Jaarboek Van De Maatschappij Der Nederlandse Letterkunde, 2010
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2010 bron Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2010. Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Leiden 2011 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_jaa004201001_01/colofon.php © 2015 dbnl i.s.m. 11 Verhandelingen Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2010 13 Roger Martin du Gard, godsdienst en oprechtheid1. jaarrede door de voorzitter, Ernestine van der Wall Plus j'y réfléchis, plus je suis convaincu que nous ne sommes responsables que de notre sincérité, et qu'en étant sincères, nous ne pouvons pas nous égarer, ni nous préparer de remords, quelles que soient les conséquences de nos bouquins. RMG aan Henriette Charasson, 23 juli 1916, Correspondance générale II, 146. ‘S'affranchir’ Toen de Franse literator en Nobelprijswinnaar Roger Martin du Gard (1881-1958) zich in het voorjaar van 1910 zette aan het schrijven van wat zijn eerste succesvolle roman zou worden, drie jaar later verschenen onder de titel Jean Barois, stelde hem dat voor complexe literaire kwesties.1. Dit had Martin du Gard aan zichzelf te wijten: hij koesterde de ambitie een nieuw soort roman te schrijven, een boek dat naar zijn idee het karakter van een toneelstuk zou dragen. De auteur moest daarin niet interveniëren, niet tussen tekst en publiek in staan maar discreet de personages volgen. Met andere woorden, de roman moest ‘objectief’ zijn, alleen de ‘welsprekendheid van de feiten’ diende te klinken: ‘Je voudrais arriver à ce que l'éloquence des faits parle seule’. Hoe dan ook wilde Martin du Gard zijn liefde voor theater en film in de beoogde roman tot uitdrukking brengen. Graag gebruikte hij, toekomstig schrijver van filmscenario's, het adjectief ‘cinematografisch’ om zijn Jean Barois te typeren. Met nog weer een ander beeld, aan de schilderkunst ontleend, omschreef hij zijn stilistisch oogmerk als ‘un pointillisme litéraire’.2. Niet alleen de vorm, ook het thema van het boek dat hem voor ogen zweefde was voorwerp van niet geringe ambities. De roman zou moeten handelen over de belangrijkste intellectuele en morele kwesties van zijn tijd. Lang hoefde hij niet naar een geschikt onderwerp te zoeken want naar zijn stellige overtuiging stond ‘la question religieuse’ geheel bovenaan op de agenda. Wellicht had ‘de godsdienstige kwestie’ alleen een pendant in ‘de sociale kwestie’, zoals hij in mei 1910 aan zijn goede vriend Marcel de Coppet schreef.3. Dit uiterst actuele thema moest nu eens niet Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2010 14 abstract behandeld worden maar op een aanschouwelijke manier tot leven gebracht. Wat was aanschouwelijker dan een mens van vlees en bloed te nemen? Anders gezegd, wat kon beter tot dit doel dienen dan de biografie te schetsen van een fictieve tijdgenoot, Jean Barois geheten?4. Het ging hem erom zowel het individuele leven te tekenen, de tragische geschiedenis van een geweten, als om het leven van een hele generatie te belichten: Jean Barois zou staan voor hen die de decennia tussen circa 1880 en 1910 hadden meegemaakt.5. In de toespraak die hij in december 1937 in Stockholm als kersverse laureaat van de Nobelprijs hield, vatte hij nog eens beknopt samen wat naar zijn oordeel een roman tot een succes maakt. Wil een boek enigszins de tijden doorstaan, zo betoogde Martin du Gard, dan is dat te danken aan de kwantiteit en kwaliteit van de individuele levens die de auteur heeft weten te tekenen. Maar dat is niet alles. Als discipel van Tolstoi beklemtoonde hij dat de schrijver ook gevoel moet hebben voor het leven in het algemeen, ‘il faut que son oeuvre soit le témoignage d'une vision personnelle de l'univers’.6. Wat de strekking betrof van de roman die Martin du Gard in 1910 voor ogen stond, dit boek zou een krachtig pleidooi voor het vrije denken behelzen, voor de bevrijding van de ideologische ketens waardoor mensen geboeid zijn. Niet voor niets luidde de titel van de beoogde roman aanvankelijk S'affranchir?7. - een titel die de lading veel beter dekt dan het nietszeggende Jean Barois; naderhand had Martin du Gard er dan ook veel spijt van dat hij zich op het laatste moment door zijn vrienden had laten overhalen om de titel te veranderen.8. Zijn afkeer van sectarisme en fanatisme, van godsdienstige, politieke of welke aard ook, kwam hier reeds geprononceerd tot uiting.9. Hij, die zo graag ‘l'homme sans parti pris’ was, had een grondige afkeer van auteurs die de pagina's van hun romans vulden met hun absolute zekerheden. Niets moest hij hebben van partijdig geschrijf zoals hij dat bijvoorbeeld naderhand bij communistische fellow travellers tegenkwam. Het was zijn literair ideaal zo objectief mogelijk te zijn, stem en tegenstem te laten horen, het relatieve van veel van wat als absoluut werd gepresenteerd te laten zien.10. Een pleidooi voor het ont-absoluteren van ideologieën kenmerkt veel van Martin du Gard's oeuvre. Zijn ideeën op dat punt klonken ook door in de eerder genoemde toespraak te Stockholm, waarin hij betoogde dat in een tijd waarin men kennelijk veel waarde hechtte aan ferme overtuigingen, het misschien niet van nut was ontbloot dat er Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2010 15 mensen waren die twijfel toelieten, vragen stelden. Er was behoefte aan onafhankelijke geesten die zich ontdeden van partijdige ideologieën, aan figuren die voortdurend hun persoonlijk geweten wensten te ontwikkelen opdat aan de onderzoekende geest zoveel mogelijk ruimte werd geboden.11. Wat hij hier omschreef was vanzelfsprekend zijn eigen geestelijk profiel. Dat hij er daarmee niet ver naast zat, bleek wel uit het beeld dat zijn vrienden van hem schetsten waarin die ‘onderzoekende geest’ een opvallende trek van zijn persoonlijkheid vormde. En niet voor niets noemde Romain Rolland hem ‘un indépendant irréductible’.12. De historicus en de roman: dossiervorming Wat daarvan zij, voor Martin du Gard gold als als eerste eis die aan een auteur gesteld mocht worden dat deze zich zo goed mogelijk informeerde over het onderwerp van de roman die op stapel stond. Aan die eis voldeed hijzelf in hoge mate, tot in het perfectionistische toe. De vorming als historicus die hij aan de École des Chartes had ontvangen, verloochende zich in de voorbereiding op zijn romans niet. Jean Barois is daarvan een sprekende getuige. Van alles wat Martin du Gard voor zijn onderwerp maar enigszins nuttig achtte, legde hij minutieuze dossiers aan. Grondig las hij zich in de materie in. Tot zijn leesstof behoorden wetenschappelijke verhandelingen op uiteenlopende velden als filosofie, sociologie, geschiedenis, godsdienstwetenschap en geneeskunde. Wat laatstgenoemde discipline betrof, liet hij het niet bij lezen alleen. Zo was hij een paar jaar lang een getrouw toehoorder van colleges psychiatrie van bekende medici. Hij zou graag arts zijn geworden als het bestaan van literator hem niet geheel in zijn macht had gekregen.13. Ook voor biologie had hij veel aandacht, waarbij hij een bijzondere belangstelling aan de dag legde voor het werk van zijn landgenoot Félix Le Dantec wiens materialistische en agnostische denkbeelden zijn eigen denken, en dat van tal van tijdgenoten, in hoge mate vormden. Kranten en tijdschriften van uiteenlopende aard behoorden eveneens tot zijn lectuur, en, vanzelfsprekend, romans. Zo las en herlas hij, toen hij van start ging met zijn ‘grote project’, vele romans, vooral die van Tolstoi, de auteur die voor hem gold als ‘de meester der meesters’, maar ook van helden als Romain Rolland, Dostojevski, George Eliot, Ibsen en Stendhal. Jean Barois, zo kon hij dan ook naderhand schrijven, was het resultaat van drie jaar gestaag werken en tien jaar dagelijks aantekeningen maken, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2010 16 artikelen uit tijdschriften halen en opbergen in mappen die op onderwerp gerangschikt waren.14. Voordat nu het beeld ontstaat van een schrijver die zijn dagen in alle eenzaamheid slijt, gezeten achter een bureau zwaar beladen met boeken en mappen, ver van de alledaagse werkelijkheid, moet worden beklemtoond dat het doorgronden van die alledaagse werkelijkheid juist Martin du Gard's drijfveer was en dat hij langs allerlei kanalen voeling hield met die werkelijkheid. Graag observeerde hij de wereld en de mensen om hem heen, al dan niet vanachter een tafeltje in de kroeg. Het feit dat hij weinig ophad met het literaire wereldje in Parijs, wekte verwondering. Parijse kringen vroegen zich af of hij wel wist wat zich in de ‘grote wereld’ afspeelde; een verschijnsel dat hoofdstedelingen niet vreemd is. Maar dat viel in zijn geval aardig mee.15. Hij besefte zelf misschien het allerbest dat zijn boekenwijsheid zou kunnen resulteren in een gortdroge theoretische verhandeling van filosofische, sociologische of wetenschappelijke aard.16. Dat was wat hij per se niet wilde: hij wilde bovenal ‘romanschrijver’ zijn (‘“romancier”, de tout mon coeur’). Onze huidige literatuur is vergiftigd met ‘livres à thèse’, stelde hij, men weet niet meer wat een gewoon verhaal is. Hij hoopte maar dat de enige verdienste van zijn werk de levendigheid van zijn personages en het door hen geboden schouwspel zou zijn. En als ik al de brandende ambitie heb om de lezer tot denken aan te zetten, zo voegde hij eraan toe, dan zal dat altijd indirect moeten gebeuren. Maar ach, in Frankrijk weten ze niet wat een roman is: wij hebben geen Cervantes, geen Dickens, geen Tolstoi of Dostojevski - wij hebben alleen grote vaklieden, zoals Balzac en Flaubert.17. ‘Jean Barois’: een gevoel van herkenning Het componeren van zijn nieuwe roman - of beter gezegd: het ontwerpen daarvan, want dat Martin du Gard te werk ging als een architect ontging noch hemzelf noch zijn vrienden en critici18. - viel hem niet altijd even makkelijk. Er waren momenten van ernstige ontmoediging wanneer hij naar eigen smaak in zijn ambitieuze opzet niet leek te slagen. Maar hij zette door en na drie jaar gestaag zwoegen kon hij zijn ‘summa’19.