MER-Ontheffing voor rivierkundige ingreep ter beperking van overstromingen - PR2328 Gemeenschappelijke Maas te Geistingen (aanpassing vooroever)

10 februari 2017 Definitief rapport 9Y0554

HASKONINGDHV BELGIU M SA/NV

Campus Mechelen Schaliënhoevedreef 20 D 2800 Mechelen +32 15 405656 Telefoon +32 15 211134 Fax [email protected] E-mail www.royalhaskoningdhv.com Internet

Documenttitel MER-Ontheffing voor rivierkundige ingreep ter beperking van overstromingen - PR2328 Gemeenschappelijke Maas te Geistingen (aanpassing vooroever) Verkorte documenttitel Ontheffing Geistingen Maas Status Definitief rapport Datum 10 februari 2017 Projectnaam Ontheffing Geistingen Projectnummer 9Y0554 Opdrachtgever De Vlaamse Waterweg nv Referentie 9Y0554/R/873236/Mech

Auteur(s) MER-deskundigen en -medewerkers

Collegiale toets Guy Geudens Datum/paraaf …………………. …………………. Vrijgegeven door Werner Staes Datum/paraaf …………………. ………………….

INHOUDSOPGAVE

Blz.

INHOUDSOPGAVE III

1 INLEIDING 1 1.1 Situering en korte schets van het project 1 1.2 Voorgeschiedenis en verder verloop van het project 4 1.2.1 Indienen Mer-ontheffing en adviezen 4 1.2.2 Wijziging project 5 1.2.3 Wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijk ingediende mer- ontheffing 5 1.3 Toetsing aan de Milieubeoordelingsplicht 5 1.4 Naam van de initiatiefnemer 6 1.5 Team van deskundigen 6

2 PROJECTBESCHRIJVING 8 2.1 Figuren en bijlagen 8 2.2 Huidige situatie 8 2.3 Gepland project in de aanlegfase 14 2.3.1 Zomerbedverbreding 16 2.3.2 Verlenging winterdijk 21 2.3.3 Verlenging vaargeul 23 2.3.4 Aanleg natte natuur 23 2.3.5 Verplaatsen keerlus Maasdijk en stroomlijnen winterdijk 25 2.3.6 Overzicht grondbalans en oppervlaktes 26 2.3.7 Inzet materieel 30 2.3.8 Timing en ruimtegebruik 30 2.4 Gepland project in de exploitatiefase 33 2.4.1 Natuurtypes 33 2.4.2 Stroomregime 33 2.4.3 Landschappelijke en historische meerwaarde 33

3 ADMINISTRATIEVE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE ASPECTEN VAN HET PROJECT 35

4 VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE EN VERGUNNINGEN 52 4.1 Bestaande vergunningen 52 4.2 Aan te vragen vergunningen 52

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport 10 februari 2017

5 INGREEP-EFFECTANALYSE 53

6 BESTAANDE INFORMATIE EN VERZAMELDE GEGEVENS 54

7 ALGEMENE AFBAKENING REFERENTIESITUATIE EN METHODOLOGIE EFFECTVOORSPELLING EN -BEOORDELING 55 7.1 Figuren 55 7.2 Referentiesituatie 55 7.3 Afbakening van het studiegebied 55 7.4 Methodologie effectvoorspelling 55 7.5 Ontwikkelingsscenario’s 56 7.5.1 Inrichtingen randzones 56 7.5.2 Beheerplan Nederlandse Grensmaas 57 7.5.3 Gebiedsvisie domein Stevensweert 58 7.5.4 Bedrijventerrein Maasbracht 58 7.5.5 Oude Kern Stevensweert 59 7.6 Leemten in de kennis 60

8 DISCIPLINE BODEM 61 8.1 Figuren 61 8.2 Effectgroepen 61 8.3 Afbakening studiegebied 61 8.4 Beschrijving referentiesituatie 61 8.4.1 Geologie 62 8.4.2 Bodemtypologie 67 8.4.3 Bodemstructuur en verdichtingsgevoeligheid 68

10 69 8.4.4 Bodemgebruik 70 8.4.5 Bodemkwaliteit 70 8.4.6 Erosie en sedimentatie 71 8.4.7 Diepere ondergrond 72 8.5 Effectbespreking en –beoordeling 73 8.5.1 Aanlegfase: Wijziging bodemkwaliteit 73 8.5.2 Aanlegfase: wijziging bodemstructuur 74 8.5.3 Aanlegfase : wijziging bodemprofiel als gevolg van graafwerkzaamheden 74 8.5.4 Aanlegfase: wijziging bodemgebruik 75 8.5.5 Aanlegfase: wijziging bodemvocht 75 8.5.6 Aanlegfase: sedimentatie en erosie 75 8.5.7 Exploitatiefase: wijziging bodemkwaliteit 76 8.5.8 Exploitatiefase : wijziging bodemstructuur 76 8.5.9 Exploitatiefase: wijziging bodemprofiel als gevolg van graafwerkzaamheden 76 8.5.10 Exploitatiefase: wijziging bodemgebruik 77 8.5.11 Exploitatiefase: wijziging bodemvocht 77 8.5.12 Exploitatiefase: Sedimentatie en erosie 77 8.6 Synthese 77 8.7 Ontwikkelingsscenario’s 78

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 Definitief rapport

8.8 Grensoverschrijdende effecten (kwalitatief) 78 8.9 Leemten in de kennis 78

9 DISCIPLINE WATER 80 9.1 Figuren 80 9.2 Effectgroepen 80 9.3 Afbakening studiegebied 80 9.4 Beschrijving referentiesituatie 80 9.4.1 Oppervlakte water 80 9.4.2 Grondwater 85 9.5 Effectbespreking en –beoordeling 86 9.5.1 Aanlegfase 87 9.5.2 Exploitatiefase 87 9.6 Synthese 89 9.7 Ontwikkelingsscenario’s 90 9.8 Grensoverschrijdende effecten 90 9.9 Leemten in de kennis 90

10 DISCIPLINE FAUNA EN FLORA 91 10.1 Figuren 91 10.2 Effectgroepen 91 10.3 Afbakening studiegebied 91 10.4 Beschrijving referentiesituatie 91 10.4.1 Beschermingszones 91 10.4.2 Beschrijving vegetatie 95 10.4.3 Beschrijving fauna 98 10.5 Beoordelingskader 101 10.6 Effectbespreking en –beoordeling 103 10.6.1 Aanleg- en exploitatiefase: Wijziging of vernietiging ecotoop 104 10.6.2 Aanlegfase: Rustverstoring 107 10.6.3 Aanlegfase en exploitatiefase: Versnippering en barrièrewerking 108 10.6.4 Exploitatiefase: Rustverstoring 108 10.6.5 Exploitatiefase: Wijziging fauna t.g.v. biotoopwijziging 108 10.7 Synthese 109 10.8 Grensoverschrijdende effecten 109

11 DISCIPLINE GELUID EN TRILLINGEN 110 11.1 Bijlagen 110 11.2 Effectgroepen 110 11.3 Afbakening studiegebied 110 11.4 Beschrijving referentiesituatie 110 11.5 Effectbespreking en –beoordeling 111 11.5.1 Aanlegfase 111 11.5.2 Exploitatiefase 114 11.6 Synthese 114 11.7 Ontwikkelingsscenario’s 115 11.8 Grensoverschrijdende effecten 115

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport 10 februari 2017

12 DISCIPLINE LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE 116 12.1 Figuren en bijlage 116 12.2 Afbakening studiegebied 116 12.3 Beschrijving referentiesituatie 116 12.3.1 Historische ontwikkeling van het landschap 117 12.3.2 Beschrijving op macroschaal 123 12.3.3 Beschrijving op mesoschaal 124 12.3.4 Beschrijving op microschaal 129 12.3.5 Archeologisch patrimonium 130 12.4 Effectbespreking en –beoordeling 131 12.4.1 Aanlegfase: Landschapsstructuur, landschapsbeeld en - beleving 131 12.4.2 Aanlegfase: landgebruik 131 12.4.3 Aanlegfase: Erfgoedwaarden (landschappelijk en cultuurhistorisch) 132 12.4.4 Aanlegfase archeologie 132 12.4.5 Exploitatiefase: Landschapsstructuur 133 12.4.6 Exploitatiefase: Landschapsbeeld- en beleving 133 12.4.7 Exploitatiefase: Landgebruik 135 12.4.8 Exploitatiefase: Erfgoedwaarden (landschappelijk en cultuurhistorisch) 135 12.5 Synthese 136 12.6 Ontwikkelingsscenario’s 136 12.7 Grensoverschrijdende effecten 136

13 DISCIPLINE MENS 137 13.1 Afbakening studiegebied 137 13.2 Beschrijving referentiesituatie 137 13.2.1 Recreatie 137 13.2.2 Hinder 140 13.2.3 Landbouw 140 13.3 Effectbespreking en –beoordeling 141 13.3.1 Aanlegfase: recreatie 141 13.3.2 Aanlegfase: hinder 142 13.3.3 Aanlegfase landbouw 142 13.3.4 Exploitatiefase: recreatie 142 13.3.5 Exploitatiefase: hinder 142 13.3.6 Exploitatiefase: landbouw 143 13.4 Synthese 143 13.5 Ontwikkelingsscenario’s 143 13.6 Grensoverschrijdende effecten 143

14 PASSENDE BEOORDELING / VERSCHERPTE NATUURTOETS 144 14.1 Figuren 144 14.2 Bevoegde instantie 144 14.3 Beschrijving van de speciale beschermingszones (referentiesituatie) 144 14.3.1 Habitats en soorten waarvoor het gebied BE2200037 is aangewezen 144

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 Definitief rapport

14.3.2 Habitats en soorten waarvoor het gebied NL9801075 is aangewezen 147 14.4 Beschrijving referentiesituatie 148 14.4.1 Bepalen referentiesituatie 148 14.4.2 Beschrijving habitats in de deelgebieden van BE 2200037 en NL 9801075 (habitatkaart 5.2 en beschrijving S-IHD rapport) 148 14.4.3 Beschrijving soorten (waarnemingen Natuurpunt Studie en beschrijving S-IHD rapport) 152 14.4.4 Beschrijving van de integriteit van het gebied 156 14.4.5 Andere gebiedsgegevens 158 14.5 Beschrijving van het project 158 14.6 Bepalen van mogelijke effecten van het project 158 14.6.1 Identificatie van elementen van het project met mogelijk effect 158 14.7 Beoordeling van de significantie van de effecten 158 14.7.1 Directe effecten op habitats en biotopen voor fauna in SBZ-H of IBA door ruimteinname 158 14.7.2 Indirecte effecten op biotopen fauna in IBA door gewijzigd overstromingsregime 159 14.7.3 Verstoring fauna in SBZ-H of IBA door geluid werkzaamheden 159 14.7.4 Effecten op habitats en biotopen voor fauna in SBZ-H of IBA via grondwater 159 14.7.5 Besluit 159 14.8 Verscherpte natuurtoets 159 14.9 Milderende maatregelen 159 14.10 Onderzoek naar alternatieve oplossingen 160 14.10.1 Samenvatting van de onderzochte alternatieve oplossingen 160 14.10.2 Redenen waarom de bevoegde nationale autoriteit beoordeeld heeft dat de alternatieve mogelijkheden geen oplossing bieden 160 14.10.3 Beoordeling alternatieven 160 14.11 Dwingende redenen van openbaar belang 160 14.11.1 Overzicht van deze redenen 160 14.11.2 Korte beschrijving van deze redenen 160 14.11.3 Beoordeling dwingende redenen openbaar belang 160 14.12 Compenserende maatregelen 160 14.12.1 Voorgestelde compenserende maatregelen en plan van uitvoering 160 14.12.2 Beoordeling van de compenserende maatregelen 160

15 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN 161

16 INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE 162 16.1 Effectbespreking 162 16.2 Eindbeoordeling 165 16.3 Watertoets 165

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport 10 februari 2017

17 TEWERKSTELLING, INVESTERING EN GEBRUIKTE MATERIALEN 166

18 VERKLARENDE WOORDENLIJST 167

19 LIJST VAN AFKORTINGEN 168

Illustraties Illustratie 2.1: Houbenhof (foto website en Geopunt (2014))...... 9 Illustratie 2.2: Grondgebruik in het projectgebied met centraal gelegen hoeve Houbenhof en aanleg vaargeulen en haventje enkele jaren geleden (geopunt.be, laatst geraadpleegd op 26/01/2015) ...... 10 Illustratie 2.3: Snede over terrein bestaande toestand (zie aanduiding bovenstaande figuur) ...... 11 Illustratie 2.4: Zicht op het projectgebied van aan de keerlus Maasdijk richting Houbenhof. Parallel aan de winterdijk werd enkele jaren geleden de toegangsweg vernieuwd...... 11 Illustratie 2.5: Huidig profiel van de Maasoever (zomeroever) ...... 12 Illustratie 2.6: Breukstenenoever over quasi de volledige lengte van de zomeroever in de huidige situatie (foto RHDHV – 2014) ...... 12 Illustratie 2.7: Oude overlaat uit zetstenen als ‘gecontroleerde zachte plek’ om water binnen te laten bij hoogwater van rkm 61,15 tot 61,20 in de huidige situatie (foto RHDHV – 2014) ...... 13 Illustratie 2.8: Betonplaatoever (18 cm dik) van rkm 61,47 tot 61,73 in de huidige situatie (foto RHDHV – 2014) ...... 14 Illustratie 2.9: Schanskorvenoever afgewerkt met beton van rkm 61,73 tot 62,02 in de huidige situatie (foto RHDHV – 2014) ...... 14 Illustratie 2.10: Overzicht bestaande en nieuwe toestand ...... 15 Illustratie 2.11: Snede over terrein na uitvoering van de werken (zie aanduiding bovenstaande figuur) ...... 16 Illustratie 2.12: ligging zomeroever ...... 16 Illustratie 2.13: Overzicht werken thv nieuw aan te leggen zomeroever ...... 17 Illustratie 2.14: opbouw zomeroever bestaande toestand ...... 18 Illustratie 2.15: graafwerken thv zomeroever ...... 18 Illustratie 2.16: aanvulling thv zomeroever ...... 18 Illustratie 2.17:: Zomeroeververbreding (blauw) en cunet (rood) ...... 19 Illustratie 2.18: Zomeroeververbreding (blauw) en cunet (rood) ...... 20 Illustratie 2.19: Ligging bestaande en nieuwe winterdijk ...... 21 Illustratie 2.20: Principesnede opbouw winterdijk ...... 21 Illustratie 2.21: Verlenging winterdijk (geel) ...... 22 Illustratie 2.22 Verlenging vaargeul over ca. 100 m in westelijke richting (blauw) met aan de zuidkant een stroomgeleidende winterdijk (geel) ...... 23 Illustratie 2.23: Aanleg ondiepe vooroever Maaspla – KOMT TE VERVALLEN ...... 24 Illustratie 2.24: Detailsnede over zone opvulling aanleg vooroever – KOMT TE VERVALLEN ...... 25 Illustratie 2.25: Verplaatsen keerlus Maasdijk (geel) en stroomlijnen winterdijk (blauw) 25 Illustratie 2.26: Vakindeling met betrekking tot grondverzet (opgesteld door PS Survey) ...... 28 Illustratie 2.27: Indicatief overzicht van verloop grondwerken binnen het terrein ...... 29 Illustratie 2.28: Overzicht van het verloop van de werken ...... 32

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 Definitief rapport

Illustratie 2.29: Historische kaart 1849 – 1870 (Geistingen) ...... 34 Illustratie 7.1: gebiesvisie domein Stevensweert ...... 58 Illustratie 7.2: Ligging bedrijventerrein Maasbracht ...... 59 Illustratie 7.3: Ligging Oude kern Stevensweert ...... 59 Illustratie 8.1: Bodemtype Belgie (Geopunt, geraadpleegd op 14/12/2015) ...... 67 Illustratie 8.2: WRB Reference Soil Groups 250k (Bodemverkenner, geraadpleegd op 14/12/2015) ...... 68 Illustratie 8.3: Bodembedekkingsbestand (Geopunt Vlaanderen, 09/12/2015) ...... 70 Illustratie 8.4: Potentiële bodemerosiekaart per perceel (Geopunt Vlaanderen, geraadpleegd op 11/12/2015) ...... 72 Illustratie 9.1: Van nature overstroombare gebieden [waterloop], (Geopunt Vlaanderen, geraadpleegd op 12/2015) ...... 81 Illustratie 9.2: Recent overstroomd gebied (Geopunt Vlaanderen, geraadpleegd 12/2015) ...... 81 Illustratie 9.3: Bodemhoogte – huidige situatie (Rivierkundige haalbaarheidsstudie “Opheffen van de resterende flessenhalzen”, Arcadis 2013) ...... 83 Illustratie 9.4: Maasdebiet – meting Maaseik (Waterinfo.be, 17/12/2015) ...... 84 Illustratie 9.5: Waterpeil – peilmeter Stevensweert (waterinfo.be, 17/12/2015) ...... 84 Illustratie 9.6: Grondwaterkwetsbaarheidskaart (Geopunt Vlaanderen, geraadpleegd op 21/12/2015) ...... 85 Illustratie 9.7: Waterstandseffecten van het VKA (in AO) in de rivieras ten opzichte van het HS-model en het AO-model (piekafvoer 3275 m3/s) (Arcadis, 2013) ...... 88 Illustratie 9.8: Maximale stroomsnelheden in de rivieras bij het VKA (in AO), vergeleken met die van het HS-model en het AO-model (piekafvoer 3275 m3/s): traject Mazenhoven - Geistingen ...... 89 Illustratie 10.1: Deelgebieden van SBZ BE2200037 met aanduiding 'Boterakker' ...... 92 Illustratie 10.2: Overzicht deelgebieden Houbenhof voor discipline Fauna en flora ...... 95 Illustratie 10.3: Aanduiding van zones voor puntwaarnemingen vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen ...... 99 Illustratie 10.4: Schets hoogteligging Houbenhof met geplande situatie 1: verlenging winterdijk, 2: natte natuur ...... 105 Illustratie 11.1: studiegebied geluid ...... 110 Illustratie 11.2: Overzicht verloop van de werken ...... 112 Illustratie 12.1: Kaart van de Ferraris in de omgeving van het projectgebied (1771-1778) ...... 119 Illustratie 12.2: Kaart van de Ferraris: zoom op projectgebied (1771-1778) ...... 119 Illustratie 12.3: Tranchot kaart projectgebied (1803-1820) ...... 120 Illustratie 12.4: Vandermaelenkaart projectgebied (1848-1851) ...... 121 Illustratie 12.5: Rivierkaart projectgebied (1849-1884) ...... 121 Illustratie 12.6: Vandermaelenkaart ...... 123 Illustratie 12.7: Maasplas eind jaren 1980 ...... 123 Illustratie 12.8: Maasplas in 2012 ...... 123 Illustratie 12.9: Maasplas in winter 2014 ...... 123 Illustratie 12.10: Gegevens uit het cultuurhistorisch GIS (NL) ...... 126 Illustratie 12.11: Beschermd dorpsgezicht (NL) ...... 127 Illustratie 12.12: Foto onroerend erfgoed (Schlusmans, 04-04-2002) ...... 128 Illustratie 12.13: Grenspaal uit 1843...... 128 Illustratie 12.14: Foto’s projectgebied...... 130 Illustratie 12.15: Houbenhof vanaf het oosten gezien ...... 134

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport 10 februari 2017

Illustratie 13.1: Overzicht jachthaven de Spaanjerd ...... 137 Illustratie 13.2: Overzicht ligging jachthaven de Spaanjerd ...... 138 Illustratie 13.3: fietspad ‘Borgloon 2010 Heirbaan’ ...... 139 Illustratie 13.4: fietspad ‘Haptrappen door Kinrooi” ...... 139 Illustratie 13.5: startpunt fietsroute ...... 139 Illustratie 13.6: Overzicht Landbouwgebruikspercelen (ALV, 2014 op Geopunt.be) .... 141 Illustratie 13.7: Keermogelijkheden voor auto’s op Maasdijk ...... 141 Illustratie 14.1: Overzichtskaart deelgebieden SBZ BE 2200037met aanduiding deelgebied 11 ...... 149 Illustratie 14.2: Verspreiding Bittervoorn langs de Grensmaas ...... 153 Illustratie 14.3: Verspreiding Rivierprik langs de Grensmaas ...... 154 Illustratie 14.4: Verspreiding Bever langs de Grensmaas (sinds 2012 ook in Bichterweerd, deelgebied 12)...... 155

Figuren Figuur 2-1: Situering projectgebied en toponiemen 8 Figuur 2-2: Gewestplanbestemmingen en RUP’s in en om het projectgebied 8 Figuur 2-3: Grafisch plan GRUP ‘Herstructurering Vissenakker en omgeving’ 8 Figuur 7-1: Studiegebieden voor de verschillende disciplines 55 Figuur 8-1: Geologie 61 Figuur 8-2: Bodemkaart 61 Figuur 8-3: Betreedbaarheid 61 Figuur 8-4: Topografie 61 Figuur 9-1 Waterlopen in het studiegebied 80 Figuur 9-2 Watertoetskaart 80 Figuur 9-3 NOG- en ROG-gebieden 80 Figuur 9-4 Grondwaterkwaliteitsmetingen 80 Figuur 10-1: Beschermingszones natuur 91 Figuur 10-2: Waardering volgens de biologische waarderingskaart 91 Figuur 10-3: Indicatief voorkomen van habitats (BWK versie 2016) 91 Figuur 12-1: Traditionele landschappen 116 Figuur 12-2: Landschapsatlas 116 Figuur 12-3: Beschermde monumenten, dorps-en stadsgezichten en landschappen 116 Figuur 12-4: Archeologische inventaris 116

Tabellen Tabel 1.1: Team van MER-deskundigen en medewerkers voor de uitwerking van het ontheffingsdossier ...... 7 Tabel 2.1: Grondbalans (vakken verwijzen naar...... 27 Tabel 2.2 Ingezet materieel en bronvermogens geluidsbronnen te Geistingen- Houbenhof 30 Tabel 3.1 Randvoorwaarden die betrekking hebben op het project ...... 35 Tabel 5.1: Ingreep-effectschema ...... 53 Tabel 8.1: Regionale bodemopbouw ...... 63 Tabel 8.2: Verdichtingsgevoeligheidsschaal op basis van textuur- en drainageklasse .. 69 Tabel 8.3: Effectbeoordeling discipline Bodem ...... 78 Tabel 9.1 Waterkwaliteit VMM-meetpunten ...... 82 Tabel 9.2: Effectbeoordeling discipline Water ...... 89

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 Definitief rapport

Tabel 10.1: Overzicht van de habitats op basis waarvan SBZ BE 2200037 is aangeduid (*:prioritair habitat) ...... 92 Tabel 10.2: Aangemelde soorten in SBZ BE 2200037 (in grijs de soorten die in het deelgebied 11 voorkomen) ...... 93 Tabel 10.3:Aanwezige habitattypen in het habitatrichtlijngebied Grensmaas (NL9801075) volgens de landelijke vegetatiedatabank ...... 94 Tabel 10.4: Aangemelde soorten voor het habitatrichtlijngebied Grensmaas (NL9801075) ...... 94 Tabel 10.5: Biologische waardering van de vegetaties op Houbenhof ...... 96 Tabel 10.6: Aanwezige habitats (indicatief) op Houbenhof ...... 96 Tabel 10.7: Waterplanten in de Maasplas en hun groeivorm (Lock et al., 2007) ...... 97 Tabel 10.8: Waargenomen vogelsoorten met beschermingsstatus (Waarnemingen.be) ...... 100 Tabel 10.9: Waargenomen zoogdieren, reptielen en amfibieën (Waarnemingen.be) .. 100 Tabel 10.10: Beoordelingskader Fauna en flora ...... 102 Tabel 10.11: Geschatte oppervlaktes (BWK ecotopen en habitats) die zullen verdwijnen of gecreëerd worden door het project ...... 103 Tabel 10.12: Effectbeoordeling discipline Fauna en flora ...... 109 Tabel 11.1: Overzicht materiel dat gebruikt wordt bij aanlegfase ...... 111 Tabel 11.2 Berekend specifiek geluid ...... 113 Tabel 11.3: Effectbeoordeling discipline Geluid en trillingen ...... 115 Tabel 12.1: Puntrelicten binnen het projectgebied ...... 125 Tabel 12.2: Effectbeoordeling discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ...... 136 Tabel 13.1: Overzicht van recreatie rond projectgebied ...... 139 Tabel 13.2: Effectbeoordeling discipline Mens...... 143 Tabel 14.1: Overzicht van de habitats op basis waarvan SBZ BE 2200037 is aangeduid (*:prioritair habitat) ...... 144 Tabel 14.2: Aangemelde soorten in SBZ BE 2200037 (in grijs de soorten die in het deelgebied 11 voorkomen) ...... 145 Tabel 14.3: Samengevatte weergave van de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen van toepassing in SBZ BE2200037 en het belang van het gebied voor de realisatie ervan (habitats) ...... 146 Tabel 14.4: Samengevatte weergave van de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen van toepassing in SBZ BE2200037 en het belang van het gebied voor de realisatie ervan (soorten) ...... 147 Tabel 14.5: Overzicht van de habitats in SBZ NL9801075 ...... 147 Tabel 14.6: Overzicht van de aangemelde soorten in SBZ NL9801075 ...... 148 Tabel 14.7: Actuele oppervlaktes uit het S-IHD rapport van habitats in deelgebied 11 met aangemelde oppervlakte (in % t.o.v. oppervlakte van de speciale beschermingszone) ...... 149 Tabel 14.8: Beoordeling van de criteria en indicatoren voor habitatcomplex 3150 in SBZ- H BE2200037 Deelgebied 11...... 150 Tabel 14.9: Beoordeling van de criteria en indicatoren voor habitatcomplex 3270 in SBZ- H BE2200037 Deelgebied 11...... 150 Tabel 14.10: Beoordeling van de criteria en indicatoren voor habitatcomplex 6430 in SBZ-H BE2200037 Deelgebied 11...... 151 Tabel 14.11: Beoordeling van de criteria en indicatoren voor habitatcomplex 6510 in SBZ-H BE2200037 Deelgebied 11 ...... 151

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport 10 februari 2017

Tabel 14.12: Beoordeling van de criteria en indicatoren voor habitatcomplex 91E0 in SBZ-H BE2200037 Deelgebied 11 ...... 151 Tabel 14.13: Identificatie van mogelijke effecten van het plan ...... 158 Tabel 16.1: Samenvattende effectbeoordeling ...... 165

Bijlagen Bijlage 1-1: Overzicht adviezen 1 Bijlage 2-1: Stedenbouwkundige voorschriften GRUP ‘Herstructurering Vissenakker en omgeving’ 8 Bijlage 8-1: Actualisatie technisch verslag i.k.v. grondverzet in opdracht van NV De Scheepvaart 61 Bijlage 8-2: project Randzones 61 Bijlage 9-1 Water- en grondwaterkwaliteitsmetingen 80 Bijlage 10-1: Punttellingen Natuurpunt studie (waarnemingen.be) 91 Bijlage 11-1: mail Aljo Van Dijk ivm de te verwachten geluidshinder in de aanlegfase 110 Bijlage 12-1: Beschermingsbesluit Houbenhof 116

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 Definitief rapport

1 INLEIDING

Bijlage 1-1: Overzicht adviezen

1.1 Situering en korte schets van het project

De Vlaamse Waterweg nv wenst op verschillende locaties langs de Gemeenschappelijke Maas door middel van relatief eenvoudige ingrepen het veiligheidsniveau van de rivier te verhogen. Hiertoe zijn een aantal ‘flessenhalslocaties’ gedefinieerd en bestudeerd 1. Dit zijn lokale vernauwingen in het stroomprofiel, die een opstuwende werking hebben bij hoge afvoeren. Het is evident dat dit kan leiden tot risico’s van beschadiging van dijken en infrastructuur binnen het winterbed of zelfs tot schadelijke overstromingen buiten het winterbed.

Voorliggend project betreft de rivierkundige ingrepen op de flessenhalslocatie (FHL8) Houbenhof - Geistingen (gemeente Kinrooi). Het betreft een zomerbedverbreding en een verlenging van de winterdijk waarmee een belangrijk waterstand verlagend effect gecreëerd wordt bij hoge afvoerdebieten. De Maas zal hier met andere woorden veel water kunnen doorvoeren, zonder dat het waterpeil bedreigend hoog zal komen of gevaarlijke stroomsnelheden zullen ontstaan.

Het projectgebied ‘Houbenhof’ bevindt zich tussen rivierkilometer (rkm) 60,7 - 62,1 van de Grensmaas. De situering van het projectgebied is weergegeven in onderstaande illustraties.

In deze ontheffing worden tevens de mogelijke grensoverschrijdende effecten naar Nederland onderzocht.

1 Arcadis (2013) Rivierkundige haalbaarheidsstudie ‘Opheffen resterende flessenhalzen’. Eindrapport Arcadis dd 31/01/2013 i.o.v. NV De Scheepvaart

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 1 - 10 februari 2017

Illustratie 1.1: Situering projectgebied in rivierkundige haalbaarheidsstudie (Arcadis, 2013) i.e. flessenhalslocatie 8; lichtblauw: ingrepen huidige situatie, lichtgroen: autonome ontwikkeling, rood: voorkeursalternatief; links: voorkeursalternatief in huidige situatie, rechts: voorkeursalternatief in autonome ontwikkeling

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 2 - Definitief rapport

Illustratie 1.2: zoom op de omgeving projectgebied van voorkeursalternatief in autonome ontwikkeling lichtblauw: ingrepen huidige situatie, lichtgroen: autonome ontwikkeling, rood: voorkeursalternatief;

Houbenhof

Illustratie 1.3: Locatie rivierkundige ingreep Geistingen met zomergeulverbreding en verlenging van de winterdijk, zoals oorspronkelijk voorgesteld in de rivierkundige haalbaarheidsstudie (Arcadis, 2013)

Noodzaak van het project Na de hoogwaterafvoeren op de Gemeenschappelijke Maas van 2010 en 2011 is vastgesteld dat er zich op meerdere locaties knelpunten situeren. Naar aanleiding van het vaststellen van deze knelpunten heeft de Vlaams-Nederlandse Bilaterale

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 3 - 10 februari 2017

Maascommissie (VNBM, het ambtelijk overlegorgaan tussen Vlaanderen en Nederland voor de Gemeenschappelijke Maas) van 12 mei 2011 opdracht gegeven om een onderzoek te doen naar de resterende flessenhalzen aan Vlaamse zijde die overblijven na de uitvoering van de al geplande werken aan beide zijden van de rivier en van de potentiële rivierverruimingsingrepen aan Vlaamse zijde die in opdracht van het Grindfonds onderzocht werden. De studieopdracht werd door Arcadis (2013) afgerond op 31-01-2013.

De studie onderbouwt de stelling om op korte termijn op de voorliggende projectlocatie de noodzakelijke rivierkundige ingrepen uit te voeren (zie illustratie 1.3). De doorgerekende ingrepen (Arcadis, 2013) geven voor de bestaande problemen een duidelijke oplossing via zomerbedverbreding en verlenging van de winterdijk. Op 4 september 2013 hebben de Vlaamse en Nederlandse bevoegde ministers het principieel akkoord gegeven voor de uitvoering van de Boertien-plus maatregelen. Dit zijn de maatregelen uit de rivierkundige haalbaarheidsstudie die op korte termijn realiseerbaar zijn op Vlaams grondgebied, en die een belangrijk positief effect hebben op het Vlaamse en het Nederlands veiligheidsniveau. Nederland is medefinancier van de ingrepen.

De ingreep Geistingen is één van de Boertien-plus ingrepen en kan onafhankelijk van de overige ingrepen worden uitgevoerd. Deze ingreep is op korte termijn uitvoerbaar. Bovendien beantwoordt deze ingreep aan de Boertiengedachte, zijnde het investeren van Nederland in ingrepen aan Vlaamse zijde van de rivier in functie van het veiligheidsbelang van Nederland: de ingreep verhoogt de hoogwaterveiligheid voor Stevensweert en omgeving (ca. 1.700 personen). Nederland staat in voor de uitvoeringskosten, en Vlaanderen is bereid om de voorbereidingskosten en administratieve afhandeling van de ingreep Geistingen op zich te nemen.

1.2 Voorgeschiedenis en verder verloop van het project

1.2.1 Indienen Mer-ontheffing en adviezen

Op 15 februari 2016 is de ontheffing bij de dienst MER ingediend. Dienst MER heeft de ontheffingsaanvraag voor advies overgemaakt aan een aantal instanties. De dienst Mer ontving advies van: • Departement LNE, Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen - Dienst Natuurlijke Rijkdommen • Sport Vlaanderen • Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid • Agentschap voor Natuur en Bos • Agentschap Onroerend Erfgoed • Gedeputeerde Staten van (Nederland), Cluster Vergunningen

Deze adviezen zijn terug te vinden onder bijlage 1-1.

Departement LNE, buitendienst Natuurlijke Rijkdommen vraagt om de impact van de beoogde werken ter hoogte van de vooroever (zie 2.3.4i te bekijken. Men vraagt om de

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 4 - Definitief rapport

stabiliteit van de hellingen en bermen onder water te bewaken en om na te gaan of de aanleg van deze vooroever ter hoogte van de zone Houbenhof realiseerbaar is. Hiervoor wordt verwezen naar het geactualiseerd MER-richtlijnenboek Bodem. Naar aanleiding van dit advies van departement LNE, buitendienst Natuurlijke Rijkdommen, heeft de aanvrager het project deels gewijzigd.

1.2.2 Wijziging project

Daar waar in het oorspronkelijk project een opvulling gedaan zou worden van de plas om een ondiepe vooroever te creëren, wordt er ter hoogte van deze vooroever geen ophoging meer gedaan. Dit wordt meer gedetailleerd omschreven onder 2.3.4. Hierdoor zal de grondbalans wijzigen. De aangepaste grondbalans is terug te vinden onder § 2.3.6.

Deze wijziging is besproken met Dienst MER en ze gaven hun akkoord om de wijziging van het project mee op te nemen en kort te beschrijven en in de oorspronkelijke mer- ontheffing.

1.2.3 Wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijk ingediende mer-ontheffing

Door de wijzigingen van het project zullen er deels aanpassingen zijn in volgende disciplines: • Discipline water (zie § 8) • Discipline bodem (zie § 9) • Discipline fauna en flora (zie § 10) • Discipline geluid en trillingen (zie § 11)

Door de wijzigingen van het project zullen er deels aanpassingen zijn in volgende hoofdstukken: • Passende beoordeling en verscherpte natuurtoets (zie § 14) • Integratie en eindsynthese (zie § 16)

Bovendien is het aangepast projectgebied opgenomen op alle figuren in bijlage en op alle illustraties in de tekst.

1.3 Toetsing aan de Milieubeoordelingsplicht

Het milieueffectrapport is vereist in toepassing van artikel 4.3.2, sub 1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het project behoort tot de bijlage II-projecten, categorie 10 (infrastructuurwerken), sub h:

° Werken op of langs niet-kunstmatige bevaarbare waterlopen, namelijk: 1) verbreden of verdiepen van de vaargeul; 2) aanleg van stuwen. ° Werken ter beperking van overstromingen, namelijk: 1) aanleg van overstromingsgebieden met een volumecapaciteit van 250.000 m3 of

meer;

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 5 - 10 februari 2017

aanleg van dijken met een lengte van 500 m of meer.

De geplande ingrepen betreffen verbredingswerken langs een niet-kunstmatige waterloop, en werken ter beperking van overstromingen, met de aanleg van een dijk met een lengte van 425m.

Via deze weg wordt een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-MER aangevraagd door de initiatiefnemer. Met behulp van deze ontheffing kan op eenvoudige wijze aangetoond worden dat er voor het project geen of beperkte negatieve milieueffecten te verwachten zijn.

1.4 Naam van de initiatiefnemer

Deze aanvraag tot ontheffing van project-m.e.r.-plicht wordt uitgevoerd op initiatief van De Vlaamse Waterweg nv Afdeling Waterwegbeheer Havenstraat 44 3500 Hasselt Contactpersoon: Joke Verstraelen KBO nummer 0 216 173 309 VE-nummer: 69

Op 10 februari 2017 werd nv De Scheepvaart omgedoopt in De Vlaamse Waterweg nv. Deze naamsverandering is een belangrijke stap in de fusie van de 2 Vlaamse waterwegbeheerders – nv De Scheepvaart en Waterwegen en Zeekanaal NV – tot één organisatie op 1 januari 2018.

De ontheffingsaanvraag werd opgesteld door: HaskoningDHV NV Schaliënhoevedreef 20 D 2800 Mechelen

1.5 Team van deskundigen

De opmaak van de ontheffingsaanvraag project-m.e.r.-plicht wordt uitgevoerd door hiertoe erkende deskundigen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de erkende externe deskundigen en de interne deskundigen.

Externe deskundigen Geldigheid Medewerk(st)er(s) Discipline Deskundige Nummer erkenning erkenning Coördinator Guy Geudens / / Els Ryckx Inge Brusten Bodem Marieke Gruwez onbepaalde duur MB/MER/EDA-652-V1 Elke Delbare Inge Brusten Water Marieke Gruwez onbepaalde duur MB/MER/EDA-652-V1 Elke Delbare

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 6 - Definitief rapport

Fauna en flora Guy Geudens onbepaalde duur MER/EDA-709/V1 Sofie Fabri Bert Van den Geluid en trillingen Stephan Claes 07/04/2016 MER/EDA/271V3 Brande Kristof Wijns Landschap, bouwkundig An Van den Putte Guy Geudens onbepaalde duur MER/EDA-709/V1 erfgoed en archeologie Els Ryckx Interne deskundigen De Vlaamse Waterweg nv Niels Van Herman Gielen Joke Verstraelen / Steenbergen Tabel 1.1: Team van MER-deskundigen en medewerkers voor de uitwerking van het ontheffingsdossier

De discipline Mens behandelt de aspecten van Recreatie, Hinder en Recreatie en zal uitgevoerd worden door de MER-coördinator en medewerkers Mevr. E. Ryckx, Dhr. K. Wijns en Mevr. I. Brusten.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 7 - 10 februari 2017

2 PROJECTBESCHRIJVING

2.1 Figuren en bijlagen

Figuur 2-1: Situering projectgebied en toponiemen Figuur 2-2: Gewestplanbestemmingen en RUP’s in en om het projectgebied Figuur 2-3: Grafisch plan GRUP ‘Herstructurering Vissenakker en omgeving’

Bijlage 2-1: Stedenbouwkundige voorschriften GRUP ‘Herstructurering Vissenakker en omgeving’

2.2 Huidige situatie

Situering De situering van het projectgebied en de toponiemen in de omgeving zijn weergegeven op figuur 2-1. Het projectgebied is een langwerpige strook van 12,5 ha, gelegen langs de Gemeenschappelijke Maas. Het projectgebied ligt in het verlengde van de straat ‘Maasdijk’ in Geistingen, deel van gemeente Kinrooi. In het oosten en zuiden wordt het projectgebied begrensd door de Maas die de natuurlijke grens vormt met Nederland. De grenslijn ligt hier ongeveer midden in het zomerbed van de rivier. De noordelijke grens van het projectgebied wordt gevormd door de Maasplas, ook gekend als Vissen Akker- Boterakker, en de vaargeul, ook gekend als de Invaart, die de verbinding maakt tussen de Maasplas en de Maas. In het westen eindigt het projectgebied aan de keerlus van de straat ‘Maasdijk’. Aan de overzijde van de Maas ligt het Nederlandse dorp Stevensweert, buurtschap 2 van de gemeente Echt – Susteren.

Gewestplan en RUP De gewestplanbestemmingen in en om het projectgebied zijn weergegeven op figuur 2-2. De hoofdbestemming in het projectgebied is ‘0400 – recreatiegebied’ met overdruk ‘1601 – overstromingsgebieden’. De Maas is bestemd als ‘1504 – bestaande waterwegen’. Het noordelijk deel van het projectgebied evenals het aanliggend deel van de Maasplas hebben als hoofdbestemming ‘1200 – ontginningsgebieden’ met als grondkleur ‘0400 – recreatiegebieden’ en als overdruk ‘1601 – overstromingsgebieden’.

Net ten noorden van het projectgebied geldt het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) ‘Herstructurering Vissenakker en omgeving’ 3. De bestemmingen en voorschriften uit het RUP behoren tot de referentiesituatie (zie verder § 7.2). Het GRUP bestemt de Maasplas grotendeels als ‘Gebied voor de winning van oppervlaktedelfstoffen met nabestemming gebied voor watergebonden recreatie’ (zie figuur 2-3). De zone ten noorden van het projectgebied staat ingekleurd als geen gebied met bestemming ‘natuurgebied met overdruk grote eenheid natuur in ontwikkeling). En tussen dit gebied en de plas ligt nog een zone waar het GRUP de bestemming ‘gebied voor watergebonden recreatie met overdruk natuurverweving’ geeft.

2 Een buurtschap is in Nederland een kleine bewoonde plaats met een eigen naam maar vaak zonder officieel middelpunt zoals een kerk of marktplein. Net als gehuchten worden buurtschappen meestal op landkaarten aangegeven, maar zij zijn in tegenstelling tot gehuchten niet in de officiële staatkundige annalen of postcodeplaatsen als zelfstandige buurt of dorp opgenomen. 3 Goedgekeurd en definitief vastgesteld op 09/09/2011.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 8 - Definitief rapport

Het project impliceert geen aanpassingen aan de gewestplanbestemmingen of stedenbouwkundige voorschriften.

Grondgebruik Centraal in het projectgebied ligt het beschermd monument Houbenhof, een historische hoeve die werd gebouwd op een natuurlijke hoogte op de Maasoever, zodat ze beveiligd was tegen overstromingen. Het Houbenhof bestaat uit een hoofdgebouw met enkele bijgebouwen en kan bereikt worden via een private toegangsweg die net voor de keerlus aansluit op ‘Maasdijk’ (zie illustratie 2.1). De percelen rondom het woonhuis zijn in gebruik als grasland met begrazing door vee van het voorjaar tot het najaar. Het meest westelijke grasland en ook enkele locaties ten noorden van de hoeve zijn periodiek zeer nat met hier en daar poelen en kreekjes als gevolg van de oude overlaat die bij hoogwater water in het gebied liet. Enkele jaren geleden werden twee geulen en een haventje aangelegd richting Maasplas door de private eigenaar van het Houbenhof.

Illustratie 2.1: Houbenhof (foto website Kinrooi en Geopunt (2014))

De Maasplas wordt intensief gebruikt voor waterrecreatie en zandwinning, maar het projectgebied overlapt nauwelijks met deze functies die eerder noordelijker op de plas liggen. Aan de Nederlandse kant van de Maas is het gebied ten zuiden van het projectgebied in landbouwgebruik. Ten oosten van het projectgebied ligt het dorp Stevensweert met een aanlegsteiger en naar het noorden de jachthavens.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 9 - 10 februari 2017

Illustratie 2.2: Grondgebruik in het projectgebied met centraal gelegen hoeve Houbenhof en aanleg vaargeulen en haventje enkele jaren geleden (geopunt.be, laatst geraadpleegd op 26/01/2015)

Topografie en waterverdediging In de huidige situatie ligt het projectgebied grotendeels op 24 à 25m TAW. De huidige winterdijk (tot 28 m TAW) loopt van aan de keerlus van de Maasdijk oostwaarts rondom het Houbenhof (zie figuur 2-3). Iets verder noordwaarts houdt deze winterdijk op – verwijderd bij ontgrindingswerken in het verleden. Parallel en ten noorden van de huidige winterdijk loopt de toegangsweg van het Houbenhof met ertussen een gracht. Lokaal in het maaiveld zijn er geulen en kreekjes aanwezig ten gevolge van hoogwater uit het verleden.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 10 - Definitief rapport

Illustratie 2.3: Snede over terrein bestaande toestand (zie aanduiding bovenstaande figuur)

Illustratie 2.4: Zicht op het projectgebied van aan de keerlus Maasdijk richting Houbenhof. Parallel aan de winterdijk werd enkele jaren geleden de toegangsweg vernieuwd.

In de Maasoever zijn een aantal waterverdedigingen aanwezig. Deze zijn op de hoogtekaart als een licht verhoogde oever (zomerdijk) te zien (zie figuur 2-3). Van west naar oost gaat het om: • breukstenenoever over quasi de volledige lengte van de zomeroever; • een oude overlaat met zetstenen van rkm 61,15 tot 61,20; • betonplaatoever (18 cm dik) van rkm 61,47 tot 61,73; • schanskorvenoever van rkm 61,73 tot 62,02. De foto’s van deze verdedigingen zijn weergegeven in onderstaande illustraties.

Over de volledige lengte van de zomeroever bevinden zich een vijftal trappen uit betonstenen.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 11 - 10 februari 2017

Illustratie 2.5: Huidig profiel van de Maasoever (zomeroever)

Illustratie 2.6: Breukstenenoever over quasi de volledige lengte van de zomeroever in de huidige situatie (foto RHDHV – 2014)

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 12 - Definitief rapport

Illustratie 2.7: Oude overlaat uit zetstenen als ‘gecontroleerde zachte plek’ om water binnen te laten bij hoogwater van rkm 61,15 tot 61,20 in de huidige situatie (foto RHDHV – 2014)

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 13 - 10 februari 2017

Illustratie 2.8: Betonplaatoever (18 cm dik) van rkm 61,47 tot 61,73 in de huidige situatie (foto RHDHV – 2014)

Illustratie 2.9: Schanskorvenoever afgewerkt met beton van rkm 61,73 tot 62,02 in de huidige situatie (foto RHDHV – 2014)

Overige De overige relevante aspecten van het projectgebied worden bij de disciplines besproken (zie verder hoofdstuk 8 tot 13).

2.3 Gepland project in de aanlegfase

Voorliggend project betreft rivierkundige ingrepen ter beperking van schadelijke overstromingen. Het gaat om de flessenhalslocatie Houbenhof - Geistingen in de gemeente Kinrooi tussen rivierkilometer (rkm) 60,7 - 62,1 van de Grensmaas. De ingrepen werden voorgesteld als resultaat van de rivierkundige haalbaarheidsstudie (Arcadis, 2013) met als doel de rivierveiligheid te verhogen en zo de gevolgen van overstromingen te beperken.

De hoofdingrepen betreffen een zomerbedverbreding en een verlenging van de winterdijk waarmee een belangrijk waterstandsverlagend effect gecreëerd wordt. Naast de hoofdingrepen zijn er nog een aantal neveningrepen, met andere woorden project- geïntegreerde milderende maatregelen, die op basis van voortschrijdend inzicht in het project zijn vervat. Deze maatregelen zijn het resultaat van afstemming met de betrokkenen bij het project (o.a. eigenaars, ANB, Consortium Grensmaas). Uit afstemming met deze laatste (i.e. Nederland) blijkt dat er qua timing geen rekening moet

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 14 - Definitief rapport

gehouden worden met de werken op de Nederlandse oever. De locaties van het project Grensmaas liggen allemaal veel zuidelijker (i.e. ten zuiden van Maaseik 4).

In onderstaande paragrafen worden de ingrepen gedetailleerd toegelicht voor de aanlegfase. De beschrijving van de eindsituatie in de exploitatiefase komt verder in § 2.4 aan bod.

Illustratie 2.10: Overzicht bestaande en nieuwe toestand De onderstaande snede is een overzicht van het terreinprofiel na uitvoering van de werken

4 http://www.grensmaas.nl/locaties/ laatst geraadpleegd op 07/12/2015.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 15 - 10 februari 2017

Illustratie 2.11: Snede over terrein na uitvoering van de werken (zie aanduiding bovenstaande figuur)

2.3.1 Zomerbedverbreding

In de huidige situatie wordt de bestaande Maasoever (i.e. de zomerdijk) in het projectgebied gekenmerkt door relatief steile verharde oevers (zie illustratie 2.13). In de geplande situatie wordt deze steile oever tussen rkm 61 en rkm 62 verwijderd. Het gaat om een totale lengte van ongeveer een kilometer en de verwijdering wordt uitgevoerd van noord naar zuid (zie illustratie 2.12 en illustratie 2.13 tot illustratie 2.16). De aanwezige waterverdedigingen zoals breukstenen en betonplaten en dergelijke (zie § 2.2) worden in een cunet parallel aan de oever geplaatst als ondergrondse oeverversteviging. Een cunet is een ondergrondse koffer die wordt opgeborgen als verborgen harde oeverbescherming onder de binnendijkse flank (zie onderstaande illustratie 2.12 en illustratie 2.17 en illustratie 2.18). De cunet van bestaande oeververdediging wordt afgedekt met ca. 1 m toutvenant. Zo is de cunet in totaal ongeveer 3 m dik. Deze werken gebeuren ‘in den droge’.

Illustratie 2.12: ligging zomeroever

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 16 - Definitief rapport

Naast de droge verwijdering wordt het zomerbed eveneens onder de waterlijn verbreed en verdiept van 24,80 m TAW tot ca. 18 m TAW. Hier wordt aangesloten op de bestaande dieptes van het zomerbed. De natte verruiming van het zomerbed gebeurt met een kraan (Long-reach) en een klipbak (zie verder § 2.3.7 Inzet materieel). De oevers worden hierbij in helling ‘getrokken’ tot op de hoogte van het naastliggend grasland, de zogenaamde weerd, op maaiveldniveau van 24 à 25 m TAW.

Illustratie 2.13: Overzicht werken thv nieuw aan te leggen zomeroever

Dekgronden en toutvenant die vrijkomen bij de werken worden enerzijds maximaal herbruikt op de oeverlocatie (aanleg cunet, aanvullen erosiegaten oever/Maas). Het overige materiaal wordt binnen het projectgebied verplaatst voor de verlenging van de winterdijk. Dit wordt verderop besproken.

De aanwezige dekgrond op de zomerdijk wordt ontgraven en herbruikt binnen het project (zie illustratie 2.14). Verder wordt ter hoogte van de scheidingslijn TV/dekgrond over een beperkte zone touvenant afgegraven (zie illustratie 2.15).en deze wordt op de zomeroever uitgestrooid (zie illustratie 2.16). Op beide figuren is ook de chronologie van de uitvoering van de werken terug te vinden.

Om de werken in de droge te kunnen uitvoeren, wordt gewerkt van landzijde naar de Maas toe.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 17 - 10 februari 2017

Illustratie 2.14: opbouw zomeroever bestaande toestand

Illustratie 2.15: graafwerken thv zomeroever

Illustratie 2.16: aanvulling thv zomeroever

Door de oeververbreding en -afschuining ontstaat er een zachte langgerekte grindbank over de volledige lengte van de oever, dus ca. 1 kilometer lang en gemiddeld 20 meter breed. Door de zomerbedverbreding ontstaat ook een nieuwe waterlijn.

Er wordt voor de ingrepen gewerkt volgens de grondbalans, die verderop toegelicht wordt (zie § 2.3.6).

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 18 - Definitief rapport

Illustratie 2.17:: Zomeroeververbreding (blauw) en cunet (rood)

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 19 - 10 februari 2017

Illustratie 2.18: Zomeroeververbreding (blauw) en cunet (rood)

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 20 - Definitief rapport

2.3.2 Verlenging winterdijk

De tweede hoofdingreep van het project betreft de verlenging van de winterdijk over 425 m. In de huidige situatie loopt de winterdijk van aan de keerlus van de Maasdijk oostwaarts tot bij het Houbenhof. In de geplande situatie wordt de winterdijk afwaarts de hoeve Houbenhof verlengd tot aan de vaargeul van de Maasplas om daar parallel met de vaargeul af te buigen naar het westen als een stroomgeleidende uitdovende winterdijk (zie onderstaande illustratie 2.19). De verlenging van de winterdijk bedraagt zo’n 425 m.

Illustratie 2.19: Ligging bestaande en nieuwe winterdijk

In overleg met de betrokkenen bij het project kwam het belang van de natte graslanden op Houbenhof naar voren. De winterdijkflanken liggen hoger en worden een droog grasland. Op basis van dit inzicht werd gekozen voor een compact dijklichaam met een kruinbreedte van 5 m (i.p.v. de oorspronkelijke 15 m) en met steilere flanken met helling 1 op 5. De totale dijkbreedte is daarmee 20 m i.p.v. 45 m. De hoogte van de nieuwe winterdijk wordt afgewerkt op 28 m TAW aan de kruin en 25 m TAW aan de teen, wat overeenkomt met het maaiveld in de hogere delen van het natte grasland.

Illustratie 2.20: Principesnede opbouw winterdijk

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 21 - 10 februari 2017

De kern van het nieuwe dijklichaam wordt opgebouwd met materiaal van de zomerbedverbreding binnen het projectgebied (zie bespreking grondbalans onder § 2.3.6). Voor de afdeklaag van het dijklichaam wordt de dekgrond op het nieuwe tracé gebruikt. Dat wordt eerst naast het tracé opzijgezet en later over de kern van de nieuwe dijk aangebracht.

Illustratie 2.21: Verlenging winterdijk (geel)

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 22 - Definitief rapport

2.3.3 Verlenging vaargeul

De noordelijke grens van het projectgebied wordt gevormd door de Maasplas en de vaargeul die de verbinding vormt tussen de Maasplas en de Maas. Deze vaargeul wordt in de geplande situatie in westelijke richting een honderdtal meter verlengd. Daardoor wordt de Maasplas tegen de helling aan opgevuld zodat de waterlijn opschuift. De nieuwe oever wordt ook hier versterkt met een cunet, analoog aan de werkwijze bij de zomerbedverbreding (zie § 2.3.1).

Aan de zuidkant van de vaargeul wordt een stroomgeleidende uitdovende winterdijk gelegd om de stroming bij hoogwaters richting noorden van de Maasplas te duwen.

Illustratie 2.22 Verlenging vaargeul over ca. 100 m in westelijke richting (blauw) met aan de zuidkant een stroomgeleidende winterdijk (geel)

2.3.4 Aanleg natte natuur

Nat grasland In overleg met de betrokkenen bij het project wordt de verlenging van de vaargeul uitgevoerd als een uitbreiding van Houbenhof met een gelijkbenige driehoek van 100 op 100 m in de noordwesthoek. Zo ontstaat een zone van ongeveer 50 are die op ca. 25 m TAW aansluit op het maaiveld in de natte graslanden van Houbenhof.

Het nieuwe natte grasland wordt volledig opgebouwd met materiaal van de zomerbedverbreding binnen het projectgebied (zie bespreking grondbalans verderop). Net als de andere oevers in het projectgebied worden ook de oevers van deze driehoek afgeschuind tot onder de waterlijn met een geleidelijke grindoever.

De aanleiding voor de aanleg van deze natte zone is het compenseren van het verlies aan natte graslandoppervlakte ten gevolge van de winterdijkverlenging. Dit verlies is 6,5 are: 425 m lang en 20 m breed, waarbij de onderste 2,5 m bij de tenen van de dijk ook nog deel zullen uitmaken van het natte grasland, door een iets minder steile afwerking.

Ondiepe vooroever Maasplas Als reactie op het advies van Departement LNE, buitendienst Natuurlijke Rijkdommen (zie 1.2) is dit deel van het project na adviesronde gewijzigd. Door een aangepaste grondbalans zal geen opvulling gedaan worden in de plas om een ondiepe

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 23 - 10 februari 2017

vooroeverzone te creëren. De oorspronkelijke omschrijving, illustratie 2.23 en illustratie 2.24 komen te vervallen: “”Een tweede neveningreep voor de aanleg van natte natuur is de aanleg van een ondiepe vooroever tegen de Maasplas op de noordwestgrens van het projectgebied. In de huidige situatie kent de plas hier een steile oever die diep aflopen tot 16 à 20 m onder de waterlijn.

Door het project zal hier een opvulling gedaan worden van de plas om een ondiepe vooroeverzone te creëren. Het gaat om een zone in de vorm van een trapezium met korte zijden van ca. 100 m en lange zijden van ca. 350 m. Zo ontstaat een zone van maximaal 33.000 m² die ondiep wordt afgewerkt tot ongeveer 1,5 m onder het gestuwde zomerpeil van de plas (ca. 23,4 m TAW). De ondiepe vooroeverzone wordt volledig opgebouwd met materiaal van de zomerbedverbreding binnen het projectgebied (zie bespreking grondbalans verderop)””.

Illustratie 2.23: Aanleg ondiepe vooroever Maaspla – KOMT TE VERVALLEN

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 24 - Definitief rapport

Zone opvulling

Illustratie 2.24: Detailsnede over zone opvulling aanleg vooroever – KOMT TE VERVALLEN

2.3.5 Verplaatsen keerlus Maasdijk en stroomlijnen winterdijk

De laatste neveningreep van het project betreft het verplaatsen van de keerlus aan het einde van de straat ‘Maasdijk’ en het stroomlijnen van de bestaande winterdijk (zie illustratie 2.25).

Illustratie 2.25: Verplaatsen keerlus Maasdijk (geel) en stroomlijnen winterdijk (blauw)

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 25 - 10 februari 2017

2.3.6 Overzicht grondbalans en oppervlaktes

Er zal geen afbraakmateriaal of ontgraven grond afgevoerd worden. Alles wat ontgraven wordt zal herbruikt worden binnen het projectgebied. De breuksteen, de dekgrond, het toutvenant, het overige materiaal dat als oeververdediging dat in de zomerdijk aanwezig is (zie § 2.2) en de ontgraven grond wordt herbruikt voor de aanleg van de nieuw aan te leggen winterdijk (zie § 2.3.2), voor het verlengen van de vaargeul (zie § 2.3.3) en voor de aanleg van het nat grasland (zie § 2.3.4).

Dit resulteert in een grondbalans die in evenwicht is. In de tabel 2.1 is een overzicht terug te vinden van de grondbalans. De vakken in de tabel verwijzen naar de zones zoals terug te vinden op illustratie 2.26.

Bij intern transport van de afbraakmaterialen en de grond binnen het terrein wordt rekening gehouden met de mogelijke vervuiling van het materiaal. Hiervoor wordt verwezen naar het milieuhygiënisch onderzoek terug te vinden in bijlage 8-1 . In illustratie 2.26 , illustratie 2.27 en illustratie 2.28. is het grondverzet en het ruimtegebruik aanschouwelijk gemaakt binnen het terrein.

Een overzicht van het grondverzet binnen het terrein is terug te vinden op illustratie 2.26, de nummering in de onderstaande tekst verwijst naar de nummering op de illustratie. 1. De dekgrond van het zuidelijke deel van de zomerdijk wordt gebruikt om de keerlus weg landinwaarts te verplaatsen (dit is wat meer vervuilde dekgrond). 2. De dekgrond van het noordelijk deel van de zomerdijk wordt gebruikt om de winterdijk te verlengen, nadat toplaag zijdelings weggeschoven is op het nieuw traject, wordt de toplaag nadien terug geplaatst (dit is een zone met weinig vervuilde grond); 3. De dekgrond in het centrale deel van de zomerdijk en van terrein onder de zomerdijken wordt gebruikt om nieuwe dijk te verlengen richting plas, langs de bestaande vaargeul en stukje in de plas (dit is een zone met weinig vervuilde grond);

De breukstenen en de andere oeververdedigingsmaterialen, die uit de zomerdijk worden ontgraven, worden parallel aan nieuwe oever opgeborgen in ondergronds cunet dat afgedekt wordt met grind (zie § 2.3.1 en illustratie 2.13) uit de onderliggende grindlaag en uit de te verdiepen delen van zomerbed. Zo worden grindoevers over een lengte van 1,5 km aangelegd op de linkeroever van de Maas met louter breuksteenoevers. .

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 26 - Definitief rapport

Tabel 2.1: Grondbalans (vakken verwijzen naar

Illustratie 2.26: )

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 27 - 10 februari 2017

Illustratie 2.26: Vakindeling met betrekking tot grondverzet (opgesteld door PS Survey)

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 28 - Definitief rapport

Illustratie 2.27: Indicatief overzicht van verloop grondwerken binnen het terrein

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 29 - 10 februari 2017

2.3.7 Inzet materieel

In de aanlegfase worden mobiele werktuigen ingezet voor de voorbereidende werken, grondwerken, transport binnen projectgebied, etc.

Het gebruik van het volgende type materieel in de aanlegfase wordt aangenomen:

• De droge oeververruiming wordt uitgevoerd met een hydraulische graafmachine (i.e. grote kraan) type Cat 356 met grote bak (3 à 5 m³) of gelijkwaardig; • De natte verruiming van het zomerbed gebeurt vanaf de oever met graafmachine ofwel Long-reach (type Cat 385 CLRE). • Het afwerken van de nieuwe winterdijk en de natte habitats wordt uitgevoerd met een 1 bulldozer op rupsen van het type D6G; • Het transport binnen het projectgebied wordt verzorgd door drie dumpers (type Cat 730/740): • De werken aan de keerlus zullen uitgevoerd worden door een asfalteermachine, het juiste type zal door de aannemer bepaald worden. • De brandstof van het ingezette materieel wordt aangevoerd via een brandstofwagen.

De positie van de machines is variabel en afhankelijk van de werkzaamheden.

Er wordt gewerkt volgens een gesloten grondbalans zodat er geen transportvoertuigen moeten worden ingezet buiten het projectgebied.

Binnen het projectgebied zal het rollend materieel steeds de cunet gebruiken om over te rijden. Er worden geen nieuwe werfwegen aangelegd en er is dus ook geen onderhoud met graders nodig.

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van het aantal verwacht ingezette mobiele werktuigen. In deze tabel zijn eveneens de bronvermogens opgenomen. Deze bronvermogens vormen dan ook de basis voor de uitwerking van de discipline geluid en trillingen (zie verder hoofdstuk 11).

Tabel 2.2 Ingezet materieel en bronvermogens geluidsbronnen te Geistingen-Houbenhof

Materieel Type Bronvermogen (Lw/stuk) Aantal Grote kraan type Cat 356 of gelijkwaardig 108 dBA/st 1 Bulldozer type bull Cat D6G 109 dBA/st 1 Dumpers Cat 730/740 107 dBA/st 3 Asfalteermachine Type voor te leggen door aannemer 1

2.3.8 Timing en ruimtegebruik

Overzicht van het verloop van de uitvoering van de werken is terug te vinden in illustratie 2.28. Het project zal in één keer (zonder fasering) uitgevoerd worden. Qua uitvoeringsperiode wordt de tweede helft van 2016 tot doel gesteld. Hierbij wordt bewust het broedseizoen vermeden (project-geïntegreerde milderende maatregel). Ook wenst men de werken af

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 30 - Definitief rapport

te ronden vóór de wintergasten (cf. avifauna Maasplas en op Houbenhof zelf) arriveren en er hoogwater optreedt in de winterperiode. De duur van de werken wordt geschat op circa 40 werkdagen.

De werken vatten aan in het noorden van het projectgebied. Hier wordt gestart met de zomerbedverbreding die verder opschuift naar het zuiden toe, tot helemaal aan de keerlus. De dekgronden, toutvenant en het materiaal van de oeververdedingen, die vrijkomen bij de oeverafschuining, worden enerzijds maximaal herbruikt op de oeverlocatie (aanleg cunet, aanvullen erosiegaten oever/Maas). Het overige materiaal wordt binnen het projectgebied verplaatst. Ten eerste voor de verlenging van de winterdijk en vervolgens voor de verlenging van de vaargeul.

Het materiaal, dat ontgraven wordt door de kraan, zal rechtstreeks door middel van de 3 dumpers vervoerd worden naar de plek waar het voor ophoging of aanvulling zal gebruikt gebruikt worden. Ook zal men, tegelijkertijd met de uitgravingswerken en de ophogingswerken, de afwerking (aanvullen, niveleren,..) van de terreinen uitvoeren door middel van een bulldozer. De enige tussentijdse depots bestaan uit dekgrond die naast de uitgraving wordt geplaatst langs de cunet en langs het tracé van de winterdijk. De sleuf van de cunet en de basis van de nieuwe winterdijk worden gegraven vóór de oever wordt afgegraven. Onmiddellijk na opbouwen van de kern van de cunet en de kern van de winterdijk wordt die dekgrond eroverheen gelegd.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 31 - 10 februari 2017

Illustratie 2.28: Overzicht van het verloop van de werken

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 32 - Definitief rapport

2.4 Gepland project in de exploitatiefase

2.4.1 Natuurtypes

De aanwezige natuurtypes en bijhorend voorzien beheer op het Houbenhof zijn de volgende:

Natuurtype Beheer Nat grasland grazen en maaien Ondiepe vooroever spontaan cfr. andere ondiepe plasoevers Maasplas Winterdijk maaien (cfr andere winterdijken langs de Maas) Grindoever Maas spontaan, eventueel herstel van erosiegaten of verwijderen lokale boomopslag zoals andere grindoevers, zomerbegrazing door runderen Houbenhof 2.4.2 Stroomregime

Door de zomerbedverbreding wordt de bestaande ‘flessenhals’ verwijderd wat een invloed heeft op het stroomregime van de Maas.

De verruiming en verbreding van de strook in het zomerbed zorgt • Voor een stroomsnelheidsverlaging zodat de diepe erosiekuil (tot 13.00 mTAW) ter hoogte van Stevensweert kan op sedimenteren; • Voor een sedimentatiezone opwaarts de invaartgeul zodat die langzamer opsedimenteert; • Dat er meer water via de plas van Vissenakker gestuurd wordt naar het verlaagde terrein op rkm 63,0 (project Randzones – waar het terrein op 24,00m afgewerkt is).

De verlenging van de winterdijk zorgt voor een verruiming en een betere stroomlijning van de binnenbocht van de Grensmaas

De beide ingrepen samen zorgen ervoor dat bij hoogwaters meer Maaswater via de Maasplas wordt gestuurd naar het verlaagde terrein (24 m TAW) bij rkm 63,0 (project Randzones), waar het weer aansluit bij de hoofdstroom van de Maas.

Het effect van deze ingreep is, samen met andere geplande werken in de omgeving, een waterstandverlaging bij maatgevende afvoer van 35 cm ter hoogte van rkm 61, en het effect werkt stroomopwaarts nog vele kilometers door.

Op de Maasplas zorgen de verlenging van de vaargeul en de nieuwe winterdijk voor meer stroming richting het noorden van de Maasplas met minder slibafzetting in de vaargeul en op de natte graslanden, iets meer morfologische dynamiek aan overkant van de vaargeul bij hoogwaterafvoer en minder golfslagerosie vanwege wind en vaartuigen gedurende het jaar.

2.4.3 Landschappelijke en historische meerwaarde

Daar waar de Maas begin de 19 e eeuw nog een ongestuwde rivier was, met stroomversnellingen, grindige aanwassen en dijken, laat onderstaande historische kaart (zie illustratie 2.29) zien dat rond 1850 de rivier al meer het huidige profiel krijgt. De

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 33 - 10 februari 2017

zomerbedding werd geflankeerd door een winterdijk. Momenteel wordt de zomerdijk maar deels geflankeerd door een winterdijk, waar blijkt dat 150 jaar geleden de winterdijk doorliep achter Houbenhof en verder loopt richting noorden.

Huidige doortrekken van de winterdijk lijkt dit historisch beeld te herstellen.

Het historische verhaal rond het projectgebied wordt meer gedetailleerd omschreven onder 12.3.1.

Illustratie 2.29: Historische kaart 1849 – 1870 (Geistingen)

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 34 - Definitief rapport

3 ADMINISTRATIEVE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE ASPECTEN VAN HET PROJECT

Het project is onderworpen aan een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn enerzijds van technisch-uitvoerbare aard en anderzijds zijn er een aantal administratieve, juridische en beleidsmatige aspecten die betrekking hebben op het project. In onderstaande tabel zijn de meest relevante administratieve, juridische en beleidsmatige randvoorwaarden getoetst aan het project. Telkens is aangegeven in welk kader (juridisch of beleidsmatig) de randvoorwaarde moet gesitueerd worden. Daarnaast is tevens aangegeven of de randvoorwaarde onderzoek sturend of procedurebepalend is voor het project.

Onderstaande tabel bevat eveneens een overzicht van het Nederlands beleid en de regelgeving, die van toepassing kan zijn op het projectgebied. De wetgeving is in principe niet van toepassing bij ingrepen die langs Belgische zijde uitgevoerd worden, maar kan via internationale afspraken indirect onderzoekssturend en procedurebepalend zijn. Als dit het geval is, dan is dit aangegeven.

Tabel 3.1 Randvoorwaarden die betrekking hebben op het project

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend Juridische situering Ruimtelijk ordeningsrecht Gewestplan Geeft de planologische bestemming van de Ja X X Het projectgebied heeft grotendeels De hoofdbestemming Projectomschrijving gronden in Vlaanderen weer. ‘0400 – recreatiegebied’ met overdruk ‘1601 – figuur 2-2 overstromingsgebieden’. Het project impliceert geen aanpassingen aan de gewestplanbestemmingen

Stedenbouwkundige Plannen Bestemmingsplan dat aan de hand van Nee Er bevinden zich geen BPA’s of APA’ s in het Projectomschrijving kaartmateriaal en stedenbouwkundige projectgebied. voorschriften aangeeft wat en hoe in een bepaald stadsdeel gebouwd en verbouwd mag worden.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 35 - 10 februari 2017

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend Ruimtelijk uitvoeringsplan Het RUP is de opvolger van het vroegere JA X X Er zijn geen relevante RUP’s in het projectgebied. Projectomschrijving “plan van aanleg” (gewestplan en BPA). In figuur 2-3 tegenstelling tot de plannen van aanleg is Net ten noorden van het projectgebied geldt het ruimtelijk een uitvoeringsplan veel meer gericht op uitvoeringsplan (RUP) ‘Herstructurering Vissenakker en de uitvoering van een beleid. Het kan ook omgeving’. Het GRUP Geactualiseerde Structuurvisie beheersmaatregelen bevatten. Deze Grindwinningsgebieden te Kinrooi is definitief vastgesteld uitvoeringsplannen vertrekken steeds door de Vlaamse Regering op 9 september 2011. vanuit de visie van een ruimtelijk structuurplan. Ruilverkaveling Zorgt voor de herstructurering van het Nee In het projectgebied is geen ruilverkavelingsproject in Projectomschrijving landbouwgebied passend in een uitvoer of onderzoek. multifunctionele inrichting van het buitengebied Landinrichtingsprojecten Richt grote gebieden zodanig in dat alle Nee Het projectgebied ligt buiten het landinrichtingsproject facetten die in het gebied aanwezig zijn Noordoost-Limburg. (milieu, natuur, landbouw, recreatie, cultuurhistorie), zich volwaardig kunnen ontwikkelen. Natuurinrichtingsprojecten Richt een gebied zo goed mogelijk in met Nee Er zijn geen natuurinrichtingsprojecten in het projectgebied Fauna en flora het oog op het behoud, het herstel, het gelegen. beheer of de ontwikkeling van de natuur of het natuurlijk milieu. Milieubeheers- en milieuhygiënerecht VLAREBO Door op een milieuhygiënisch Ja X X Bij de uitvoering van het project zal er veel grondverzet Discipline Bodem verantwoorde manier om te gaan met plaatsvinden. uitgegraven bodem, wordt nieuwe Uitvoering van grondverzet dient te gebeuren volgens het

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 36 - Definitief rapport

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend bodemverontreiniging en de daaruit Vlarebo en codes van goede praktijk. Dekgronden en voortvloeiende saneringsplicht zoveel als wasresidus worden in principe niet aanzien als bodem, mogelijk vermeden. maar behouden het statuut van ‘delfstof’. Vlarebo is er niet op van toepassing. In bijlage is het technisch verslag terug te vinden, dat opgemaakt is voor de uitvoering van de werken. VLAREMA Het bundelt de uitvoeringsbesluiten bij het Ja X X Gerecycleerde afvalstoffen voor gebruik als bodem Projectomschrijving Materalendecreet. Het moet Vlaanderen worden gereglementeerd in Vlarema. Dit aspect is niet van Discipline Bodem ondermeer op weg zetten naar een toepassing in voorliggend project voor de af te graven duurzaam materialenbeleid. dekgronden. Bij eventuele afbraakwerkzaamheden (aanwezige leidingen, wegenis ,…) wordt met Vlarema rekening gehouden. Vlarem Voor hinderlijke inrichtingen bepaalt Vlarem Ja X De werken betreffen verwerken van afvalstoffen. De Discipline Bodem I welke inrichtingen en activiteiten activiteiten zijn conform 2.1.1 van VLAREM I niet vergunningsplichtig zijn en welke milieuvergunningsplichtig . procedures dienen gevolgd te worden. Vlarem II bepaalt de algemene en sectorale vergunningsvoorwaarden en omvat tevens normen, richtwaarden en milieukwaliteitsdoelstellingen die dienen gevolgd te worden. Decreet voor bodemsanering Het bodemdecreet (11-10-06) werd Ja X X Opvulling en hergebruik van niet-verontreinigde bodems. Discipline Bodem en -bescherming opgesteld om eender welke vorm van Indien bodemverontreiniging wordt vastgesteld zal bodemverontreiniging te traceren en te rekening gehouden worden met het bodemdecreet. verhinderen dat deze vervuiling zich verspreidt. Een aantal regels werden

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 37 - 10 februari 2017

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend vastgelegd voor eigenaars van gronden Beste Beschikbare Deze BBT stellen milieuvriendelijke Ja X Bij uitvoering zal de aannemer op de hoogte worden Projectomschrijving Technieken voor de maatregelen bij de voorbereiding van het gebracht van de maatregelen en men zal erop toezien dat ontginning van zand, grind, terrein, het winnen van de grondstof, het ze worden opgevolgd. leem en klei verwerken, classificeren en opslaan van de grondstof en het transport Europese richtlijn 2002/49/EG Met de richtlijn 2002/49/EG inzake de Ja X De opgemaakte geluidskaarten zullen in de discipline Discipline geluid evaluatie en de beheersing van geluid besproken worden. omgevingslawaai beoogt men op Europees niveau een gemeenschappelijke aanpak te bepalen om op Europees niveau een gemeenschappelijke aanpak te bepalen om basis van prioriteiten de schadelijke gevolgen , hinder inbegrepen, van blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, te voorkomen of te verminderen. De geluidskaarten zijn hier een resultaat van. Besluit van de Vlaamse In dit besluit wordt de factor Lden als Ja X De geluidsbelastingsindicator Lden en de verschillende Discipline geluid regering inzake de evaluatie geluidsbelastingsindicator naar voor maatregelen worden gehanteerd bij de uitwerking van de en beheersing van geschoven. Daarnaast worden discipline geluid. omgevingslawaai 22/07/2005 maatregelen ter beheersing van het omgevingsgeluid vastgelegd. Gedifferentieerde Voorlopig toetsing geluid ten gevolge van Ja x Vergelijking van de immissieniveaus met de Discipline geluid referentiewaarden weg en spoorverkeer. gedifferentieerde referentiewaarden. discussienota LNE

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 38 - Definitief rapport

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend Oppervlaktedelfstoffendecreet De basisdoelstelling van het beleid inzake Nee Het oppervlaktedelfstoffendecreet is niet van toepassing het beheer van de oppervlaktedelfstoffen op voorliggend project gezien het een infrastructuurproject wordt er als volgt in omschreven: “op een betreft en er geen zand- of grindwinning plaatsvindt. duurzame manier voorzien in de oppervlaktedelfstoffenbehoefte ten behoeve van de huidige en toekomstige generaties.” Grinddecreet Het grinddecreet van 14 juli 1993 vormt het Ja X Het plan kadert in de realisatie van een infrastructuurwerk. kader, waarbinnen de grindwinning in Er zal echter geen grindwinning uitgevoerd worden. Limburg enerzijds en de daarmee gepaard gaande gevolgen anderzijds, globaal worden geregeld.

De grindwinning in de alluviale vlakte van de Maas en het Kempisch plateau wordt geregeld door het decreet. Wijzigingsdecreet inzake Het decreet voorziet 3 uitzonderingen Ja X Het plan kadert in de realisatie van een infrastructuurwerk. grindwinning waarbij grindwinning nog mogelijk is: Er zal echter geen grindwinning uitgevoerd worden. als nevenproductie bij de winning van onderliggend kwartszand bij infrastructuurwerken bij de realisatie van projectgrindwinning

Het decreet geeft aan welke procedures moeten gevolgd worden. Ook de werking van het projectgrindwinningscomité wordt

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 39 - 10 februari 2017

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend erin beschreven. Natuurbeschermingsrecht Decreet betreffende Centraal staan een planmatige aanpak Ja X X Verscherpte natuurtoets staat onder hoofdstuk 14 Passende beoordeling natuurbehoud en natuurlijk (natuurbeleidsplan), een horizontaal beleid Passende beoordeling en verscherpte natuurtoets. milieu: (‘stand-still’ principe) en een gebiedsgericht beleid. - Vlaams ecologisch netwerk In deze gebieden wordt in de toekomst een Nee Het projectgebied is niet gelegen in VEN-gebied Ten beleid gevoerd dat sterk gericht is op noorden van het projectgebied is het VEN-gebied natuurbehoud en -ontwikkeling, gebaseerd ‘Grensmaas Noord’ gelegen. De natuurtoets is verwerkt in op een natuurrichtplan. het hoofdstuk ‘Voortoets Passende Beoordeling’

- Vogelrichtlijngebied en IBA Heeft als doel de instandhouding van alle Ja X X Het projectgebied maakt geen deel uit van een Discipline fauna en natuurlijk in het wild levende vogelsoorten vogelrichtlijngebied. Ten noordwesten van het flora en hun leefgebieden. projectgebied is het vogelrichtlijngebied ‘Hamonterheide, Hageven, Buitenheide, Stamprooierbroek en Mariahof’

De Grensmaas is volledig aangeduid als Important Bird Area (IBA) 24. Dit IBA omvat de vrij vloeiende stroom in een breed grindbed met eilanden en grindbanken, inclusief de nabijgelegen overstroomde grindputten.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 40 - Definitief rapport

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend - Habitatrichtlijngebied De Habitatrichtlijn heeft als doel de Ja X X Het projectgebied is zelf niet gelegen in het Discipline fauna en biologische diversiteit in de Europese Unie habitatrichtlijngebied. Het habitatrichtlijngebied flora in stand te houden. ‘Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek’ (BE 2200037) is ten noorden van het projectgebied gelegen.

De rivieroever van de Maas is in Nederland aangeduid als habitatrichtlijngebied (NL9801075) - Vlaamse en/of erkende Terreinen, van belang voor behoud en Nee Er zijn geen erkende reservaten in het projectgebied natuurreservaten ontwikkeling van natuur(lijk milieu), die gelegen. aangewezen of erkend zijn door de Vlaamse regering. Bosdecreet Regelt behoud, bescherming, aanleg en Nee Indien bosoppervlakte moet ontbost worden dient een beheer van bossen. Regelt in dit verband ontheffing op het verbod op ontbossing bekomen worden ook de kappingen, en dient de oppervlakte gecompenseerd te worden. B vergunningsvoorwaarden en eventuele innen het projectgebied is geen bos gelegen. compensaties (art. 50). Soortbeschermingsbesluit Het soortbeschermingsbesluit vervangt de Ja X X Indien beschermde soorten binnen het projectgebied Discipline fauna en voormalige soortbeschermingswetgeving voorkomen, moet hiermee rekening gehouden worden. flora (o.a. KB 1976 en 1980). Voor verschillende categorieën beschermde soorten worden verbodsbepalingen, mogelijkheden en procedures voor afwijking en mogelijkheden voor beschermende maatregelen opgesomd. Beheer van oppervlakte- en grondwater

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 41 - 10 februari 2017

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend Decreet betreffende integraal Doelstellingeninstrument in verband met Ja X X Voor het project moet een watertoets opgemaakt worden. Integratie en waterbeleid het integraal waterbeleid. De watertoets wordt opgenomen in de ontheffing in het eindscsynthese discipline water Wet op onbevaarbare Regelt ondermeer de bepaling betreffende Ja X X Binnen het projectgebied zijn volgends de VHA geen Discipline water waterlopen de ‘buitengewone werken van de onbevaarbare waterlopen gelegen. Er zijn wel enkele verbetering of wijziging’. lokale grachten in het projectgebied.

Wet op bevaarbare Regelt bevoegdheden en Ja X X Doorheen het projectgebied loopt de Maas. Discipline water waterlopen scheepvaartverkeer van de bevaarbare waterlopen en omliggende terreinen Decreet betreffende de Regelt de bevoegdheid voor de Ja X X Het project betreft werken aan de Maas(dijken). Discipline water waterkeringen schouwingen van de waterkeringen en de bevoegdheid en procedure voor het uitvoeren van waterbeheersingswerken

Grondwaterdecreet Het decreet regelt bescherming, gebruik, Nee Het dichtst bij gelegen waterwinningsgebied is op een toezicht, voorkomen en vergoeden van afstand van ca. 5 km van het projectgebied gelegen. In het schade en heffingen. projectgebied is geen grondwaterwinning gelegen.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 42 - Definitief rapport

Verdrag betreffende de Regelt de debietsverdelingen van het Ja X X Het geplande initiatief betreft specifiek de ontwikkeling van Projectomschrijving debietverdeling van het Maaswater en samenwerking bij onderzoek de Gemeenschappelijke Maas. Discipline water Maaswater van de Maas. De Gemeenschappelijke Maas is het ontvangend water na de aftappng door kanalen in België en Nederland. Op de Maas zelf is géén sturing mogelijk, enkel door drempels in het zomerbed is op een aantal plaatsen het minimale peil geborgd Bescherming van het cultuurhistorisch patrimonium Onroerenderfgoed-decreet Vervangt vroegere monumentendecreet en Ja X X Er is een beschermd monument (Houbenhof en omgeving) Discipline landschap, landschapsdecreet en beschermt gelegen in het projectgebied. Het "Houbenhof" of bouwkundig erfgoed monumenten, stads- en dorpsgezichten, "Herenhuis" is opgenomen in de inventaris voor en archeologie cultuurhistorisch landschap en bouwkundig erfgoed. archeologische sites owv hun Er is geen beschermd landschap in het projectgebied erfgoedwaarden. gelegen. Het Vijverbroek, ten noordwesten, is wel een Het Onroerenderfgoeddecreet voorziet in beschermd landschap. totaal minstens vijf vastgestelde Van belang zijn hier art. 4, 5 en 8. Het regelt de inventarissen: beschermingsbevoegdheid en adviesverlening. • De inventaris van het bouwkundig Er zijn graafwerken voorzien ,deels in reeds vergraven en erfgoed opnieuw aangevulde terreinen. • De landschapsatlas • De inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde • De inventaris van historische tuinen en parken De inventaris van de archeologische zones Verdrag van Malta In het verdrag worden de integrale Ja X X Mogelijkheid tot archeologische toevalsvondsten. Van Discipline landschap, archeologische monumentenzorg en het belang zijn art. 5 en 6. Deze regelen het archeologisch bouwkundig erfgoed maximaal behoud van de archeologische onderzoek binnen mer’s en ontwikkelingsplannen. en archeologie erfgoedwaarden in situ centraal gesteld (art. 4). Er zijn graafwerken voorzien. Dit grotendeels in reeds

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 43 - 10 februari 2017

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend vergraven en opnieuw aangevulde terreinen.

Beleidsmatige randvoorwaarden Milieubeleid Milieubeleidsplan Het geeft de richting aan waarin de Ja X Er is een milieubeleidsplan opgesteld (2011-2015) voor overheid wil gaan met het milieubeleid, en Vlaanderen (goedgekeurd op 27 mei 2011). Volgende maakt aan de burger en het bedrijfsleven thema’s vertonen mogelijks raakvlakken met dit ook duidelijk wat zij op milieuvlak kunnen voorliggende project: verwachten de komende jaren. •Verstoring van watersystemen – Integraal waterbeleid (9a); •Verstoring van watersystemen –Verontreiniging van oppervlaktewater (9b); •Hinder – Verstoring door geluid (10a); •Verlies aan biodiversiteit (12). Provinciaal Milieubeleidsplan In het provinciaal milieubeleidsplan wordt JA X De Provincie Limburg heeft een milieubeleidsplan het Limburgse milieubeleid voor de opgesteld (2010-2013). De nadruk in dit plan ligt op een komende jaren uitgestippeld. klimaatvriendelijk en klimaatbestendig Limburg, met speciale aandacht voor CO2-reductie. Binnen het milieubeleidsplan worden ook de thema’s water, natuur, hinder en mobiliteit behandeld. Het algemeen doel van het milieubeleidsplan is “streven naar een duurzame ontwikkeling”. De nadruk in dit plan ligt op een klimaatvriendelijk en klimaatbestendig Limburg, met speciale aandacht voor CO2-reductie. Gemeentelijk Het geeft de richting aan waarin de Ja X Er is een milieubeleidsplan opgesteld (2005-2009) waarin

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 44 - Definitief rapport

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend Milieubeleidsplan gemeente wil gaan met het milieubeleid, en 8 projecten worden geformuleerd. Project 4: maakt aan de burger en het bedrijfsleven “Herstructurering ontginningsgebied – toeristisch- ook duidelijk wat zij op milieuvlak kunnen recreatieve visie grindplassen” is relevant voor het verwachten de komende jaren. projectgebied.

Bijzonder Een bijzonder oppervlakte-delfstoffen-plan Nee Op 12/10/2010 is door het Vlaams parlement beslist de oppervlaktedelfstoffenplan heeft als doelstelling om per oppervlakte- BOD’s te schrappen en te vervangen door (BOD) delfstoffen-zone, zoals opgenomen in het delfstoffennota’s als voortraject van een gebiedsgericht Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en op planningsproces met het oog op de opmaak van RUP’s. basis van een realistische behoeftebevoorrading, te komen tot een masterplan dat op basis van economische, geologische, ruimtelijke en milieu- technische afwegingen concrete voorstellen bevat voor gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Algemeen Het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan Nee Er vindt geen zandontginning plaats oppervlaktedelfstoffenplan bevat alle aspecten die de bijzondere (AOP) oppervlakte-delfstoffen-plannen overschrijden en noodzakelijk zijn in het licht van de basisdoelstelling van het Oppervlaktedelfstoffendecreet om op een duurzame wijze te voorzien in de behoefte aan oppervlaktedelfstoffen ten behoeve van de huidige en de toekomstige generaties.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 45 - 10 februari 2017

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend

Structuurplannen Ruimtelijk Structuurplan Geeft een visie op de ruimtelijke Ja X In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Projectomschrijving Vlaanderen ontwikkeling van Vlaanderen en legt de stelde de Vlaamse overheid in 2008 een ruimtelijke visie krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid op landbouw, natuur en bos op voor de regio Limburgse naar de toekomst. Kempen en Maasland. Op 12 december 2008 nam de Vlaamse Regering kennis van deze visie en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 16.600 ha agrarisch gebied én een operationeel uitvoeringsprogramma goed.

In het operationeel uitvoeringsprogramma is aangegeven welke gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen de Vlaamse overheid de komende jaren zal opmaken voor de afbakening van de resterende landbouw-, natuur- en bosgebieden. Ruimtelijk Structuurplan Op 24 juli 1996 werd het decreet houdende Ja X Op donderdag 20 september 2012 trad de actualisatie Limburg de ruimtelijke planning door de Vlaamse RSPL in werking. De hoofdruimte Maasland verenigt een regering bekrachtigd en afgekondigd. Het belangrijke stedelijke rol met een belangrijke open ruimte kent de provincie een volwaardige rol toe rol. De Maas en haar vallei zijn sterk bepalend voor het binnen het beeld van de provincie. Zij zijn uitdrukking van een noord- ruimtelijk beleid in Vlaanderen. De zuid richting aan de rand van de provincie. Enerzijds is de provincie kan als beleidsniveau tussen Maas drager van meer stedelijke ontwikkelingen, Vlaanderen en de gemeenten instaan voor anderzijds biedt zij grote kansen voor natuur, landbouw en de ontwikkeling van een samenhangend toerisme en recreatie. beleid over de

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 46 - Definitief rapport

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend gemeentegrenzen heen. Strategisch Open Ruimte Het strategisch open ruimte project Ja X Het project Maasvallei zet in op een landschap dat Project ‘Maasvallei, grensverleggend’ is in dit toeristisch kwaliteitsvol is ontsloten en toegerust met gebied acties, met als doel de visie die in infrastructuur op maat Een regio met een sterke ruimtelijke het RSV zit concreet te maken voor dit herkenbaarheid (historische identiteit) waar ook ecologisch gebied. veel te beleven is, waardoor er op duurzame of ‘slimme’ wijze een toeristisch -economische meerwaarde ontstaat voor de regio.. Een ‘ecolonomisch’ landschap vereist een kwaliteitsvolle landelijkheid in de dorpen en een argeloos natuurrijk landschap - mét uitdagingen - in het rivierbed.

Dit project past binnen de visie die in dit project uitgewerkt wordt.

Gemeentelijk structuurplan De toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Ja X Er is een gemeentelijk structuurplan opgesteld in de de gemeente binnen een aantal krijtlijnen gemeente Kinrooi. Belangrijke elementen in verband met vastleggen, waarbij uiteraard rekening het projectgebied zijn: de Maasvallei als natuur- en gehouden wordt met de bepalingen in het landschappelijk geheel op Vlaams niveau met aandacht Provinciaal en het Vlaams Ruimtelijk voor zijn toeristische en recreatieve troeven en het Structuurplan. ontwikkelen van een euregionaal recreatief en toeristisch grindplassengebied. Gemeentelijk Beoogt een doorgedreven natuurbeleid in Ja Er is een GNOP opgesteld in de gemeente Kinrooi. NatuurOntwikkelingsPlan de gemeenten op zowel korte als lange Aangehaalde doelstellingen binnen het GNOP die relevant (GNOP) termijn. Het actieplan vormt daarbij de zijn voor het proejctgebied zijn: herstructurering vergraven uitvoering. en verlaten terrein tot natuur(ontwikkelings)gebied; herstructurering grindplassen tot

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 47 - 10 februari 2017

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend natuur(ontwikkelings)gebied; behoud, beheer en ontwikkeling van watergebonden vegetatietypes; natuurlijk evoluerend zomerbed, oeverzone en zomerdijk; behoud, herstel en beheer Oude Maasarmen, geulen en beken als natuurgebied (Vijverbroek); behoud van open ruimten buiten het winterbed (tussen Kessenich en Ophoven); behoud en beheer van uiterwaarden met typische graslanden. Waterbeleid Waterbeleidnota Streeft een evenwicht na tussen Ja X Een eerste krachtlijn van de waterbeleidsnota focust op Discipline water ecologische, sociale en economische het fors terugdringen van de veiligheidsrisico’s bij functies. Verder wil het zorgen voor een wateroverlast en tegelijkertijd het voorkomen of beperken goede toestand van het watersysteem en van watertekort. Wateroverlast en watertekort hebben het behoud en herstel van de natuurlijke immers dezelfde oorzaak. Het vernieuwende concept werking. 'vasthouden - bergen - afvoeren' vormt de leidraad voor het beheer van de waterkwantiteit. Bekkenbestuur Maasbekken Beleidsverantwoordelijken ontwikkelen Ja X Het projectgebied is gelegen aan de Maas en bevat een Discipline water samen met de betrokken maatschappelijke deel van een grote grindplas, die deel uitmaken van het sectoren een visie voor geïntegreerd Maassysteem en in open verbinding staan met de Maas. beheer van het oppervlaktewater. Bekkenbeheerplan Het waterbeheer wordt georganiseerd per Ja X Het bekkenbeheerplan van het Maasbekken (2008-2013) Discipline water rivierbekken. werd goedgekeurd op 30 januari 2009.

Polders en wateringen Hebben de opdracht de doelstellingen te Nee Er is geen erkende polder of watering in het projectgebied verwezenlijken en rekening te houden met gelegen.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 48 - Definitief rapport

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend het decreet van het integraal waterbeleid. Tevens zorgen ze voor de uitvoering van het deelbekkenbeheerplan.

Deelbekkenbeheerplan Het omvat het integraal waterbeleid per Ja X Het projectgebied behoort tot het deelbekken van Discipline water deelbekken met haalbare en doelgerichte Noordoost Limburg. Er is reeds een acties op korte en middellange termijn. deelbekkenbeheerplan opgesteld. Maasdijkenplan Heeft als doelstelling om waterbeheersing Ja X X Het project heeft ondermeer tot doel waterbeheersing. Projectomschrijving uit te voeren in functie van beveiliging tegen schade in plaats van tegen hoogwater. AWP2 Rapporteert de oppervlaktewaterkwaliteit Ja X Rapporteert de waterkwaliteit in de buurt van het per bekken. projectgebied.

Ecologie Visie ‘Levende Grensmaas’ Streefbeeld van het project is de rivier Nee Het projectgebied werd niet in deze visie opgenomen.. Discipline fauna en opnieuw beperkt de kans geven om een flora landschap te boetseren met grindbanken en eilandjes.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 49 - 10 februari 2017

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend Bosgroep Een bosgroep is een groepering van Nee Het projectgebied maakt deel uit van de bosgroep Discipline fauna en boseigenaars met als doel samen te Noordoost-Limburg. Binne het project is geen bos flora werken aan een beter beheer van bossen. aanwezig.

Grensoverschrijdend Een verkennende studie voor Ja X Het deelgebied nr 26 Vijverbroek/Itterbeek wordt aan Discipline fauna en Ecologisch Basisplan grensoverschrijdende natuurverbindingen Nederlandse zijde begrensd door een gedeelte van de flora opgemaakt door Tauw (2003) in opdracht PES (provinciale ecologische structuur) van de provincie van de Benelux Economische Unie. Limburg (bos- en natuurgebied) en door de relatief natte gronden (Grondwatertrap III) gelegen langs de Itterbeek, gezamenlijk met een oppervlakte van circa 55 hectare. Aan Belgische zijde wordt het begrensd door delen van het Vogelrichtlijngebied Hamonterheide (de delen Itterbeek en Vijverbroek) en het Habitatrichtlijngebied en Vlaams Natuurreservaat Vijverbroek (totaal ongeveer 294 hectare). Gezamenlijk aan Nederlandse en Vlaamse zijde omvat het potentiële gebied 349 hectare. Over de landsgrens beheert Vereniging Natuurmonumenten het erkende natuurreservaat Grensmaas met deelgebied Koningsteen, dat aansluit bij het gelijknamige erkende natuurreservaat in Vlaanderen.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 50 - Definitief rapport

Randvoorwaarden Inhoudelijk Bespreking relevantie Verdere - -

bespreking

Relevant Onderzoek sturend Procedure bepalend Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Regionaal Landschap Vzw die zich engageert om de natuurlijke Ja X Het projectgebied maakt deel uit van het regionaal troeven van een streek te beschermen landschap ‘Kempen en Maasland’.

Masterplan Maasplassen Visie van de bestuurlijke werkgroep Ja X Het gebied wordt aangeduid als ‘zeilplas’. Projectomschrijving (deel Vlaanderen) Maasplassen op de inrichting. Het is geen instrument van ruimtelijke ordening waarmee ontwikkelingen en maatregelen in gang gezet kunnen worden, noch kunnen ontwikkelingen tegengehouden worden.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 51 - 10 februari 2017

4 VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE EN VERGUNNINGEN

4.1 Bestaande vergunningen

In het projectgebied is een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd voor het restaureren en herinrichten van een als monument beschermde hoeve door Venootschap /AKA – Bel Aljo Van Dijk, Aan de Maas 1, 3640 Kinrooi. De vergunning is afgeleverd op 23/11/2009 (referentie N5178).

4.2 Aan te vragen vergunningen

Voor het project is de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning nodig, conform volgende omschrijving in de codex voor ruimtelijke ordening: De werken vallen onder hoofdstuk 4 – vergunningsbeleid, afdeling 1, artikel 4.2.1 4°, met name “Niemand mag zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning volgenden werken uitvoeren: het reliëf van de bodem aanmerkelijk wijzigen, onder meer door de bodem aan te vullen, op te hogen, uit te graven of uit te diepen waarbij de aard of de functie van het terrein wijzigt.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 52 - Definitief rapport

5 INGREEP-EFFECTANALYSE

Uitgaande van de ingrepen is voor elke discipline nagegaan welke de mogelijke effecten kunnen zijn. Het effectenschema is weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 5.1: Ingreep-effectschema

Bodem Oppervlakte- Grondwater Fauna en flora Landschap, Mens Geluid en trillingen water bouwkundig erfgoed en archeologie

Aanlegfase Rivierkundige Grondbalans, Vertroebeling Wijziging Bodem Landschapsbeeld,la Geluid, recreatie, Wijzigen ingrepen verdichting, grondwaterpeil ndschapsbeleving. beleving geluidsklimaat profielwijziging, archeologie bodemkwaliteit Exploitatiefase

Rivierkundige Bodemgebruik Wijziging Verandering Wijziging vegetatie; Landschapsbeeld,la Hoogwaterveilighe Geen effecten ingrepen oppervlaktewater grondwaterstand; Wijziging fauna ndschapsbeleving id, recreatie, systeem; Verandering Landschapsstructuu toegankelijkheid, wijziging Grondwaterstroming r. beleving hoogwaterpeilen; , wijziging kwel- en Wijziging Wijziging infiltratiepatronen landgebruik overstromingen en overstromings- frequentie

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 53 - 10 februari 2017

6 BESTAANDE INFORMATIE EN VERZAMELDE GEGEVENS

Volgende informatie is gebruikt om de algemene hoofdstukken te beschrijven. Een deel van deze informatie wordt eveneens gebruikt bij de verschillende disciplines, aangevuld met specifieke informatie. Dit wordt dan zo bij de disciplines zelf aangegeven. • Rivierkundige haalbaarheidsstudie ‘Opheffen resterende flessenhalzen’. Eindrapport (2013), Arcadis, dd 31/01/2013 i.o.v. nv De Scheepvaart • Haalbaarheidsstudie “Levende Grensmaas door Belbag (2009), Arcadis, Lisec, Haskoning, Meander en INBO • Actualisatie technisch verslag voor grondverzet in opdracht van NV De Scheepvaart, draftversie, ABO, 2015 • Verslag over de resultaten van de sonderingen uitgevoerd voor de zomerbedverbreding van de Maas op het domein Houbenhof te Kinrooi (2014) Geotechniek, GEO-14/041 • Dieptepeilingen • Waarnemingen.be • MER Vissenakker • RUP Vissenakker • Inrichtingsplan randzones

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 54 - Definitief rapport

7 ALGEMENE AFBAKENING REFERENTIESITUATIE EN METHODOLOGIE EFFECTVOORSPELLING EN -BEOORDELING

7.1 Figuren

Figuur 7-1: Studiegebieden voor de verschillende disciplines

7.2 Referentiesituatie

Bij de voorspelling van effecten is het van belang op voorhand aan te geven aan welke toestand van het projectgebied zal gerefereerd worden (referentiesituatie). Volgens het richtlijnenboek voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten kunnen hierbij drie mogelijkheden onderscheiden worden: • de huidige situatie: dit is de actuele situatie van het studiegebied waarbij geen rekening wordt gehouden met eventuele toekomstige activiteiten die in het studiegebied zouden gerealiseerd worden • de gewijzigde situatie: dit is de situatie die zou bestaan op het ogenblik van de realisatie van lopende projecten. Ten gevolge van de realisatie van lopende projecten zou de huidige situatie namelijk reeds kunnen veranderd zijn waardoor de effecten van het beschouwde project plots onaanvaardbaar worden • de gewenste situatie: dit is de situatie waarbij rekening gehouden wordt met de heersende beleidsdoelstellingen

Voor deze ontheffing wordt geopteerd om als referentiesituatie de huidige situatie te hanteren. Dit is inclusief de bestemmingen en voorschriften van het GRUP ‘Herstructurering Vissenakker en omgeving’ (zie § 2.2 en figuur 2-3).

7.3 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied wordt voor elke discipline apart afgebakend, zoals nodig wordt geacht voor het bepalen van de mogelijke effecten, dus eventueel ook grensoverschrijdend. Op figuur 7-1 zijn de verschillende studiegebieden weergegeven. De beschrijving en onderbouwing wordt gegeven bij de verschillende disciplines zelf.

7.4 Methodologie effectvoorspelling

Voor elke discipline worden in de ontheffing een aantal onderdelen besproken, zijnde: • de methode waarmee de effecten van de ingreep zullen bepaald worden • de effectuitdrukking: beknopte beschrijving van de verschillende effecten die bepaald zullen worden • er wordt ook aangegeven in welke eenheden de effecten uitgedrukt zullen worden

Niet alle effectgroepen die beschreven worden, worden ook beoordeeld. Bepaalde effectgroepen dienen als basis voor de effectbeschrijving in andere disciplines. Om te vermijden dat bepaalde effecten twee keer beoordeeld worden, worden deze enkel in de receptordiscipline beoordeeld. Daarnaast is er voor bepaalde effectgroepen geen kader beschikbaar waarbinnen een beoordeling mogelijk is. Hierbij wordt verwezen naar de

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 55 - 10 februari 2017

overlegstructuur die opgezet is om beoordelingskaders vast te leggen voor de disciplines Bodem en Water (dienst Mer). Hierin is ondermeer beslist dat bijvoorbeeld grondwaterkwantiteitseffecten enkel voor de diepe ondergrond beoordeeld zullen worden. Effecten in de ondiepe lagen worden doorgegeven aan de discipline Mens en Fauna en flora en daar wel beoordeeld.

Per discipline wordt aangegeven welke effectgroepen besproken worden en welke effectgroepen beoordeeld worden. Indien effectgroepen wel besproken maar niet beoordeeld worden, wordt toegevoegd aan welke discipline de gegevens doorgegeven worden.

Alle criteria worden gewaardeerd ten overstaan van de referentiesituatie. In de waardering van negatieve en positieve effecten wordt een schaal gehanteerd van -3 tot +3, waarbij een -3 toegekend wordt als een grenswaarde wordt overschreden. • -3: aanzienlijk negatief effect • -2: negatief effect • -1: beperkt negatief effect • 0: verwaarloosbaar of geen effect • +1: beperkt positief effect • +2: positief effect • +3: aanzienlijk positief effect

Wanneer er voor een onderdeel van het plan verschillende effecten optreden, kan de waardering van deze effecten niet worden opgeteld. De effecten met een waardering van +3 of -3 worden als maatgevend beschouwd. Het toekennen van de waardering met punten gaat gepaard met een grote mate van vereenvoudiging, waardoor de scores enkel mogen worden bekeken samen met de beschrijving van de effecten.

7.5 Ontwikkelingsscenario’s

Ontwikkelingsscenario’s zijn beleidsvoornemens die nog niet concreet uitgewerkt zijn (meestal zijn daar nog geen vergunningen voor aanwezig, in sommige gevallen is ook de tijdshorizont nog niet bekend). Bij ontwikkelingsscenario’s bestaat eveneens de mogelijkheid dat de voorliggende beleidsvoornemens nog wijzigen of dat een deel van het programma nog wijzigt. Ze kunnen daarom niet meegenomen worden in de referentiesituatie.

Per discipline zal nagekeken worden of het project een invloed heeft op de ontwikkelingsscenario’s. Er wordt nagekeken of de ontwikkelingsscenario’s nog kunnen gerealiseerd worden nadat het project uitgevoerd is. Tevens wordt nagegaan of het al dan niet realiseren van de ontwikkelingsscenario’s impact heeft op de effectbeschrijving en –beoordeling van het project.

7.5.1 Inrichtingen randzones

Het project is gelegen ter hoogte van de noordelijke en oostelijke grens van de plas Vissenakker. De oostelijke grens wordt gevormd door de oeverlijn van de plas en de gebieden Kollengreend-Beekbeemden, Maasweg en Hoebenhof. De oeverlijn is op bepaalde plekken nog in aanleg. Na de ontginning van zand- en grind in de Maasvallei te Kinrooi wil de ontginningsmaatschappij een deel van de terreinen en hun omgeving

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 56 - Definitief rapport

herinrichten i.f.v. een verhoging van de veiligheid en natuurlijkheid in de vallei. Hiertoe werd het project ‘Randzones’ uitgewerkt.

Hierbij staan drie doelstellingen voor natuur voorop: • • De realisatie van het minimum structuurareaal (MSA) van 25 ha voor het habitattype wilgenvloedbossen, waardoor een goede lokale staat van instandhouding bereikt kan worden. • • De realisatie van een grote, aaneengesloten oppervlakte glanshavergraslanden. De habitatkwaliteit en oppervlakte moet zo zijn, dat geschikt broedhabitat gecreëerd wordt voor kwartelkoning. • De aanleg van ondiepe waterzones onder een helling van 1/20 voor de ontwikkeling van vegetaties van eutrofe wateren langsheen de nieuw op te spuiten landmassa’ s over een breedte van 20 meter en een lengte +- 1000 meter. Van deze uitbreiding profiteren de Europees beschermde soorten bever, bittervoorn, kleine modderkruiper, rivierdonderpad en rivierrombout. Deze oevers met helofytenvegetaties en waterplantenvegetaties maken daarnaast deel uit van het leefgebied van meer algemene soorten; • Dijk wordt doorgetrokken thv Kollengreend. Er wordt een zone gecreëerd die overstroombaar is, waardoor water vanuit de plas naar de Maas kan stromen.

7.5.2 Beheerplan Nederlandse Grensmaas

Bureau Drift heeft in 2007 – 2009 voor Rijkswaterstaat het beheerplan Natura 2000 voor de Grensmaas geschreven. Dit gebeurde samen met drie andere beheerplannen (algemeen beheerplan Grensmaasproject, Beheerplan KRW; partners INBO-Brussel, CSO en AMeco). Het N2000-beheerplan Grensmaas is één van de eerste beheerplannen die in het kader van Natura 2000 gereed is. Er is dus veel pionierswerk verricht in de manier waarop een N2000-beheerplan inhoud gegeven kan worden. Het bleek belangrijk om steeds op ecosysteemniveau te blijven werken en denken en beschermde soorten en habitattypen ook steeds vanuit die systeemvisie een plek te geven.

Het doel van het opstellen van het Beheerplan Natura 2000 Grensmaas is om de instandhoudingsdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van LNV (ministerie van landbouw, natuur en voeding) van een uitvoeringskader te voorzien. Het Beheerplan Grensmaas biedt daarnaast een kader waarbinnen vergunningverlening in het gebied kan plaatsvinden. Rijkswaterstaat Limburg is initiërend bevoegd gezag voor het opstellen van een beheerplan Natura 2000 voor de Grensmaas.

Algemeen worden volgende maatregelen voorzien= Te Stevensweert:Hier wordt rivierverruiming voorzien (ophoging winterbed, insnijding zomerbed), Ter hoogte van Stevensweert bevindt zich een snelvaartzone en ligt er een jachthaven. Hier liggen enkele officiële badplaatsrecreaties in de vorm van zwemwateren in de maasplassen

Verwachte ingrepen in en tegen de bedding van de Grensmaas voor de periode 2008- 2015 Rivierveruimingsproject Stevensweert: Dit project moet waterstandsdalingen rond het eiland van Stevensweert realiseren. De precieze maatregelen zijn nog niet bekend, en

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 57 - 10 februari 2017

het project doorloopt een eigen vergunningentraject in het kader van de Natuurbeschermingswet. Voorzien is het verwijderen breuksteen en de beekmondingen en optrekbaarheid verbeteren.

7.5.3 Gebiedsvisie domein Stevensweert

Doel van deze gebiedsvisie is de ontwikkeling van een 2e camping Sangershoeve en buitensport accommodatie op de locatie van de voetbalvelden integraal te bezien vanuit een totale gebiedsvisie voor Porta Isola en omgeving. Deze zone ligt op circa 500 m van het projectgebied, ten zuiden van de plas De Kis. De randvoorwaarde zijn opgelijst in de door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisie Maasgouw 2030

Illustratie 7.1: gebiesvisie domein Stevensweert

7.5.4 Bedrijventerrein Maasbracht

De Gemeente Maasgouw, Ontwikkelingsmaatschappij Midden-Limburg BV (OML) en de Limburgse herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen BV (LHB) hebben begin 2013 afgesproken een herstructureringsaanpak op te stellen voor de natte bedrijventerreinen in Maasgouw. De aanpak dient te leiden tot concrete herstructureringsprojecten in de periode 2013-2018. Door het einde van de zand- en grindwinning is er een Maasplassengebied ontstaan dat zeer interessant is voor de pleziervaart en andere vormen van toerisme. De gemeenten in Midden-Limburg, ondersteund door de Provincie Limburg, hebben gezamenlijk de ambitie om van de Maasplassen een ‘topwaterrecreatiegebied’ te maken.

De herstructurering van de natte bedrijventerreinen zal ook in deze context moeten worden bezien. Deze terreinen liggen op circa 2 km van het projectgebied.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 58 - Definitief rapport

Illustratie 7.2: Ligging bedrijventerrein Maasbracht

7.5.5 Oude Kern Stevensweert

Het plangebied van bestemmingsplan Oude kern Stevensweert is gelegen in het zuidelijk gedeelte van de gemeente Maasgouw, grenzend aan de Maas, de nieuwere uitleggebieden van Stevensweert aan de oost- en zuidzijde en een jachthaven en vakantiepark met recreatiewoningen aan de noordzijde. De vigerende planologische regelingen voor het plangebied zijn verouderd. De gemeente wil daarom een geactualiseerde planologische regeling voor het plangebied. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een dergelijke actuele regeling.

Illustratie 7.3: Ligging Oude kern Stevensweert

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 59 - 10 februari 2017

7.6 Leemten in de kennis

Per discipline wordt in de ontheffing aangegeven indien er leemten in kennis zijn. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen leemten met betrekking tot het project en leemten met betrekking tot de inventarisatie, aangaande methode en inzicht. Er wordt aangegeven hoe met deze leemten omgegaan is en wat de gevolgen zijn voor de besluitvorming.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 60 - Definitief rapport

8 DISCIPLINE BODEM

8.1 Figuren

Figuur 8-1: Geologie Figuur 8-2: Bodemkaart Figuur 8-3: Betreedbaarheid Figuur 8-4: Topografie

Bijlage 8-1: Actualisatie technisch verslag i.k.v. grondverzet in opdracht van NV De Scheepvaart Bijlage 8-2: project Randzones

8.2 Effectgroepen

De beschouwde effectgroepen voor de discipline bodem zijn: • Wijziging van de bodemkwaliteit; • Wijziging van de bodemstructuur; • Wijziging van de bodemprofiel als gevolg van graafwerkzaamheden; • Wijziging van het bodemgebruik; • Wijziging van de bodemvocht; • Sedimentatie en erosie.

De effectgroepen worden beoordeeld voor de aanlegfase en de exploitatiefase.

8.3 Afbakening studiegebied

Voor de discipline bodem wordt het studiegebied afgebakend als de zone waarbinnen de grondwerken zullen plaatsvinden. Het betreft de zones waar grond afgegraven wordt en waar grond aangevoerd wordt. Figuur 7-1 geeft een overzicht van het studiegebied voor discipline bodem.

Verticaal wordt het studiegebied uitgebreid tot aan de maximale diepte behaald met de voorziene werkzaamheden: 18 m TAW, behaald bij de verbreding en verdieping van de zomerbed (zie 2.3.1).

Het intern transport van het afbraakmateriaal en de grond binnen het terrein zal plaatsvinden op de bestaande wegen. Er worden geen nieuwe werkwegen aangelegd. De werfwegen zijn hierbij reeds opgenomen in het projectgebied.

8.4 Beschrijving referentiesituatie

Volgende informatie is gebruikt om de referentie situatie te beschrijven: • Data Ondergrond Vlaanderen; • De geologische kaart van België KB 10/18.

De referentie situatie omvat een beschrijving van de geologie, de bodemtypologie, het bodemgebruik en de bodemkwaliteit. Daarnaast wordt de huidige staat van erosie en

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 61 - 10 februari 2017

sedimentatie en het diepere ondergrond ter hoogte van het projectgebied ook beschreven. 8.4.1 Geologie

Tabel 8.1 geeft een overzicht van de regionale bodemopbouw opgesteld op basis van de gegevens van de geotechnische kaart van Belgïe (kaartblad 10/18) en van Data Ondergrond Vlaanderen. Hierbij wordt de lithologische samenstelling, de HCOV-codes en de doorlatendheid aangeduid.

Een dwarsprofiel (profiel 6e) van de regionale geologie ontleend aan de Bodemverkenner is opgenomen in bijlage.

Het voorkomen van de tertiaire laag wordt weergegeven op figuur 8-1, de kiezeloölietformatie komt voornamelijk voor ter hoogte van het projectgebied.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 62 - Definitief rapport

Tabel 8.1: Regionale bodemopbouw

Beschrijving van de lithologie Dikte Dikte doorlatend- heid Systeem Systeem Serie Groep Kaartsymbool Formatie Kaartsymbool Lid -code HCOV HCOV- Terminologie

Alluviale deklagen 0140 Alluviale deklagen Kleiige tot lemige afzettingen met zandige niveaus en venige lenzen

0151 Zandige deklagen Midelmatigfijnzandig tot fijnzandige sedimenten Licht zandlemige tot lemig- Zand-lemige 0152 fijnzandige tot zandlemige Deklagen deklagen sedimenten Leem, eventueel zandleem met 0153 Lemige deklagen lemige bandjes, insluitsels van kalkmycelium Afzettingen Grof grind met plaatselijk Afzettingen Maasvlakte 0173 Maasvlakte leemlaagjes QUARTAIR QUARTAIR HOLOCEEN HOLOCEEN Zandige eenheid

KzJa Lid van Jagersborg 0211 boven de Fijne en grove witgrijzezanden Brunssum I-klei

Afwisseling van donkere ligniteuze KzB1 Brunssum I 0212 Brunssum I-klei klei met lignietlagen

Kz Kiezeloöliet Matig tot grof grijs zand met klei- KzPe Zand van Pey 0213 Zand van Pey intercalaties

Zware compacte klei met KzB2 Brunssum II 0214 Brunssum II-klei bruinkoolinschakelingen

Zand van Grijswitte zeer grindrijk, grof KzWb Zand van Waubach 0215 Waubach kwartszand

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 63 - 10 februari 2017

Beschrijving van de lithologie Dikte Dikte doorlatend- heid Systeem Systeem Serie Groep Kaartsymbool Formatie Kaartsymbool Lid -code HCOV HCOV- Terminologie

fijne zanden; licht zandige top van Ki Kasterlee - - 0234 glauconiethoudend, zwak Max 74m Kasterlee kleihoudend Kleiige overgang Bruingroen tot grijsgroen,

PLIOCEEN PLIOCEEN tussen de zanden glauconietrijk, middelmatig tot grof 0242 van Kasterlee en zand met zeer dunne max Di Diest - - Diest kleilaagjes.Veelvuldigbioturbaties. 150m

Aan de basis een grind van 0252 Zand van Diest silexkeien. Bovenaan bleekgele tot witte kwartszanden. Soms micahoudend. NEOGEEN NEOGEEN BbGe Lid van Genk Onderaan glauconiet- en micarijk B Zand van Bolderberg 0253 kleiig fijn zand met grote schelpen. tot 50 m b Bolderberg Glauconiethoudend fijn zand MIOCEEN MIOCEEN BbHo Lid van Houhalen afwisselend met laagjes grof zand of grind en kleilaagjes V VoVh Lid van Veldhoven 0255 Klei van Veldhoven Glauconiet- en micahoudende klei Voort o VoVo Lid van Voort 0254 Zanden van Voort Glauconiet- en micahoudende zand

Zand van Bi Eigenbilzen - - 0256 Glauconiethoudend, kleiig fijn zand max 25m Eigenbilzen

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 64 - Definitief rapport

Beschrijving van de lithologie Dikte Dikte doorlatend- heid Systeem Systeem Serie Groep Kaartsymbool Formatie Kaartsymbool Lid -code HCOV HCOV- Terminologie

Donkere tot zwartgrijze silthoudende klei met veel Max 14 Bm Boom - - - - organisch materiaal onderaan m kalkhoudend

Opgebouwd door enkele meters

OLIGOCEEN OLIGOCEEN zand met kleiige basis gelegen op Bi Bilzen - - - - 50 m zandige klei, vaak kalkhouden met

af en toe kalkconcreties

Sint- Kleiig zand glauconiethoudend PALEOGEEN PALEOGEEN Sh Huibrechts- - - - - waar mica’s en fossielen

Hern voorkomen.

Zeer fijn zand of silt met siltsteen of zandsteen en intercalaties van Hn Hannut - - - - bleek zandhoudende klei. Licht glauconiet-, glimmers en

schelpfragmenten houdend. PALEOCEEN PALEOCEEN Kalkrijke klei en mergel gelegen op Hs Heers - - - - Tot 20m een glauconiethoudend zand laag

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 65 - 10 februari 2017

Beschrijving van de lithologie Dikte Dikte doorlatend- heid Systeem Systeem Serie Groep Kaartsymbool Formatie Kaartsymbool Lid -code HCOV HCOV- Terminologie

Laag rode klei onderscheden met Op Opglabbeek Tot 60m laag fijn zand met schelpenbanken

Ho Houthem Kalkhoudende zandsteen Max 30m

KRIJT KR Krijt

Legende: Watervoerende laag Afsluitende laag

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 66 - Definitief rapport

8.4.2 Bodemtypologie

De bodemtypologie wordt afgeleid van de bodemserie, aangegeven op de bodemkaart van België en Nederland. De bodemserie volgens de Bodemkaart van België wordt gekenmerkt door een textuurklasse, een drainageklasse en een profielontwikkeling. Figuur 8-2 geeft een overzicht van de bodemklassen in het gebied op Nederlands en Belgisch grondgebied.

Na de opmaak van de bodemkaart werden nog zones ontgrind en werden ontgrinde locaties opgevuld. In deze zones zijn de drainageklassen tevens veranderd.

Hieronder wordt een beschrijving gegeven van het voorkomen van de verschillende bodemsoorten in het studiegebied.

Het projectgebied is een langwerpige strook van ca. 12,5 ha, gelegen langs de Gemeenschappelijke Maas. Hierbinnen is het bodemprofiel gewijzigd door de ingreep van mens. De bodem wordt voornamelijk geclassificeerd als groeven. Centraal in het projectgebied, ter hoogte van een historische hoeve, wordt de bodem als bebouwde zones aangegeven, zoals voorgesteld in onderstaande illustratie.

Illustratie 8.1: Bodemtype Belgie (Geopunt, geraadpleegd op 14/12/2015)

Rondom het projectgebied, op Belgisch grondgebied, worden voornamelijk zandleemgronden aangetroffen. Zandleemgronden zijn voornamelijk het resultaat van alluviale afzettingen van de Maas.

De waterhuishouding wordt aangegeven met de drainageklasse. Deze informatie geeft inzicht in de ontwaterbaarheid van de bodem en de grondwaterstanden in zomer en winter. De volledige oppervlakte binnen het gebied bezit een goede drainering.

100% van het projectgebied bestaat uit bebouwd groeve of water. Rondom het projectgebied, op Belgische grond, worden de grond geclassificeerd als “luvisols” zoals aangegeven op onderstaande illustratie.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 67 - 10 februari 2017

Illustratie 8.2: WRB Reference Soil Groups 250k (Bodemverkenner, geraadpleegd op 14/12/2015)

Op Nederlands grondgebied is het classificatiesysteem verschillend maar komen vergelijkbare bodems voor.

8.4.3 Bodemstructuur en verdichtingsgevoeligheid

Een bodem met een goede structuur heeft grote poriën en hierdoor een lage dichtheid. Dit bevordert de beluchting, waterdoorlatendheid en worteldoordringbaarheid van de bodem. Als gevolg van betreding en bewerking wordt de bodem verstoord, verplaatst of gecompacteerd. Hierdoor kan de structuur gedeeltelijk of volledig worden vernietigd, waardoor het poriënvolume afneemt en de dichtheid toeneemt.

Drainagecapaciteit en vochtgehalte van de bodem zijn de meest kritische factoren die de reactie van de bodem op druk bepalen. Een droge bodem is sterker, een natte bodem is gevoeliger voor verdichting. Met toenemend vochtgehalte daalt de mechanische sterkte van de bodem. De daling van deze mechanische sterkte is meer uitgesproken naarmate het kleigehalte hoger is.

De bodemtextuur van de bovenste 30 cm is bepalend voor de gevoeligheid van de bodem voor verdichting.

Op basis van bovenstaande is een gevoeligheidstabel van de bodem voor verdichting samengesteld op basis van de textuur en de drainageklasse van de bodem (tabel 8.2). De gevoeligheid voor verdichting neemt toe van zand naar klei en van droog naar nat.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 68 - Definitief rapport

Tabel 8.2: Verdichtingsgevoeligheidsschaal op basis van textuur- en drainageklasse

drainageklasse Ï a b C d A D h i I e f g Textuur gevoeligheid verdichting

A H 3 4 6 6 6 7 8 8 7 8 9 L H 3 4 6 6 6 7 8 8 7 8 9 E ZH 3 5 7 7 7 8 9 9 8 9 10 U ZH 3 5 7 7 7 8 9 9 8 9 10 P M 0 1 3 5 5 5 6 7 7 6 7 8 S L 0 1 2 4 4 4 5 6 6 5 6 7 Z L 0 1 2 4 4 4 5 6 6 5 6 7 V ZH 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 Z: zand; S: lemig zand; P: lichte zandleem; A: leem; L: zandleem; E: klei; U: zware klei;V:veen a: zeer droog; b: droog; c: matig droog; d: matig nat; e: nat, met reductiehorizont; f: zeer nat met reductiehorizont; g: uiterst nat; h: nat zonder reductiehorizont; i: zeer nat zonder reductiehorizont; A: a+b+c+d; D: a+b. H: hoog; ZH: zeer hoog; M: matig: L: laag; 0: ongevoelig; 10: zeer gevoelig

BETREEDBAARHEIDSKLASSE B1: 0-2 onmiddellijk na regenval/vroeg voorjaar B2: 3-4 snel betreedbaar na regenval/voorjaar B3: 5-8 voldoende droogtijd in acht nemen B4: 9-10 niet betreedbaar met zware machines zonder schade

De tien gevoeligheidsklassen voor verdichting zijn vertaald naar vier klassen die de betreedbaarheid voor bewerking van de bodem aangeven na een regenbui of in het voorjaar. Bij een gevoeligheid van 0 tot 2 is de bodem vrijwel onmiddellijk betreedbaar na een regenbui of vroeg in het voorjaar. Bij een gevoeligheid van 3 tot 4 is enige wachttijd na een regenbui of in het voorjaar aangewezen. Bij een gevoeligheid van 5 tot 8 dient de bodem voldoende te zijn uitgedroogd vooraleer deze betreden kan worden. In het voorjaar dient eveneens langer te worden gewacht met bewerkingen/betreding. Een bodem met een gevoeligheid van 9-10 is zeer nat en droogt zeer traag op. Betreding dient te worden vermeden.

Aangezien de fysische ingrepen zoals graafwerkzaamheden, verplaatsen van dijklichamen, transport en andere activiteiten enkel op Belgisch grondgebied zullen plaatsvinden en in het kader van het project geen betreding zal zijn op Nederlands grondgebied, wordt deze inventarisatie van de verdichtingsgevoeligheid enkel toegepast op Belgisch grondgebied.

In het projectgebied komt voornamelijk zandleemgronden voor met een drainageklasse b. Uit de bovenstaande tabel kan dan worden afgeleid dat de gevoeligheid voor verdichting relatief hoog is. De gevoeligheid zal verhogen wanneer de grond nat is, bijvoorbeeld na een regenbui.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 69 - 10 februari 2017

8.4.4 Bodemgebruik

In het projectgebied is de bodem voornamelijk gebruikt als akkerbouw, bebouwd oppervlakte, weiland en waterplas ….

Onderstaande illustratie geeft een overzicht van het bodemgebruik in het gebied.

Illustratie 8.3: Bodembedekkingsbestand (Geopunt Vlaanderen, 09/12/2015)

8.4.5 Bodemkwaliteit

Het slib meegevoerd door de Maas is verontreinigd met zware metalen (voornamelijk cadmium, koper, lood en zink) en organische componenten (voornamelijk polyaromatische koolwaterstoffen of PAK’s). Door sedimentatie van dit verontreinigd slib in zomer- en winterbed is er diffuse verontreiniging aanwezig op de rivierbodem en in de alluviale bodems in de onmiddellijke omgeving van de rivier.

De oorsprong van de verontreinigingen is hoofdzakelijk gerelateerd aan de stroomopwaarts gelegen (historische) industriële activiteiten van winning en verwerking van steenkool en lood- en zinkertsen. De verontreinigingen hechten zich aan de zwevende stof in het Maaswater. Door bezinking bij lage afvoer wordt slib gevormd. Dit slib wordt losgewoeld en meegesleurd bij hoogwater en stroomafwaarts afgezet als de rivier het winterbed inneemt en de stroomsnelheid daalt.

Verder zijn de concentraties aan PAK’s en zware metalen ook van nature aanwezig en afkomstig van koolresten afgespoeld tijdens de vorming van de huidige Maas of nog uit de bovenloop van rivieren die uitmonden in de Maas.

In het projectgebied zijn onderzoek uitgevoerd de bodemkwaliteit na te gaan. In het kader van het grondverzet voor het Grensmaasproject is een VITO-studie uitgevoerd in

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 70 - Definitief rapport

2006: “concept voor gebiedsgericht beheerssysteem voor grondverzet in het rivierbed van de Gemeenschappelijke Maas in Vlaanderen”. Deze uitgebreide milieustudie werd opgesteld voor alle deelgebieden aan de Gemeenschappelijke Maas en dient toegepast te worden aan de geplande grondverzetwerken.

Een interpretatierapport “Uitvoeren van milieuhygiënisch onderzoek” werd opgesteld door Ecorem NV in het kader van een sedimentatie-onderzoek in het gebied Negenoord te Dilsen-Stokkem en de gebieden Hochterbampd en Herbricht te Lanaken langsheen de Gemeenschappelijke Maas. De meeste sedimentstalen en onderliggende bodemlaagstalen tonen verhoogde concentraties aan zware metalen en PAK’s aan.

In kader van de verlenging van de winterbed en de zomerbedverbreding in Houbenhof werd een technisch verslag opgesteld door Ecorem nv in 2013. In december 2015 werd een actualisatie van het technisch verslag opgesteld door ABO nv. Het projectgebied wordt beschouwd als een kadastrale werkzone. De meeste gronden binnen het Grensmaasproject worden met een code 920 geclassificeerd. Het betreft een worst- case benadering.

8.4.6 Erosie en sedimentatie

De topografie van het projectgebied is opgenomen op figuur 8-4.

Sedimentatie vindt plaats op locaties waar de stromingssnelheid van het water afneemt. Op plaatsen waar de Maas bij hoge afvoeren ruimte krijgt in het winterbed, zal het meegevoerde zwevende stof bezinken.

Binnen het winterbed kan, als gevolg van een grote ruimtelijke variabiliteit in lokale topografie, de sedimentatie sterk variëren.

De kwaliteit van het afgezette sediment langs de Maas hangt samen met de kwaliteit van de met het Maaswater aangevoerde zwevende stofdeeltjes.

De erosiegevoeligheidskaart van de Vlaamse gemeenten geeft voor elke gemeente in Vlaanderen de gemiddelde gevoeligheid voor erosie weer (status 2006). Het projectgebied is niet gelegen in een zeer weinig erosiegevoelig gemeente.

Zoals aangegeven op de potentiële bodemerosiekaart per perceel (figuur 8-2) wordt het projectgebied als gebied met medium tot verwaarloosbaar bodemerosie aangeduid. Tevens wordt minder dan 50% van het projectgebied opgenomen, volgens de watertoets, als erosiegevoelige gebieden .

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 71 - 10 februari 2017

Illustratie 8.4: Potentiële bodemerosiekaart per perceel (Geopunt Vlaanderen, geraadpleegd op 11/12/2015)

8.4.7 Diepere ondergrond

In de ondergrond bevindt zich een hoeveelheid toutvenant.

De af te graven hoeveelheid toutvenant in het projectgebied wordt geschat op maximum 26.000 m³.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 72 - Definitief rapport

8.5 Effectbespreking en –beoordeling

8.5.1 Aanlegfase: Wijziging bodemkwaliteit

Wijziging bodemkwaliteit als gevolg van grondverzet Bij de grondwerken voor verschillende ingrepen komt grond vrij. De grond wordt binnen het projectgebied volledig herbruikt. Er wordt geen grond afgevoerd buiten de kadastrale werkzone en gewerkt met een gesloten grondbalans, zoals beschreven in paragraaf 2.3.6.

Er wordt rekening gehouden met de VLAREBO-wetgeving die het gebruik van uitgegraven grond wettelijk regelt. Voor dit laatste wordt verwezen naar de relevante wetgeving, namelijk het hoofdstuk X van het VLAREBO ('Nadere regelen met betrekking tot het gebruik van uitgegraven bodem'). Aangezien bij de werken veel meer dan 250 m³ grond zal worden uitgegraven, is een technisch verslag reeds opgesteld (zie 8.4.5). Vrij gebruik van grond binnen één kadastrale werkzone is mogelijk mits toepassing van de voorschriften van het VITO-rapport “Concept voor een gebiedsgericht beheerssyteem voor grondverzet langs grote rivieren”. Alle afgegraven gronden in de deelgebieden kunnen vrij gebruikt worden als bodem binnen de kadastrale werkzone. Gelet de aanwezige verontreinigingen dient wel rekening gehouden te worden met volgend principe: de uitgegraven bodem wordt aangebracht onder de aanwezige leeflaag in de ontvangende zone. Hiermee blijft de leeflaag ter hoogte van de ontvangende zone onveranderd voor planten en levende organismen. Rekening houdend met potentiele blootstellingsrisico’s voor mens werd bij deze onderzoek beweiding door vee (bestemd voor de voedselketen) afgeraden.

Grondbalans De te vergraven gronden kunnen worden onderverdeeld in dekgrond en tout-venant:

Dekgrond : bovenste deel van de bodem bestaande uit hoofdzakelijk zandleem. De opbouw is tamelijk homogeen met mogelijk een kleine differentiatie in de bovenste meer organische teelaarde. De profielontwikkeling is beperkt tot afwezig, typisch voor alluviale gronden. Deze gronden worden gebruikt voor de dekgrondberging en worden afgedekt met grond uit de teellaag indien wordt voorgeschreven door de grondbank.

Tout-venant : deze laag bestaat uit grind en tussenliggende fijne fractie. Een gesloten grondbalans gegarandeerd zoals beschreven in paragraaf 2.3.6, er zal geen dekgrond het terrein verlaten: 0 m³ grond wordt buiten het projectgebied verplaatst. De grondbalans betreft een indicatieve raming.

De aanpassingen aan de winterdijk en de zomerdijk kunnen samengevat worden onder de volgende ingrepen (de figuren van de planingrepen opgenomen in hoofdstuk 2 geven deze stappen ruimtelijk weer): • Graafwerken voor afgraving zomerdijk; • Aanleg cunet, aanvullen erosiegaten oever/Maas; • Dekgronden ter hoogte van de nieuwe aan te leggen winterdijk tijdelijk opzij gezet; • Ophogingswerken met de uitgegraven grond

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 73 - 10 februari 2017

• Ophogingswerken met de uitgegraven grond thv de vaargeul en aanleg van de natte habitats.

De dekgronden en toutvenant die vrijkomen bij de oeverafschuining worden enerzijds maximaal herbruikt op de oeverlocatie en het overige materiaal wordt binnen het projectgebied verplaatst.

Gelet de gesloten grondbalans, de voorgestelde werken en rekening houdend met de voorschriften van het uitgevoerde technisch verslag is het effect de bodemkwaliteit tijdens de aanlegfase binnen het projectgebied als beperkt negatief beschouwd (-1).

8.5.2 Aanlegfase: wijziging bodemstructuur

Het vergraven en afvoeren van bodem en delfstoffen met zwaar materieel kan verdichting van de ondergrond veroorzaken. Dit kan aanleiding geven tot compactie in de bovenlaag van de bodem. Er zijn echter mitigerende maatregelen die kunnen genomen worden om het effect ervan zo maximaal mogelijk te beheersen (enkele voorbeelden: rijplaten, verminderde bandenspanning waardoor de afdruk van de banden vergroot en er een betere verdeling is van de druk over een groter oppervlak en dus minder druk per oppervlakte-eenheid, goed afgebakende werfwegen zodat bereden oppervlakte beperkt blijft, organisatie van de graafwerkzaamheden zodat de kraan en ander zwaar materiaal niet op de net vergraven en aangevulde gronden moet rijden).

Er wordt uitgegaan dat er voldoende maatregelen worden getroffen om eventuele verdichting te vermijden. Het opzij zetten en heraanvullen van de dekgronden binnen de kadastrale werkzone wordt met graafmachines en dumpers uitgevoerd.

De kans op bodemverdichting is het grootst in de zone waar het transport zal worden voorzien tijdens de aanlegfase.

Binnen het projectgebied zal er op de reeds bestaande toegangswegen en de cunet worden gereden, waardoor geen effect naar verdichting zal optreden (0).

8.5.3 Aanlegfase : wijziging bodemprofiel als gevolg van graafwerkzaamheden

Graafwerken in functie van de voorziene werkzaamheden brengen met zich mee dat het bodemprofiel op bepaalde plaatsen wordt verwijderd en op andere plaatsen wordt aangevuld.

Aangezien de bouwvoor/leeflaag (circa 30 cm) het meest vruchtbare gedeelte uitmaakt van de bodem, kan verwijdering ervan een negatief effect hebben op de bodemvruchtbaarheid. Er dient rekening gehouden te worden met de nabestemming. Een technisch verslag dient opgesteld en conform verklaard te worden door de grondbank voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Hierin wordt ook de behandeling van de leeflaag beschreven. Deze dient conform de voorschriften in het technisch verslag apart behandeld te worden.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 74 - Definitief rapport

Door vergraving zal de bodemstructuur wijzigen ter hoogte van de zomerdijk, bij de verlenging van de vaargeul en het aanleg van natte habitats. Er ontstaat door de oeververbreding en –afschuining een zachte langgerekte grindbank over deze oevers van het projectgebied. In een rivierbedding is bodemvorming wel steeds een dynamisch gegeven. Verwacht wordt dat de bodemstructuur door het dynamisch karakter van overstromingen steeds verder zal evolueren.

Bij de verlenging van de winterdijk worden de dekgronden tijdelijk opzij gezet vooraleer het nieuwe dijklichaam opgebouwd wordt met materiaal van de zomerbedverbreding (zie illustratie 2.15).

Aangezien de reeds bestaande dynamische processen bij de zomerdijk en doordat het bovenliggende, vrij homogene materiaal in de toplaag opnieuw in de toplaag van de eindafwerking wordt geplaatst, wordt het effect op het bodemprofiel als verwaarloosbaar beoordeeld (0).

8.5.4 Aanlegfase: wijziging bodemgebruik

Het bodemgebruik in de referentiesituatie werd bij de beschrijving van de referentiesituatie besproken. Door het uitvoeren van het project zullen bepaalde zones in het projectgebied door nieuwe functies worden ingenomen. Tijdens de aanlegfase zal het bodemgebruik wijzigen als gevolg van grondinname. De grond zal tijdelijk niet in gebruik zijn als landbouwgrond.

Dit gewijzigd gebruik stopt na het einde van de werken en is dus tijdelijk. Na de ingreepwerken zal het bestemmingstype landbouw blijven. Gelet het tijdelijk karakter van dit effect, wordt deze als verwaarloosbaar beoordeeld (0).

8.5.5 Aanlegfase: wijziging bodemvocht

De werkzaamheden zullen zodanig worden uitgevoerd dat de grondwaterstand niet wijzigt. Bij aanvulling met minder doorlatende materialen zal rekening houden worden met de natuurlijke gelaagdheid in het gebied.

De meer doorlatende lagen (grind) zullen niet worden afgesloten door aanvullingen met minder doorlatend materiaal dat deze lagen doorkruist. De oevers binnen het projectgebied worden trouwens zacht afgeschuind met een grindoever.

Er wordt geen effect verwacht aan de bodemvocht (0).

8.5.6 Aanlegfase: sedimentatie en erosie

Bij de aanlegfase zal ter hoogte van de locaties voorzien voor de aanleg van natte habitats tijdelijk sedimentatie plaats vinden gelet het aanbrengen van materiaal van de zomberbedverbreding onder de oppervlaktewaterspiegel.

Dit effect is slecht kwalitatief besproken. Er zal ter hoogte van deze zones tijdens de werken tijdelijk bijkomende sedimentatie plaats vinden omwille van het aanleveren van grond onder de watertafel met een beperkte opwelling van slib als gevolg. Dit effect wordt als beperkt negatief beschouwd (-1).

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 75 - 10 februari 2017

Daarnaast worden binnen de werkzaamheden van het project enkele erosiegaten opgevuld. Na verloop van tijd zullen deze gaten vermoedelijk opnieuw ontstaan als gevolg van de stroming in de Maas. De effecten zijn bijgevolg slechts beperkt positief.

Globaal genomen zal het effect op erosie en sedimentatie neutraal zijn.

8.5.7 Exploitatiefase: wijziging bodemkwaliteit

Wijziging bodemkwaliteit als gevolg van grondverzet Tijdens de exploitatiefase zullen geen werkzaamheden meer uitgevoerd worden. Er zijn geen activiteiten die dan verder een invloed hebben op de bodemkwaliteit.

Wijziging bodemkwaliteit door sedimentatie met verontreinigd slib De ingrepen zullen met zich meebrengen dat bepaalde gebieden frequenter onder invloed zullen staan van overstroming. Hierdoor zal in deze gebieden een gewijzigde sedimentatie van slib kunnen optreden. De met het slib geassocieerde verontreinigingen van zware metalen en organische verbindingen (PAK) zullen eveneens achterblijven op de bodem.

Dit is sterk afhankelijk van het steeds opnieuw aanvoeren en afvoeren van slib door de Maas. Hierbij speelt de kwaliteit van het Maaswater dus een belangrijke rol. De kwaliteit van het Maaswater verbetert langzaamaan en zal nog verder verbeteren door steeds meer zuivering en verbetering van lozingen stroomopwaarts op de Maas. Hierbij kan worden aangenomen dat met tijd ook de kwaliteit van het aangevoerde slib zal verbeteren.

Het effect op de bodemkwaliteit tijdens de exploitatiefase is globaal gezien neutraal (0).

8.5.8 Exploitatiefase : wijziging bodemstructuur

Tijdens de exploitatiefase zullen geen activiteiten plaatsvinden die een verdere invloed hebben op de bodemstructuur.

Het effect op de bodemstructuur tijdens de exploitatiefase is neutraal (0).

8.5.9 Exploitatiefase: wijziging bodemprofiel als gevolg van graafwerkzaamheden

De graafwerken uitgevoerd tijdens de aanlegfase hebben een permanent effect tijdens de exploitatiefase.

Verder zullen geen activiteiten plaats vinden die een mogelijk effect hebben op het bodemprofiel.

Het effect op het bodemprofiel tijdens de exploitatiefase is neutraal (0).

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 76 - Definitief rapport

8.5.10 Exploitatiefase: wijziging bodemgebruik

Het bodemgebruik in de referentiesituatie werd bij de beschrijving van de referentiesituatie besproken. Door het uitvoeren van het project zullen bepaalde zones in het projectgebied door nieuwe functies worden ingenomen.

Tijdens de aanlegfase zal het bodemgebruik tijdelijk wijzigen als gevolg van grondinname.

De natte weidegronden zullen op de plaats van de vergraving verdwijnen, maar deze worden op een andere locatie heraangelegd, waardoor er netto geen wijziging is.

Het globaal effect op bodemgebruik tijdens de exploitatiefase is neutraal (0)

8.5.11 Exploitatiefase: wijziging bodemvocht

Tijdens de aanlegfase worden de meer doorlatende lagen (grind) niet afgesloten door aanvullingen met minder doorlatend materiaal dat deze lagen doorkruist. Er zijn tijdens de exploitatiefase ook geen verdere wijzigingen aan de bodemvocht. Het effect is neutraal (0).

8.5.12 Exploitatiefase: Sedimentatie en erosie

Doordat de Maas ruimte krijgt in het winterbed als gevolg van de ingrepen zal het erosie- en sedimentatieregime wijzigen.

Processen van erosie en sedimentatie zijn noodzakelijk om de diepe insnijding te stoppen.

De mate waarin slib wordt afgezet is zowel afhankelijk van de hoeveelheid slib die door de Maas wordt getransporteerd, als de hydrologische condities.

De zomeroever wordt verlengd. Hierdoor wordt de plas actiever ingeschakeld in het Maassysteem en verlaagt hier de stroomsnelheid, met een verminderde erosie tot gevolg. Met de lagere snelheid zal de diepe erosiekuil (tot 13.00 mTAW) ter hoogte van Stevensweert kunnen opsedimenteren. De verbreding en verruiming van het zomerbed zorgt ook voor de creatie van een sedimentatiezone opwaarts de invaartgeul. Hierdoor zal deze langzamer opsedimenteren.

Uiteindelijk zal tijdens de exploitatiefase meer water via de plas van Vissenakker gestuurd worden naar het verlaagde terrein op rkm 63,0 (project randzones). Een overzicht van het uitgevoerde project op rkm 63,0 is opgenomen in bijlage 8-2.

Het effect wordt als beperkt positief geëvalueerd (+1)

8.6 Synthese

In tabel 8.3 is een samenvatting gegeven van de beoordeling van de verschillende effectgroepen binnen de discipline bodem.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 77 - 10 februari 2017

Tabel 8.3: Effectbeoordeling discipline Bodem

Effectgroepen Aanlegfase Exploitatiefase Wijziging bodemkwaliteit -1 0 Wijziging bodemstructuur 0 0 Wijziging bodemprofiel 0 0 Wijziging bodemgebruik 0 0 Wijziging bodemvocht 0 0 Sedimentatie en erosie 0 +1

8.7 Ontwikkelingsscenario’s

Aangezien voor de bodem de voornaamste effecten te maken hebben met de ingrepen waarbij grond vergraven wordt binnen het projectgebied, heeft de uitvoering van het project geen cumulatieve effecten op het merendeel van de effectgroepen binnen bodem.

Door het uitvoeren van zowel Vlaamse als Nederlandse projecten met betrekking tot de Gemeenschappelijke Maas, zal het veiligheidsniveau van de rivier verhogen ten opzichte van enkel een uitvoering van het gepland initiatief in het projectgebied. Cumulatieve effecten kunnen verwacht worden voor sedimentatie en erosie. Het uitvoeren van relatief eenvoudige ingrepen langs de Gemeenschappelijke Maas zal het stroomprofiel beïnvloeden en hiermee de effecten voor sedimentatie en erosie ook.

8.8 Grensoverschrijdende effecten (kwalitatief)

De voorziene werken zullen enkel op Belgische grond plaatsvinden. Aangezien voor de bodem de voornaamste effecten te maken hebben met de ingrepen waarbij grond vergraven wordt binnen het projectgebied, heeft de uitvoering van het project aan Nederlandse zijde geen effect op het merendeel van de effectgroepen binnen bodem, oa voor bodemkwaliteit, -structuur, - profiel, -gebruik en –vocht.

Met betrekking tot sedimentatie en erosie kunnen grensoverschrijdende effecten voortkomen. Aangezien de ingrepen ruimte aan de rivier zullen geven, zal als gevolg hiervan het sedimenatietransport licht wijzigen. Lokaal opsedimentering wordt verwacht ter hoogte van de invaartgeul en de diepe erosiekuil (Stevensweert). De ruimte aan de rivier zorgt tijdens hoge afvoeren (ca. kleiner dan 1.000 m3/s) voor een verminderde afvoersnelheid (bij deze evenementen) waardoor sedimentatie lokaal zal toenemen, en dit vooral ter hoogte van de diepe erosiekuil (Stevensweert) en opwaarts de invaartgeul.

Hierdoor zal er minder sedimentatietransport plaatsvinden verder stroomafwaarts richting Nederland. Dit effect is niet, gekwantificeerd in het kader van voorliggende ontheffing.

8.9 Leemten in de kennis

De kwaliteit van het maaswater en het daarmee samenhangend sediment is een aspect dat momenteel niet gekend is. Wij kunnen verwachten dat deze kwaliteit op termijn zal

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 78 - Definitief rapport

verbeteren aangezien het beleid ingezet is naar een goede ecologische kwaliteit gedreven door de Kader Richtlijn Water. Dit kan op dit ogenblik niet gekwantificeerd worden.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 79 - 10 februari 2017

9 DISCIPLINE WATER

9.1 Figuren

Figuur 9-1 Waterlopen in het studiegebied Figuur 9-2 Watertoetskaart Figuur 9-3 NOG- en ROG-gebieden Figuur 9-4 Grondwaterkwaliteitsmetingen

Bijlage 9-1 Water- en grondwaterkwaliteitsmetingen

9.2 Effectgroepen

De beschouwde effectengroepen voor de discipline water zijn: • Wijziging van het oppervlaktesysteem; • Wijziging van het oppervlaktewaterpeil; • Wijziging van het afvoerdebiet; • Wijziging overstromingsfrequentie; • Wijziging waterkwaliteit.

9.3 Afbakening studiegebied

Voor de discipline Water (oppervlaktewater) wordt het studiegebied afgebakend als de zone waarbinnen de effecten van de rivierkundige ingrepen ter beperking van overstromingen plaats vinden. Het gaat om rivierkilometer (rkm) 60,7 – 62,1 van de Grensmaas en de aangrenzende Maasplas.

Het studiegebied is weergegeven op figuur 7-1..

9.4 Beschrijving referentiesituatie

9.4.1 Oppervlakte water

Oppervlakte water In het studiegebied bevinden zich de volgende waterpartijen die de Maasplas vormen: Koole Greent, Vissen Akker en Daler Oe. Het oppervlaktewater beslaat ongeveer 290 ha. De Maasplas wordt omsloten door waterlopen (zie figuur 9-1). De plas grenst aan de Maas (bevaarbare waterloop). Ten zuiden bevindt zich de Abeek (1 ste categorie) en ten westen de Witbeek (2 de categorie).

Doorheen het natuurgebied, Vijverbroek, loopt de Raambeek (2 de categorie). Ten noorden van het Vijverbroek, op de grens met Nederland, loopt de Itterbeek (1 e categorie).

Overstromingen De kaart met NOG- en ROG-gebieden is weergegeven in figuur 9-3.Een deel van het projectgebied is gelegen in van nature overstroombaar gebied (NOG). Bijna het volledige projectgebied is bovendien recent overstroomd (ROG) geweest.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 80 - Definitief rapport

Illustratie 9.1: Van nature overstroombare gebieden [waterloop], (Geopunt Vlaanderen, geraadpleegd op 12/2015)

Illustratie 9.2: Recent overstroomd gebied (Geopunt Vlaanderen, geraadpleegd 12/2015)

Uit de watertoetskaart, weergegeven in figuur 9-2, blijkt eveneens de overstromingsgevoeligheid van het gebied. Bijna het volledige projectgebied is volgens de watertoetskaart gelegen in effectief overstromingsgevoelig gebied.

Het gehele projectgebied is aangeduid als een risicozone voor overstromingen. Deze afbakening is gebaseerd op overstromingen die plaatsgevonden hebben tussen 1993 en 1995. Op de risicokaart voor overstromingen, wordt, als opmerking, aangegeven dat de situatie sindsdien verbeterd is door uitvoering van het Maasdijkenplan. De hoogte van de winterdijken en ringdijken is dusdanig dat overstromingen over de ringdijken slechts voorkomen om de 115 jaar.

Oppervlaktewaterkwaliteit De waterkwaliteit van de waterlopen en plassen wordt beschreven aan de hand van gegevens van de VMM. De beschouwde VMM-meetpunten zijn gelegen op de Witbeek, de Abeek, de Maas en in de Vissen Akker. Deze zijn aangeduid op figuur 9-4.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 81 - 10 februari 2017

Meetpunt 125000 is gelegen op de Abeek, meetpunten 122050 en 121550 zijn gelegen in de Daler Oe, meetpunt 121200 in de Vissen Akker en meetpunt 11700 op de Witbeek. De gegevens van de meetpunten zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 9.1 Waterkwaliteit VMM-meetpunten

Norm* voor Meetpunt Meetpunt Meetpunt Meetpunt Meetpunt Meetpunt Parameter Eenheid basiswater- 125000 121500 122050 121550 122040 121200 kwaliteit Datum 02/12/2015 03/08/2015 12/12/2013 05/12/2015 21/10/2015 09/09/2013 - - O-PO4 0,13 0,013 0,088 0,028 0,212 0,03 mgP/L <0,3 EC20 238 413 459 439 527 492 µS/cm <1000

O2 8 13,9 11,3 11,2 9,8 9 mg/L ≥5 ZS 29 - - 3,6 <1,6 - mg/L <50

O2 verz 70 161 93 90 91 97 % - - NO 3 + - 3,156 6,637 3,549 2,44 3,685 2,57 mgN/L <10 NO 2 P t 0,44 <0,1 0,11 0,07 - 0,07 mgP/L ≤0,3 (gem)

CZV 37 - 11 17 9 - mgO 2/L <30 Cl- 28 - 38 39 47 45 mg/L <200 pH 7 8,7 7,9 8,1 7,6 8,1 - 6,5 ≤pH ≤8,5 KjN <1 <1 <0,5 <0,5 0,45 <1,5 mgN/L <6 T° 9,7 22,3 7,3 6,3 12,4 19,3 °C ≤25 BZV5 - - - <1 - mgO2/L 6 + NH 4 0,28 - <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 mgN/ <1 (gem) Prati- 1,37 1,46 0,45 0,87 0,88 - - - index (2015) (2015) (2013) (2013) (2013) BBI- 9 (2013) 6 (1997) 9 (2015) 7 (2014) - 6 (2014) - index *Vet: overschrijding van de norm

De Prati-index bepaalt de verontreiniging rekening houdend met het zuurstofgehalte in het water. Volgens de prati-index zijn de waterlopen en plassen in en rondom het studiegebied aanvaardbaar tot niet verontreinigd. Daarnaast bepaalt de BBI-index de kwaliteit van het water aan de hand van soorten en aantal macro-invertebraten. Volgens de BBI-index is de waterkwaliteit matig tot goed en zelfs zeer goed in de Maas en de Witbeek.

In 2006 en 2007 hebben verschillende werken (zandwinningen, grinddepots en grondverzet) plaats gevonden die een mogelijke invloed hebben op de kwaliteit van de plas door de tijdelijke vertroebeling van de plas.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 82 - Definitief rapport

Bodemhoogte De bodem van de Maas bevindt zich binnen het projectgebied op een hoogte tussen 20 en meer dan 13 mTAW. Het bodemprofiel is onregelmatig.

Illustratie 9.3: Bodemhoogte – huidige situatie (Rivierkundige haalbaarheidsstudie “Opheffen van de resterende flessenhalzen”, Arcadis 2013)

Ter hoogte van de Plas worden grind- en zandwinningen uitgevoerd. Deze zorgen voor een constante evolutie van de bodemhoogte.

Waterpeil en debieten Het debiet en het peil van de Maas worden op verschillende locaties opgemeten. De gegevens van de debietmeter in Maaseik (België) en de peilmeter in Stevensweert (Nederland) zijn geraadpleegd voor het studiegebied.

Het debiet van de Maas schommelt tussen ca. 20 m³/s in de zomer en minder dan 1.000 m³/s in de winter (metingen tussen 12/2013 en 12/2015 – waterinfo.be). Tijdens hoogwaters kunnen de piekdebieten hoger liggen tot 2.140 m³/s.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 83 - 10 februari 2017

Illustratie 9.4: Maasdebiet – meting Maaseik (Waterinfo.be, 17/12/2015)

Illustratie 9.5: Waterpeil – peilmeter Stevensweert (waterinfo.be, 17/12/2015)

De dijken langs Belgische zijde zijn zo ontworpen dat de overstroming bij een hoogwatergolf van 3.000 m³/s, met een retourperiode van 1/150 per jaar, bepaald meer stroomopwaarts (in Eisden), binnen de winterbedding blijft. Ter hoogte van Stevensweert is de hoogwatergolf sowieso lager.

Tot slot kan nog vermeld worden dat de Maas water uitwisselt met het grondwatersysteem. Gedurende het grootste deel van het jaar draineert de Maas het naastliggend gebied.

Tijdens de hoogwaterperiodes kan de Maas echter debieten tot 140 m³/s infiltreren. Dit heeft te maken met de geologische opbouw (zie 8.4.1).

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 84 - Definitief rapport

9.4.2 Grondwater

Kwetsbaarheid grondwater De kwetsbaarheid van het grondwater wordt bepaald aan de hand van verschillende factoren. Het betreft: • de omvang en aard van de deklaag • de omvang en aard van de watervoerende laag

De kwetsbaarheidskaarten geven de risicograad van verontreiniging van het grondwater in de bovenste watervoerende laag door stoffen die van op de bodem in de grond dringen weer.

Illustratie 9.6: Grondwaterkwetsbaarheidskaart (Geopunt Vlaanderen, geraadpleegd op 21/12/2015)

Het studiegebied is aangeduid op een locatie waar het grondwater uiterst kwetsbaar (Ba1) is voor verontreiniging. Het betreft een grindlaag als watervoerende laag met een deklaag die minder dik is dan 5m of zandig is en een onverzadigde zone kleiner dan 10m. De zones die ontgonnen zijn en achteraf aangevuld, bestaan uit zand met dekgrond. De kwetsbaarheid van het grondwater is in deze zones minder groot. Behoudens een landstrook langs de Maas, betreffen quasi alle landzones in het projectgebied dergelijke ontgonnen en heraangevulde terreinen.

Een deel van het projectgebied is ook aangeduid als infiltratiegevoelig (watertoetskaart).

Grondwaterkwaliteit De grondwaterkwaliteit is afgeleid van de gegevens beschikbaar uit DOV. Voor verschillende peilbuizen zijn analyses beschikbaar van de grondwaterkwaliteit. De peilputten 7-0362 en 922/22/23 zijn de dichtstbijzijnde peilbuizen gelegen op respectievelijk 1,9 ten noorden en 2,8 km ten zuidwesten. In de eerste is één analyse beschikbaar, namelijk in 2006. De andere peilbuis wordt sedert 2004 twee- tot viermaal

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 85 - 10 februari 2017

per jaar de kwaliteit geanalyseerd en dit in alle filters (3). De resultaten zijn weergegeven in bijlage 9-1.

Algemeen bevatten de sedimenten van de watervoerende laag in het studiegebied weinig tot geen kalk. Dit beïnvloedt in grote mate de samenstelling van het grondwater. Zowel de grindafzettingen als de onderliggende zanden hebben een lage pH-waarde, wat wijst op zuur grondwater. Ook de totale hardheid is vrij laag door het volledige gebrek aan kalk in de sedimenten. Nochtans behoren de onderliggende zanden volgens de Stuyfzandclassificatie tot een CaHCO 3-type. Dit wordt veroorzaakt door het kalkrijke water dat in het voedingsgebied aanwezig is. Volgens de Stuyfzandclassificatie kan voor de grindafzettingen geen specifiek type aangeduid worden. Het type is afhankelijk van de aanwezigheid van infiltrerend regenwater, het al dan niet aanwezig zijn van een deklaag en verder menselijke activiteiten.

Grondwaterpeil In de omgeving van het studiegebied zijn de volgende evaluaties uitgevoerd mbt het grondwaterpeil: • “Ecohydrologische systeemstudie Grensmaas: Deelgebied Vijverbroek” (Severeyns et al. 2003); • Evaluatierapport – voortgangsrapport ikv milieuvergunning voor ontginning en heraanvulling van de Boterakker (1993-2007).

Deze evaluaties zijn uitgevoerd om de invloed van grindwinningen na te gaan op de waterstand in de omgeving. Er zijn zo peilgegevens beschikbaar van 1993 tot 2007. In het laatste voortgangsrapport en op basis van de beschikbare meetreeks kon niet vastgesteld worden dat de wijzigingen in grondwaterstand in het Vijverbroek gerelateerd zouden zijn aan de ontginningsactiviteiten.

9.5 Effectbespreking en –beoordeling

De voorziene ingrepen zijn bepaald aan de hand van de Rivierkundige haalbaarheidsstudie “opheffen van resterende flessenhalzen” ontwikkeld voor de Gemeenschappelijke Maas door Arcadis, in opdracht van nv De Scheepvaart.

Het oppervlaktewatermodel is opgesteld met behulp van het programma WAQUA 5. Het model werd in het kader van de 1 ste fase van de studie opgebouwd en gekalibreerd. Voor het detail hiervan wordt verwezen naar het eindrapport dd. 31/01/2013.

De effecten van de ingrepen voorzien in het studiegebied zijn besproken aan de hand van de resultaten van het oppervlaktewatermodel. De verandering van het afvoerdebiet

5 WAQUA is een in opdracht van Rijkswaterstaat ontwikkeld programma voor het uitvoeren van hydraulische simulaties. Het wordt gebruikt voor twee- en driedimensionale hydrodynamische en waterkwaliteitssimulaties van goed gemengde riviermondingen, kustzeeën en rivieren. Het programma kan de waterbeweging berekenen van geografische gebieden die niet noodzakelijk rechthoekig hoeven te zijn. De gebieden kunnen begrensd zijn door gesloten (land/dijken) of open randen. Op de open randen kunnen waterstanden, snelheden en gedistribueerde debieten en snelheden worden opgegeven. In een WAQUA-model kunnen bronnen worden gedefinieerd, zoals rivieren of debieten, intergetijdegebieden, eilanden en dammen, beweegbare waterkeringen, sluizen of overlaten.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 86 - Definitief rapport

en -peil in normale omstandigheden en bij hoogwater zijn in het model bepaald. Ook de stroomsnelheden in de waterloop werden berekend.

9.5.1 Aanlegfase

Tijdens de werken worden tijdelijke verwaarloosbare effecten (0) verwacht op het oppervlaktesysteem, het oppervlaktewaterpeil, het afvoerdebiet gelet de voorziene werken “in den droge”. Aangezien er geen bemaling voorzien is, en het oppervlaktewaterpeil niet zal wijzigen in de aanlegfase, zal er ook geen peilwijziging optreden in het grondwater. Ook voor het grondwaterpeil is het effect neutraal (0).

Met betrekking tot de oppervlaktewaterkwaliteit, wordt tijdens de aanlegfase tijdelijke vertroebeling veroorzaakt ter hoogte van de ingrepen aan zijde van de plas: bij de verlenging van de vaargeul en bij de aanleg van de natte habitats. Bij het plaatsen van de overdragen gronden zal het water in de plas lokaal vertroebelen (turbiditeit door zwevende deeltjes, zand-, leem- en slibdeeltjes). De aard van de werkzaamheden bepaalt de grootte van vertroebeling. De verschillende zwevende fracties zullen geleidelijk naar de bodem zakken. De vertroebeling is echter tijdelijk. Het effect wordt als beperkt negatief en tijdelijk beschouwd (-1t).

Er wordt beperkt effect van vertroebeling verwacht in de Maas tijdens de aanlegfase. Het grootste deel van de graafwerken zal boven de waterlijn gebeuren, wanneer de Maas voldoende laag staat. Voor de periode waar onder water gegraven wordt zal de vertroebeling beperkt blijven.

9.5.2 Exploitatiefase

Wijziging oppervlaktewatersysteem, oppervlaktewaterpeil, afvoerdebiet en overstromingsfrequentie De ingrepen voorzien in Geistingen (FHL8) zorgen voor een waterstandverlagende effect. De effecten van de ingrepen (bij het voorkeursalternatief VKA) zijn voorgesteld op onderstaande illustratie.

Alle illustraties komen uit de studie “Gemeenschappelijke Maas: Rivierkundige haalbaarheidsstudie “Opheffen van resterende flessenhalzen””, Arcadis, 2013. De berekeningen van de huidige situatie bevatten de toestand van de Gemeenschappelijke Maas van midden 2012. De berekeningen voor het gepland initiatief (VKA HS) omvat de ingrepen Herbricht, Kotem, Maaswinkel-Mazenhoven, Leut-Meeswijk, Booien-Veurzen, Heppeneert, Heerenlaak, Geistingen en aan Nederlandse zijde Urmond, BOB Berg en Grevenbicht.

De berekende effecten zijn steeds de cumulatieve effecten van al deze ingrepen. In de omgeving van de ingrepen zal de meest nabije ingreep echter het grootste effect hebben.

De effecten op de waterstandsniveau zijn getoond ten opzichte van de huidige situatie (HS). Deze figuur representeert de beoogde eindsituatie van de gehele haalbaarheidsstudie (tijdvenster 2025~2030). De waterstandsdaling ter hoogte van Geistingen/Stevensweert (FHL8) bedraagt ca. 0,50 m. Gezien de beperktere uitgraving die zal plaatsvinden dan in het doorgerekende plan, zal de daling iets beperkter zijn. Het

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 87 - 10 februari 2017

verloren volume wordt elders gewonnen door het baggeren voor onderhoudswerken. Deze werken zijn niet MER-plichtig en dus niet opgenomen in deze ontheffing. De totale verlaging zal bijgevolg nog steeds 50 cm bedragen.

0,4 FHL1 FHL2-I FHL3-I FHL4-I FHL5-II FHL6-II FHL7-II FHL8 0,2 BOB Urmond Grevenbicht 0,0

-0,2

-0,4

-0,6

-0,8

-1,0

-1,2

-1,4

-1,6 AO - HS

-1,8 VKA(AO) - HS

Waterstandsverschil (m) Waterstandsverschil -2,0

-2,2

-2,4

-2,6

-2,8 Julianakanaal Julianakanaal Eijsden - St.Pieter Borgharen-dorp Lanaken-Smeermaas Uikhoven Elsloo Eisden- Mazenhoven Meeswijk veer Negenoord Dilsen-Rotem Grevenbicht Maaseik Stevensweert Heel-boven -3,0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Rivierkilometers Maas

Illustratie 9.7: Waterstandseffecten van het VKA (in AO) in de rivieras ten opzichte van het HS-model en het AO-model (piekafvoer 3275 m3/s) (Arcadis, 2013)

Verder veroorzaakt de voorziene ingreep ook een verlaging van de stroomsnelheden rondom het knelpunt tussen de Houbenhof en Stevensweert.

6,0 FHL3-I FHL4-I FHL5-II FHL6-II FHL7-II FHL8

BOB 5,0 Urmond Grevenbicht HS

AO

VKA(AO) 4,0

3,0 Stroomsnelheid (m/s) Stroomsnelheid

2,0

1,0 Meeswijk veer Meeswijk Negenoord Dilsen-Rotem Grevenbicht Maaseik Stevensweert 0,0 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 Rivierkilometers Maas

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 88 - Definitief rapport

Illustratie 9.8: Maximale stroomsnelheden in de rivieras bij het VKA (in AO), vergeleken met die van het HS-model en het AO-model (piekafvoer 3275 m3/s): traject Mazenhoven - Geistingen

Het doel van deze ingrepen is om het veiligheidsniveau van de rivier door eenvoudige ingrepen te verhogen. Dit doel wordt behaald met de combinatie van de bovenvermelde effecten. In het algemeen, en gelet de aard van de werken, wordt het effect op discipline water (oppervlaktewater) als beperkt positief beschouwd (+1).

Grondwaterpeil Als gevolg van de werkzaamheden is er een daling van het oppervlaktepeil van 50 cm bij hoogwater. De infiltratie en drainage-eigenschappen van de bodem zullen niet wijzigen aangezien de gelaagdheid gerespecteerd blijft bij de aanvullingen. Onafhankelijk van het peil zal de infiltratieflux bij hoog water dus steeds zeer hoog blijven. De effecten op het grondwaterpeil zullen daarom te verwaarlozen zijn.

Wijziging waterkwaliteit Met betrekking tot de oppervlaktewaterkwaliteit wordt kwalitatief nagegaan of er mogelijke effecten te verwachten zijn. Gezien de werken betrekking hebben op de winterdijk en zomerdijk die reeds in het verleden en ook in de toekomst overstroomd zullen worden, zijn er geen significante effecten verwacht op de kwaliteit in de Maas.

Verder gelet het grondwaterniveau, de vastgestelde verontreinigingen beschreven in het technisch verslag en de voorgestelde voorschriften (leeflaag steeds behouden binnen het projectgebied) worden geen wijzigingen verwacht een de grondwaterkwaliteit binnen het projectgebied.

Er wordt geen significant effect verwacht op de waterkwaliteit binnen het projectgebied (0).

Structuurkwaliteit Langsheen de dijk, onder waterpeil worden de harde breukstenen en betonplaten langsheen de dijk verwijderd en wordt deze afgewerkt met toutvenant. Dit komt de structuurkwaliteit van de Maas ten goede.

9.6 Synthese

In tabel 9.2 is een samenvatting gegeven van de beoordeling van de verschillende effectgroepen binnen de discipline water.

Tabel 9.2: Effectbeoordeling discipline Water

Effectgroepen Aanlegfase Exploitatiefase Oppervlaktesysteem, oppervlaktewaterpeil 0 +1 Afvoerdebiet, overstromingsfrequentie Grondwaterpeil 0 0 Waterkwaliteit (Oppervlakte- en grond-) -1t 0

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 89 - 10 februari 2017

9.7 Ontwikkelingsscenario’s

Er zijn langs de Gemeenschappelijke Maas verschillende projecten voorzien die ruimte scheppen voor de rivier (autonome ontwikkeling). Al deze projecten zorgen immers voor meer rivierveiligheid. De uitvoering van dit project zal een positief effect hebben op de rivierveiligheid en de efficiëntie van de toekomstige projecten.

9.8 Grensoverschrijdende effecten

Met betrekking tot de grensoverschrijdende effecten, door het uitvoeren van zowel Vlaamse als Nederlandse projecten op de Gemeenschappelijke Maas, zal het veiligheidsniveau van de rivier verhogen ten opzichte van enkel een uitvoering van het gepland initiatief in het projectgebied. De verhoging van het veiligheidsniveau wordt ook aan de Nederlandse zijde van de Gemeenschappelijke Maas verwacht.

9.9 Leemten in de kennis

De kwaliteit van het maaswater en daarmee samenhangend de sedimenten is een aspect dat momenteel niet gekend is. Wij kunnen verwachten dat deze kwaliteit op termijn zal verbeteren aangezien het beleid ingezet is naar een goede ecologische kwaliteit gedreven door de Kader Richtlijn Water. Dit kan op dit ogenblik niet gekwantificeerd worden.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 90 - Definitief rapport

10 DISCIPLINE FAUNA EN FLORA

10.1 Figuren

Figuur 10-1: Beschermingszones natuur Figuur 10-2: Waardering volgens de biologische waarderingskaart Figuur 10-3: Indicatief voorkomen van habitats (BWK versie 2016)

Bijlage 10-1: Punttellingen Natuurpunt studie (waarnemingen.be)

10.2 Effectgroepen

De beschouwde effectgroepen voor de discipline Fauna en flora zijn: • Wijziging of vernietiging ecotoop in de aanlegfase; • Rustverstoring fauna in de aanlegfase; • Versnippering en barrièrewerking in de aanlegfase; • Wijziging vegetatie na ingrepen (exploitatiefase); • Rustverstoring fauna in de exploitatiefase; • Wijziging fauna ten gevolge van habitatwijziging in de exploitatiefase • Versnippering en barrièrewerking in de exploitatiefase

10.3 Afbakening studiegebied

Het studiegebied voor de discipline Fauna en flora omvat de gehele landtong Houbenhof.

Aangezien flora en fauna bovendien beïnvloed kunnen worden door wijzigingen in de waterhuishouding, wordt het studiegebied uitgebreid met de zones waarin wijzigingen van deze aspecten verwacht worden. Deze worden overgenomen uit de discipline Water.

Voor de aspecten van verstoring voor fauna wordt het studiegebied eveneens uitgebreid met de zones waarin visuele hinder en/of een verhoogd geluidsniveau kunnen optreden in de aanlegfase of exploitatiefase. Deze worden overgenomen uit de discipline Geluid en trillingen.

Concreet wordt als studiegebied een zone genomen van circa 1 km rondom het projectgebied. Het studiegebied wordt weergegeven in figuur 7-1.

10.4 Beschrijving referentiesituatie

10.4.1 Beschermingszones

Het projectgebied is niet in Speciale beschermingszone, SBZ, gelegen. Ten noorden van het projectgebied, aan de overkant van de vaargeul, ligt het habitatrichtlijngebied ‘Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek’ (BE2200037). Dit gebied is 778 ha groot en bestaat uit twaalf deelgebieden verspreid over de Maasvallei. Het deelgebied waarvan sprake is, is het deelgebied 11 ‘Boterakker’ met een grootte van 166,149 ha (illustratie 10.1).

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 91 - 10 februari 2017

Illustratie 10.1: Deelgebieden van SBZ BE2200037 met aanduiding 'Boterakker'

In tabel 10.1 zijn de aangemelde habitats voor het SBZ-H weergegeven en in tabel 10.2 de aangemelde soorten uit het aanwijzingsbesluit van de Vlaamse Regering.

Tabel 10.1: Overzicht van de habitats op basis waarvan SBZ BE 2200037 is aangeduid (*:prioritair habitat)

Code Naam habitat

3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition

Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het 3260 Callitricho-Batrachion

3270 Rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodietum rubri p.p. en Bidention p.p.

6120* Kalkminnend grasland op dorre zandbodem

6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones

6510 Laaggelegen, schraal hooiland ( Alopecurus pratensis , Sanguisorba officinalis )

7140 Overgangs- en trilveen

Sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen behorend tot het 9160 Carpinion-betuli

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 92 - Definitief rapport

Code Naam habitat

3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition

Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het 3260 Callitricho-Batrachion

3270 Rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodietum rubri p.p. en Bidention p.p.

6120* Kalkminnend grasland op dorre zandbodem

6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones

91E0 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)

rbbhf Moerasspirearuigte met graslandkenmerken

Gemengde oeverformaties met Quercus robur, Ulmus laevis en Ulmus minor, Fraxinus excelsior of 91F0 Fraxinus angustifolia, langs de grote rivieren (Ulmenion minoris)

Tabel 10.2: Aangemelde soorten in SBZ BE 2200037 (in grijs de soorten die in het deelgebied 11 voorkomen)

Benaming Rhodeus sericeus - Bittervoorn Castor fiber - Europese bever Triturus cristatus - Kamsalamander Cobitis taenia - Kleine modderkruiper Lutra lutra – Otter Gomphus flavipes - Rivierrombout Cottus gobio* - Rivierdonderpad Hyla arborea - Boomkikker Rana lesson - Poelkikker Crex crex – Kwartelkoning * Recent is ontdekt dat de soort bestaat uit twee soorten: C. perifretum (rivierdonderpad) en C. rhenanus (beekdonderpad). In de Grensmaas komt de Cottus perifretum voor. De doelstellingen zijn opgemaakt voor Cottus perifretum.

Vogelrichtlijngebied Vlaanderen BE2221314 Op ongeveer 1,5 km ten noorden van het projectgebied ligt het vogelrichtlijngebied ‘Hamonterheide, Hageven, Buitenheide, Stamprooierbroek en Mariahof’ (figuur 10-1). Gezien de aard van het gebied 6 en de grote afstand tot het projectgebied wordt het vogelrichtlijngebied niet meegenomen in de beoordeling.

Important Bird Area (IBA)

6 De habitats die in het vogelrichtlijngebied voorkomen zijn: akkers, intensieve graasweiden, stadsparken en tuinen, artificiële landschappen, heide, struikgewas en bossen, alluviaal en zeer nat bos.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 93 - 10 februari 2017

De Grensmaas is een belangrijk overwinteringsgebied voor Tafeleend ( Aythya ferina). Aangezien men hier regelmatig meer dan 1% van de biogeografische populatie aantreft, komt de Grensmaas in aanmerking als IBA (BE024) (figuur 10-1).

Omdat de populaties van de soorten watervogels gebruik maken van het complex van waterplassen in de Maasvallei, eerder dan van één enkele plas, wordt voor de relevante vogelsoorten het complex van waterplassen in de Maasvallei en de situatie over de rijksgrens mee beschreven.

Habitatrichtlijngebied Nederland NL9801075 In het projectgebied is geen SBZ gelegen, maar wel aan de overzijde van de Maas. Het SBZ-H ‘Grensmaas’ (NL9801075) is 301 ha groot en omvat naast de loop van de rivier zelf met de rechteroever, ook de plassen en uiterwaarden Molensteen, Visvijver en Koningssteen (figuur 10-1). Het definitieve aanwijzingsbesluit door het ministerie van LNV is in januari-februari 2010 goedgekeurd en er werd ook een beheerplan opgesteld (periode 2009-2015).

In tabel 10.3 zijn de aangemelde habitats voor het SBZ-H weergegeven en in tabel 10.4 de aangemelde soorten.

Tabel 10.3:Aanwezige habitattypen in het habitatrichtlijngebied Grensmaas (NL9801075) volgens de landelijke vegetatiedatabank

Code Aantal Naam habitat Periode habitat opnames Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of 3150 (1996) 4 Hydrocharition Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het 3260B (1996) 16 Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion (subtype B) Rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodietum 3270 (1995 - 1999) 32 rubri p.p. en Bidention p.p. Laaggelegen schraal hooiland ( Alopecurus pratensis , Sanguisorba 6510A (1997) 58 officinalis ) (subtype A) *Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, 91E0A (1997 - 2006) 14 Alnion incanae, Salicion albae) (subtype A) totaal aantal opnamen toegewezen aan habitattypen 124

Tabel 10.4: Aangemelde soorten voor het habitatrichtlijngebied Grensmaas (NL9801075)

Soorten 1099 Lampetra fluviatilis - Rivierprik 1106 Salmo salar - Zalm 1163 Cottus gobio - Rivierdonderpad 1337 Castor fiber - Bever 1037 Ophiogomphus cecilia - Gaffellibel

VEN-gebieden

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 94 - Definitief rapport

In het projectgebied is geen VEN-gebied gelegen, maar wel ten noorden ervan, aan de overzijde van de vaargeul. Deels overlappend met het habitatrichtlijngebied ligt het VEN ‘De Grensmaas Noord’ (code 416), zie figuur 10-1.

Natuurreservaten In het studiegebied zijn geen erkende reservaten gelegen volgens geopunt-kaart ‘Natuurreservaten’ (www.geopunt.be, laatst geraadpleegd op 30/11/2015). Ten noorden, aan de overzijde van de vaargeul, ligt niettemin het natuurreservaat ‘Dal van de Grensmaas’ wat beheerd wordt door Limburgs Landschap vzw (figuur 10-1). Aan de Nederlandse zijde is de bedding van de Grensmaas in beheer en eigendom bij het Ministerie van V&W (RWS Limburg)/Ministerie van Financiën (Domeinen). Na uitvoering van het Grensmaasproject zullen de riviernatuurgebieden beheerd worden door Natuurmonumenten.

10.4.2 Beschrijving vegetatie

Voor de beschrijving van de vegetatie werd het gebied Houbenhof opgedeeld in deelgebieden, waar de verschillende deelprojecten zullen plaatsvinden. Deze deelprojecten zijn: 1: ‘Zomerbedverbreding + verlenging vaargeul’, 2: ‘Verlenging winterdijk’, 3: ‘Verplaatsing keerlus’ en 4: ‘’Natte natuur’. Met ‘Totaal Houbenhof’ wordt de totale oppervlakte van Houbenhof en het projectgebied bedoeld. Op illustratie 10.2 is een overzicht van deze deelgebieden gegeven.

Illustratie 10.2: Overzicht deelgebieden Houbenhof voor discipline Fauna en flora

Evaluatie Biologische Waarderingskaart (BWK) De waardering volgens de Biologische Waarderingskaart (BWK versie 2016) is weergegeven in figuur 10.2. Een overzicht van de biologische waardering van de vegetaties in de deelprojectgebieden en op heel Houbenhof is weergegeven in. tabel 10.5.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 95 - 10 februari 2017

Tabel 10.5: Biologische waardering van de vegetaties op Houbenhof

Oppervlakte in deelgebied (ha)

Totaal Biologische waardering 1 2 3 4 5 - Overig Houbenhof m Matig waardevol 0,71 0,08 0 0 0,83 1,62

Complex van matig waardevolle mw 0,60 0,16 0 0,24 1,31 2,31 met waardevolle elementen w Waardevol 0,09 1,31 0,78 0,16 18,98 21,31 z Zeer waardevol 1,79 0,02 0,51 0 1,26 3,58

Totaal 28,82

Volgens de GIS-analyse is 86% van de vegetaties binnen het Houbenhof aangeduid als biologisch waardevol of zeer waardevol (BWK-codes w en z). De zeer waardevolle ecotopen liggen voornamelijk op de oeverstroken langs de Maas (mesofiel hooiland, hu). De biologisch waardevolle zone wordt gevormd door een nat soortenrijk permanent cultuurgrasland met uitgesproken microreliëf (hpr+). Volgens de BWK-kartering komen er ook een houtkant (kh-), talud (kt) en veedrinkpoel (kn-) voor. De Maasplas is aangeduid als een complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen.

Het gebied de Beekbeemden, ten noorden van het projectgebied, is aangeduid als biologisch zeer waardevol met moerasspirearuigte met poelruit (hft-), vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem (sf-) en mesofiel hooiland (hu-). In de noordelijke tip van landtong Steenberg komt biologisch minder waardevolle ruigte of pioniersvegetatie voor.

Habitats Van de BWK werd een indicatieve vertaling naar de habitats gemaakt. Deze is weergegeven op figuur 10.3. Hieruit werden habitatoppervlaktes binnen elk deelprojectgebied en heel Houbenhof berekend, weergegeven in tabel 10.6.

Tabel 10.6: Aanwezige habitats (indicatief) op Houbenhof

Oppervlakte in deelgebied (ha)

Code Naam habitat 1 2 3 4 5 - Totaal habit Overi Houbenh at g of

6120 Kalkminnend grasland op dorre zandbodem. 1,79 0,02 0,51 0 1,26 3,58 Lokaal type: Droog stroomdalgrasland gh Geen habitat 0,69 1,55 0,78 0,40 21,12 24,53

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 96 - Definitief rapport

x Geen beslissing over al 0,7 0 0 0 0 0,71 dan niet habitat 1

Totaal 28,82

Droog stroomdalgrasland (6120) is voornamelijk aanwezig in het projectgebied op de Maasoever. Het is een open, droog en bloemrijk grasland met algemene graslandsoorten zoals Rood zwenkgras, Veldbeemdgras, Reugras en Smalle weegbree. De meer kenmerkende soorten in dit habitat zijn onder andere Zachte haver, Sikkelklaver, Voorjaarsganzerik, Kruisdistel, Veldsalie, Kaal breukkruid, Zacht vetkruid en Tripmadam.

De Maasplas is op de BWK aangeduid als ‘geen habitat’. Volgens de nota INBO.A.2011.70 “Voorstel tot uitbreiding van deelgebied 11 van de Speciale Beschermingszone ‘BE2200037: Uiterwaarden van de Limburgse Maas met Vijverbroek’ na ontginning: Situering en ecologische onderbouwing” is het echter een van nature eutroof meer met vegetaties van het type Magnopotamion of Hydrocharition (habitattype 3150 ). Kenmerkende plantensoorten zijn Grof hoornblad, Aarvederkruid, Schedefonteinkruid, Gekroesd fonteinkruid, Haarfonteinkruid en Rivierfonteinkruid. Deze kenmerkende vegetaties komen enkel in de ondiepe randzone voor, maar toch is het waterlichaam als geheel belangrijk voor het voorkomen van het habitat. De diepere delen staan immers in voor de specifieke chemische en morfologische waterkenmerken.

Macrofyten Maasplas De vegetatie in de grindplas werd onderzocht door Lock et al. (2007). Dieper dan 2 meter was de submerse vegetatie goed ontwikkeld en slechts op enkele plaatsen was er geen of nauwelijks onderwaterbegroeiing. Er werd vegetatieontwikkeling waargenomen tot op 3 tot 3,5 meter diepte. Helofyten waren nergens goed ontwikkeld en lage moeras- en oeverplanten kwamen slechts in een smalle zone in het water voor. De ondergedoken waterplant Ceratophyllum demersum (Grof hoornblad) en de vaste waterplant Myriophyllum spicatum (Aarvederkruid) werden enkel aangetroffen in de segmenten het dichtst bij de Maas. In totaal werden 9 soorten echte waterplanten en 3 filamenteuze algen aangetroffen, allen kenmerkend voor eutrofe, alkalische wateren ().

Tabel 10.7: Waterplanten in de Maasplas en hun groeivorm (Lock et al., 2007)

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 97 - 10 februari 2017

De oevervegetatie werd eveneens onderzocht en komt grotendeels overeen met de beschrijving van de BWK. Op basis van deze monitoringen werd de macrofytensamenstelling beoordeeld. De oevervegetatie bezit een goed ecologisch potentieel, maar de waterkwaliteit in de Maasplas is over het algemeen ontoereikend voor macrofyten.

Relictpopulaties Langsheen de Maas komen relictvegetaties voor die typisch zijn voor de Maasvallei (inventarisaties INBO). In de omgeving van het studiegebied werden echter geen soorten geïnventariseerd.

Nederlandse Maasoever Er zijn geen recente vlakdekkende vegetatiekarteringen beschikbaar voor de Nederlandse Maasoever over de lengte van het projectgebied. Het beeld aan de overzijde van de Maas is vrij gelijkaardig aan het studiegebied aan de Vlaamse zijde. Vrijwel de volledige oppervlakte van aanliggende gronden is in gebruik als akker of grasland, zelfs tot vlakbij de oeverstroken.

10.4.3 Beschrijving fauna

In bijlage 10.1 worden de waarnemingen van waarnemingen.be tussen 01/01/2011 en 31/12/2014 weergegeven van het Houbenhof, waar het projectgebied is gelegen, en van Steenberg en Kollengreend (zone die Beekbeemden omvat), in de nabije omgeving van het projectgebied (illustratie 10.3). Deze gegevens omvatten enkel de soorten die waargenomen zijn op het terrein, niet de overvliegende soorten.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 98 - Definitief rapport

Kollengreend

Steenberg Houbenhof

Illustratie 10.3: Aanduiding van zones voor puntwaarnemingen vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen

Vogels Het Houbenhof is een belangrijk gebied voor foeragerende Brandganzen en Grauwe ganzen tijdens het hele broedseizoen. Ook grote aantallen Bosrietzanger, Roodborsttapuit, Putter en Kneu broeden hier. In de winter is het Houbenhof één van de belangrijkste pleister- en foerageergebieden voor overwinterende watervogels zoals Brandganzen, Kolganzen, Grauwe ganzen (IBA BE024), Smienten, Krakeenden, Meerkoeten. Roodhalsgans (Kwetsbare soort Rode Lijst), Eider (Gevoelige soort Rode Lijst), Grote Aalscholver (IBA BE024), Roodkeelduiker en Grauwe klauwier zijn zeldzame soorten die hier soms werden waargenomen. Tijdens de trek in het voorjaar worden regelmatig grote groepen Kievit, Grutto, Scholekster, Strandlopers en andere steltlopers waargenomen.

Kollengreend is een zeer belangrijk gebied voor Kwartelkoning (soort uit IHD). In het recente verleden was de Kollengreend de enige broedlocatie van Kwartelkoning in de Grensmaas. Echter verstoring en ook wel begrazing hebben deze hier verjaagd. In dit gebied broeden ook Veldleeuwerik, Graspieper (Gevoelige soort Rode Lijst), Grauwe gans (IBA BE024) en hoge aantallen Bosrietzanger, Roodborsttapuit en Kneu. Ook Ijsvogel nestelt hier langs de steile oevers.

Op Steenberg worden soms IJsvogel en Nachtegaal (Regionaal belangrijke soort) waargenomen.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 99 - 10 februari 2017

Tabel 10.8 geeft een overzicht van de waarnemingen van de voornaamste vogelsoorten met een beschermingsstatus in het gebied. Zoals eerder vermeld blijkt Houbenhof een belangrijke pleister- en foerageerplaats voor overwinterende watervogels. Op Kollengreend werden Kolgans en Grauwe gans ook waargenomen. Op Steenberg werd enkel melding gemaakt van de aanwezigheid van Nachtegaal en IJsvogel in de periode 2010-2014. Onderstaande tabel behandelt slechts een beperkt aantal soorten. Voor meer gegevens wordt verwezen naar bijlage 10.1.

Tabel 10.8: Waargenomen vogelsoorten met beschermingsstatus (Waarnemingen.be)

Houbenhof Kollengreend Steenberg 2010 2010 2011 2012 2013 2014 2010 2011 2012 2013 2014 2010 2011 2012 2013 2014

IBA 3 10 168 1 2 Aalscholver Kleine Zwaan Taiga-rietgans 150 14 8 64 Toendra-rietgans 4258 10479 10187 11779 4905 500 Kolgans 908 531 657 269 574 22 Grauwe gans 1 174 488 6 1 Tafeleend Europees te beschermen Kwartelkoning RBS 7 3 1 Nachtegaal Paapje 1 1 Oeverloper Rode Lijst 118 78 22 2 Roodhalsgans 15 6 2 Eider 97 30 5 1 13 12 Graspieper 3 2 1 1 1 1 Ijsvogel

Zoogdieren, reptielen en amfibieën In tabel 10.9 zijn alle zoogdieren, reptielen en amfibieën weergegeven die op waargenomen werden in het gebied volgens waarnemingen.be. De vos werd enkel in 2010 op Houbenhof waargenomen. De Europese bever werd meermaals in elk van de drie gebieden waargenomen.

Tabel 10.9: Waargenomen zoogdieren, reptielen en amfibieën (Waarnemingen.be)

Houbenhof Kollengreend Steenberg 2010 2010 2011 2012 2013 2014 2010 2011 2012 2013 2014 2010 2011 2012 2013 2014

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 100 - Definitief rapport

Zoogdieren 1 2 1 1 1 1 Europese bever ( Castor fiber ) 1 Vos (Vulpes vulpes) 1 3 1 Ree ( Capreolus capreolus) 3 Konijn ( Oryctolagus cuniculus ) Reptielen en amfibieën Bruine kikker ( Rana 1 temporaria ) 1 Gewone Pad ( Bufo bufo ) Groene kikker ( Pelophylax 1 spec. )

Visfauna Nederlandse Grensmaas Het habitatrichtlijngebied Grensmaas is aangewezen voor de Rivierprik ( Lampetra fluviatilis ), Zalm ( Salmo salar ) en Rivierdonderpad ( Cottus gobio ).

De Rivierdonderpad komt verspreid voor in de Grensmaas, welke met zijn stenige bodem een belangrijk natuurlijk leefgebied is voor deze soort. Hij plant zich onder ander voort tussen grote keien en breuksteenbestortingen. Rivierdonderpadden zijn zeer honkvast en de bewegingsruimte van de afzonderlijke individuen is beperkt tot enkele meters. Het dier zwemt zelden in open water of boven een kale ondergrond. De vis is overwegend ’s nachts actief en maart en april vormen de belangrijkste paaiperiode. De eitjes worden afgezet in kleine holten of aan de onderkant van stenen en ze komen uit na drie tot zes weken.

De Rivierprik is zeldzaam geworden in de Grensmaas en wordt momenteel enkel incidenteel migrerend verwacht. De Grensmaas is als doortrek- en opgroeigebied van gemiddeld belang en gezien de mogelijkheden voor herstel van het leefgebied ontbreken, worden in het habitatrichtlijngebied geen hersteldoelstelingen op het aspect leefgebied nagestreefd.

De oorspronkelijke populatie van Maaszalm is uitgestorven, natuurlijke zalmpopulaties komen niet meer voor. Incidenteel zijn er in de afgelopen jaren wel enkele meldingen geweest van de zalm in de Grensmaas, maar mogelijks gaat het hier om dieren afkomstig van het soortherstelprogramma “Saumon 2000” vanuit het Belgisch Maasdal. De Grensmaas heeft dus een doortrekfunctie voor deze dieren. De Zalm kent zijn voornaamste groeiperiode op open zee en paait in zoetwater. De paai vindt plaats in de wintermaanden in koude snelstromende bergbeken met een kiezelbodem. De trek van de rivier richting open zee gebeurt rond mei.

10.5 Beoordelingskader

In tabel 10.10 wordt een overzicht gegeven van het beoordelingskader voor de discipline Fauna en flora. Voor fauna is daarbij aansluiting gezocht met het Soortbeschermingsbesluit van 15 mei 2009, en de daar aanwezige terminologie. Er wordt voorgesteld een score S te berekenen voor het effect op beschermde diersoorten als volgt:

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 101 - 10 februari 2017

S = ∑(effect op soort van categorie 1+2) + 3x ∑(effect op soort van categorie 3) waarbij als volgt een effect wordt meegerekend voor elke beschermde soort die (potentieel) aanwezig is: -1 bij verwachte populatieafname of verdwijning +1 bij verwachte populatietoename of nieuw verschijnen

Tabel 10.10: Beoordelingskader Fauna en flora

Beoordeling Vegetatie Fauna Bijkomend creëren van habitattypes binnen SBZ +3 S > 15 met een minimum oppervlakte van 0,5 ha +2 Uitbreiding van habitattypes binnen of buiten SBZ S > 5 Uitbreiding van waardevolle tot zeer waardevolle Netto verbetering van de leefomstandigheden van +1 habitats (BWK) wilde fauna of netto uitbreiding van hun leefgebied Geen effecten op waardevolle habitats of de Geen effecten op diersoorten of de geringe effecten 0 geringe effecten in deelzones heffen elkaar op in deelzones heffen elkaar op Aantasting van waardevolle tot zeer waardevolle Netto aantasting van de leefomstandigheden van -1 habitats (Habitatkaart 5.2) wilde fauna of netto inkrimping van leefgebied -2 Aantasting van habitattypes binnen of buiten SBZ S < -5 Onherstelbare aantasting van habitattypes binnen -3 S < -15 SBZ met een minimum oppervlakte van 0,5 ha

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 102 - Definitief rapport

10.6 Effectbespreking en –beoordeling

Om de effecten op fauna en flora te beoordelen, werd een overzicht gemaakt van de oppervlaktes ecotopen en habitats. De huidige oppervlaktes, de oppervlaktes die verwijderd of vernietigd zullen worden door de werken en de oppervlaktes die eventueel gecreëerd worden zijn weergegeven in onderstaande tabel 10.11.

Tabel 10.11: Geschatte oppervlaktes (BWK ecotopen en habitats) die zullen verdwijnen of gecreëerd worden door het project Oppervlaktes (ha) BWK ecotopen en habitats Habitatkaart Biologische waarderingskaart 6120 6510 Overig a Totaal hpr+ Overig b Totaal Huidige situatie TOTAAL Houbenhof 3,58 0,00 25,24 28,82 21,31 7,51 28,82 Zomerbedverbreding + vaargeul verlenging 1,79 0,00 1,39 3,18 0,09 3,09 3,18 Verlenging winterdijk 0,00 0,00 1,56 1,56 0,85 0,71 1,56 Verplaatsen keerlus 0,51 0,00 0,78 1,30 0,78 0,52 1,30 Aanleg nat grasland 0,00 0,00 0,70 0,70 0,16 0,54 0,70 Verwijdering Verwijdering TOTAAL Projectgebied 2,30 0,00 4,43 6,74 1,88 4,86 6,74 Zomerbedverbreding + vaargeul verlenging 0,90 0,00 2,28 3,18 1,57 1,61 3,18 Verlenging winterdijk 0,00 0,80 0,76 1,56 0,21 1,35 1,56 Verplaatsen keerlus 0,51 0,00 0,78 1,30 0,78 0,52 1,30

Creatie Creatie Aanleg nat grasland 0,00 0,00 0,70 0,70 0,70 0,00 0,70 TOTAAL Projectgebied 1,41 0,80 4,52 6,74 3,26 3,48 6,74 Situatie na uitvoering werken TOTAAL Houbenhof 2,69 0,80 25,33 28,82 22,69 6,13 28,82 Balans -0,89 + 0,80 + 1,38

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 103 - 10 februari 2017

Het totale beschouwde gebied heeft een oppervlakte van ca. 29 ha. ‘Overig a’ duidt op de habitattypes 3150, gh (geen habitat) of x (geen beslissing over al of niet habitat). ‘Overig b’ duidt op de BWK waarderingen app- (zeer diep water), hu (mesofiel hooiland), ur (bebouwing in agrarische omgeving), uv (recreatiezone) en wat (waterloop).

10.6.1 Aanleg- en exploitatiefase: Wijziging of vernietiging ecotoop

Als gevolg van de verschillende ingrepen van het plan gaat aanwezige vegetatie verloren, maar wordt ook gebied gecreëerd voor de ontwikkeling van nieuwe vegetatie. Omdat de Maasvallei dynamische milieus omvat zijn er goede perspectieven voor de ontwikkeling van bijkomende oppervlaktes van de aanwezige habitats. Volgende paragrafen beschrijven de verschillende werken (deelprojecten) die uitgevoerd zullen worden.

Zomerbedverbreding en verlenging vaargeul De huidige steile oever van de Maas (i.e. zomerdijk) wordt verwijderd over een totale lengte van ongeveer 1 kilometer. Hierbij gaat de huidige vegetatie verloren en vermindert de oppervlakte biologisch zeer waardevol Droog Stroomdalgrasland (6120) met ongeveer 1,8 ha. Eveneens zal ca. 0,1 ha nat grasland (hpr+) vernietigd worden. Door deze oeververbreding en –afschuining ontstaat anderzijds een zachte langgerekte grindbank over de volledige lengte van de oever (zie illustratie 2.12 en illustratie 2.13). Op de top van de nieuwe oever en verder landinwaarts kan zich (opnieuw) nat grasland (hpr+) ontwikkelen, dit over een oppervlakte van ca. 1,6 ha. De zachte grindoever heeft, over een breedte van ongeveer 9 m, de potentie om Droog stroomdalgrasland (6120) te ontwikkelen. Voor fauna kan dit zelfs 6120+ worden, aangezien de oever door de ondergrond van grind droog en warm zal zijn. Om de potenties voor de ontwikkeling van dit habitattype te maximaliseren wordt de toplaag met zaadbank van relictpopulaties afgegraven en opnieuw aangebracht op de geschikte standplaats

In totaal zullen deze ingrepen zorgen voor een verlies van ca. 0,9 ha droog stroomdalgrasland. Er zal echter ca. 1,5 ha extra nat grasland kunnen ontwikkelen. Het effect is beperkt negatief (-1).

Naast de droge verwijdering wordt het zomerbed eveneens onder de waterlijn verbreed en verdiept van 24,80 m TAW tot ca. 18 m TAW. Dit zorgt voor een waterstandsverlaging van ongeveer 0,01 tot 0,05 m bij hoogwatergolven van 300 – 500 m/s en 0,10 tot 0,15 m bij debieten van ongeveer 1.000 m 3/s in de winterperiode. In de zomer is er geen effect op het peil. Het zomerpeil ter hoogte van Geistingen wordt immers beïnvloed door de stuw van Linne, waardoor het peil vast is. In de huidige situatie overstroomt de landtong Houbenhof enkele keren per jaar, in de winter, wanneer de afvoerdebieten hoger worden dan 975 m 3/s en het waterpeil boven 24,75 m TAW komt. Het verbreden van het zomerbed en de gepaard gaande waterstandsverlaging zorgt ervoor dat de gebieden boven 24,75 m TAW minder vaak zullen overstromen. . Gemiddeld zal het waterpeil jaarlijks nog steeds meer dan 9 dagen per jaar boven de 25 m TAW komen. In illustratie 10.4 zijn deze gebieden weergegeven in geel en zijn de geplande werken aan de winterdijk en het verondiepen van de Maasplas geschetst (zie verder). Hieruit blijkt dat de zone die beïnvloed zou kunnen worden door de waterstandsverlaging, dus de zone boven 24,75 m TAW, voornamelijk de reeds bestaande winterdijk en de site Houbenhof omvat. Deze zones overstromen in de

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 104 - Definitief rapport

huidige situatie ook niet. Het grootste gedeelte van de natte graslanden ligt onder 24,75 m TAW. De waterstandsverlaging zal dus slechts een beperkt negatief effect hebben op de vegetatie (-1).

Illustratie 10.4: Schets hoogteligging Houbenhof met geplande situatie 1: verlenging winterdijk, 2: natte natuur

Verlenging winterdijk De winterdijk wordt verlengd tot aan de vaargeul van de Maasplas om daar parallel met de vaargeul af te buigen naar het westen als een stroomgeleidende uitdovende winterdijk. De verlenging bedraagt ongeveer 425 m. Er wordt gekozen voor de aanleg van een compact dijklichaam met een kruinbreedte van 5 m om zo weinig mogelijk graslanden (hpr+) verloren te laten gaan. Door ook de flanken steiler te maken dan oorspronkelijk voorzien, wordt de totale dijkbreedte beperkt tot 20 m. De onderste 2,5 m bij de tenen van de dijk zullen na aanleg deel kunnen uitmaken van het natte grasland, door een iets minder steile afwerking. In totaal zal er dus ongeveer 0,6 ha nat grasland verloren gaan. Voor de vele watervogels die hier in de winter neerstrijken (zie paragraaf 10.4.3) is deze oppervlakte nat grasland belangrijk. Het aantal watervogels zou kunnen verminderen door deze ingreep. Op heel Houbenhof is echter ca. 21,3 ha nat grasland aanwezig; er wordt ca. 3% verwijderd door het verlengen van de winterdijk.

Het nieuwe dijklichaam wordt volledig opgebouwd met materiaal van de zomerbedverbreding en 100% bedekt met dekgrond. Door een aangepast maaibeheer (twee keer per jaar maaien in de periode juni – september) kan hier op de hellingen habitat 6510 (glanshavergrasland) ontwikkelen over een oppervlakte van ca. 0,4 ha. In de huidige situatie heeft de bestaande winterdijk eveneens potentie voor de ontwikkeling van 6510. Een aangepast maaibeheer op zowel de nieuwe als bestaande winterdijk zal zorgen voor een totale oppervlakte van ca. 0,8 ha waar habitat 6510 kan ontwikkelen.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 105 - 10 februari 2017

De verlenging van de winterdijk zal het nat grasland op Houbenhof met ca. 0,6 ha doen verminderen, maar de oppervlakte om habitat 6510 te creëren doen vermeerderen met 0,8 ha. Het globale effect is positief (+2).

Verplaatsen keerlus De keerlus aan het einde van de straat ‘Maasdijk’ zal verplaatst worden en de bestaande winterdijk gestroomlijnd. Tijdens de aanlegfase zal dit een vermindering betekenen van ca. 0,5 ha droog stroomdalgrasland (6120) en 0,8 ha nat grasland. Aangezien na de verplaatsing de vegetatie en het habitattype onmiddellijk opnieuw kunnen ontwikkelen, is het globale effect neutraal (0).

Aanleg nat grasland De verlenging van de vaargeul wordt uitgevoerd als een uitbreiding van Houbenhof met een gelijkbenige driehoek van ca. 100 m op 100 m in de noordwesthoek. Zo ontstaat een zone van ongeveer 50 are die op ca. 25 m TAW aansluit op het maaiveld in de natte graslanden van Houbenhof. Hiermee wordt een nieuw nat grasland gecreëerd, volledig opgebouwd met materiaal van de zomerbedverbreding. Bij de aanleg van dit grasland zal een oppervlakte van ca. 0,16 ha bestaand nat grasland bedekt worden met dekgrond (binnen gebied 18 op illustratie 2.26. Hier zal echter opnieuw nat grasland gecreëerd worden.

Er wordt ca. 0,5 ha extra nat grasland gecreëerd. Het betreft een gedeelte van de Maasplas (habitattype 3150) dat ingenomen wordt. Het is echter voornamelijk de ondiepe randzone waar de kenmerkende vegetatie voor dit habitattype aanwezig is. In de referentiesituatie heeft de randzone op deze locatie een lengte van ca. 130m, terwijl dit in het gepland initiatief ca. 120 m langer is. Het globale effect is beperkt positief (+1).

Besluit Alle werken die uitgevoerd zullen worden hebben als effect dat ca. 0,9 ha droog stroomdalgrasland (6120) verloren zal gaan. Er zal echter ca. 0,8 ha glanshavergrasland (6510) ontwikkeld worden en ca. 1,4 ha extra nat grasland (hpr+) gecreëerd worden. Het globale effect is beperkt positief (+1).

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 106 - Definitief rapport

10.6.2 Aanlegfase: Rustverstoring

Zomerbedverbreding en verlenging vaargeul Het Houbenhof is in de referentiesituatie een zeer rustig gebied. Het uitvoeren van de werken zal voor verstoring zorgen, voornamelijk door geluid. De aanwezige soorten zullen hier hinder door ondervinden. Het projectgebied is een belangrijk gebied voor foeragerende Brandganzen en Grauwe ganzen tijdens het broedszeizoen. In de winter is het dan weer één van de belangrijkste pleistergebieden voor overwinterende watervogels. Bij uitvoering van de werken zal het projectgebied minder geschikt zijn voor deze soorten. Niet alleen de vogels op Houbenhof zullen verstoord worden, maar eveneens de soorten van de aangrenzende gebieden Kollengreend en Steenberg en de SBZ ‘Grensmaas’ in Nederland.

De werken zullen echter uitgevoerd worden tussen eind juni en begin september, dus tussen het broedseizoen en de wintertrek. Deze geïntegreerde maatregel zorgt ervoor dat het effect van geluid op de vogels beperkt negatief is (-1).

Naast verstoring door geluid, treedt er ook verstoring op ten gevolge van vernieling en verstoring van habitats. De werken zullen echter starten in het noorden en geleidelijk meer zuidwaarts uitgevoerd worden. Bovendien wordt het verwijderde materiaal meteen elders in het gebied aangebracht waardoor natuurherstel onmiddellijk kan beginnen. De vernietiging is tijdelijk en zal niet doorwerken in het winterseizoen aansluitend op de werken.

Ook de aanwezige visfauna in de Grensmaas zal tijdelijk hinder ondervinden door de werken. Slibomwoeling, vertroebeling van het water en trillingen onder water kunnen het leefgebied voor onder andere Rivierdonderpad, Rivierprik en Zalm tijdelijk ongeschikt maken. De werken vinden echter plaats op een zeer beperkte oppervlakte in vergelijking met de hele lengte van de Grensmaas. Bovendien zijn de werken tijdelijk en zullen ze uitgevoerd worden tussen eind juni en begin september, buiten de belangrijke periode voor de paai en de trek van bovenvermelde soorten.

Verlenging winterdijk Bij het verlengen van de winterdijk zal hetzelfde effect optreden als bij de zomerbedverbreding. Het effect is beperkt negatief (-1).

Verplaatsen keerlus Het gebied waar de keerlus verplaatst zal worden en de winterdijk gestroomlijnd is relatief klein in verhouding tot het gehele Houbenhof (ca. 2,7%). De effecten op de aanwezige soorten zijn beperkt negatief (-1).

Aanleg nat grasland Nieuwe habitats worden aangelegd waar in de huidige situatie open water is. Een lichte verstoring kan optreden voor de vissenpopulatie, echter de oppervlakte is klein in vergelijking met de grootte van de Maasplas. Het effect is dus te verwaarlozen (0).

Besluit

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 107 - 10 februari 2017

In de huidige toestand is het Houbenhof één van de rustigste gebieden in de omgeving, waardoor hier veel vogels broeden of foerageren. Door het uitvoeren van de werken zal er verstoring komen, waardoor het verschil met de referentiesituatie groot is. De geïntegreerde maatregel betreffende de timing van de werken zorgt ervoor dat het effect tijdens de aanlegfase beperkt negatief (-1) is.

10.6.3 Aanlegfase en exploitatiefase: Versnippering en barrièrewerking

Door de werken zal een tijdelijke barrière ontstaan tussen de Maas en de Maasplas voor dieren die over land tussen de oeverzones bewegen. Het effect is tijdelijk licht negatief (- 1). In de exploitatiefase echter zal de verbondenheid in het gebied hoger zijn door een opwaardering van het oevergebied. De bestaande zomeroever wordt breder en ondieper zodat een zachtere overgang met de rivier ontstaat. Na de werken zal het effect dus licht positief zijn (+1).

10.6.4 Exploitatiefase: Rustverstoring

Het beperkte negatieve effect van de werken op Houbenhof is slechts tijdelijk. Na de werken zal de rust terugkeren. In de referentiesituatie is het gebied niet opengesteld voor recreatie en het project voorziet dit ook niet. Het effect voor rustverstoring is dus neutraal (0).

10.6.5 Exploitatiefase: Wijziging fauna t.g.v. biotoopwijziging

Houbenhof is een belangrijk gebied voor foeragerende Brandganzen en Grauwe ganzen tijdens het broedseizoen. In de winter is het één van de belangrijkste pleister- en foerageergebieden voor overwinterende watervogels zoals Kolganzen, Smienten, Krakeenden, Meerkoeten enz. Heel wat van deze soorten zijn Europees of regionaal beschermd of staan op de Rode Lijst. Deze vogels worden aangetrokken door het aanwezige natte grasland (hpr+) en de plassen. Broedvogels zullen vooral reageren op veranderingen in de vegetatie, terwijl overwinterende of pleisterende watervogels vooral reageren op het ontstaan van waterplassen.

Door het verlengen van de winterdijk zal ongeveer 0,64 ha nat grasland verloren gaan. Het ontwikkelen van nieuw nat grasland compenseert dit verlies echter. Het effect is neutraal (0). In de huidige situatie overstroomt Houbenhof enkele keren per jaar, in de winter, wanneer de afvoerdebieten hoger worden dan 975 m 3/s. Het waterpeil ligt dan rond de 24,75 m TAW. De verbreding van het zomerbed heeft echter een waterstandsverlagend effect. Bij afvoerdebieten hoger dan 975 m 3/s zal het peil dalen tussen 0,10 en 0,15 m ten opzichte van de huidige situatie waardoor gebieden boven 24,75 m TAW , minder vaak zullen overstromen. Gemiddeld zal het waterpeil jaarlijks meer dan 9 dagen per jaar boven de 25 m TAW komen. Het grootste deel van de natte graslanden op Houbenhof ligt echter onder 24,75 m TAW (illustratie 10.4) De graslanden zullen dus niet sterk verdrogen en het biotoop voor pleisterende ganzen, eenden en broedvogels verandert slechts beperkt (-1).

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 108 - Definitief rapport

10.7 Synthese

Tabel 10.12: Effectbeoordeling discipline Fauna en flora

Effectgroepen Aanlegfase Exploitatiefase Wijziging of vernietiging ecotoop +1 Rustverstoring -1 0 Wijziging fauna t.g.v. biotooptwijziging nvt -1 Versnippering en barrièrewerking -1 +1

Fauna De oppervlakte nat grasland op Houbenhof zal een beetje vergroten. De aanwezigheid van plassen kan echter wel dalen, door een vermindering in overstromingsfrequentie van de gebieden boven 24,75 m TAW. Het project zal dus een beperkte negatieve invloed hebben op de aantallen watervogels die hier broeden, foerageren en pleisteren.

Er ontstaat door dit project geen permanente verstoring voor de aanwezige fauna. De verstoring tijdens de aanlegfase is slechts tijdelijk en valt in een seizoen waar de impact op populaties het kleinst is.

Flora Het habitattype 6120 verliest ca. 0,9 ha aan oppervlakte, maar er wordt ca. 0,8 ha habitattype 6510gecreëerd. In totaal zal op Houbenhof na uitvoering van de werken ongeveer 2,7 ha droog stroomdalgrasland (6120) en 0,8 ha glanshavergrasland (6510) aanwezig zijn.

10.8 Grensoverschrijdende effecten

Er worden geen vegetaties verwijderd of aangelegd op de Nederlandse oever, dus het grensoverschrijdend effect is neutraal (0).

In de aanlegfase treedt hier ook een grensoverschrijdend effect op. De soorten in het SBZ ‘Grensmaas’ in Nederland kunnen geluidshinder ondervinden. Het effect is beperkt negatief (-1). Niet alleen de vogels op Houbenhof zullen verstoord worden, maar eveneens de soorten van de aangrenzende gebieden Kollengreend en Steenberg en de SBZ ‘Grensmaas’ in Nederland. Door de verbreding van het zomerbed in de Maas zal in de exploitatiefase de waterstand dalen bij hoge afvoeren, wat ook een effect heeft op het Nederlandse deel van de Maas en zijn oevers. Het effect is echter neutraal, aangezien de Maas gestuwd is en er in de relevante periode voor de aanwezige habitats, de zomer, slechts beperkte peilverandering is.

De uitvoering van de werken op Houbenhof kan eveneens een beperkt en tijdelijk negatief effect hebben op de rust in de Nederlandse SBZ ‘Grensmaas’.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 109 - 10 februari 2017

11 DISCIPLINE GELUID EN TRILLINGEN

11.1 Bijlagen

Bijlage 11-1: mail Aljo Van Dijk ivm de te verwachten geluidshinder in de aanlegfase

11.2 Effectgroepen

Gevoelige zones voor geluidshinder zijn enerzijds bewoning en anderzijds natuur.

11.3 Afbakening studiegebied

Het studiegebied wordt west-oost beperkt tot het gebied tussen Geistingen (op 1500m west) en Stevensweert NL (op slechts 125m oost), de 2 meest nabij gelegen woonkernen, en noord-zuid tot 200m buiten de werfzone.

Illustratie 11.1: studiegebied geluid

11.4 Beschrijving referentiesituatie

In het kader van deze ontheffingsnota werden geen geluidmetingen voorzien om het oorspronkelijk omgevingsgeluid te bepalen. De referentiesituatie kan dus enkel beschreven worden op basis van de reeds aanwezige en gekende activiteiten.

De werfzone, de meest nabij gelegen woning ‘Houbenhof’ (midden in de werfzone), en de onmiddellijke omgeving op Belgisch grondgebied zijn gelegen in recreatiegebied. Omgevingseigen natuurgeluiden van vogels etc worden hier enkel licht overstemd door het geluid van de grindwinning in de noordwestelijk gelegen plas ‘de Spaanjerd’.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 110 - Definitief rapport

Voortgaande op onze beperkte waarnemingen ter plaatse kunnen we aannemen dat de milieukwaliteitsnorm van 50 dB(A) overdag er ruimschoots gerespecteerd wordt, en dat het gemiddeld geluidsniveau er eerder in de grootte-orde van 40 dB(A) zal liggen.

De dichtstbij gelegen woningen in de woonkern Geistingen op 1500m van de werfzone liggen in een woongebied op <500m van een ontginningsgebied. Hier wordt het omgevingsgeluid bepaald door de activiteiten van een aan het ontginningsgebied gerelateerd bedrijf en het overige verkeersgeluid in de omgeving. Er kan aangenomen worden dat in de huidige situatie de milieukwaliteitsnorm van 50 dB(A) overdag hier gerespecteerd wordt.

Het oorspronkelijk omgevingsgeluid in de woonkern Stevensweert, gelegen op slechts 125m aan de overkant van de Maas op Nederlands grondgebied, wordt grotendeels bepaald door verkeersgeluid in de verte, en mogelijk in mindere mate door de grindwinning op ‘de Spaanjerd’. Voortgaande op vroegere metingen in een vergelijkbare omgeving verder naar het zuiden (Visserweert, februari 2013) kan aangenomen worden dat het huidige geluidsniveau er in de grootte-orde van 40 dB(A) ligt.

11.5 Effectbespreking en –beoordeling

11.5.1 Aanlegfase

Voor het grondverzet in de aanlegfase wordt gebruik gemaakt van volgende machines:

Tabel 11.1: Overzicht materiel dat gebruikt wordt bij aanlegfase

Omschrijving Aantal Geluidsvermogen LwA in dB(A) re 1pW Outdoor Noise Directive Te beschouwen LwA EC/2000/14 Stage II onder reële condities Hydraulische graafmachine Excavator 1 107 110 dBA/stuk CAT 365 @ 302 kW en 70 ton Bulldozer Bulldozer 1 108 111 dBA/stuk CAT D6G @ 140 kW en 20 ton Werfvrachtwagens CAT 730 : 108 Articulated Dump Truck 3 112 dBA/stuk CAT 740 : 110 CAT 730 / 740 @ 240 / 360 kW en 28 / 40 ton

Europese directieve EC/2000/14 (Geluid van van machines voor gebruik in de open lucht) geeft limietwaarden waaraan de machines moeten voldoen. Deze limietwaarden zijn gebaseerd op geluidsmetingen onder welbepaalde reproduceerbare omstandigheden, waarbij de machines niet belast zijn, en waarbij dus het geluid van laden en lossen, van vallende stenen, van het werkelijk belasten van de motoren etc niet inbegrepen is. Deze limietwaarden zijn enkel bedoeld om een eerlijke competitie tussen verschillende leveranciers na te streven. Om het werkelijk uitgestraald geluidsvermogen van dergelijke machines in te schatten baseren we ons dus beter op in situ gemeten geluidsniveaus. Uit ervaring en literatuur gaan we uit van 3 dB(A) als

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 111 - 10 februari 2017

minimaal te beschouwen verschil tussen de limietwaarde uit EC/2000/14 en de werkelijke geluidsproductie.

Het geluid van de asfalteermachine voor het heraanleggen van de keerlus, laten we hier buiten beschouwing omdat deze activiteit ten eerste beperkt is in de tijd, en ten tweede het verst van de mogelijk gehinderden verwijderd is. Ook het geluid van de brandstofwagen is verwaarloosbaar t.o.v. de andere werktuigen en dus niet beschouwd. Het geluid van de auto’s van de werknemers is dan weer verwaarloosbaar, in niveau en tijd, ten opzichte van het andere verkeersgeluid, en het te verwachten geluid van de eigenlijke activiteiten op de werf.

De hindergevoelige locaties liggen op zeer korte afstand of zelfs midden in de werfzone. Het is dan ook niet mogelijk om een eenvoudige inschatting te maken van het gemiddeld specifiek geluid over de volledige periode. Bovendien verplaatst de eigenlijke werf zich systematisch naar mate de werken vorderen. Om één en ander toch enigszins overzichtelijk te houden beschouwen we 3 relevante situaties in de loop van de 40 dagen durende activiteiten.

Illustratie 11.2: Overzicht verloop van de werken

• Situatie 1 – Start van de werken De graafmachine werkt in het noordoostelijk gebied. De afgegraven grond wordt met dumpers (we voorzien in dit stadium slechts 2 dumpers) naar de winterdijk vervoerd, waar de bulldozer nabij het ‘Houbenhof’ de winterdijk aanlegt. In dit stadium staat de bulldozer dus vlakbij het Houbenhof, en de graafmachine hier nog verder van weg. • Situatie 2 – Graafmachine halfweg De graafwerken zijn halfweg opgeschoten en de graafmachine werkt langs de Maas ter hoogte van Houbenhof en Stevensweert. De afgegraven grond wordt met 3 dumpers naar het noordelijk deel van de winterdijk vervoerd, waar de bulldozer het laatste stuk van de winterdijk afwerkt. In dit stadium staat de bulldozer dus verder van het Houbenhof, maar de graafmachine werkt pal tussen Houbenhof en Stevensweert.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 112 - Definitief rapport

• Situatie 3 – Graafmachine Zuid De graafwerken langs de Maas lopen op hun einde en de graafmachine werkt langs de Maas ter hoogte van de keerlus. De afgegraven grond wordt met 3 dumpers langs de Maas en de invaargeul naar de plasoever vervoerd, waar de bulldozer actief is. In dit stadium staat de bulldozer dus verder ten noordwesten van het Houbenhof, en de graafmachine werkt ver weg Houbenhof en Stevensweert. De 3 dumpers rijden wel continu langs de Maas en passeren hierbij tussen Houbenhof en Stevensweert.

Voor deze 3 situaties werd het specifiek geluid berekend ter hoogte van 3 locaties, namelijk: • Houbenhof • Meest nabije woningen Stevensweert • Meest nabije woningen Geistingen Voor deze vereenvoudigde berekeningen volgens ISO 9613 werd uitgegaan van een volledig vlak terrein, een uniforme bronhoogte van 2.50m boven het maaiveld. Verder wordt een continue en simultane werking van de graafmachine, de bulldozer en de 2 of 3 dumpers aangenomen. Het aldus berekend specifiek geluid worden samengevat in onderstaande tabel.

Tabel 11.2 Berekend specifiek geluid

Berekend Specifiek geluid Lsp in dB(A) re 20µPa

Stevensweert Houbenhof Geistingen Nederland 50 dB(A) 60 dB(A) 50 dB(A) RICHTWAARDE DAG VOORKEURSWAARDE RICHTWAARDE DAG Evaluatiewaarde gebied 6: Circulaire Bouwlawaai gebied 3: op <500m Recreatiegebied 2010 van ontginningsgebied Situatie 1 – Start van de werken Graafmachine Noord 69 61 39 Bulldozer aan Houbenhof 2 Dumpers van graafmachine ‰ Winterdijk Zuid Situatie 2 – Graafmachine halfweg Graafmachine tussen Houbenhof en Stevensweert 65 63 39 Bulldozer Winterdijk noord 3 Dumpers van graafmachine ‰ Winterdijk Noord Situatie 3 – Graafmachine Zuid Graafmachine Zuid Bulldozer aan Plasoever 64 61 42 3 Dumpers langs Maas en invaargeul ‰ plasoever

Op basis van deze berekeningen kan volgende evaluatie gemaakt worden: • Ter hoogte van HOUBENHOF

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 113 - 10 februari 2017

Het specifiek geluid daalt in de loop van de voorziene 40 dagen en in functie van de vorderingen van de graafwerkzaamheden van 69 dB(A) in het begin van de werkzaamheden, tot 64 dB(A) aan het eind ervan. In het begin is de bulldozer vlakbij het Houbenhof aan het werk en bepaalt dan uiteraard het geluidsniveau aldaar. Halfweg de werkzaamheden zal de graafmachine de grootste bijdrage leveren, en aan het eind van de werkzaamheden zullen de passerende dumpers langs de Maasoever de grootste impact hebben.

Gedurende de hele periode zal de richtwaarde van 50 dB(A) overdag ruim overschreden worden met 14 tot 19 dB. Uit een mail dd 17/12/2015 (zie bijlage 11-1) van Aljo Van Dijk (bewoner Houbenhof) blijkt dat hij zich bewust is van de te verwachten geluidshinder in de aanlegfase, maar er op zich geen probleem mee heeft, te meer daar de periode beperkt blijft.. • Ter hoogte van STEVENSWEERT Over de volledige periode ligt het specifiek geluid, of ‘dagwaarde’, van de werkzaamheden in de aanlegfase in de grootte-orde van 61 à 63 dB(A), waardoor de voorkeurswaarde, vermeld in de Nederlandse circulaire bouwlawaai 2010, overschreden wordt. Conform deze circulaire dienen de werkzaamheden daardoor beperkt te blijven tot maximaal 50 dagen, wat voortgaande op de huidige planning haalbaar zou moeten zijn. Ongeacht het stadium van de werkzaamheden leveren de dumpers langsheen de Maasoever de grootste bijdrage aan het specifiek geluid ter hoogte van de woningen in Stevensweert. • Ter hoogte van GEISTINGEN Over de volledige periode ligt het specifiek geluid van de werkzaamheden in de aanlegfase in de grootte-orde van 39 à 42 dB(A), waardoor de richtwaarde van 50 dB(A) overdag ruim gerespecteerd wordt.

Verwijzend naar § 1.2.2 is na de adviesronde het project gedeeltelijk gewijzigd. Omdat men, ook bij het gewijzigd project, bij uitvoering hetzelfde traject zal volgen en men de werken met dezelfde machines zal uitvoeren, zal het specifiek geluid ter hoogte van de beschouwde immissiepunten onveranderd blijven. Enkel de 'geluidsbelaste periode' wordt korter, wat het negatief effect iets zal verminderen. De uiteindelijke score (-1) (zie 11.6) blijft ongewijzigd.

11.5.2 Exploitatiefase

In de exploitatiefase zijn er geen relevante effecten te verwachten voor de discipline geluid.

11.6 Synthese

Door vergelijking van het berekend specifiek geluid met het ingeschatte oorspronkelijk omgevingsgeluid enerzijds, en de hieruit afgeleide grenswaarden anderzijds, kan onderstaande effect-evaluatie gemaakt worden. Het is vrij duidelijk dat er -- gezien de korte afstand tot de werfzone -- ter hoogte van de meest nabij gelegen woningen Houbenhof en Stevensweert in principe een uitgesproken negatief effect (-3) te verwachten is. Aan de woonzone Geistingen is er slechts een verwaarloosbaar (0) tot mogelijk licht negatief effect (-1) te verwachten.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 114 - Definitief rapport

Anderzijds zijn er redenen om deze evaluatie te nuanceren: • De enige bewoners van het Houbenhof geven zelf aan géén probleem te maken van de tijdelijke, max 40 dagen durende, geluidshinder. • Op Nederlands grondgebied in Stevensweert, waar de Nederlandse circulaire bouwlawaai 2010 van toepassing is, wordt het berekend geluidsniveau als toelaatbaar beschouwd, voor een maximale periode van 40 dagen. Om deze redenen kan de eindscore op beide plaatsen genuanceerd worden van -3 naar -1 of ‘licht negatief’.

Tabel 11.3: Effectbeoordeling discipline Geluid en trillingen

Bepaling Limietwaarde Effect-evaluatie Vlarem Immissiepunt RW Evaluatie- Lsp Tussen- Eind- Gebied Loog Evaluatie ∆Lp DAG waarde score score 40 45 Houbenhof 6 50 64 à 69 Lsp > GW > 10 -3 -1 schatting RW-5 Stevensweert 60 40 -- 60 61 à 63 Lsp > GW > 10 -3 -1 NL voorkeurswaarde schatting 50 45 Giestingen 3 50 39 à 42 Lsp < GW < 3 0 à -1 0 à -1 schatting L95 -5

Aangezien • het onmogelijk is om de geluidsbronnen individueel noch gezamenlijk af te schermen van de omgeving – althans niet zonder dat dit op zijn beurt hinder zou veroorzaken --, • én het gebruik van kleinere machines het noodzakelijk aantal werkdagen enkel maar zou opdrijven, • én deze kleinere machines naar alle waarschijnlijkheid slecht 3 à maximaal 5 dB stiller zouden zijn dan de momenteel beschouwde machines, zal een dergelijk project gedurende de aanlegfase onvermijdelijk een verhoogd geluidsniveau in de omgeving veroorzaken. Buiten het beperken van de werkuren (bv ’s morgens later beginnen en rustpauzes overdag), lijken er geen milderende maatregelen voorhanden te zijn.

11.7 Ontwikkelingsscenario’s

Aangezien geluid slechts een impact kan hebben tijdens de werkzaamheden en deze kortstondig plaatsvinden (geen gelijktijdigheid) is er geen belemmering m.b.t. ontwikkelingsscenario’s.

11.8 Grensoverschrijdende effecten

Mogelijke grensoverschrijdende effecten worden bij effectbespreking en- beoordeling besproken.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 115 - 10 februari 2017

12 DISCIPLINE LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE

12.1 Figuren en bijlage

Figuur 12-1: Traditionele landschappen Figuur 12-2: Landschapsatlas Figuur 12-3: Beschermde monumenten, dorps-en stadsgezichten en landschappen Figuur 12-4: Archeologische inventaris

Bijlage 12-1: Beschermingsbesluit Houbenhof

12.2 Afbakening studiegebied

Voor de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie wordt het studiegebied afgebakend als de zone waarbinnen wijzigingen worden aangebracht aan landschapselementen (plassen, dijken en oevers) en de gebieden van waaruit deze wijzigingen zichtbaar zijn. Daarenboven worden de relictzones, ankerplaatsen en punt- en lijnrelicten die samenhangen in een landschappelijke context met het projectgebied en de rand ervan, mee opgenomen. Bij de landschapsbeschrijving wordt een onderscheid gemaakt tussen macroschaal enerzijds en meso- en microschaal anderzijds. Op macroschaal wordt het projectgebied bekeken in de ruimere omgeving van de Maasvallei tussen Maaseik en Wessem. Het betreft vooral de globale landschapsstructuur en landschapstypologie. Daarom wordt de Maasvallei tussen Maaseik (ten noorden Heerenlaak), Geistingen en Kessenich (met inbegrip van kern en Vijverbroek), Thorn en Wessem (ten zuiden Itterbeek en Thornerbeek), Maasbracht (langs Julianakanaal), Stevensweert en Laak als studiegebied beschouwd. De bebouwingskern in de omgeving van het projectgebied met een uitgesproken sterke zichtrelatie met de zone waar het geplande initiatief ingrepen voorziet is de historische kern van Stevensweert. De afbakening is weergegeven op figuur 7-1 Op meso- en microschaal wordt gekeken naar het projectgebied zelf. De afbakening is eveneens weergegeven op figuur 7-1.

12.3 Beschrijving referentiesituatie

Het landschap wordt beschreven op basis van: • Historische ontwikkeling van het landschap: o Historische kaarten o Historische bronnen • Beschrijving op macroschaal: o Indeling van het landschap in 'traditionele landschappen' o Landschapsatlas o Gewenste ruimtelijke structuur vanuit de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos zoals omschreven in de visie • Beschrijving op mesoschaal: o Landschapsatlas o Terreinwaarnemingen • Beschrijving op microschaal: o Beschermde landschappen, dorpszichten en monumenten

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 116 - Definitief rapport

o Terreinwaarnemingen • Archeologisch patrimonium: o Algemene evolutie o CAI

In deze beschrijving wordt aandacht besteed aan: • de landschapsstructuur • het landschapsbeeld – en beleving • de cultuurhistorische waarde • archeologische waarde

12.3.1 Historische ontwikkeling van het landschap

Het projectgebied is gelegen langs het gestuwde traject van de Gemeenschappelijke Maas. Karakteristiek voor een regenwatergevoede middenlooprivier zijn de sterk wisselende waterstanden, een relatief groot verval met hoge stroomsnelheden en een grof, grindrijk substraat. In tegenstelling tot het ongestuwde deel ten zuiden van Maaseik, blijft in het gestuwde traject doorgaans een minimaal peilniveau op de Maas en de ermee verbonden Maasplas gehandhaafd. Het landschap van de Maasvallei is in grote lijnen geboetseerd tijdens de ijstijden. Koude en warmere periodes wisselden elkaar af. Het stromingskarakter en het verloop van de Maas wijzigden geregeld. Tijdens ijstijden breidden de ijskappen zich uit en ook in onze streken werd het kouder. Strenge vorst en het grotendeels ontbreken van vegetatie gaven aanleiding tot belangrijke erosie. Steenpuin uit de Ardennen en het Juragebergte werd afgezet in de streek waar zich nu de Grensmaas bevindt. Die afzettingen belemmerden de rivier, die zich vervolgens een nieuwe weg moest banen als een wilde rivier met vele nevengeulen. Uiteindelijk werden dikke grindpakketten afgezet. Het huidige terrassenlandschap is ontstaan door insnijding van de rivier in de zelf afgezette pakketten grind en zand. In dit noordelijke traject van de Gemeenschappelijke Maas ontbreken de hoge steilranden die meer zuidelijk een sterk landschappelijk element vormen.

De vallei wordt zichtbaar begrensd door de antropogene elementen nabij het traject van de winterdijken die wegen en bebouwingslinten of bebouwingskernen beschermen. De historische Grensmaas (19e eeuw) was een dynamische, meanderende rivier met veel eilanden, zijarmen en waterhoudende nevengeulen (“strangen”). De op vele plaatsen brede zomerbedding had een nauw contact met de winterbedding via de strangen en stroomgeulen, van zomerdijken was geen sprake. De oeverzone bevatte veel stroken met ruigere vegetatie. Halverwege de 19e eeuw werd een zomerdijk tegen de rivier opgetrokken om in de winterbedding landbouw mogelijk te maken en in de Maas zelf trekscheepvaart. Hierdoor ontstond dus vrij recent een uiterwaardengebied. Het oorspronkelijk uitgestrekte en grillige landschap van geulen en zandbanken werd bedolven onder een nivellerend dek van klei, leem en zandleem. Door opsluiting van de rivier in een smalle zomerbedding, verloor ze haar natuurlijke uitzicht. Enkel de meandering van de hoofdloop bleef behouden.

De aanwezigheid van dikke grindpakketten leidde in de 20e eeuw tot commerciële grindwinningen. Deze leidden er toe dat putten achterbleven van enkele tientallen meters diep. Momenteel krijgen deze plassen een nieuwe bestemming.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 117 - 10 februari 2017

Nadat de trekvaart op de Maas wegviel (na de aanleg van het Julianakanaal vanaf 1935), werd de zomerdijk als gewone weg gebruikt. De zomerdijk aan Vlaamse zijde werd stelselmatig verhoogd en van verdedigingen voorzien om de landbouw en de grindwinningen in de winterbedding te beschermen. Door een verschil in beleid aan beide zijden van de landsgrens ontstond een asymmetrisch profiel in de Grensmaasvallei. Het huidige valleilandschap wordt gekenmerkt door restanten van de dynamische meandering, zoals eilandjes en oude meanders, zijarmen en nevengeulen. Andere getuigen zijn het typisch golvende microreliëf in weilanden en akkers en dijken uit verschillende periodes in de geschiedenis. De historische bebouwingskernen lagen vaak in overstroombaar gebied. De bebouwing staat daarom op een verhoging. Door de huidige zomerdijk is enkel de meandering van de Maasgeul behouden, waarbij nu geen actieve meandering meer plaatsvindt. In de uiterwaard, tussen de zomer- en winterdijk, liggen in dit traject enerzijds agrarische gebieden, met enkele bebouwde zones en anderzijds grote waterplassen, een combinatie van lopende grind- en zandwinningen en verlaten winningen met een gebruik voor recreatie of natuurontwikkeling.

Doordat de Maas erg diep ingesneden ligt en er weinig opgaande beplanting is, vormt de Maasvallei ruimtelijk-landschappelijk één geheel tussen Nederland en België. Op dit schaalniveau is de Maas niet prominent zichtbaar in het landschap door de diepte van de geul en door de hoge zomerdijk aan Vlaamse kant. Enkel tijdens de vrij korte periodes van hoogwaters wordt de buiten de zomerbedding getreden Maas zeer zichtbaar in het ganse valleigebied tussen de winterdijken. De voorkomende landschapselementen zijn aan beide zijden van de landsgrens erg gelijkaardig. Maar naargelang de plaats op het Maastraject beheersen plassen, dan wel bebouwingskernen of landbouwpercelen het landschapsbeeld.

Heel wat aspecten van het huidige landschap zijn reeds terug te vinden op historische kaarten, wat betekent dat ze vandaag een zekere relictwaarde hebben. Anderzijds hebben de winterdijken, de grind- en zandwinningen en de verstedelijking grootschalige en compleet nieuwe landschapselementen toegevoegd, waarvan in het traditionele landschap geen sprake was.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 118 - Definitief rapport

Illustratie 12.1: Kaart van de Ferraris in de omgeving van het projectgebied (1771-1778)

x

Illustratie 12.2: Kaart van de Ferraris: zoom op projectgebied (1771-1778)

De Maas was ten tijde van de Ferraris (ca. 1775) nog niet in het keurslijf van stevige zomerdijken opgesloten en had daardoor een grilliger verloop. De meander van de rivier

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 119 - 10 februari 2017

bevindt zich in een kreeklandschap. Een dijklichaam beschermt de achterliggende landbouwpercelen en hoeves tegen overstromingen. De Houbenhoeve is reeds aanwezig (herenhuis). Ze behoorde tot de Baronie van Kessenich, terwijl Geistingen tot het vorstendom van Luik behoorde.

x

Illustratie 12.3: Tranchot kaart projectgebied (1803-1820)

Op de kaart van Tranchot (1803-1820) en de Vandermaelenkaart (1848-1851) is hetzelfde patroon van grondgebruik te zien. Ook op deze kaarten zijn in het projectgebied weinig bossen, bomenrijen of houtkanten aanwezig. De Houbenhoeve is ook hier aangeduid als herenhuis.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 120 - Definitief rapport

x

Illustratie 12.4: Vandermaelenkaart projectgebied (1848-1851)

Illustratie 12.5: Rivierkaart projectgebied (1849-1884)

Op de rivierkaart (1849-1884) is de situatie duidelijk en met groot detail weergegeven. Van aan de Houbenhoeve vertrekt een veerpont naar Stevensweert.

De zomerbedding wordt ondertussen over heel de lengte geflankeerd door dijken. Overeenkomsten in 1833, 1843 en 1863 tussen Nederland en België voorzagen in bedijkingen die de breedte van de rivier op ongeveer 100 meter vastlegden. De historische Maas had een breedte van minstens 150 meter. Oude maar nog meestromende rivierarmen werden afgesloten, holle oevers werden met breuksteen bekleed tot 2,5 m boven het gemiddelde zomerwaterpeil. Plaatselijk werden in de

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 121 - 10 februari 2017

twintigste eeuw zelfs lage betonnen keermuurtjes 7 voorzien. Door de verregaande bedijking van de rivier kan de Maas bij hoogwater niet langer het puin (afkomstig van zijn grindrijke oevers) meevoeren. De river power werkt zich vooral uit op de eigen grindbedding waardoor steeds verdere verdieping optrad (Regionaal Landschap Kempen en Maasvallei, s.d. en 2007). Daarenboven bleek in de twintigste eeuw het rivierbed zelf de uitgelezen plaats voor de eerste grootschalige grindwinningen. Het resultaat is een minimaal 2 m verlaagde, onnatuurlijk diepe en smalle geul die het zomerbed vormt.

De bedijking maakt een landbouwgebruik van het volledige winterbed mogelijk. Het zo ontstane uiterwaardengebied en vooral de oude geulen tussen zomerbedding en winterdijken, werden sindsdien bij hoogwaters bedekt met een permanent dek van klei, leem en zandleem vermits een komsysteem was ontstaan achter de zomerdijk. Dit in tegenstelling tot de vroegere winterbedding waar op het zandig en grindig substraat de klei-, leem- en zandleempakketten regelmatig verplaatst en herschikt werden bij elke overstroming, afhankelijk van de afstand tot de rivier (Van Looy en De Blust, 1995).

De bedijkingen vanaf de 18 e eeuw hebben de rivier niet echt rechtgetrokken maar wel zijn breedte beperkt tot ongeveer 100 m en de hoofdgeul gefixeerd. Hiermee zijn nagenoeg alle dynamische landschapsvormende processen stilgelegd (Regionaal Landschap Kempen en Maasvallei, sd en 2007), behalve de slibafzetting bij hoogwaters. Nieuwe landschappelijke waarden kunnen zich momenteel alleen vormen daar waar in het zomerbed geen oeververdediging aanwezig is (De Maaswerken, 2003). Bij recente ontwikkelingsprojecten langs de Gemeenschappelijke Maas (Negenoord, Hochter Bampd) blijkt dat dergelijke processen vrijwel onmiddellijk opnieuw plaatsgrijpen als de rivier de ruimte krijgt.

De grootschalige grindontginningen langsheen de Maas ontstonden na WOII en nadat het makkelijkst bereikbare grind uit de zomergeul zelf geput was. Op de meer historische luchtfoto’s (1970 – 1991) is reeds een grote Maasplas aanwezig maar nog niet in de huidige vorm. Deze vorm wijzigt sterk in de loop van de jaren, zodat er zelfs een verschil is tussen 2012 en 2014, in het kader van het herstructureringsproces na beëindiging van de hoofdgrindwinning. De huidige vaargeul ligt op dezelfde plek als circa 30 jaar geleden.

7 De betonnen keermuurtjes werden voorzien als maatregel na de overstroming van 1926.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 122 - Definitief rapport

Illustratie 12.6: Vandermaelenkaart Illustratie 12.7: Maasplas eind jaren 1980

Illustratie 12.8: Maasplas in 2012 Illustratie 12.9: Maasplas in winter 2014

12.3.2 Beschrijving op macroschaal

Traditionele landschappen (figuur 12-1) Het projectgebied is gelegen in het traditionele landschap ‘Limburgse Maas’ (923010). Dit landschap heeft typisch een gerichte en geterrasseerde topografie en vallei met geassocieerde bebouwing en infrastructuur. De open ruimten zijn sterk wisselend van omvang en aard (waterpartijen, beemden, akkerland, …) en worden meestal door vegetatie begrensd, soms ook door topografie en bebouwing. De bebouwing is vooral ruimtebegrenzend. Als kleine landschapselementen zijn lineair groen en geomorfologische elementen vaak geassocieerd maar zelden herkenbaar. Volgens de Landschapsatlas is het wenselijk dat landschapsherstel en natuurherstel in de ontgrinde Maasvlakte voorzien wordt en niet alleen recreatieve uitbouw. Binnen het projectgebied is er geen compartimenterende bebouwing. De bebouwingskern van Stevensweert en de landbouwpercelen (akkers, grasland) maken het belangrijkste deel van het landschap uit, samen met de waterplas.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 123 - 10 februari 2017

• Gewenste ruimtelijke structuur vanuit de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos zoals omschreven in de visie

Hieronder volgt een korte samenvatting van de beleidsdoelstellingen uit deze visie die relevant zijn voor het projectgebied(8..

Het projectgebied valt binnen de deelruimte Maasland. De visie voor de eigenlijke Maasvallei is erop gericht de verdere versnippering en dichtslibbing van de open ruimten tegen te gaan door het behoud en versterking van de agrarische gebieden en de ingebedde natuur –en landschapswaarden. In de uiterwaarden dient specifieke aandacht te gaan naar de afstemming van het ruimtegebruik met de randvoorwaarden inzake veiligheid (waterbeheer), landschappelijke identiteit en ecologische kwaliteit en dit in grensoverschrijdend perspectief.

12.3.3 Beschrijving op mesoschaal

Landschapsatlas (figuur 12-2) • Relictzones Er liggen geen relictzones in de omgeving van het projectgebied.

• Ankerplaatsen De meest dichtbij gelegen ankerplaats (Vijverbroek A70029) ligt op circa 2 km van het projectgebied, buiten wat nu visueel als Maasvallei te herkennen is.

• Lijnrelicten Het meest dichtbij gelegen lijnrelict is de Witbeek (L 70016). Ten westen van de grindplassen loopt de Witbeek. Deze beek vormt de grens tussen de grindwinningsgebieden en de landbouwgronden tussen Kessenich en Geistingen die er achter liggen. Dit is tegelijk het traject van de winterdijk en dus de grens van de Maasvallei.

Het Maastalud is een lijnrelict (L 70008) met een wetenschappelijke waarde als talud tussen de alluviale vlakte en het middenterras van de Maas.

De weg op de rand van de alluviale vlakte (winterbedding) is een lijnrelict (L70027), dat loopt van noord naar zuiden in het landbouwgebied tussen Kessenich en Geistingen, ten westen van de Witbeek. Voor de aanleg van de Napoleonweg lag de verbindingsweg op de rand van de alluviale vlakte. Op de kaart van de Ferraris wordt deze benoemd als 'Le Grand Chemin de Maestricht à Maeseyck'.

8 Deze visie is het resultaat van een planningsfase waarbinnen een aantal ruimtelijke beleidsdoelstellingen en concepten voor de open ruimte in de regio Limburgse Kempen en Maasland worden geformuleerd ( 8. Een administratie overschrijdend projectteam van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap stelde de visie op en de visie werd voor een formeel advies voorgelegd aan de gemeenten, provincies en belangengroepen. Het voorstel van ruimtelijke visie zal samen met de adviezen de basis vormen voor de besluitvorming door de Vlaamse regering over de verschillende uitvoeringsacties..

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 124 - Definitief rapport

Nog iets meer ten westen loopt dan het lijnrelict “de Napoleonwege” (L70009), die na de aanleg in 1812 een sterk structurerend element werd met belangrijke dorpskernverschuivingen en vandaag opvalt door monumentale eikendreefbomen.

• Puntrelicten Binnen een straal van 2 km rond het projectgebied liggen 7 puntrelicten.

Tabel 12.1: Puntrelicten binnen het projectgebied

Code Naam

P70080 Houbenhof P70109 St. Annakapel P70116 Huizerhof P70123 Huis Gielen P70122 OLV van Banneux P70113 Huikenskapel P70118 Voorderkapel Er liggen geen ankerplaatsen en lijnrelicten in het projectgebied. Het Houbenhof (P70080) is een puntrelict en wordt besproken onder beschermde monumenten en dorpszichten (zie verder).

Cultuurhistorisch GIS in Nederland In Nederland maakt het landschap rond Stevensweert deel uit van een Rivierland en valt binnen de regio “Maasvallei”. De zone op de rechteroever is hoofdzakelijk natuurgebied, de gemeente Stevensweert is een verdedigingswerk.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 125 - 10 februari 2017

grindwinning

grindwinning Natuurgebied/ groenland grindwinning

Vestingswerken

bebouwing

Natuurgebied/groenland

akkers akkers grindwinning

Illustratie 12.10: Gegevens uit het cultuurhistorisch GIS (NL)

Beschermde landschappen, dorps- en stadsgezichten en monumenten Gegevens betreffende het aanwezige bouwkundig erfgoed zijn opgezocht en weergegeven in figuur 12-3.

• Beschermde landschappen Er zijn geen beschermde landschappen in het projectgebied.

• Beschermde dorpszichten (figuur 12-3) Het projectgebied zelf ligt in het beschermd dorpsgezicht “omgeving Houbenhof” (bijlage 12-1). Binnen dit beschermd dorpsgezicht ligt het historische Houbenhof (puntrelict en beschermd monument (zie onder). Deze boerderij ligt achter de Maasdijk op een stukje land dat gespaard bleef van de ontgrindingen. Ten oosten van de boerderij liggen nog enkele historische drassige weilanden met depressies waar overwinterende smienten en ganzen de sfeer bepalen. De hoeve ligt vlak achter de Maasdijk, op een stuk land dat gespaard bleef voor de ontgrinding; de onmiddellijke omgeving werd in de jaren 1960 ontgrind, maar opnieuw aangevuld .

Het omringende landschap, gekenmerkt door de grote openheid, is typisch voor de alluviale vlakte, en is zowel historisch als landschappelijk de natuurlijke omgeving van de hoeve. Deze openheid werd oorspronkelijk gewaarborgd door de aanwezigheid van akkers. In de historische ontwikkeling van de landbouw in de Maasstreek is de

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 126 - Definitief rapport

omzetting van akkerland naar grasland/weiland vanaf het midden van de 19de eeuw kenmerkend, zodat het huidige bodemgebruik als grasland zeker geen afbreuk doet aan de historische omgeving. Bovendien werden de buitendijkse gebieden (weerten), zoals die ook hier bij de hoeve aanwezig zijn, traditioneel als grasland gebruikt. In het omringende landschap is de gietijzeren grenspaal van 1843 een markant element, en symboliseert bovendien de teloorgang van de Maaslandse eenheid.”

Vóór de hoeve, op de Maasdijk, bevindt zich de gietijzeren grenspaal 124 (illustratie 12.13), volgens het gebruikelijke model, met datering 1843 en de wapens van België en Nederland. Tegen de zuidoostgevel van de hoeve werden de stenen grenspalen opgesteld die bij de ontgrinding van het omliggende gebied werden weggenomen en hier door de eigenaar verzameld zijn.

Een deel van Stevensweert is een beschermd dorpsgezicht sinds 1993. De gezichtsbescherming richt zich op de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waardering van een gebied en wil het toekomstig functioneren daarvan veiligstellen.

Beschermd dorpsgezicht Stevensweert

Illustratie 12.11: Beschermd dorpsgezicht (NL)

• Beschermde monumenten (figuur 12-3) Houbenhof Binnen projectgebied zelf ligt in het beschermd monument “Houbenhof” (ID71871) (besluit in bijlage 12-1). Ze is (her)opgebouwd in 1759 door Peter Houben en werd gebouwd op een natuurlijke hoogte, zodat zelfs een zeer hoge waterstand geen ernstige schade kon berokkenen. Het ontstaan van de hoeve heeft waarschijnlijk te maken met de versterking van Stevensweert. Bij het overlopen van de geschiedenis van de hoeve blijkt dat de hoeve deel uitmaakte van het verkeer over de historische brug en later als eindpunt van een veerpont naar Stevensweert in Nederland. Het Houbenhof functioneerde vroeger ook als schippersherberg.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 127 - 10 februari 2017

Het ontstaan van het Houbenhof hangt samen met de Tachtigjarige Oorlog, de strijd om de Maasgrens en Maastricht, en de verovering en versterking van Stevensweert (1633) in dit verband. Het werd gebouwd door Aert Houben tussen 1660 en 1664 op de plaats van een door de Spanjaarden geplande redoute bij de schipbrug naar Stevensweert. Als herberg, afspanning en veerhuis was het eeuwenlang getuige van alle historische gebeurtenissen in de Maasvallei. Door zijn ligging vlak tegenover Stevensweert en de duidelijke, visuele band die het hiermee onderhoudt, symboliseert het Houbenhof de eeuwenoude eenheid van het Maasland en de hechte band tussen de beide Maasoevers, die na het midden van de 19de eeuw, na de splitsing der beide Limburgen, verloren ging.

Illustratie 12.12: Foto onroerend erfgoed (Schlusmans, 04-04-2002 )

Illustratie 12.13: Grenspaal uit 1843

In de Atlas van de Buurtwegen (1845) heeft de hoeve haar huidige vorm: aan het woonhuis werd haaks op de zuidoostzijde geplaatst. Ten zuidwesten van het erf bevindt zich het woonhuis met aansluitende stal. De open, zuidoostzijde van het erf is door een muur afgesloten; hierin zijn een korfboogvormige inrijpoort en een getoogde voetgangersdoorgang uitgespaard. Buiten het erf, ten noorden, bevindt zich het bakhuis.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 128 - Definitief rapport

Door de ontgrindingen verdween de oorspronkelijke weg die de hoeve met Geistingen verbond; de hoeve kwam op een soort landtong tussen de grindplassen en de Maas de liggen, en de toegangsweg loopt thans vlak naast de Maasdijk. De hoeve werd eind 1944 beschadigd en in 1945 gerestaureerd, met wijziging van de oorspronkelijke muuropeningen van het woonhuis en de aansluitende stal. Voor het overige bleef de toestand zoals aangeduid in de Atlas van de Buurtwegen gaaf bewaard.

Monumenten in Nederland Op circa 1,2 km van het projectgebied ligt het beschermd monument “Stenen windmolen ’De Korenbloem’” en het monument “zg. Huis Gielen” en op circa 1,6 km “Huis Reynders”.

Binnen de stadskern van Stevensweert (NL) (op circa 350 m) I bevinden zich 22 rijksmonumenten en 19 gemeentelijke monumenten. Het meest dichtbij gelegen monumenten (op 200 m) zijn de Sint Stephanuskerk (34890), het voormalig Raadshuis (522196) en een aantal woningen langs de Singelstraat. En iets ten zuiden van het projectgebied, langs Sint-Annastraat, staat de Sint Annakapel, en het witte huis.

12.3.4 Beschrijving op microschaal

Algemene beschrijving Het landschap van het projectgebied heeft een erg landelijk en visueel open karakter. De zichten worden begrensd door de dijken. Er is weinig opgaand groen, uitgezonderd ter hoogte van hoeve Houbenhof. De hoeve is in privébezit en heeft een eigen havengeul op de plas Vissenakker. Deze Maasplas staat in het oosten rechtstreeks in contact met de Maas. Rond het projectgebied vloeien de bewoningskernen (Ophoven, Geistingen, Stevensweert) uit in waterrecreatiegebieden met veel infrastructuur: grote jachthavens met veel boten, horeca en ook verblijfsparken (De Kis ten noorden van Stevensweert bijvoorbeeld). Ten zuiden van het projectgebied loopt een hoogspanningsleiding over de Maas, tussen Ophoven, Laak en Stevensweert.

Foto 1: zicht vanuit Stevenweert Foto 2: zicht richting zuidkant zomerdijk

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 129 - 10 februari 2017

Foto 3: zicht noordzijde zomerdijk Foto 4: keerlus

Foto 5: zicht westen richting oost Foto 6: winterdijk

Illustratie 12.14: Foto’s projectgebied Inventaris bouwkundig erfgoed • Vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Houbenhof is vastgesteld bouwkundig erfgoed (zie 12.3.3).

• Vastgesteld bouwkundig erfgoed Zowel in het dorp Geistingen als in Kessenich is vastgesteld bouwkundig erfgoed aanwezig, maar deze liggen allemaal op meer dan 1 km van het projectgebied.

12.3.5 Archeologisch patrimonium

• Algemene evolutie Maasdal (De Maaswerken, 2003) Er zijn aanwijzingen voor menselijke aanwezigheid in het Maasdal tenminste vanaf het Midden Paleolithicum (ca. 270.000 - 35.000 jaar geleden). Het betreft sporen van rondtrekkende jager-verzamelaarsgroepen op de middenterrassen van de Maas. Op de laagterrassen dateren de oudste gevonden sporen van jager-verzamelaarsgroepen uit het Laat-Paleolithicum (ca. 13.000 - 8.800 BC) en het Mesolithicum (ca. 8.800 - 5.300 BC). Omstreeks 5.300 BC vindt in het Maasdal de overgang naar het Neolithicum plaats. Men woonde in nederzettingen op de vruchtbare lössplateaus van de middenterrassen, maar was ook actief in de holocene dalvlakte. De eerste aanwijzingen voor permanente bewoning op laagterrassen dateren van iets later (4.800 - 4.500 BC en verder 4.500 - 3.600 BC en 3.600 - 2.500 BC. Archeologische vondsten uit het laat- Neolithicum (2.500 - 2.000 BC) en uit de Bronstijd (2.000 - 800 BC) zijn met uitzondering van losse vondsten hoofdzakelijk bekend van de middenterrassen. Met de IJzertijd (800 - 50 BC) neemt het aantal vindplaatsen zeer sterk toe. Van alle terrasniveaus zijn

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 130 - Definitief rapport

sporen van bewoning en grafvelden uit de IJzertijd bekend. In de holocene dalvlakte zijn vooral op de hogere delen van het laagterras IJzertijdsporen aangetroffen. Ook in de Romeinse tijd (50 BC - 450 AD) heeft het Maasdal een intensieve bewoning gekend met vondsten in grote hoeveelheden op de terrassen, maar daarnaast ook in beperkte mate uit het holocene dal. Gedurende en na de ondergang van het Romeinse rijk nam de bevolkingsomvang sterk af. Verschillende villa-terreinen hebben vondsten opgeleverd die op (hernieuwde) bewoning in de Merovingische tijd (450 - 725 AD) wijzen. In de Karolingische tijd (725 - 1000 AD) herinnert maar weinig meer aan de Romeinse beschaving. Er was sprake van adellijk en kerkelijk grootgrondbezit waaraan herenhoven of vroenhoven gekoppeld waren. Daarnaast was er sprake van prestedelijke kernen, als centra van bestuur, handel en ambacht. Het vermoeden bestaat dat de basis van veel van de huidige dorpen in de Karolingische tijd is gelegd. In de Late Middeleeuwen vond een versnippering van macht plaats. De nieuwe lokale en regionale machthebbers heersten vanuit versterkte huizen en kastelen over hun grondgebied. In en langs het Maasdal zijn veel (resten van) kastelen bewaard gebleven. Daarnaast ontstonden in deze tijd nieuwe steden (bijv. Maaseik) en kwamen oude nederzettingen tot stedelijke bloei (Maastricht). Het merendeel van de nog bestaande dorpen en gehuchten langs de Maas bestond reeds in de Late Middeleeuwen. Na 1300 is nog slechts een klein aantal nieuwe nederzettingen gesticht.

• Gekend archeologisch patrimonium in het projectgebied (CAI) Er zijn geen gekende archeologische vondsten in het projectgebied (figuur 12-4).

12.4 Effectbespreking en –beoordeling

12.4.1 Aanlegfase: Landschapsstructuur, landschapsbeeld en - beleving

Vergeleken met de wijzigingen in landschapsstructuur in de voorbije decennia is de impact van de aanlegfase in dit project klein. Tijdelijke gronddepots en verschuivingen van oeverlijnen van de grote plassen zijn een voortdurend gegeven in deze omgeving. Het effect is neutraal. Tijdens de graafwerken wordt het projectgebied negatief beïnvloed naar landschapsbeeld en –beleving. Het tijdelijk negatieve effect in de aanlegfase, moet dienen om het veiligheidsniveau te verhogen. Toch zullen de bewoners en recreanten op het water en op de Nederlandse kant van de Maas, over een periode van circa 2 maanden een gewijzigd beeld krijgen. Omdat dit zeer beperkt is tijd is, en de omgeving al decennia getuige is van graafwerken, grind- en zandwinning in een zeer dynamisch landschap, kan het effect van het uitvoeren van de werken op de structuur, het beeld en de beleving van het landschap als verwaarloosbaar beschouwd worden (0).

12.4.2 Aanlegfase: landgebruik

Tijdens de aanlegfase wordt de bereikbaarheid van de bewoners van Houbenhof gegarandeerd of wordt een regeling getroffen. Het projectgebied is niet toegankelijk, dus is er ook geen (tijdelijke) invloed op dit landgebruik. De invloedstraal van de werfzone aan de plasoever op het wateroppervlak belemmert niet het recreatief gebruik van de Maasplas. De tijdelijke hinder op de vaarweg in de Maasgeul en op de keerlus voor het verkeer aan de jachthaven, worden beoordeeld onder discipline Mens.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 131 - 10 februari 2017

12.4.3 Aanlegfase: Erfgoedwaarden (landschappelijk en cultuurhistorisch)

Zoals reeds hoger omschreven is het effect op de structuur, beeld en beleving bij uitvoering van de werken zo goed als onbestaand. Dit zal zich ook zo vertalen in het effect op de erfgoedwaarden, vermits vooral een gewijzigd landschapsbeeld effect zal hebben op erfgoedwaarden. De werfzones nemen een beduidend grotere oppervlakte tijdens de uitvoering, maar dit zal slechts tijdelijk zijn. De aanlegfase duurt niet lang ten opzichte van de exploitatiefase.

Anderzijds zullen de werken uitgevoerd worden binnen een beschermd dorpsgezicht, “omgeving Houbenhof” en bij het beschermd monument ‘Houbenhof’. Hierdoor bestaat de kans op mogelijke schade aan deze site en dit monument. In de discipline water is omschreven dat er geen tijdelijke bemalingen nodig zijn voor het uitvoeren van de werken.

Het mogelijk negatieve effect dat zou kunnen optreden ter hoogte van het erfgoed, kan vermeden worden door aanbevolen maatregelen zoals controle bij de grondwerken. Er zal een duidelijk werfplan moeten opgemaakt worden waarin de aannemer de juiste werkwijze en het verloop van het werfverkeer vastligt. Bovendien moeten de werken voldoen aan de vooropgestelde eisen in het veiligheids- en gezondheidsplan. Toch blijft er nog steeds een kans op accidentele beschadiging van het erfgoed bij uitvoering van de werken, waardoor het effect als beperkt negatief wordt beoordeeld (-1)

12.4.4 Aanlegfase archeologie

In de zones waar vergraving plaatsvindt (en dan met name in de toplaag), wordt tijdens de aanlegfase mogelijk aanwezig maar nog niet ontsloten archeologisch erfgoed vernietigd of aangetast. Uit de gegevens van CAI blijkt dat er momenteel geen gegevens zijn van archeologische vondsten binnen het projectgebied. Toch zullen de graafwerken worden uitgevoerd in de bodem die hoofdzakelijk bestaat uit onaangeroerd materiaal, waardoor er nog kans bestaat dat er archeologische vondsten in de bodem aanwezig zijn. Het effect op archeologie is aanzienlijk negatief (-3).

Door een vernieuwd wettelijk kader (vanaf 1 januari 2016) wordt een archeologische desktop voorstudie verplicht opgesteld, die de kansrijkdom op archeologisch erfgoed in de ondergrond nauwkeuriger zal bepalen voor de zone waar grondwerken nodig zijn. Deze studie moet de modaliteiten vastleggen voor verder archeologisch onderzoek in situ, voorafgaand aan de start van de werken, begeleid en met goedkeuring van de bevoegde erfgoedadministratie, bijvoorbeeld een booronderzoek of een proefsleuvenonderzoek. Bij dit onderzoek worden zones afgebakend waar eventueel vervolgonderzoek nog aan de orde is. Als op deze manier het aanwezige archeologische erfgoed wetenschappelijk correct en afdoende gedocumenteerd wordt, is het effect op de archeologische waarden van het voorgenomen project beperkt negatief (-1). Deze Archeologienota dient men toe te voegen aan de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag.

Mogelijke effecten op archeologische waarden zullen enkel optreden tijdens aanlegfase, niet tijdens exploitatiefase.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 132 - Definitief rapport

12.4.5 Exploitatiefase: Landschapsstructuur

Aan de zuidkant zal de huidige structuur ter hoogte van de zomerdijk wijzigen. Daar waar momenteel relatief steile oevers te zien zijn, zal in de nieuwe structuur een nieuwe oever komen. De huidige zomerdijk ligt iets boven het maaiveld van de rest van Houbenhof (op een hoogte van circa 26 m TAW). Na de grondwerken zal de steile verharde dijkflank vervangen worden door een schuine grindoever. Deze grindoever zal vanaf het gemiddelde maaiveld van de landtong vertrekken. Deze gewijzigde structuur wijzigt de harde lijn en abrupte overgang tussen land en water in een oever die op een gelijkmatige en rustigere wijze overvloeit in de Maas. De aanwezige waterverdedigingen, zoals betonplaten en de betonnen trap, zullen verdwijnen, waardoor de oever van de zomeroever een mooiere, gelijkmatigere structuur krijgt. Er is wel een wijziging van de landschapsstructuur, maar ze zal kwalitatief zeker niet verminderen. De huidige winterdijk, die momenteel stopt ter hoogte van de hoeve, wordt doorgetrokken. Hierdoor wordt de open structuur ter hoogte van de Houbenhoeve bijkomend verstoord door een dijk, die dit deel van het projectgebied als het ware in twee snijdt, wat toch in beperkte mate de huidige structuur van dit deel van het projectgebied schaadt. In het noordwesten wordt de oever van de vaargeul verlengd en verschijnt hier een oever analoog aan de oever van de zomeroever. Hier herhaalt zich het verhaal van de zomeroever, waar er wel een wijziging aan de structuur is, maar doordat de nieuwe structuur op zijn minst evenwaardig is aan de huidige (door onder andere een zachtere overgang en een uniforme lijn van de oever), wordt het mogelijke negatieve effect als verwaarloosbaar tot een lichte verbetering beoordeeld. Ook parallel aan deze vaargeul wordt de winterdijk verlengd, met eenzelfde beperkt negatief effect op de landschapsstructuur. De “moderne” winterdijk is een landschapselement dat over de volledige lengte van de Grensmaas aan Vlaamse kant een gegeven. Enerzijds is dit net als de vroegere rivierkundige ingrepen, zichtbaar op de oude kaarten (zie 12.3.1), een onderdeel van het cultuurlandschap De Maasvallei. Anderzijds snijdt dit lint dwars door oude landschapsstructuren. Het is aangelegd als een vloeiende lijn (conform de inzichten rond stroomgeleiding bij hoogwaters, nodig voor rivierveiligheid) die geen rekening houdt met oude perceelsstructuren en dijken of met oude grenzen tussen uiterwaard en hinterland.

Algemeen kan men stellen dat er in ieder geval een wijziging is aan de landschapsstructuur, maar dat door de wijziging een minstens evenwaardige landschapsstructuur ontstaat. Enkel de verlenging van de winterdijk in een gebied waar deze voorheen ontbrak, kan als beperkt negatief beoordeeld worden voor de landschapsstructuur en het landschapsbeeld (-1).

12.4.6 Exploitatiefase: Landschapsbeeld- en beleving

Het uitkijkpunt ter hoogte van het kanon de “Dikke Wertha” (foto 1), waar je enerzijds de Maas ziet voorbij stromen en waar je een zeer goed zicht hebt op de hoeve Houbenhof met zijn omringende landschap blijft behouden. . Daar waar we nu een zeer open landschap hebben en een landtong die als het ware uit de plas en de rivier opduikt, komt na de werken een meer geleidelijke overgang tussen land en water. Momenteel zijn er op de zomeroever keien, betonplaten en andere elementen aanwezig, die, mochten ze al niet storen, toch gebiedsvreemd zijn en niet

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 133 - 10 februari 2017

altijd passen in het omliggende landschap. Deze zullen verdwijnen waardoor een uitgestrekte oever zal ontstaan die rond over een afstand van circa 1 km het projectgebied zal omsluiten en zelf ook een belangrijk en natuurlijk ogend onderdeel van het landschapsbeeld zal worden.

Illustratie 12.15: Houbenhof vanaf het oosten gezien

Ook hier kan men stellen dat, hoewel het landschapsbeeld en beleving wijzigt, men een nieuw beeld zal creëren dat kwalitatief zeker niet minder zal zijn.

Het specifieke karakter van de “moderne” winterdijk werd onder 12.4.5 al aangehaald. Het verschijnen van deze winterdijk heeft grote invloed gehad op het landschapsbeeld en de landschapsbeleving van de hele Maasvallei.

Voor de waarnemers in het hinterland, in de uiterwaard of aan de Nederlandse kant van de Grensmaas is de steile groene grazige flank een doorlopend element dat de zichtlijnen over het terrein onderbreekt en de leesbaarheid van de historische (natuurlijke of cultuurlijke) begrenzing van het winterbed verstoort. Voor de bezoekers van de Maasvallei is de dienstweg op de winterdijk de uitgelezen route geworden, zeker voor fietsers, maar ook voor wandelaars om de vallei aan Vlaamse kant te verkennen. Sinds de aanleg van de Winterdijk heeft het gros van de waarnemers dus vrijwel voortdurend een verheven gezichtspunt, dat bovendien ook altijd op uniforme hoogte blijft.

Het effect van de verlengde winterdijk zal voor de waarnemers aan Nederlandse kant en voor mensen op de pleziervaartuigen het beeld veranderen zoals hierboven beschreven. Met name wordt de geïsoleerde opstelling van Houbenhof op een

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 134 - Definitief rapport

natuurlijke hoogte aan de noordoostzijde deels tenietgedaan door de nieuwe winterdijk. Aan de zuidwestelijke zijde was dit al het geval. De tweede invalshoek, het gezichtspunt van de recreanten op de winterdijk, is niet relevant omdat Houbenhof afgesloten blijft voor recreanten.

Algemeen kan men stellen dat het effect op het landschapsbeeld- en beleving neutraal of matig positief kan beoordeeld worde, behalve de verlenging van de winterdijk, die een beperkt negatief effect (-1) oplevert.

12.4.7 Exploitatiefase: Landgebruik

Het landgebruik zal niet wijzigen na uitvoering van de werken. Dit wordt meer gedetailleerd beschreven bij de discipline mens.

12.4.8 Exploitatiefase: Erfgoedwaarden (landschappelijk en cultuurhistorisch)

De werken zullen uitgevoerd worden binnen een beschermd dorpsgezicht, “omgeving Houbenhof” en om er rond het beschermd monument ‘Houbenhof’. Andere erfgoedzones liggen ver weg van het projectgebied en zullen geen hinder ondervinden door het uitvoeren van de werken.

Aan het monument zelf zal niets wijzigen, en ook andere aanwezige elementen zoals de historische grenspalen blijven behouden.

Het stukje land rond Houbenhof, gekenmerkt door de grote openheid, is typisch voor de alluviale vlakte, en zal niet wezenlijk in oppervlakte veranderen. De openheid en de historische graslanden blijven bewaard. Wel zal door de aanleg van de winterdijk de verhoogde opstelling van Houbenhof minder leesbaar worden, zoals omschreven in 12.4.6. Ook de verwijzing naar de geschiedenis van de hoeve met de Maas blijft zeer aanwezig.

Historische kaarten (zie 2.4.3) bewijzen dat sommige ingrepen uit het project rechtstreeks verwijzen naar historische situaties. Zo blijkt uit illustratie 12.5 dat de winterdijk rond 1850 reeds aanwezig was om en rond Houbenhof weliswaar minder hoog dan de geplande verlenging in dit project. Hieruit kan men de conclusie trekken dat de werken deels het cultuurhistorisch patroon herstellen, wat als beperkt positief kan worden beoordeeld.

Uit de beschrijving van de effecten op het landschapsbeeld blijkt dat ook het vrij uniek uitzicht vanuit het uitkijkpunt op de rechteroever naar Houbenhof (foto 1) deels positief beïnvloed wordt door het verwijderen van de zomerdijk met zijn betonelementen, deels negatief beïnvloed wordt door de verlenging van de hoge winterdijk.

Algemeen kan men stellen dat, na afweging van pro’s en contra’s, het effect op erfgoedwaarden neutraal is (0).

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 135 - 10 februari 2017

12.5 Synthese

Tabel 12.2: Effectbeoordeling discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Effectgroepen Aanlegfase Exploitatiefase Landschapsstructuur 0 -1 Landschapsbeeld- en beleving 0 -1 Erfgoedwaarden (landschappelijk en -1 0 cultuurhistorisch) Archeologie -1 nvt

12.6 Ontwikkelingsscenario’s

Omdat de ingrepen binnen het landschap op macroschaal niet ingrijpend zijn, zal er geen effect verwacht worden van de ingrepen in het project op de ontwikkelingsscenario’s.

12.7 Grensoverschrijdende effecten

De meeste effecten op de effectengroepen van landschap zijn verwaarloosbaar. Zo blijkt dat het uitzicht vanaf de rechteroever (Stevensweert) zo neutraal beïnvloed wordt.

De beperkt negatieve effecten, die verwacht worden in de aanlegfase voor erfgoedwaarden en archeologie, vinden enkel plaats binnen het projectgebied zelf, waardoor ook voor deze effectengroep geen grensoverschrijdende effecten verwacht wordt.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 136 - Definitief rapport

13 DISCIPLINE MENS

13.1 Afbakening studiegebied

Studiegebied voor recreatie valt min of meer samen met het studiegebied voor landschap macroschaal, namelijk het projectgebied bekeken in de ruimere omgeving van de Maasvallei tussen Maaseik en Wessem, de Maasvallei tussen Maaseik, Thorn en Wessem, Maasbracht , Stevenweert en Laak. Studiegebied voor mens hinder valt samen met studiegebied zoals terug te vinden onder § 11.3. Het studiegebied voor mens/landbouw valt samen met het projectgebied zelf.

13.2 Beschrijving referentiesituatie

13.2.1 Recreatie

Langs de straat Maasdijk, ten zuidwesten van het projectgebied, is het watersportcentrum “De Spaanjerd” gelegen, onderdeel van MAREC. Vanaf de steigers kan men rondvaarten doen. Nabij deze jachthaven zijn er snelheidsbeperkingen, zodat vooral zeilers en grote motorjachten hier terecht kunnen. Rond de steigers zijn er sportvelden en een zeilclub aanwezig en ligt er een camping. Ook is hier een hotel en restaurant aanwezig. Deze club ligt op maar circa 1 km van de keerlus in het projectgebied. Deze jachthaven is een goed uitgeruste en moderne familiejachthaven. Vanaf deze camping kan je richting Maastricht en Antwerpen varen.

Illustratie 13.1: Overzicht jachthaven de Spaanjerd

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 137 - 10 februari 2017

x

Spaanjerd

Illustratie 13.2: Overzicht ligging jachthaven de Spaanjerd

Op de Maasplas is snelvaren niet toegestaan. Nabij Maaseik is er een snelvaartzone aanwezig op de Maas zelf tussen rivierkilometer 59.5 en 61.5 (grofweg tussen Laak en Stevensweert). In deze zone is het onder voorwaarden toegestaan sneller te varen dan 16 km/uur. In snelvaartzone is ook waterskiën toegestaan. De zone is verboden voor het varen met zeilplanken, zwemmen en duiken. In de praktijk komt het voor dat er (illegaal) buiten de snelvaartzone meer dan 16 km/u met speedboten en jetski’s gevaren wordt. Dit hangt wellicht ook samen met het feit dat er in de zone zelf geen trailerhelling aanwezig is en vaartuigen dus altijd door de rustige zones naar de snelvaartzone moeten. Vermoedelijk zijn de meeste vaartuigen afkomstig van de trailerhellingen aan Vlaamse zijde in de jachthaven van Herenlaak bij Aldeneik, maar ook vanuit de Spaanjerd kunnen boten naar hier gaan via de Maasplas en de vaargeul.

In tabel 13.1 is een overzicht terug te vinden van aanwezige recreatie rond de plassen. Hier wordt aangeduid dat wandelen en paardrijden zich vooral afspeelt in de natuurgebieden. Het ruiterpad van Kinrooi loopt van Geistingen tot Kessenich, ver verwijderd van het projectgebied. Wel loopt er een wandelpad met eindpunt ter hoogte van de keerlus. Er loopt geen bewegwijzerd mountainbikepad ter hoogte van Kinrooi. De jachthaven van de Spaanjerd (MAREC infocentrum) is het startpunt van een fietspad ‘Haptrappen door Kinrooi” en van het fietspad ‘Borgloon 2010 Heirbaan’ richting Hasselt (zie illustratie 13.3 tot illustratie 13.5).

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 138 - Definitief rapport

Illustratie 13.3: fietspad ‘Borgloon 2010 Heirbaan’ Illustratie 13.4: fietspad ‘Haptrappen door Kinrooi”

Illustratie 13.5: startpunt fietsroute

Tabel 13.1: Overzicht van recreatie rond projectgebied

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 139 - 10 februari 2017

De meest dichtbij gelegen accommodatie ligt ter hoogte van de jachthaven De Spaanjerd. Andere vormen van recreatie (sportvelden, cultureel centra,..) liggen in het centrum van Geistingen of Kessenich.

13.2.2 Hinder

• Geluid en Trillingen De referentiesituatie voor geluid en trillingen wordt besproken bij de discipline Geluid en Trillingen (in hoofdstuk 11).

• Lucht Mogelijke luchtemissies zullen optreden door de boten op de Maasplas en de Maas. Er liggen geen drukke verkeersaders in de buurt van het projectgebied.

• Lichthinder Er is geen verlichting binnen het projectgebied zelf, buiten de verlichting om en rond de hoeve. Vanaf het projectgebied kan ’s nacht de verlichting in Stevensweert worden waargenomen.

• Veiligheidsniveau door water in Maas Het gehele projectgebied is aangeduid als een risicozone voor overstromingen. Deze afbakening is gebaseerd op overstromingen die plaatsgevonden hebben tussen 1993 en 1995. De hoogte van de winterdijken en ringdijken is door uitvoering van het Maasdijkenplan dusdanig dat overstromingen over de ringdijken slechts voorkomen om de 115 jaar.

13.2.3 Landbouw

In het projectgebied zijn de meeste percelen aangeduid als “tijdelijk grasland (groen) op de landbouwgebruikspercelenkaart (illustratie 13.6). Aan de zuidzijde is één perceel waar meerjarig klaver (voedergewas) aanwezig is (geel).

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 140 - Definitief rapport

Illustratie 13.6: Overzicht Landbouwgebruikspercelen (ALV, 2014 op Geopunt.be)

13.3 Effectbespreking en –beoordeling

13.3.1 Aanlegfase: recreatie

Tijdens de uitvoering van de werken zal de Maasdijk binnen het projectgebied gebruikt worden voor werfverkeer en zal tijdelijk de keerlus afgesloten worden. De Maasdijk is een smalle asfaltweg (3-3,5 m breed). Maar de inrit van Marec en een uitwijkzone halverwege de afstand tot de keerlus blijven bruikbaar als keerplaats voor auto’s.

Illustratie 13.7: Keermogelijkheden voor auto’s op Maasdijk

Verder zal de toegankelijkheid van de jachthaven de Spaanjerd en vooral het hotel van Marec mogelijk hinder ondervinden van het werfverkeer naar de projectzone over Maasdijk. Omdat geen grond aangevoerd- of afgevoerd zal worden, zal het meeste bijkomend transport zich enkel beperken tot het aan- en afrijden van personeel. De werfmachines zullen in één keer aangevoerd worden en ook in één keer afgevoerd worden gezien de compacte looptijd van de werken.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 141 - 10 februari 2017

Andere vormen van recreatie zullen geen hinder van de werken ondervinden, waardoor het effect als beperkt negatief wordt beoordeeld (-1).

13.3.2 Aanlegfase: hinder

Het hinderend effect door geluidshinder wordt besproken bij de discipline geluid. Hier blijkt dat gedurende 40 dagen om en rond het projectgebied hinder kan zijn door geluidsoverlast. Maar omdat dit beperkt in de tijd is en men de werken niet kan uitvoeren zonder het te verwachten geluidshinder, kan het effect als beperkt negatief beoordeeld worden.

De luchthinder door het uitvoeren van werken zal zich vooral uiten in de vorm van stofhinder. Ook hier maakt dat de tijdelijke aard van de werken de luchthinder als matig beperkt wordt beoordeeld. Bovendien dient men voorzieningen treffen tijdens uitvoering die deze overlast kunnen beperkten.

Tijdens de aanlegwerken wordt een tijdelijk en verwaarloosbaar effect verwacht op het oppervlaktewaterpeil.

Er zal tijdens de aanlegfase geen toename van lichthinder zijn binnen het projectgebied. De werken worden overdag uitgevoerd in het zomerhalfjaar, waardoor werfverlichting of voertuigverlichting voor zover al gebruikt geen grote hinder oplevert. Het effect is verwaarloosbaar (0).

13.3.3 Aanlegfase landbouw

Een deel van de landbouwpercelen zal gebruikt worden tijdens het uitvoeren van de werken. De machines rijden over de cunet en over terreindelen die ze achterwaarts weggraven. Er wordt zo weinig mogelijk gereden over de landbouwpercelen die niet strikt tot de footprint van de ingrepen behoren en op afgewerkte heraangevulde delen met lemige dekgrond die een beperkte draagkracht hebben.

Ofwel dient het grazend vee tijdelijk van Houbenhof gehouden te worden, ofwel worden raster geplaatst of deels bestaande rasters gebruikt die de werfzones afschermen van de niet-werfzones op Houbenhof. Er worden volgens de regels van de kunst afspraken gemaakt en indien nodig schadevergoedingen geregeld met de landbouwers/gebruikers. Het effect wordt als beperkt negatief beoordeeld (-1).

13.3.4 Exploitatiefase: recreatie

Na uitvoering van de werken zal niets wijzigen aan de recreatie. Houbenhof blijft ontoegankelijk. De keerlus wordt herplaatst en zal nadien opnieuw gebruikt worden voor het recreatieve bestemmingsverkeer naar Marec.

13.3.5 Exploitatiefase: hinder

Er zal geen bijkomende geluidshinder, lucht- of lichthinder verwacht worden na uitvoering van de werken.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 142 - Definitief rapport

Het doel van deze ingrepen is om het veiligheidsniveau van de rivier door eenvoudige ingrepen te verhogen. Hierdoor kan men zeggen dat het veiligheidsaspect naar risico op overstromingen toe licht verbeterd, waardoor het effect als beperkt positief kan beoordeeld worden (+1).

13.3.6 Exploitatiefase: landbouw

Doordat de winterdijk een deel van de natte graslanden zal innemen, verandert lokaal mogelijk de begraasbare/maaibare oppervlakte of de opbrengst ervan. Dit omvat beperkte oppervlaktes zodat mits de gebruikelijke afspraken en vergoedingen hiervoor de bedrijfsvoering van de betrokken landbouwers/gebruikers niet wezenlijk negatief beïnvloed wordt. Het effect is neutraal (0).

13.4 Synthese

Tabel 13.2: Effectbeoordeling discipline Mens

Effectgroepen Aanlegfase Exploitatiefase Recreatie -1 0 Hinder -1 +1 Landbouw -1 0

13.5 Ontwikkelingsscenario’s

De beperkte tot neutrale effecten op recreatie en hinder hebben geen invloed voor de ontwikkelingsscenario’s.

13.6 Grensoverschrijdende effecten

De beperkte effecten op recreatie spelen zich af op en rond de Maasplas, waardoor er geen grensoverschrijdende effecten te verwachten zijn.

De tijdelijke effecten van geluid en risico op overstroming in de aanlegfase kunnen hinder opleveren in Stevensweert.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 143 - 10 februari 2017

14 PASSENDE BEOORDELING / VERSCHERPTE NATUURTOETS

14.1 Figuren

Figuur 10.1: Beschermingszones natuur Figuur 10.2: Waardering volgens de biologische waarderingskaart Figuur 10.3: Indicatief voorkomen van habitats (BWK versie 2016)

14.2 Bevoegde instantie

Deze passende beoordeling van de rivierkundige ingreep aan de Gemeenschappelijke Maas te Geistingen wordt voor opinieverstrekking (art. 6, lid 4, 2 e alinea) overgemaakt met het verzoek tot ontheffing aan het Agentschap voor Natuur en Bos, Koning Albert II laan 20, bus 8, 1000 Brussel. Contactpersoon algemeen is Wnd. Afdelingshoofd Afdeling beleid Dhr. J. Nachtergaele. Contactpersoon voor het betreffende SBZ is Aanspreekpunt ANB Limburg Dhr. B. Mathijs.

14.3 Beschrijving van de speciale beschermingszones (referentiesituatie)

Het projectgebied valt niet binnen een speciale beschermingszone (SBZ). Ten noorden ligt echter het habitatrichtlijngebied SBZ-H ‘Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek’ (BE2200037). Dit gebied is 778 ha groot en bestaat uit twaalf deelgebieden verspreid over de Maasvallei. Het gebied waarvan sprake is, is het deelgebied 11 ‘Boterakker’ (illustratie 10.1). De Nederlandse kant van de Maas zelf en enkele plassen ten noorden (Molensteen, Visvijver en Koningssteen) behoren tot het SBZ-H ‘Grensmaas’ (NL9801075) (figuur 10.1). Het VEN gebied ‘De Grensmaas Noord’ (code 416) ligt ten noorden van het projectgebied, aan de overzijde van de vaargeul. Het overlapt volledig met het SBZ-H deelgebied 11 ‘Boterakker’.

14.3.1 Habitats en soorten waarvoor het gebied BE2200037 is aangewezen

In habitatrichtlijngebied BE2200037 zijn de habitattypen en soorten in tabel 14.1 en tabel 14.2 aangemeld.

Tabel 14.1: Overzicht van de habitats op basis waarvan SBZ BE 2200037 is aangeduid (*:prioritair habitat)

Code Naam habitat

3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho- 3260 Batrachion

3270 Rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodietum rubri p.p. en Bidention p.p.

6120* Kalkminnend grasland op dorre zandbodem

6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones 6510 Laaggelegen, schraal hooiland ( Alopecurus pratensis , Sanguisorba officinalis )

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 144 - Definitief rapport

Code Naam habitat

3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho- 3260 Batrachion

3270 Rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodietum rubri p.p. en Bidention p.p.

6120* Kalkminnend grasland op dorre zandbodem

6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones 7140 Overgangs- en trilveen

9160 Sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen behorend tot het Carpinion- betuli 91E0 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)

91F0 Gemengde oeverformaties met Quercus robur, Ulmus laevis en Ulmus minor, Fraxinus excelsior of Fraxinus angustifolia, langs de grote rivieren (Ulmenion minoris)

Tabel 14.2: Aangemelde soorten in SBZ BE 2200037 (in grijs de soorten die in het deelgebied 11 voorkomen)

Benaming Rhodeus sericeus - Bittervoorn Castor fiber - Europese bever Triturus cristatus - Kamsalamander Cobitis taenia - Kleine modderkruiper Lutra lutra – Otter Gomphus flavipes - Rivierrombout Cottus gobio* - Rivierdonderpad Hyla arborea - Boomkikker Rana lesson - Poelkikker Crex crex – Kwartelkoning * Recent is ontdekt dat de soort bestaat uit twee soorten: C. perifretum (rivierdonderpad) en C. rhenanus (beekdonderpad). In de Grensmaas komt de Cottus perifretum voor. De doelstellingen zijn opgemaakt voor Cottus perifretum.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 145 - 10 februari 2017

Tabel 14.3: Samengevatte weergave van de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen van toepassing in SBZ BE2200037 en het belang van het gebied voor de realisatie ervan (habitats)

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 146 - Definitief rapport

Tabel 14.4: Samengevatte weergave van de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen van toepassing in SBZ BE2200037 en het belang van het gebied voor de realisatie ervan (soorten)

14.3.2 Habitats en soorten waarvoor het gebied NL9801075 is aangewezen

In habitatrichtlijngebied NL9801705 zijn de habitattypen in tabel 14.5 en soorten in tabel 14.6 beschermd.

Tabel 14.5: Overzicht van de habitats in SBZ NL9801075 Code Aantal Naam habitat Periode habitat opnames Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of 3150 (1996) 4 Hydrocharition 3260B Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het (1996) 16

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 147 - 10 februari 2017

Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion (subtype B) Rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodietum 3270 (1995 - 1999) 32 rubri p.p. en Bidention p.p. Laaggelegen schraal hooiland ( Alopecurus pratensis , Sanguisorba 6510A (1997) 58 officinalis ) (subtype A) *Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, 91E0A (1997 - 2006) 14 Alnion incanae, Salicion albae) (subtype A) totaal aantal opnamen toegewezen aan habitattypen 124

Tabel 14.6: Overzicht van de aangemelde soorten in SBZ NL9801075 Soorten 1099 Lampetra fluviatilis - Rivierprik 1106 Salmo salar - Zalm 1163 Cottus gobio - Rivierdonderpad 1337 Castor fiber - Bever 1037 Ophiogomphus cecilia - Gaffellibel

14.4 Beschrijving referentiesituatie

14.4.1 Bepalen referentiesituatie

Volgens het Decreet op Natuurbehoud wordt de referentiesituatie in de passende beoordeling gelijk gesteld met de situatie van de gebieden bij het van kracht worden van de richtlijnen. Voor habitatrichtlijngebieden is dit 1994. Bij het ontbreken van gebiedsspecifieke gegevens van die periode, kan de situatie bij aanwijzing van de eerste gebieden gebruikt worden (1996). Uit de wetgeving blijkt dat de “gunstige staat van instandhouding” gebruikt moet worden als referentie. Dit impliceert de beste toestand waarvan een beschrijving bestaat (Martens, 2003; Europese Commissie, 2000).

In principe wordt uitgegaan van de indicatieve habitatkartering afgeleid van de BWK 2016 (INBO, gepubliceerd op Geopunt.be). Het S-IHD rapport van Habitatrichtlijngebied BE220003718 (ANB, 2012) bevat de meest up to date beschrijving van de aanmeldingsgegevens en eventuele nuances aan die indicatieve habitatkaart. Dit rapport hoort bij het aanwijzingsbesluit van mei 2014 voor het gebied. Deze referentie wordt verder aangevuld met recente faunawaarnemingen, verzameld door Natuurpunt Studie. We beschouwen dit als de ‘gunstige lokale staat van instandhouding’

14.4.2 Beschrijving habitats in de deelgebieden van BE 2200037 en NL 9801075 (habitatkaart 5.2 en beschrijving S-IHD rapport)

Het projectgebied valt niet in een SBZ, maar grenst aan deelgebied 11 ‘Boterakker’ (illustratie 14.1) van BE 2200037 en aan NL 9801075. Voor de beschrijving van de habitats in het projectgebied wordt verwezen naar paragraaf van de Ontheffing.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 148 - Definitief rapport

Illustratie 14.1: Overzichtskaart deelgebieden SBZ BE 2200037met aanduiding deelgebied 11

In het ontwerp S-IHD wordt de actuele staat van instandhouding per habitat en per deelgebied beschreven. Onderstaande tabellen geven de oppervlaktes (tabel 14.7) en de lokale staat van instandhouding weer met score A: goed; B: voldoende; C: gedegradeerd (tabel 14.8-tabel 14.12).

Tabel 14.7: Actuele oppervlaktes uit het S-IHD rapport van habitats in deelgebied 11 met aangemelde oppervlakte (in % t.o.v. oppervlakte van de speciale beschermingszone) Actuele opp in Code deelgebied Aanmelding habitat Naam habitat 11 (ha) (%) 3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie 0,8 100 3270 Rivieren met slikoevers met vegetaties 0,46 3,36 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland 9,0 31,9 6510 Laaggelegen schraal hooiland 9,3 14,45 91E0 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior 10,71 19,25

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 149 - 10 februari 2017

Tabel 14.8: Beoordeling van de criteria en indicatoren voor habitatcomplex 3150 in SBZ-H BE2200037 Deelgebied 11.

3150 BE2200037 Beoordeling

Habitatstructuur Horizontale structuur: vegetatievlek > 10 m 2 A Doorzicht: de secchi-diepte < 3,2 m C

Sleutelsoorten: enkel rivierfonteinkruid komt voor als sleutelsoort en wordt de soort Vegetatie C slechts occasioneel waargenomen

Eutrofiëringsindicatoren: Vaak zijn de draadwieren als, Enteromopha sp. en waternetje abundant aanwezig. Schedefontijnkruid komt frequent voor en grof Verstoring hoornblad en aarvederkruid werden lokaal frequent aangetroffen het dichtst bij de C Maas. Zijn vaak abundant aanwezig. Drijvende kroossoorten werden over de gehele grindplas occasioneel waargenomen.

Invasieve soorten: Smalle waterpest is dominant, dwerkroos komt verspreid voor en C ook knoproos is opgemerkt.

Oppervlakte: 0,80 ha binne SBZ-H. In de Dragrasaplas en Vissenakkerplas buiten Faunabeoordeling SBZ, komen verschillende vegetatievlekken voor met rivierfonteinkruid. De

oppervlakte die de habitat inneemt is onbekend. Kenmerkende soorten die zijn waargenomen zijn Bittervoorn, Kleine modderkruiper, Glassnijder, Otter (zwerver), Zwarte stern (doortrekker). Van vleermuizen zijn er te B weinig gegevens voor handen maar Meer- en Watervleermuis zijn hier te verwachten.

Tabel 14.9: Beoordeling van de criteria en indicatoren voor habitatcomplex 3270 in SBZ-H BE2200037 Deelgebied 11.

3270 BE2200037 Beoordeling

Habitatstructuur Dynamiek: Natuurlijke rivierdynamiek C

Natuurvreemde structuurelementen: Breukstenen aanwezig C

Soortenrijkdom sleutelsoorten: de meeste hebben een grote soortenrijkdom, de Vegetatie A andere dan weer helemaal niet

Aandeel sleutelsoorten: in sommige delen zijn er wel een hoog aantal soorten maar in A lage aantallen

Invasieve exoten: Grote waternavel is wel aanwezig in de Oude Maas (deelgebied 7) Verstoring A maar momenteel nog in kleine aantallen

Faunabeoordeling Oppervlakte: gemiddeld redelijk kleine oppervlakten C

In dit habitat is rijke ongewervelde fauna zoals Loopkevers (Dyschirius spec., Elaphrus spec., Bembidion spec.) Kortschildkevers (Stenus spec.), Oeverwantsen (Salde spec., Saldula spec.) Slankpootvliegen en zweefvliegen. Deze vormen dan

weer op hun beurt een voedselbron voor broedende steltlopers en insectenetende moerasvogels

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 150 - Definitief rapport

Tabel 14.10: Beoordeling van de criteria en indicatoren voor habitatcomplex 6430 in SBZ-H BE2200037 Deelgebied 11.

6430 BE2200037 Beoordeling Habitatstructuur Grassen C Vegetatie Soortenrijkdom subtypes hf en hw B Totale bedekking sleutelsoorten subtypes hf en hw B Soortenrijkdom subtype mr A Totale bedekking sleutelsoorten subtype mr B Verstoring Verruigd A Invasieve soorten A Faunabeoordeling Opp. Natuurdoeltypen: 0,5 - 30ha B

Verschillende zweefvliegen en spinnen, Teunnisbloempijlstaart, Nachtpauwoog, Bramensprinkhaan, Greppelsprinkhaan, Moerassprinkhaan, Gouden sprinkhaan, Rietzanger, Sprinkhaanzanger, Blauwborst, Paapje (actueel verdwenen)

Tabel 14.11: Beoordeling van de criteria en indicatoren voor habitatcomplex 6510 in SBZ-H BE2200037 Deelgebied 11

6510 BE2200037 Beoordeling Habitatstructuur Lage, middelhoge, hoge grassen C Dominantie soorten C Verstoring Verbost/Verstruweeld: <10% A Strooisellaag: A Verruigd: <10% A Vegetatie Soortenrijkdom C Totale bedekking sleutelsoorten: 10 - 30% C Faunabeoordeling Oppervlakte natuurdoeltypen: 0,5 - 30ha B

Kwartelkoning, Paapje (actueel verdwenen), Koninginnepage, Zwartsprietkopje,

Groot dikkopje, Oranje en Bruin zandoogje

Tabel 14.12: Beoordeling van de criteria en indicatoren voor habitatcomplex 91E0 in SBZ-H BE2200037 Deelgebied 11

91E0 BE2200037 Beoordeling

Habitatstructuur Oppervlakte: < 25ha C Horizontale structuur: 3 of meer groeiklassen aanwezig of groeiklasse 5,6 of 7 A aanwezig Aandeel dood hout: 4 - 10% C

Hoeveelheid dik dood hout: 1 - 3 exemplaren/ha C

Bosconstatatie: >30% A

Overstromingsregime: >50% A

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 151 - 10 februari 2017

Verstoring Geruderaliseerd: > 40% B

Sleutelsoorten in de boomlaag: > 90% grondvlak waarvan 2 of meer boomsoorten Vegeetatie A minstens 10% innemen Sleutelsoorten in de kruidlaag: 30-70% bedekking en >10 soorten of >30% bedekking A en 11-13 soorten Faunabeoordelin Oppervlakte natuurdoeltypen: < 15ha g Otter (zwerver), Bever, Bosbeekjuffer, Nachtegaal, Wielewaal, Roodmus (zwerver), Blauwborst, Buidelmees, Kwak (zwerver), Blauwe reiger, Aalscholver, Matkop, Kleine C bonte specht, verschillende spinnen en slakken zijn waargenomen langs de Maas

14.4.3 Beschrijving soorten (waarnemingen Natuurpunt Studie en beschrijving S-IHD rapport)

De soorten die aanwezig zijn in het projectgebied zijn beschreven in paragraaf 10.4.3. De belangrijkste soorten voor SBZ-H BE2200037 deelgebied 11 worden hieronder besproken. De bespreking is gebaseerd op het S-IHD rapport (ANB, 2012) en op Decleer (2007).

Bittervoorn In illustratie 14.2 is een overzicht gegeven van de verspreiding langsheen de Grensmaas. De bittervoorn komt voor in alle grote rivieren, maar ontbreekt in de Maas zelf. Ze is wel aanwezig in enkele zijbeken van de Maas. Bittervoorn is immers geen karakteristieke vis van grindrivieren of stromende beken, maar gebruikt ze wel voor dispersie. Ze leeft doorgaans in stilstaand of langzaam stromend water met een gevarieerde en goed ontwikkelde waterplantengroei. Bij een bevissingscampagne (Lock et al. 2007) werden belangrijke aantallen bittervoorn gevangen in enkele diepe plassen. Bittervoorn is gebonden aan de zwanenmossel (Unio sp.) voor zijn voortplanting, die soort is sterk gebonden aan habitat 3150, vijvers, plassen, sloten en afgesloten riviermeanders met goed ontwikkelde waterplantenvegetatie. De visjes zoeken de beschutting van waterplanten op, waar ze vooral van plantaardig plankton leven. De eitjes ontwikkelen tussen de kieuwen van een zoetwatermossel. De larven verlaten pas enkele weken na het uitkomen de veilige omgeving van de mossel.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 152 - Definitief rapport

Illustratie 14.2: Verspreiding Bittervoorn langs de Grensmaas

Er wordt geconcludeerd dat de soort zich in een ‘gedeeltelijk gedegradeerd actuele staat van instandhouding bevindt op basis van het criterium populatiegrootte. Er zijn te weinig monitoringsgegevens beschikbaar om een evolutie in de populatie en de kwaliteit van het leefgebied betrouwbaar in beeld te brengen. Wel is er een toename van waarnemingen in de Maasvallei.

Rivierprik Rivierprik komt in Vlaanderen enkel in grotere aantallen voor in de Beneden- Zeeschelde. Het betreft hier bijna uitsluitend jonge adulte dieren. De paaiplaatsen van deze prikkenpopulatie zijn echter niet bekend. In 1992 werd één volwassen exemplaar aangetroffen in de Oude Maas in Stokkem. Dit was de enige vindplaats in het Vlaamse deel van de Maasvallei. Aangezien de Oude Maasarm nu geen snelstromend water meer omvat, is het onwaarschijnlijk dat Rivierprik hier nog voorkomt. Rivierprik wordt volgens Crombaghs et al. (2000) in de Maas gevonden ten noorden van Vlaanderen, dus niet op de Grensmaas. De hoofdverspreiding ligt in de benedenloop van de Maas. Vooral de stuwen hebben een negatieve invloed op de verspreiding. Ze wordt, zelden, wel waargenomen op zijbeken van de Maas en ook op grindplassen. Rivierprik is alleen incidenteel migrerend te verwachten. Aangenomen wordt dat de grofstenige pleisterlaag, die op de meeste plaatsen op de bodem van de Grensmaas voorkomt, ongeschikt is als opgroeigebied voor Rivierprik. Van de zijrivieren Geul en Roer is bekend dat de rivierprik er afpaait en dat er larven opgroeien. Het is mogelijk dat volwassen dieren gebruik maken van de rivier als leefgebied in de periode waarin de paaitrek plaatsvindt. De soort is volledig gebonden aan habitat 3260 (rivieren en beken).

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 153 - 10 februari 2017

Illustratie 14.3: Verspreiding Rivierprik langs de Grensmaas

De Rivierprik is een trekvis. Jonge dieren groeien op in beken en rivieren met goede waterkwaliteit, waar ze zich in slibbanken ingraven en voeden met detritus, algen en kleine organismen. Na de metamorfose trekken de adulten zeewaarts. Ze verblijven 2,5 tot 3,5 jaar in kustwateren en riviermondingen, waar ze een parasitair leven leiden op andere vissen (vnl. haring- en kabeljauwachtigen). Bij het aanbreken van de paaitijd trekken ze opnieuw naar de midden- en bovenlopen van rivieren om er eieren af te zetten in grof zandige tot kiezelachtige riviersedimenten op een diepte van 0,5 tot 1 m, waarna de dieren sterven.

Actuele staat van instandhouding: Rivierprik gebruikt de Grensmaas actueel enkel als migratieroute. De grofstenige pleisterlaag op de bodem van de Grensmaas is ongeschikt voor de voortplanting van Rivierprik. Aangezien een zich voortplantende populatie Rivierprik in de Grensmaas ontbreekt.

Bever De Bever is in Vlaanderen een relatief recente verschijning, waardoor er nog geen gebieden zijn waar de soort voor aangemeld is. De soort heeft in Vlaanderen drie oorzaken voor de recente uitbreiding: 1) spontane migratie vanuit Wallonië, waar de soort eerder op natuurlijke wijze uit de Eifel geraakt was, 2) spontane migratie vanuit andere gebieden (Nederland, Wallonië) na herintroductieprojecten in deze landen (legaal in Nederland en illegaal in Wallonië) en tenslotte 3) illegale uitzettingen in Vlaanderen (voornamelijk Dijle- en Demervallei). Langsheen de Maas komt de soort foeragerend overal voor. De soort trekt zelfs de Abeek, Bosbeek en Jeker op. Langsheen de grindplassen worden verspreid langsheen de Maas knaagsporen aangetroffen. Enkel op de Hochter Bampplas is een burcht bekend. Het is echter relatief onwaarschijnlijk dat bevers uit deze burcht foerageren tot in Kessenich. Een gemiddeld areaal van een bever beslaat 1,5 km vanaf de burcht. In

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 154 - Definitief rapport

2003 werd de soort uitgezet in het nabijgelegen gebied Koningssteen te Thorn en op enkele andere locaties langsheen de rivier. Sindsdien is het aantal vestigingen en het aantal dieren aanzienlijk toegenomen. Momenteel kent dit gebied een zeer hoge dichtheid aan bevers. Naar verwachting kan de populatie nog steeds uitbreiden en wordt connectiviteit verwacht met andere populaties (Eifel, Ardennen, Dijlevallei, Biesbosch). De soort maakt zowel gebruik van het rivierlichaam, van de grote waterpartijen als van de beboste oeverzones.

Illustratie 14.4: Verspreiding Bever langs de Grensmaas (sinds 2012 ook in Bichterweerd, deelgebied 12)

Bevers komen voor langs beken, rivieren en waterplassen afgezoomd met bomen, struiken en moerasvegetatie en met een waterdiepte van min. 0,5 m. Ze hebben een grote impact op hun omgeving en de aanwezige levensgemeenschappen. Geschikte leefgebieden bieden de nodige rust voor de bouw van moeilijk bereikbare burchten, die meestal bestaan uit een gang uitgegraven in de oever, die eindigt in een ‘nest’ van takken, planten en modder. Wanneer de oever te vlak of te hard is, worden drijvende, bovengrondse burchten gebouwd. Als het water te ondiep is of te snel stroomt, bouwen ze dammen, zodat voldoende stilstaand water ontstaat. Bevers leven in familieverband en zijn strikte planteneters met een voorkeur voor schors, twijgen en bladeren van zachte houtsoorten zoals wilg, populier en berk. Om aan de twijgen en bladeren te geraken worden bomen met een diameter tot 60 cm omgeknaagd. Zelden gaan ze hiervoor verder dan 100 m van de oever. Ze zijn overwegend nachtactief. Het menu wordt aangevuld met grassen, kruiden en ’s winters ook met plantenwortels.

De Bever wordt beschouwd als sleutelsoort in het functioneren van natuurlijke valleiecosystemen. Wegens hun grote knaagactiviteiten aan bomen en hun vermogen tot bouwen van dammen en watergangen, zijn ze in staat om het landschap op korte termijn ingrijpend te wijzigen. Als strikte planteneter (boomschors, twijgen, water- en oeverplanten) is de aanwezigheid van voldoende bos nabij waters en kruidenrijke

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 155 - 10 februari 2017

oevers de belangrijkste voorwaarde waaraan het leefgebied moet voldoen. Zowel grote rivieren, laaglandbeken, kleine stroompjes als vijvers worden bewoond. De trend is stijgend. De soort bevindt zich in een gedeeltelijk aangetaste actuele staat van instandhouding op basis van de criteria conflicten met antropogeen landgebruik .

Kwartelkoning Kwartelkoning was tot de jaren ‘60 een regelmatige broedvogel langs de Maas. Met de natuurontwikkeling in het gebied kwam de soort terug in de Maasvallei, waarbij de soort in Kollegreend voorkwam tussen 1994 en 2001. Momenteel is ze een onregelmatige broedvogel. In 2007 werd een roepend mannetje gehoord in Kollegreend. Kwartelkoningen prefereren vaak vochtige gebieden waar relatief laat gemaaid wordt, zoals natuurlijke, extensief beheerde hooilanden in de grote rivierdalen, met een regelmatig overstromingsregime in de winter en het voorjaar. Er wordt ook gebroed in grazige akkergewassen als klaver en luzerne. Tijdens het broedseizoen bestaat het voedsel uit insecten, wormen en slakken. Buiten het broedseizoen staan vooral allerlei zaden op het menu. De staat van instandhouding van Kwartelkoning wordt als ‘passabel of gedeeltelijk gedegradeerd’ geschat door te weinig geschikt habitat.

Kolgans, Grauwe gans, Tafeleend, Krakeend Grote delen van de Maasvallei (2.653 ha) voldoen eveneens aan de criteria voor aanduiding als speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn. De Maasvallei is voorgesteld als Important Bird Area (Grensmaas IBA 24). De relevante soorten zijn: Grauwe gans, Kolgans, Rietgans, Krakeend en Tafeleend. Voor deze soorten is het behoud van het huidig graslandareaal in een (grootschalig) open rivierlandschap; het beperken van menselijke verstoring in zowel foerageergebieden als op slaapplaatsen als een voldoende goede waterkwaliteit in ondiepe wateren noodzakelijk.

14.4.4 Beschrijving van de integriteit van het gebied

Structurele relaties

A. Maassysteem

Centraal in het fysische systeem van de Maasvallei staat de rivier. De scheepvaart wordt aan beide zijden van de rivier over kanalen geleid (Julianakanaal en Zuid- Willemsvaart), waardoor de rivier zelf deels ongestuwd kon blijven en nog steeds een snelstromende, hoewel intussen relatief diepe ingesneden bedding heeft. Op verschillende plekken liggen hoog opgeworpen grindbanken.

Ondanks zijn vrij afstromende karakter is de Grensmaas en haar vallei door de normalisatiewerkzaamheden van 1860-1900 sterk veranderd ten opzichte van de natuurlijke situatie. Het vastleggen van de oevers (zomerdijken sinds de 17e eeuw) heeft geleid tot ophoging van de weerden met een dikke leemlaag (ca. 2-4 m). Het zomerbed zelf is zodanig versmald dat er tijdens hoogwater extreme stroomsnelheden optreden. Hierdoor bevat de bedding van de rivier nauwelijks meer fijne grindfracties en bestaat de rivierbodem uit een zware pleisterlaag. Een bijkomend gevolg was beddinginsnijding en dalende grondwaterstanden in de omgeving. Door de

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 156 - Definitief rapport

aanwezigheid van winterdijken kan het water tijdens hoogwater ook niet meer overal tot aan de natuurlijke randen van de overstomingsvlakte komen.

Ondanks de aanzienlijke oppervlakte groene bestemmingen op het gewestplan en de voorziene natuurontwikkeling met het grensoverschrijdende Grensmaasproject, is het overgrote deel van de overstromingsvlakte nog steeds in intensieve landbouwgebruik.

In de Maasvallei is de rijkdom aan soorten zeer uitzonderlijk. Omwille van de verscheidenheid aan dynamiek (overstromingsinvloed, grondwatercontact,…), bodemtexturen (grindig tot kleiig), kalkrijkdom en vochtvoorziening, kan een uitzonderlijk breed gamma aan soorten en habitats voorkomen. Daarnaast is de brede riviervallei tevens een verzamelpunt voor soorten, zowel van omliggende regio’s van Kempisch plateau en Mergelland alsook via de rivier vanuit het gehele stroomgebied, vanuit de hoge Ardennen, de Kalkstreek, de Condroz en het Brabants plateau. En daarnaast zijn er nog een hele reeks rivierspecialisten die gebonden zijn aan de specifieke rivier(vallei)kenmerken.

B. Maassysteem ter hoogte van het projectgebied

Het projectgebied is gelegen langs het gestuwde traject van de gemeenschappelijke Maas, ter hoogte van de bebouwingskern Stevensweert. In tegenstelling tot het ongestuwde deel ten zuiden van Maaseik, blijft hier een minimaal peilniveau gehandhaafd.

Het landschap heeft een typisch geterasseerde topografie en vallei met geassocieerde bebouwing en infrastructuur. De open ruimten zijn sterk wisselend van omvang en aard (waterpartijen, beemden, akkerland, …). De bebouwingskern van Stevensweert en de landbouwpercelen (akkers, grasland) maken het belangrijkste deel van het landschap uit, samen met de Maasplas. Deze wordt intensief gebruikt voor waterrecreatie en grondwinning, maar het projectgebied overlapt nauwelijks met deze functies die eerder noordelijker op de plas liggen.

Knelpunten instandhouding De SBZ-H is geen aaneengesloten gebied, maar bestaat uit verschillende deelgebieden. In de omgeving van het projectgebied is deelgebied 11 ‘Boterakker’ aanwezig. De samenhang tussen de deelgebieden is beperkt.

Ondermeer volgende zwaktes en bedreigingen worden opgelijst in het ontwerp S-IHD rapport. • Gevoeligheid van pioniersvegetaties en bijhorende soorten door natuurlijke successie • Te kleine oppervlakte van Europese habitattypes en leefgebieden van Europese en habitattypische soorten • Beperkte uitwisselingsmogelijkheden tussen de populaties en leefgebieden onderling • Kwetsbaarheid van een aantal habitats en soorten • Het valleisysteem is kwetsbaar voor eutrofiëring en verdroging

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 157 - 10 februari 2017

• Gebrek aan variatie door onvoldoende natuurlijke dynamiek die zorgt voor de nodige afzettingen • Migratieknelpunt • Waterkwaliteit • Verstoring • Onvoldoende ruimte voor de habitats en soorten in de deelgebieden

14.4.5 Andere gebiedsgegevens

Voor andere gebiedsgegevens relevant voor de beschermingstoestand van natuurwaarden wordt verwezen naar paragraaf

14.5 Beschrijving van het project

Voor een beschrijving van het project wordt verwezen naar hoofdstuk 2 Projectbeschrijving.

14.6 Bepalen van mogelijke effecten van het project

14.6.1 Identificatie van elementen van het project met mogelijk effect

In tabel 14.13 zijn de projectelementen in de beide fases weergegeven die een mogelijk effect hebben op soorten en habitats in de betrokken habitatrichtlijngebieden.

Tabel 14.13: Identificatie van mogelijke effecten van het plan Gebieden Projectfase Projectelement Habitats Soorten (deelgebied) Aanleg BE 2200037 (11) x Verstoring door geluid werkzaamheden NL9801075 x Peilwijziging Grensmaas door NL9801075 x Exploitatie zomerbedverbreding

14.7 Beoordeling van de significantie van de effecten

14.7.1 Directe effecten op habitats en biotopen voor fauna in SBZ-H of IBA door ruimteinname

De ingrepen in het projectgebied beïnvloeden aanwezige habitats buiten SBZ , dit wordt besproken in de discipline Fauna en Flora. Er worden geen habitats binnen SBZ, ingenomen of direct verstoord door de ingrepen.

De inname van biotoop (nat grasland) voor broedvogels en vooral pleisteraars die van belang zijn voor het IBA in het projectgebied zelf, wordt ook besproken in de discipline Fauna en Flora. De inname van nat grasland zal gecompenseerd worden door de aanleg van een extra zone voor nat grasland, waardoor het effect niet significant wordt beschouwd.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 158 - Definitief rapport

14.7.2 Indirecte effecten op biotopen fauna in IBA door gewijzigd overstromingsregime

Bij opkomend hoogwater wordt in de Maas ter hoogte van het projectgebied een verlaagd peil gerealiseerd ten opzichte van de referentiesituatie. Afhankelijk van het debiet zal het peil verlagen tussen 0,10 en 0,15 m in de winterperiode, waardoor gebieden boven 24,75 m TAW minder vaak zullen overstromen. Het grootste deel van de natte graslanden op Houbenhof ligt echter onder 24,75 m TAW (illustratie 10.4). De graslanden zullen dus niet significant verdrogen en het biotoop voor pleisterende ganzen, eenden en broedvogels verandert slechts beperkt (-1).

14.7.3 Verstoring fauna in SBZ-H of IBA door geluid werkzaamheden

Het projectgebied is in de referentiesituatie een rustige plaats. Er zijn geen belangrijke bronnen binnen Houbenhof (enkel privéverkeer naar één woning) en het geluid van zandwinningsvaartuigen en pleziervaartuigen is gelijkmatig en voorspelbaar voor fauna. Bij het uitvoeren van werken zal een duidelijk verhoogd geluidsniveau ontstaan vanwege bronnen binnen Houbenhof, dat eveneens merkbaar zal zijn in de aangrenzende habitatrichtlijngebieden. Het verschil met de referentiesituatie is groot. Voor de aanwezige soorten kan dus hinder ontstaan. Indien echter rekening gehouden wordt met de milderende maatregel waarbij de werken zo veel mogelijk uitgevoerd worden op het einde van het broedseizoen en vóór de wintertrek, zal het effect tijdens de aanlegfase beperkt negatief zijn (-1).

14.7.4 Effecten op habitats en biotopen voor fauna in SBZ-H of IBA via grondwater

Aangezien dit deel van de Maas gestuwd is en dus steeds een minimaal peil behoudt, zal de zomerbedverbreding niet zorgen voor een peilverlaging en mogelijke effecten op grondwaterafhankelijke habitats of biotopen voor fauna. Het effect op de aanwezige soorten zoals Rivierprik, Zalm en Rivierdonderpad is neutraal (0).

14.7.5 Besluit

Er kan besloten worden dat het project enkel een tijdelijk en beperkt negatief effect door verstoring buiten broedseizoen en buiten winterperiode uitoefent op het nabij liggend habitatrichtlijngebied en op het IBA. In de exploitatiefase zullen zich beperkt negatieve effecten voordoen door het gewijzigd overstromingsregime.

14.8 Verscherpte natuurtoets

De impact van het project op het VEN-gebied werd mee behandeld in de effectenbespreking. Er kan besloten worden dat het project geen onvermijdbare en onherstelbare schade inhoudt aan het VEN-gebied.

14.9 Milderende maatregelen

Een milderende maatregel is reeds geïntegreerd in het project. Om de verstoring van vogels in het gebied minimaal te houden, zullen de werken zo veel mogelijk uitgevoerd worden op het einde van het broedseizoen en vóór de wintertrek.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 159 - 10 februari 2017

14.10 Onderzoek naar alternatieve oplossingen

14.10.1 Samenvatting van de onderzochte alternatieve oplossingen

Niet van toepassing.

14.10.2 Redenen waarom de bevoegde nationale autoriteit beoordeeld heeft dat de alternatieve mogelijkheden geen oplossing bieden

Niet van toepassing.

14.10.3 Beoordeling alternatieven

Niet van toepassing.

14.11 Dwingende redenen van openbaar belang

14.11.1 Overzicht van deze redenen

Niet van toepassing.

14.11.2 Korte beschrijving van deze redenen

Niet van toepassing.

14.11.3 Beoordeling dwingende redenen openbaar belang

Niet van toepassing.

14.12 Compenserende maatregelen

14.12.1 Voorgestelde compenserende maatregelen en plan van uitvoering

Niet van toepassing.

14.12.2 Beoordeling van de compenserende maatregelen

Niet van toepassing.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 160 - Definitief rapport

15 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN

Consortium Grensmaas: Uit afstemming met deze laatste (i.e. Nederland) blijkt dat er qua timing geen rekening moet gehouden worden met de werken op de Nederlandse oever.

Verder wordt dit besproken per discipline.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 161 - 10 februari 2017

16 INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE

16.1 Effectbespreking

Aanlegfase Gelet op de gesloten grondbalans en het feit dat men rekening houdt met de voorschriften uit het technisch verslag, is het effect op de bodemkwaliteit beperkt negatief. Doordat bij uitvoering van de werken voldoende maatregelen zullen worden getroffen om eventuele verdichting te vermijden, zal geen verdichting optreden. Er is ook geen effect op bodemgebruik en bodemvocht, wel zal tijdens de uitvoering tijdelijk sedimentatie plaatsvinden owv aanleveren van grond, wat als beperkt negatief wordt beoordeeld. Daarnaast worden binnen de werkzaamheden van het project enkele erosiegaten worden opgevuld. Na verloop van tijd zullen deze gaten vermoedelijk opnieuw ontstaan als gevolg van de stroming in de Maas. De effecten zijn bijgevolg slechts beperkt positief. Globaal genomen zal het effect op erosie en sedimentatie neutraal zijn.

Aangezien er geen bemaling voorzien is, en het oppervlaktewaterpeil niet zal wijzigen in de aanlegfase, zal er ook geen peilwijziging optreden in het grondwater. Ook voor het grondwaterpeil is het effect neutraal Tijdens de werken worden tijdelijke verwaarloosbare effecten (0) verwacht op het oppervlaktesysteem, het oppervlaktewaterpeil, het afvoerdebiet gelet de voorziene werken “in den droge”. Tijdens uitvoering van de werken wordt tijdelijke vertroebeling veroorzaakt, maar er wordt geen vertroebeling in de Maas verwacht omdat de graafwerken boven de waterlijn zullen gebeuren.

Alle werken die uitgevoerd zullen worden hebben als effect dat ca. 0,90 ha droog stroomdalgrasland (6120) verloren zal gaan. Er zal echter ca. 0,8 ha glanshavergrasland (6510) ontwikkeld worden en ca. 1,4 ha extra nat grasland (hpr+) gecreëerd worden. Het globale effect is beperkt positief. De werken worden uitgevoerd in één van de rustigste gebieden van de omgeving. Hier zal vooral het geluid voor verstoring zorgen op de aanwezige fauna, en vooral tijdens het broedseizoen en in de winter owv het feit dat het één van de belangrijkste pleistergebieden is voor overwinterende watervogels. Omdat de werken zullen uitgevoerd worden in de periode tussen het broedseizoen en de wintertrek, zal het effect op de vogels beperkt negatief zijn. De vernietiging en verstoring van habitats is tijdelijk en het verwijderde materiaal zal meteen ergens anders binnen het gebied aangebracht worden. Er is lichte verstoring op de vissenpopulatie, maar die is beperkt. Door de werken zal een tijdelijke barrière ontstaan tussen de Maas en de Maasplas voor dieren die over land tussen de oeverzones bewegen, wat licht negatief is.

Ter hoogte van Houbenhof zal de richtwaarde voor geluid overschreden worden. De bewoners hebben aangegeven dat ze dit geen probeem vinden omwille van het tijdelijk karakter. Ook ter hoogte van Stevensweert wordt de richtwaarde overschreden, maar dit is maar gedurende 40 werkdagen. In Geistingen blijft men onder de richtwaarden en is het effect matig negatief.

Bij aanlegfase wordt de landschapsstructuur, landschapsbeeld- en beleving tijdelijk negatief beïnvloed, maar omdat dit zeer beperkt in tijd is, en de omgeving al decennia

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 162 - Definitief rapport

getuige is van graafwerken, grind- en zandwinning in een zeer dynamisch landschap, kan het effect als verwaarloosbaar beschouwd worden. Het mogelijk negatieve effect dat zou kunnen optreden ter hoogte van het erfgoed, kan vermeden worden door aanbevolen maatregelen zoals controle bij de grondwerken en de opmaak van werkplan waarin de juiste werkwijze wordt vastgelegd en het erfgoed niet kan beschadigd worden. Hoewel uit gegevens blijkt dat er nog geen archeologische vondsten zijn, zullen de werken uitgevoerd worden in een bodem die nog onaangeroerd is, waardoor de kans bestaat dat er nog archeologische vondsten aanwezig zijn. Door middel van een archeologisch desktop studie kan de kans op archeologisch kansrijkdom bepaald worden en de mogelijke kans op verstoring vermeden worden. Door het vernieuwd wettelijk kader is dit archeologisch onderzoek nu verplicht..

Tijdens de uitvoering van de werken zal de Maasdijk binnen het projectgebied gebruikt worden voor werfverkeer en zal tijdelijk de keerlus afgesloten worden. Maar de inrit van Marec en een uitwijkzone halverwege de afstand tot de keerlus blijven bruikbaar als keerplaats voor auto’s. Ook de toegankelijkheid van de Spaanjerd en Marec zal tijdelijk hinder ondervinden, maar in zeer beperkte mate. Hierdoor wordt het effect als beperkt negatief beoordeeld. Het hinderend effect door geluidshinder wordt besproken bij de discipline geluid. Hier blijkt dat gedurende 40 dagen om en rond het projectgebied in beperkte mate hinder kan zijn door geluidsoverlast. Maar omdat dit beperkt in de tijd is en men de werken niet kan uitvoeren zonder het te verwachten geluidshinder en luchthinder, in de vorm van stofhinder, kan het effect als beperkt negatief beoordeeld worden. Er wordt geen lichthinder verwacht. Een deel van de landbouwpercelen zal gebruikt worden tijdens het uitvoeren van de werken. Door de grond achterwaarts weg te graven wordt zo weinig mogelijk gereden over de landbouwpercelen en op afgewerkte heraangevulde delen met lemige dekgrond die een beperkte draagkracht hebben. Het aanwezige vee kan ofwel tijdelijk weggehouden worden van Houbenhof of door middel van een raster afgeschermd worden van de werfzone. Het effect op landbouw wordt als beperkt negatief beoordeeld;

Exploitatiefase Het effect op de bodemkwaliteit, de bodemstructuur, het bodemprofiel, bodemvocht en bodemgebruik is onbestaand. Voor bodemgebruik zullen de natte gronden, die verdwijnen op een nadere locatie worden aangelegd. Doordat de Maas ruimte krijgt door de ingrepen, zal het erosie- en sedimentatieregime wijzigen. De zomerdijk wordt verlengd, waardoor de plas actiever wordt ingeschakeld in het Maassysteem. Hierdoor verlaagt de stroomsnelheid, met een verminderde erosie tot gevolg wat als matig positief kan beoordeeld worden..

Als gevolg van de werkzaamheden is er een daling van het oppervlaktepeil. De infiltratie en drainage-eigenschappen van de bodem zullen niet wijzigen en onafhankelijk van het peil zal de infiltratieflux bij hoog water dus steeds zeer hoog blijven, waardoor de effecten op het grondwaterpeil te verwaarlozen zijn. Het doel van deze ingrepen is om het veiligheidsniveau van de rivier door eenvoudige ingrepen te verhogen. Dit doel wordt behaald met de combinatie van de bovenvermelde effecten. In het algemeen, en gelet de aard van de werken, wordt het effect op discipline water (oppervlaktewater) als beperkt positief beschouwd. Gezien de werken betrekking hebben op de winterdijk en zomerdijk die reeds in het verleden en ook in de toekomst overstroomd zullen worden, zijn er geen significante effecten verwacht op de kwaliteit in de Maas. Gelet op het

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 163 - 10 februari 2017

grondwaterniveau, de vastgestelde verontreinigingen beschreven in het technisch verslag en de voorgestelde voorschriften (leeflaag steeds behouden binnen het projectgebied) worden geen wijzigingen verwacht een de grondwaterkwaliteit binnen het projectgebied. Langsheen de dijk, onder waterpeil, wordt de dijk afgewerkt met toutvenant en breuksteen. Dit komt de structuurkwaliteit van de Maas ten goede.

Als gevolg van de verschillende ingrepen van het plan zal ongeveer 0,64 ha nat grasland verloren gaan. Het ontwikkelen van nieuw nat grasland compenseert dit verlies echter. Het effect is neutraal. Anderzijds zal door het verbreden van het zomerbed en de gepaard gaande waterstandsverlaging de gebieden minder snel overstromen, waardoor de vegetatie op deze plaatsen dus minder vochtig zal zijn in de winter, wat beperkt negatief wordt beoordeeld. Door verlenging van de winterdijk zal het aantal watervogels kunnen verminderen. Wel heeft de winterdijk de potentie om meer habitat glanshavergrasland te ontwikkelen. Bij het verondiepen van de maasplas zal circa 1,75 ha slikoever en 0,50 ha nat graslang gecreëerd worden, wat beperkt positief is. Algemeen zullen de werken een beperkt positief effect hebben op de wijziging en vernietiging van ecotoop. De rustverstoring zal niet toenemen na uitvoering van de werken. In de exploitatiefase echter zal de verbondenheid in het gebied hoger zijn door een opwaardering van het oevergebied. De bestaande zomeroever en de plasoever worden breder en ondieper zodat een zachtere overgang met de rivier én de Maasplas ontstaat, wat een licht positief effect oplevert. Broedvogels zullen reageren op het veranderen van vegetatie maar doordat het verlies aan nat grasland gecompenseert wordt blijft het effect neutraal. Watervogels reageren op het ontstaan van waterplassen en omdat delen van Houbenhof, vooral in de winter, minder vaak zullen overstromen is het effect beperkt negatief.

In exploitatiefase zijn er geen effecten door geluid.

Algemeen kan men stellen dat er in ieder geval een wijziging is aan de landschapsstructuur, maar dat door de wijziging een minstens evenwaardige structuur ontstaat. Enkel de verlenging van de winterdijk in een gebied waar deze voorheen ontbrak, kan als beperkt negatief beoordeeld worden voor de landschapsstructuur en het landschapsbeeld. Ook voor het landschapsbeeld- en beleving kan men stellen dat na de wijziging een meer positief beeld ontstaat, behalve dat de verlenging van de winterdijk een beperkt negatief effect oplevert. .De verlenging van de winterdijk zal deels het cultuurhistorisch patroon herstellen, welke volgens historische kaarten rond 1850 reeds aanwezig was. Dit zal als beperkt positief worden beoordeeld. De openheid rond Houbenhof zal behouden blijven, maar door het verschijnen van de winterdijk zal het Houbenhof minder leesbaar worden, wat als beperkt negatief wordt beoordeeld. Algemeen kan men stellen dat, na afweging van pro’s en contra’s, het effect op erfgoedwaarden neutraal is.

Er zal niets wijzigen voor recreatie. Voor hinder wordt door de uitvoering van de werken de kans op overstromingen verminderd, wat als beperkt positief wordt beoordeeld. Doordat de winterdijk een deel van de natte graslanden zal innemen, verandert lokaal mogelijk de begraasbare/maaibare oppervlakte of de opbrengst ervan. Dit omvat beperkte oppervlaktes zodat mits de gebruikelijke afspraken en vergoedingen hiervoor

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 164 - Definitief rapport

de bedrijfsvoering van de betrokken landbouwers/gebruikers niet wezenlijk negatief beïnvloed wordt. Het effect is neutraal

16.2 Eindbeoordeling

Tabel 16.1: Samenvattende effectbeoordeling

Effectgroep Aanlegfase Exploitatiefase Discipline Bodem Wijziging bodemkwaliteit -1 0 Wijziging bodemstructuur 0 0 Wijziging bodemprofiel 0 0 Wijziging bodemgebruik 0 0 Wijziging bodemvocht 0 0 Sedimentatie en erosie 0 +1 Discipline Water Oppervlaktesysteem, 0 +1 oppervlaktewaterpeil Afvoerdebiet, overstromingsfrequentie Grondwaterpeil 0 0 Waterkwaliteit (Oppervlakte- en -1t 0 grond-) Discipline fauna en flora Wijziging of vernietiging ecotoop +1 Rustverstoring -1 0 Wijziging fauna t.g.v. biotoopwijziging nvt -1 Versnippering en barrièrewerking -1 +1 Discipline geluid Geluid -1 0 Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Landschapsstructuur 0 -1 Landschapsbeeld- en beleving 0 -1 Erfgoedwaarden (landschappelijk en -1 0 cultuurhistorisch) Archeologie -1 nvt Discipline Mens Recreatie -1 0 Hinder -1 +1 Landbouw -1 0

16.3 Watertoets

De watertoets wordt besproken onder paragraaf 9.4.

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 165 - 10 februari 2017

17 TEWERKSTELLING, INVESTERING EN GEBRUIKTE MATERIALEN

Tijdens de aanlegfase zullen de mensen voor uitvoeren van de werken te werk worden gesteld. Dit is wel gedurende een beperkte periode. Tijdens de exploitatiefase wordt er niemend tewerk gesteld.

Bespreking investering en gebruikte materialen zijn terug te vinden onder hoofdstuk 2.3.7 en 2.3.8.

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 166 - Definitief rapport

18 VERKLARENDE WOORDENLIJST

• Bijlage I van Natura2000: Habitattypes voor de habitatrichtlijngebieden; • Bijlage II van Natura2000: Soorten aanduiding voor de habitatrichtlijngebieden; • Bijlage IV: Dit is bijlage I van de vogelrichtlijngebieden; • BPA: Een Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) is een beleidsdocument waarin de visie van de overheid wordt uitgedrukt omtrent de toekomstige ruimtelijke ordening voor een deel van het gemeentelijk grondgebied. Het BPA bestaat uit een kaarttekening met grafisch ingekleurde bestemmingszones en symbolen met een verklarende legende en de voorschriften of verordeningen met betrekking tot deze zones en/of percelen; • BWK: Biologische Waarderingskaart van Vlaanderen. Deze kaart wordt opgesteld door het Instituut voor Natuurbehoud. Het is een vlakdekkende kaart voor Vlaanderen met 2 informatieniveaus: een beschrijving van de aanwezige vegetaties en een waardering van deze vegetaties; • Grondwaterstand: Grondwater ondervindt een bepaalde druk in de ondergrond. Deze wordt gemeten in peilbuizen. De hoogte (of diepte) van het wateroppervlak van het water in deze buizen wordt de grondwaterstand of stijghoogte genoemd; • Infiltratie: Wanneer de grondwaterstanden in de onderliggende lagen zich lager bevinden dan de bovenste, ontstaat een drukverschil naar onderen toe. Hoge grondwaterstanden duiden immers op een hogere druk (cfr. grondwaterstand). Hierdoor stroomt water naar onder, het infiltreert; • Maaiveld: bovenzijde van een bodem, Waar de vegetatie op groeit

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport - 167 - 10 februari 2017

19 LIJST VAN AFKORTINGEN

• APA algemeen plan van aanleg • ANB Agentschap voor Natuur en Bos • AWV Agentschap Wegen en Verkeer • BBI Belgische Biotische Index; • BBO beschrijvend bodemonderzoek • BPA Bijzonder Plan van Aanleg; • BSP bodemsaneringsproject • BWK Biologische Waarderingskaart; • CAI centraal archeologische inventarisatie • DTM Digitaal terreinmodel; • DOV Databank Ondergrond Vlaanderen; • Gen Grote Eenheden Natuur; • GENO Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling; • GNOP Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan; • GRUP Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan; • IAP Instituut voor Archeologisch Patrimonium; • INSPQ Institut national de la santé publique van Québec • IVON Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk; • KMI Koninklijk Meteorologisch Instituut; • LNE Vlaamse Overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie; • MB ministerieel besluit • MER Milieueffectrapport; • Mer milieueffectrapportage; • NOG Natuurlijk Overstroombare gebieden; • OBO oriënterend bodemonderzoek • OVAM Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; • PRS Provinciaal Ruimtelijk structuurplan; • RKM: Rivierkilometer • ROG Recent Overstroomde Gebieden; • RSV Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; • RUP Ruimtelijk Uitvoeringsplan; • TAW Tweede Algemene Waterpassing; • VEN Vlaams Ecologisch Netwerk; • VHA Vlaamse Hydrografische Atlas; • VLM Vlaamse Landmaatschappij; • VMM Vlaamse Milieu Maatschappij.

=o=o=o=

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 - 168 - Definitief rapport

Bijlage 2.1 Stedenbouwkundige voorschriften GRUP 'herstructurering Vissenakker en omgeving'

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport 10 februari 2017

Bijlage 8.1 Technisch onderzoek i.k.v. grondverzet

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport 10 februari 2017

Bijlage 9.1 Water- en grondwaterkwaliteitsmetingen

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport 10 februari 2017

Bijlage 10.1 Punttellingen Natuurpunt studie (waarnemingen.be)

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 Definitief rapport

Bijlage 11.1 mail Aljo Van Dijk ivm de te verwachten geluidshinder in de aanlegfase

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport 10 februari 2017

Bijlage 12.1 Beschermingsbesluit Houbenhof

9Y0554/R/873236/Mech Ontheffing Geistingen Maas 10 februari 2017 Definitief rapport

Figuren

Ontheffing Geistingen Maas 9Y0554/R/873236/Mech Definitief rapport 10 februari 2017