Grauwe Kiekendief in Oost-Groningen?
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Hoe kansrijk is de Grauwe Kiekendief in Oost-Groningen? Ben Koks De Grauwe Kiekendief Circus pygargus is de braaklegging zich het duidelijkst openbaarden laatste decennia de zeldzaamste van de drie in (Eibers 1992, Koks & van ’t Hoff 1991, Ver- ons land broedende kiekendieven. Grootschali- meer 1992). Ook werden baltsende broedparen met contouren ge ontginningen van woeste gronden en de gesignaleerd de herkenbare van Nieuw intensivering van de landbouw brachten de Nieuwolda, Oostwold, Finsterwolde, Kiekendief Beerta, Oudeschans, en Grauwe in Nederland op het randje Bellingwolde Blijham van uitsterven (Zijlstra & Hustings 1992). De als horizon. Over deze horizon nog even het soort staat dan ook op de Nederlandse Rode volgende: over het algemeen zijn de broedpa- Lijst (Osieck 1986). ren in de meest uitgesproken open delen van In dit artikel zal de nadruk liggen op de recen- het akkerlandschap van Oost-Groningen gevon- te ontwikkelingen zoals die zich vanaf 1989 in den. Dit deel van Nederland behoort tot één hebben De bouw- de Oost-Groningen voorgedaan. van meest grootschalige open regio’s van stenen voor deze bijdrage bestaan uit een beet- ons land. De schaars aanwezige bebouwing, je biometrie, broedbiologie, een muizencensus het geringe aantal bosjes en dijken vormen deze en een gezonde dosis inventarisatiewerk. feitelijk de enige onderbrekingen van openheid. In figuur 1 zijn de contouren van het De meerjarige braaklegregeling onderzoeksgebied weergegeven. Het grootste deel van de oppervlakten braakak- kers is in het Oldambt te vinden. De reden hiervoor is dat de zware klei van het Oldambt ongeschikt is voor de teelt van veel akker- bouwgewassen. Daarom zijn graneneen onmis- bare schakel in het Oldambster bouwplan. In 1988 nam de E.G. een belangrijk dubbelbesluit in een poging de overproduktie in de graan- sector weg te werken. De "braaklegregeling 1988" (ook wel "set-asideregeling") was het antwoord van de politiek op de genoemde overschotten. Mede doordat de vergoeding in de beginjaren aantrekkelijk was voor akker- bouwers met veel wintergranen in het bouw- plan sloeg de regeling in het Oldambt goed aan. Het onderzoeksgebied De Carel Coenraad- en Reiderwolderpolder kregen vanaf 1990 landelijke bekendheid door- dat juist hier de effecten van de grootschalige Figuur 1. Het onderzoeksgebied. 67 Methode Beerta markeren het begin van een comeback in de Oostgroninger akkers (Koks & Koffijberg Er is maar één methode om een gebied met de 1990). In 1991 verschenen er drie broedparen oppervlakte van Oost-Groningen op Grauwe aan de rand van de Dollard (Koks & van ’t Kiekendieven te inventariseren. Deze methode Hoff 1991). Uit nagekomen informatie bleek laat zich samenvatten onder de kreten tijdro- dat gedurende de zomermaandenonafgebroken vend, veel kilometers en een beetje geluk. De Grauwe Kiekendieven zijn waargenomenin de datumgrenzen zoals vermeld in de handleiding omgeving van Nieuwolda-Midwolda, Finster- wolde-Nieuw van het BSP-project (van Dijk 1993) zijn ge- Beerta, Bellingwolde-Oudeschans bruikt om onduidelijke gevallen te interprete- en Scheemda-Meeden. Het aantal broedparen Van het deel de kan 1991 derhalve minimaal ren. grootste van broedparen voor op zeven kon het nest worden opgespoord. Balts, het paar worden gesteld. In 1992 is het veldwerk dan in slepen met nestmateriaal, prooioverdracht en grondiger aangepakt de twee voorgaan- Het een gesprek met een akkerbouwer zijn door- de jaren. aantal vastgestelde broedparen gaans toereikend om een broedpaar definitief kwam uit op 21. Voor het eerst doken er toen ook vast te stellen. Nesten werden overigens over een paar broedparen in de Veenkoloniën het algemeen met twee of meer personen ge- op. In 1993 kon het aantal van 27 paar in de vonden. Aanwijzingen van een vogelaar met boeken worden bij geschreven. Opvallend is dat een telescoop waren in veel gevallen zeer vrijwel alle locaties uit voorgaande jaren nu waarde vol. ook weer bezet waren. Nieuwe locaties werden in Om het belang van de braakgelegde akkers aan vastgesteld de omgeving van Wagenborgen- te tonen werd de muizenpopulatie bemonsterd. Delfzijl, de Johannes Kerkhovenpolder, de Deze muizencensus werkt volgens de methode omgeving van Noordbroek, Klein Ulsda-Beerta van Hörnfeldt (1978) en is overgenomen van en tussen Blijham en Vriescheloo. Het is wel de RUG/RWS (Beemster & Dijkstra 1991). zeker dat er in de jaren 1990-93 broedparen Een vangsessie duurt 4 dagen. over het hoofd zijn gezien. Aan de ene kant De weersomstandigheden in de jaren 1990- betreft het broedgevallen die in de eifase zijn 1993 waren wisselend. Op 1990 en 1992 viel mislukt en nadien snel uit beeld verdwijnen. weinig commentaar te leveren. De zomer van Met name nesten in luzerne zijn erg kwetsbaar. 1991 was echter overwegend koud, terwijl de Aan de andere kant zijn de Veenkoloniën door nazomer van 1993 letterlijk in het water is ge- tijdgebrek slechts matig onderzocht. Broed- vallen. De grote hoeveelheid regen heeft het gevallen bij Alteveer en Veelerveen geven zoeken naar broedparen er niet eenvoudiger op echter aan dat ook op de zandgronden broedpa- gemaakt. ren zijn gehuisvest. De uitspraak dat broedpa- hoofd worden ren gemakkelijk over het kunnen Resultaten gezien wordt ondersteund door de melding van een zeer laat geval bij Scheemda. Hoewel dit Aantallen gebied door diverse (ervaren) vogelaars gron- In 1989 is het eerste jaar dat veel medewerkers dig is bekeken, werd het nest, met daarin drie van de Akkervogelwerkgroep steekproefsgewijs jongen, door een akkerbouwer gevonden. Op het meest kenmerkende deel van de provincie deze locatie is voor deze nestvondst slechts Groningen introkken (van Scharenburg et al. sporadisch een mannetje waargenomen. 1990). In dat jaar is niet één Grauwe Kieken- In figuur 2 is de toename van het aantal broed- dief in het broedseizoen In 1990 gemeld. zijn paren weergegeven. de eerste broedparen in Oost-Groningen opge- doken. De twee broedgevallen in de Carel Coenraadpolder en de omgeving van Nieuw 68 Voedsel Een van de interessante vragen rond de Grau- we Kiekendief in Oost-Groningen betreft de voedselkeuze van deze soort in relatie tot de braaklegging van landbouwgronden. Uit zicht- waarnemingen, braakbal- en prooiresten bij de nesten blijkt dat de veldmuis in Oost-Gronin- gen verreweg de talrijkste prooi is (tabel 1). Ongeveer 17% van de prooien bestaat uit vo- gels. Eén waarneming van een bosspitsmuis is opmerkelijk. Deze soort is te herkennen op één van de dia’s van Hans Hut. De Kokmeeuw be- treft een nestjong afkomstig van de Dollard- Figuur 2. De oppervlakten meerjarige braak in Oost-Gro- kwelders. De drie Spreeuwen waren alle onvol- de het aantal ningen en ontwikkeling van broedparen van wassen exemplaren. Groepjes Spreeuwen be- de Grauwe Kiekendief in de jaren 1989-1993. volken medio juni-juli de akkers. Eenmaal is dat waargenomen een wijfje aan een konijn zat Gewaskeuze te eten. Het is onduidelijk in hoeverre deze Het grootste deel van de broedt in akker- paren door haar zelf is Vast dat prooi gevangen. staat bouwgewassen. In figuur 3 is weergegeven in konijnen wel vaker door Grauwe Kiekendieven welke mate de nesten over de verschillende worden geslagen (Schipper 1973, Underhill- gewassen zijn verdeeld. Met name in winter- Day 1993). tarwe, luzerne en koolzaad zijn veel nesten gevonden. Slechts twee nesten zijn in een na- Tabel 1. Prooispectrum van de Grauwe Kiekendief in het tuurlijke vegetatie vastgesteld. In Oost-Gronin- onderzoeksgebied in de jaren 1992-93 (n=105). gen is om deze reden veel gedaan aan nestbe- scherming. Een groot deel van de legsels zou Mol 1 Kokmeeuw 1 anders door oogstwerkzaamheden worden ver- Bosspitsmuis 1 Graspleper 7 Veldmuis 82 Veldleeuwerik 2 nietigd. Nestbescherming is dan ook een voor- 2 Gele Kwikstaart 3 waarde om enig broedsucces te garanderen (zie Dwergmuis Konljn 1 Spreeuw 3 ook Eibers 1992). vogel sp. 2 Muizencensus Om het belang van de meerjarige braakgelegde akkers voor roofvogels aan te kunnen geven is in maart 1992 een begin gemaakt met het van- gen van muizen. Er is gevangen in braakakkers van verschillende ontwikkelingsstadia. Om een vergelijking mogelijk te maken zijn er tevens vangsten gedaan langs wegen, sloten, dijken en gewasstoppels. In het kader van dit artikel zijn de volgende resultaten van belang (figuur 4). In de eerste plaats blijkt dat vangplaatsen in braakakkers aanzienlijk meer veldmuizen her- bergen dan de overige vangplaatsten, in de Figuur 3. Nestplaatskeuze van de Grauwe Kiekendief in tweede plaats dat het aantal veldmuizen in de Oost-Groningen (n=57). 69 1992 1993 elkaar 25-34 Lars Maltha Ras- zomers van en duidelijk van velijk paar (pers.med. verschilt. mussen) en 50-60 paar (Rodebrand 1993). In het zuiden begint in Lotharingen de omvangrij- Broedsucces ke Franse populatie (Cramp & Simmons 1983). Ook het broedsucces in 1992 en 1993 is ver- Het is mogelijk dat zowel doortrekkers uit de schillend (tabel 2). Hoewel het aantal eieren noordelijke populaties als verdrifte exemplaren in 1993 iets te in per legsel lager lijkt liggen, uit de zuidelijke populatie Oost-Groningen manifesteert het verschil tussen beide jaren zijn neergestreken. zich voornamelijk in het aantal uitgevlogen Is het toevallig dat de opleving van de Grauwe nestjongen per succesvol legsel. Bij diverse Kiekendief in Nederland juist in het Oldambt legsels is vastgesteld dat één of meer en in mindere mate in de Veenkoloniën heeft nestjongen door meer uit de kluiten gewassen plaatsgevonden? Kennelijk wordt in deze ak- nestgenoten waren opgevreten. kerbouwgebieden aan een aantal belangrijke randvoorwaarden voldaan. Het is in ieder geval duidelijk dat een groot aantal broedparen in akkerbouwgewassen broedt (figuur 3). Dit is een situatie die voor de meeste Europese landen opgaat (Zijlstra & Hustings 1992). Het opvallende van de Oost- groninger situatie is dat er veel in luzerne wordt gebroed. Uit figuur 4 bleek reeds dat er grote verschil- len zijn tussen braakgelegde akkers en andere potentiële muizenbiotopen in het akkerbouwge- bied. Uit tabel 1 blijkt dat de veldmuis verre- weg de talrijkste prooi is. Dit is interessant Figuur 4. Resultaten muizencensus Oost-Groningen au- omdat de Grauwe Kiekendief in veel gebieden gustus 1992-1993.