<<

Jan Bakker, IJzaak de Vries

3*sf*s-

!>».

r

, ' X *•'

37 Veranderingen in het landschap 1810 1850 1900 1930 1970 De Drentse A is één van de beken die de afwatering van het Drents plateau verzorgt. woeste grond (ha) 1797 1650 1395 1110 520 Dit plateau en zijn beken zijn de laatste tien- bos (ha) . 266 160 390 225 535 tallen jaren drastisch van aanzien veranderd. bouwland (ha) 93 95 120 280 200 De topografische kaarten die de afgelopen 150' groenland (ha) 1289 1615 1615 1905 2265 jaar van tijd tot tijd zijn gemaakt geven hier- onbekend (ha) 75 van een indruk. De oudste betrouwbare kaart houtwal (km) 62 . 84 89 90 53 is die van de Franse genie troepen, uit de tijd totaal - (ha) 3520 3520 • 3520 . 3520 3520 dat Nederland behoorde tot het rijk van Napoleon. Wanneer de veranderingen in een Oppervlak landschapseènheden Stroomdallandschap Drentse A (1975) deel van het Noorddrentse landschap worden bekeken krijgen we het volgende De lengte aan houtwallen nam tussen ming met gegevens van de geograaf Smit beeld. 1810 en 1850 nog enigszins toe, omdat de voor de marken Haren en Onnen. Hieruit kan In 1810 kwam nog oorspronkelijk bos toen ontgonnen percelen door nieuwe hout- nl. afgeleid wórden dat vroeger in de voor in een groot deel van het dal van het wallen omgeven werden (er was nog geen beekdalen veel meer bos voorkwam;.hierin Zeegser loopje, het Anlooër diepje, het prikkeldraad en er was behoefte aan schei- werd veel vee geweid. De ondergroei van Scheebroeker loopje. In 1850 was het bos uit dingswallen bij de verdeling van de marke- deze voornamelijk uit elzen bestaande bossen de beekdalen vrijwel verdwenen, het gronden). Na 1930 verdwenen veel werd geleidelijk graziger, zodat het tenslotte bosareaal bestond voornamelijk uit aanplant houtwallen, omdat ze geen agrarische funktie de moeite loonde, na enige ontwateringswerk- op hogere gronden zoals de Poll bij Glimmen meer hadden, vooral tussen Ekehaar en zaamheden, te gaan hooien. Zo zouden en het Amelterbos bij . Het bos was in Oudemolen en ter hoogte van Yde. Grote geleidelijk door ontginning van het oerbos de 1900 flink uitgebreid vooral door de aanleg delen van het beekdal hebben minstens zo'n madélanden zijn ontstaan. dicht houtwallenbestand gekend als nu nog van het Noordlaarderbos, de Vijftig Bunder De madélanden zijn de laatste tientallen* langs het Anlooër diepje voorkomt. bij Zuidlaren, bos bij Zeegse en en jaren weliswaar van karakter veranderd door bos tussen Ekehaar en Amen. Rond 1920 was Verder teruggaan in de tijd kan het beeld bemesting, maar ze zijn niet verder ontgon- het oppervlak weer afgenomen, vooral door dat we nu hebben gekregen aanvullen. Er nen. Op het plateau echter heeft na de ontgin- afname bij Amelte en Ekehaar. In 1970 was bestaan weliswaar geen kaarten op grond ning van het oerbos tot heide een herontgin- het bosareaal weer flink uitgebreid dankzij de waarvan het oppervlak van de landschapseèn- ning plaatsgevonden met de genoemde gevol- aanleg van vooral naaldhoutbossen bij Schip- heden bepaald kan worden; wellicht zijn er gen voor het landschap. borg, Zeegse, , Oudemolen en Ballo. aanwijzingen te verkrijgen uit de veldnamen Niet alleen vergeleken met het Het oppervlak loofbos nam ook weer toe met van verschillende gebieden. Een aantal omringende plateau is het beekdal van de name doordat de schagenbeweiding van de veldnamen duidt op het feit dat vroeger bos Drentse A de dans van de landbouwkundige heide overal werd gestopt waardoor spontaan voorkwam. Broek duidt op moerasbos (wilg, intensivering ontsprongen, maar dit geldt ook bos vorming (berken en eiken) optrad. els, berk), holt duidt op hoger liggend bos voor de vergelijking met andere beekdalen in Het oppervlak woeste grond (heide, (eik) evenals heest (beuk). Er zijn nogal Drente. Met de Reest is de Drentse A vrijwel wat plaatsen waar in 1810 geen bos (meer) hoogveen, zandverstuiving) nam tot 1850 af de enige niet 'genormaliseerde' beek. Alleen voorkwam, waar dat op grond van de veld- door de ontginning van vaak vlak langs de in de gemeenten Norg en Roden liggen nog naam voor die tijd wel het geval moet zijn beek gelegen heide tot groenland. Na 1850 geweest. Het areaal van het oorspronkelijk werd veel heide op de hogere zandgronden Buizerd bos in de beekdalen is dus ongetwijfeld groter langs de beek omgezet in bouwland en/of bos Watersnip geweest, terwijl er toen minder madeland Steenuil met de sterkste teruggang van de heide in de 'was. Deze gedachtengang is in overeenstem- dertiger jaren. Grutto 38

enkele niet volledig 'genormaliseerde' beekge- schapseenheden en vegetaties voorkomt. reservaat bijna geheel afhankelijk is van de deelten: Lieverense Diep en leiding 8 ten Hiermee gaat een grote rijkdom aan plante- waterhuishouding buiten het reservaat.. Het zuiden van Zuidvelde en Westervelde. Gezien soórten gepaard. Op een oppervlakte 'van huidige landschapsreservaat is te klein uitge- hun onderlinge verschalen zijn overigens ongeveer 40 km2 komen zo'n 650 soorten vallen, doordat er een kompromis tussen land- beide beken de inspanningen van natuurbe- hogere planten voor. Dit betekent dat er onge- bouw en natuurbescherming gesloten moest schermingsorganisaties ten volle waard. Het veer vier maal zoveel soorten worden aange- worden. Bepaalde waardevolle gebieden zijn Reestdal is veel natter en de beek treedt veel troffen als op grond van de oppervlakte ver- enerzijds niet toegevoegd aan het reservaat, vaker en langduriger buiten haar oevers dan wacht mag worden. Hiermee staat het storende invloeden van buiten het reservaat de Drentse A. De Drentse A is echter 'kom- Stroomdallandschap Drentse A op dezelfde zouden anderzijds verminderd moeten worden pleter', omdat bij de Reest de bovenloop door hoogte wat'betreft soortenrijkdom als het door uitbreiding. ontginning volledig verdwenen is. 'klassieke' topgebied Voorne's Duin. In opdracht van het Rijksinstituut voor De Brtujn heeft in een aantal hem _ Natuurbeheer is daarom in 1974 de vegetatie De Drentse A, een landschapsreservaat bekende, min of meer vergelijkbare, beekdal- in het grensgebied van het landschapsreservaat De grote landschappelijke-, [cultuurhis- landschappen de zeggeflora bestudeerd. Het geïnventariseerd om na te gaan waar vooral torische- en natuurwetenschappelijke waarde gaat hierbij om Noord-Drente (met als kern knelpunten liggen. Het resultaat van deze van de Drentse A hebben geleid tot het instel- het Stroomdallandschap Drentse; A), inventarisatie gaf aan dat enkele relatief grote len van het Stroomdallandschap Drentse A. Noord-Oost Twente, de omgeving van Win- gebieden bij het landschapsreservaat gevoegd Vanaf 1965 worden, op basis van vrijwillig- terswijk, het Rijk van Nijmegen en Zuid- • zouden moeten worden: het poldergebied in heid, percelen door de Staat aangekocht en in Limburg. Zuid-Limburg en Nijmegen bezitten de driehoek de Punt-Paterswolde-Haren, het beheer gegeven bij het Staatsbosbeheer. 41-42 zegge-soorten, Noord-Drente-34 en stroomgebied van het Anders diep, het Beheer wordt noodzakelijk geacht om de Twente en Winterswijk 31. Met name de bij stroomgebied van het Amer- en Deurzerdiep, bestaande waarden te behouden en zo Nijmegen voorkomende eggen van struwelen het voormalige 'veld' tussen Gasteren, mogelijk te verhogen. Bij dit laatste gaat het en rivierduinen en de, in Zuid-Limbürg voor- en Anlo. er vooral om de invloed van bemesting in de komende zeggen van vochtige bossen met Inmiddels wordt alsnog een deel van het madelanden terug te dringen en zo de glorie kalkrijke bronnen en kwelmoerasjes ontbreken Anderse diep bij de ruilverkaveling gespaard. van de bloemrijke hooilanden van weleer in Noord-Drente. De Bruijn is dan ook van In een groot deel van het Anderse diep, terug te krijgen. Dit betekent dat moderne mening dat Noord-Drente opgenomen dient te stroomgebied van Amer- en Deurzer diep en agrarische bedrijfsvoering niet mogelijk is. worden in het selekte gezelschap van op het voormalige 'veld' tussen Gasteren, Daarom vindt het hooien veelal door het gerenomeerde 'botanische paradijzen'. Anderen en Anlo is momenteel een ruilverka- Staatsbosbeheer plaats. De belangstelling van veling in uitvoering. boeren voor verpachtingen onder beperkende Bedreigingen Wat de effekten van een ruilverkaveling voorwaarden e,n voor het zogenaamde wilde De ontwikkelingen binnen het kunnen zijn wordt duidelijk geïllustreerd aan hooi is aanzienlijk. Stroomdallandschap zijn weliswaar gunstig te de hand van een vergelijking van broedvogel- Het resultaat van de beheersaktiviteiten noemen, maar het gebied ligt ingeklemd in inventarisaties voor en na uitvoering in het dal ( in de madelanden is dat de vegetatie veel een zich nog steeds verder agrarisch ontwik- van het Rolder diep. gevarieerder wordt. Dit kan overigens sterk kelend landschap. De ruilverkaveling Vries is Het is duidelijk dat met name de afhangen van de lokale situatie ten aanzien net afgerond, die van en Anlo zijn in kritische weidevogels grutto, tureluur en van bodem, grondwaterhuishouding en aktivi- volle gang. watersnip sterk achteruitgaan tengevolge van teiten van de vroegere eigenaar. Uiteindelijk zal het oppervlak van het een ruilverkaveling. landschapsreservaat ongeveer 3.000 ha zijn. Een andere vergelijking is die tussen een Betekenis van het stroomdal Het stroomgebied, dat wil zeggen het afwate- wel en niet door een grote parallelleiding Het is duidelijk dat in het Stroomdalland- ringsgebied, van de Drentse A is ongeveer langs het Rolderdiep ontwaterd vochtig hooi- schap een grote verscheidenheid aan land- 30.000 ha groot. Dit betekent dat het land. Dit hooiland ligt overigens in het land- 40 niet verkaveld wel verkaveld . soorten, waterlelie en gele plomp voor. (163 ha) (238 ha) Wanneer de verlanding langs de oevers begint in, te zetten worden soorten als krabbescheer, (1965) ' 1977 (1973) 1977 maar vooral waterscheerling aangetroffen, die kievit 23 32 25 18 onbegaanbare drijftillen gaan vormen. Later grutto 37 34 59 7 raken de drijftillen begroeid met oa. pijptor- scholekster 6 14 15 8 kruid, moeraswederik met ertussen soms watersnip 9 6 7 0 mattenhies, kalmoes en lisdodde. tureluur 4 4 • 7 2 Een karakteristieke broedvogel is de fuut. wulp 3 8 1 0 's Winters zijn de plassen belangrijke rustge- bieden voor zeer veel eenden oa. wilde eend, totaal 82(50/lOOha) 98(60/lOOha) 112(47/100ha) 35(15/100ha) wintertaling, kuifr en tafeleend. schapsreservaat, maar de leiding dringt er een soms om kleine oppervlakken gaat. Een flink Moerassen kilometer in door. Grootjans heeft nu gekon- deel van bv. de droge delen van de Uit de drijftillen kan een moerasvegetatie stateerd dat de aanvankelijke soortenrijke dot- madelanden is nog in gebruik bij de boeren en ontstaan door wortelverankeririg van vooral terbloemvegetatie, waarin niet één enkele daardoor vegetatiekundig nu niet zo interes- riet en pluimzegge. De laatste soort kan soort overheerste, na één seizoen veranderd is sant, maar kan dit natuurlijk wel worden uitgroeien tot enorme horsten (bulten) en in een soortenarme vegetatie, waarin het gras wanneer verschraling wordt nagestreefd. Voor daarmee de verlanding sterk versnellen. witbol alle overige soorten sterk overheerst. bepaalde weidevogels kunnen deze terreinen Snavelzegge, blauw glidkruid, Deze soort heeft nl. kunnen profiteren van de in de huidige toestand overigens wel degelijk moeraswilgenroosje en grote boterbloem mineralisatie van de veenbodem na het dalen van belang zijn. kunnen kleur geven aan deze vegetaties. van de grondwaterstand, Verder moet bedacht worden dat tussen. Wanneer in de winter gemaaid wordt kunnen . Hoewel er bedreigingen zijn moeten tot de landschapseenheden die de revue passeren rietlanden ontstaan met soms de vrij zeldzame slot de positieve gedachten overheersen. Het allerlei geleidelijke overgangen kunnen moeras varen en padderus. Op plaatsen waar is goed stil te staan bij de niet aflatende bestaan. Juist op deze zgri. gradiënten kunnen de rietlanden enkele jaren niet meer gemaaid inspanningen van vele mensen en ambtelijke zich bijzondere milieusituaties voordoen met zijn, kan een kleurige ruigtevegetatie ontstaan diensten: het eindeloze vergaderen om de als gevolg karakteristieke en vaak zeldzame met moerasspiraea, kattestaart en een enkele gedachten aan het Stroomdallandschap plantesoorten. Dergelijke soorten bestaan dus keer moeraslathyrus. Als het maaien nog Drentse A vorm te geven en er geld voor los juist bij de gratie van bv. een hooggelegen langer achterwege blijft vestigen zich wilgen te krijgen, het onderhandelen over aankoop zandplateau dat overgaat in een lager gelegen, en elzen. van percelen en tenslotte het beheren er van. venig beekdal. Tijdens de verlanding kan ook een Zonder al deze aktiviteiten was de Drentse A Vogels kunnen eveneens afhankelijk zijn zeggemoeras ontstaan met grote zeggen; in de jaren zestig ongetwijfeld 'genormali- van twee verschillende landschapseenheden. scherpe-, noordse- en stijve zegge en het seerd' en zouden de vochtige madelanden ver- In een bos kunnen ze bv. broeden, terwijl ze karakteristieke veenreukgras. Veel dwenen zijn. in de madelanden foerageren. voorkomende kruiden zijn wateraardbei, egel- boterbloem, moeras-vergeet-me-nietje. Inventarisatie Open water Wanneer maaien hier achterwege blijft vesti- Bij de opsomming van de diverse land- Plassen zijn veelal door vervening of gen zich na de ruigtefase wilgen en elzen. schapseenheden en vegetaties moet men zich zandwinning ontstaan. Op zandige, weinig. In zeer natte moerassen kan de waterral realiseren, dat hier de optimale ontwikkeling, begroeide oevers kan het zeer zeldzame voorkomen. De rietzanger en sprinkhaanriet- zoals die in het Stroomdallandschap voor- gestoeld glaskroos voorkomen naast water- zangér komen voor in rietmoerassen, die bij komt, wordt besproken. Dit betekent dat het postelein. In open water komen fonteinkruid- voldoende grootte ook broedgebied voor 41 bruine kiekendief en velduil kunnen zijn. De gronden staan. veel weidevogels voor. Op de wat drogere ruigte-fase kan in de benedenloop wel eens delen kieviet en scholekster, op de vochtige broedgelegenheid bieden aan een kwartelko- Vochtig grasland en natte delen grutto, tureluur en watersnip. ning. Wanneer bosjes ontstaan kunnen Graslanden, waarin de grondwaterstand De wulp komt vooral voor in de vochtige bosrietzanger, kleine karekiet en snor worden 's zomers enkele decimeters beneden het graslanden van de middenloop. De zeer natte aangetroffen. maaiveld kan dalen, worden gekenmerkt door graslanden van de benedenloop (doorsneden fleurige, kruidenrijke vegetaties met oa. met vele sloten) worden gekenmerkt door de Natte hooilanden kruipende- en scherpe boterbloem, schaars voorkomende zomertaling, slobeend Wanneer de verlanding zover is dotterbloem, grote ratelaar! moeraszegge, en waarschijnlijk» kemphaan. In verruigde voortgeschreden dat regelmatige hooiwinning zwarte rapunzel, moerasrolklaver, echte stukken (overhoekjes etc.) broeden uiteraard in de zomer mogelijk wordt, is de vegetatie koekoeksbloem, moerasstreepzaad, breedbla- geen weidevogels maar worden nogal eens gekenmerkt door kleine zeggen: gewone-, dige orchis, veldrus, reukgras, kamgras en veldleeuwerik, graspieper aangetroffen. De ster- en zompzegge, vaak vergezeld door witbol. Wanneer het hooien wordt gestaakt genoemde weidevogels en soorten van zeer natte graslanden komen in geringere aantallen moerasviooltje, waterdrieblad, wateraardbei, ontstaat een ruigere vegetatie met soorten als voor in de smalle besloten beekdalen. kleine valeriaan, moeraskartelblad en de vrij kattestaart, moerasspiraea, grote valeriaan, zeldzame paardehaarzegge. De afgelopen fluitekruid, engelwortel en kale jonker. Nog De beekdalen zijn in voor- en najaar van jaren is op enkele plaatsen ook de zeldzame later kunnen zich bomen vestigen met als veel belang als rust- en foerageergebied voor draadrus aangetroffen. Deze vegetatie kan ook belangrijkste soort de els. grote aantallen wilde eenden, wintertalingen voorkomen in kleine moerasjes die onder De (broed)vogelbevolking hangt gedeel- en speciaal de zeer natte delen van de invloed van kwel uit de hoger gelegen zand- telijk samen met de aard van de vegetatie; benedenloop voor meerkoeten, watersnippen, breedte en beslotenheid van het beekdal zijn grutto's alleen in het voorjaar en.soms Drentse A bij Loon erg belangrijk. In de brede open dalen komen regenwulpen. De beek zelf verschaft voedsel

42 aan oa. grote zaagbekken. Het gehele jaar Vochtige heide woordig te weinig neerslag is voor verdere door zijn de beekdalen met de aansluitende Op lemige, min of meer vochtige ontwikkeling. Deze verlanding is ook te zien hogere gronden van groot belang als foera- bodems kan de dopheide overheersen. Bege- in oude veenputten. Wanneer turfwinning geergebied voor buizerd, sperwer, torenvalk, leiders zijn veenbies, trekrus, zonnedauw- achterwege blijft kunnen tenslotte gagel, havik, blauwe- en bruine kiekendief, af en tóe soorten, snavelbiezen. Op plaatsen waar bv. grauwe- en geoorde wilg zich vestigen. smelleken, boomvalk en velduil. In de potklei of leem binnen bereik van plantewor- Karakteristieke broedvogels zijn winter- benedenloop wordt af en toe een visarend tels voorkomt kunnen gevlekte orchis, klokjes taling, dodaars, zwarte stern en de als broed- waargenomen. Ook de blauwe reiger is een gentiaan en blauwe knoop, worden vogel zeldzame tafeleend. Als rustgebied kun- regelmatige verschijning. In voor- en najaar aangetroffen. Wanneer door beweiding of nen vennen van belang zijn voor wilde eend, worden op droogvallende zandbanken nogal maaien grassoorten de kans hebben gekregen wintertaling, kuif- en tafeleend, meerkoet. eens witgatjes en oeverlopers aangetroffen. uit te stoelen zijn de zgn. blauwgraslanden, Regelmatige gasten zijn witgatje en bosruiter. Een zeer zeldzame verschijning is tenslotte de ook wel heischraallanden genoemd, ontstaan. ijsvogel. Pijpestrootje overheerst hier vergezeld van Natte tot vochtige bossen Spaanse ruiter, vlo-, blonde- en blauwe Grenzend aan en ontstaan uit vennen en Droog grasland zegge, welriekende nachtorchis en fraai herts- vochtige heide kunnen strowelen van gagel, In deze, op zandiger bodems voorkomen- hooi. Wanneer het maaien of beweiden grauwe- en geoorde wilg voorkomen met de vegetaties worden vooral roodzwenkgras, gestaakt wordt kunnen zich gagel, grauwe- en soms de zeldzame laurierwilg. Ontstaan uit gewoon- en kruipend struisgras, veldbies, lig- geoorde wilg gaan vestigen. moerassen, natte hooilanden en vochtige gend walstro, borstelgras, muizeoortjes, De belangrijkste broedvogels zijn wulp graslanden komen elzebroekbossen voor met biggekruid en grasklokje aangetroffen. en watersnip, in mindere mate komen ook als ondergroei oa. zwarte bes, melkeppe, grutto en op wat drogere delen kievit en wolfspoot, gele lis, stijve- en pluimzegge en Droge heide scholekster voor. In gagel- en wilgebosjes soms de voor Noord-Nederland zeldzame Op zandige bodems overheerst struikheide kunnen oa. bosrietzanger kleine karekiet en moerasvaren en elzenzegge. Een enkele keer de vegetatie, soms vergezeld van kraaiheide, rietgors broeden. komen de zeldzame 'bronnetjesplanten' wis- stekelbrem, kruipbrem, tormentil, pilzegge, selbladig goudveil, muskuskruid en bittere tandjesgras en schapegras. Plaatselijk kan Vennen veldkers voor. Öp plaatsen waar potklei of sterke vergrassing optreden door bochtige Het open water van vennen is van een leem dicht aan het oppervlak ligt komt een smele. Wellicht heeft het achterwege blijven geheel ander karakter dan dat van de eerder ander bostype voor met in de boomlaag eiken van beheersmaatregelen oa. branden, genoemde wateren. De laatste staan in direkt en elzen; de struiklaag is goed ontwikkeld met beweiden met schapen, hier iets mee te kontakt met voedselrijk grondwater. Vennen vogelkers, hazelaar, tweestijlige meidoorn en maken. De heide kan ook begroeid raken met zijn vaak gevuld met regenwater, dat niet in kardinaalsmuts; in de kruidlaag kan men den, zachte berk en zomereik en daardoor van de bodem kan wegzakken, doordat zich daarin soorten als boswederik, blauwsporig bos- karakter veranderen; in een enkel geval een ondoorlatende laag bevindt. In de vennen viooltje, heelkruid en zenegroen aantreffen. komen jeneverbessen voor. zelf komen geen hogere planten voor. Langs Dit soort bosjes is meestal erg klein Als broedvogels komen vooral tapuit de randen kan verlanding op gang komen waardoor de rijkdom aan vogelsoorten betrek- kneu en tegenwoordig nog zeer zelden dankzij veenmossoorten. kelijk gering is. Naast algemene soorten, die korhoen voor. Bij het verschijnen van bomen Op een gesloten veenmosdek kunnen altijd wel in bossen voorkomen (mezensoor- kan men Ook geelgors en boompieper aantref- snavelzegge, veenbes en lavendelheide zich ten, lijstersoorten, roodborst, winterkoning, fen. Bij voldoende groot oppervlak kan de vestigen. Wanneer het veenmostapijt tot gekraagde roodstaart etc.) treft men in bosjes heide 's winters als rustgebied dienen voor boven het wateroppervlak is uitgegroeid met dichte-ondergroei vaak de nachtegaal en buizerd, ruigpootbuizerd, blauwe- en soms kunnen veenpluis, witte snavelbies en zonne- tortelduif aan en langs de ruige randen de bruine kiekendief, sperwer, torenvalk, velduil dauwsoorten aangetroffen worden. De bosrietzanger. en klapekster. hoogveenvorming stopt dan, omdat er tegen- 43 ^4?;^ï "*?"• '•'•• Droge tot vochtige bossen de bodem bedekkend komt klimop voor. In de De broedvogelbevolking is nogal gevari- Op hogere gronden komt loofbos voor kruidlaag vindt men veelbloemige eerd, omdat vaak een afwisseling van loof- en met in de boomlaag zomereik, zachte berk, salomonszegel, ruige veldbies, gewoon bos- naaldhout voorkomt met in het bos vaak ook lijsterbës en ratelpopulier. In de kruidlaag viooltje, grootbloemmuur, klaverzuring en nog heiderestanten en vennetjes. Er komen komen oa. blauwe- en rode bosbes, rankende bosanemoon. veel zang vogels voor oa. goudvink, grau we- helmbloem, hengel, bochtige smele en soms Op voormalige heidevelden is vaak en bonte vliegenvanger, wielewaal, groenling, de zeldzame zevenster voor. Waar de bodem naaldhout Ingeplant. In de ondergroei komt spotvogel. Bij heideveldjes komen vaak geel- wat vruchtbaarder is door keileem en daardoor nog vaak struikheide voor. Verder vestigen gors en boompieper voor. Soms broedt de ook wat vochtiger kunnen veldiep, hulst en zich dikwijls spontaan soorten van de droge fluiter in jong loofbos met veel ondergroei. hazelaar gevonden worden naast genoemde '. loofbossen zomereik, vogelkers, zachte Bijzonder is het voorkomen van de vrij zeld- boomsoorten. Slingerend rond de bomen en berk ea. zame zwarte specht. Ransuil, torenvalk,

'.. / i'tf j \ i ii &*a Drs. J.P. Bakker en Y. de Vries zijn verbonden aan de vakgroep Plantenoecohgie van de RU Groningen.

Literatuur Anoniem, 1965. Stroomdallandschap Dre'ntsche A. Be- schrijving en gedachtenplan met betrekking tot beheer en agrarisch gebruik, de landschappelijk- en recreatieveont - wikkeling. Rapport Staatsbosbeheer, Assen en Groningen. Anoniem, 1973. Stroomdallandschap Drentse Aa. Wijzi- ging facetstreekplan voor natuurschoon en recreatie voor het 'gebied van het Stroomdallandschap Drentse Aa. .Pro- vinciaal bestuur, Assen. Anoniem, 1978. Themanummer 'Project Ruilverkave- ling'. Rauwkost (Subfaculteitsblad biologie) l(4):l-26. Anoniem, 1979. Gegevens broedvogelinventarïsaties. Pro- vinciale Planologische Dienst van . Bakker, J.P., 1976. Natuurbeheer en natuurbeheersonder- zoek in het strbomdal van de Drentsche A. De Levende Natuur 79(3):49-56. Bakker, J.P., 1976. Botanisch onderzoek ten behoeve van natuurtechnisch helieer in het Stroomdallandschap Drentsche A. Natuur en Landschap 30(l):M2. Bosch, J.G. en H. Kampf, 1973. De consequenties van de ruilverkavelingswerkzaamheden voor de natuurweten- schappelijke betekenis van het Anderse Diep. Intern rapport Hogere Bosbouw- en Cultuurtechnische School, Arnhem. buizerd, af en toe de sperwer worden struiken kunnen min of meer regelmatig Bruijn, O de, 1977. De zeggen in het stroomgebied van eveneens aangetroffen; de boomvalk is worden gevonden hazelaar, kamperfoelie, de Drentsche A. Deel 1: Landschap en vegetatie. Rapport zeldzaam, terwijl het broeden van de havik Vakgroep Plantenoecologie Rijksuniversiteit, Groningen. hondsroos, framboos, diverse braamsoorten, Emst, A., 1976. Tien jaar Stroomdallandschap Drentsche niet uitgesloten moet worden geacht. kardinaalsmuts, gelderse roos, wegedoorn, A. Natuur en Landschap 30(l):13-17. In de winter zijn deze bosjes belangrijk sleedoorn en eenstijlige meidoorn. / Joenje, W., 1973. Moet dit zo doorgaan? Een landschap als voedsel- en schuilgebied voor mezensoor- In de hoütwallen broeden over het alge- wordt bedreigd. Rapport Milieuraad Drenthe, Assen. Modderkolk, F. ea., 1966. Het Stroomdallandschap ten en vinkachtigen (keep, sijs) soms kruis- meen vogelsoorten, die dikwijls ook in het Drentsche A. Natuur en Landschap 20(r):185-205. bek. De bosranden zijn van belang voor bos kunnen worden aangetroffen. Afhankelijk Nijeboer, B.Q., 1965. Weidevogelinventarisatie in het buizerd en sperwer. van grootte en beslotenheid, kunnen oa. landschapsreservaat 'De Drenfee Aa'. Intern rapport worden aangetroffen torenvalk, houtsnip, Staatsbosbeheer. Hoütwallen holenduif, steenuil, ransuil, koekoek, Smit, G., 1973. Over de historische geografie van Evenwijdig aan de beek op de grens van wielewaal, paapje, spotvogel en braamsluiper. Onnen. Driemaandelijkse bladen 25(2): 81-104. Smit, G., 1975. Over de historische geografie van Haren. beekdal en plateau liggen de grenswallen, Driemaandelijkse bladen 27(2):51-83. loodrecht daarop de dwarswallen, die de Essen Waterbolk, H.T., 1972. De historische en natuurweten- madelanden in percelen verdelen. Op de De akkeronkruidvegetatie is door de schappelijke betekenis van het stroomgebied van de grenswallen en hogere delen van de dwars- intensieve agrarische bedrijfsvoering zeer Drentsche A. Landbouwkundig Tijdschrift 84(2):62-67. wallen komen vooral zomereik, vuilboom, slecht ontwikkeld. Broedvogels komen ook lijsterbes en zachte berk voor. Op de lagere nauwelijks voor, te noemen zijn scholekster, delen van de dwarswallen worden veelal es, kievit en soms gele kwikstaart. In de winter vogelkers, els, grauwe' en geoorde wilg maken oa. bonte kraaien en patrijzen gebruik aangetroffen. Tal van andere bomen en van de essen als voedselgebied.H 46