendheid van de radarverstoringstoets en de aanvaardbaarheid van de daarin beschreven gevolgen voor de werking van de radar.

In relatie tot de planvorming omtrent windpark Wieringermeer betekent dit het volgende: het plangebied is gelegen in één van radarverstoringsgebieden van het Ministerie van Defensie. Ter plaatse van de gemeente Hollands Kroon e.o. geldt een toetsingshoogte ten aanzien van het oprichten van windturbines van 89 Divisie Vastgoed 81 meter. Met deze toetsingshoogte wordt de tiphoogte van de windturbine bedoeld Beveiliging Dienst Vastgoed defensie ten opzichte van het N.A.P. Directie West Ruimtelijke Ordening en Milieu Ik wijs u er op dat u, conform het gestelde in deze brief, bij de voorbereiding van het bestemmingsplan voor het windpark Wieringermeer een radarverstoringstoets dient uit te (laten) voeren ten aanzien van de gevolgen van de windturbines voor de werking van de radar indien met de bouw de maximale hoogte van 89 meter ten opzichte van N.A.P. wordt overschreden.

Ik ga ervan uit u voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

Wnd. Eerstaanwezend Ingenieur-Directeur van de Dienst Vastgoed Defensie Directie West

mr. drs. T.J.A. Ziilmans

Pagina 2 van 2 Deel 2c - Advies Fryslân

Uw kenmerk: DGETM-ED/13199238 Ministerie van Economische Zaken, directie Energie en Duurzaamheid T.a.v. mw mr M.A. Zuur Ons nummer: U14.000934 Postbus 20401 *U14.000934* 2500EK DEN HAAG Behandeld door: mevrouw L. Zwager Telefoon: 0515-48 90 00

Sneek, 29 januari 2014 Onderwerp: milieueffectrapportage windpark Wieringermeer Documentsoortcode Casenr Geachte mevrouw Zuur,

Op 27 november 2013 hebt u ons –mede namens de overige bevoegde gezagen- een concept notitie reikwijdte en detail inzake de milieueffectrapportage windpark Wieringermeer doen toekomen. In uw brief vraagt u ons om een schriftelijke reactie voor 15 januari 2013. In onze brief d.d. 15 januari hebben wij verzocht om uitstel tot en met 29 januari 2013. Per mail d.d. 28 januari hebt u dit verzoek ingewilligd.

Reactie Onze reactie richt zich op de onderbouwing van de locatiekeuze. De locaties en locatiealternatieven zijn beoordeeld op de volgende effecten:  Landschap  Ecologie  Leefomgeving (geluid en slagschaduw)  Elektriciteitsopbrengst

Wij zijn van mening dat deze afweging onvolledig is. Wij missen in de onderbouwing de (economische) effecten van een windpark voor recreatie en toerisme. Voor het locatiealternatief de Friese IJsselmeerkust is de recreatie- en toerismesector van groot economisch belang. Wij verzoeken u de notitie op dit punt aan te vullen.

Met vriendelijke groet,

S. Galama Temmanager ROEZ In afschrift aan: gemeente Hollands Kroon t.a.v. de heer J. Dekker Postbus 8 1760 AA Anna Paulowna

Intern afschrift aan: Martina pool, Betty Zwager

Gemeente Súdwest-Fryslân T 0515-48 90 00 Gemeenteloketten Postbus 10.000 F 0515-48 99 99 Kerkstraat 1, 8600 HA Sneek E [email protected] Marktstraat 15, Sneek IBAN NL42BNGH0285149431 W www.sudwestfryslan.nl Merk 1, Workum Kvk nr. 51791811

Budgethouder en route: nvt Bijlage(n): nvt nee

Deel 3 – Nota van Antwoord Van 18 oktober tot en met 28 november 2013 heeft de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) ter inzage gelegen. Tijdens de periode konden burgers en belanghebbenden een zienswijze indienen op wat volgens hen (nader) onderzocht moet worden in het milieuonderzoek voor het beoogde Windpark Wieringermeer. Dit is de Nota van Antwoord die ingaat op de ingediende zienswijzen. De definitieve notitie reikwijdte en detailniveau van het Windpark Wieringermeer vindt u op www.rvo.nl.1

Op de ruimtelijke inpassing van, en de vergunningverlening voor het Windpark Wieringermeer is de rijkscoördinatieregeling (RCR) van toepassing. Dat houdt in dat het Rijk (namelijk de Ministers van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu) tot taak heeft het Windpark ruimtelijk in te passen en de vergunningen voor het Windpark te coördineren. Zij trekken hierin samen op met de provincie Noord-Holland (hierna provincie) en de gemeente Hollands Kroon (hierna gemeente). De RCR-procedure begint met een omschrijving van het voornemen van het Windpark – de concept notitie Reikwijdte en Detailniveau (hierna NRD). Dat voornemen is aan eenieder kenbaar gemaakt door middel van de kennisgeving ervan. Hiermee is de gelegenheid geboden om op de plannen te reageren met zienswijzen. In de zienswijzen hebben de insprekers ook kunnen aangeven wat zij onderzocht willen hebben in het milieueffectonderzoek. Deze zienswijzen zijn nu gebundeld en beantwoord in deze Nota van Antwoord. In deze zienswijzen gaat het om een reactie op het onderzoeksvoornemen. In later stadium, namelijk bij ter inzage legging van het MER en het inpassingsplan, is nogmaals ruimte voor inspraak. Dan komt het indienen van bezwaren tegen voorgenomen opstellingen en vergunningen aan de orde.

Deze nota wordt aan alle indieners van de zienswijzen toegestuurd en gepubliceerd op de websites van het Windpark.2 De nota vormt ook de bijlage bij de definitieve NRD. Van de officiële instanties die benaderd werden, hebben de Commissie voor de m.e.r., Dienst Vastgoed Defensie en gemeente Súdwest-Fryslân advies uitgebracht. Deze adviezen maken deel uit van de NRD en vormen als zodanig bijlagen bij de nota van antwoord. Antwoord op het advies van de gemeente is verwerkt in de notitie reikwijdte en detailniveau. Het advies van de Commissie m.e.r. wordt geadresseerd in het MER - grote delen van het advies zijn integraal overgenomen; waar dit niet het geval is, wordt hiervan gemotiveerd afgeweken. De definitieve NRD is vastgesteld door de Minister van Economische Zaken mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu. Zij is gepubliceerd op de websites en toegezonden aan de insprekers.

De concept NRD van het Windpark Wieringermeer is 18 oktober 2013 ter inzage gelegd. De inspraaktermijn sloot op 28 november 2013. Er zijn in totaal 85 zienswijzen ingediend. In de hierna volgende hoofdstukken wordt puntsgewijs ingegaan op de zienswijzen. Hierbij wordt bij wijze van illustratie regelmatig een letterlijke tekst uit een zienswijze aangehaald. Vervolgens is aangegeven in welke zienswijzen dezelfde of vergelijkbare thema’s voorkomen. Daarna volgt het antwoord van het Rijk.

1 http://www.rvo.nl/sites/default/files/2013/10/131010%20Concept%20Notitie%20RenD%20WP%20Wieringerme er_def.pdf 2 Respectievelijk http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/Windpark-wieringermeer en http://www.Windparkwieringermeer.nl.

1

2

1. Zienswijzen 2. Zorgvuldige procedure 3. Nut en Noodzaak 4. Economisch belang voor de gemeenschap 5. Draagvlak 6. Alternatieve locaties 7. Autonome ontwikkelingen 8. Configuratie Windpark Wieringermeer 9. Herstructureringstermijn 10. Veiligheid 11. Storing digitale signalen 12. Landschap 13. Geluid 14. Slagschaduw & schittering 15. Gezondheid 16. Natuur 17. Overlast van Bouw 18. Waardevermindering Woning & Bedrijf en compensatie

3 1. Zienswijzen De zorgen in de zienswijzen laten zich goed samenvatten: insprekers maken zich veelal zorgen over een combinatie van effecten van het Windpark, te weten: geluidsoverlast, slagschaduw, nachtrust, gezondheid en woningwaarde. Zij geven veelal aan behoefte te hebben aan compensatie. Een aantal (agrarische) bedrijven maakt zich bovendien zorgen over verstoring van communicatiesignalen (gps,. tv, mobiele telefoon, etc.) en schade aan- of waardedaling van hun bedrijf. De Rijksoverheid spreekt waardering uit voor de ingebrachte zienswijzen.

In deze nota van antwoord zijn de zienswijzen veelal letterlijk geciteerd. Tussen haakjes staat het nummer van de zienswijze. Dit nummer correspondeert met de nummering in de inspraakbundel. In de inspraakbundel3 kunnen insprekers nazoeken welk nummer toebehoort aan hun zienswijze.

2. Zorgvuldige procedure Insprekers hebben de volgende vragen en zorgen over de procedure tot ruimtelijke inpassing van het Windpark:

 de belangen van de burger, omwonenden zijn niet meegenomen in dit plan (8, 63, 64, 70);  er is nooit met omwonenden over gecommuniceerd; de plannen zijn al bijna in kannen en kruiken en nu pas wordt er summier gecommuniceerd (9);  omwonenden zijn niet persoonlijk ingelicht (19);  geen of weinig inspraak voor directe bewoners (34);  weinig informatie en nog niet duidelijk waar de molens komen (12, 43, 48, 52);  onduidelijke opschaling (26, 75);  slechte informatie en openheid (53);  verzoek tot inzage in, en betrokkenheid bij, de stuurgroep (70)  Inspreker (33) haalt ook de Aarhus Conventie aan ter herinnering aan de internationale afspraak om te zorgen voor inspraak bij milieubesluitvorming.

Antwoord Bij infrastructurele projecten zoals deze, waar sprake is van invloed op de leefomgeving van mensen, is een zorgvuldige procedure van essentieel belang. Met de concept NRD, treden de initiatiefnemers en de overheid met het voornemen naar buiten. Voor u als inspreker is dit de eerste formele gelegenheid in de rijkscoördinatieprocedure om uw betrokkenheid kenbaar te maken. In het hierna volgende milieueffectonderzoek uitmondend in een Milieu Effect Rapport (hierna MER) worden de (mogelijke) opstellingen van de turbines concreter ingevuld en met elkaar vergeleken.

Daarnaast zijn in een eerder stadium door initiatiefnemers informatieavonden een windweekeinden gehouden waar omwonenden en belanghebbenden in de Wieringermeer in de gelegenheid zijn gesteld kennis te nemen van het Windplan. Al sinds 2008 zijn gemeenten en initiatiefnemers over het Windplan Wieringermeer in gesprek met de omwonenden. Via de gemeentelijke ruimtelijke procedure kon al kennis worden genomen van het gemeentelijke milieueffectonderzoek en de vaststelling van een gemeentelijke structuurvisie met een schets van de beoogde lijnopstellingen in

3 https://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/01/Inspraakbundel%20Wieringermeer%20def.pdf

4 2011. Deze structuurvisie vormt nu ook de basis vormt voor de turbineopstellingen die in het MER op milieueffecten worden onderzocht.

Na vaststelling van de NRD, start de MER-fase. Het planMER, zoals dat eerder al is opgesteld ten behoeve van de gemeentelijke structuurvisie, vormt mede de basis voor het thans op te stellen MER. Nieuwe onderzoeken vinden plaats bijvoorbeeld op het terrein van geluid en slagschaduw, natuur, landschap en archeologie. Ten behoeve van deze onderzoeken worden twee of drie verschillende opstellingsvarianten voor de turbines beschouwd. Deze opstellingen zullen nader worden onderzocht, maar het gaat nog niet noodzakelijkerwijs om de locaties waar ook daadwerkelijk turbines zullen worden gebouwd. De varianten laten elk hun eigen milieu impact zien. Dat leidt in samenspraak met andere overwegingen (elektriciteitsopbrengst, financierbaarheid, draagvlak omgeving etc.) tot de keuze van een voorkeursalternatief (hierna VKA). In het VKA kunnen de turbinelocaties nog wijzigen, om ervoor te zorgen dat een zo goed mogelijke inpassing tot stand komt. Het VKA maakt deel uit van het onderzoek ten behoeve van het MER.

Een inspreker vraagt om betrokken te worden bij de overleggen van de projectorganisatie. Deze betrokkenheid kan vorm krijgen door de formering van een omgevingsoverleg. Dit omgevingsoverleg zal regelmatig worden geraadpleegd, zoals bijvoorbeeld over de impact van de turbine opstellingen uit het voorkeursalternatief & de voorstellen tot mitigatie.

3. Nut en Noodzaak

Insprekers formuleerden de volgende aandachtspunten ten aanzien van het nut en de noodzaak van de totstandkoming van het Windpark Wieringermeer:

 of windenergie nu wel een goede oplossing is voor duurzaamheid (6);  of een verspilling van belastinggeld (5, 7) – d.w.z. het perspectief van windenergie in de periode 2020-2050 als een volledig duurzame energievoorziening moet worden bereikt (76);  het is goedkoper om eigen stroom op te wekken (7);  windmolens werken niet: ze staan vaak stil met of zonder wind en zijn vaak stuk (14);  windmolens zijn verre van milieuvriendelijk want er wordt voor de productie ervan op grote schaal vervuild (20) en er is veel vuile energie voor nodig om ze te maken (35);  er worden in het geheel geen emissies vermeden (37);  een windmolen neerzetten kost meer dan hij oplevert (27);  zulke parken horen op zee thuis (35, 63,) of op het eigen erf (64);  aantoning van nut en noodzaak (70) en verzoek om openbaarmaking van documenten die nut en noodzaak aantonen (81);  aantoning van de maatschappelijke voor en nadelen voor de provincie (70);

Ook is een zienswijze ontvangen die ingaat op de huidige marktsituatie. Deze luidt als volgt: “Daarnaast vertoont in onze ogen de energiemarkt nu geen grote tekorten. De stroomprijs staat onder druk. Tuinbouwbedrijven hebben moeite om hun WKK- installaties

5 economisch te laten draaien. Particulieren nemen zelf steeds meer zonnecellen bij hun woning. Er lijkt een overschot aan elektriciteit te komen.” (06) In deze lijn betoogt een andere zienswijze: “windenergie is niet de (enige) aangewezen ‘groene’ energiebron. Daar waar namelijk eerste gedacht werd dat dit het beste alternatief zou zijn, is ondertussen duidelijk geworden dat het niet alleen een groot verstorend effect op het landschap natuur en milieu heeft, maar ook het rendement ver beneden het verwachte peil is. Dit wordt aangegeven door onder andere het Centraal Planbureau (CPB Notitie van 14 juni 2013): de vraag naar energie is door de economische crisis zeer laag en er is reeds sprake van overcapaciteit. CPB adviseert in ieder geval 5 jaar te wachten met uitbreidingsplannen; het niet halen van EU doelstelling is hieraan ondergeschikt. Waarom is hier geen rekening mee gehouden?” (73)

Antwoord Nederland onderkent de noodzaak tot het verduurzamen van onze energievoorziening. Opeenvolgende kabinetten hebben dit omgezet in een concrete doelstelling: 14% duurzame energie in 2020. Dit correspondeert met de doelstelling die is afgesproken in de Europese Unie. In het Energie Akkoord (SER akkoord) – dat overheid, energiesector, werknemersorganisaties en milieuorganisaties in 2013 samenbracht, bevestigen al deze partijen nogmaals deze noodzaak en ambitie. Om deze doelstelling te halen, zijn alle vormen van duurzame energie nodig: wind op zee, wind op land, zonne-energie, energie uit biomassa en bioraffinage en ook toekomstige, nieuwe vormen van duurzame energie. Windenergie brengt relatief veel duurzame energie op, en is tot op heden van deze duurzame opties de meest kostenefficiënte. Dat heeft de overheid in ogenschouw te nemen aangezien zij ook andere publieke belangen heeft te dienen. Meer informatie over de nut en noodzaak van windenergie treft u aan in de ontwerp structuurvisie Wind op land (hierna: SVWOL) te vinden op de website van de rijksoverheid.4

Ook de overheid neemt de trend van dalende elektriciteitsprijzen waar en ook de bijdrage die de groeiende infrastructuur voor duurzame energie daaraan lijkt te leveren. Denk bijvoorbeeld ook aan de invoer van elektriciteit uit Duitsland. Toch voorziet de overheid dat dit effect tijdelijk is en dat er op de lange termijn een tekort zal zijn aan energie. De overheid stimuleert de versnelde sluiting van oude kolencentrales en de bij- en mee-stook van biomassa in kolencentrales die wel blijven draaien.

Om de doelstelling van 14% duurzame energie te halen, is in Nederland 6000 MW windenergie op land nodig. Daartoe zijn geschikte locaties aangewezen in de ontwerp SVWOL. De geschikte locaties worden onderzocht in het kader van deze RCR-procedure in de concept NRD en het op te stellen MER. De Wieringermeer komt uit dit onderzoek naar voren als een van de geschikte locaties. In Nederland zijn er meer geschikte locaties waarvan er vele benut dienen te worden om de doelstelling voor duurzame energie te halen. In het MER wordt inzichtelijk gemaakt hoe de locatiekeuze tot stand is gekomen waarbij ook de geschiktheid van de locatie wordt vergeleken met locaties elders in het land, ook buiten de gebieden in de SVWOL.

Alle locaties, ook de meest geschikte locaties, hebben keerzijden. In het MER worden de milieueffecten van het voornemen onderzocht. In het inpassingsplan vindt de afweging plaats van de verschillende belangen die spelen bij het Windpark Wieringermeer.

4 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/03/28/ontwerp-structuurvisie- windenergie-op-land.html

6 Waar het CPB de maatschappelijke kosten en baten van windenergie voor Nederland als geheel in kaart brengt, heeft Rebel Group in opdracht van de provincie en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (voorheen Agentschap NL) onderzoek gedaan naar de maatschappelijke kosten en baten van het Windpark Wieringermeer voor de omgeving. Dit onderzoek wordt in het tweede kwartaal van 2014 afgerond waarna de uitkomsten openbaar zullen worden gemaakt. Deze regionale MKBA maakt geen deel uit van het MER dat zich immers beperkt tot milieu effecten.

In de praktijk blijkt dat de windmolens in de Wieringermeer en in Nederland 95% van de tijd dat zij kunnen draaien, ook daadwerkelijk operationeel zijn. Dit nuanceert het beeld dat windmolens meer dan de helft van de tijd stil staan. Wel hangt het draaien van windturbines samen met een benodigde minimum windsnelheid. In de Wieringermeer is die minimumsnelheid vrijwel altijd aanwezig.

4. Economisch belang voor de gemeenschap

Insprekers verwachten geraakt te worden door stijgende gemeentelijk belastingen als gevolg van “extra kosten die niet via het exploitatieplan (van het Windpark) verhaald kunnen worden” (49); “het economisch belang van de Wieringermeer als gemeenschap is over het hoofd gezien” (54); “inwoners betalen voor een hogere energierekening en subsidies” en “er is geen nette verdeling van lusten en lasten” (70).

Antwoorden De kosten van het Windpark zullen niet resulteren in hogere belastingen op gemeentelijk of rijksniveau. Bij de uiteindelijke besluitvorming over het inpassingsplan komt de haalbaarheid van het plan in zijn omgeving aan de orde. Onderzoek naar economische effecten maakt geen deel uit van het MER - dat ziet voornamelijk op milieueffecten. Economische haalbaarheid wordt gebaseerd op de business case van de initiatieven; het bredere economisch belang van het Windpark voor de regio Noord- Holland komt aan bod in de eerdere genoemde Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse (MKBA).

5. Draagvlak

Insprekers geven aan dat er “in en om de Wieringermeer geen draagvlak is voor het windplan bij omwonenden en dat daaraan wordt voorbijgegaan” (70); “Deze verstoring (van onderlinge relaties in de woonomgeving) heeft gevolgen voor de participatiesamenleving waar de overheid naar toe wil” (67).

Antwoord Sinds 2008 steken initiatiefnemers en overheden tijd en inzet in het betrekken van de gemeenschap bij het Windplan Wieringermeer. Informatie geven, informatie inwinnen en dialoog staan hierin centraal. Er zijn - en worden - keukentafelgesprekken gevoerd met individuele omwonenden, dorpsraden en andere vertegenwoordigende instanties voor belangengroeperingen. Voor de gemeenschap zijn en worden ‘windweekenden’ gehouden – weekenden met gesprekken en activiteiten over de geplande herstructurering. Het proces om tot de gemeentelijke structuurvisie (2011) te komen,

7 ging gepaard met inspraakmomenten. In 2012 sloten betrokken overheidsorganisaties en initiatiefnemers een zogeheten Green Deal. Deze overeenkomst markeert het bestuurlijk draagvlak voor het Windpark bij de gemeente Hollands Kroon (hierna gemeente) en de provincie Noord Holland (hierna provincie). Omwonenden en belanghebbenden zullen betrokken worden bij het Windpark. Hiertoe is een participatieplan opgesteld. Met beoogde grondeigenaren worden gesprekken gevoerd om tot realistische lijnopstellingen te komen. In het participatieplan worden voorzieningen getroffen om omwonenden en de gemeenschap te laten meeprofiteren van het Windpark. Meer informatie over participatie treft u aan op de website van het Windpark Wieringermeer. Gedurende het RCR-proces wordt met zoveel mogelijk relevante organisaties gesproken. Voorts vinden er gedurende de RCR-procedure meerdere inspreekmomenten plaats, zowel de door de wetgever voorziene inloopavonden en inspraakfases, als door initiatiefnemers te organiseren bijeenkomsten. Deze gesprekken, groepsbijeenkomsten en andere activiteiten zijn er op gericht om tot een zo breed mogelijk bekend, begrepen en gedragen plan te komen.

Participatiesamenleving is een begrip dat verwijst naar een ontwikkeling in de Nederlandse samenleving (en elders) dat gemeenschappen gezamenlijk bepaalde (publieke) taken, verantwoordelijkheden, ondernemingen oppakken. Deze ontwikkeling wordt wel in verband gebracht met de toenemende globalisering van de samenleving en de daarmee gepaard gaande behoefte aan terugkeer van sociale samenhang op lokaal niveau. De overheid juicht deze ontwikkeling toe om meerdere reden. Bijvoorbeeld omdat er minder overheidsgeld beschikbaar is om ondersteuning te geven voor taken in het schemergebied tussen het publieke en private domein; en omdat de overheid het belangrijk vindt dat in de samenleving een besef ontstaat van de eigen verantwoordelijkheid voor verduurzaming en energiebesparing.

De overheid betreurt het te vernemen dat de planning van een of meer lijnopstellingen van windturbines in de Wieringermeer aanleiding geeft tot spanningen die eventueel leiden tot verstoorde relaties tussen buren, zoals aangegeven in zienswijzen nrs. 6, 12, 24, 27, 67 en 75. Oorzakelijk verband tussen komst van windturbines en het verloop van complexe relaties tussen mensen en groepen mensen is echter niet zo maar aan te tonen. In deze relaties spelen vele factoren een rol; de komst van een windmolen kan van alles betekenen in een gemeenschap – het kan een katalysator zijn voor het uiten van onvrede, een middel om (reeds sluimerende) onlusten in te projecteren; maar het kan ook bijdragen aan versterking van de band tussen mensen. De participatievoorstellen die horen bij het Windpark Wieringermeer hebben dit tot doel. Binnen het MER wordt geen onderzoek gedaan naar het mogelijke effect van het Windpark op de sociale cohesie.

6. Andere locaties

Insprekers vragen of er geen andere – betere - locaties zijn dan de Wieringermeer, of andere locaties in de Wieringermeer om windparken te plaatsen. Voorgesteld wordt om gebruik te maken van het Waddengebied of de A7; Zee, Afsluitdijk, de dijk Enkhuizen- Lelystad, Industriegebied; IJsselmeer en Afsluitdijk, Houtribdijk, Friesland en Drenthe en Markermeer (03, 06, 08, 12, 40, 62, 63, 72). Hierbij merken insprekers op dat onderzoek

8 naar alternatieven ook in de rest van Nederland gedaan moet worden en niet beperkt kan blijven tot de locaties van de (concept)Structuurvisie Wind op Land (72, 73, 74, 75); en dat ook gekeken moet worden naar alternatieven op provinciaal niveau, in de vorm van kleinere parken die – bij elkaar opgeteld - boven de 100 MW uitkomen (80).

In de Wieringermeer wordt verzocht ook te kijken naar andere locaties in het plangebied (72, 73, 74, 75), en naar locaties verder van de rand van Nieuwesluis (36); en op grotere afstand dan 400 meter tot geluidsgevoelige bestemmingen (67);

Het thema afstand komt vaker terug:  “het Windpark kan verder van woningen worden geplaatst” (18, 21);  “Mogelijk dat de minimale afstand tot woningen groter moet worden dan in het huidige plan staat aangegeven” (30);  “Andere landen houden uit veiligheidsoverweging al een afstand van 1,5 tot 4 kilometer aan” (33, 46)  “De hoogte van de nieuwe molens gaan elke verhouding tussen inpassing in het landschap en bestaande bebouwing te buiten. De molens staan op ca. 980 m van mijn huis en ook recht in het zichtveld (…)”(38);  “Een zeer korte afstand van het woonhuis” (48);  “(…) mogelijk dat relatief dicht bij ons huis turbines gepland staan (52);  “In de startnotitie als uitgangspunt is gekozen dat een afstand van tenminste 300 meter van gevoelige bestemmingen zou moeten worden aangehouden (blz. 28). “insprekers“zijn van mening dat deze afstand te gering is” (75);  “Genoemde windturbines zullen conflicteren met de eisen die de Inspectie Leefomgeving en Transport aan de obstakelvrije zone van ons vliegveld stelt” (78);  “ik verzoek u daarom een aanmerkelijk grotere afstand dan tenminste 400 meter aan te houden bij het locatie alternatievenonderzoek” (81).

Andere locaties buiten de Wieringermeer In de NRD – en in het MER - komt de locatiekeuze uitgebreid aan de orde. Zo worden alle relevante locaties in noord Nederland bezien waar een windpark van een omvang van ongeveer 400 MW zou kunnen passen. Al deze locaties worden onderzocht op effecten op milieu, landschap en natuur. Er wordt niet enkel verwezen naar de structuurvisie Wind op Land omdat deze niet tot doel had om te voorzien in een volledig locatieonderzoek. Het MER voor het Windpark Wieringermeer beoogt die volledigheid.

Eerder is aangegeven dat we – om de duurzaamheidsdoelstelling te halen – in Nederland meerdere windparken van substantiële omvang nodig hebben. Ook de kleinere locaties in de provincie Noord-Holland leveren een bijdrage aan de nationale doelstelling voor wind op land. Om die reden én omdat dit initiatief onder de RCR valt, is de overheid genoodzaakt om in het MER te onderzoeken of men in redelijkheid tot de keuze voor de Wieringermeer heeft kunnen komen. Wanneer vergelijkbare locaties in Nederland naast elkaar gelegd worden, dan is – bij een ‘grove toets’ aan milieu, natuur en landschapsaspecten – te zien dat de Wieringermeer hoort bij een serie van geschikte locaties. Ook op geschikte locaties is het hier en daar ‘passen en meten’ om ervoor te zorgen dat de belangen van omwonenden, milieu, natuur en landschap tot hun recht komen. Er zijn geen locaties in Nederland waar natuurwaarden volledig onaangeraakt blijven, of waar we niet te maken hebben met omwonenden. De belangen zullen altijd

9 tegen elkaar moeten worden afgewogen. Dat gebeurt in het inpassingsplan. Het MER brengt hiertoe de milieu effecten in kaart.

Andere locaties binnen de Wieringermeer In de NRD is te lezen dat initiatiefnemers en overheden ervoor kiezen om het ‘verlengde boogspant’-model als basis te nemen. Dat betekent dat locatiekeuze binnen de Wieringermeer deels al heeft plaatsgevonden. De reden hiervoor is dat voor dit model reeds een zorgvuldige ruimtelijk-bestuurlijke procedure is doorlopen. Bij aanvang van deze procedure zijn verschillende locaties in de Wieringermeer onder de loep genomen. In het MER wordt de totstandkoming van deze locatiekeuze meer in detail besproken. U kunt dit totstandkomingproces nalezen in het MER.

Meer afstand Het verzoek om een grotere afstand in acht te nemen dan 400 meter tot geluidsgevoelige bestemmingen wordt onderzocht in het MER. Deze afstand is in de concept NRD genoemd omdat die geldt als vuistregel. In het MER wordt onderzocht of kan worden voldaan aan de geldende wettelijke normen voor geluid en slagschaduw. Hierover later meer in de betreffende paragrafen over geluid en slagschaduw.

Het signaal dat in Nederland voor windmolens een kortere afstand tot bebouwing geldt dan in ons omringende landen, verdient nuancering. Uit onderzoek van het toenmalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) blijkt dat in ons omringende landen in grote lijnen dezelfde geluids-, slagschaduw- en veiligheidsnormen en minimale afstanden worden gehanteerd.5

7. Autonome ontwikkelingen: andere windparken nabij de Wieringermeer

Insprekers verzoeken in de ruimtelijke inpassing van Windpark Wieringermeer rekening te houden met de mogelijke herstructurering en opschaling van Windpark Groetpolder (22, 81) en met kleinere alternatieven in de provincie (80).

Antwoord In het MER en in het op te stellen inpassingsplan zullen autonome ontwikkelingen volwaardig worden meegenomen.

8. Configuratie van Windpark Wieringermeer

Insprekers uiten zorgen over de configuratie van de voorgenomen opstellingen van het verlengde boogspantmodel. Als volgt:  “De molens van de Ulkerweg/Molenweg zullen nooit in lijn kunnen komen met de molens van de Kolhornerweg, het loopt niet parallel. Tenzij men molens midden in het land wil zetten. Wat een vreemd beeld zou opleveren” (06)

5 http://www.windunie.nl/Documents/Nederlandse%20normen%20vs%20buitenlandse%2020130212.pdf

10  “(…) dat de lijnopstelling Kleitocht is gepland aan de oostzijde van de Kleitocht ten Noorden van de Schagerweg en zich vervolgt ten zuiden van de Korhornersweg. Ons inziens kunnen deze geplande molens geen lijn vormen en is voorzien in een ‘knik’. Dit is niet in overeenstemming met de Structuurvisie Windplan Wieringermeer” (26, 75)  “Vormde onze locatie (Koggenrand 1 te Middenmeer) eerst onderdeel van het Boogspantmodel, daar lijkt dit nu weer gewijzigd. Kunt u aangeven of dit zo is?” (39)  “De voorgenomen lijnopstelling Kleitocht past niet in de structuur van de polder met name Schagerweg-Alkmaarseweg wat betreft ligging van de percelen” (48)  “(…) binnen een straal van respectievelijk 2000 en 2750 meter van het MLA vliegveld geen obstakels van respectievelijk 45 en 80 meter” (71);  “Het Windpark Wieringermeer wordt in zijn voorgenomen vorm als vaststaande locatie meegenomen, zonder dat daarbij onderzoek wordt gedaan naar – binnen de voorgenomen vorm – nog aanwezige mogelijkheden naar een meer / de meest optimale locatie voor het plaatsen van meerdere, hogere windturbines” (73)  “Behalve dat het door de raad (gemeenteraad in 2011) gekozen model onvoldoende windvermogen heeft, ontmoet de dubbele lijn in het gebied tussen Nieuwesluizerweg en Alkmaarseweg weinig steun onder de bewoners van het buitengebied en de inwoners van de kernen Middenmeer en Slootdorp en staat de dubbele lijn op gespannen voet met de uitgangspunten van Windplan Wieringermeer (…) mogelijke overlast door de deels dubbele lijnopstelling”(76);

Hierbij leeft bij een aantal insprekers de zorg ingesloten te worden door windturbines:  Indieners willen dat “de oude windturbines direct bij het in gebruik nemen van de nieuwe worden verwijderd zodat zij niet ingesloten zijn door windmolens” (02);  “Wij hebben al een park aan de weg en dit geeft voor een deel van de bewoners al veel overlast. Een extra opstelling van hele grote molens maakt dat wij hier middenin komen te zitten” (06);  “Kolhornerweg 5 zit, als de plannen doorgaan, tussen de molens in (24); De andere bewoners van 4A, maar mogelijk ook 4 en 3, hebben van beide opstellingen overlast” (75);  “Op de plaats waar ik woon, staan al in vele windrichtingen windturbines, waarom nu weer precies op deze plek nog meer molens zouden moeten komen is dus vreemd” (43);  “mogelijke overlast door de deels dubbele lijnopstelling” (76);  “Voor de woning van inspreker zal de huidige opzet in ieder geval betekenen dat er vanuit (de achterzijde van) de woning rechtstreeks zicht zal zijn op een rij met windturbines en op grotere afstand ook vanuit de zijkant“ (84).

Een inspreker maakt bezwaar tegen uitbreiding van het ECN-testpark: Cliënten (de insprekers die de schrijver in kwestie vertegenwoordigt, red.) zijn van mening dat de te plaatsen windturbines van het testpark geen deel mogen uitmaken van het Windpark Wieringermeer omdat zij in hoofdzaak niet bestemd zijn voor het opwekken van energie maar in hoofdzaak aanwezig zijn voor het testen hiervan (83).

11 Tot slot wordt ook verzocht om aandacht te besteden aan het transformatorstation dat voor het Windpark gebouwd moet worden en de aansluiting hiervan op het hoogspanningsnet (26, 45, 75, 84).

Antwoorden Hieronder komen achtereenvolgens configuratie, insluiting, ECN-testpark en transformatorstation aan de orde.

Configuratie De milieueffecten van de configuratie van diverse opstellingsvarianten wordt onderzocht en vergeleken in het MER. In het MER wordt onderbouwd hoe initiatiefnemers tot de onderzochte configuratie(s) zijn gekomen en welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld.

Insluiting Als onderdeel van het aspect landschap worden de landschappelijke cumulatieve effecten in beeld gebracht, waaronder eventuele interferentie van turbineopstellingen.

ECN-testpark Windturbines zijn bedoeld en ontworpen om elektrische energie te produceren. Dat geldt ook voor de turbines op het ECN-testpark. ECN onderzoekt en test deze turbines met als doel de turbinetechnologie te verbeteren en de efficiency van de energieproductie te verhogen. Daarbij produceren de turbines op het testpark een significante hoeveelheid duurzame energie. In de startnotitie van 2009 is het uitbreiden van het ECN-testpark dan ook opgenomen als onderdeel van de Raadsopgave tot het Windplan Wieringermeer.

Transformatorstation Voor de aansluiting van de 300-400 MW op te stellen vermogen van het Windpark Wieringermeer, voor de verdere ontwikkeling van het Agriport gebied en voor de algehele verbetering van de elektriciteitsinfrastructuur in de kop van Noord-Holland, is een nieuw transformatorstation nodig, en bekabeling van dit transformatorstation naar een aansluitingspunt op het hoogspanningsnet. De provincie zal de hiertoe benodigde ruimtelijke procedures coördineren in een aparte provinciale inpassingsprocedure. In het MER wordt met de komst van een nieuw transformatorstation en bijbehorende 150kV verbindingen rekening gehouden als onderdeel van de autonome ontwikkelingen.

9. Herstructureringstermijn

Het Windpark Wieringermeer is een project van drie initiatiefnemers Windcollectief Wieringermeer, ECN en Nuon. Windcollectief Wieringermeer is een samenwerkingsverband van 34 solitaire windturbine eigenaren. Voor de gemeente en de provincie was en is het (met in achtneming van een redelijke termijn) saneren van alle solitaire turbines een voorwaarde om akkoord te gaan met het Windplan. Dat betekent wel dat de solitaire turbine-eigenaren in staat moeten worden gesteld om hun turbine te kunnen vervangen. Daarmee is een periode gemoeid van 5 tot 8 jaar.

12 Herstructureringstermijn Een aantal insprekers maakt zich zorgen over de termijn van herstructurering. Als volgt:  “Indieners willen dat de oude windturbines direct bij het in gebruik nemen van de nieuwe wordt verwijderd zodat zij niet ingesloten zijn door windmolens”(02);  “Wij maken bezwaar tegen het positioneren van nieuwe molens alvorens de oude solitaire molens zijn afgebroken” (26);  “de solitaire molens blijven nog zeker 7 jaar staan dus omwonende dubbel zoveel overlast en de eigenaar dubbel zoveel inkomsten” (27);  “De uitfasering van de al bestaande windmolens zal lange tijd een dubbeling in het aantal windmolens betekenen. Dit zal het landschap en de leefomgeving vele malen erger verstoren” (31, 67);  “Bijvoorbeeld waar het gaat om het handhaven van de solitaire molens (…). Dit geeft veel extra hinder zonder dat met cijfers onderbouwd wordt waarom dit noodzakelijk is” (39);  “Pas 1 nieuwe turbine plaatsen als er minimaal 2 andere turbines zijn verwijderd” (42);  “de solitaire molens blijven nog jaren staan” (56, 60);  “In de startnotitie staat dat bestaande solitaire molens zelfs mogen worden vernieuwd tot de bestaande ashoogte” (blz. 23) (75);  “In verband hiermee zal de passende beoordeling niet alleen rekening moeten houden met de nieuwe lijnopstellingen maar ook met de combinatie van de nieuwe lijnopstellingen en de oude solitaire windmolens” (82);  “Er moet een maximale termijn van gelijkdraai worden voorgeschreven op basis van economische levensduur, niet op basis van de technische levensduur van de turbines. Hierbij moet worden uitgegaan van de exploitatie van de turbine waarbij de exploitatie van het agrarisch bedrijf in relatie met de turbine buiten beschouwing gelaten moet worden. Daarbij dient een vaste ingangsdatum te worden gehanteerd i.p.v. de termijn 5 tot 8 jaar na de bouw van de nieuwe lijnopstellingen” (83).

Antwoord In de Wieringermeer blijven alleen de solitaire turbines die fysiek niet in de weg staan aan de nieuwe windturbines nog een nader te bepalen periode in werking, nadat de nieuwe windturbines in bedrijf zijn genomen. Er is dus geen sprake van (tijdelijke) verdubbeling van het huidige aantal windturbines. De termijn dat de bestaande solitaire windturbine mag blijven staan zal per individueel geval bezien worden. De gemeente sluit hierover met de eigenaren een overeenkomst. Bovendien zullen de huidige solitaire locaties planologisch worden wegbestemd. Op die manier wordt de daadwerkelijke sanering afdwingbaar. De termijn zal zo kort mogelijk zijn, maar is onder andere afhankelijk van de financiële noodzaak. Ten behoeve van het MER wordt een termijn van 5 jaar en 8 jaar onderzocht.

10. Veiligheid

Een aantal insprekers uit zorgen over de veiligheid van de nieuwe turbine opstellingen. Het gaat hierbij met name om:  “te weinig aandacht voor veiligheid (brand, afbrekende wieken)” (14);  “brandgevaar en rondvliegende onderdelen” (20);

13  “de grotere afstand (1,5 – 4 km) in andere landen in verband met veiligheidsoverwegingen” (33);  “gezocht moet worden naar een zo veilig mogelijke inpassing ten opzicht van huidige en toekomstige (gas-)buisleidingen waarbij handboek risicozonering leidend is en voor 1 situatie gezocht moet worden naar verbetering ten opzichte van de huidige” (44);  “Onderzoek naar de invloeden op de radarfunctionaliteit van vliegveld de Kooy is nog niet afgerond. Deze heeft mogelijk een grote invloed op de keuze van invulling” (49);  “De molens worden geplaatst binnen het radar bereik van radar Den Helder. Wat is de invloed van het plaatsen van windmolens op het bereik van dit radar station” (75);  “In verband met de luchtvaartveiligheid heeft Ministerie (I&M) verzocht rekening te houden met hoogterestricties rond de luchthavens, Inspectie ILT heeft geconstateerd dat de plannen mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor het gebruik van de MLA Luchthaven Middenmeer” (71, 77, 78);  “genoemde windturbines zullen zo dicht bij de in-en uitvliegpaden liggen dat zij op zich, en als gevolg van de veroorzaakte turbulentie de vliegveiligheid in gevaar brengen” (77, 78);  “Gevaar voor omwonenden en jonge gezinnen. Niet alleen door toename van de verkeersbewegingen in het gebied maar ook van de veiligheid van e windmolens zelf (bijv. bij storm en slecht weer)” (73, 74)  “nader onderzoek behoeft het gevaar van ijsafzetting van de wieken / de molen” (73, 74);  “het Ministerie van Defensie gebruikt het gebied (…) frequent, overdag en ’s avonds als oefengebied voor hun helikopters. Wat is de invloed van het plaatsen van windmolens op het gebruik als oefengebied”(11, 75);  “De Wieringermeer wordt heel vaak gebruikt voor de recreatieve ballonvaart (…). Wordt een veilige landings- en opstijgplek hen nu ontnomen?”(75)

Antwoord Bij de totstandkoming van het Windpark Wieringermeer is veiligheid zowel randvoorwaarde als uitgangspunt. In het MER besteden we uitgebreid aandacht aan veiligheid. Daarbij zullen de effecten op veiligheid ten gevolge van de winturbines worden beschreven op alle relevante locaties en objecten, zoals woningen, bedrijven, ondergrondse buisleidingen andere relevante risicobronnen. Veiligheidsrisico’s hebben zich vertaald in afstandseisen van turbines tot elkaar en tot (beperkt) kwetsbare objecten zoals wegen, woningen, scholen, kinderdagverblijven, buisleidingen, etc.. In het MER wordt getoetst aan de criteria zoals benoemd in het Handboek Risicozonering Windturbines.6 De veiligheid voor de luchtvaart wordt in het MER getoetst ten behoeve van onder anderen de burgerluchtvaart, Defensie en Micro Light Aircraft van de vliegclubs Wieringermeer en Adventure Flights.

Onderdeel van het voornemen is de verplaatsing van het zweefvliegveld van Vliegclub Den Helder. Het MER omvat een effectbeschrijving van een nieuwe locatie binnen de

6 http://www.rvo.nl/sites/default/files/Handboek%20Risicozonering%20Windturbines%20mei%202013_0.pdf

14 Wieringermeer. Hiervoor zal binnen de RCR-procedure een vergunning worden afgegeven.

Radartoetsing vindt plaats in het kader van het inpassingsplan. Het Ministerie van Defensie vereist hiervoor separaat onderzoek; de toetsing maakt daarom geen onderdeel uit van het onderzoek ten behoeve van het MER.

Voor wat betreft risico voor de ballonvaart wordt opgemerkt dat windmolens op luchtvaartkaarten worden vermeld, zodat ballonvaarders daar rekening mee kunnen houden. Effecten worden niet onderzocht in het MER.

11. Storing digitale signalen

Een aantal insprekers merkt op dat de huidige turbines verstoringen veroorzaken aan hun digitale communicatieapparatuur, zoals mobiel data- en telefoonverkeer (07, 38, 75, 82), RTK 7GPS signaal (56, 59); elektriciteitsnet (62); verstoring van precisieapparatuur t.b.v. precisielandbouw, gps-besturing van landbouwmachines, apparatuur voor monitoring van bodem, gewas en opbrengst; gps- en sensorengestuurde zaai-, bemestings-, gewasbeschermings- en oogsttoepassingen, draadloos gestuurde klimaatbeheerssystemen– dit zou met name optreden bij turbines met een tiphoogte boven de 237,5 meter (83); De zorg bestaat dat deze verstoring toeneemt na realisatie van het Windpark.

Antwoord In het MER wordt de eventuele invloed van windmolens op de ontvangst van zender gestuurde vaste en mobiele apparatuur nader beschouwd en wordt aandacht besteed aan elektromagnetische straling.

12. Landschap Het begrip landschap heeft vele dimensies. De insprekers gaat het om het landschap van de Zuiderzeepolder, de natuur, de horizon, vrij uitzicht enerzijds, en anderzijds de bijkomende rust, stilte en duisternis. Hieronder een uiteenzetting van de zorgen.

Zuiderzee polderlandschap en stiltegebied Amstelmeer Zorgen ten aanzien van het landschap betreffen zowel het polderlandschap in het algemeen als de delen aangewezen als stiltegebied. Als volgt:  “Conform de planning worden de nieuwe windturbines geplaatst op de rand van het oude land, te midden van culturele monumenten, waar haar woning deel van uitmaakt.” (03)  “Het landschap van de enige Zuiderzeepolder is totaal om zeep geholpen” (7);  “Daarnaast hebben we ook nog het aspect van de horizonvervuiling” (14);  “Een groot deel van het landschap wordt geïndustrialiseerd, afbraak van het platteland karakter” (20);  “Ik wil aandacht vragen voor behoud van openheid van het (polder)landschap” (30);

7 RTK staat voor ‘real time kinematic’, een speciale GPS toepassing voor satelliet signalen.

15  “Ons inziens komt de plaatsing van het Windpark het landschap en de leefbaarheid niet ten goede. Ons landschapbeeld is van noord naar zuid. Hierbij komen de windmolens langs het Amstelmeer en de windmolens tussen de Schelpenbolweg en de Wierweg in ons zicht” (31);  “Het belang van het Nederlandse landschap, met name de Natura 2000 gebieden” (37);  “De Wieringermeer werd ooit geroemd om zijn uitgestrektheid; dat is door de plaatsing teniet gedaan” (45);  “Vervuiling van het polderlandschap” (47);  “Plus het feit landschapsvervuiling… kijken tegen 32 van de windmolens aan als we in de tuin staan” (53);  “Weer ontsiering van het mooie landschap” (56, 60);  “Dergelijke grote windturbines hebben een zeer groot effect op het landschap”(63);  “(…) jarenlang de prijs betalen van landschapsvervuiling (…) Mijn woning is gekocht voor een aantal zaken, t.w. rust & stilte, de prachtige omgeving, en het fraaie uitzicht” (70);  “Het open agrarische landschap van de polder zal als gevolg van deze ontwikkeling ernstig aangetast gaan worden. Dat ten aanzien van de Wieringermeerpolder de aantasting van het landschap al ‘neutraal’ wordt beoordeeld, wordt dan ook niet begrepen. We hebben het hier niet over een paar klassieke windmolens zoals die in polders worden gevonden, maar over torenhoge machines en massale groeperingen” (84);

Horizonvervuiling, Vrij Uitzicht en Zicht Horizonvervuiling komt als zorg terug in zienswijzen 1, 3, 11, 14, 18, 19, 21, 24, 26, 32, 34, 40, 47, 49, 62, 67 en 75. Als volgt:  “Tegelijkertijd veroorzaken de molens horizonvervuiling” (1);  “Indiener van de zienswijze is tegen nog meer visuele vervuiling. (…) worden de nieuwe windturbines geplaatst op de rand van het oude land, te midden van culturele monumenten” (3);  “De Wieringermeer naderend vanaf Hoorn op de A7. De reeds geplaatste molens zijn gezichtbepalend” (11);  “Horizonvervuiling. Wij kiezen ervoor landelijk te wonen Dit gaat ons woongenot verstoren” (19);  “Horizonvervuiling en vermindering van het uitzicht” (18, 21);  “Horizonvervuiling / vrije uitzicht weg” (24);  “wij maken er bezwaar tegen dat horizonvervuiling geen onderdeel is van de MER” (26);  “horizonvervuiling en geluidsoverlast gaan ons leven beheersen en is uitermate slecht voor de gezondheid” (40);  “ik word in mijn belang geraakt door waardevermindering van mijn woning door de zogenaamde “horizonvervuiling” (49);  “Het gaat om planologisch een zeer grote toename en dient in de MER nadrukkelijk geadresseerd te worden qua horizonvervuiling” (75).

Vrij uitzicht en in het zicht Naast horizonvervuiling wordt ‘vrij uitzicht’ door de insprekers als separate zorg beleefd (zie o.a. 18, 19, 21, 24). Insprekers geven er als volgt woorden aan:

16  “In de wintermaanden als het blad van de bomen is, zullen wij vanuit elke hoek van onze tuin molens zien” (06);  “vrij uitzicht weg” (09);  “Bovendien, die grote molens in ons uitzicht is ook een verschrikkelijk beeld” (12);  “Ook het vrije uitzicht over de polder vanuit mijn serre en tuin zal mogelijk aangetast worden door zicht op een grote windturbine” (30);  “Ik heb dit huis gekocht voor het uitzicht. U kunt mij 10.000 euro per jaar aanbieden, dat zal ik nog niet ruilen voor dit mooie uitzicht“ (33);  “Mijn uitzicht wordt verstoord en ik kan zelf niet in ‘wind’ ondernemen op mijn eigen bedrijf, dus ja ik word geraakt” (42);  “Dit is inbreuk op een vrij en ongestoord wonen; ontsiert ons uitzicht” (46);  “en het directe uitzicht hierop” (48);  “belemmering uitzicht” (58, 61, 64);  “uitzichtverstoring” (60);  “in ons zicht” (62, 65);  “woning gekocht om fraaie uitzicht (…); dit wordt straks voor altijd en eeuwig afgepakt” (70);  “Er bevinden zich in dit gebied al een groot aantal windturbines verspreid door de Wieringermeerpolder maar juist door de spreiding heeft men niet het idee midden in een energiefabriek te wonen. Als gevolg van de huidige opzet van het plan zal men in de polder juist aan alle kanten zicht hebben op de nieuwe turbines” (84).

Rust en Stilte Stilte en rust worden ook gewaardeerd als aspecten van het landschap in de Wieringermeer. Insprekers zeggen er het volgende over:  “Daarnaast moet je je voorstellen dat wij in een gebied wonen waar het nog relatief stil is. Op stille avonden horen wij de molen aan de westzijde van onze weg” (06);  “straks einde van de heerlijke stilte die wij (wij al 18 jaar) zo op prijs stellen. Alle dagen van de week 24 uur per dag het geluid van de windmolens is niet waar we op zitten wachten” (12);  “Altijd bewegend object in je beeld / constant draaiende rotorbladen, gevoel van onrust en onveiligheid” (24);  “Het is steeds moeilijker om plekken te vinden in Nederland zonder (chronisch) niet-natuurlijk achtergrondgeluid. Waar zo’n plek aanwezig is, dient men er m.i. zuinig op te zijn. Het stiltegebied Amstelmeer, m.n. het deel langs de Amstelmeerweg vanaf de Haukessluis, is vrij van chronisch achtergrondgeluid. Daar kun je nog de stilte ervaren. Bij het plaatsen van windturbines relatief dicht bij dit gebied, zoals in het huidige plan, kan een (chronisch) achtergrondgeluid ontstaan, waardoor dit stiltegebied onaanvaardbaar wordt aangetast” (30);  de stilte in dit gebied wordt ernstig verstoord (56);  Ook wordt de geluidsproductie van deze turbines in een stil gebied waarin wij alle dagen wonen en werken onderschat (63);  “Woning is gekocht om aantal redenen o.a. de rust en de stilte; dit is nu al, en wordt straks nog meer, voor altijd en eeuwig afgepakt” (70);  “(…) dat weinig / geen rekening is / wordt gehouden met het lage niveau van het achtergrondgeluid in de Wieringermeer (ook buiten de stiltegebieden)” (75);

17  “(…) dat in het MER dat ten behoeve van de Structuurvisie is opgesteld, is geconstateerd dat het niveau van het achtergrondgeluid in de Wieringermeer relatief laag is. Daarin ligt ook de verklaring voor het gegeven dat cliënten nu al geluidhinder ervaren van de aanwezige turbines. Ik verzoek u daarom in het kader van het MER onderzoek te verrichten naar het niveau van het achtergrondgeluid en dit te betrekken bij de afweging omtrent de precieze situering van de windturbines” (81);

Duisternis en nachtverlichting In een aantal zienswijzen wordt aandacht gevraagd voor nachtelijke duisternis als gewaardeerd als aspect van het landschap. En los daarvan is er de zorg om hinder door de verlichting van windmolens. De zorg om overlast van nachtverlichting weegt voor een aantal insprekers zwaarder juist vanwege de gewaardeerde nachtelijke duisternis van het landschap. Als volgt:  “In de Wieringermeer is het gebied Amstelmeer een van de 2 topplekken in Nederland waar sprake is van nachtelijke duisternis. Bij het plaatsen van de windturbines (met de verlichting bovenin) wordt de kwaliteit nachtelijke duisternis mogelijk aangetast” (30);  “Eveneens zal er in de avond- en nachturen een verstoring van het landschap plaatsvinden door lichthinder afkomstig van de windturbines. In de concept notitie is hier geen aandacht aan besteed” (83).

Daarbij wordt specifiek ook het knippereffect van de lampen genoemd dat wordt versterkt door de draaiende rotorbladen. Er wordt gesproken over knipperlichten (11), knipperende lichtjes, lampen (18, 21, 60), en knipperende lichten dag en nacht (24). Insprekers formuleerden hun zorgen over de nachtverlichting als volgt:  “wij hebben nu al overlast van windturbines ook ’s nachts door vele rode lampen die op de molens zijn gemonteerd” (34);  “nu al kijk ik ’s avonds tegen rode knipperende lichtjes aan. Zodra het donker is, gaat de kermisverlichting aan. Daar lees ik niets over terug” (45);  “en wij kijken in het donker tegen een lamp” (58);  “in welke mate is rekening gehouden met de nachtverlichting van de windmolens die in voorgaande plannen reeds is gebleken meer overlast te geven dan voorgesteld” (73, 74);  “Eveneens zal er in de avond- en nachturen een verstoring van het landschap plaatsvinden door lichthinder afkomstig van de windturbines. In de concept notitie is hier geen aandacht aan besteed. De knipperende rode lichten van de turbines in het donker leveren een erg onrustig beeld op. Als de turbines na opschaling allemaal dezelfde verlichting krijgen als de Ambtenaar in Medemblik, dan is er ook nog sprake van knipperende witte lichten in de schemer. cliënten geven dan ook aan dat er een gedegen onderzoek moet plaatsvinden naar de nut en noodzaak van de felle verlichting afkomstig van de windturbines. Temeer omdat er in wet- en regelgeving wel voorschriften zijn opgenomen om lichthinder te voorkomen. Gelet op het aantal toekomstige windturbines zal de afkomstige lichthinder van deze winturbines ook zijn schadelijke effecten hebben op de fauna in het gebied” (83);  Insprekers “stellen dan ook voor dat niet alle turbines voorzien worden van verlichting maar alleen de eerste en de laatste turbine in een lijnopstelling. Met betrekking tot deelgebied 3 (oostelijk van de A7) en de zuidelijke lijn van

18 deelgebied 4 merken wij op dat rekening gehouden moet worden met de lichtuitstoot van de kassen van Agriport. Deze lichtuitstoot reflecteer namelijk op de turbines waardoor deze in het spotlicht komen te staan en dus extra zichtbaar zijn” (83).

Antwoorden Hieronder volgt een puntsgewijze toelichting op de zorgen, die alle worden onderzocht in het MER.

Landschap Behoud van landschap is een waarde waar ook overheid en initiatiefnemer aan hechten. In de gemeentelijke structuurvisie (2011) heeft zich deze zorg vertaald in een opstellingsvariant die zoveel mogelijk recht doet aan de natuurlijke lijnen van het landschap. In het MER van het Windpark Wieringermeer worden de effecten van het Windpark op het landschap onderzocht. Dit geldt zowel voor landschappelijke effecten op lokaal als op regionaal schaalniveau. Daarbij maken we gebruik van een 3D-model en fotovisualisaties. Deze instrumenten helpen om de opstellingen van het Windpark in het landschap zichtbaar en voorstelbaar te maken. Daarnaast wordt in opdracht van de gemeente een beeldkwaliteitplan opgesteld. Bij de beoordeling van het onderdeel landschap wordt met dit beeldkwaliteitplan rekening gehouden.

Cultuurmonumenten In het MER wordt aandacht besteed aan landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

‘Horizonvervuiling’, vrij uitzicht en zicht Bouwwerken van menselijke makelij zijn zichtbaar in de Nederlandse horizon. Niet iedereen waardeert dit. Er zijn Nederlanders die dit kwalificeren als ‘horizonvervuiling’. Anderen genieten van de nieuwe ‘energielandschappen’. De beleving van de effecten van windturbines op het landschap is moeilijk te objectiveren. Daarom is er in de Wieringermeer voor gekozen om bij de plaatsing van windmolens en bij de beoordeling van de effecten zoveel mogelijk uit te gaan van het gezichtspunt van de waarnemer. Het MER dient er onder meer toe om de effecten van het Windpark Wieringermeer op het landschap in kaart te brengen. Bij die effecten op het landschap worden zicht op windturbines, vrij uitzicht en zicht op het verder gelegen landschap in de polder meegenomen. Ook de effecten van de herstructureringstermijn zullen in het onderdeel landschap aan bod komen.

Rust en Stilte Windturbines maken geluid. Dit geluid is soms hoorbaar en soms niet of minder hoorbaar. Het geluid dat windturbines mogen produceren wordt vastgesteld buiten op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen als woningen, en mag op jaarbasis gedurende alle etmalen gemiddeld 47 dB Lden bedragen; daarnaast geldt er voor alle nachten (23:00-07:00 uur) een extra jaargemiddelde norm van 41 dB Lnight. In de polder en op het platteland kan het stiller zijn dan in de stad. De wettelijke norm voor geluid van windturbines houdt rekening met beide soorten omgevingen.

Stiltegebied Amstelmeer

19 In stiltegebieden geldt een geluidsnorm van 35 tot 40 decibel. Stiltegebieden worden aangewezen. In de Wieringermeer is het Amstelmeer door de provincie aangewezen als stiltegebied. De Wieringermeer zelf heeft een agrarische productiebestemming. Hiervoor gelden bovenvermelde geluidsnormen. Onderdeel van het voornemen is de plaatsing van turbines nabij het Amstelmeer. In het MER worden de gevolgen onderzocht van het Windpark Wieringermeer voor ecologie en landschap in en om het Amstelmeer. Stiltegebieden hebben geen ‘externe werking’ voor wat betreft geluid en slagschaduw. Dat wil zeggen dat de (geluids-)normen binnen de grenzen van het stiltegebied gelden; maar niet daarbuiten. Daarom worden in het MER de turbinelocaties nabij het Amstelmeer niet aan de geluidsnormen voor stiltegebieden getoetst.

Duisternis & verlichting Volledige nachtelijke duisternis is in Nederland schaars. Uit oogpunt van veiligheid is hindernisverlichting aan de winturbines verplicht. In het MER wordt onderzocht in welke mate verlichting aan of op de turbines vereist is en welke effecten dit heeft ten aanzien van lichthinder en duisternis. Ook het beschreven knippereffect wordt in de onderzoeken meegenomen. Voorstellen van insprekers om verlichting te beperken, worden onderzocht op haalbaarheid.

13. Geluid Veel insprekers maken zich zorgen om de overlast door de toenemende belasting van geluid en slagschaduw. De zorg om geluidsbelasting komt terug in 65 van de 85 zienswijzen, en wel onder nummers: 1, 2, 3, 5, 6. 7. 8. 9, 11, 12, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 24, 25, 30, 32, 34, 35, 38, 40, 45, 46, 47, 49, 51, 52, 53, 55, 57, 58, 60, 61, 62, 63, 64, 67, 69, 70, 73, 74, 75, 78, 82, 83, 84. Indieners spreken ook van repeterend en impulsgeluid (67, 75, 81) en van laagfrequent geluid (8, 83).

Insprekers geven als volgt woorden aan de zorg over geluidsoverlast c.q. geluidshinder:  “Indiener wijst op de geluidsoverlast van de huidige windturbines, die bij haar hebben geleid tot gezondheidsklachten” (03);  “De normen voor geluid zijn even moeilijk te interpreteren. Een gemiddelde overlast over het jaar geeft aan dat je 50% van de tijd overlast hebt” (06);  “Wij hebben ervaring met twee windmolenparken dus wij weten wat die mooi voorgeschotelde cijfers en de zgn. Participatie betekenen: s nachts wakker liggen van de herrie” (07);  “De herrie bij Windpark Medemblik, en de Ambtenaar is voor hier geen gewenste situatie” (12);  “windmolens zorgen voor veel geluidshinder” (14);  “lawaaioverlast. Een monotoon geluid dat dag en nacht doorgaat; wij zullen bijvoorbeeld niet meer met open ramen kunnen slapen” (18, 21);  “zijn er bewijsstukken over de metingen die er gedaan zijn?” (19);  “Omwonenden kunnen overlast krijgen omdat er geen maatwerk is van geluidsnormen” (20);  “geluidsoverlast omdat veel molens samen het gelid versterkt en wij dan niet meer buiten kunnen zitten, niet meer met de ramen open kunnen slapen omdat je onrustiger slaapt” (35);

20  “De geluidsnormen die gehanteerd worden en door de overheid zijn goedgekeurd, staan lijnrecht op de adviesnormen van de Wereldgezondheidsorganisatie” (38);  “de geluidshinder is echt storend. Af en toe lig je er wakker van” (51);  “Buiten kunnen zijn zonder voortdurende niet-natuurlijke geluidshinder” (52); Inspreker verwijst naar Artsenkrant artikel d.d. 8/4/2008, waarin een artikel over gezondheidsrisico’s van windmolens met diverse verwijzingen naar onderzoeken waaronder van Franse Academie van Geneeskunde en Wereldgezondheidsorganisatie (WHO),met resp. de bevindingen dat Geluidsoverlast reële gevolgen kan hebben voor de gezondheid (o.b.v. klachten van omwonenden); en ‘nachtlawaai jaagt de bloeddruk aan en maakt een op de vier mensen ziek’. (55);  “Wij verzoeken in het MER tevens onderzoek te doen naar de effecten van impulsgeluid. Dit is geluid dat wordt veroorzaakt wanneer windturbines in een lijnopstelling tegelijkertijd synchroon draaien en een toename geven van het aantal decibel” (67);  “ik word regelmatig wakker van die dingen” (69);  “Zoals al aangegeven wordt van de reeds aanwezige windturbines veel meer geluidhinder ondervonden dan aanvankelijk werd voorgespiegeld. Mogelijke reden hiervoor is dat weinig / geen rekening is / wordt gehouden met het lage niveau van het achtergrondgeluid in de Wieringermeer (ook buiten de stiltegebieden). Een andere reden kan zijn dat weinig / geen rekening is / wordt gehouden met het feit dat groepering van windturbines ervoor zorgt dat het geluid een impulskarakter krijgt (als 2 of meer windturbines synchroon draaien, zorg dat voor een verveelvoudiging van geluid en een impulskarakter). Uit de startnotitie blijkt onvoldoende of met deze factoren bij het onderzoek rekening zal worden gehouden” (75);  “Juist de combinatie van de twee (geluid en slagschaduw) maakt dat sprake is van een ontoelaatbare hinder voor een burger / omwonende” (79).

Antwoord In de NRD is beschreven op welke manier de effecten voor geluid in kaart worden gebracht. Het geluid dat windturbines mogen produceren wordt vastgesteld buiten op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen als woningen, en mag op jaarbasis gedurende alle etmalen gemiddeld 47 dB Lden bedragen; daarnaast geldt er voor alle nachten (23:00-07:00 uur) een extra jaargemiddelde norm van 41 dB Lnight. Omdat het hier gaat om een geluiddosis buiten op de gevel van woningen zal de geluidsbeleving binnen in de woning lager zijn, in ieder geval wanneer ramen en deuren gesloten zijn. De Lden-norm geldt sinds 1 januari 2011 in Nederland als wettelijke norm. Deze is specifiek opgesteld voor windmolens. In de norm is uitgegaan van alle specifieke eigenschappen van windturbines en windturbinegeluid, zoals - verschillen in windsnelheid op ashoogte en laag bij de grond; - het karakteristieke ‘whoesj-whoesj’-geluid van windturbines, door insprekers ook wel “impulsgeluid” genoemd; en - het eventuele laagfrequente karakter van het geluid. Ook wordt er in de nieuwe geluidnorm rekening gehouden met seizoenen, omdat sprake is van een jaargemiddelde norm.

21 Om de norm te kunnen opstellen, is veel onderzoek uitgevoerd door nationale en internationale partijen. Daaruit is de huidige (jaar-)dosiseffect-relatie afgeleid. Begin 2014 is door het RIVM een geactualiseerd onderzoek gepubliceerd naar de effecten van hinderbeleving – o.a. geluidsoverlast - van windturbines op de menselijke gezondheid.8

ECN-testpark ECN test nieuwe molens. Prototypes noemen we die nieuwe molens. In de prototypelijn van het ECN-testpark in de Wieringermeer staan testmolens, die – door daar draaiuren te maken – kunnen bewijzen dat ze aan de normen voldoen. Dat geldt ook voor de geluidsnormen: de fabrikant heeft zijn turbine zo geproduceerd dat deze aan de geluidsnormen moet voldoen. In de ECN-testen wordt dit gedurende een afgebakende periode geverifieerd.

Laagfrequent geluid In de wettelijke geluidsnorm is reeds rekening gehouden met laagfrequent geluid. In het MER zal nader op laagfrequent geluid worden ingegaan.

14. Slagschaduw & schittering

Voor hinder van slagschaduw wordt aandacht gevraagd in zienswijzen:. 1, 2, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 17, 18, 21, 24, 25, 28, 30, 32, 45, 46, 49, 52, 53, 57, 58, 59, 61, 62, 64, 67, 73, 74, 75, 78, 82, 83, 84. Daarbij wordt ook aandacht gevraagd voor schittering die wordt veroorzaakt door de zonlicht dat wordt weerkaatst door de rotorbladen (78)

Antwoord In het MER wordt onderzoek gedaan naar het bereik en de omvang van de slagschaduw die de geplande turbines met zich mee zullen brengen. Het MER zal dan aangeven of voldaan kan worden aan de wettelijke normen voor slagschaduwhinder, door te bepalen waar de slagschaduw contour ligt waarbinnen sprake kan zijn van hinder, en te bekijken of daarbinnen woningen of andere gevoelige functies – bijvoorbeeld ten behoeve van werken – zijn gelegen.

Schittering Vanuit de Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit) gelden normen en eisen ten aanzien van mogelijke lichtschittering/reflecties. De windturbines waarvan Windkracht Wieringermeer gebruik zal maken worden uitgerust met een coating die schittering voorkomt. In het MER zal niet ingegaan worden op potentiële schittering.

Slagschaduw Voor slagschaduw heeft de wetgever normen opgesteld. In het MER worden de opstellingsvarianten aan deze normen getoetst. Turbines worden tijdelijk stilgezet als deze normen worden overschreden. De nieuwe windturbines in de Wieringermeer worden waar dit nodig is toegerust met een automatische stilstandvoorziening.

8 http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2014/januari/Windturbines_invloe d_op_de_beleving_en_gezondheid_van_omwonenden_GGD_Informatieblad_medische_milieukunde_Update_2013

22

15. Gezondheid & kwaliteit van leven Cumulatie van effecten baart een aantal insprekers zorgen (73, 75, 78, 81), bijvoorbeeld dat cumulatie ontoelaatbare hinder veroorzaakt (78); insprekers geven aan dat door de windturbines verstoring van slaap en nachtrust optreedt (21, 30, 35, 45, 51, 62, 69) en dat de turbines van invloed zijn op hun gezondheid (4, 8, 11, 14, 30, 33, 35, 36, 55, 56, 61, 73, 76, 82, 83). Een aantal insprekers maakt zich zorgen om energievelden (74), straling (06), elektromagnetische velden (EMV) (06, 30, 73). Dit wordt bijvoorbeeld als volgt verwoord:  “ steeds duidelijker blijkt dat aanwezigheid van een grote hoeveelheid elektriciteit in nabijheid van mens en dier een negatieve invloed heeft op de gezondheid. Onvoldoende duidelijk zijn de gevolgen van langdurige blootstelling aan dusdanige krachten, bovengronds dan wel ondergronds (opwekking en transport)” (74);  “straks, einde van de heerlijke stilte, stilte weg die wij (wij al 18 jaar) zo op prijs stellen. Alle dagen van de week 24 uur per dag het geluid van de windmolens (…) het woongenot is totaal over het hoofd gezien” (12).

Men ervaart door de windturbines (meer) onrust:  “(…) de paarden die straks van de beweging van de molens erg onrustig worden, gevaar voor ruiter en paard” (12);  “Altijd bewegend object in je beeld / constant draaiende rotorbladen, gevoel van onrust en onveiligheid” (24);

Levenskwaliteit Woongenot, levenskwaliteit, leefbaarheid (6, 15, 16, 18, 19,24, 25, 27, 31, 33, 34, 36, 38, 40, 45, 46, 52, 67, 70, 73, 74), het leefklimaat buiten – van ontspannen in de tuin tot en met recreëren in de Wieringermeer en toerisme (3, 52) – alle worden genoemd als voor insprekers belangrijke waarden. Men vreest inbreuk op deze waarden als gevolg van de komst van het Windpark. Als volgt:  “Ik kom als bewoner door de grootte van de molens in een negatieve woonbalans terecht, het niet meer met open ramen kunnen slapen, zoals geluid, slagschaduw, knipperende lichtjes en uitzicht” (21);

Antwoord Hieronder wordt ingegaan op achtereenvolgens onderzoek naar cumulatie van effecten van windturbines, effecten op gezondheid, op levenskwaliteit en woongenot en op effecten voor toerisme.

Cumulatie Door cumulatie van effecten kan een grotere hinderbeleving ontstaan. In het MER wordt aandacht besteed aan cumulatieve effecten. Dit geldt zowel voor cumulatie van effecten op de mens (hinder) als cumulatie van effecten op natuur en landschap.

Gezondheid Waar in de zienswijzen aandacht wordt gevraagd voor gezondheidsrisico’s wordt met name ingegaan op de gevolgen die geluid, slagschaduw en het constante uitzicht op de molens hebben op de gezondheid. In een aantal zienswijzen wordt daarbij aandacht gevraagd voor nachtrust, energievelden, elektromagnetische velden en laagfrequent

23 geluid. Gezondheid & levenskwaliteit zijn essentiële waarden voor mens, dier en natuur. Daarom heeft de wetgever normen opgesteld voor met name geluid en slagschaduw.

In de MER wordt het Windpark aan de geldende normen voor geluid en slagschaduw getoetst. Daarnaast wordt in het MER in kwalitatieve en waar mogelijk in kwantitatieve zin aandacht besteed aan het aspect laagfrequent geluid bij windmolens en aan het effect van elektromagnetische straling van de kabels van het Windpark op mens en dier. Meer informatie over de invloed van windturbines op de gezondheid is te vinden in eerdergenoemd RIVM onderzoek van januari 2014.

Levenskwaliteit & woongenot De belevingswaarde van het Windpark krijgt aandacht in het MER. Hierbij valt te denken aan landschappelijke effecten, geluid, slagschaduw en effecten op natuur en dier. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet alle aspecten van belevingswaarde te onderzoeken is. Voor een deel is belevingswaarde immers persoonsgebonden. Bij de belangenafweging ten behoeve van het inpassingsplan worden woongenot en levenskwaliteit – in de vorm van landschapsbeeld, geluid&slagschaduw (gezondheid), veiligheid en behoud van flora en fauna – afgewogen tegen het belang van verduurzaming van de energievoorziening in de vorm van windenergie. Op basis van de wettelijke normen wordt hierin een balans nagestreefd teneinde te komen tot een goede ruimtelijke ordening.

Toerisme Windturbines leiden niet tot een afname van de mogelijkheden voor toerisme en recreatie, windturbines hebben wel invloed op het landschap en de beleving daarvan. Dit kan toerisme beïnvloeden. Een causale relatie tussen de ontwikkeling van een windpark, de omvang hiervan en toerisme is echter niet eenduidig aangetoond. Strikt genomen betreft toerisme geen milieueffect, voor de effectbeoordeling is dit aspect buiten beschouwing gelaten. Het aspect landschap maakt wel onderdeel uit van de effectbeoordeling.

16. Natuur Natuurwaarden komen aan de orde in een aantal zienswijzen;  Flora en fauna (12, 14, 20, 33, 37, 75(7) )  Waterhuishouding (nr. 75)  Tussengebieden voor foerageergebieden van ganzen en kievieten (75)  De bijenpopulatie (75);  Natura 2000-gebieden en de vogelstand (37, 20 en 14);  En vleermuizen (14). Inspreker onder zienswijze 75 uit de wens tot natuurcompensatie op het eigen perceel: in de vorm van bloemrijke akkerranden ten behoeve van de bijenpopulatie in de Wieringermeer.

Antwoord Windpark Wieringermeer heeft mogelijk invloed op flora en fauna, in het bijzonder van twee Natura 2000 gebieden, te weten Waddenzee en IJsselmeer. In het MER worden de effecten op de natuur nauwkeurig in kaart gebracht. In het bijzonder zal aandacht worden besteed aan verblijf- en foerageerplaatsen en trekroutes. Waar onaanvaardbare effecten optreden, worden maatregelen genomen om de effecten op fauna tot het

24 wettelijke minimum te beperken. Ook maken initiatiefnemers de benodigde afspraken met bevoegde gezagen om ervoor te zorgen dat natuur, en ook waterberging, worden gecompenseerd.

17. Bouwfase Enkele insprekers (24, 27, 83) noemen de overlast die de bouw van het Windpark met zich meebrengt.

Antwoord Het MER besteedt aandacht aan tijdelijke effecten die worden veroorzaakt door de aanleg van het Windpark. Voorts wordt in het door initiatiefnemer in te stellen omgevingsoverleg te zijner tijd met omwonenden gesproken over mogelijke maatregelen in de bouwfase van het Windpark.

18. Waardevermindering Woning & Bedrijf, compensatie  Insprekers vrezen waardedaling van het eigen huis (2, 3, 5, 7, 8, 9, 11, 12, 15, 16, 18, 20, 21, 23, 24, 27, 32, 33, 36, 45, 46, 49, 52, 53, 56, 59, 60, 61, 67, 70, 46, 70, 73, 74, 84);  of schade aan de onderneming dan wel waardedaling van het eigen bedrijf (24, 25, 28, 35, 55 (t Krieltje), 67, 73, 74, 75(7)/85 (precisielandbouw), 77 (motorvliegveld), 78 (MLA's), 81, 82).  De aantasting van het agrarische werkklimaat (67, 81, 83). De wens tot compensatie leeft bij vele insprekers (8, 9, 12, 14 (PVV), 17, 23, 24, 27, 28, 34, 39 (afvalzorg), 42, 51, 53, 62, 67, 69, 70 (NLVOW), 75(8), 82). Een aantal insprekers heeft een eigen windwens (23, 39) en het windfonds wordt ‘ongewenst’ genoemd (27)

Antwoord In het MER vindt geen onderzoek plaats naar de economische effecten waaronder waardevermindering en schade omdat het MER zich beperkt tot het milieuonderzoek. Hier kan wel worden opgemerkt dat tegenover de mogelijke negatieve effecten op de waarde van woning en bedrijf de mogelijke positieve effecten staan van het meedelen in de opbrengsten van poldermolen en eventuele compensatie voor direct omwonenden. Tot slot bestaat er de mogelijkheid tot het aanvragen van een planschadevergoeding op basis van de Wet Ruimtelijke Ordening. Planschadevergoeding kan worden toegekend als er schade optreedt die redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover in de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is voorzien. In het inpassingsplan wordt aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid van het Windpark, waarbij planschade, die voor rekening van initiatiefnemer komt, wordt betrokken.

De komst van het Windpark en bijbehorende herstructurering kan bijdragen aan versterking van de band tussen de inwoners van de Wieringermeer. De windweekenden hebben als oogmerk gehad hieraan bij te dragen. Ook het door Windkracht Wieringermeer op te stellen participatieplan heeft tot doel bij te dragen aan sociale cohesie in de Wieringermeer en aan de lokale economie.

25 Het Windpark geeft invulling aan de raadsopgave tot herstructurering en opschaling van de Nuon lijnen, herstructurering van de solitaire turbines en uitbreiding van het ECN- testpark. Voor additionele turbines was in de Raadsopgave geen ruimte. Deze worden derhalve in het MER niet beschreven. Wel kunnen inwoners van de Wieringermeer straks op verschillende manieren meeprofiteren van-, en investeren in, duurzame energie. De poldermolen bijvoorbeeld, voorziet hierin.

26