UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Van NOS LAAT naar NOVA naar Nieuwsuur.

Een analyse van de transformatiegeschiedenis van een actualiteitenrubriek.

Masterscriptie Journalistiek en Media

Regina A. Rijpkema

23 sept 1992. Het contract voor NOVA van NOS en VARA wordt getekend. Op de foto: Ed van Westerloo, Vera Keur, Paul Witteman, Maartje van Weegen en Charles Groenhuijsen

Begeleider: Mirjam Prenger Tweede lezer: Bas Broekhuizen Variant: Research & redactie 2013-2015 Studentnummer: 5986109 Datum: 30 januari 2015

2

Dankwoord Voor u ligt de scriptie 'Van NOS LAAT naar NOVA naar Nieuwsuur’. Een analyse van de transformatiegeschiedenis van een actualiteitenrubriek. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen voor de masteropleiding journalistiek en media, variant Research en redactie voor audiovisuele media aan de Universiteit van Amsterdam.

De scriptie zou niet tot stand zijn gekomen zonder de medewerking van diverse personen. Allereerst de kritische blik, positieve houding, opbouwende feedback en inschikkelijkheid van mijn scriptiebegeleider Mirjam Prenger hebben er allereerst aan bijgedragen dat deze scriptie in een relatief korte tijd kon worden gerealiseerd.

Daarnaast wil ik iedereen bedanken die aan dit onderzoek heeft meegewerkt door op korte termijn tijd vrij te maken voor een gesprek of interview: Ad van Liempt, Tom Kamlag, Carel Kuyl, Joost Oranje en Jan van Loenen.

Tot slot ben ik mijn proeflezer Bram Harding dank verschuldigd. Zonder hem had deze scriptie er ongetwijfeld niet zo uitgezien, hij is degene die mij door de bomen het bos liet zien als ik dat niet meer zag. Met dit onderzoek sluit ik een periode van iets meer dan zeven studiejaren af – een gek idee. Hierbij wil ik iedereen die heeft bijgedragen aan deze bijzondere tijd, in welke vorm dan ook, laten weten: veel dank!

Regina Rijpkema Amsterdam, 30 januari 2015

3

Inhoudsopgave Dankwoord ...... 3 Deel I – Introductie tot het onderzoek ...... 6 1.1 Aanleiding ...... 6 1.2 Beknopte historie ...... 6 1.3 Onderzoeksdoel ...... 8 1.4 Probleemstelling ...... 9 1.5 Probleemanalyse / afbakening ...... 9 1.6 Onderzoeksvraag ...... 10 1.7 Relevantie ...... 10 1.7.1 Maatschappelijke relevantie ...... 10 1.7.2 Wetenschappelijke relevantie ...... 11 Deel II – Theoretisch kader en methode...... 13 2. Theoretisch kader ...... 13 2.1 Geboorte van de actualiteitenrubriek in Nederland: een heuristisch model ...... 13 2.2 Genre ...... 16 2.3 Format ...... 18 2.4 Wetenschappelijke en professionele verwachtingen ...... 19 3. Institutionele omgeving ...... 20 3.1 Periode vóór de Tweede Wereldoorlog ...... 20 3.2 Periode van 1940 tot 1950, oorlogstijd en luistergeld...... 20 3.3 Periode 1951-1965, opkomst van televisie en het gevecht op de Noordzee ...... 21 3.4 Periode 1965-1982, open bestel ...... 22 3.5 Periode 1982-1989, het nieuwe mediabeleid ...... 24 3.6 Periode 1989-1998, Commerciële televisie en kijkcijfers ...... 24 3.7 Periode 1998- 2008, Publieke Omroep in de 21e eeuw ...... 26 3.8 Periode 2009 – heden, hervorming en bezuiniging...... 27 3.9 Samenvatting ...... 30 4. Methode ...... 31 4.1 Format ...... 31 4.2 Interviews ...... 31 4.2.1 Personen ...... 32 4.3 Reconstructie 1988-2014 ...... 32

4

4.4 Methode voor het onderzoeken van factoren ...... 33 4.4.1 Factor Publieke verwachtingen: ...... 33 4.4.2 Factor Journalistiek landschap: ...... 33 4.4.3 Factor Techniek: ...... 33 4.4.4 Factor Journalisten/programma makers: ...... 33 4.4.5 Factor Institutionele omgeving: ...... 33 Deel III - Resultaten en Conclusie ...... 34 5. Resultaten ...... 34 5.1 Format ...... 34 5.2 Reconstructie 1988 – 2014 ...... 40 5.2.1 NOS LAAT ...... 40 5.2.2 NOVA ...... 46 5.2.3 Nieuwsuur ...... 53 6. Conclusie ...... 59 7. Literatuurlijst ...... 64

5

Deel I – Introductie tot het onderzoek

1.1 Aanleiding Nieuwsuur is een van de actualiteitenrubrieken op de Nederlandse televisie die dagelijks wordt uitgezonden op de Nederlandse televisie. Geprezen om zijn inhoudelijk sterke karakter, wordt het programma gezien als een van de beste actualiteitenrubrieken van dit moment. Een dergelijke rubriek ontstaat niet zonder slag of stoot. Nieuwsuur (2010) is voortgekomen uit de eerder gemaakte en populaire rubriek NOVA (1991), welke op zijn beurt is ontstaan uit de populaire rubriek NOS LAAT (1989). Onder invloed van tal van factoren zijn de programma’s uiteindelijk geworden tot het Nieuwsuur van vandaag. De vraag rijst wat we hiervan kunnen leren. Is het succes van het huidige Nieuwsuur te danken aan de alsmaar verbeterde inzichten van de betrokken programmamakers, of eerder het toevallige resultaat van politieke strijd tussen omroepen? Voor mij vormde deze vraag de aanleiding om een onderzoek te starten naar de transformatie van NOS LAAT naar NOVA naar Nieuwsuur.

De onderstaande alinea’s bevatten een beknopte geschiedenis van ontstaan en verloop van drie actualiteitenrubrieken van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) over een tijdspanne van vijfentwintig jaar (1989-2014). Aan de hand hiervan wordt de probleemstelling beschreven, gevolgd door, vraagstelling, en maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie.

1.2 Beknopte historie In een recent onderzoek naar de tijdsbesteding van de Nederlandse burger blijkt dat we gemiddeld 14 procent van onze tijd besteden aan het gebruik van media. Van die drie uur en vijfentwintig minuten kijken we twee uur en acht minuten naar de vaste televisie (Media: Tijd, 2014). De televisie heeft dus een prominente plaats in ons dagelijkse leven. Voortkomend daaruit is het aanbod van zenders en programma’s groot en zou men in principe vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week televisie kunnen kijken.

Dit was vroeger wel anders. De eerste televisie-uitzending in Nederland vond plaats op 2 oktober 1951. In de beginjaren werd er door de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) slechts drie uur per week televisie uitgezonden. Door de schaarste aan televisiekanalen en zendtijd laaide de discussie op over de uitbreiding en inrichting van het bestel. Het derde kabinet Drees maakte in 1956, door middel van het Televisiebesluit, mogelijk dat de radio omroepen AVRO, KRO, NCRV, VARA en VPRO

6 zendtijd kregen, de overkoepelende Nederlandse Televisie Stichting (NTS) faciliteerde de uitzendingen van de programma’s zoals de NRU dat bij de radio deed (Bardoel,2002).

Televisie werd gezien als het nieuwe medium voor informatieverspreiding en nieuwsvoorziening. Het bioscoopjournaal werd in de loop de jaren langzaam ingehaald door de televisiejournalen. Het NTS Journaal werd de grondlegger van het Nederlandse televisiejournaal, voor het eerst uitgezonden in 1956. De eerste nieuwsuitzendingen bestonden uit een aantal reportages achter elkaar, zonder presentator. Televisiejournalistiek in Nederland werd in die tijd gekenmerkt door onderdanigheid aan autoriteiten en de invloeden van verzuiling (Prenger, 2014). Zo werden bijvoorbeeld ministers met excellentie aangesproken, een benaming die doorgaans wordt gehanteerd voor majesteiten (Bardoel, 2002).

Tussen 1955 en 1965 ontwikkelde het fenomeen televisie zich verder en werd het medium steeds populairder. Meer en meer huishoudens kochten een televisie, televisie werd een gemeengoed. Deze ontwikkeling weerspiegelde zich in de televisiejournalistiek. Het karakter van televisiejournalistiek werd minder onderdanig en verschoof naar doorbreken van taboes en het signaleren van misstanden (Bardoel, 2002). Onder invloed hiervan ontstond ook het genre van de actualiteitenrubriek. KRO’s Brandpunt en VARA’s Achter het nieuws waren het begin van een nieuwe vorm van omroepjournalistiek. Politiek en moreel controversiële onderwerpen werden niet langer geschuwd en de journalistieke vraagstelling was kritischer dan in de jaren daarvoor (Prenger, 2014).

Deze ontwikkeling zette zich voort in de jaren daarna. Het jaar 1989 wordt als een keerpunt in de geschiedenis van de Nederlandse televisie gezien (Liempt, 2002). Op maandag 2 oktober 1989 ging de eerste Nederlandse commerciële zender RTL Veronique de lucht in (Liempt, 2002). De lang tegen gehouden, commerciële televisie was een feit. Een gevolg was dat hiermee de aanval op de monopoliepositie van de Publieke Omroep was ingezet. Diezelfde 2 oktober werd ook de eerste uitzending van de eerste dagelijkse actualiteitenrubriek op de Nederlandse televisie, genaamd NOS LAAT uitgezonden.

NOS LAAT ontstond door een fusie van een aantal minder populaire rubrieken van die tijd, te weten: Panoramiek, Voor niks gaat de zon op, Horizon, Uit de Kunst en Den Haag Vandaag. Het programma moest de meest prominente dagelijkse duidingsrubriek van de publieke omroep worden. Na twee

7 jaar experimenteren en zoeken naar de juiste invulling, werd NOS LAAT in 1991 een begrip binnen het Nederlandse medialandschap (Van Liempt, 2002). De continue dagelijkse bijdrage en aanwezigheid van het programma waren, volgens hoofdredacteur Tom Kamlag de reden achter het succes (Bardoel,2002). Drie jaar na oprichting fuseerde de NOS LAAT-redactie met de VARA- actualiteitenrubriek Achter het Nieuws waaruit de vervangende rubriek NOVA ontstond. NOVA, is het Latijnse woord voor ‘nieuws’, maar ook een samenvoeging van NOS en VARA, de omroepen die het programma maakten. Net als NOS LAAT kende ook NOVA een moeizame start, en groeide het programma daarna uit tot een hoogstaand programma, geliefd bij het publiek. Het programma zou nog lang op de televisie verschijnen.

Bijna twintig jaar later, in 2008, waren er plannen voor een Nieuwsuur in de vorm van samenwerking tussen NOVA, het NOS Journaal en Den Haag Vandaag. Nieuwsuur zou een programma worden dat een uur lang nieuws, achtergronden en sport zou uitzenden. Het plan werd echter, na klachten van andere omroepen, afgewezen door de Raad van Bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO). Een van de redenen van afwijzing was dat de opzet van het programma, een objectief en onafhankelijk nieuwsprogramma, in strijd was met de plannen van de Publieke Omroep om de omroepen meer een eigen karakter te geven (NRC Handelsblad, 2008). Twee jaar later, toen de programmering voor het televisieseizoen 2010-2011 bekend werd gemaakt, bleek dat NOVA stopte en werd vervangen door Nieuwsuur. De invulling van het programma werd omschreven als een objectieve en onafhankelijke actualiteitenrubriek gemaakt door de NOS en NTR, dat dagelijks een uur lang nieuws, achtergronden en sport verschaft (NRC Handelsblad, 2010). Het oorspronkelijke plan van 2008 werd uiteindelijk toch uitgevoerd.

Met de komst van Nieuwsuur ontstond de actualiteitenrubriek met verscheidene onderwerpen in nieuws, achtergrond, en sport. Een formule van een mix van interviews en reportages dat dagelijks op een constante manier gemaakt en uitgezonden wordt.

1.3 Onderzoeksdoel Uit bovenstaande beknopte geschiedenis, blijkt de rol die fusies van programma’s en redacties hebben gehad in de transformatie van de programma’s. Naast fusies van programma’s en redacties, speelden waarschijnlijk meer factoren een rol. Doel van dit onderzoek is om te analyseren welke factoren hebben bijgedragen aan de transformatie van NOS LAAT, naar NOVA, naar Nieuwsuur.

8

1.4 Probleemstelling Mediahistorica Mirjam Prenger heeft in haar proefschrift het ontstaan van het genre actualiteitenrubriek in Nederland onderzocht. Ze heeft hiervoor een heuristisch model ontwikkeld om te verklaren welke factoren van invloed waren op het ontstaan van dit genre. Dit heuristische model bevat vijf clusters van factoren. De overgang van de programmaformats van de actualiteitenrubrieken NOS LAAT, naar NOVA, naar Nieuwsuur heeft zich in het verleden voltrokken onder invloed van factoren die volgens Prenger’s methode in te delen zijn in techniek, publieke verwachtingen, het journalistieke landschap, de institutionele omgeving en de journalisten/programmamakers. De verwachting is dat de institutionele omgeving de meeste invloed heeft gehad.

1.5 Probleemanalyse / afbakening In de probleemstelling zijn een aantal onderliggende uitgangspunten verwoord die het onderzoek afbakenen: 1. Het te onderzoeken onderwerp heeft zich al voltrokken in het verleden. Er zijn geen alternatieve uitkomsten. Het onderzoek is daarmee met name historiserend en analyserend van aard, wat tevens van invloed is op de mogelijk te kiezen onderzoeksmethode(n). 2. Het te onderzoeken onderwerp betreft een overgang van een beginsituatie, naar een tweede situatie naar een (voorlopige) eindsituatie. Hieruit kan worden afgelezen dat er tussen de verschillende overgangssituaties aspecten kunnen worden verwacht die overeenkomen en aspecten die zijn veranderd. Ook kan hieruit worden afgelezen dat er schijnbaar sprake is geweest van een verandering die als overgang/transitie kan worden omschreven. 3. Er wordt gesproken over programmaformats. Dit behelst een afbakening van het onderzoekskader tot aspecten die te maken hebben met programmaformats. Informatie over wat programmaformats zijn dient te worden beschreven. Ook impliceert dit een uitleg van de programmaformats van de betreffende programma’s NOS LAAT, NOVA en Nieuwsuur. 4. De keuze voor de Nederlandse programma’s NOS LAAT, NOVA en Nieuwsuur impliceert dat resultaten van het onderzoek mogelijkerwijs grotendeels uitsluitend van toepassing zijn op Nederlandse actualiteitenrubrieken. 5. Er is een categorisering van factoren weergegeven waarin de geïdentificeerde factoren zullen vallen. Dit behoeft een uitleg omtrent de keuze voor deze afbakening van deze specifieke factoren, en een uitleg omtrent de kans dat geïdentificeerde factoren ook daadwerkelijk binnen dit geschetste kader zullen vallen. Tevens behoeven de beschreven factoren stuksgewijs uiteenzetting.

9

6. Als laatste geeft de probleemstelling een verwachting over een verwacht eindresultaat, of hypothese. Het onderzoek is daarmee normatief van aard. Dit geeft aanleiding tot de uitleg omtrent de keuze voor dit specifieke verwacht eindresultaat. Tevens wordt gesproken over “meeste invloed”. Hieruit blijkt dat de factoren gemeten zullen worden aan de hand van invloed. Dit werpt tevens de vraag op wat invloed is.

1.6 Onderzoeksvraag Op basis van de probleemstelling en probleemanalyse kunnen de volgende onderzoeksvragen en deelvragen worden geformuleerd: 1. Welke factoren hebben bijgedragen aan de transformatie van de programmaformats van actualiteitenrubrieken NOS LAAT, naar NOVA, naar Nieuwsuur? a. Welke factoren worden in het algemeen in de literatuur herkend als vaak van toepassing bij programmaformatwijzigingen voor specifiek actualiteitenrubrieken? Welke categoriserende methode verdient aanbeveling om te hanteren voor het maken van de vergelijking? b. Wat zijn actualiteitenrubrieken en door welke aspecten worden dergelijke formats doorgaans gekenmerkt? c. Wat zijn programmaformats, welke programmaformats hebben de drie programma’s en wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de drie programma’s? d. Waaruit blijkt dat er een overgang in plaats van een breuk is geweest in de geschiedenis van NOS LAAT, naar NOVA, naar Nieuwsuur? e. Welke factoren kunnen er worden geïdentificeerd in deze specifieke transitie? 2. Klopt het dat de factor institutionele omgeving de meest toonaangevende invloed heeft gehad? a. Wat is de definitie van invloed? b. Hoe kan de invloed van geïdentificeerde aspecten worden gemeten/op waarde gesorteerd? c. Wat is de invloed geweest van de factor institutionele omgeving in verhouding tot de overige geïdentificeerde factoren?

1.7 Relevantie

1.7.1 Maatschappelijke relevantie Tot op heden is er vrij weinig onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de Nederlandse televisie en televisieprogramma’s in het algemeen, laat staan dat er veel onderzoek is gedaan naar de historie van specifiek actualiteitenrubrieken. Toch is de verwachting dat dergelijke onderzoeken tot

10 waardevolle inzichten kunnen leiden voor programmamakers in de toekomst. Uiteindelijk doel van programmamakers is het creëren van programma’s die aansluiten bij de wensen van hun specifieke doelgroepen. Daarbij wordt veel geput op resultaten uit het verleden (Kijkcijferonderzoek), en het combineren/fuseren van programma’s aan de hand van eerder behaalde programmaresultaten. Hieruit blijkt al de voordelen die historiserend onderzoek naar televisieprogramma’s meebrengen voor programmamakers en hun publiek. Veel minder bekend is dat de kans voor het slagen van een programma afhangt van factoren die veel minder te maken hebben met de invulling van het programmaformat, zoals bijvoorbeeld politieke factoren (institutionele omgeving). De verwachting is dat dit soort factoren van invloed zijn en derhalve een rol spelen bij het succesvol realiseren van een programma(format). Daarmee is juist de analyse van dit soort factoren bij het ontstaan van succesvolle programma’s zo waardevol. Waardevol voor zowel programmamakers als het publiek dat bediend zal worden. Want het uiteindelijke doel is om programma’s te maken die het specifieke publiek aanspreekt. Daarmee lijkt de maatschappelijke relevantie voldoende aangetoond.

1.7.2 Wetenschappelijke relevantie Over het algemeen is er vrij weinig onderzoek gedaan naar het ontstaan van programma’s en specifiek actualiteitenrubrieken. Hieruit blijkt al enige wetenschappelijk relevantie van dit onderzoek. Er is behoefte aan meer onderzoek naar het ontstaan van programma’s en de mogelijk achterliggende factoren waardoor het ontstaan van programma’s wordt beïnvloed. Specifieker is het interessant om te kijken naar de weg die het genre actualiteitenrubriek in de jaren na zijn ontstaan heeft afgelegd en hoe het genre zich heeft ontwikkeld. Zeker ook omdat het huidige format van Nieuwsuur (vooralsnog) door programmamakers bejubeld wordt.

Specifieker bouwt dit onderzoek voort op de methode en theorieën van Prenger (2014). Mediahistorica Mirjam Prenger heeft in haar proefschrift het ontstaan van het genre actualiteitenrubriek in Nederland onderzocht. Ze heeft hiervoor een heuristisch model ontwikkeld om te verklaren welke factoren van invloed waren op het ontstaan van dit genre. Dit heuristische model bevat vijf clusters van factoren te weten: de techniek, de publieke verwachtingen, het journalistieke landschap, de institutionele omgeving en de journalisten/programmamakers. Prenger concludeert dat de technische factor de minste invloed heeft op het ontstaan van het genre en de institutionele omgeving de meeste invloed heeft op het ontstaan van een actualiteitenrubriek. Dit onderzoek hanteert de aangedragen methode van Prenger. Daarmee vormt dit onderzoek een controle voor de theorie en methode die Prenger heeft aangedragen, en kan aanleiding vormen voor een verdere verdieping en/of uitwerking van de theorieën/methode van Prenger. Tevens kan er

11 door kennis te vergaren over het historische traject van innovatie van actualiteitenrubrieken beoordeeld worden of er meer of minder gehoor gegeven zou moeten worden aan bepaalde clusters. Anderzijds kunnen de resultaten van het onderzoek aan de hand van de methode van Prenger programmamakers houvast bieden op welke factoren te letten bij het wijzigen of opzetten van specifieke programma’s. Om deze redenen is het wetenschappelijk interessant om te analyseren welke factoren van het heuristische model van Prenger bijdroegen aan het ontstaan van Nieuwsuur. Daarmee lijkt de wetenschappelijke relevantie voldoende aangetoond.

12

Deel II – Theoretisch kader en methode

2. Theoretisch kader In dit hoofdstuk wordt uiteengezet binnen welk theoretisch kader de analyse van deze masterscriptie geschreven is. Als eerste wordt het heuristische model van mediahistorica Mirjam Prenger (2014) uitgelegd waaruit de methode volgt die in dit onderzoek wordt gehanteerd. Vervolgens worden definities gegeven van de begrippen die voorkomen in dit onderzoek. Zo wordt uitgelegd wat, volgens de literatuur, een genre en een format zijn. Tot slot wordt het verschil en de verhouding tussen de begrippen onderling en tot het genre actualiteitenrubriek uiteengezet.

2.1 Geboorte van de actualiteitenrubriek in Nederland: een heuristisch model Mediahistorica Mirjam Prenger onderzocht in haar proefschrift (2014) de geboorte van de actualiteitenrubriek in Nederland. De oorsprong van dit genre ligt in het buitenland en het genre is in de begin jaren ’60 in Nederland geïntroduceerd. In die jaren maakte de televisiejournalistiek in Nederland, volgends Prenger, een koortsachtige ontwikkeling door. In tegenstelling tot de jaren hiervoor, werden misstanden meer en meer gesignaleerd, werden politiek en moreel controversiële onderwerpen niet langer geschuwd en werd de journalistieke vraagstelling minder onderdanig ten opzichte van het gezag. De aandacht verschoof naar taboedoorbrekende onderwerpen. Vele mediahistorici zagen het aantreden van een nieuwe generatie programmamakers als voornaamste oorzaak. Omdat er nog nooit eerder specifiek onderzoek was gedaan naar de specifieke oorzaken van het ontstaan van dit ‘nieuwe’ genre deed Prenger deed dieper onderzoek naar de oorzaken van deze vernieuwing. Aan de hand van een breed palet aan studies naar de werkwijze van journalisten stelde Prenger een analytisch framework op. Dit framework bestaat uit vijf clusters van factoren, deze factoren hebben potentieel invloed op het ontstaan van een actualiteitenrubriek. De betekenis van invloed is volgens het VanDale woordenboek de ‘uitwerking van een gebeuren, een zaak, een persoon op iets of iemand anders’. De clusters spelen een rol in de onderhandelingen rond de interpretatie, invulling en waardering van dit specifieke genre (Mittel, 2001). De vijf clusters van factoren die Prenger (2014) ontwikkelde zijn achtereenvolgens; de publieksverwachtingen & reacties, het journalistieke landschap, de techniek, de journalisten/programmamakers en tot slot de institutionele omgeving.

De factor publieke verwachtingen en reacties bestaat uit drie subcategorieën die allen te maken hebben met de populariteit en beoordelingen van het programma-aanbod. Allereerst is er de

13 beoordeling van het publiek en de belangenorganisaties, welke door middel van kijkcijfers of kijk- en luisteronderzoek een meetbare beoordeling geven. Ten tweede is er de beoordeling van de pers. De televisierecensenten en de overige pers vellen vaak een oordeel over de actualiteitenrubriek. Ten slotte de heeft de politiek bepaalde verwachtingen en een mediabeleid, die van invloed zijn.

De factor het journalistieke landschap verwijst naar het bestaande journalistieke landschap waarbinnen de actualiteitenrubriek bestaat/ontstaat. Concurrerende programma’s spelen hierbij een rol. Voor de actualiteitenrubrieken zijn dit de andere actualiteitenrubrieken, maar ook journaals en overige programma’s zoals documentaires, praatprogramma’s e.d. Ook van invloed zijn buitenlandse actualiteitenrubrieken. Prenger (2014) stelt dat formats van programma’s vaak gebaseerd zijn op buitenlands formats. Zo dienden het Amerikaanse See it now van Edward Murrow en het Britse Panorama bijvoorbeeld als inspiratie voor Achter het Nieuws. Als laatste speelt de positie binnen de programmering een rol. Welke programma’s worden rondom de actualiteitenrubriek geprogrammeerd, en op welk tijdstip van de dag wordt de rubriek uitgezonden?

De technische factor bestaat uit een aantal onderdelen die van invloed zijn op de invulling en technische mogelijkheden van een actualiteitenrubriek. Als eerste heeft de televisietechniek invloed. Hierbij valt te denken aan studio-faciliteiten, opname- en zendmogelijkheden en de mogelijkheden van internet. Anderzijds speelt de film- en opnameapparatuur, zoals het gebruik van een bepaald cameratype, een rol. Ook de gehanteerde geluidstechniek en montagefaciliteiten, en de omgang hiermee zijn bepalend. In het tijdperk dat Prenger analyseerde in haar onderzoek, de jaren vijftig en zestig, speelde het internet nog geen rol in het journalistieke landschap. In de tijdspanne die in deze scriptie onderzocht wordt, 1989-2014, is internet prominent aanwezig op redacties en bij het maken van de programma’s. Om deze reden zal het onderdeel internet toegevoegd worden aan deze factor.

Journalisten en programmamakers spelen als factor zowel individueel als collectief een rol bij de vernieuwing van de televisiejournalistiek. De invloed hiervan is in drieën onder te verdelen; Als eerste speelt de achtergrond van de journalist of de programmamaker een belangrijke rol voor de invulling van de rubriek. Hierbij valt te denken aan afkomst, opleiding en politieke voorkeur en voorgaande beroepsfuncties van de journalist of programmamaker. Deze onderdelen spelen een rol in het wel of niet kiezen van bepaalde onderwerpen en invalshoeken. Als tweede geldt de

14 beroepsopvatting als onderdeel van invloed. Bij dit aspect draait het om de opvatting van de journalist of programmamaker over het medium, de rol van de journalistiek binnen dit medium, en zijn of haar eigen functie binnen de rubriek. Tot slot speelt de dynamiek op de redactie een rol. Met deze dynamiek wordt verwezen naar de verhouding en houding van journalisten binnen de redactie, maar ook tussen omroepen.

De laatste factor die volgens Prenger (2014) van invloed is op het ontstaan van een actualiteitenrubriek is de institutionele omgeving. De factor van de institutionele omgeving gaat over betrokken organisaties die besluiten mogen en kunnen nemen over rubrieken. Hierbij worden zowel de organisatie van het programma en de organisatie waar de programmamaker onderdeel van uit maakt bedoeld, als mede de externe organisaties die van invloed zijn op de indeling, vormgeving en uiteindelijk toelaten van het programma.1 Hierin zijn zowel de opbouw van deze organisaties als de hiërarchische structuren in en tussen deze organisaties van belang. Naast deze organisaties hebben algemeen geldende opvattingen vaak invloed. Bijvoorbeeld de algemeen geldende opvatting over de taak van een actualiteitenrubriek, de bijbehorende financiën en de omroepcultuur. Als derde onderdeel van de institutionele omgeving is de invulling van het omroepbestel van belang. Er moet aan bepaalde wet- en regelgeving voldaan worden. Daarnaast bepaalt de programmering wanneer de rubriek wordt uitgezonden, en bepaalt de programmering daarmee dus ook de kans van slagen van een programma. Bovendien zijn de verhoudingen tussen oproepen van belang. Tot slot deed Prenger (2014) onderzoek naar het ontstaan van het genre actualiteitenrubriek, dit genre ontstond in een sterk verzuild Nederland. Om deze reden heeft zij als laatste onderdeel van de institutionele omgeving het onderdeel de eigen zuil opgenomen. Omdat dit onderzoek gedaan wordt over een tijdspanne waarin Nederland ontzuild was en de zuilen daarom van minder belang waren, zal dit onderdeel achterwege gelaten worden in dit onderzoek.

Samenvattend omvat het journalistieke landschap de programma’s en formats die vooral voor de invulling van het genre als inspiratie kunnen dienen. Daarnaast bepalen de technische mogelijkheden wat er praktisch realiseerbaar is, en is de achtergrond van de journalist van invloed op zijn of haar journalistieke handelen. Ten slotte zijn de institutionele en publieke context factoren

1 Voorbeeld van dit soort organisaties zijn onder andere de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) en andere betrokken omroepen (VARA, NTR). Deze externe organisaties zullen in een apart hoofdstuk verder worden behandeld, om inzicht te bieden in de ingewikkelde structuren die spelen bij de beoordeling en het toestaan van nieuw televisieprogramma’s. 15 waar de programmamakers rekening mee moeten houden en die mogelijk hun handelingsvrijheid beïnvloeden.

2.2 Genre De term genre wordt veel gebruikt in de literatuurwetenschap, filmwetenschap en mediatheorie. Het woord ‘genre’ komt van oorsprong uit de Franse taal. Letterlijk betekent genre ‘soort’ of ‘klasse’. Door de jaren heen zijn er verschillende definities en betekenissen van genre ontwikkeld. Het traditionele genreonderzoek, zoals dat vanaf de jaren vijftig tot ontwikkeling kwam, legt vaak de klemtoon op definities van genre die geïnspireerd zijn vanuit de literatuurwetenschappen. De nadruk lag destijds op de vraag welke kenmerken een reeks films moest delen om over een bepaald genre te kunnen spreken. Volgens de Britse filmhistoricus Tom Ryall (1978) bood een genre een kader van structureringsregels, in de vorm van patronen, stijlen en structuren, die fungeren als een vorm van ‘toezicht’ over de productie van de filmmakers. Dit kader toetste Ryall destijds voornamelijk tekstueel: de cognitieve context werd volledig buiten beschouwing gelaten. Met cognitieve context wordt bedoeld het geestelijk vermogen en processen van de menselijke geest die verband houden met het interpretatievermogen, zoals denken en onthouden. De maatschappij waarin het publiek zich bevindt en de waarden en normen die daar gelden zijn bepalend voor de interpretatie van een genre bij het publiek.

Vanaf de jaren ’90 is er binnen de filmstudies een duidelijke verschuiving geweest ten aanzien van het definiëren van genres. Vanaf toen werd de aandacht voor tekst uitgebreid met een toenemende aandacht en interesse voor een meer contextuele benadering, gefocust op de beleving van het publiek en de maatschappij (Altman, 1999). De Britse hoogleraar in Film, Media en Communication studies Stephen Neale (2000) en de Amerikaanse filmwetenschapper Rick Altman (1999) zijn binnen deze hedendaagse genrestudies toonaangevende auteurs op het gebied van het definiëren van het genre als concept en de verschillende genres zelf.

Stephen Neale (2000) hanteert de volgende definitie voor genre: Genre is a term that can be split up into different categories, based on characteristics that they share. For example, settings, storyline's, narratives, characters and themes of the media production. Genres are instances of repetition and difference, and genres are not systems, they are processes of systemization.

16

Neale (2000) voegt daar aan toe dat de beoordelingen van genre, historisch relatief zijn. Dit wil zeggen dat de beoordeling of iets binnen een genre valt dus afhankelijk is van de specifieke tijd in de geschiedenis dat deze genredefinitie wordt gehanteerd. Neale (2000) gaat er hiermee vanuit dat er een systeem van verwachtingen bestaat: de eerder genoemde cognitieve context. Het systeem stelt het publiek in staat om door middel van het gebruik van eigen kennis en het toepassen van overeenkomstigheden van een genre zoals de verhaallijn van video te begrijpen. Ryall (1998) erkent rond dezelfde tijd dat door cognitieve context het begrip genre uitgegroeid is tot een cognitieve opslagplaats van beelden, geluiden, verhalen, personages en verwachtingen. Deze nieuwe benadering van Ryall komt in de buurt van de benadering van de Amerikaanse televisiewetenschapper Jason Mittell (2001). Mittell vindt de begripsduiding van Ryall echter nog te nauw: Although Ryall provides many compelling and convincing arguments for a process –based approach to genre – points that are congruent with my approach – he finally argues for augmenting his influential textualist semantic/syntactic theory of genre with a consideration of the pragmatic aspects of genre as well. Despite Ryall’s foregrounding of cultural processes, textual structure still remains central to his approach, making it difficult to provide an account of how genre categories operate outside the bounds of the text. (Mittell, 2001)

Dus ondanks dat het culturele proces op de voorgrond staat vindt Mittell (2001) dat de definiëring nog te veel gebaseerd is op de benadering vanuit een tekstuele structuur. Mittell (2001)stelt dat genres sterk worden beïnvloed door culturele contexten, hiërarchieën en machtsstructuren. Om deze reden moeten genres volgens hem benaderd worden als discursieve praktijken. Discursieve praktijken richten zich op de processen waardoor culturele betekenissen worden geproduceerd en begrepen. Deze benadering stamt af van de hedendaagse poststructuralistische theorieën van de Franse denker en filosoof Michel Foucault. Foucaults discursieve praktijken ontstaan niet vanuit een centrale structuur met één enkele macht, maar zijn opgebouwd uit verschillende micromachten. Vanuit deze gedachte kan er volgens Mittell (2001) een balans opgemaakt worden om genres te definiëren. Een genre ontstaat volgens hem dan ook door bestaande stabiele factoren te combineren met een actief proces van duiding. Dit proces van duiding bestaat uit drie praktijken, de definitie, de interpretatie en de waardering. Het duidingsproces is constant onderhevig aan de beoordeling van het publiek, te vergelijken met een cyclus. De eerste praktijk is een definitie ontwikkelen, hiermee wordt de articulatie bepaald van wat onder het genre verstaan wordt. Bijvoorbeeld: dit is een

17 actualiteitenrubriek omdat de rubriek de kijker nieuws en achtergrond brengt. Het tweede onderdeel is het proces van interpretatie, dit verwijst naar invulling van het programma en of de rubriek hiermee binnen het genre past. Bijvoorbeeld: veel actualiteitenrubrieken bevatten reportages en interviews. Ten slotte de waardering, die verwijst naar de ontvangst en evaluatie van het gebodene. Hierbij valt te denken aan of het publiek een actualiteitenrubriek ook daadwerkelijk ziet als passend binnen het genre of niet.

Concluderend is een genre vanuit verschillende perspectieven en gebruikers te zien. Voor de film- of televisiemaker is het genresysteem een conceptuele context, of zijn het contexten waarbinnen de kijker betekenis geeft aan de film of het programma (Ryall, 1998). Hierbij vormt het publiek een actieve component in de betekenisgeving van genres. Tot slot kunnen genres gezien worden als sleutelkanalen die media-ervaringen van het publiek classificeren en organiseren in categorieën. Deze categorieën hebben een specifieke link naar aparte concepten zoals culturele waarde, verwachte publieke en sociale functie.

2.3 Format Het format van de drie verschillende programma’s NOS LAAT, NOVA en Nieuwsuur wordt tevens in dit onderzoek geanalyseerd. Om deze vergelijking te maken wordt uitgelegd wat in de literatuur bekend is over het begrip format. Tot slot wordt het begrip format tegenover het begrip genre gezet om de verschillen te tonen.

In het boek TV formats Worldwide van Albert Moran definieert de Duitse media- en communicatiewetenschapper Miriam Meckel het begrip format als volgt: A format is a multipart program concept, which is in its content, in its internal structure and its way of presentation concentrated on a specific audience and a certain program slot (Meckel, 1997). Volgens deze definitie van Meckel omvat een format een programmaconcept waarmee qua inhoud, interne structuur en manier van presentatie een specifieke doelgroep bereikt moet worden. In hetzelfde boek wordt een andere definitie gegeven door de mediarechtexpert Matthias Lausen (1998). Deze luidt als volgt: A television format is ‘the totality of all characteristics of a broadcasting program or a production run [which] is coming back in each episode’. Deze definitie richt zich meer op het continue aspect van een programma, in de opbouw, dat consequent terug keert. In vergelijking met de definitie van Meckel richt de definitie van Lausen zich dus meer op de daadwerkelijke invulling van het programma.

18

Voor de analyse van de programma’s in dit onderzoek wordt de definitie van Lausen (1998) aangehouden. Vertaald naar het Nederlands luidt deze definitie; een tv-format is 'de totaliteit van alle kenmerken van een omroepprogramma of een programmastructuur [ die ] terug komt in elke aflevering'. Dit verwijst naar de structuur waaruit het programma is opgebouwd maar ook de vorm en de stijl, zoals studiobelichting, cameragebruik en montagestijl. Het programma Nieuwsuur begint bijvoorbeeld met een openingsleader, vervolgens heet de presentator de kijker welkom en volgt het korte nieuws. Na het nieuws volgt het achtergrondgedeelte met twee of drie reportages, tot slot de sport en wordt er afgesloten met het weer. Met bovenstaande definitie van format kan het verschil met het begrip genre uitgelegd worden. Genre is een indeling van programma’s op inhoud, bijvoorbeeld historisch, komedie of nieuws en actualiteiten. Een format is vervolgens meer specifiek op de indeling en structuur van een bepaald programma, dat in elke uitzending hetzelfde is.

2.4 Wetenschappelijke en professionele verwachtingen De ontstaan- en verloopgeschiedenis van NOS LAAT, NOVA en Nieuwsuur wordt aan de hand van de vijf eerder genoemde clusters van factoren getoetst. Tijdens het onderzoek wordt achterhaald welke factoren bij het ontstaan en veranderen van de programma’s van toepassing waren. Daarnaast wordt geanalyseerd in hoeverre die factoren invloed hebben gehad op de transformatie van de drie programma’s. Wie bepaalde hoe de inhoud en vorm eruit zag? Hoe onafhankelijk konden journalisten opereren binnen een programma dat door twee, of meerdere omroepen gemaakt moest worden? Welke rol speelde technische innovaties, als satellietwagens en de komst van internet? En welke rol speelde de reacties van het publiek?

Om antwoord te geven op de bovenstaande vragen, en te analyseren hoe het huidige programma Nieuwsuur tot stand is gekomen, zal door middel van interviews en naslagwerken een analyse gemaakt worden. De precieze methode wordt na het hoofdstuk Institutionele context in het hoofdstuk Methode verder uitgelegd.

19

3. Institutionele omgeving Het Nederlandse publieke omroepbestel is volgens Browne (1989) een uniek systeem omdat het gekenmerkt wordt door een systeem waarin pluriformiteit door meerdere omroepen, met eigen politieke standpunten en culturele voorkeuren, vertegenwoordigd wordt. Om onderzoek te doen naar de transformatiegeschiedenis van NOS LAAT, naar NOVA, naar Nieuwsuur, is het van belang om een institutionele context te schetsen. Deze context is onlosmakelijk verbonden met de programma’s en de omroepen achter deze programma’s. Dit hoofdstuk vormt een chronologische uiteenzetting over het ontstaan en de inrichting van het Nederlandse publieke omroepbestel en de Nederlandse Omroep Stichting (NOS). Tevens zal beschreven worden hoe de televisiejournalistiek zich door de jaren heen ontwikkelde.

3.1 Periode vóór de Tweede Wereldoorlog Het ontstaan van de publieke omroep stamt uit de jaren ’20 van de vorige eeuw. Door de opkomst van radio ontstonden verschillende omroeporganisaties die programma’s uit wilden zenden. Na een hevige politieke strijd werd het Nederlandse omroepbestel in 1930, door de overheid, langs de verzuilde lijnen ingericht door het zogenoemde Zendtijdbesluit. Dit radioreglement bepaalde dat zendmachtigingen verstrekt zouden worden aan omroeporganisaties die konden aantonen ‘in zodanige mate gericht te zijn op bevrediging van in het volk levende culturele of godsdienstige behoeften, dat hare uitzendingen uit dien hoofde geacht kunnen worden van algemeen nut te zijn’. Elke omroep bracht programma’s die gekleurd waren door sociaal-culturele overtuigingen en belangen van hun eigen zuil. In tegenstelling tot publieke omroepen in het buitenland was het Nederlandse bestel hierdoor alles behalve neutraal (Koning, 2009).

3.2 Periode van 1940 tot 1950, oorlogstijd en luistergeld In de tijd dat Nederland door Duitsland bezet was, gebruikte de bezetter de radio als propagandamiddel. Via de omroepen werd propaganda uitgezonden. Ondanks pogingen tot oprichting van één nationale omroep werd na de oorlog weer het vooroorlogse zuilenstelsel ingesteld, waarschijnlijk door de sterke verankering van zuilen in de maatschappij en de lobby van de omroeporganisaties. Daarnaast werd in 1947 de Nederlandse Radio Unie (NRU) opgericht. Dit was een samenwerkingsverband van de Nederlandse omroepverenigingen dat uitvoerende ondersteuning leverde voor de radio-uitzendingen van de omroepen. De omroeporganisaties verzorgden zelf de radio-uitzendingen, maar veelomvattende materialen als orkesten, reportagewagens en technische diensten, kwamen onder beheer van de NRU. Dit in tegenstelling tot

20 voor de Tweede Wereldoorlog toen die aspecten bij de afzonderlijke omroeporganisaties waren ondergebracht (Gosman, 1985).

3.3 Periode 1951-1965, opkomst van televisie en het gevecht op de Noordzee Kort na de oorlog, in de jaren vijftig, maakte de televisie haar opkomst. In eerste instantie veranderde dit weinig aan het publieke omroepbestel, maar door de schaarste van televisiekanalen en zendtijd laaide de discussie op over de inrichting van een nieuw bestel. De overheid probeerde met diverse tijdelijke wetten en reglementen de zendtijd op televisie te reguleren. Na een experimentele periode moest er gekozen worden of er uitgezonden zou worden vanuit één nationale omroep, of dat de verzuilde omroepen, die toch al uitzonden op de radio, de kijktijd onderling zouden verdelen (Prenger, 2014). De invloed van de zuilen was uiteindelijk dusdanig sterk dat de overheid besloot de televisie, net als de radio, langs de lijnen van de zuilen in te richten. Dit besluit werd in 1956 door het derde kabinet Drees ingevoerd en staat beter bekend als het Televisiebesluit (Gosman, 1985). De radio omroepen AVRO, KRO, NCRV, VARA en VPRO kregen zendtijd, en de overkoepelende Nederlandse Televisie Stichting (NTS) faciliteerde de uitzendingen van de programma’s zoals de NRU dat bij de radio deed. De Nederlandse journalistiek werd in de jaren veertig, vijftig en begin zestig gekenmerkt door onderdanigheid aan autoriteiten en gehoorzaamheid aan verzuilde belangen. Een voorbeeld hiervan is dat in die tijd ministers als majesteiten werden beschouwd en met excellentie werden aangesproken.

Rond de jaren zestig ontstond er steeds meer kritiek op de verzuilde inrichting van Nederland, een gevolg van deze kritiek was dat de ontzuiling zijn intrede deed (Bardoel, 2005). De voornaamste oorzaken hiervoor worden in onderzoeken toegewezen aan de modernisering van ons land. Processen als verstedelijking, individualisering, technologisering, de opkomst van de verzorgingsstaat en ten slotte een toename van het opleidingsniveau gingen samen met de modernisering (Prenger, 2014). Ook de Nederlandse journalistiek kende in deze tijd een kentering. Waar journalisten eerder onderdanig en gehoorzaam waren aan autoriteiten en ministers, werd er eind jaren zestig en zeventig steeds meer een confronterende houding aangenomen (Bardoel, 2002). De televisiejournalisten en programmamakers van toen doorbraken meer en meer het zuilenpatroon. In programma’s als Achter het nieuws (VARA) en Brandpunt (KRO) werden gevoelige onderwerpen op tafel gelegd die tot het doorbreken van de "hokjesgeest" leidde. Uiteindelijk leidde dit tot vermindering van de aanhang van confessionele partijen en organisaties in Nederland. De discussies over het zuilenbestel werden steeds heftiger en er werd gepleit voor een open bestel

21 waarin nieuwe kandidaten voor een zendmachtiging een eerlijke kans zouden krijgen op een vergunning tot uitzending (Vree, et. Al, 2000).

Naast dat de ontzuiling haar intrede deed, ontstond een discussie omtrent het toelaten van commercie op televisie. In navolging van het buitenland ontstonden er in Nederland initiatieven van commerciële televisie. Waarschijnlijk het bekendste voorbeeld hiervan is de ’tv-piraat’ TV-Noordzee dat door de Reclame-televisie Exploitatie Maatschappij (REM) vanaf een platform in de Noordzee werd uitgezonden. De REM wist met behulp van reclamegelden een commerciële televisie- en radiozender op te richten en in stand houden genaamd TV en Radio Noordzee. Voor de kust van Noordwijk werd een platform in zee gebouwd met daarop een zendmast van ruim tachtig meter hoog. Het zendeiland, ook wel het REM-eiland genoemd, werd drie mijl buiten de Nederlandse kust gebouwd, omdat daar de Nederlandse wet niet meer gold. Op deze manier werd het verbod op televisiereclame omzeild (Knot, 1985). Maar ondanks de populariteit van de zender zocht de regering toch naar een manier om de commerciële zender zo snel mogelijk te verbieden. Ongecontroleerde commercie op televisie en radio was voor de politiek een brug te ver(Idenburg, 1991). Vlak nadat het eiland was geplaatst, zag de regering kans de Wet Installaties Continentaal Plat, ook wel anti-REM-wet genoemd, door het parlement te loodsen(Knot, 1985). Hiermee kwam het REM-eiland op Nederlands grondgebied te liggen en werden de zendactiviteiten illegaal. De regering maakte op 17 december 1964, met een inval op het eiland, een einde aan de uitzendingen van TV-Noordzee(Knot,1985).

3.4 Periode 1965-1982, open bestel Zodra bekend werd dat de regering maatregelen zou gaan nemen tegen het REM-eiland, hadden de initiatiefnemers een nieuwe actie op touw gezet. Men wilde legaal aan land actief worden als omroep. De kijkers en luisteraars werden opgeroepen zich aan te melden, en zo kon de Televisie Radio Omroep Stichting, beter bekend als de TROS, op een legale manier doorgaan met haar programma’s(Idenburg, 1991).

Tot ongenoegen van de regering bedaarden de gemoederen rondom het toelaten van deze commercie op televisie en een open bestel na de REM kwestie niet. Ze liepen uiteindelijk zelfs zo hoog op dat het kabinet Marijnen (1965) viel. De confessioneel-liberale coalitie kon het niet eens worden over de toelating van nieuwe zendgemachtigden, de introductie van etherreclame en meer samenwerking tussen zendgemachtigden. Voorstanders beargumenteerden dat reclame op radio en televisie betere financiering voor de omroepen zou kunnen betekenen. Daar tegenover vreesden de

22 tegenstanders voor de onafhankelijkheid van programmamakers, voor vervlakking en niveauverlaging van de programma’s (Gros, 1966). Na de val van het kabinet Marijnen werd door het nieuwe kabinet-Cals, dat slechts twee jaar regeerde, het Overgangsbestel ingevoerd. Voor de uitvoering van dit bestel installeerde de minister het bestuur van de Stichting Ether Reclame (STER). De inkomsten van de STER werden opgenomen in de rijksbegroting en bestemd voor de mediabegroting. Commercie op televisie werd vanaf de invoering van dit beleid toegestaan.

In 1967 bereikt het kabinet-Zijlstra wel overeenstemming over de inrichting van een nieuw open omroepbestel in de vorm van de Omroepwet(Gosman, 1985). Met deze wet werd het verzuilde bestel opengebroken, wat betekende dat in het nieuwe ‘open bestel’ de bestaande omroepen gezelschap kregen van nieuwe omroepen. De verdeling van zendtijd werd, vanwege de schaarste, nog wel volledig gereguleerd door de overheid. De verdeling van de hoeveelheid zendtijd waarover omroepen mochten beschikken werd gekoppeld aan het aantal leden van de omroepverenigingen.

Tegelijk met de invoering van de Omroepwet werden de Nederlandse Radio Unie (NRU) en de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) opgeheven en gefuseerd in de Nederlandse Omroep Stichting (NOS). Dit orgaan moest voor een betere en meer samenwerking tussen de diverse omroepverenigingen zorgen. Het facilitair bedrijf van de NOS zorgde daarbij voor de faciliteiten en voor de programmacoördinatie. De NOS kreeg de beschikking over bijna 50 procent van de zendtijd. Het doel was een evenwichtig totaalbeeld te realiseren, en een onafhankelijke omroep te zijn voor verschillende stromingen uit de samenleving. Daarnaast werd door middel van samenwerking een plaats geboden aan stromingen die niet specifiek binnen andere omroepen aan bod kwamen. Programmaraden voor radio en televisie gaven richtlijnen en aanwijzingen over de invulling van deze gezamenlijke programma’s (Gosman, 1985).

Omdat het nieuwe open bestel leidde tot concurrentie tussen de omroepen scherpte de overheid, om weer meer grip krijgen op de omroepen, de bepalingen uit de Omroepwet verder aan. De overheid eiste controle op het volledige programmavoorschrift en stelde hogere drempels voor nieuwe omroepgegadigden in. Tot diep in de jaren zeventig was het uitgangspunt van de televisiejournalistiek, of wel het journaal, visueel. Toelichtingen en analyses waren uit den boze, dit zou de geloofwaardigheid van het nieuws verzwakken. Deze toelichtingen en analyse werden door de geprofileerde actualiteitenrubrieken gedaan (Prenger, 1997)

23

3.5 Periode 1982-1989, het nieuwe mediabeleid In de jaren tachtig nam de schaarste van de mogelijkheden van media af. De legitimatie van overheidsbemoeienis verschoof van politiek naar cultuur. Media werden vanaf dat moment gezien als onderdeel van de cultuur, begrippen als democratie, uitingsvrijheid, pluriformiteit, participatie en doelmatigheid stonden destijds centraal. Het Mediabeleid werd als gevolg hiervan verbonden met het cultuurbeleid. Ook nam de invloed van de Europese Commissie, de ontzuiling en commercialisering in de maatschappij in de jaren tachtig sterk toe.

Om hier richting aan te geven werd in 1987 de nieuwe Mediawet, gebaseerd op bescherming van de vrijheid van meningsuiting en bewaking hiervan door omroep en pers, aangenomen (Bardoel, 2005). Uitgangspunten van de nieuwe wet waren dat; het omroepbestel door pluriformiteit, openheid en non-commercialiteit zou worden gehandhaafd. Omroepen moesten voldoen aan representativiteits-, pluriformiteits- en getalseisen. Bovenal was de wet vooral bedoeld om commerciële televisie tegen te houden. De wet heeft echter niet lang stand houden omdat de Europese regelgeving in sterke mate gericht was op liberalisering, vrije meningsuiting en economisch vrijhandel. Omdat de invloed van de Europese regelgeving belangrijker werd, moest de overheid haar regels en wetten aanpassen. Vanaf 1988 was commerciële televisie een feit en kon RTL vanuit Luxemburg beginnen met de eerste commerciële televisie-uitzendingen gericht op Nederland(Gosman, 1990).

De NOS werd met de intreding van de Mediawet (1988) in twee delen gesplitst: het Nederlandse Omroepproductie Bedrijf NV (NOB) en de Nederlandse Omroepprogramma Stichting(NOS)(Badroel, 2005). De NOB voorzag de Nederlandse omroepen van de personele en materiële hulpmiddelen om radio- en televisieprogramma’s uit te zenden: dit betekende de opnamen, de voorbereiding van de uitzendingen en de doorzending van geluid, beeld en gegevens naar alle mogelijke distributiekanalen. Tot slot ging het derde televisienet Nederland 3 van start, bij deze zender lag de nadruk op informatie-, cultuur- en sportprogramma’s.

3.6 Periode 1989-1998, Commerciële televisie en kijkcijfers Met de komst van het derde televisienet was er tevens ruimte voor een duidingsrubriek van de NOS. Op maandag 2 oktober 1989 werd de eerste uitzending van het nieuwe programma NOS LAAT uitgezonden. Het programma werd door NOS gemaakt en ontstond door een fusie tussen de programma’s: Panoramiek, Voor niks gaat de zon op, Horizon, Uit de Kunst en Den Haag Vandaag. De formule van NOS LAAT werd gebaseerd op Britse actualiteitenrubriek BBC Newsnight. Net als Newsnight omvatte NOS LAAT nieuws en achtergronden in de vorm van reportages en

24 studiogesprekken. Volgens Ad van Liempt (2015) is NOS LAAT van start gegaan in een tijdperk dat aanbod-gestuurde journalistiek kende. De keuzes lagen bij journalisten en de redacties. Zij hielden voor de kijker de wereld in de gaten en maakten keuzes wat voor de wereld het belangrijkste was of in ieder geval voor de kijkers het belangrijkste was.

Na een moeizame start, brak NOS LAAT uiteindelijk door in de zomer van 1990 toen Saddam Hoessein het naburige Koeweit binnenviel. Waar andere actualiteitenrubrieken geprefabriceerde uitzendingen voor de komkommertijd op de plank hadden liggen, kwam NOS LAAT dagelijks met nieuwe achtergronden bij wat een wereldconflict dreigde te worden (Liempt, 2005). Kijkcijfers schoten boven de miljoen, en het programma kreeg een 7,6 als rapportcijfer van het publiek. Hoofdredacteur Kamlag wees het succes toe aan de continuïteit van NOS LAAT. Kamlag in een nota aan de redactie (1991): “Belangrijke bijdrage aan dat hoge cijfer is waarschijnlijk onze dagelijkse aanwezigheid. Men waardeert ons zo hoog omdat men altijd bij NOS LAAT terecht kan. NOS LAAT heeft het gemaakt. De rubriek staat stevig op de agenda van een betrekkelijk groot publiek. Hoog gewaardeerd, veel geprezen door een nog steeds groeiend aantal kijkers.”

Ten tijde van het succes van NOS LAAT rommelde het op bestuurlijk niveau, er moest gereorganiseerd worden (Van Liempt, 2005). Na de invoering van de Mediawet (1988) was de strijd om de kijker en de adverteerder tussen de publieke en commerciële omroepen losgebarsten. Het effect was dat de kijkcijfers van de publieke televisie enorm kelderden. Om de (concurrentie) positie van de publieke omroep te versterken greep de overheid in. Het derde kabinet Lubbers kwam, in 1991, met aanpassingen op de regelgeving. In de Pinkster-notitie van PvdA-minister D’Ancona van het kabinet Lubbers III (6 juni 1991) werd de scheiding tussen de commerciële en publieke omroep benadrukt. Voor de publieke omroep gold dat er meer samengewerkt moest worden per net. Ook ontstonden plannen om een concessiesysteem koppelen aan de samenwerking, dit zou inhouden dat omroepen voor een bepaalde tijd moesten samenwerken. In het kader van de geëiste samenwerking fuseerden, in 1992, de actualiteitenrubrieken Achter het Nieuws(VARA) en NOS LAAT(NOS) tot NOVA.

In de periode tussen 1989 en 1994 was er sprake van een grote toename in de hoeveelheid informatieve televisie (Prenger, 1997). Waar in 1989 ongeveer 6,5 uur aan ‘informatieve televisie’ verschaft werd door de publieke omroep was dit in 1994 al twaalf uur. De Nederlandse journalistiek

25 wordt in deze tijd steeds meer gekenmerkt door het gebruik ‘human interest’ in nieuwsverslaggeving. Human Interest verwijst naar de stijl waarop verslag gedaan wordt, bij human interest gaat dit over het gebruik van emotie- en reality-tv bij informatieve programmagenres.

Door de plannen van een concessiesysteem te realiseren in een nieuwe wetswijziging in de Mediawet, werd het in 1994 door minister D’Ancona (PvdA) mogelijk gemaakt om langdurige concessies te verlenen aan omroeporganisaties. De omroepen kregen meer zekerheid over zendtijd én geld. De minister wilde op deze manier de positie van de publieke omroep versterken. In diezelfde wetswijziging werd de NOS opgesplitst in de Nederlandse Omroep Stichting-Radio & Televisie (NOS-RTV) en de Nederlandse Programma Stichting (NPS). De NOS-RTV verzorgde zelfstandig eigen programma’s en NPS richtte zich op de samenwerking en coördinatie voor de omroepen. Een jaar later, in 1995, werd het concessiesysteem daadwerkelijk ingevoerd en kregen de omroepen een concessie voor zeven jaar (Gosman, 2001).

3.7 Periode 1998- 2008, Publieke Omroep in de 21e eeuw Onder kabinet Kok I trad, in 1998, de wet Herziening organisatiestructuur van de publieke omroep in werking. De Raad van Bestuur van de NOS kreeg met deze wet bevoegdheden op het gebied van coördinatie op en tussen de televisie- en radionetten. Tevens werden er netcoördinatoren benoemd, deze kregen de verantwoordelijkheid om het reilen en zeilen van een bepaald net te coördineren. Het gevolg van de wet was dat de positie van de NOS versterkt werd en de invloed van de omroepverenigingen teruggedrongen (Gosman, 2001).

Op 1 september 2000 trad de Concessiewet in werking. Deze ingrijpende wijziging van de Mediawet bracht op verschillende punten verandering in het omroepbestel teweeg (Bardoel, 2005). Het doel van de wet was wederom om de positie van de publieke omroep te versterken. Er werden geen concessies meer toegekend aan omroepverenigingen, de NOS kreeg volledige concessie over de gehele publieke omroep. Deze concessie hield in dat de publieke omroep tien jaar lang (van 2000- 2010) mocht uitzenden op drie televisie- en vijf radiozenders. De NOS moest er op toezien dat de omroepen voldeden aan de wettelijke taakopdracht om een kwalitatief hoogwaardige en gevarieerde programmering te verzorgen. Dit programma-aanbod moest grote en kleine groepen binnen de Nederlandse bevolking bereiken. Om zendtijd te krijgen moesten omroepverenigingen een godsdienstige, maatschappelijke of geestelijke stroming vertegenwoordigen en tenminste 300.000 betalende leden hebben. De dagelijkse programmacoördinatie op radio en televisie was in handen van de netcoördinatoren. Zij werden bijgestaan door een netredactie waarin

26 programmamakers van alle omroepverenigingen en overige zendgemachtigden waren vertegenwoordigd (Mediawet, 2002).

Vanaf 2002 werd er door de overheid structureel bezuinigd op de publieke omroep. Uit een onderzoek van McKinsey naar de efficiëntie van de Publieke Omroep bleek dat hier en daar nog geschaafd kan worden aan de efficiëntie. De kerntaken moesten opnieuw worden gedefinieerd en er verdwenen 450 banen. Het bestuurlijke fundament van de NOS bleef onstabiel.

Ondanks de concessiewet bleven de kijkcijfers van de publieke omroep nog steeds terug lopen. Om deze reden werd in 2006 door staatssecretaris Van der Laan (D66) een wetsvoorstel ingediend ter vervanging van de Mediawet van 1987. Dit wetsvoorstel werd door de val van kabinet- Balkenende II niet aangenomen. Kabinet-Balkenende-IV deed in 2008 een nieuw voorstel. Dit voorstel leidt tot de nieuwe Mediawet van 2008. Deze wet had als doel te zorgen voor een betere aansluiting van de publieke omroep bij het digitale tijdperk. In maart 2008 werd de nieuwe Mediawet naar de Tweede Kamer gezonden. Het onderscheid tussen hoofd- en neventaken was komen te vervallen. Alle vormen van elektronisch aanbod behoorde daarmee tot de hoofdtaak van de publieke omroep. Het ging daarbij dus niet alleen om de televisienetten en de radiozenders, maar ook de themakanalen, websites en mobiele audiovisuele diensten vielen hieronder (Kamerbrief van der Laan, 2008). Het nieuwe programmeermodel richtte de drie netten in op basis van het publiek. Nederland 1 diende een breed publiek, Nederland 2 werd voor mensen die verdieping zoeken en Nederland 3 voor een jonger publiek met Z@pp en Z@ppelin, de overkoepelende organisatie speciaal voor kinderprogramma’s (Kamerbrief van der Laan, 2008).

3.8 Periode 2009 – heden, hervorming en bezuiniging Met de ingang van de nieuwe Mediawet op 1 januari 2009 werd de NOS wederom opgesplitst in twee onderdelen: de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en NOS/RTV. De NPO zorgde ervoor dat er binnen de publieke omroep samengewerkt werd. Daarnaast werd de NPO tevens verantwoordelijk voor de coördinatie van de programma’s van de landelijke omroepverenigingen, het ter beschikking stellen van programma’s aan het buitenland en het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de verschillende omroepverenigingen. Ten slotte kreeg de NPO de taak om het overheidsgeld te verdelen onder de omroepen (Mediawet, 2008). De NOS RTV werd een zelfstandige stichting en kreeg als kerntaak het maken van programma’s. Dit waren programma’s die vaak en regelmatig werden uitgezonden, en een algemeen dienstverlenend karakter droegen.

27

Het programma moest in elk geval de volgende onderdelen omvatten (Mediabesluit, artikel 16): a. de dagelijkse nieuwsvoorziening; b. de parlementaire verslaggeving; c. de verslaggeving van nationale feest- en gedenkdagen; d. de verslaglegging van bijzondere culturele manifestaties; e. de actuele sportverslaggeving, waaronder in ieder geval begrepen de competitie- en bekerwedstrijden en internationale evenementen; f. de verslaggeving van nationale en internationale gebeurtenissen van bijzondere aard, staatsbezoeken daaronder begrepen.

Na de invoering van de Mediawet startte het kabinet Rutte I, eind 2009, een toekomstverkenning naar de publieke omroep. Die verkenning was bedoeld om de concessie-erkenningsperiode van 2010 tot en met 2016 te bepalen. Het uitgangspunt bij deze verkenning was dat de publieke omroep nodig zou blijven. De kerntaak van de publieke omroep was dat ze zou zorgen voor verscheidenheid en vernieuwing. Daarnaast was een vereiste dat men zou voorzien in onafhankelijke en betrouwbare informatie. Tot slot moest ze een gedeeld referentiekader bieden aan de gehele bevolking.

Met de uitkomst van de toekomstverkenning, en de adviezen van het Commissariaat en de Raad voor Cultuur, verschafte de van minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap Bijsterveldt (CDA) in 2010 de taakomroepen NOS (nieuws, sport en evenementen) en NTR (informatie, cultuur en educatie) een concessie voor tien jaar. Voor de overige omroepen werd elke vijf jaar bepaald of concessie verleend werd. De huidige erkenningsperiode loopt van 1 september 2010 tot 1 januari 2016. De erkende omroepverenigingen zijn AVRO, TROS, BNN, VARA, KRO, NCRV, EO, MAX en VPRO. PowNed en WNL hebben een voorlopige erkenning (NRC, 2009).

Verder omschreef het bestuur van de NPO 2010 als een turbulent jaar, waar naast de concessieovereenkomst en verregaande samenwerking tussen omroepen, het kabinet tevens een bezuiniging van 200 miljoen op de mediabegroting inboekte (NRT Jaarverslag, 2010). De uitwerking van deze bezuiniging verliep als volgt: de NPO-organisatie moest in 2011 met de reorganisatie onderzoek starten dat ervoor moest zorgen dat de omroep vanaf 2013 met een lager budget operationeel zou zijn. De doelen bij dit onderzoek waren een compactere structuur van de

28 omroeporganisaties met een kleinere Raad van Toezicht en een kleinere Raad van Bestuur (NRT Jaarverslag, 2010).

De belangrijkste uitkomst van het onderzoek was dat de Landelijke Publieke Omroep in 2015 in staat zou moeten zijn om een bedrag van tussen €120mln en €135mln te besparen door efficiëntiemaatregelen, terwijl de kwaliteit van de programmering op hetzelfde niveau zou blijven (Algemene Rekenkamer, 2008). Deze besparing vereiste dat belangrijke veranderingen plaats zouden vinden in de wijze waarop de NPO en de omroepen hun bestuurlijke laag organiseren. Om deze bezuiniging zo goed mogelijk door te voeren en de efficiëntie te verhogen stelde de Raad van Bestuur van de NPO voor om omroepen te bundelen en te fuseren. Door deze bundeling van omroepverenigingen wordt de landelijke publieke omroep in staat gesteld om efficiënt en effectief te opereren. Vanaf 2016 komen er zes omroepen: AVRO/TROS, KRO/NCRV, VARA/BNN, en EO, MAX en VPRO. Zodra POWned en WNL bij de ledenmeting in 2014 voldoende leden bezitten, mogen zij zich aansluiten de andere zes omroepen. De NOS zal de onafhankelijke leverancier van nieuws, sport en informatief blijven(Algemene Rekenkamer, 2008).

Volgens Carel Kuyl (Volkskrant 10 sept 2012) zit de journalistiek in een periode van een fundamentele transitie. De manier waarop een jonge generatie informatie tot zich neemt is in duizelingwekkend tempo onomkeerbaar veranderd. Serieuze journalistiek moet jongeren zien te bereiken. Dat is niet eenvoudig.

Tot slot de meest recente ontwikkelingen in de publieke omroep van staatssecretaris Sander Dekker (VVD). Hij maakte in december 2014 de nieuwe omroepplannen bekend, hierin staat dat de publieke omroep zich meer moet onderscheiden van de commerciëlen (NU.nl). En daarnaast dat de taak voor de publieke omroep moet worden aangescherpt door middel van een breder en hoger aanbod van informatie, educatie en cultuur. Het mediabudget zal stapsgewijs omlaag gaan tot en met 2015, naar €563 miljoen. De gefuseerde omroepen zullen geen geld meer krijgen op basis van het ledenaantal, maar krijgen in plaats daarvan een basisbudget. Dit basisbudget zal worden verdeeld op basis van kwaliteit. Uiteindelijk wordt op de landelijke publieke omroep 127 miljoen euro bezuinigd (NRC, 2014).

Over de jaren 2016 en 2017 moest in eerste instantie in totaal 100 miljoen extra bezuinigd gaan worden, waarvan 45 miljoen euro op de publieke omroep (Dekker in Kamerbrief, 2014). Dat is in het

29 nieuwe begrotingsakkoord voor 2014 verlaagd naar 50 miljoen euro. De oppositiepartijen (D66, ChristenUnie en SGP) zijn op deze voorwaarde akkoord gegaan met de begroting. In het voorstel van de partijen wordt onder meer de pijn voor de publieke omroep flink verzacht (Dekker in Kamerbrief, 2014).

3.9 Samenvatting Het moge duidelijk zijn dat de geschiedenis van het Nederlands omroepbestel complex is. Enerzijds is het een verleden van strijd tussen omroepen en met de overheid. Strijd om zendtijd, regelgeving, commercie op televisie, commerciële televisie, de ontzuiling, strijd om inhoud en strijd met nieuwe toetreders zowel publiek als privaat. Een strijd die mogelijkerwijs nog steeds zijn invloed heeft op beslissingen van vandaag.

Anderzijds reflecteren een veelvoud aan journalistieke ontwikkelingen en afwegingen de veranderende normen en waarden van de Nederlandse maatschappij. De organisaties die uiteindelijk zijn geworden tot de NOS en de nog recentere NPO zijn gefundeerd op dit maatschappelijk verleden en deze journalistieke ontwikkeling. De organisaties en mensen in deze organisaties hebben zich in het verleden in meer of mindere mate door deze maatschappelijke kwesties en ontwikkeling laten leiden en zich deze principes wellicht eigen gemaakt. Het is zelfs zo dat de NOS en NPO bij de beoordeling van programma’s en zendtijd letten op deze maatschappelijke principes en de journalistieke ontwikkeling.

Daarom kan met enige zekerheid verondersteld worden dat het verleden van deze maatschappelijke principes en journalistieke ontwikkeling, en wellicht oude verbanden en relaties tussen de omroepen en overheden, van invloed zijn op de beoordeling van actualiteitenprogramma’s. Het is gissen naar de omvang van de invloed en uitwerking van deze invloed op de beoordeling. Helder is wel dat het onstuimig verleden van het omroepbestel, gecombineerd met de veelvoud aan organisaties en controlerende organen zoals de NPO en overheid, ruimte laat voor krachten en machten die hun uitwerking hebben op de beoordeling van actualiteitenprogramma’s. Om die reden wordt de institutionele omgeving meegenomen als factor in de methode van Prenger (2014). Prenger stelt zelfs dat de institutionele omgeving de factor is met de meeste invloed op de beoordeling van actualiteitenprogramma’s.

30

4. Methode Voor het onderzoek wordt een kwalitatieve methode gebruikt. Aan de hand van een literatuurstudie is bekeken welke factoren mogelijk invloed zouden kunnen hebben op de transformatie van de actualiteitenrubrieken. Als eerste wordt door middel van een formatanalyse de formats van de drie rubrieken met elkaar vergeleken. Daarop volgend wordt een reconstructie gemaakt van het verloop van de geschiedenis, daarbij worden de achterliggende processen en aanwezigheid van de factoren, van Prenger’s heuristische model (2014), getoetst door middel van interviews met betrokken personen.

4.1 Format Om een duidelijke weergave van de programma’s te geven zal het format, zoals dat in het theoretische kader uitgelegd is, van elk programma geanalyseerd worden. Van elk programma zullen vier afleveringen bekeken en geanalyseerd. Tijdens de analyse wordt expliciet gekeken naar de opbouw van het programma, uit welke onderdelen het programma bestaat en hoe deze onderdelen in een uitzending zijn ingedeeld. Daarnaast worden de vorm en de stijl van cameravoering en studio bekeken. Belangrijk om te vermelden is dat de inhoud van de reportages en de keuze van onderwerpen niet in dit onderzoek geanalyseerd zal worden, deze onderdelen worden achterwege gelaten.

Er is gekozen voor vier afleveringen omdat bij individuele afleveringen soms van het standaard format kan worden afgeweken, door vier afleveringen te bekijken en het gemiddelde hiervan te nemen kan er een formatschets gemaakt worden. De vier afleveringen worden door middel van een aselecte steekproef gekozen. In eerste instantie wordt er rekening mee gehouden of de gekozen aflevering door de week valt, de reden hiervoor is dat de weekenduitzendingen uit een ander format bestaan. Omdat NOS LAAT drie jaar heeft bestaan zijn er drie afleveringen in mei gekozen en een in december. NOVA heeft achttien jaar bestaan, hierdoor is er gekozen om globaal vier afleveringen te kiezen. Dit betreft de uitzending in mei 1995, 2002, 2006 en 2010. Tot slot bestaat Nieuwsuur nu vier jaar en is gekozen voor een uitzending in mei 2011, mei 2012, mei 2013 en mei 2014. De keuze voor de maand mei is willekeurig.

4.2 Interviews De reconstructie zal er door middel van interviews met betrokken personen opgesteld worden. De interviews worden bij alle respondenten op dezelfde wijze afgenomen met dezelfde vragenlijst. In de vragenlijst die wordt opgesteld komen alle vijf factoren van het heuristische model van Prenger

31 aan bod komen. Tijdens de interviews zullen voor zowel NOS LAAT, als NOVA als Nieuwuur alle vijf de factoren bevraagd worden. Op deze manier wordt meer duidelijk of bijvoorbeeld een technische ontwikkeling een belangrijke rol speelde bij de transformatie van NOVA naar Nieuwsuur of dat bij het ontstaan van NOS LAAT het juist de buitenlandse journalistieke landschap een rol speelde.

4.2.1 Personen Tom Kamlag, is de bedenker van NOS LAAT en NOVA, bij deze programma’s heeft hij verschillende posities bekleed, onder andere die van hoofdredacteur. Om deze reden is het interessant om hem over deze processen te interviewen. Daarnaast wordt ook Ad van Liempt geïnterviewd, hij stond net als Kamlag aan de wieg van zowel NOS LAAT als NOVA. Van Liempt is zowel eindredacteur als redactiechef geweest bij de programma’s. Ook heeft Van Liempt een aantal boeken/boekjes geschreven over de NOS, hiermee vormt hij een interessant kennisbaken om te interviewen. Als derde wordt Carel Kuyl geïnterviewde, hij was nauw betrokken bij de totstandkoming van de drie programma’s met Kamlag en Van Liempt bij NOS LAAT en NOVA, en later als mediadirecteur van de NPS bij de totstandkoming van Nieuwsuur. Hij is als enige betrokken bij alle drie programma’s. Naast de bovengenoemde drie prominente personen, worden tevens Jan van Loenen en Joost Oranje geïnterviewd. Jan van Loenen was verslaggever bij Achter het Nieuws toen dat programma fuseerde met NOS LAAT naar NOVA. Hij werkt nu nog, als een van de laatsten, bij Nieuwsuur. Van Loenen heeft de transformaties op redactieniveau meegemaakt en is daarom interessant om te spreken. Tot slot zal de huidige hoofdredacteur van Nieuwsuur geïnterviewd worden. Joost Oranje is sinds 2012 hoofdredacteur en heeft tevens bij NOVA gewerkt tussen 1994-1998.

4.3 Reconstructie 1988-2014 In de reconstructie zal aan de hand van interviews en archiefdocumenten chronologisch de geschiedenisverloop beschreven worden tussen 1988 en 2014. Deze archief documenten betreffen onder andere het boekje Morgen weer een nieuwe NOVA, geschreven door Ad van Liempt bij zijn afscheid van het programma. Daarnaast het boekje Glimmend Koper, geschreven door Menno de Galan bij het 12 ½ jarig bestaan van NOVA, het eerste plan van Nieuwsuur in 2008, het Plan van Aanpak voor Nieuwsuur uit 2009 en het redactiestatuut van Nieuwsuur. Ook worden er een jaarverslagen van zowel de NOS als de VARA als de NPS(NTR) gebruikt. Tot slot wordt er door middel van LexisNexis gezocht naar krantenartikelen, die rondom de transformaties gepubliceerd werden.

32

4.4 Methode voor het onderzoeken van factoren 4.4.1 Factor Publieke verwachtingen: Om de publieke verwachtingen te toetsen worden kijkcijferonderzoeken, televisierecensies, evaluatiedocumenten en jaarverslagen van de betrokken omroepen gebruikt. Op deze manier wordt er een beeld gecreëerd waaruit opgemaakt kan worden hoe het publiek aankeek tegen de programma’s. De focus van de publieke verwachtingen liggen bij de verwachtingen die men had van de televisiejournalistiek, de verschillende articulaties van die verwachtingen en de verschillende opvattingen die men over actualiteitenrubrieken had.

4.4.2 Factor Journalistiek landschap: Door met behulp van televisiegidsen de programmering tussen 1989 en 2014 te analyseren wordt er een beeld van het journalistieke landschap geschetst. Hierbij zal specifiek worden toegespitst op de enkel de actualiteitenrubrieken.

4.4.3 Factor Techniek: Aan de hand van interviews wordt onderzocht of de innovatie van de techniek een bepalende factor was in de transformatie-geschiedenis.

4.4.4 Factor Journalisten/programma makers: Om de factor journalisten en programmamakers te onderzoeken worden interviews gehouden met betrokken journalisten. De journalisten die geïnterviewd worden hebben voor alle drie de programma’s gewerkt en hebben alle drie de transformaties meegemaakt.

4.4.5 Factor Institutionele omgeving: Om de factor institutionele omgeving te onderzoeken worden naast interviews tevens een aantal archiefdocumenten, zoals benoemd in paragraaf 4.3 bestudeerd om een helder beeld te krijgen van de institutionele omgeving van de drie actualiteitenrubrieken.

33

Deel III - Resultaten en Conclusie

5. Resultaten In dit hoofdstuk een gestructureerde weergave van de het verzamelde materiaal. Als eerste worden de formats van de drie programma’s met elkaar vergeleken. Als tweede wordt, in de vorm van een reconstructie -op basis van de interviewinformatie en onderzoek in de archiefdocumenten- het geschiedenisverloop en de transformatie uiteengezet. De opzet van deze reconstructie vloeit voort uit de methode van Prenger (2014). Zo wordt per programma beoordeeld wat de invloed was van de vijf clusterfactoren.

5.1 Format Voordat kan worden onderzocht welke factoren invloed hebben gehad op het wijzigen van het format van NOS LAAT naar NOVA naar Nieuwsuur, is het noodzakelijk om te weten hoe het format is gewijzigd. In deze paragraaf worden de formats van de drie onderzochte programma’s uiteengezet. Aan de hand daarvan wordt vergeleken welke wijzigingen in de formats optraden. Daarbij is van belang welke formataspecten verdwenen of wijzigde, maar ook welke formataspecten er juist behouden bleven.

Eerder is in het hoofdstuk Theoretisch kader een definitie van format door Lausen (1998) gegeven. De definitie luidt: Een tv-format is 'de totaliteit van alle kenmerken van een omroepprogramma of een programmastructuur [ die ] terug komt in elke aflevering'. Dit verwijst naar de formule waaruit het programma of een serieseizoen is opgebouwd: de toegepaste programmavormen en de opbouw met vaste specifieke kenmerken, maar ook de vorm: de uiterlijke kenmerken van het programma, zoals studiobelichting, cameragebruik en montagestijl (Prenger, 2014).

Expliciet wordt er in dit onderzoek gekeken naar de opbouw van het programma, uit welke onderdelen het programma bestaat en hoe deze onderdelen in een uitzending zijn ingedeeld. Daarnaast worden de vorm en de stijl van cameravoering en studio bekeken. Zoals in de methode beschreven is de inhoud van de reportages en de keuze van onderwerpen niet geanalyseerd.

Om de formats van de drie programma’s te bepalen, zijn door middel van een aselecte steekproef van elk programma vier uitzendingen onderzocht. Zoals beschreven bij methode is voor deze opzet gekozen omdat bij individuele afleveringen soms van het standaard format kan worden afgeweken, en dat de kans kleiner is dat deze afwijking zich vier willekeurig gekozen afleveringen manifesteert.

34

Naast het vergelijken van de uitzendingen is tevens met de geïnterviewde personen over het format van de drie programma’s gepraat. Jan van Loenen over het format van een actualiteitenrubriek: Het format van een actualiteitenrubriek is al vijftig jaar hetzelfde: Leader, presentator, item, studiogesprek, verbinding met de correspondent en aftiteling. Dat heeft natuurlijk allerlei varianten, die met de tijd zijn meegegaan. Kortere filmpjes/instarts/overstarts noem maar op. Maar dat is gewoon kenmerkend voor een actualiteitenrubriek.

Zoals zal blijken uit onderstaande analyse van de uitzendingen van de drie programma’s heeft de heer Van Loenen het bij het rechte eind: de format van de actualiteitenrubriek kent een structuur die min of meer vast lijkt te liggen, en waar slechts een beetje van wordt afgeweken.

5.1.1 NOS LAAT De structuur van het format van een NOS LAAT-uitzending bestond uit een leader en een introductie van de presentator, gevolgd door een actueel last minute-onderwerp, daarna een minder nieuwswaardig onderwerp, gevolgd door een kwartier Den Haag Vandaag en tot slot nog een derde achtergrond-onderwerp. Dit was de basisopbouw van het programma. De presentator zat achter een bureau in de vorm van een halve maan en kondigde de reportages aan, maar voerde ook studiogesprekken en gaf commentaar. Bij de studiogesprekken zat de gast bij de presentator aan de tafel. Afhankelijk van de actualiteit werden de onderdelen voor die dag ingedeeld. Als er zich een grote actualiteit zich voordeed, voor de uitzending, dan kon de hele uitzending gewijd aan deze actualiteit. Tot slot werd NOS LAAT in het laatste seizoen (1991) door twee anchors gepresenteerd in een vernieuwd decor.

De cameravoering tijdens de studiogesprekken was afwisselend tussen close-up, op de persoon die aan het woord was, en een totaal van de studio. In de cameravoering van de reportages zat een duidelijk verschil tussen de reportages van Den Haag Vandaag en NOS LAAT. Bij de politieke verslaglegging waren het vooral talkingheads en overshoulders richting een politicus, terwijl bij de NOS LAAT reportages veel meer sfeerbeeld werd getoond. De cameravoering in de studio werd gekenmerkt door een statig beeld waarbij de camera vanuit één of twee posities op de presentator(s) gericht werd.

35

In de onderstaande tabel een schematische weergave van een gemiddelde NOS LAAT uitzending: Onderdeel Tijd Leader 0:10 Opening presentator + Kort intro onderwerpen van die uitzending 2:00 Korte intro presentator Den Haag Vandaag + onderwerpen in Den Haag Vandaag 1:00 Kort nieuws 2:00 Onderwerp 1 7:00 Onderwerp 2 9:00 Leader Den Haag Vandaag 0:10 Onderwerpen 1+2 Den Haag Vandaag 15:00 Blik op de krant 1:30 Onderwerp 3 8:00 Afsluiting + leader 0:15 TOTAAL 45:00

5.1.2 NOVA In 1992 werden NOS LAAT en Achter het nieuws gefuseerd in NOVA. Het format van NOVA leek sterk op dat van NOS LAAT. Op de kop zat, na de leader en introductie, een actueel last minute onderwerp. Dit werd opgevolgd door een minder actueel onderwerp. Na deze twee onderwerpen volgde de leader van Den Haag Vandaag met een kwartier lang het nieuws uit politiek Den Haag, daarna werd er met een laatste NOVA-onderwerp afgesloten. De kern van dit NOVA-format is in haar achttienjarige bestaan nauwelijks veranderd. Ook bij NOVA werden, afhankelijk van de actualiteit, de onderdelen voor die uitzending ingedeeld. Als er urgent en actueel nieuws vanuit Den Haag was, zat Den Haag aan de kop van het programma. Maar het gebeurde ook dat de hele uitzending aan één actueel onderwerp werd besteed, een voorbeeld is de moord op Pim Fortuyn of de 9-11 ramp in de Amerika.

Het decor en de presentatie zijn door de jaren heen enkele keren veranderd. Zo werd NOVA in de eerste drie seizoenen door twee anchors gepresenteerd, en heeft het drie verschillende decors gehad. Na vijf jaar NOVA en ruim duizend uitzendingen vond Ad van Liempt het tijd voor verandering: Ad van Liempt: "De dubbelpresentatie was van het begin af bedoeld voor vaste koppels. Dat bestond al niet meer. De samenstelling wisselde sterk en daarmee was er al iets van de glans af. Bovendien werd de inbreng van de ene presentator bij de gesprekken die de ander voerde steeds kleiner. Dan moet je je afvragen of het nog zin heeft om er mee door te gaan.”(Algemeen Dagblad, 5 sept. 1995)

36

Ook de cameravoering is door de jaren heen veranderd. Er waren meer camera’s in de studio aanwezig in vergelijking met de studio van NOS LAAT, hierdoor kon het beeld van de presentator vanuit meerdere hoeken gefilmd worden. De reportages waren minder statig en meer op een filmische manier gemaakt.

Er is één moment geweest dat het format van NOVA dreigde te veranderen. Dit was onder leiding van de net aangetreden hoofdredacteur Rik Rensen. Carel Kuyl: “Rik vond dat het roer radicaal moest worden omgeslagen, hij ging ook morrelen aan de formule. Door ongelukkig opereren op verschillende niveaus is dat niet goed gegaan. Hij had de NOS en de VARA van zich vervreemd wat niet verstandig was. Hij wilde te snel te veel en ook met de redactie zelf raakt hij in onmin, dus die heeft het nog geen jaar vol gehouden. Ik was toen zijn baas, toen moest ik wel ingrijpen. We zijn terug gegaan naar de basis. In de onderstaande tabel een schematische van een gemiddelde NOVA uitzending: Onderdeel Tijd Leader: wereldbol drijvend in het water met een lichtgevende ster 0:10 Opening duo presentatie + Kort intro onderwerpen van die uitzending 1:30 NOVA Onderwerp 1: Introductie presentator 1 + aankondiging repo presentator 2 7:00 NOVA Onderwerp 1: Studiogesprek (heel dicht op elkaar aan tafel) + tweede repo 8:30 NOVA Onderwerp 2: Introductie presentator 1 opgevolgd door presentator 2 8:00 Leader Den Haag Vandaag 0:10 Onderwerpen 1+2 Den Haag Vandaag: Presentatie vanuit Den Haag 12:00 NOVA Onderwerp : introductie presentator 1 + aankondiging presentator 2 6:00 Afsluiting + leader 0:10 TOTAAL 45:00

5.1.3 Nieuwsuur Nieuwsuur is een samenvoeging geweest van het late NOS journaal, NOVA en het late Sportjournaal. Deze drie onderdelen zijn duidelijk te zien in het huidige format van Nieuwsuur. Het programma is in drie onderdelen opgedeeld en ook aan de presentatietafel zitten drie presentatoren. De Nieuwslezer presenteert het eerste nieuwsdeel van het programma, vervolgens presenteert de Nieuwsuurpresentator het achtergrondgedeelte. Tot slot neemt de sportpresentator het sportgedeelte voor zijn rekening. Aan het begin van het programma zitten alle drie anchors aan de presentatietafel, als het achtergrondgedeelte begint zit alleen de Nieuwsuuranchor aan tafel. Na dit gedeelte schuiven zowel de Nieuwsanchor als de sportanchor weer aan.

37

De cameravoering van Nieuwsuur is dynamisch. Wanneer de Nieuwsuuranchor een onderwerp introduceert zoomt de camera, vanuit een totaal studiobeeld, met een draaiende beweging naar de anchor toe. Tijdens kruisgesprekken klapt er een scherm, als een robotarm, omhoog en verschijnt op dat scherm degene waarmee het gesprek gevoerd gaat worden.

In de onderstaande tabel een schematische weergave van een gemiddelde Nieuwsuur uitzending: Onderdeel Tijd Leader 0:10 Opening presentator + Kort intro onderwerpen van die uitzending (NU anchor) 0:40 Nieuws door NOS anchor - 3 onderwerpen van 1:00 of 1:30 4:00 - Korte 4 x 0:30 sec nieuws onderwerpen beeld met voice-over 2:00 - 1 onderwerp van 1:30 1:30 Achtergrond door NU anchor NU Onderwerp 1 9:00 - Introductie: de camera richting de presentator inzoomt door de studio - Reportage over onderwerp 1 + Studiogesprek /Kruisgesprek Vooruitblik Nieuwsuur: zo meteen in Nieuwuur + reportage beeld + voice-over 0:15 Onderwerp 2 9:00 - Introductie: de camera richting de presentator inzoomt door de studio - Reportage over onderwerp 2+ aanvullend studiogesprek/kruisgesprek Vooruitblik Sport: zo meteen in Nieuwsuur + reportage beeld + voice-over 0:15 Onderwerp 3: - Introductie: de camera richting de presentator inzoomt door de studio 5:30 - Reportage over onderwerp 3 + Studiogesprek /Kruisgesprek Onderwerp 4: - Introductie: de camera richting de presentator inzoomt door de studio 6:00 - Reportage over onderwerp 4 + Studiogesprek /Kruisgesprek Sport door Sport anchor Sportonderwerp 1: Laatste sportnieuws 3:30 Sportonderwerp 2: Sportreportage 5:00 Terugblik op het laatste nieuw NOS anchor 1:30 Afsluiting + leader 0:15 TOTAAL 50:00

38

5.1.4 Ontwikkelingen en veranderingen Als de drie formats met elkaar worden vergeleken zijn er in de kern van de formule weinig verschillen te ontdekken. Alle drie programma’s bestaan uit reportages en studio- en kruisgesprekken waarbij actuele onderwerpen geduid worden. Wat op valt is dat door de jaren heen zowel de decors als de cameravoering veranderd is. Tegelijkertijd is ook daarvan de kern in principe niet veranderd.

Van begin af aan bestond het decor uit een tafel met hieraan een presentator. Voor studiogesprekken schoven betrokken personen aan, deze zaten er slechts tijdens één specifiek onderwerp bij. Vanaf het moment dat de techniek zover ontwikkeld was, werden flatscreen schermen aan het decor toegevoegd. Op deze schermen wordt beeld, in de vorm van foto’s, getoond van bijbehorende onderwerpen.

Geconcludeerd kan worden dat de kern van het format van de drie programma’s NOS LAAT, NOVA en Nieuwsuur hetzelfde is gebleven en dat door technische ontwikkelingen er een steeds dynamischer decor en cameravoering is ontstaan. Daarmee kan tevens gesteld worden dat het daadwerkelijk om een overgang gaat tussen de rubrieken. Deze conclusie kan getrokken worden omdat het bestaande format, om het plat te zeggen, niet in de prullenbak is gegooid en de programmamakers volledig ook niet opnieuw zijn begonnen met het bedenken van een format. Ad van Liempt beaamt deze conclusie in het boekje dat hij schreef voor zijn vertrek bij NOVA: ‘Toen ik in 1999 vertrok, analyseerde ik zeven jaar NOVA aan de hand van een uitzending per jaar. Het programma bleek al die jaren nauwelijks veranderd. Het enige wat veranderde, was de omgeving. Alle programma's die na de start van NOVA verschenen, waren lichter en luchtiger van aard geweest.'

Uit de bovenstaande analyse blijkt dat de formats voor het grootste deel niet van elkaar verschillen. Wat er tussen de rubrieken wel veranderd behelst onder andere de naam en de omroepen die de rubrieken maakten. Als tweede is de presentatie een aantal keer gewijzigd. Vooral bij NOVA was dat het geval, dit valt te wijden aan de achttien jaar dat NOVA bestaan heeft. En bij Nieuwsuur zijn er zelfs drie anchors. Tot slot heeft van Liempt gelijk wat betreft het steeds lichter worden van de studio’s.

39

5.2 Reconstructie 1988 – 2014 In vorige paragraaf is aangetoond hoe het format van NOS Laat, naar NOVA naar Nieuwsuur, veranderde in verloop van tijd. In deze paragraaf wordt bekeken welke factoren van invloed zijn geweest op deze formatveranderingen, zowel wat betreft daadwerkelijke wijzigingen, maar ook wat betreft elementen die blijkbaar onaangetast bleven. Aan de hand van methode van Prenger (2014), wordt middels interviews en archiefdocumenten achterhaald welke van de 5 factoren invloed hebben gehad op de formattransformatie. Daarnaast wordt de volgorde bepaald van de factoren in mate van invloed.

5.2.1 NOS LAAT

5.2.1.1 Journalistieke landschap Een van de oorzaken dat het journalistieke landschap op de Nederlandse televisie in 1989 veranderde was de komst van zowel de eerste commerciële televisiezender als het derde net op de publieke televisie. Met de komst van dit derde net kwam er ruimte vrij voor de duidingsrubriek van de NOS. Deze duidingsrubriek, genaamd NOS LAAT, is volgens Ad van Liempt van grote invloed geweest op de verandering van in de televisiejournalistiek. NOS LAAT was namelijk de eerste neutrale en dagelijkse actualiteitenrubriek in Nederland. ‘In vergelijking met onze buurlanden waren wij aan de late kant’, aldus Van Liempt: “In Engeland bestond Newsnight toen al jaren. En ook in Duitsland was het door het omroepsysteem makkelijker, daar had je het ZDF waarbij je op een vast tijd een vast programma kreeg. Voor Nederlands was het eigenlijk wel al heel lang nodig zo’n actualiteitenrubriek, omdat de nieuwsomroepen het eigenlijk wel verdienden. Ze hadden heel veel binnenlands en buitenlands nieuws, dat eigenlijk dagelijks van achtergrond zou moeten worden voorzien, en niet meer incidenteel.“

Tot die tijd bestond het journalistieke landschap op de televisie in Nederland uit het dagelijkse NOS journaal, waarbij het journaal wel de continuïteitsfactor bezat, maar deze slechts in de eerste lijn van het nieuws was. Daarnaast hadden de geprofileerde omroepen eigen actualiteitenrubrieken die één of twee keer per week uitgezonden. Ad van Liempt: “Eigenlijk belichaamt NOS LAAT de overgang van Nederlandse televisie van incidenteel naar structureel. Eerst had je op dinsdag de AVRO, op donderdag de VARA en op vrijdag de EO met hun achtergrondrubriek. Zij zonden allemaal één keer in de week uit met hun eigen richting en met het onvermogen

40

om te reageren op het nieuws van die dag zelf. Ze waren allemaal bezig met de uitzending van die week, of die week erna. Maar niemand met vandaag. Dat verschijnsel leidde tot hele matige achtergrondrubrieken.”

De komst van commerciële televisie zorgde in het begin wel voor enige concurrentie qua kijkaanbod, maar op journalistiek gebied heeft het niet voor veel concurrentie gezorgd. Volgens Carel Kuyl bestond de concurrentie voor NOS LAAT slechts uit een paar verschillende actualiteitenrubrieken die op dezelfde onderwerpen konden zitten; Carel Kuyl: “Die lieten wij vrij snel al achter ons, gewoon omdat wij veel beter in staat waren, door de inrichting van de redactie en de verbondenheid met NOS nieuws, om dagelijks te berichten. Doordat wij er ook dagelijks waren op een vast tijdstip hadden wij een enorm voordeel. Met name de val van de muur [in 1989], er is geen enkele rubriek geweest die daar zo nauw op zat.

5.2.1.2 Publieke verwachtingen Voor veel mensen is televisie een van de belangrijkste informatiebronnen, in 1989 werd op de publieke televisie zo’n 6,5 uur aan informatieve televisie aangeboden (Prenger, 1997). Toen NOS LAAT in 1989 startte vielen de kijkcijfers in eerste instantie tegen, een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat op diezelfde dag ook de eerste commerciële zender van Nederland de lucht in ging. Ad van Liempt: “Die eerste paar maanden, keek er alleen geen hond. Want we waren onbekend, en mensen waren het niet gewend.

Vanaf augustus 1990 zou alles veranderen. Als gevolg van de actualiteiten werd NOS LAAT een gevestigde rubriek. Op 3 augustus, midden in de zomer, viel Saddam Hoessein namelijk Koeweit binnen. Andere actualiteitenrubrieken hadden een zomerprogrammering voorbereid en hadden niet het vermogen om te reageren op deze actualiteit. NOS LAAT zette zich 24 uur per dag in om continu verslag te doen van een dreigende derde wereldoorlog. Ad van Liempt: “Op doordeweekse dagen schoten de kijkcijfers boven de miljoen. En opeens begonnen de kranten te schrijven, ‘als je wil weten wat er gebeurde, je naar NOS LAAT moest kijken’. Vanaf toen waren we gevestigd, en wilden ook alle grote jongens bij ons komen.

Uit kijkonderzoek bleek dat het publiek zowel inhoud als presentatie waardeerde met gemiddeld een zeven, ook werd de NOS LAAT interessant en objectief gevonden. Een reactie van een kijker.

41

“Naast het belichten van achtergronden duidt de rubriek ook 'oorzaken en gevolgen', en dat alles in de vorm van een magazine 'waarin verbanden, overeenkomsten en verschillen tussen de diverse onderwerpen aan de orde kunnen komen.” Ook de recensies in de kranten waren in die periode één en al lof: NRC Handelsblad 9 november 1990 Het is prettig dat NOS LAAT zich ontwikkelt tot een kwaliteitsrubriek. Een goede dagelijkse achtergrondrubriek die niet, net als het Journaal, per se de aandacht van jan en alleman wil vasthouden en zichzelf verplicht om alles in het keurslijf van de grote simpelheid te duwen zodat tante Truus uit Appelscha het ook begrijpt. Een rubriek die kiest voor niveau en vrij is van alle trendy flauwekul waarmee de opiniepers de afgelopen jaren probeerde haar ondergang te versnellen en die nu de een groot deel van de bijlagen van de kranten vult. Tegen over de supersnel tot clichés verslijtende leuke pennetjes, stelt de redactie van NOS LAAT een aanpak die afwisselend is, van creativiteit getuigt en laat zien dat er heel wat meer journalistiek mogelijkheden zijn dat het interview en de reportage. De opzet van het debat over de Golf-crisis gisteravond tussen Hans Gruijters ('Amerika kenner') en Bertus Hendriks (wereldomroep) was een mooi voorbeeld van hoe een gesprek tussen twee saaie mannen met eenvoudige middelen tot leven kan worden gewekt. NOS LAAT heeft voorlopig geen behoefte aan curiosa en andere flauwekul. Er wordt serieuze journalistiek bedreven en dat is te schaars op de vaderlandse televisie om het door nonsens te laten verzieken.

De enige kritische noot uit het kijkonderzoek de raakte de plaats van Den Haag Vandaag binnen het format. Veel kijkers zouden ook graag zien dat als het politieke nieuws belangrijk was, dat in het begin van de uitzending werd gebracht. Volgens Van Liempt was de samenwerking met Den Haag Vandaag echter lastig en stug. “Zij hadden in onze uitzending een vast kwartier geclaimd, dat zat midden in de uitzending. De uitzending begon om tien uur en om twintig over tien schakelden we over naar Den Haag. Ook al was er die dag geen nieuws, er werd vijftien minuten gevuld, dit leidde ertoe dat ze soms langdradig waren.”

5.2.1.3 Techniek Zoals mediahistoricus Mirjam Prenger in haar proefschrift schrijft, zou er zonder technologie geen televisie-uitzending mogelijk zijn en zouden er ook geen opnames met camera’s gemaakt kunnen worden om dit vervolgens uit te zenden. Bij de vraag of de innovatie in de techniek een belangrijke

42 rol heeft gespeeld bij het ontstaan van NOS LAAT wordt wisselend geantwoord door de geïnterviewde personen. Volgens Ad van Liempt heeft techniek enorme invloed gekregen in de snelheid van het nieuws, bijvoorbeeld in de vorm van live gaan. Ad van Liempt: “Op een gegeven moment konden we verbindingen doorzetten van bijvoorbeeld CNN. Dat heb ik eigenlijk eerst afgekeken van CNN, hoe zij dat daar deden.”

Techniek maakt vooral mogelijk, maar is volgens de geïnterviewde personen niet van grote invloed geweest op de totstandkoming van NOS LAAT. Volgens Carel Kuyl gaat het bij de ontwikkeling van die rubrieken om een samenhang met de ontwikkelingen van de techniek. Waarbij andere factoren meer invloed hebben op het ontstaan van een actualiteitenrubriek en daarbij dan de nieuwste technische mogelijkheden gebruikt worden.

5.2.1.4 Journalisten en programmamakers Zowel Ad van Liempt als Tom Kamlag als Carel Kuyl zijn er van overtuigd dat NOS LAAT door journalisten en programmamakers bedacht is. Op de vraag waarom er eigenlijk een NOS LAAT moest komen, antwoord Carel Kuyl als volgt: Carel Kuyl: “Omdat wij het tijd vonden, zoiets bestond nog niet. Het was een intern geboren idee, er vielen allerlei dingen op zijn plek. Er liepen mensen al langer mee rond. Eigenlijk waren we, Tom Kamlag, Ad van Liempt, Piet van Asseldonk en ik, een viermanschap. Met dit viermanschap hebben we vorm gegeven aan NOS LAAT.

Een dagelijkse actualiteitenrubriek was dus destijds nieuw voor het Nederlandse medialandschap, Toen het omroepbestuur groen licht had gegeven, kregen Kuyl, Kamlag, Van Asseldonk en Van Liempt de opdracht om het programma voor te bereiden, vorm te geven en een redactie op te zetten. Kamlag zou hoofdredacteur worden, Van Asseldonk, Kuyl en Van Liempt deden de eindredactie. De inspiratie voor de daadwerkelijke invulling werd onder andere opgedaan door andere programma’s zoals het Britse Newsnight. Tom Kamlag: “Newsnight was voor, weldenkend Nederland, de topstandaard” Mensen hebben altijd gezegd Newsnight is veel beter dan wat wij in Nederland hebben. Dus dat zette voor ons wel een beetje de standaard voor NOS LAAT. Toen zijn Ad van Liempt, Carel Kuyl en ik op werkbezoek geweest bij het Britse Newsnight. Dat is eigenlijk de lakmoesproef van het succes van NOS LAAT. “

43

Men zou het aan het toeval kunnen toeschrijven, maar op de dag dat dit drietal rondneusde op de redactie van Newsnight kwam anderhalf uur voor de uitzending het bericht dat er een nucleaire Russische onderzeeër aan het zinken was in de Oostzee. Het gevolg was dat de geplande uitzending volledig omgegooid werd. Carel Kuyl: “Toen dat gebeurde keken wij elkaar ongelovig aan en zeiden: ‘Dat gaan wij natuurlijk nooit doen’. Maar de geschiedenis schrijft zich, want een maand nadat wij waren begonnen viel de muur, en wij waren natuurlijk de actualiteitenrubriek dus gooiden we de hele uitzending om.

Na de dag op de redactie van Newsnight, werd er verder gebrainstormd de lobby van hun hotel. Terug in , kon de formatie van de redactie beginnen. Deze zou, net zoals bij het Journaal en Newsnight, uit een aantal zogenaamde zuilen bestaan. De vijf programma’s die werd opgeheven om NOS LAAT te realiseren waren deels basis voor de zuilenindeling. Zo was er een binnenlandzuil, een buitenlandzuil, een cultuur en een wetenschapszuil. De lastminute zuil was de vijfde, deze was afgekeken van het Journaal en Newsnight. Ad van Liempt: “Toen we dat daar gezien hadden, besloten we dat we dat wij dat ook moesten hebben. Dit programma moest zich onderscheiden van wat er tot dan toe gemaakt was. Zo probeerden we de poortwachtersfunctie op alle deelgebieden waar te maken.“ Volgens Tom Kamlag zijn veel van de deelredacties 1 op 1 overgestapt vanuit de opgeheven programma’s. Een voordeel hiervan was dat alle redacteurs expertise bezaten vanuit de programma’s die werden opgeheven. Verder heeft Kamlag de redactie tot een totaal gebracht met een aantal mensen van het Journaal die meer achtergrond zochten. Tom Kamlag: “Nadat we ze allemaal bij elkaar hadden gesprokkeld, hebben we een maand van te voren de redactie bij elkaar geroepen, afspraken gemaakt, elkaar leren kennen en een paar proefuitzendingen gemaakt. De regisseur, die van studiosport was gehaald, heeft de vormgeving ontwikkeld en er voor gezorgd dat het nieuwe decor en studio er piekfijn uitzagen.”

Omdat delen van de samengestelde redactie elkaar kenden en iedereen enthousiast was om aan het programma te werken, zorgde dit volgens Kuyl tot een goede dynamiek op de vloer.

44

5.2.1.5 Institutionele context De NOS is de taakomroep van het Nederlandse publieke televisiebestel, dit houdt in dat de NOS de taak heeft het media-aanbod voor de landelijke publieke mediadienst te verzorgen op het gebied van nieuws, sport en evenementen dat zich bij uitstek leent voor gezamenlijke verzorging. Volgens Ad van Liempt was het een permanente oorlog tussen de omroepen en de NOS. Er werd altijd benadrukt dat de NOS een aanvullende taak had en dingen moesten doen die de omroepen niet deden.

In het voorjaar van 1989 gaf het toenmalige NOS-bestuur, dat bestond uit afgevaardigden van alle omroeporganisaties, het groene licht voor NOS-Laat. Het idee bestond bij de journalisten en programmamakers al langer. De reden dat het niet eerder gerealiseerd kon worden was enerzijds simpelweg omdat er geen ruimte was in de programmering. Door de komst van een derde net was er ruimte ontstaan. Het NOS-bestuur stemde in met het voorstel om vijf minder goed lopende programma’s, te fuseren tot een nieuwe dagelijkse duidingsrubriek. Deze vijf programma’s waren de buitenland-rubriek Panoramiek, de kunstrubriek ‘Horizon’, het consumentenprogramma ‘Voor niks gaat de zon op’, het nieuwsprogramma voor jongeren ‘Nieuwsspits’ en de talkshow TV3. Anderzijds had de NOS het nog niet eerder voor elkaar gekregen omdat in die tijd alleen de geprofileerde omroepen actualiteitenrubrieken maakten, met een eigen richting. Omdat de NOS neutraal moest zijn werd, door de omroepbestuurders eerst niet goedgekeurd dat NOS LAAT een actualiteitenrubriek zou worden. Actualiteitenrubrieken werden destijds alleen door de geprofileerde omroeporganisaties gemaakt en deze omroepen gaven duiding vanuit een bepaalde ideologie. Het beeld dat er van een actualiteitenrubriek bestond was verre van neutraal. Toenmalig directeur van de NOS, Ed van Westerloo, en programmacommissaris Albert van den Heuvel hebben dit toen op een doordachte manier opgelost, waardoor het NOS-bestuur wel in moest stemmen met het plan. Ad van Liempt: “In de periode met de opening van het derde net kreeg men de kans om voor het, eerder bedachte, plan een inhoudelijk voorstel te doen. Ed van Westerloo (toenmalig directeur van de NOS) en Albert van den Heuvel (toenmalig programmacommissaris) hebben toen samen bedacht hoe ze dat zouden aanpakken. Het sleutelwoord wat zij daarbij gebruikten was een ‘duidingsrubriek’. De NOS moest natuurlijk neutraal zijn, en in de ogen van de omroep was een actualiteitenrubriek geprofileerd. Dus gebruikten Van Westerloo en Van den Heuvel het woord duiding, dat wees wel op neutraliteit. Het werd geen

45

actualiteitenrubriek, maar een ‘duidingsrubriek’. Het is een geweldig woord, want het zegt helemaal niks, maar was wel de oplossing. De oplossing zit hem in de nietszeggende woorden die doorslaggevend waren.”

Toen het bestuur eindelijk toestemming had gegeven voor dit programma, kregen Ad van Liempt, Carel Kuyl en Tom Kamlag de opdracht om het programma vorm te geven met een bepaald budget. Ondertussen werden ze nauwlettend in de gaten gehouden door het NOS-bestuur. Tom Kamlag: “In de wandelgangen werden Ad en ik gewaarschuwd door de programmacommissaris, die zei: ‘Denk erom dat jullie me niet in mijn hemd zetten, want ik wil niet dat jullie een actualiteitenrubriek gaan maken en ik me daarvoor moet gaan verantwoorden.’”

Terwijl Kamlag, Kuyl en Van Liempt bezig waren met het programma voor te bereiden werd het budget, van boven af, met 20 procent verlaagd. Dit betekende dat de ideeën die er waren qua reportages en cameragebruik, plotseling weer op de schop moesten. Deze bezuiniging heeft er voor gezorgd dat er studiogesprekken in NOS LAAT zouden komen, dit koste niet zoveel geld. Volgens Carel Kuyl werd NOS LAAT nauwlettend in de gaten gehouden vanuit de geprofileerde actualiteitenrubrieken: “Die waren erg kien op de NOS dat ze niet een stap verder gingen, behalve de duidingsrubriek.” Toen NOS LAAT eenmaal dat podium had gekregen, bleek dat het programma hun eigen onmisbaarheid ging creëren. Door steeds op hetzelfde tijdstip met dezelfde presentatoren aanwezig te zijn, zorgden NOS LAAT als enige voor continue achtergronden bij actualiteiten. Dit leidde tot hoge kijkcijfers.

5.2.2 NOVA De overgang van NOS LAAT naar NOVA kwam voort uit een idee vanuit de redactie. Dit idee was ontstaan na het uitbreken van de eerste Golfoorlog in 1991. Deze actualiteit zou door alle actualiteitenrubrieken afzonderlijk worden behandeld. Tom Kamlag vond dit een belachelijk idee en riep de actualiteitenchefs van de verschillende programma’s bij elkaar en pleitte voor een gezamenlijke behandeling. Tom Kamlag: “Op een gegeven moment zaten op de redactie van NOS LAAT medewerkers van alle actualiteitenrubrieken, die draaiden allemaal hun wisseldiensten. We hebben, toen de oorlog afliep, tegen elkaar gezegd als we ooit zouden moeten samenwerken als actualiteitenrubriek dan zou dat met

46

Nieuwslijn(Veronica) en/of met Achter het Nieuws(VARA) zijn. Dat waren de mensen met wie wij het beste hadden samengewerkt.”

Kort na het einde van de Eerst Golfoorlog werd vanuit het NOS-bestuur medegedeeld dat, met de ingang van de nieuwe programmering, de VARA naar Nederland 3 zou verhuizen en samen met de NOS op één net zou komen.

5.2.2.1 Institutionele context In de Pinkster-notitie van PvdA-minister D’Ancona van het kabinet Lubbers III (6 juni 1991) werd de scheiding tussen de commerciële en publieke omroep benadrukt. Voor de publieke omroep gold dat er meer samengewerkt moest worden per net. Ook ontstonden plannen om een concessiesysteem koppelen aan de samenwerking, dit zou inhouden dat omroepen voor een bepaalde tijd moesten samenwerken. Dit was de uitkomst van een onderzoek dat McKinsey, in opdracht van de Minister, uitgevoerd had over hoe de positie van de publieke omroep te versterken. De omroepen mochten een voorstel doen voor een nieuwe zenderindeling. Er barstte een discussie los over wat de juiste indeling zou kunnen zijn. Bij het eerste voorstel ging de EO met de hakken in het zand staan. Er diende een alternatief plan voorgesteld te worden. Dit alternatieve werd in maart 1992 ingediend. De omroepen stemden met grote meerderheid een nieuwe indeling van de televisiezenders. Er werd besloten dat VARA en de VPRO samen met de NOS op Nederland 3 geplaatst zou worden. De EO zou samen met de TROS en Veronica op Nederland 2 plaatsnemen en de bestaande combinatie AVRO, KRO en NCRV op Nederland 1 bleef intact.

Het toenmalige besturen van beide omroepen stonden in eerste instantie zeer sceptisch tegenover het voorstel dat vanuit de journalisten en programmamakers kwam om de actualiteitenrubrieken Achter het Nieuws(VARA) en NOS-LAAT(NOS) te fuseren. Ad van Liempt: “Er was weerstand van de directie, van de NOS en de VARA. Die stonden helemaal niet te springen om het programma, ze hadden de vrees om de greep op het programma te verliezen, het werd gedeeld. En ze zagen politieke consequenties omdat de VARA een sociaal democratische omroep was en de NOS een neutrale omroep.”

Na enige tegenspraak werden beide directies overtuigd. In de navraag bij het Commissariaat voor de Media werd vastgesteld dat de onafhankelijkheid van de NOS niet in het geding zou komen

47 wanneer ze met de geprofileerde VARA zouden samenwerken. Volgens Tom Kamlag, de eerste hoofdredacteur van NOVA, was het doorslaggevende argument simpelweg dat het goedkoper was: Tom Kamlag: Het was namelijk niet zo dat er twee budgetten bij elkaar werden gevoegd. Nee, door bezuinigingen kreeg de NOS 10 miljoen minder te besteden, we kregen een nieuw budget en daar was goed mee rond te komen.

5.2.2.2 Journalisten en programmamakers Doordat, in 1991, de VARA naar Nederland 3 zou verhuizen dreigde NOS LAAT een uitzending kwijt te raken aan de actualiteitenrubriek Achter het Nieuws. Vanuit de vloer ontstond er hevig verzet, uiteindelijk is het idee dat jaar door het NOS-bestuur opzij geschoven. Door Ad van Liempt en Paul Witteman werd toen afgesproken dat als zoiets weer zou dreigen NOS LAAT en Achter het Nieuws bij elkaar zou gaan zitten om een evenwichtig plan te maken. Een jaar later, in 1992, werd het plan doorgezet. De VARA zou officieel naar Nederland 3 verhuizen. Tom Kamlag: Paul Witteman, Rob de Lange, Ad en ik zijn in Spandershoeve bij elkaar gekomen en een plan te maken om NOS LAAT met Achter het Nieuws te fuseren. Dat is een moeilijke strijd geweest. Bij de NOS wilden ze het niet, want een neutrale NOS in samenwerking met het rode VARA dat kon niet. En de VARA- bazen waren ze bang dat hun aandeel/profiel ondergesneeuwd zou raken door hun minderheidspositie.

De afspraak werd gemaakt dat het nieuwe programma zo dicht mogelijk tegen het nieuws zou zitten en zoveel mogelijk de achtergronden van het nieuws zou laten zien. Door middel van de juiste argumenten is het de hoofdredactie van beide programma’s gelukt om het voorstel er door te krijgen bij de omroepbestuurders. Eén actualiteitenrubriek was natuurlijk goedkoper dan twee en het voordeel bleef dat er dagelijks kon worden uitgezonden (Galan,2005). Ad van Liempt: “De NOS en de VARA directie zijn gezwicht voor de inhoudelijke argumenten. Wat was het nou voor verspilling om op 1 net met twee rubrieken elkaar te beconcurreren terwijl de werkvloer liever wilde fuseren. Ik vind dat een voorbeeld van een geslaagde fusie. “

Het nieuwe programma ging NOVA heten. De naam is vanuit de redactie ontstaan middels een prijsvraag. NOVA is het Latijnse woord voor ‘nieuws’, maar ook een samenvoeging van NOS en VARA. De hoofdredactie ging bestaan uit hoofdredacteur Tom Kamlag (NOS) en Paul Witteman (VARA) en Ad van Liempt (NOS) als eindredactie.

48

Twee bloedgroepen in één NOVA NOS LAAT bestond uit een vrij kleine redactie. Dit waren voornamelijk bureauredacteuren en een aantal verslaggevers. De redactie werd getypeerd door een zachtere cultuur. Bij Achter het Nieuws werkten vooral verslaggevers die hun eigen onderzoeken deden en reportages maakten. De cultuur die op de Achter het Nieuws-redactie heerste werd als harder omschreven, meer een vechtcultuur. Door de samenvoeging van deze twee redacties ontstond er volgens Van Liempt een soort paradijssituatie waarin sterke bureauredacteuren goed konden samenwerken met vlotte verslaggevers. Volgens Jan van Loenen, Achter het nieuws-redacteur, waren de NOS mensen wat intellectueler en rustiger. Waar aan de andere kant VARA-mensen aan de ordinaire kant waren en meer gefocust waren wat de kijkers wilden. Carel Kuyl: Dat cultuur verschil leidde er gek genoeg ook toe dat mensen van de VARA zich snel thuis voelden in de wat zachtere cultuur van NOS LAAT en dat het ook wel goed was dat de mensen van de wat zachtere cultuur iets meer werden aangesproken en peper in hun reet kregen. Dat ging heel snel, organisch en makkelijk. Je ontmoette elkaar in je journalistieke werk, en geholpen door de actualiteit die ons nooit in de steek heeft gelaten al die jaren.

Ad van Liempt had voor NOVA een redactiestatuut opgesteld, dit was nodig om de neutraliteit en objectiviteit van NOVA te garanderen. Het ingewikkelde was namelijk dat de concessie van de omroep, in dit geval de VARA en de NOS, aan het bestuur werd verleend en niet aan het programma. In de statuten is toen opgenomen dat NOVA een programma zou worden dat aan waarheidsbevinding zou doen op een neutrale en objectieve manier. Dit vonden de VARA- journalisten geen probleem, al probeerden de VARA-bazen hier en daar nog wel de VARA kleur er door te krijgen: Joost Oranje: Toen ik voor NOVA werkte hadden we, als VARA-clubje, één keer in de vier maanden een brainstormsessie bij VARA-bazen Vera Keur of Marcel van Dam thuis. We praatten dan over ‘wat is de VARA?’, en de ‘welke inbreng heeft VARA in NOVA’. Vanuit doe sessies kwamen er dan bepaalde onderwerp die door ons dan op de agenda werden gezet. Maar als het dan in de vergadering aan de orde kwam lukte het de ene keer wel en de andere keer niet. Daar waren we ook niet rouwig om.

49

Ook volgens Kamlag was er niet echt sprake van een bloedgroepenstrijd. Het enige dat, volgens hem, bij NOVA een rol speelde en wat tot een licht scheiding der geest leidde was de actualiteit vs. de achtergrond. Dit verwijst naar het feit dat sommige journalisten het liefst op de last minute-redactie werken en anderen liever diepere en lange termijn achtergronden onderzochten.

5.2.2.3 Publieke verwachtingen Uit kijkcijfers bleek dat NOVA het eerste seizoen gemiddeld 805 duizend kijkers had en het tweede seizoen 850 duizend. Na de start van de rubriek wist NOVA al snel een goede naam te vestigen; na een jaar kreeg het programma een gemiddelde waardering van 7,9. NOVA werd in die tijd geroemd om haar objectiviteit. Volgens 49 procent van de ondervraagden, in een Kijk- en Luisteronderzoek van de NOS en VARA, was het programma een verbetering tegenover Achter het Nieuws; slechts zeven procent vond het een verslechtering. Ondanks het gunstige imago van NOVA scoorde de rubriek een aantal jaar later, 1996, minder goed in vergelijking met eenzelfde onderzoek uit 1993. Ook beoordelen kijkers NOVA iets minder vaak als 'zeer betrouwbaar'. In 1993 kwalificeerde 80 procent van de kijkers NOVA als zeer betrouwbaar, dat percentage was in 1996 gedaald tot 75 procent. Toch bleef NOVA de beste actualiteitenrubriek. Uit een recensie in de Volkskrant (23 mei 1996): De Nederlandse kijker vindt NOVA de beste actualiteitenrubriek. Het VARA/NPS-programma krijgt een waardering van 7,7. Dat blijkt uit een onlangs uitgevoerd onderzoek van de Dienst Kijk- en Luisteronderzoek van de NOS. Van de Nederlanders van vijftien jaar en ouder zegt 43 procent vaak naar NOVA te kijken. Ook op dat punt scoort het actualiteitenprogramma beter dan de andere rubrieken uit dit genre. 2Vandaag komt op een tweede plaats met een kijkdichtheid van 28 procent en een waardering van 7,3. Op de vraag aan welk net de kijker de voorkeur geeft als hij informatie wil hebben over belangrijk nieuws, blijkt Nederland 3 (met NOVA) het hoogst te scoren: 48 procent. Nederland 1 trekt 19 procent, net een procent minder dan Nederland 2 (2Vandaag): 20 procent. Tot slot beoordeelt 38 procent van de kijkers NOVA als de meest spraakmakende rubriek, terwijl de rubrieken op Nederland 1 en 2 volgens 13 procent van de kijkers deze kwalificatie verdienen.

De eerste jaren na het millennium zijn een moeilijke tijd voor NOVA geweest. Volkskrant-redacteur Jean-Pierre Geelen bemerkte het volgende:

50

'NOVA is buitengewoon slapjes de laatste tijd', constateerde Jan Blokker vorige week nog in het VARA-magazine. Ook de kijker houdt het voor gezien: weliswaar is NOVA nog altijd goed voor een (niet gering) gemiddelde van 570 duizend kijkers per avond, maar de statistieken van de Dienst Kijk- en Luisteronderzoek (KLO) vertonen een gestaag dalende lijn. Alleen bij rampen als 'Volendam', 'Enschede' en de WTC-aanslagen schieten de cijfers onmiddellijk naar het miljoen.

Volgens het jaarverslag van de NPS was 2002 het meest turbulente jaar voor NOVA. Er ontstond onvrede over de samenstelling van het actuele deel van NOVA. De daling van zowel de kijkcijfers als het marktaandeel waren toen de aanleiding voor ingrijpende veranderingen. NOVA zou zich in de toekomst richten op een breed geïnteresseerd publiek: (NPS jaarverslag, 2002). De hoofdredactie koos voor een nieuwe visie met de volgende formulering: “NOVA is een televisie-actualiteitenrubriek met als doel de actualiteit in binnen- en buitenland zodanig te belichten en van context en perspectief te voorzien, dat hij onmisbaar is voor de meningsvorming van zijn doelgroep, de mondige moderne burger. Binnen de verschuiving die plaatsvindt van informatie via tekst naar informatie via beeld, van folio naar video, wil NOVA de kwaliteitsrubriek zijn.”

Ook al was NOVA een vernieuwde weg ingeslagen, de kijkcijfers in de rest van het NOVA-bestaan werden nimmer meer zo hoog als de eerste twee seizoenen. Het publiek wist wel NOVA te vinden ten tijde van grote actualiteiten en rampen. Op zulke momenten schakelde iedereen over naar NOVA en stegen de kijkcijfers naar een miljoen.

5.2.2.4 Journalistieke landschap NOVA werd geprogrammeerd op Nederland 3, tussen het sportjournaal en het late journaal in, omringd door twee STER-reclameblokken tussen 22:00 – 22:50 uur. Toen NOVA in 1992 op de buis kwam bestond het journalistieke televisielandschap uit verschillende televisiezenders. Na enkele jaren kwamen er steeds neer actualiteitenrubrieken bij. Ad van Liempt: De eerste paar jaar hadden we dan ook nauwelijks concurrentie. Er waren dan ook geen concurrenten. Op een gegeven moment ging Ton Elias naar RTL en schreeuwde daar van de daken; ‘We gaan een programma maken waarmee we NOVA wegblazen, later deden dat meer. Dit heeft allemaal niet gewerkt.

51

In 1997 kwam RTL met RTL Actueel, de bedoeling was om het instituut NOVA aan te vallen. Of op zijn minst: NOVA aan het denken te zetten, kijkers weg te snoepen en de publieke omroep te treffen in het hart van een van zijn specifieke taken: het brengen van informatie en achtergronden bij het nieuws. Dit doel faalde jammerlijk, na enkele weken werd geconcludeerd dat RTL Actueel, dat 's avonds om half elf rechtstreeks tegenover NOVA werd uitgezonden, niet was geworden wat de bedenkers ervan zich ongetwijfeld hadden voorgesteld. Andere omroepen volgden het voorbeeld van NOVA en gingen samenwerken op de andere netten in de rubrieken 2Vandaag en Netwerk. In 1993 werden de actualiteitenprogramma's Aktua (TROS), Tijdsein (EO) en Nieuwslijn (Veronica) samengevoegd in een nieuwe formule: 2Vandaag. Drie jaar na 2Vandaag kwamen AVRO, KRO en NCRV met Netwerk: Carel Kuyl: Netwerk was altijd een goed bekeken rubriek, dagelijks ongeveer een miljoen kijkers. Ze hadden ook altijd een wat vettere toon, intern werd het ook wel een 'Vetwerk' genoemd. Ze waren veel minder analytisch dan NOVA, ze zochten een vettere variant en zetten de dingen wat meer aan, meer gemaakt op een wat groter publiek.

Eind jaren negentig daalden de kijkcijfers van NOVA. De talkshow Barend en van Dorp, uitgezonden bij RTL4, werd een geduchte concurrent. NOVA kreeg steeds vaker de klacht dat de rubriek te weinig liet zien wat er leefde in de samenleving (VARA archief). Ad van Liempt: Pas in 1998, met Barend en van Dorp op de buis, was er concurrentie. En net daarvoor was SBS met Hart van Nederland tegenover ons gaan zitten. En de kijkcijfers daalden. Op de redactie borrelde toen wel het idee van ‘moeten we niet meer die kant op?’’. Moeten we niet meer populairder, vox- pop. Toen hebben we het laten onderzoeken en toen bleek dat er iets heel grappigs aan de hand was met Hart van Nederland. Wat bleek nou, Hart van Nederland trok nieuwe kijkers, en niet de kijkers van NOVA maar juist de kijkers niet meer naar nieuws keken.

Concurrerende rubrieken hebben NOVA niet onberoerd gelaten. Volgens Van Asseldonk zijn er vaak discussies gevoerd over de noodzaak van en meer kijkersvriendelijke journalistiek. “Uiteindelijk was de conclusie dat NOVA zich toch liever identificeerde met analytisch, objectief en neutraal in plaats van begrippen als emotie-tv en sensatiezoekers (uit Glimmend Koper,2005).

52

5.2.2.5 Techniek Jan van Loenen zag vooral technische vooruitgang toen hij als Achter het Nieuws-redacteur bij NOVA kwam werken. Jan van Loenen: Het was super handig, we zaten hier in één gebouw waar je alles tot je beschikking had. Verbindingen en alle andere technische dingen van waarde, later computers en internet. Dat was hier gewoon, en dat was in mindere mate aanwezig op de Achter het Nieuws vloer. Het is allemaal onvergelijkbaar met Achter het Nieuws, dat was veel minder hightech dan de NOS.

Toch hebben volgens van Loenen technische ontwikkelingen niet veel invloed gehad op het daadwerkelijke ontstaan van NOVA. Ook Tom Kamlag beaamt dit: “Techniek zie ik niet zoals een factor die van invloed was op het ontstaan, het idee voor NOVA is echt ontstaan vanuit de programmamakers”.

5.2.3 Nieuwsuur In 2008 wilden de redacties van het Journaal (NOS), NOVA (NPS, VARA) en Den Haag Vandaag (NOS) de krachten bundelen in een onafhankelijk en neutraal nieuwsprogramma tussen tien en elf uur ’s avonds. Zonder onderbreking van een reclameblok. Het doel was om samen te werken in de buitenland- en onderzoeksjournalistiek. De overige omroepen (EO, AVRO, TROS, KRO en NCRV) klaagden bij de Raad van Bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) dat met een Nieuwsuur zij te veel concurrentie vreesden voor hun eigen actualiteitenprogramma's. Op basis hiervan schoot de NPO-baas, Henk Hagoort, het plan af.

De ruzie over het Nieuwsuur raakte de kern van het publieke bestel. Centraal stond het onderscheid tussen omroepverenigingen als de VARA en taakgebonden organisaties, zoals NOS en NPS. ‘Dat is de basis van ons publieke bestel’, aldus NPO-baas Hagoort in het NRC Handelsblad. ‘Dit onderscheid moet niet vertroebelen. Aan de ene kant maken omroepverenigingen programma’s met een uitgesproken profiel en aan de andere kant voeren neutrale organisaties als de NOS en NTR een objectieve taak uit.’ (NRC Handelsblad, 2008) Een neutraal Nieuwsuur ging lijnrecht in tegen de plannen van bestuursvoorzitter Henk Hagoort. Van de voormalige EO-directeur moesten actualiteitenrubrieken het nieuws veel meer kleuren. „Het mag allemaal wat kruidiger.” Hagoort stelde dat de drie rubrieken, NOVA, EenVandaag en Netwerk, „drie keer de Volkskrant” leken.

53

5.2.3.1 Institutionele context De komst van nieuwe rechtse omroepen PowNed en WNL vormden een aanleiding om vanaf september 2010 alles anders te doen. Met de nieuwe indeling van de programma's wilde de NPO ruimte creëren voor de nieuwe omroepen die in september 2010 tot het bestel zouden toetreden. Ook konden de omroepen volgens de NPO op deze manier meer hun eigen identiteit laten zien. Volgens Gerard Timmer, directeur televisie van de NPO, was het doel van de ingrijpende operatie het realiseren van een kwaliteitsverbetering. Timmer in het Algemeen Dagblad van 4 september 2010: “We constateerden een paar lacunes in de oude situatie: de financieel-economische berichtgeving, het buitenland, het bereik onder jongeren, Europa, onderzoeksjournalistiek, kruidige meningen. Als we daaraan werken, herkennen nog meer mensen zich in onze nieuws- en actualiteitenprogramma s en wordt de publieke omroep completer dan ooit.”

De leiding van de publieke televisienetten besloot vervolgens in 2010 om met de ingang van het nieuwe televisieseizoen te stoppen met de actualiteitenrubrieken NOVA (NPS/VARA) en Netwerk (EO/NCRV). In plaats van deze rubriek mocht eindelijk het eerder afgeschoten plan voor een Nieuwsuur uitgevoerd worden (NRC, 2010). Voor NOVA-hoofdredacteur Carel Kuyl ging op dat moment een langgekoesterde wens in vervulling, zo stelt hij in het NPS jaarverslag van 2010: “In een periode waarin omroepverenigingen zich steeds meer gaan profileren is de behoefte aan een dagelijks, onafhankelijk en onpartijdig nieuwsprogramma groot. Ik verwacht veel van de synergie tussen de redacties van NOS Nieuws, NOS Sport en Nieuwsuur op het scherm.” (NPS jaarverslag 2010)

Na het groene licht van het NPO-bestuur moest de NPS (nu NTR) in onderhandeling met de NOS over de precieze invulling van de nieuwe actualiteitenrubriek. Aan het Nieuwsuur dat we sinds 2010 kennen is volgens Joost Oranje duidelijk te zien dat het voortgevloeid is uit een compromis tussen NOS en NTR omroepbestuurders. Joost Oranje: “Die drie onderdelen sport, nieuws en achtergrond en de tafel met drie presentatoren. Dat is het gevolg van een omroepcompromis omdat de NOS graag zijn rol in wilde spelen, aan de tafel wilde zitten, en sport dit ook wilde. Uiteindelijk is er toen, omdat er tijdsdruk op stond, besloten om dat op deze

54

manier te doen. Om ze alle drie aan die tafel te zetten. Voor de rest was NOVA natuurlijk een beetje doorgezet.”

5.2.3.2 Journalisten en programmamakers De redactie van Nieuwsuur bleef grotendeels ongewijzigd. Enkele oorspronkelijke VARA- medewerkers kregen de keuze om zich aan te sluiten bij de nieuwe rubriek Uitgesproken van de VARA, de EO en WNL. Jan van Loenen: “De VARA heeft mij gevraagd of ik niet mee wilde, ze gingen namelijk Achter het Nieuws heroprichten. Dat heette Uitgesproken. Ik heb toen gezegd dat ik dat niet wilde omdat ik dat te veel terug in de tijd vond. Het zou een programma van één keer in de week worden en niet elke dag, ontzettend ouderwets. Het heeft uiteindelijk ook maar 1 seizoen gedraaid, dus dat werd niks.”

Vlak voor de aanvang van Nieuwsuur werden presentator Twan Huys en hoofdredacteur Carel Kuyl gevraagd waarin de rubriek zich zou onderscheiden van de andere actualiteitenrubrieken. Kuyl antwoorde dat Nieuwsuur zich zou onderscheiden door de inhoud vanwege het enorme correspondentennetwerk, de researchredactie en de Haagse redactie, deze capaciteiten bezaten de ander actualiteitenrubrieken volgens hem niet of in veel mindere mate. Twan Huys reageerde: Twan Huys: ,,Wij zijn onafhankelijk en neutraal. Misschien dat de VARA alleen vakbondsmensen en milieuclubs uitnodigt in hun nieuwe actualiteitenrubrieken. Bij ons komt ook de PVV aan bod. Dat verschil is duidelijk.''(ANP)

Volgens Joost Oranje, de huidige hoofdredacteur van Nieuwsuur, is het programma een verbeterde versie ten op zichtte van haar voorganger NOVA. “Toen maakten ze gewoon drie onderwerpjes, en dat was het. Terwijl wij nu met Nieuwsuur veel meer met buitenland-berichtgeving doen, samen met de NOS en samen met de correspondenten. Daarnaast is Den Haag natuurlijk eindelijk helemaal geïntegreerd.”

5.2.3.3 Journalistieke landschap Nieuwsuur, van de NPS en NOS werd met, ingang van het televisieseizoen 2010-2011, zes dagen per week geprogrammeerd tussen twee STER-blokken op Nederland 2. Door de weeks op werkdagen van 22:00- 22:55, en in het weekend met een kortere uitzending van 22:00-22:30. Tijdens de presentatie van de nieuwe programmering benadrukte Henk Hagoort, voorzitter van de NPO, dat de publieke omroepen zich in het nieuwe televisieseizoen nadrukkelijk moesten richten op nieuws,

55 opinie en achtergronden vanuit verschillende hoeken (ANP, 2010). Zo werd Nieuwsuur in het journalistieke landschap omringd door actualiteitenrubrieken als EenVandaag (AVROTROS), Altijd Wat (NCRV), Uitgesproken (VARA, EO, WNL) en kwam het nieuwe PowNews met een ‘eigenzinnige nieuwsrubriek die afweek van de traditionele agenda’. Naast deze rubrieken waren er ook veel talkshows zoals VARA’s De Wereld Draait Door, Pauw en Witteman, en later RTL’s Late Night. En ten slotte waren de bestaande wekelijkse rubrieken Zembla (VARA) en Brandpunt(KRO) ook nog onderdeel van het journalistieke landschap. Na twee succesvolle seizoenen werd Nieuwsuur, met de zondag erbij, uitgebreid in de programmering. Vanaf 2012 zend Nieuwsuur zeven dagen per week uit.

Volgens Joost Oranje moet het publiek, na het kijken van Nieuwsuur, op de hoogte zijn van zowel het nieuws van die dag als de daarbij horende achtergronden en duiding. Volgens Oranje levert dit een positie op waarmee Nieuwsuur zich in het hart van de taak van de Publieke Omroep bevindt. Joost Oranje: “Je ziet dat RTL en SBS geen Nieuwsuur maken, dat komt omdat het heel kostbaar is. Wij maken dit wel, en daarom is het belangrijk dat we dat goed doen. Onafhankelijk en evenwichtig. En we moeten er tevens voor zorgen dat we niet journalistiek uit de bocht vliegen.

Volgens Carel Kuyl vormen Zembla en Brandpunt geen concurrentie voor Nieuwsuur omdat zij ten eerste een andere soort journalistiek bedrijven en ten tweede wekelijks zijn en daarom niet heel erg dicht op de actualist zitten. Volgens Kuyl ligt de concurrentie van Nieuwsuur meer bij de gasten die avondrubrieken uit willen nodigen voor het onderwerp van die dag. Jan van Loenen denkt dat dit probleem wordt ondervangen doordat er op de Nieuwsuur-redactie om 8 uur ’s ochtends een last minute redacteur begint. Op deze manier probeert Nieuwsuur, volgens hem, de concurrentie voor te zijn. “Op deze manier, kun je om half negen al een ploeg wegsturen, zo ben je als eerste op een bepaalde locatie” aldus Van Loenen.

Carel Kuyl ziet ook concurrentie op een ander niveau in de vorm van de kijker. De gemiddelde Nieuwsuur-kijker is 59/60 en hoger opgeleid: Carel Kuyl: “Je moet oppassen dat je niet op een smeltende ijsschots gaat zitten, waarbij je nu nog kan zeggen dat de oudere Nederlander op dit moment nog een groeimarkt is maar dit op een gegeven moment zal omslaan.“

56

5.2.3.4 Publieke verwachtingen Uit onderzoek van de Publieke Omroep, over de nieuwe actualiteitenrubrieken van 2010, bleek dat Nieuwsuur in de eerste week van haar bestaan hoge kijkcijfers scoorde. Het mocht duidelijk dat het publiek nieuwsgierig was naar de nieuwe rubriek. Volkskrant recensie: ‘De prestigieuze opvolger van NOVA trok in de eerste week gemiddeld 835 duizend kijkers. Dat is aanzienlijk meer dan de voorganger, die in dezelfde week vorig jaar gemiddeld 490 duizend belangstellenden had. De nieuwe opzet voorziet in 'neutraal' nieuws naast geprofileerde rubrieken, onder meer van de nieuwe omroepen WNL en PowNed.’ Net als bij NOS LAAT en NOVA heeft volgens Kuyl het succes van Nieuwsuur te maken doordat ze mee konden liften op de actualiteiten: Carel Kuyl: Toen we begonnen had je de totstandkoming van het eerste kabinet gedoogkabinet van Rutte. De scheuring die toen ontstond in het CDA was natuurlijk bloedspannend. En dat is natuurlijk weer zo’n moment geweest zoals bij NOS LAAT de val van de muur[1989], bij NOVA de Golfoorlog[1992], waardoor je rubriek opeens een enorme lift krijgt en waardoor je gelijk gevestigd bent. Elke dag hadden we een miljoen kijkers. Wat dat betreft had Nieuwsuur dezelfde functie en aantrekkingskracht als NOS LAAT en NOVA. De kijkcijfers in de vier seizoen dat Nieuwsuur nu bestaat zijn weleens waar een beetje gezakt maar gemiddeld komen ze hoger uit dan zowel NOS LAAT als NOVA. Volgens Kijkonderzoek had Nieuwsuur in 2012 een gemiddelde van 724.000 kijkers per avond, dit zakt in 2013 naar 680.000. De cijfers van 2014 zijn nog niet bekend maar volgens Oranje zullen deze waarschijnlijk gemiddeld hoger zijn. “Er zijn veel grote actualiteiten geweest het afgelopen jaar, denk bijvoorbeeld aan de crisis op de Krim of de MH17-ramp. Net als met NOS LAAT en NOVA schakelen alle kijkers over naar Nieuwsuur bij grote gebeurtenissen. Het moeilijkste is, volgens Van Loenen, om een uitzending te maken op dagen dat er niks gebeurt. “Kijk, een ramp is vooral verwerking van wat er gebeurt, het is opnemen en verslag doen, het beeld stroomt dan toch wel binnen. Maar als er geen beeld binnenkomt, moet je het zelf gaan bedenken, en dat is de kunst. Dan moet je juist met interessante onderwerpen zorgen dat mensen toch gaan kijken en dwingend genoeg is om [het nieuws] te willen weten. Als dat lukt dan heb je bestaansrecht.”

57

5.2.3.5 Techniek Technologische ontwikkelingen hebben volgens Joost Oranje weinig invloed gehad op het ontstaan van Nieuwsuur. Volgens hem is dit meer een domein waar nog iets mee gedaan moet worden. “De digitale wereld heeft een groter terrein geboden voor Nieuwsuur, het brengt ons verder in het verspreiden van onze content. Op deze manier is het ook mogelijk om de jongere doelgroepen aan te spreken. Het zijn belangrijke kanalen aan het worden en hier moet op beleidsniveau ook rekening mee gehouden worden.” Aldus Oranje.

Over de toekomst van Nieuwsuur denkt Carel Kuyl dat we te maken gaan krijgen met een steeds ouder wordend publiek. Om dit te ondervangen zijn Nieuwsuur en andere televisieprogramma’s noodgedwongen om activiteiten steeds meer te verleggen naar online in plaats van dagelijkse actualiteiten rubriek. Joost Oranje is het hier mee eens: “Er moet goed verder nagedacht worden over het format in combinatie met het digitale platform. Dat betekent dat je heel goed moet kijken naar wat je in dat digitale domein doet, op alle mogelijke terreinen je aanwezig kunt zijn.”

58

6. Conclusie Doel van deze scriptie was te achterhalen welke factoren van invloed zijn geweest op de transformatie van de actualiteitenrubrieken NOS LAAT naar NOVA naar Nieuwsuur. Hypothese was daarbij dat de factor institutionele omgeving de meeste invloed zou hebben gehad, overeenkomend met de conclusie die Prenger (2014) in haar proefschrift heeft voltrokken.

Middels een literatuuronderzoek, archiefonderzoek, uitzending-analyse, en interviews is de data verzameld benodigd voor het beantwoorden van de gestelde onderzoeksvragen:

1. Welke factoren hebben bijgedragen aan de transformatie van de programmaformats van actualiteitenrubrieken NOS LAAT, naar NOVA, naar Nieuwsuur? 2. Klopt het dat de factor institutionele omgeving de meest toonaangevende invloed heeft gehad?

Om tot antwoord te komen op de eerste vraag diende eerst te worden onderzocht welke transformatie de programmaformats überhaupt had doorgemaakt. Aan de hand van een aselecte steekproef van vier afleveringen per programma werden de programmaformats bepaald. Vervolgens werden deze formats vergeleken en bekeken welke aspecten zijn gewijzigd en welke aspecten ongewijzigd zijn gebleven. Dit leidde tot drie sets aan formataspecten: een set van het ontstaan van NOS LAAT, een set van wijzigingen bij de overgang van NOS LAAT naar NOVA, en een set van wijzigingen van NOVA naar Nieuwsuur.

Resultaat van deze eerste analyse is dat de transformatie van het programmaformat niet heel omvangrijk was. Qua vorm wijzigde de naam, uitstraling, gebruikte techniek en cameravoering van het programma gedurende de twee laatste sets van transformatie. Anderzijds wijzigde niets aan de opstelling van de tafel met een of meerdere anchors en de techniek die daarachter was opgesteld. Qua programmaformule/invulling waren er wijzigingen te zien in het aantal onderwerpen, de lengte van onderwerpen en specifieke manier met betrekking tot focusitems, anderzijds bleef de hoofdopzet van het programma met twee tot drie inhoudelijke items, gastsprekers en het switchen van anchors per specifiek onderwerp nagenoeg onaangepast. Dit valt overigens te verwachten van een format waarvan bekend is dat het qua geschiedenis vloeiend is overgegaan van het ene, naar het tweede, naar het derde programma (NOS Laat, Nova, Nieuwsuur). Sterker nog, hiermee wordt min of meer bevestigd wat al was aangenomen: de kern van de formats is dermate hetzelfde gebleven

59 dat gesteld kan worden dat er inderdaad sprake is geweest van een transformatie van het format over drie programma’s.

Om te bepalen welke factoren van invloed waren op enerzijds het vasthouden aan dit kernformat en anderzijds de formatwijzigingen die toch in verloop van tijd de revue passeerden, zijn vijf interviews gehouden met personen die destijds sterk betrokken zijn geweest bij het vervaardigen, bedenken en inrichten van de drie verschillende programma’s. De geïnterviewden werd per factor van Prenger (2014) gevraagd naar de invloed van de factor op het format van het programma waar zij destijds bij betrokken waren geweest. Hieruit is naar voren gekomen dat praktisch alle factoren van invloed zijn geweest op beide sets van transformaties. Zo werd bij het ontstaan van NOS LAAT navolgende conclusies getrokken ten aanzien van alle vijf de factoren:

Omdat er nog geen dagelijkse actualiteitenrubriek in het Nederlandse publieke omroepbestel bestond vonden journalisten en programmamakers het van noodzaak dat deze er zou komen. Maar door tegenwerking van de institutionele omgeving kregen de journalisten en programmamakers echter moeilijk om voet aan de grond met het NOS LAAT –plan. De bestaande opvatting van de taak van actualiteitenrubrieken destijds was dat actualiteitenrubrieken gemaakt werden door geprofileerde omroepen. De NOS was er voor het neutrale nieuws, en moest doen wat andere omroepen niet deden. Door een veranderend medialandschap, met de komst van de commerciële televisie en onderhandelingen met omroepbesturen, stemde het NOS-bestuur uiteindelijk argwanend in met het plan. Dit wijst op grote invloed van de factoren institutionele omgeving en de journalisten en programmamakers

Ten aanzien van de transformatie van NOS LAAT naar NOVA drie jaar later, kwamen alle functies opnieuw aan het licht. De opvallendste conclusies hierbij was dat het idee van het programma NOVA wederom vanuit de journalisten en programmamakers kwam. Deze keer wilde de neutrale taakomroep met een geprofileerde omroep samenwerken, dit was ongebruikelijk binnen de institutionele omgeving destijds. Doordat de VARA naar Nederland 3 verhuisde zouden er twee actualiteitenrubrieken naast elkaar op hetzelfde net komen. Een fusie zorgde ervoor dat het voor beide omroepen financieel voordeliger was en dat er voor het publiek dat er één neutrale actualiteitenrubriek bestond met een continue voorziening.

60

Tot slot kwamen ten aanzien van de tweede transformatie van NOVA naar Nieuwsuur alle functies een laatste maal aan het licht. Opvallendste conclusies hierbij waren dat in de overgang van NOVA naar Nieuwsuur de actualiteitenrubrieken commentaar van de minister hadden gehad om zich meer te onderscheiden. Zowel Carel Kuyl als Joost Oranje vonden het begrip geprofileerde journalistiek enorm achterhaald en waren dan ook van mening dat het meer dan terecht en logisch was dat na verloop van de tijd een actualiteitenrubriek, zoals Nieuwsuur, door de neutrale en objectieve taakomroepen gemaakt wordt. Dit was tevens uitkomst van een discussie die Leo Kool, oud programma directeur van de NOS, al in 1965 voerde. Hij was van mening dat de volkomen verouderde geprofileerde omroepstructuur de kwaliteit van de neutrale nieuwsverslagging ondermijnde. Volgens hem bleef hierdoor de kwaliteit van de televisiejournalistiek ver beneden het niveau dat ze behoorde te hebben (Prenger,2014). Doordat Nieuwsuur er kwam en door de twee neutrale taakomroepen gemaakt word kan geconcludeerd worden dat er een institutionele verandering heeft plaatsgevonden, waarbij het beeld is verschoven ten aanzien van de functie van actualiteitenrubrieken. Deze opmerkelijke verschuiving wordt gekenmerkt doordat ten tijde van NOS LAAT, en daarvoor, actualiteitenrubrieken gemaakt werden door geprofileerde omroepen, vervolgens kreeg men de samenwerking van de neutrale NOS en de geprofileerde VARA bij NOVA, die ten slotte werd opgevolgd door het volledig neutrale en niet geprofileerde Nieuwsuur. Tegenwoordig wordt er niet meer argwanend aangekeken tegen een taakomroep met een actualiteitenrubriek, er wordt zelfs benadrukt dat juist het Nieuwsuur staat voor kwalitatieve journalistiek.

Daarmee kan de eerste onderzoeksvraag worden betantwoord: 1. Welke factoren hebben bijgedragen aan de transformatie van de programmaformats van actualiteitenrubrieken NOS LAAT, naar NOVA, naar Nieuwsuur? Uit bovenstaand beschrijving kan geconcludeerd worden dat de factoren institutionele omgeving en de factor van de journalisten en programmamakers de meeste invloed hebben gehad bij de transformatie van de programmaformats van de actualiteitenrubrieken NOS LAAT naar NOVA naar Nieuwsuur.

Om de tweede onderzoeksvraag te beantwoorden werd dezelfde geïnterviewden gevraagd om de geïdentificeerde aspecten te becijferen van 1 t/m 5 op de mate van invloed die het aspect had gehad op de plaatsgevonden wijziging. Hierbij was 5 het minste invloedrijk en 5 het minst invloedrijk. De cijfers die de individuele geïnterviewden hebben gegeven zijn vervolgens bij elkaar opgeteld. Dit

61 heeft geleidt tot het volgende resultaat: Zowel de Institutionele omgeving & Journalisten en programmamakers scoorden evenveel punten, het journalistiek landschap kwam bij alle geïnterviewden voor alle drie programma’s op een derde plek. Tot slot hebben de factoren van publieke verwachtingen opgevolgd door de techniekfactor de laagste scores behaald. Hierbij moet wel gezegd worden dat de verschillen tussen de vierde en de vijfde factor weinig betrof.

Zoals blijkt geven de geïnterviewde aan dat zowel de journalisten en programmamakers als de institutionele omgeving het meest invloedrijk was en techniek het minst invloed had. Opvallend is ook dat het puntenaantal dat nummers 1 en 2 niet van elkaar verschillen. Dus de conclusie is dat zowel journalisten en programmamakers als de institutionele omgeving evenveel invloed hebben gehad op het ontstaan van de actualiteitenrubrieken NOS LAAT, NOVA en Nieuwsuur.

Daarmee kan de 2e onderzoeksvraag worden beantwoord: 1. Klopt het dat de factor institutionele omgeving de meeste invloed heeft gehad? Als dit resultaat wordt getoetst aan de hypothese blijkt dat de hypothese deels klopte. De institutionele omgeving had samen met de journalisten en programmamakers de meeste invloed op de transformatie van de programma’s. Dit betekent dat de conclusie van Prenger (2014) wel wordt ondersteund daarbij gevoegd moet worden dat de journalisten en programmamakers evenveel invloed bezaten.

Het is niet raar dat de bovenstaande conclusie is voortgekomen uit de resultaten. De factoren van Prenger zijn namelijk conceptuele entiteiten, dit wil zeggen dat het principes betreft die afhangen van situaties, verwachtingen en interesses. Het zijn dus geen absolute eenheden. Hierdoor is het moeilijk om een daadwerkelijke hiërarchie aan te brengen in de factoren. Gezien de methode van dit onderzoek zou er bij een dergelijk onderzoek uitgebreider gekeken kunnen worden naar de factor van de publieke verwachtingen, door middel van grotere analyse op kijkonderzoek en eventuele kijkersinterviews zou er voor deze factor een beter beeld rondom de publieke verwachtingen geschetst kunnen worden. Dit geld tevens voor de factor van het journalistieke landschap, in dit onderzoek waren de geïnterviewde personen allemaal betrokkenen bij één of meerdere van de onderzochte programma’s. Dit betekent dat er, behalve televisiegidsen en interviewantwoorden, niet onderzocht is hoe men vanuit de andere kant, bijvoorbeeld vanuit de commerciële televisie naar de onderzochte programma’s aan keek. Tot slot zou er bij de format vergelijking een uitgebreider onderzoek gedaan kunnen worden door nog meer uitzendingen te analyseren en met

62 elkaar te vergelijken, zo zouden mogelijke meer veranderingen in bijvoorbeeld onderwerpkeuze en journalistieke stellingname aan het licht kunnen komen.

De uitkomsten van deze thesis interessant voor het wetenschappelijke veld van het journalistieke onderzoek omdat ze voortbouwen op het proefschrift van Mirjam Prenger (2014). Het is de eerste studie die het door Prenger (2014) ontwikkelde heuristische model van vijf clusters toetst op actualiteitenrubrieken anders dan Achter het Nieuws. Dit onderzoek vormt een controle voor de theorie en methode die Prenger heeft aangedragen. In die controle is achteraf te concluderen dat bij deze thesis wel alle onderdelen behandeld zijn maar veel minder uitvoerig onderzocht. Met kennis die vergaard is met deze thesis kan er min of meer een advies gegeven worden over de waardering van de clusters. Zo blijkt dat de techniek factor, net als bij Prenger’s conclusie, weinig invloed heeft op het ontstaan van actualiteitenrubrieken, in vervolg onderzoek zou hier rekening mee gehouden kunnen worden. Omdat de gebruikte theorie gebaseerd is op het ontstaan van het genre actualiteitenrubriek in Nederland is de uitkomst van dit onderzoek onbruikbaar voor de ontwikkeling van actualiteitenrubrieken in het buitenland.

63

7. Literatuurlijst Algemene Rekenkamer, Publieke omroep in beeld. Financiering, bedrijfsvoering en toezicht, 's- Gravenhage, 2008, Bijlage 31557, Handelingen Tweede Kamer, 2007-2008, nr. 2

Allen, Robert (1989): 'Bursting bubbles: "Soap opera" audiences and the limits of genre'. In Ellen Seiter, Hans Borchers, Gabriele Kreutzner & Eva-Maria Warth (Eds.): Remote Control: Television, Audiences and Cultural Power. London: Routledge, pp. 44-55

Bardoel, J., Vos, C., Van Vree, F. & Wijfjes, H. (2002) Journalistieke Cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press

Bardoel, J., Bierhoff, J. (1997) Media in Nederland, feiten en structuren. Uitgeverij: Wolters- Noordhoff bv. Groningen

Chandler, Daniel (1997): 'An Introduction to Genre Theory' [http://visual- memory.co.uk/daniel/Documents/intgenre/chandler_genre_theory.pdf]

Dijck, José van (2009): Nieuws in het internettijdperk, een genre tussen technologie en culturele vorm. Verschenen in Journalistieke cultuur in Nederland van Jo Bardoel. Amsterdam University Press Amsterdam 2002

Fiske, John (1987): Television Culture. London: Routledge (Chapter 7: 'Intertextuality')

Galan, M., de (2005) Glimmend Koper, 12 ½ jaar NOVA

Gosman, J., G., Compendium voor Politiek en Samenleving. Sinds 1985 website: http://www.politiekcompendium.nl/

Hoefnagel, F. J. P. M. (2005) Geschiedenis van het Nederlands inhoudelijk mediabeleid. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Den Haag/Amsterdam: WRR/Pallas Publications Idenburg, P.J.A. & Ruigrok, Th.J.M. (1991) Commerciële omroep in Nederland: 1951-1991. Van Rem- eiland tot RTL4 (Den Haag 1991).

64

Koetsenruijter, Willem en Tom van Hout. Methoden voor Journalism Studies. Amsterdam: Boom/Lemma, 2014.

Koning, R., Bardoel, J., Nuijten, K. & Borger, S. (2009); De schuivende achterban van de Nederlandse publieke omroep. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, Jaargang 37/2 pp. 133 – 154

Knot, H.(1985) Van REM naar TROS. Het komplete verhaal van 1963 t/m 1965 (Groningen 1985)

Lantzisch, K., Altmeppen, K. D. & Will, A.(2009); Trading in TV Entertainment: An analysist uit TV formats Worldwide. Bristol: Intellect: The Mill. pp. 80 – 94

Lausen, M. (1998), The legal protection of broadcasting formats. Baden-Baden, Germany: Nomos

Liempt, A. van (1999), En morgen weer een nieuwe NOVA

Liempt, A. van (2002) De stille revolutie. Hoe de bundeling van actualiteitenrubrieken de kijker nog verslaafder maakte aan nieuws. In Journalistieke Cultuur in Nederland van Bardoel, J., Vos, C., Van Vree, F. & Wijfjes, H. (2002) Journalistieke Cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press. pp. 289-303

Moran, Albert (2009); TV Formats Worldwide. Localizing Global Programs

Meckel, M (1997), The new clarity. About the development of format television in Germany, Vienna: Rundfunk und Fernsehen, pp. 475-485.

Nationaal Luister Onderzoek (NLO), Nationaal verzoek Multimedia (NOM), Stichting KijkOnderzoek (SKO) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). (2014) Media:Tijd, tijdsbestedingsonderzoek. Amsterdam/Den Haag. Uitgeverij: DPN, Weert. Site: http://www.mediatijd.nl/images/pdf/MediaTijd_Brochure_WEB.pdf

65

Neale, Stephen (1980): Genre. London: British Film Institute [solely concerned with film]; an extract can be found in Tony Bennett, Susan Boyd-Bowman, Colin Mercer & Janet Woollacott (Eds.) (1981): Popular Television and Film. London: British Film Institute/Open University Press

Neale, Stephen ([1990] 1995): 'Questions of genre'. In Oliver Boyd-Barrett & Chris Newbold (Eds.) Approaches to Media: A Reader. London: Arnold, pp. 460-72

Rapport van de Commissie Publieke Omroep, Den Haag, 26 juni 1996, Bijlage: Hoofdlijnen ontwikkeling rond media in Nederland

Swaab, E. & Weeda K. (2010) Toekomstverkenning Landelijke publieke omroep. http://www.cultuur.nl/upload/documents/adviezen/Toekomstverkenning-landelijke-publieke- omroep.pdf

66