Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Rekenschap: 1650-2000 D.W. Fokkema en Frans Grijzenhout bron D.W. Fokkema en Frans Grijzenhout, Rekenschap: 1650-2000. Sdu Uitgevers, Den Haag 2001 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/fokk005reke01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / D.W. Fokkema en Frans Grijzenhout 9 Woord vooraf Als gevolg van technologische, economische en politieke ontwikkelingen is in de afgelopen vijftig jaar de internationale uitwisseling van personen, goederen en ideeën enorm toegenomen. In dit deel van de wereld heeft de Europese integratie het verkeer en de communicatie over de nationale grenzen heen verder versterkt. De telecommunicatie - waaronder de elektronische post en de toegang tot internet - die de laatste jaren een hoge vlucht heeft genomen, lijkt zich van politieke of culturele grenzen helemaal niets meer aan te trekken. Toch berust deze internationalisering gedeeltelijk op gezichtsbedrog. De culturele verschillen tussen de Europese landen - en binnen deze landen tussen de verschillende regio's - zijn allerminst verdwenen. De Europese eenwording draagt de sporen van verdeeldheid met zich mee. In de twintigste eeuw is Europa herhaaldelijk geteisterd door oorlog en burgeroorlog, waarin steeds naast politieke ook culturele belangen op het spel stonden. Niet alleen in de jaren 1939-45, maar tot op de dag van vandaag worden in Europa nationale mythen met de wapenen verdedigd. In Nederland brengt de aanwezigheid van etnische minderheden een grote verscheidenheid van culturele opvattingen en gedrag met zich mee. Naast een onmiskenbaar proces van globalisering is de idee van een multiculturele samenleving ontstaan, die een raamwerk biedt voor wederzijds begrip maar in feite dikwijls scheidslijnen bevestigt. Naast vormen van internationalisering zijn er talloze voorbeelden van culturele fragmentering. In sommige delen van de wereld zijn culturele verschillen een zaak van leven en dood. Dat is in het hedendaagse Nederland niet het geval. Wel staat ‘cultuur’ hoog op de agenda en wordt terecht van de wetenschap verlangd de betekenis van cultuur voor de welvaart en het welzijn van een samenleving te verhelderen. Dit was een reden om een onderzoek te beginnen naar de wijze waarop in het verleden de Nederlandse cultuur temidden van andere Europese culturen gestalte heeft gekregen. Een concrete aanleiding vormde een uitspraak van minister-president Lubbers, die bij terugkeer van een succesvolle top van Europese regeringsleiders in Hannover op 27 juni 1988 verklaarde dat de economische eenwording weliswaar dichterbij was gebracht maar zich tevens afvroeg wat de gevolgen op cultureel gebied zouden zijn. Het onderzoeksprogramma ‘De Nederlandse cultuur in Europese context’ is, na een voorbereidingsperiode van ongeveer twee jaar, met ondersteuning van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in 1991 begonnen en wordt met de verschijning van een vijftal synthetiserende studies, waarvan dit boek het laatste deel is, afgesloten. Het programma beoogde een beeld te schetsen van de Nederlandse cultuur in heden en verleden en van de culturele relaties tussen Nederland en de overige Europese D.W. Fokkema en Frans Grijzenhout, Rekenschap: 1650-2000 10 landen. Het programma richtte zich niet alleen op de plaats en functie van de Nederlandse cultuur in internationaal, met name Europees verband, maar ook op de betekenis van de internationale, Europese context voor de Nederlandse cultuur. Het is van meet af aan de opzet geweest om het onderzoek naar de ontwikkeling van de Nederlandse cultuur en naar de wisselwerkingen tussen de Nederlandse cultuur en die in andere Europese landen vanuit een interdisciplinair perspectief te verrichten. Er is gekozen voor een ordening van het onderzoeksprogramma volgens vier ‘ijkpunten’: historische dwarsdoorsneden in de geschiedenis van de Nederlandse cultuur omstreeks 1650, 1800, 1900 en 1950. Rond 1650 was de consolidatie van de Republiek der Verenigde Nederlanden, na een periode van langdurige strijd, voltooid en bevond de Republiek zich nagenoeg op het hoogtepunt van haar politieke, economische en culturele macht. Omstreeks 1800 was die situatie geheel in het tegendeel verkeerd: de Republiek had haar centrale positie in het Europese bestel verloren en had zich, in revolutionaire politieke omstandigheden, ontwikkeld tot een nationale eenheidsstaat. De decennia in het inmiddels tot koninkrijk geworden Nederland omstreeks 1900 worden wel aangeduid als een Tweede Gouden Eeuw, waarin economie en cultuur tot nieuwe bloei kwamen. Het laatste ijkpunt, de jaren omstreeks en na 1950, wordt gekenmerkt door wederopbouw na een vernietigende oorlog, groeiende welvaart en de totstandkoming van de verzorgingsstaat, alsook door nationale integratie en internationale oriëntatie, in zowel economisch als cultureel opzicht. De keuze van de ijkpunten is mede bepaald door het uitgangspunt dat het onderzoek zich zou richten op de cultuur in de Noordelijke Nederlanden, zoals gezegd in wisselwerking met de cultuur in andere Europese landen, inclusief de Zuidelijke Nederlanden, het huidige België. De keuze voor de Noordelijke Nederlanden en een eerste ijkpunt in de zeventiende eeuw houdt een beperking in die de Middeleeuwen uitsluit. Hoezeer ook onderzoek naar eerdere ontwikkelingen om wetenschappelijke redenen interessant is, heeft de stuurgroep gemeend de jaren rond de Vrede van Munster als beginpunt van het onderzoeksprogramma te moeten kiezen. Zoals bij de recente herdenkingen bij herhaling in herinnering is gebracht, werd in 1648 niet alleen de Republiek der Verenigde Nederlanden als een onafhankelijke natie erkend, maar tevens de grondslag gelegd voor het huidige stelsel van Europese staten. Los van de vraag hoe de grenzen van de Republiek respectievelijk het Koninkrijk der Nederlanden door de eeuwen heen zijn veranderd, volstaan wij hier met op te merken dat de gemeenschappelijke Nederlandse taal in dit onderzoek niet a priori is opgevat als de drager bij uitstek van een in alle opzichten gemeenschappelijke cultuur. Elke keuze voor een D.W. Fokkema en Frans Grijzenhout, Rekenschap: 1650-2000 11 wetenschappelijk onderzoeksmodel valt uiteraard te betwisten. Dat geldt ook voor vragen naar de legitimiteit van het in dit onderzoek gehanteerde cultuurbegrip en de definitie van de begrippen ‘Nederlands’ en ‘Europees’. In dit vijfde en laatste deel, Rekenschap: 1650-2000, wordt op deze terminologische kwesties, waarover tien jaar geleden afspraken zijn gemaakt, teruggekomen. De ordening van het gehele onderzoek langs de lijnen van de vier dwarsdoorsneden in de tijd kent in de Nederlandse historiografie geen precedent. Het programma is niettemin schatplichtig aan de historicus Jan Romein die in zijn klassiek geworden studie Op het breukvlak van twee eeuwen: de westerse wereld rond 1900 (1967) zich nadrukkelijk tot een kort tijdsbestek beperkte. Romein beoogde met deze benadering de versplintering, de vergruizing van het geschiedbeeld, die ontegenzeglijk één van de nadelige gevolgen is van de steeds verder gaande specialisatie in de geschiedwetenschap, het hoofd te bieden. Het was Romeins uitdrukkelijke bedoeling zijn aanpak te verantwoorden in een theoretische nabeschouwing, maar zijn dood in 1962 verhinderde dat. Annie Romein-Verschoor voltooide het boek, zonder zich aan de theoretische onderbouwing te wagen die Romein zich had voorgenomen. In deze synthetiserende studies wordt op verschillende plaatsen weliswaar een theoretische verantwoording geboden, maar monocausale verklaringen van culturele ‘bloei’ en ‘verval’ zal men niet aantreffen. Lezers die uitzien naar de aanreiking van één theoretische verklaring voor het relatieve succes van de Nederlandse cultuur in de zeventiende eeuw, de latere neergang en de daarop volgende opleving, zullen worden teleurgesteld. Wel worden specifieke vragen beantwoord, zoals betreffende het belang van het onderwijs en andere instituties, het maatschappelijke effect van de Reformatie, de mate van tolerantie, het streven naar consensus, de verhouding tussen kunst en samenleving, de openheid ten opzichte van andere culturen. In elk van de behandelde tijdsgewrichten worden de accenten verschillend geplaatst. Uiteraard houdt de keuze voor ver uiteen liggende momentopnamen ook een beperking in: de tussenliggende perioden blijven onderbelicht. Daartegenover staat dat het contrast tussen de gekozen ijkjaren duidelijk naar voren komt. Juist om de verschillen zichtbaar te maken tussen de Nederlandse cultuur in verschillende historische perioden bleek de keuze voor ijkpunten geschikt. Want één ding is zeker: in driehonderdvijftig jaar is meer veranderd dan men zich doorgaans realiseert. Misschien is ook meer hetzelfde gebleven dan men vermoedt. Waar Romein de immense taak (bijna) volbracht om als eenling een nog steeds indrukwekkend boek over de westerse wereld rond 1900 te concipiëren, is bij dit onderzoekspro- D.W. Fokkema en Frans Grijzenhout, Rekenschap: 1650-2000 12 gramma bewust gekozen voor een andere opzet. Rond elk van de vier ijkpunten is langdurig en diepgaand onderzoek verricht door tal van historici, kunsthistorici, filosofen, godsdiensthistorici, literatuurwetenschappers, musicologen, neerlandici en sociologen. Dat onderzoek richtte zich op allerlei aspecten van de Nederlandse cultuur naar inhoud en organisatie, en op de culturele betrekkingen van Nederland met andere landen. Die onderzoekingen hebben voor een deel geresulteerd in de door Sdu uitgegeven reeks Nederlandse cultuur in Europese context: monografieën en studies, waarin dissertaties en andere publicaties die in het kader van