Boude Bewoordingen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Boude bewoordingen Hub Zwart Boude bewoordingen De historische fenomenologie (‘metabletica’) van Jan Hendrik van den Berg Uitgeverij Klement – Kampen Uitgeverij Pelckmans – Kapellen © 2002, Uitgeverij Klement, Kampen Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Omslagontwerp: Rob Lucas Portret op omslag: Sjef Drummen (1991) isbn 90 77070 26 5 (Nederland) isbn 90 289 3202 x (België) d/2002/0055/161 Inhoud Inleiding 11 § 1 Lezen en nog eens lezen 11 § 2 Parijse anekdotes 14 § 3 Wie is J.H. Van den Berg? 16 § 4 Critici en volgelingen 28 § 5 Opzet van de studie 36 Hoofdstuk 1 Een medisch-ethische bestseller 41 § 1 Inleiding 41 § 2 De uitgangssituatie 42 § 3 Eerbied voor het leven 46 § 4 Misnoegde artsen 49 § 5 Anomalieën van de macht 51 § 6 De discretie voorbij 56 § 7 Making the private public (Freud en Van den Berg) 58 Hoofdstuk 2 Wat is metabletica? 63 § 1 Een onderzoeksprogramma 63 § 2 Crisis in de psychologie 65 § 3 De crisis van de puberteit 67 § 4 De crisis van de neurose 74 § 5 Paradise lost 77 § 6 Wat is fenomenologie? 79 5 § 7 Wat is crisis? 83 § 8 De grondgedachte van de moderne fysica 88 § 9 Twee structuren (Husserl en Van den Berg) 92 Hoofdstuk 3 Harteneeuw 99 § 1 Terug naar het begin 99 § 2 De voorgeschiedenis van het begin 102 § 3 Synchronismen 104 § 4 Het open en het gesloten lichaam (een wetenschappelijk kunstwerk) 107 § 5 Separatie en visualisatie 109 § 6 Een verbazingwekkende synchronie 112 § 7 ‘Er valt een röntgenfoto in zee’ 115 § 8 Wat is discerneren? (Pascal, Freud en Van den Berg) 118 Hoofdstuk 4 Metabletica en psychologie 127 § 1 Twee genres 127 § 2 Van den Berg als fenomenoloog: De herontdekking van het object 128 § 3 De herontdekking van het object in de godsdienstpsychologie 132 § 4 Het einde van de dieptepsychologie 134 § 5 Van den Berg en Lacan 138 § 6 Wat is zien? 142 § 7 Van den Berg en Linschoten 144 § 8 Het veertigste levenjaar 152 Hoofdstuk 5 Staaltijd 157 § 1 De spinale mens 157 § 2 Darwin en Marx 166 § 3 Rebelleren tegen de rebellie 182 § 4 Transsubstantiatie 192 6 Hoofdstuk 6 Intellectuele ascese 197 § 1 De strijd tegen het wonderbaarlijke 197 § 2 De strijd tegen het ‘waartoe’ 205 § 3 De strijd tegen het gevoel 207 § 4 Elementaire verbeelding (het werk van Gaston Bachelard) 214 § 5 Alchemie en wetenschap 218 § 6 De wetenschapper als iconoclast 221 § 7 Bachelard en Van den Berg 224 § 8 Carl Gustav Jung: een verborgen referent? 228 Hoofdstuk 7 Dissipatie van de geest 233 § 1 Hoeken en lijnen 233 § 2 Het jaar 1740 235 § 3 Markers 237 § 4 Een korte geschiedenis van het binnen 239 § 5 Een korte geschiedenis van het buiten 244 § 6 Hoofse liefde en mariologie 247 § 7 Een onmogelijk einde 250 § 8 Twee omwentelingen 253 § 9 Geen belangstelling 257 § 10Democratische sentimenten 260 § 11De radarmens 261 § 12Mensen zijn ongelijk 263 § 13Muziek 266 § 14Op weg naar het einde 268 § 15Het einde van de toekomst 272 § 16Devote paren 274 § 17Luther in de Sint-Pieter 277 § 18Dissiperende mensheid 281 § 19Wachten op de Kehre (Heidegger en Van den Berg) 283 7 Hoofdstuk 8 Michel Foucault: mede-metableet of hooligan? 291 § 1 Antipathieën 291 § 2 Biografische parallellen 293 § 3 Geschiedenis van de waanzin 295 § 4 Geboorte van de kliniek 297 § 5 Een anti-fenomenologie 300 § 6 Foucault een hooligan? 307 Terugblik Denken aan de horizon 317 Biografische gegevens 323 Bibliografie Primaire literatuur 325 Secundaire literatuur 326 Overige literatuur 329 Register van namen 333 8 Jan Hendrik van den Berg: opzet voor een (Franstalig) filosofisch proefschrift. Beoogd promotor: Jean Wahl. Het eerste hoofdstuk draagt de titel Le mot et la chose. Inleiding § 1 Lezen en nog eens lezen Teksten kunnen op twee manieren worden gelezen: van buitenaf en van binnenuit. Om een voorbeeld te geven: ik herinner me nog hoe ik voor het eerst een tekst van Freud onder ogen kreeg. Ik liet een exemplaar van Die Traumdeutung op een willekeurige bladzijde openvallen en las de aan- grijpende droom van de vader wiens zoontje juist die avond was overle- den. Het kind staat naast het bed, pakt de dromer bij zijn arm en zegt: Va- ter, siehst du denn nicht, daß ich verbrenne? De vader ontwaakt, haast zich naar de kamer waar het zoontje ligt opgebaard en ontdekt dat een omgevallen kaars een brandwond op de arm van het lijkje heeft veroorzaakt. Deze droom laat zich gemakkelijk duiden, aldus Freud. Want zoals elke droom is ook deze droom een wensvervulling. Hoewel hij sliep, moet de vader een glimp hebben opgevangen van het schijnsel van de gevallen kaars – en nam de gelegenheid te baat zijn kind nog éénmaal tot leven te wekken. Deze duiding stelde mij teleur. Freud, meende ik, deed de droom geen recht. Eigenlijk is de duiding een teveel. De droom heeft aan zichzelf ge- noeg. En als hij dan toch geduid moet worden, ligt het dan – om maar iets te noemen – niet meer voor de hand in deze droom een kinderziel te zien die zijn schepper toeroept vanuit het vagevuur? Anders gezegd, een droom van literair gehalte, die zich voor meerdere interpretaties leende, en mis- schien helemaal niet geïnterpreteerd zou moeten worden, werd tot een mechanisch fenomeen, een wensvervulling gereduceerd, zo luidde mijn commentaar. Ik liet het boek weer dichtvallen en legde het op zijn plaats. Jaren zouden verstrijken voordat ik weer een tekst van Freud zou lezen. Een voorbeeld van een lectuur ‘van buitenaf’. Toen ik jaren later nogmaals Die Traumdeutung opensloeg, verliep mijn lectuur heel anders. Ditmaal begon ik niet halverwege, maar bij het begin, op pagina 1, waar Freud uiteenzet dat de droom ein sinnvolles psychisches Ge- bilde is dat zich niet wezenlijk van andere psychische fenomenen onder- 11 scheidt. Ik las de woorden nu heel langzaam – spelde ze als het ware. Het was het begin van een intellectueel avontuur, een intellectuele roes. In de maanden en jaren die volgden, heb ik alles van Freud gelezen, tot aan de tekstfragmenten van één of twee pagina’s toe, en sommige teksten, zoals Die Traumdeutung, las ik meerdere malen. Wat heet lezen? Ik heb zijn werk doorvorst. Ik ontdekte dat, wie Freud wil begrijpen, alles van Freud moet lezen. Bovendien bespeurde ik iets heel merkwaardigs. Als ik in die tijd teksten van andere auteurs las, dan las ik in feite Freud. Las ik een roman, dan kon ik het niet nalaten hem van A tot Z freudiaans te duiden. Sterker nog, ik kon me niet voorstellen dat er nog andere manieren waren om een roman te lezen. Zelfs wetenschappelijke teksten kon ik niet lezen zonder ze freudiaans te interpreteren. Mijn lectuur van Freud was een lectuur van binnenuit geworden. Ik las Freud zoals Luther de bijbel moet hebben gele- zen. Dat deed hij tweemaal per jaar, van voor tot achter, jaar in jaar uit. Buiten de bijbel las hij zo goed als niets. En als hij al iets anders las dan deed hij dat om de betreffende tekst vanuit de bijbel te beoordelen. Een enkele keer lees ik nog wel eens een tekst van Freud. Ik doe dat in de regel zorgvuldig, en met een zekere kennis van zaken, maar de intimi- teit is er niet meer. De lectuur van binnenuit heeft weer plaats gemaakt voor distantie, voor een lectuur van buitenaf. Ik lees Freud niet langer vanuit Freud. Ik vermoed dat Althusser en Balibar op dit onderscheid doelen wanneer ze in Lire Le Capital (1968) spreken over een onschuldige en een schuldige leeswijze – een lecture innocente en een lecture coupable. Hun boek vormt zèlf het verslag van een intensieve leeservaring, le protocol d’une lecture. In feite was hun studie van Marx een intellectuele ascese, een vorm van intellec- tuele onthouding. Marx vormde hun dagelijkse lectuur, de constante fac- tor in hun bestaan – daaraan werd al het andere opgeofferd. Als ze al een andere auteur of een ander genre zoals een dagblad lazen, dan lazen ze in feite Marx. Uiteindelijk begrepen ze Marx beter dan hij zichzelf begrepen had. Een schuldige lectuur is in de eerste plaats een geïnvolveerde lectuur die zich in dienst stelt van, zich medeplichtig maakt aan het project van de au- teur. Maar het is ook, zoals Althusser en Balibar benadrukken, een bij uit- stek filosofische leeswijze, die zich niet tevredenstelt met één tekst, één the- se, één gedachte, één formule – maar die het te doen is om het werk van de betreffende auteur in zijn geheel. Wie Freud bestudeert om iets over dro- men aan de weet te komen, leest hem van buitenaf. Wie Freud van binnen uit leest, is niet zozeer in dromen geïnteresseerd als wel in Freud zelf, als auteur, in diens werk als zodanig, als project, als oeuvre. De droom is dan maar één mogelijke toegang tot datgene waar het Freud – en met hem de ‘schuldige’ lezer – om te doen is, het eigenlijke object, dat tevens de struc- tuur van het betreffende oeuvre uitmaakt, het onbewuste. 12 In de geschiedenis van de filosofie is de lectuur van binnenuit van groot belang geweest. Augustinus en Paulus, Thomas en Aristoteles, Althusser en Marx, Lacan en Freud, Foucault en Nietzsche, het zijn discursieve paren die een lectuur van binnenuit exemplificeren en het belang van deze lees- wijze onderstrepen. De opsomming geeft aan dat het een misverstand zou zijn te denken dat de lectuur van binnenuit per definitie onkritisch, con- formistisch of behoudend zou zijn. Intellectuele doorbraken, momenten van radicale vernieuwing, werden niet zelden ingeluid door een terugkeer naar, door een intensieve lectuur van een werk uit het verleden dat ten onrechte in vergetelheid was geraakt, of bedolven onder sedimenten van inadequate, stagnerende, verhullende of verlammende lectuurtradities die het directe contact met de tekst verhinderden.