PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Scheppend nihilisme samenstelling: Frans A. Janssen bron Frans A. Janssen (samenstelling), Scheppend nihilisme. De Bezige Bij, Amsterdam 1983 (derde druk) Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/herm014faja01_01/colofon.htm © 2005 dbnl / Frans A. Janssen e.a. i.s.m. 5 ‘Scheppend nihilisme, agressief medelijden, totale misantropie’ Willem Frederik Hermans Het grote medelijden, in: Een wonderkind of een total loss, 8e druk, Amsterdam 1981, p. 224. Scheppend nihilisme 9 Frans A. Janssen Interview over interviews [Oorspronkelijk in bekorte vorm gepubliceerd in: Nieuwsnet, 31 maart 1979] - In 1950 stond de eerste interviewer bij je op de stoep. Nu, bijna dertig jaar later, hebben er zo'n 85 interviews plaatsgehad, als ik die voor radio en televisie meetel. Dat is gemiddeld drie per jaar. Ben je het niet beu? - In het algemeen niet. Interviewers die me vervelen wijs ik het gat van de deur wel, natuurlijk. Zover is het zelden gekomen. - Wat is volgens jou een interview? - Een interview is in de regel een gesprek tussen twee mensen die elkaar nooit eerder hebben gezien, waarbij de een (de interviewer) de ander (de geïnterviewde) vragen stelt die mensen die de geïnterviewde beter kennen hem zo goed als nooit stellen en dikwijls niet eens zouden durven stellen. - De meeste van je interviewers waren journalisten. We weten dat je geen vriend van de 'hoernalistiek' bent. Je hebt in een esseej de tegenstelling journalist-schrijver geformuleerd in termen van: ‘De journalist formuleert wat de massa denkt, de schrijver bestrijdt wat de massa denkt en brengt aan het licht wat de massa niet durft te denken’. Journalistiek is voor jou ‘naar de mensen toe schrijven’, dus vervalsen, misleiden. - Ik droom er soms wel van serener te zijn dan ik ben. Ik zou dan willen me nooit beziggehouden te hebben met interviews of andere vormen van in het openbaar over jezelf praten tegen een levende persoon, wat altijd iets anders is dan in je eentje over jezelf schrijven. Misschien zou ik zo sereen en discreet geworden zijn, als mijn eerste verhalen ogenblikkelijk met overweldigende geestdrift waren ontvangen, in plaats van - zoals in werkelijkheid - onder een heftig en zeker nu, achteraf, onbegrijpelijk protest. Maar zo was het nu eenmaal. Wat me in mijn dromen ideaal lijkt is: als totaal onbekende een Scheppend nihilisme 10 boek schrijven dat een geweldige deining veroorzaakt en dan zelf verdwijnen naar een plaats waar niemand je vinden kan. Maar dat is niet voor mij weggelegd geweest. Trouwens, er worden, wel niet in mijn alleroudste verhalen, maar al in de iets minder oude, allerlei aanvallen gedaan op diverse zaken die de mensen heilig waren of nog zijn. Ik heb niet aan de verleiding weerstand kunnen bieden daar nog wat toelichting op te geven en door de onthutsende tegenwerking die ik ondervond, ben ik ook te strijdlustig geworden om mijn mond te houden. Dom misschien, want het is grotendeels toch vechten tegen de bierkaai. De geheimzinnige Ben Traven is benijdenswaardig. Toen hij leefde wist geloof ik niemand wie dat eigenlijk was. Ik heb overigens nooit een letter van Ben Traven gelezen. Niet alle interviewers zijn natuurlijk interessante gespreksgenoten. Een heleboel komen omdat ze gestuurd worden, hebben geen diepe belangstelling voor de dingen waar ze je naar vragen, hebben moeizaam wat vraagjes geprepareerd, dikwijls overgenomen uit oudere interviews. Daar komt bij dat als het om een auteur gaat die in schandalen verwikkeld raakt, zoals processen wegens beledigingen van volksgroepen, vragen in de Tweede Kamer, processen tegen een uitgever die door alle andere schrijvers, zelf te benauwd om ook maar een kik tegen een uitgever te geven uit angst dat ze dan wel eens niet meer uitgegeven zouden kunnen worden, naar de mond gepraat wordt - nou, zo'n auteur maakt een boel mensen bang dat hij hun belangen zou kunnen schaden. Er ontstaat dan een behoefte het prestige van die auteur aan te tasten en sommige kranten pogen dan in die behoefte te voorzien. Dat kan natuurlijk niet beter dan door hem te interviewen en hem allerlei rare en antipathieke dingen te laten zeggen, zodat de lezer van het interview de indruk overhoudt: die man is een querulant, een gek, enz. Er bestaan ook interviewers die jaloers zijn op de geïnterviewde of die de pest in hebben omdat ze moeten gaan praten met iemand waar ze niets van afweten. Het is natuurlijk heel wat anders als je een gesprek hebt met iemand die je boeken goed kent. - Je interviews zijn in allerlei bladen verschenen: in geachte literaire Scheppend nihilisme 11 tijdschriften, in opinieweekbladen als Vrij Nederland en Haagse Post, maar ook in het vrouwenblad Eva, in het schandaalblad Panorama, en daarnaast dan weer in geachte kranten als de NRC. Heeft de omgeving waarin het vraaggesprek verschijnt ook invloed op de presentatie, dus op de inhoud ervan? - Oja, zeker. Dan worden er tussenkopjes geplaatst die de nadruk ergens anders leggen dan waar de geïnterviewde deze heeft gelegd. Helemaal vreselijk is het meestal als de redactie, in een kadertje, eigen verzonnen toelichting gaat geven op het interview. Maar ja, al die onzin wordt in dit boekje toch weggelaten. Menigmaal is er bij de interviewer geen enkele behoefte goed te luisteren. Ik heb de indruk dat de hoofdredactie van een krant bepaalt, van te voren dus, die man moet zus en zo uit dat interview te voorschijn komen, want zo willen wij hem zien, of: hij moet corresponderen met de vooroordelen die onze lezers over die man hebben. Overigens verandert de situatie natuurlijk met de stijgende beroemdheid van een auteur. Zo'n twintig jaar geleden hadden kranten en tijdschriften met zeer grote oplagen niet de minste belangstelling voor mij. In het Encyclopedisch Jaarboek van de Winkler Prins Encyclopedie van 1952 bv. wordt het toch zeer geruchtmakende proces over Ik heb altijd gelijk niet eens vermeld. Ik vind de meeste interviews slecht als ze pas verschenen zijn: het voornaamste wat je gezegd hebt staat er niet in, of nog erger, je hebt zelf inderhaast vergeten het voornaamste te zeggen. Of je hebt het niet goed genoeg geformuleerd. Later vergeet je hoe goed het interview had kunnen zijn, als het beter was geweest. Omdat je de details van het gesprek vergeet, vind je het interview dan minder slecht of beschamend. Trouwens, deze kwestie is in het onderhavige geval niet zo belangrijk, omdat jij immers de beste 25 interviews voor dit boekje hebt uitgezocht van de 65 die in druk zijn verschenen. - Je hebt vaak afspraken met je interviewers gemaakt. Soms eiste je inzage vóór publicatie, met recht op wijziging, later eiste je wel expliciete vermelding dat de verantwoording voor de tekst voor rekening van de interviewer is. - Het is de normaalste zaak van de wereld dat een interview wordt Scheppend nihilisme 12 doorgelezen en gecorrigeerd door de ondervraagde. Heel wat interviews worden trouwens, vragen incluis, geheel door de geïnterviewde geschreven, of door zijn secretaris als hij een hoge Piet is. Maar je begrijpt dat interviewers die erop uit zijn iemand slecht te voorschijn te laten komen, het vervelend vinden om correcties toe te staan. Dan gaan ze - alsof dat een schandaal was - in de inleiding tot het interview vertellen: die meneer wou dit met alle geweld eerst lezen. En dan komt daar nog bij, dat het soms een heel werk en in ieder geval een vervelend werk is voor de geïnterviewde het allemaal te lezen. En dan word je nog belachelijk gemaakt voor al je moeite op de koop toe. Toen las ik op een goede dag een interview met Geert Lubberhuizen en die had tegen de ondervrager gezegd: ‘Luistert u eens even doctorandus, alles wat er in uw stuk komt is voor uw rekening en niet voor de mijne.’ Dat vond ik heel slim bedacht en heb ik toen een tijdje overgenomen, met bronvermelding. Op het ogenblik is het allemaal minder belangrijk dan het was toen nog bijna niemand mijn boeken las. - Erger je je aan onjuistheden in de gepubliceerde tekst van de gesprekken? - Het valt me wel op, natuurlijk. Zo schreef Rem Koolhaas bv. dat hij bij mij op de schoorsteen een tikkende pendule zag. Ik kon niet nalaten hem erop attent te maken dat het een pendule met torsieslinger was, die helemaal niet tikte. Het einde van het bezoek van Joop van Tijn verliep een beetje anders dan hij het beschrijft. Aangezien wij een hele fles whisky leeggedronken hadden, was ik tegen zes uur 's ochtends wel wat verstrooid. Ik lette er niet op dat het geijzeld had. Rechts afslaand bij het station slipte ik, de auto draaide rond en stopte op de stoep aan de andere kant van de weg, vlak tegen een hek. Gelukkig was er geen ander verkeer. Joop van Tijn riep: ‘Help! help! ik wil uitstappen, ik kom zo wel bij het station!’ Ik daarentegen zei: ‘Geen sprake van, als ik iemand naar het station breng, dan breng ik hem naar het station’, schakelde doodkalm in de achteruit, gaf vol gas, bracht zodoende het sportieve voertuig op de rechter weghelft te- Scheppend nihilisme 13 rug en leverde de luidkeels jammerende VN-journalist puntgaaf af bij de ingang van het station, zoals ik mij voorgenomen had. Zijn interview zou nog beter geworden zijn dan het al is, wanneer hij deze opwindende bijzonderheden niet had verzwegen. Een goed schrijver moet zoiets aandurven en aankunnen. Maar dit zijn onschuldige voorbeelden van onnauwkeurigheden bij interviewers. De werkelijk ergerlijke interviews heb je niet opgenomen in dit boek, dus daar hoeven we het verder niet over te hebben. - Er zijn enkele malen strubbelingen tijdens interviews geweest. Twee keer zelfs heb je het gesprek voortijdig beëindigd, nl. het bezoek van Martin Ruyter in 1967 en het bezoek van Rudolf Bakker kortgeleden. Ruyter heeft dat moedig vermeld, Bakker heeft dat, minder moedig, in zijn verslag verzwegen.