Geologie van in vogelvlucht

T. Bruins

Nederland ligt aan de rand van een dalend bekken, dat zijn oostelijke begrenzing heeft in de omgeving van de grens met het Duitse Westfalen. Van hieruit hellen de diverse formaties in noordwestelijke richting. Gelderland strekt zich uit vanaf de rijksgrens tot in het midden van het land. Veel formaties, die in de loop van de geologische geschiedenis aan de opbouw van Nederland hebben bijgedragen, zijn dan ook in de ondergrond van Gelderland terug te vinden. De oudste afzettingen, die aan de oppervlakte liggen, stammen uit de Triasperiode; zij komen ten oosten van Winterswijk voor. In het overgrote deel van de provincie liggen echter veel jongere afzettingen aan het oppervlak.

In dit artikel beperken we ons tot de de geeft een indruk van de opbouw Figuur 3 geeft een schematisch over• aan en nabij de oppervlakte liggende van de bovenste 100 a 200 meter en zicht van de stratigraf ische onderschei• Kwartaire en Tertiaire afzettingen, die toont de opeenvolging van afzettingen dingen binnen het Holocene pakket weergegeven worden in drie figuren. vanaf de Holocene Westland Formatie van het kust- en In figuur 1 wordt op een vereenvoudig• nabij tot de Bontzandsteen uit rivierengebied. de geologische kaart een geologisch- de Triasperiode in het oosten. landschappelijk overzicht gegeven. Het beeld wordt bepaald door drie, on• derling sterk verschillende, gebied- seenheden. Zij zijn onder verschillen• de geologische omstandigheden ont• staan en uiten zich door onderscheid in morfologie en bodemgebruik. Het zijn achtereenvolgens:

1. Het stuwwallengebied van de Ve• luwe met de stuwwallen van Nijme• gen en , die gevormd zijn in de voorlaatste ijstijd, het Saalien.

2. De dekzandgebieden van Achter• hoek, Gelderse Vallei en de strook tussen de Oost-Veluwe en het dal van de Gelderse IJssel, ontstaan in de laatste ijstijd, het Weichselien.

3. Het rivierengebied van IJssel, Rijn, Waal en Maas, waarvan de vorming grotendeels in het Holoceen heeft plaatsgevonden. Onder dit punt worden ook de mariene afzettingen langs het I Jsselmeer en in het Hatte- merbroek behandeld. Ook zij zijn van Holocene ouderdom.

In de moet als deelgebied het Oost-Nederlands Plateau ge• noemd worden, waar keileem uit de voorlaatste ijstijd en rivierafzettingen uit het Onder- en Midden-Pleistoceen aan de oppervlakte voorkomen en Tertiaire afzettingen de oppervlakte dicht naderen.

In alle genoemde gebieden komen ook andere, gedurende het Kwartair ge• vormde afzettingen voor, maar in essen• tie is hun aanzien gevormd door speci• fieke geologische gebeurtenissen ge• durende bovengenoemde tijdvakken. Figuur 2 is een profiel, dat loopt van Nij- kerk via en Eerbeek naar Winterswijk. Deze west-oost doorsne• Fig. 1. Vereenvoudigde geologische kaart van de provincie Gelderland.

10 Grondboor en Hamer nr. 112 1993 1. Het stuwwallengebied

In dit gebied komen aan de oppervlak• te de volgende formaties voor (zie fig. 1):

- Gestuwde Formaties - Formatie van Drente - Formatie van Twente - Formatie van Kootwijk

Een Formatie is een eenheid die zich in lithostratigrafische eigenschappen, onderscheidt van boven- en onderlig• gende Formaties. Een Formatie kan onderverdeeld worden in diverse Af• zettingen.

Gestuwde Formaties (Saalien)

Gedurende het Saalien heeft het land• ijs ten tweede male Nederland be• reikt. Terwijl de eerste keer, tijdens het Eiste• nen, het ijs niet verder zuidwaarts kwam dan Noord-Nederland, lag het ijsfront tijdens de maximale uitbreiding in de tweede helft van het Saalien langs de lijn Haarlem-Utrecht-. Dit front bestond uit een aantal uitstulping• en of lobben. Voor Gelderland zijn dat de lobben van de Gelderse Vallei, die in diverse stadia, in het westen de Utrechtse Heuvelrug hebben op• gestuwd en aan de oostzijde de stuw• wallen van Ede, Oud Reemst, Garde• ren en de Stakenberg bij Elspeet heb• ben gevormd (Maarleveld, 1981). Mogelijk bevond zich een kleine lob in het huidige dal van de Leuvenumse beek.

Een tweede grote ijslob lag in het te• genwoordige IJsseldal en heeft de Oost- en Zuid-Veluwe opgestuwd met aan de oostzijde de Sallandse heuvels en op Gelders gebied de stuwheuvels van en Montferland. In het zuiden behoort de stuwwal van Nijmegen ook tot deze fase. Zij is onderdeel van een aaneengeslo• ten stuwwallencomplex, dat onder de Betuwe en het Rijngebied verbinding heeft met de Zuid-Veluwe en het Mont• ferland. Ondergronds is de stuwwal van Mont• ferland naar het noorden toe te vervol• gen tot voorbij (Van de Meene, 1977). Gestuwd zijn zand en grind uit Plioce• ne en Onder- en Midden-Pleistocene formaties. De gestuwde lagen hellen in de richting van het ijs, dat de druk ver• oorzaakt. Loodrecht hierop staat de strekkingsrichting. Deze is in figuur 1 met lijnen aangegeven. De oorsprong en de samenstelling van de bij de stu• wing betrokken formaties worden hier• na besproken bij de beschrijving van het profiel. Fig. 2. Geologisch profiel van Nijkerk tot Winterswijk (Voor profiellijn zie fig. 1).

Grondboor en Hamer nr. 112 1993 11 Formatie van Drente (Saalien) De erosie op de vegetatieloze stuwwal• gevormde Holocene afzettingen, te len resulteerde in diepe geulen. Waar• weten een kleine oppervlakte hoog• Doordat het ijs in de bekkens ook aan schijnlijk is het dal, dat de Midden-Velu- veen ten westen van Winterswijk, beho• de zuidzijde een stuwwal heeft ge• we in oost-west richting voor een deel rende tot de Formatie van Griendts- vormd, was het aan drie zijden door doorsnijdt en waarin de spoorlijn veen, stuifzand bij Zelhem en langs de wallen omgeven. Hierdoor ontstond er Amersfoort- is gelegen, een Oude IJssel. Deze laatsten behoren tot tijdens de afsmelting een meer, dat erosiegeul van -in aanleg- Saalien- de Formatie van Kootwijk. grotendeels opgevuld werd met zand ouderdom. De meeste zogenaamde en grind afkomstig van het afsmelten• droge dalen, die veelvuldig op de Formatie van Twente de ijs en van de door erosie aangetaste stuwwal voorkomen, zijn erosiegeulen stuwwal. Het grovere materiaal sedi• gevormd of verder uitgediept tijdens Na het Eem interglaciaal, waarvan aan menteerde aan de randen, terwijl de fij• het Weichselien. de oppervlakte geen restanten aanwe• nere fractie verder in het meer tot be- zig zijn, volgde de laatste ijstijd, het zinking kwam, waar het de plaatselijk Formatie van Kootwijk (Holoceen) Weichselien. De processen geduren• aanwezige, aan de basis van het land• de het Weichselien hebben het land• ijs gevormde, keileem bedekt. Deze Door beschadiging van de oorspron• schappelijk aanzien van grote delen zogenaamde bekkenafzettingen zijn kelijke vegetatie door landbouwactivi• van Gelderland bepaald. De Achter• teiten is stuifzand ontstaan, dat grote hoek, de Geldersche Vallei en het ge• delen van de Veluwe bedekt. In de 18e bied tussen de Oost-Vel uwe en het dal eeuw, maar vooral in de 19e eeuw, is dit van de Gelderse IJssel zijn bedekt met reeds in de vroege middeleeuwen ont• de tot het Weichselien behorende For• stane proces door vastlegging (door matie van Twente. De Formatie van middel van denneninplant) gestopt. In Twente is samengesteld uit diverse li- enkele gebieden, als het Kootwijker- thogenetische eenheden. De meest zand en het Wekeromsche Zand wordt voorkomende is dekzand. Dekzand is de stuiving opzettelijk aktief gehouden. door de wind verplaatst zand. Het Behalve kleine stuifzandgebiedjes, die dankt zijn naam aan het feit dat het, plaatselijk verspreid in het Pleistocene aan het oppervlak liggend, grote delen gebied van Gelderland voorkomen, van de Midden- en Oostnederlandse liggen in de Achterhoek wat grotere ondergrond bedekt. Dekzand is gedu• Fig. 3. Schematisch overzicht van de stratigrafi- concentraties, o.a. langs de Oude IJs• rende het gehele Weichselien ge• sche onderscheidingen binnen het Holocene sel en bij het dorp Zelhem. vormd in koude en droge tijden zonder pakket van kust- en riviergebied. vegetatie. De dikte varieert van enkele 2. De dekzandgebieden dm's tot meerdere meters. Aan de voet overal door jongere formaties bedekt. van stuwwallen vormt dekzand vaak Aan de buitenzijde van de stuwwallen De drie dekzandgebieden worden in een randrug, die als een smalle verho• komen op uitgebreide schaal smeltwa• hoofdzaak bepaald door afzettingen ging op enige afstand hiervan de con• terafzettingen voor. Deze afzettingen uit de Formatie van Twente. Daarnaast touren van de stuwwal volgt. Het uit worden gekenmerkt door hun horizon• komen in de Achterhoek nog een aan• Zuid-Limburg bekende, eveneens tale gelaagdheid van afwisselend, over tal afzettingen aan de oppervlakte voor door de wind verplaatste materiaal, het algemeen, dunne zand- en grindla- afkomstig uit andere formaties. Dat zijn löss genaamd, komt ook in Gelderland gen, waarin hier en daar geulvormige uit de Formatie van Drente de stuwheu- voor. Het ligt in enkele erosiedalen van structuren voorkomen. Grote concen• vel van Lochem, ontstaan door ijsdruk de Oost-Veluwe bij De Steeg en kan traties smeltwaterafzettingen (sandur vanuit het IJsseldal en de stuwheuvel daar meerdere meters dik zijn. Ook in genaamd), slechts met een dunne be• van Neede. Deze laatste is, samen met Montferland komt löss voor, doch het dekking van sedimenten uit de Forma• de terreintrede van het Oost-Neder• ligt daar onder een laag dekzand. Ver• tie van Twente, liggen in het dal van de lands Plateau, gevormd door een ijs- der is het plaatselijk aanwezig op de Leuvenumse beek, tussen Delen en beweging die, in tegenstelling tot wat stuwwal van Nijmegen. en aan de westzijde van de er bij de vorming van de Veluwe is ge• stuwwal van Nijmegen. beurd, weinig invloed heeft uitge• Het Weichselien was een tijdperk met oefend op de ondergrond (Zandstra, een afwisseling van zeer koude en min• Dat het landijs niet alleen de stuwheu- 1986). Op het Plateau liggen pleksge- der koude perioden. Deze klimaatswis• vels heeft gevormd, maar ze plaatselijk wijs gebieden met keileem afkomstig selingen hebben hun sporen in de on• ook heeft bedekt, blijkt uit de na af• van bovengenoemde ijsbeweging. dergrond nagelaten. Tijdens de smelting achtergebleven, uit Scandi• Ook zijn er erosieresten aanwezig van koudste perioden was de bodem tot navië en het Baltische gebied afkomsti• Midden-Pleistocene rivierafzettingen grote diepte bevroren (permafrost). ge zwerfstenen, die hier en daar op de uit de Formaties van Sterksel en En• Onder deze omstandigheden worden heuvels te vinden zijn. Op de Oost- en schede. De Formatie van Sterksel be• vorstwiggen gevormd. Zij worden dik• Zuid-Veluwe beperkt de aanwezigheid staat uit grove, grindhoudende zanden wijls waargenomen in de wanden van van zwerfstenen zich in hoofdzaak tot aangevoerd door Rijn en Maas. De bouwputten en zandafgravingen. Zou de flanken, terwijl ze op de lagere stuw• Formatie van Enschede is een overwe• men ze aan de oppervlakte kunnen wallen van Lunteren en Oud Reemst gend grofzandige, kwartsrijke afzetting zien, dan zou blijken dat deze scheu• ook op de toppen voorkomen (Maarle- gesedimenteerd door een rivier• ren in polygoonstructuren liggen. Der• veld, 1951; De Zanger, 1980). Veel systeem vanuit het oosten. Verder ko• gelijke structuren komen in poolgebie• zwerfstenen zijn in de loop der eeuwen men in dit gebied Tertiaire afzettingen den veelvuldig voor. Ook kryoturbate voor allerhande doeleinden verza• van Miocene en Oligocene ouderdom verschijnselen zijn onder dergelijke meld, zodat het aantal zeer sterk gere• dicht onder maaiveld voor, evenals een omstandigheden gevormd. Deze, tot duceerd is. Van het Montferland is be• klein plekje Muschelkalk ten oosten uitstulpingen vervormde, van oor• kend, dat dit gebied voor collectiedoe• van Winterswijk. Tenslotte liggen in de sprong horizontaal liggende lagen zijn leinden systematisch is afgezocht. Achterhoek drie gebiedjes met locaal ontstaan doordat de oppervlakte bo-

12 Grondboor en Hamer nr. 112 1993 ven de permafrost ontdooit en daarna en de uitlopers van de, op Overijssels vormd. In het land van Maas en Waal van bovenaf weer bevriest. Hierdoor gebied liggende, stuwwal van Markelo. liggen enkele reeksen rivierduinen, komen de met water verzadigde lagen De ondergrondse voortzetting in zuid• ontstaan uit door de wind verplaatste ri• onder druk te staan en worden plaatse• elijke richting van de Markelose stuw• vierzanden. lijk weggeperst. In wat vochtiger kli• wal is bedekt met een dikke laag door Rivierduinen behoren ook tot de For• maat tijdens het Weichselien treden flu- het landijs gevormde keileem, die als matie van Kreftenheye. De rivierduinen vioperiglaciale afzettingen naar voren. verhoging in het terrein is waar te ne• ten noorden van de Oude IJssel zijn in Dit zijn afzettingen gevormd door men. Hierop zijn de dorpen Geesteren het Holoceen opnieuw verstoven. Ze smeltwater, dat afkomstig is van en Gelselaar gelegen (staat niet op fig. worden tot de Formatie van Kootwijk sneeuw of van het ontdooien van de 1 aangegeven). In de Lochemerberg gerekend. De Formatie van Kreften• bovenlaag. Zij zijn van dekzanden te zijn de Formaties van Urk en Enschede heye, die de ondergrond van het gehe• onderscheiden, doordat het zand min• bij de stuwing betrokken. In de Need• le rivierengebied beslaat, bestaat uit der goed gesorteerd is. Ook komen er seberg is o.a. klei uit het Holstein inter- grof grindhoudend zand, dat is gesedi- dunne veenlaagjes in voor afkomstig glaciaal, dat vooraf is gegaan aan de menteerd door een stelsel van verwil• van plantengroei in vochtige afvoerlo- Saaie ijstijd, meegestuwd. Deze klei is derde rivieren onder periglaciale om• ze kommen gedurende kortstondige voor dakpannenfabricage vrijwel ge• standigheden. Alleen gedurende het klimaatsverbeteringen, de zogenaam• heel afgegraven. Eemien kwam fijner materiaal tot bezin- de interstadialen. Tenslotte behoren tot king. Dit was het gevolg van een hoge de Formatie van Twente de hellingaf• Het Oost-Nederlands Plateau zeestand gedurende dit interglaciaal, zettingen. Zij zijn ontstaan doordat in waardoor het verval van de rivieren en een geaccidenteerd gebied de zeer Opvallend in de Oost-Achterhoek is de dus ook de stroomsnelheid veel gerin• waterrijke, ontdooide bovenlaag van terreinverheffing, die vanaf in ger was. Dit laatste deed zich ook voor de permafrost langs de helling naar noordelijke richting tot Eibergen loopt. gedurende het Holoceen toen, na de beneden glijdt. Deze afzettingen zijn Het is de westrand van het Oost-Ne• koude periode tijdens het Weichselien, structuurloos, omdat de oorspronkelij• derlands plateau. De hoogteverschil• de zeespiegel weer ging stijgen. ke gelaagdheid is verdwenen. Zij ko• len in deze terreinknik zijn bij Aalten het De rivieren bouwden een stroombed men o.a. voor op de flanken van droge grootst, ca. 10 meter. Naar het noorden op van bezonken zandige afzettingen, dalen in stuwwalgebieden. toe neemt dit verschil af tot ca. 3 meter waarbij in het naastliggende komge- bij Eibergen. Op het plateau liggen kei• bied bij hoog water klei bezonk. Op Holocene afzettingen zijn in de dek• leem alsmede afzettingen van de For• drooggevallen komklei-afzettingen kon zandgebieden aanwezig als de reeds maties van Sterksel en Enschede aan veengroei optreden. Door natuurlijke genoemde stuifzanden, maar ook in de oppervlakte. stroomdraadverleggingen zijn oude fluviatiele vorm afkomstig van beken. Op de meeste plaatsen liggen zij onder stroomgordels vaak aan het oog ont• Beekafzettingen bestaan uit gelaagde een dunne laag Twente-afzettingen be• trokken door bedekking met afzettin• zandafzettingen met variabele korrel• dekt. Ook Tertiaire kleien liggen op het gen vanuit een jonger riviersysteem. grootte, afgewisseld met dunne lemige plateau dicht onder het oppervlak. Het naar het westen toe op steeds die• bandjes. Hoewel door bovengenoemde afzet• per niveau voorkomen van voormalige Soms zijn er verspoelde houtresten in tingen bedekt, ligt hun bovenzijde in rivierlopen houdt enerzijds verband aanwezig en door de relatief lage en sommige gevallen op minder dan één met de zeespiegelrijzing gedurende vochtigere ligging ten opzichte van de meter onder maaiveld. Vanaf 20 meter het Holoceen, anderzijds met het feit, omgeving is er veelal sprake van ijzer- +NAP op het plateau duikt de boven• dat Nederland deel uitmaakt van het aanrijking in een vlekkerig patroon. zijde van het Tertiair voorbij de terras- dalend Noordzeebekken. De daling Beekafzettingen beperken zich hoofd• rand naar het westen al snel naar ca. die, hoewel niet constant, ca. 1,7 cm zakelijk tot een smalle strook aan 30 meter -NAP. Op het plateau wiggen, per 100 jaar bedraagt, werd gecom• weerszijden van de waterloop en zijn in oostelijke richting, de Miocene afzet• penseerd door fluviatiele en mariene moeilijk te onderscheiden van fluviope- tingen snel uit en komt het onderlig• sedimentatie. Er is bij de in Gelderland riglaciale afzettingen indien deze laat• gende Oligoceen dicht nabij de opper• voorkomende rivierafzettingen een on• ste aan de oppervlakte liggen. Hier• vlakte. Tegen de rijksgrens, ten oosten derscheid gemaakt in de Betuwe For• door en door hun beperkte verbreiding van Winterswijk, ligt ten gevolge van matie en de Westland Formatie (zie fig. en soms zeer geringe dikte zijn zij niet breukwerking het Onder-Krijt en de 3). Dit onderscheid houdt verband met op het kaartje weergegeven. Daar Trias nabij de oppervlakte, slechts be• de invloed, die de zee heeft gehad op komt nog bij, dat vele natuurlijke bee• dekt door enkele meters Kwartaire for• de sedimentatie. klopen zijn rechtgetrokken door kanali• maties. De Betuwe Formatie wordt gevormd satie, waarna de aan de stroom ont• door sedimenten van de grote rivieren, trokken bochtafsnijdingen zijn geëgali• 3. Het rivierengebied zoals in het voorgaande is beschreven seerd. Als derde Holocene afzetting en waarbij geen invloed van de zee liggen in de dekzandgebieden aan de Vanaf het eind van het Saalien tot in het heeft plaatsgevonden. Het veen, dat in oppervlakte kleine tot zeer kleine plek• Holoceen is in het rivierengebied de deze afzettingen incidenteel voorkomt, ken veen. Zij rusten op een waterstag- Formatie van Kreftenheye afgezet. In is niet aan bepaalde tijdseenheden ge• nerende onderlaag. Het veruit grootste het huidige IJsseldal, alsmede in het bonden en heeft zodoende ook geen aaneengesloten veengebied is het ca. westelijk deel van de Achterhoek, is dit regionale stratigrafische betekenis. Dit 2,5 km2 grote Korenburgerveen ten door de toenmalige Rijn geschied. In in tegenstelling tot de Westland Forma• westen van Winterswijk. De venen zijn de Achterhoek ligt het onder afzettin• tie waar, in de fluviatiele sedimentatie, in de meeste gevallen restanten van gen uit de Formatie van Twente. De For• duidelijk de zee op afstand is te herken• voormalige, veel grotere veenvoor- matie van Kreftenheye ligt in het uiter• nen. Dus geen direkte overstroming komens. ste westen van de Achterhoek over een door zeewater, maar invloed op de op• groot gebied aan de oppervlakte. In bouw van het sedimentpakket door eb- In het dekzandgebied van de Achter• het overige rivierengebied zijn het de en vloedwerking en door periodieke hoek liggen enkele stuwwallen. Het Rijn en Maas samen geweest, die de verschillen in hoogte van de zeespie• zijnde Lochemerberg, de Needseberg Formatie van Kreftenheye hebben ge• gel gedurende lange tijd. Bij zeespie-

Grondboor en Hamer nr. 1/2 1993 13 geldaling treedt op uitgebreide schaal het Röt en Onder-Krijt. Er is hier dus Formatie van Kedichem en de grof zan• veengroei op, dat weer verdrinkt bij rij• een belangrijk hiaat, dat zowel veroor• dige, grindhoudende Formatie van zing van de zeespiegel, dit veroorzaakt zaakt is door sterke erosie als door het Sterksel ontstaan. Uiteindelijk kreeg de een stuwende werking op de rivierwa• feit, dat in bepaalde perioden geen af• Rijn de volledige overhand en werden terafvoer. Op het veen wordt dan klei zettingen werden gevormd. Op de For• grove, bonte, grindhoudende zanden gesedimenteerd. Kenmerkend voor dit matie van Dongen liggen andere Terti• gesedimenteerd, die de Formatie van perimariene gebied van de grote rivie• aire afzettingen en wel de Rupel For• Urk worden genoemd. Vanwege ero• ren is de soms aaneengesloten, matie uit het Oligoceen met daarop de sie door het landijs, zowel in de Gelder• meestal door transgressiefasen onder• Formatie van Breda, die tot het Mio- se Vallei als in het IJsseldal, zijn de For• broken veenlaag, die Hollandveen ceen behoort. Dit zijn alle fijnkorrelige, maties van Kedichem, Sterksel en Urk wordt genoemd en die de bovenlig• mariene afzettingen bestaande uit fijn daar geheel verdwenen. gende Afzetting van scheidt van de zand en klei. Ook gedurende het Terti• De gevolgen van de ijsbedekking zijn onderliggende Afzetting van Gorkum. air hebben bodembewegingen plaats• zeer duidelijk zichtbaar op het profiel. In een smalle strook langs het Veluwe- gevonden. Hierdoor komen er binnen Het meest duidelijke element is de meer en bij Hattemerbroek liggen af• de Tertiaire afzettingen discordantie- Oost-Veluwestuwwal. zettingen, die direkt afkomstig zijn van vlakken voor en in samenhang hier• Het gaat hier om een, ook op West- mariene transgressie. mee dikteverschillen en hiaten. Er zijn europese schaal gezien, zeer machti• Zij bestaan veelal uit lemig zand en al breuken met een spronghoogte van ge stuwwal, die zich tot een diepte van dan niet zandige klei. Tussen Harder• enkele tot tientallen meters aange• ruim honderd meter onder de opper• wijk en ligt aan de oever van het toond. De daaropvolgende Formatie vlakte voortzet. Als ondergronds voor• IJsselmeer een grindrijke, door golf- van Oosterhout, die tot het jongste deel komende stuwing is alleen die in de werking opgeworpen wal, die door lo• van het Tertiair behoort, bestaat ook uit omgeving van Hengelo (Gld.) zicht• cale afgravingen op vele plaatsen on• mariene afzettingen. Deze gaan echter baar. De gebieden waar het stuwwal• derbroken is. Het grind is afkomstig uit over in zanden met een estuarien ka• materiaal vandaan komt zijn onder Rijnsedimenten en uit rivierafzettingen rakter, die tot de Formatie van Scheem- meer het IJsseldal en de Gelderse Val• van oostelijke herkomst (Haans & da worden gerekend. Deze overgang, lei. In de stuwing zijn de Formaties van Maarleveld, 1957). Al deze sedimenten die op het rechterdeel van het profiel Tegelen, , Enschede, Kedi• worden, als mariene variant van de Af• weergegeven is, is belangrijk omdat chem, Sterksel en Urk betrokken. Na zetting van Tiel, de Afzetting van Duin- het de voorbode is van de geleidelijke afsmelting van het ijs bleef de aan de kerke genoemd. Ze behoren eveneens overgang naar een door rivieren be• basis van het ijs gevormde keileem tot de Westland Formatie. heerst afzettingsmilieu, dat kenmer• achter. Deze relatief dunne afzetting is kend is voor het grootste deel van het in een aantal profielboringen aange• Geologische profiel Pleistoceen. Op de Formatie van troffen. Hierop zijn op uitgebreide Nijkerk-Winterswijk (fig. 2) Oosterhout ligt de mariene Formatie schaal grove en fijne smeltwaterafzet• van Maassluis. Deze is over het alge• tingen bezonken afkomstig van het ijs Het profiel geeft een inzicht in de op• meen fijnkorrelig van samenstelling en zelf en van de stuwheuvels. Tegen het bouw van de matig-diepe ondergrond. vormt de basis van de Pleistocene af• einde van het Saalien konden de rivie• Het gaat om een vereenvoudigde zettingen. Op de overgang Plioceen- ren, die door het ijsfront gedwongen weergave van een veel ingewikkelder, Pleistoceen trekt de zee zich verder in waren geweest naar het westen af te slechts ten dele bekende, werkelijk• westelijke richting terug en wordt de buigen, weer door het IJsseldal stro• heid. Zo zijn alle breuken weggelaten, sedimentatie meer en meer overgeno• men. Hierbij werd door een Rijn• omdat hun juiste ligging niet bekend is. men door rivieren. Hierin bestaan twee systeem de grofzandige, grindhouden• Duidelijk is wel de naar het noord• systemen: het Rijn-Maas en het Bal- de Formatie van Kreftenheije gesedi• westen gerichte helling van de Tertiaire tisch-Midden-Duits systeem. De For• menteerd. In de op het Saalien volgen• afzettingen in het oostelijk deel van het matie van Tegelen, die op de Formatie de warme tijd, het Eemien, kwamen profiel en van de Onder-Pleistocene af• van Maassluis ligt, is een Rijn-Maas af• fijnkorrelige rivierafzettingen tot bezin- zettingen in het westen. De oudste af• zetting en lithologisch variabel. Het be• king, waarbij ook veenontwikkeling zetting op het profiel is Bontzandsteen vat zowel klei- als grof zandlagen. De kon plaatsvinden. Te zelfder tijd lag de uit de Trias, Röt genaamd. Bont• formatie wigt in oostelijke richting uit Gelderse Vallei onder invloed van de zandsteen wordt in ontsluitingen in de onder het IJsseldal. De Formatie van zee en kwamen hier mariene sedimen• omgeving van Winterswijk meestal als Tegelen is 'vertand' met de Formatie ten tot afzetting. De Rijnloop door het kleiig, fijnzandig materiaal aangetrof• van Harderwijk. Metvertanden worden IJsseldal heeft tot het Midden-Weichse- fen, waarin hier en daar zandsteen- bedoeld, dat de sedimentatie door bei• lien gefunctioneerd (Van de Meene, brokken voorkomen. Naar het noord• de systemen afwisselend overheerste. 1979). Alleen in de Betuwe en in het westen volgt een smalle strook Mu- Beide vertanden in het onderste deel land van Maas en Waal is de sedimen• schelkalk, bekend uit de kalksteen• ook met de Formatie van Maassluis. tatie tot in het Holoceen doorgegaan. groeve van Winterswijk. Daarnaast ligt Op de Formatie van Tegelen ligt de Over de mariene Eem Formatie in de een donkergekleurde zware klei uit de grofzandige, kwartsrijke Formatie van Gelderse Vallei en de fluviatiele Kref- Lias, waarna op het profiel Onder-Krijt- Harderwijk, die met de daarboven lig• tenheye-afzettingen in het IJsseldal zijn afzettingen volgen, die uit glauconiet- gende, eveneens kwartsrijke, Formatie gedurende de laatste ijstijd, het Weich• houdend zand bestaan. Al deze afzet• van Enschede gesedimenteerd is door selien, sneeuwsmeltwaterafzettingen tingen liggen nabij de oppervlakte on• een vanuit Duitsland komend rivier• en dekzanden van de Formatie van der een dun Pleistoceen dek van 1 a 2 systeem. Beide zijn in het Veluwege- Twente gesedimenteerd. Hiermee meter zandige afzettingen uit de For• bied onderhevig geweest aan versto• wordt het grootste gedeelte van het matie van Twente en keileem uit de For• ring door ijswerking. Na het verdwijnen profiel aan de bovenzijde afgesloten. matie van Drente. In beekoevers treden van de sedimentatie door vanuit het Slechts op twee kleine locaties komen zij hier en daar aan het daglicht. Het oosten komende rivieren kwam het ge• Holocene afzettingen voor te weten de oudste Tertiair in het profiel is de Eoce• bied onder invloed van zowel de Rijn Betuwe Formatie langs de Gelderse ne Formatie van Dongen, die in het als de Maas. Vanuit dit zuidelijke sys• IJssel en de Westland Formatie bij uiterste oosten rust op afzettingen uit teem zijn de fijn zand- en kleihoudende Nijkerk.

14 Grondboor en Hamer nr. 112 1993 Adres van de auteur: Literatuur Meene, E.A. van de, 1979. Het ontstaan van de Rijks Geologische Dienst Gelderse IJssel. Geogr. Tijdschrift Vol. XIII, Haans, J.C.RM. en Maarleveld, G.C., 1957. Grind- no. 3: 202-210. District Midden-Oost rijke strand wallen langs de oostrand van Ampsenseweg 17 de voormalige Zuiderzee. T.A.G. (2) 74: Zandstra, J.G., 1986. Tellingen van noordelijke 7240 AB Lochem 270-299. kristallijne gidsgesteenten in de Achter• hoek en zuidelijk Overijssel en opmerkin• Maarleveld, G.C., 1981. The sequence of ice- gen over de depositiegebieden van het pushing in the Central . Me- landijs tijdens het Saalien in Nederland. ded. Rijks Geologische Dienst Vol. 34:2-6. Grondboor en Hamer jrg. 40, no. 3/4: 76-96. Meene, E.A. van de, 1977. Toelichtingen bij de Geologische kaart 1:50.000. Blad Oost (40 O). Rijks Geologische Dienst, Haarlem: 147 p.

Afzettingen in Gelderland van een verwilderd, Laat-Weichselien Rijnsysteem: bodemvorming, eigenschap• pen en landgebruiksmogelijkheden. Dr.ir. R. Miedema

Beschreven worden het voorkomen, de bodemvorming, eigenschappen en landgebruiksmogelijkheden van in Gelderland voorkomende afzettingen van een verwilderd, Laat-Weichselien Rijnsysteem. De voor de akkerbouw problematische eigenschappen van met name de imperfect gedraineerde rivierlemen zijn het gevolg van processen van bodemvorming tijdens het Laat-Weichselien.

1. Inleiding lateerd aan de toenmalige zeespie• stand. Detailbodemkaarten (fig. 4A) met In Gelderland komen in twee gebieden gelstand, die ongeveer 100 meter lager een legenda gebaseerd op drainage• afzettingen van een verwilderd Laat- was dan de huidige. Het verhang van toestand blijken de beste correlatie te Weichselien Rijnsysteem aan de opper• de afzettingen is ongeveer 30 cm/km. vertonen met het duidelijk waarneem• vlakte voor (Jongmans en Miedema, De hoogteligging van de bovenkant bare microrelief (fig. 4B). Zo kan men 1986; Miedema, 1987; Pons, 1957). De• van de Holocene afzettingen van de goed gedraineerde hoge bruine (HB), ze twee gebieden zijn: 1. het oostelijk meanderende Rijn (oeverwallen en imperfect gedraineerde middelhoge deel van het Land van Maas en Waal kommen) is gerelateerd aan de huidige bonte (MB) en slecht gedraineerde lage (omgeving van ) in de toenma• zeespiegelstand. Die afzettingen heb• grijze (LG) gronden van verschillende lige zuidelijke tak van het Rijnsysteem; ben een verhang van ongeveer 10 zwaartes onderscheiden. 2. het gebied noordoostelijk van het cm/km (Pons, 1957). De afzettingen uit Montferland (omgeving Gendringen) in het Laat-Weichselien verschillen sterk In deze bijdrage zal worden ingegaan de toenmalige noordelijke tak van het van de afzettingen van het Holocene, op sedimentkarakteristieken en de pro• Rijnsysteem (fig. 1). In het huidige Rijn• meanderende Rijnsysteem met oever- cessen van bodemvorming die in de ri• dal (Gelderse Poort) zijn de afzettingen wallen en kommen. vierleem hebben plaatsgevonden en van het systeem uit het Laat-Weichse• Dwarsdoorsneden van de verwilderde die verantwoordelijk zijn voor de eigen• lien deels geërodeerd en deels bedekt Rijnafzettingen demonstreren drie ver• schappen en het gedrag van deze door een laag Holocene afzettingen schillende afzettingen (fig. 2): - onderin gronden nu. De consequenties voor de (Van de Meene en Zagwijn, 1978; Ver- gelaagde, grindige grove zanden en landgebruiksmogelijkheden van deze braeck, 1985). In het aangrenzende grofzandig grind van een grindbanken- gronden komen ook aan de orde. Duitse stroomgebied zijn de afzettingen systeem; deze zijn overdekt door ge• uitgebreid bestudeerd door Schroder, laagde grove tot fijne zanden zonder 1979. Het recente kaartblad 41 West-Aal• grind, soms met dunne kleilenzen daar• 2. Karakteristieken van het ten brengt de verbreiding van deze in; -daarboven grofzandige kleiige af• sediment uit het Laat-Weichselien gronden in het Nederlandse en aan• zettingen (rivierleem) uit het Laat Weich• Een verwilderde of vlechtende rivier grenzende Duitse deel in beeld (Paas, selien (ongeveer 10.000 jaar geleden). heeft een sedimentaanvoer die schoks• Rosing en Harbers, 1984; StibQka, De laterale (fig. 3B) en verticale variaties gewijs verloopt. In periodes wanneer 1983). Ook langs de Maas komen afzet• (fig. 3A) van deze drie afzettingen dui• de brede riviervlakte bijna geheel tingen uit deze periode aan het opper• den op een verwilderd riviersysteem, drooggevallen is, kan winderosie vat vlak voor (Pons en Schelling, 1951; fig. waarvan de ouderdom via pollenanaly• krijgen op de zandige sedimenten en 1). Naar het westen toe komen de Rijnaf• se is vastgesteld (Koenigs, 1949; Mie• deze naast de stroomvlakte neerleg• zettingen uit het Laat-Weichselien steeds dema, 1987; Pons, 1957; Teunissen en gen als rivierduinen. Zulke rivierduinen dieper in de ondergrond voor. De hoog• Van Oorschot, 1967). Het in kaart bren• zijn bv. de Wijchense, Hernense en teligging van de bovenkant van de afzet• gen van deze afzettingen is erg moeilijk Bergharense zandheuvels en de zand• tingen uit het Laat-Weichselien is gere• vanwege de sterke variaties op korte af• heuvels noordelijk van de Oude IJssel.

Grondboor en Hamer nr. 112 1993 15