Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Annales Rodenses. Kroniek van Kloosterrade Editie L. Augustus en J.T.J. Jamar bron Annales Rodenses. Kroniek van Kloosterrade (ed. L. Augustus en J.T.J. Jamar). Rijksarchief in Limburg, Maastricht 1995 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/jama004anna01_01/colofon.php © 2017 dbnl / erven L. Augustus / erven J.T.J. Jamar 5 Voorwoord In 1974 verscheen deel II van de Geschiedenis van de beide Limburgen met een ‘Overzicht van onderwerpen met betrekking waartoe nadere studie noodzakelijk is’ (blz. 273). Een van de genoemde desiderata betrof een Nederlandse vertaling van de Annales Rodenses, die sinds 1949 bewaard worden in het Rijksarchief in Limburg. Het was op verzoek van de toenmalige rijksarchivaris in Limburg, drs. M.K.J. Smeets, dat ik aan dat werk begon, niet wetend dat ik meer dan twintig jaar later als zijn tweede opvolger de vertaling met commentaar zelf kon uitgeven. Weliswaar was het geen eenvoudige klus maar toch ook weer niet van dien aard dat twintig jaar onafgebroken werken nodig was. Dat is ook niet het geval geweest. Er zijn jaren voorbij gegaan zonder dat er enige aandacht aan de Annales Rodenses besteed kon worden. Vanaf 1982 raakte L. Augustus, oud-archivaris van Rolduc, bij het werk betrokken, waarna vrij snel besloten werd niet te volstaan met alleen een vertaling maar ook een nieuwe uitgave van de Latijnse tekst te verzorgen. De facsimile-uitgave van Boeren-Panhuysen van 1968 was uitverkocht en dus niet meer - tenzij sporadisch via het antiquariaat - te verkrijgen; daarnaast wilden wij de lezer van de vertaling niet de originele bron onthouden. Uiteindelijk zal de wetenschappelijke onderzoeker toch terug moeten naar de oorspronkelijke bron. Tekst en vertaling staan nu overzichtelijk naast elkaar, zodat vergelijking van de vertaling met het origineel niet moeilijk hoeft te zijn. Tevens werd de vertaling voorzien van een commentaar. In 1995 werd binnen het Rijksarchief in Limburg besloten de Inventarisreeks die in 1970 startte, om te vormen tot een reeks Publikaties Rijksarchief Limburg. Daarmee werd de weg vrijgemaakt een breder werkterrein te bestrijken, al zullen alle uitgaven van deze reeks een relatie moeten hebben met de bestanden die het Rijksarchief in Limburg in beheer heeft. Tenslotte hebben wij de aangename plicht ieder te danken die ons met raad en daad bijgestaan heeft. In de eerste plaats is dat A.C. Jacobs uit Nuth, die als neerlandicus zeer kritisch de Nederlandse vertaling gelezen heeft. Drs. J. Offermans heeft de inleiding zorgvuldig nagekeken en drs. E. Ramakers heeft zijn medewerking verleend bij het samenstellen van de literatuurlijst. Vervolgens moet prof. mr. A. Fl. Gehlen genoemd worden voor zijn vele waardevolle adviezen op het gebied van rechtshistorische terminologie en begrippen. Het is een vreemde gewaarwording een voorwoord te schrijven bij een uitgave waarvan men zelf een van de auteurs is. Als mede-auteur en als uitgever hoop ik dat ons werk in een behoefte zal voorzien en dat deze uitgave ook de aandacht zal vestigen op de andere rijke bronnen die het Rijksarchief in Limburg heeft. Drs. J.T.J. Jamar Rijksarchivaris in Limburg Annales Rodenses. Kroniek van Kloosterrade 9 Inleiding § 1 Handschrift en oude afschriften De Annales Rodenses beschrijven de eerste decennia (1104-1157) van de geschiedenis der abdij Kloosterrade, gelegen in het zuidoosten van de huidige Nederlandse provincie Limburg. Sinds de tweede helft van de achttiende eeuw wordt het complex meestal Rolduc genoemd. Het originele handschrift, dat sinds 1949 weer deel uitmaakt van het archief van Kloosterade,1 draagt geen titel. Sinds het midden van de vorige eeuw wordt het aangeduid als ‘Annales Rodenses’. Onder die titel heeft E. Lavalleye er in 1853 een editie van bezorgd2 en in 1858 hebben G.H. Pertz en W. Wattenbach onder dezelfde titel de tekst uitgegeven naar het origineel, dat zich toen in de Pruisische Koninklijke Bibliotheek te Berlijn bevond.3 Het handschrift omvatte oorspronkelijk tweeëntwintig grote bladen van perkament; nu slechts twintig, twee zijn vervangen door bladen van papier. Tegen het midden van de achttiende eeuw is het handschrift in een leren band gebonden; zowel voorin als achterin zijn toen vier papieren bladen als schutbladen toegevoegd. Het watermerk van deze bladen bestaat uit een soort Franse lelie en de naam J. Honig. Een overeenkomstig watermerk geeft H. Voorn in zijn boek over de noordhollandse papiermolens onder nr. 173; het dateert uit 1728.4 Bij gelegenheid van het inbinden zijn de beschreven papieren bladen, die hetzelfde watermerk hebben als de schutbladen - folio 3 de Franse lelie, folio 6 de naam Honig -, in de codex aangebracht. Dat is waarschijnlijk gebeurd na het binden, want de papieren folio's zijn met de binnenrand tegen het perkament geplakt, folio 3r tegen 2v en folio 6r tegen 5v. De twee papieren bladen hadden samen een dubbelblad kunnen vormen en waren dan in de katern van vier Watermerken van de papieren bladen in de codex. Tekening: P. Delnoy. het derde dubbelblad geweest. Er is geen optekening bekend waarom dit zo is gedaan. Niet duidelijk is of men de oorspronkelijke perkamenten bladen ofwel twee versleten 1 AAK nr. 1187. 2 Annales Rodenses, editie van Ed. Lavalleye, in dl. VII van S.P. Ernst, Histoire du Limbourg [Luik 1852], blz. 3-68, naar het hs. nr. 21315 in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel; gevolgd door de Continuatio (1158-1700) door Nic. Heyendal, blz. 69-264. 3 Annales Rodenses, editie van G.H. Pertz en W. Wattenbach in MGH SS, XVI, Hannover 1859, blz. 688-723. 4 H. Voorn, De papiermolens in de provincie Noord-Holland, Haarlem 1960. Annales Rodenses. Kroniek van Kloosterrade papieren bladen verving. Bij deze twee bladen rijst de vraag, of ze de juiste of althans de beste tekst bevatten. Annales Rodenses. Kroniek van Kloosterrade 10 P.C. Boeren heeft in 1968 een facsimile-uitgave van de Annales bezorgd, met een transciptie naast iedere facsimile-bladzijde.5 Evenals Pertz geeft hij de tekst van de papieren bladen letterlijk weer; hij brengt slechts een enkele correctie aan, hoewel hij in de inleiding erop wijst dat ‘de huidige papieren folia slechts een copie van een copie zijn’.6 Het is inderdaad niet waarschijnlijk dat de achttiende-eeuwse afschrijver de originele bladen vóór zich had. Biedt een ouder afschrift misschien een betere tekst? De Annales Rodenses zijn in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw enkele keren ten dele of volledig overgeschreven.7 Nicolaas Heyendal, kanunnik van Kloosterrade (1658-1733), die een geschiedenis van zijn abdij wilde schrijven, vervaardigde rond 1690 een volledige transcriptie van de oude Annalen. Die nam hij met enig historisch commentaar over in een foliohandschrift als het begin van de kloostergeschiedenis. Dit werk is afgesloten kort na 1700. Het handschrift wordt aangeduid als Heyendal I.8 Tijdens zijn abbatiaat (1712-1733) maakte Heyendal een verbeterde versie. Voor de algemene geschiedenis van Brabant en Limburg benutte hij o.a. het bekende werk van Christophe Butkens ‘Les trophées tant sacrés que profanes du duché de Brabant’, en wel de derde druk die in 1724 in Den Haag werd uitgegeven. Deze verbeterde versie wordt Heyendal II genoemd.9 De oude Annales schreef Heyendal over vanuit zijn eerste handschrift, maar hij ging helaas niet echt zorgvuldig te werk. In de tekst die nu op de papieren bladen van de codex staat, verdwenen woorden: ‘grato’ voor het woord ‘scemate’ (blz. 80, regel 7), ‘se’ achter ‘eundem potum’ (blz. 82, regel 20), ‘ea ratione’ achter ‘redditione’ (blz. 84, regel 18); woorden veranderden: ‘aut’ in ‘et’ achter ‘facultate’ (blz. 82, regel 25), ‘dilabi’ in ‘labi’ (blz. 98, regel 28); de schrijfwijze van drie plaatsnamen werd gemoderniseerd: Tirache, Kalkulen, Speckhusen; verscheidene woorden kregen een andere spelling.10 De koorheer die tegen 1750 de tekst op de papieren bladen schreef, gebruikte als uitgangstekst Heyendal II, maar bracht op zijn beurt enkele wijzigingen aan: hij veranderde o.a. i meestal in j wanneer de klank zo wordt uitgesproken, en maakte van de plaatsnaam ‘Riterche’ (= Richterich) de meer begrijpelijke vorm Richterche. Vergeleken met de kopie in Heyendal I is de huidige tekst van de folio's 3 en 6 tweemaal gecorrumpeerd. Een nieuwe uitgave van deze bladzijden en dan naar Heyendal I verdient de voorkeur. Tussen de handschriften van de abdij Kloosterrade bevindt zich nog een ander afschrift van de oudste Annales (AAK nr. 1191). Het stamt uit het begin van de 5 Annales Rodenses, facsimile-uitgave, van transciptie, tekstkritische noten en een inleiding voorzien door P.C. Boeren en G.W.A. Panhuysen, Assen 1968. 6 a.w., 8 kol. 1. 7 Augustus 1988, 73-87. 8 AAK nr. 1189, titel van het afschrift ‘Historia fundationis monasterii Rodensis ab anno Domini 1104 usque ad annum 1156 (sic) exscripta ex antiquissimis membranis in archivio Rodensi reconditis’. 9 AAK nr. 1190, nu ‘Annales monasterii Rodensis’ genoemd. De datering ‘rond 1706/07’ moet gecorrigeerd worden (Augustus, 1988, 76). 10 Een overzicht van alle afwijkingen bij Augustus 1988, 77 en 78. Annales Rodenses. Kroniek van Kloosterrade 11 achttiende eeuw en is door twee afschrijvers vervaardigd. De eerste werkte vanuit de originele codex, en niet aan de hand van Heyendals afschriften. De opvallende foutieve lezingen van Heyendal op fol. 1v ‘apud Wesenberg’ en ‘iuxta fluvium qui Thelda nuncupatur’ komen bij hem niet voor; hij transcribeert correct ‘aput Wasenbergh’ en ‘iuxta flumen quod Xelda nuncupatur’. Aan zijn afschrift komt een eigen waarde toe. Wat het kwestieuze folio 3 betreft komt de tekst overeen met de tekst van Heyendal I; wel is de consonantische i telkens als j geschreven. Helaas eindigt deze hand in het jaarbericht van 1108 op fol. 4v. Het omvangrijke resterende deel is later door een andere hand afgeschreven. Deze heeft de tekst van folio 6 overgenomen van het huidige papieren blad in de codex, met twee kleine afwijkingen.