‘Tegenwoordig moet je alles kunnen’ Het einde van de ausputzer

De laatste man in het moderne hockey is een alleskunner, die inschuift, aanvalt, verdedigt en ook nog eens kan coachen. Daar heeft de ouderwetse libero weinig boodschap aan: “Na een paar keer over de middenlijn ben ik kapot.”

De nieuwe bondscoach selecteerde Rotterdam middenvelder Hidde Kruize voor het Nederlands elftal, omdat hij een ‘potentiële laatste man’ zag in de zoon van Ties Kruize. Blijkbaar heeft Nederland behoefte aan een goede laatste man. Vroeger bleven hockeyers als de Duitser Carsten Fischer en in een verder verleden Harrie Kwinten achter de verdediging hangen om met passes te strooien. Die laatste man deed zijn naam letterlijk eer aan achter de 23-meterlijn en was een baken van rust voor een ploeg. Mochten de verdedigers een aanvaller laten slippen, dan kon de libero altijd nog aan de noodrem trekken. Kom die grote, sterke en stevige hockeyer met z’n lange reach maar eens voorbij.

Hockey experts verwachten van een libero in het moderne hockey meer dan balletjes afwachten. Zo ook Rotterdam-coach Hans Streeder: “Tegenwoordig bespelen ploegen de diepe zones goed en dan wil je met meer druk van je goal afspelen. De laatste man moet mee kunnen hockeyen op het middenveld en zowel aanvallend als verdedigend sterk zijn. Dan zoek je een technisch begaafde speler die een harde klap heeft. Hij moet in de mandekking kunnen staan, maar ook goed één tegen één verdedigen. Het is een atletische en wendbare speler. Het is tegenwoordig de meest multifunctionele plek binnen het hockey.” Bloemendaal-coach Max Caldas was een ouderwetse laatste man bij de mannen van Klein Zwitserland. Met lange klappen kon hij in een keer een spits bereiken. Wendbaar was hij zeker niet, zoals nu verwacht wordt. “Het Nederlandse hockey kent een aanvallende stijl en daar hoort een opkomende libero bij. kan dat bij Bloemendaal. Er zijn er in Nederland niet zoveel die dat kunnen. () is wel dynamisch. Tegenwoordig moet je alles kunnen. Flatsen, scoopen en zelfs een backhand slaan als je Rodrigo Garza (HGC) ziet hockeyen. Die positie is een leuke mix van alles geworden. In mijn tijd was ik behoorlijk statisch. Ik probeerde daarom slim te spelen en altijd op de juiste plek op te staan.”

Een alleskunner, een multifunctionele libero die van alle markten thuis is en uitblinkt op alle fronten, daar kun je bij de ouderwetse laatste man niet mee aankomen. Martijn Remmelt van Muiderberg Veteranen B staat al tien jaar achter zijn verdedigers en dat bevalt hem prima. “Ooit heb ik voorin gestaan, maar dat is lang geleden. Op deze positie hoef ik niemand te dekken. Als het misgaat grijp ik in en verder kan ik mooi ballen naar voren kegelen. Ik wissel soms af met de voorstopper en kom ik een of twee keer per helft op. Zolang ik het volhoud natuurlijk, want als ik dat te vaak doe heb ik maandag spierpijn.” Eric Versnel, laatste man bij de veteranen van Voordaan die dit jaar Europees kampioen werden, hockeyde nog in de tijd dat de ausputzer de buitenspelval open trok. Mee opkomen doet hij af en toe in de Veteranen (“Ik naai er echt wel eentje in als ik drie schotkansen krijg”) maar hij scoorde met Kampong nul keer in de hoofdklasse. Bij Voordaan in de overgangsklasse wist hij welgeteld twee keer het net te vinden in twaalf jaar. “In principe sta ik achter de verdediging. Ik vind het fijn om het spel voor me te houden. Ik ben niet het type die elke aanval maar naar voren rent. Je probeert wel om zo ver mogelijk van de goal af te spelen. Het hangt ervan af hoe goed de spitsen zijn van de tegenstander. Zijn die sterk, dan hang ik nog verder achter de verdediging.” Rogier Broerse van Hurley heren 8 mag als laatste man van zijn team niet eens over de middenlijn komen. “Mijn teamgenoten vinden me iets te avontuurlijk en zien me liever achterin.”

Een vak “De dominante ouderwetse libero”, zoals Versnel het noemt, is in het tophockey vervangen door een type die in een samenspel met de voorstopper de boel achterin dichthoudt en meer onderdeel is van het team. Door de onmogelijke combinatie van eigenschappen die een moderne libero moet bezitten, zijn het nogal eens middenvelders die naar achteren worden gehaald. en zijn daar goede voorbeelden van. Toch zoeken alle coaches wel een leidersfiguur centraal achterin. Streeder vindt Kruize “een sterke persoonlijkheid” en is daarom geschikt in zijn ogen. Kampong coach Michiel van der Struijk ziet ook het liefst een ‘multifunctionele speler’ in zijn team als laatste man, maar dat is onmogelijk om te vinden. “Ik wil in ieder geval een libero die overzicht heeft en kan sturen. Die jongen die in het verleden alleen maar de doorgebroken aanvaller afstopt, bestaat niet meer. Daar is het hockey te snel en te fysiek voor geworden. Met een inschuivende laatste man kun je een overtal creëren op de helft van de tegenpartij. Ik denk dat elk team de kwaliteiten verdeelt over de hele ploeg. Bij ons is er niet een iemand die het allemaal kan, maar Ramon (Alegre) en Sander (De Wijn) komen af en toe op. Je kunt je afvragen of er veel spelers in Nederland zijn die het wel allemaal kunnen.”

De ouderwetse libero’s zien hun positie als een vak. ‘Strategisch inzicht’ moet je ontwikkelen als je het spel continue voor je hebt, vindt Versnel. “Je moet altijd op de plek zijn waar het gebeurt. Dat is ‘fingerspitzegefühl’. Je hebt overzicht hebt en daarom moet je veel sturen.” Broerse: “Je moet op deze positie de wedstrijd aanvoelen. Als het team bijvoorbeeld de slag op het middenveld dreigt te verliezen, moet je daar helpen. Of ik een goede laatste man ben? Ik was het zeker wel, totdat mijn achillespees afscheurde. Nu mis ik wat snelheid, maar ik zie mezelf op geen andere plek hockeyen.” Ze zijn trots op hun vak, blijkt uit de woorden van Versnel. “Ik ben een geboren ausputzer. Ik hockey er al vanaf de D’tjes. Ik weet niet beter en ik denk dat ik elk jaar mijn specialisme verder heb ontwikkeld. Soms zie ik een laatste man verkeerd opgesteld staan. Dat zijn geen echte libero’s.” Ook Remmelt praat uitbundig over zijn expertise. “Ik sta al tien jaar laatste man. Vroeger speelde ik wel eens voorin, maar dit is nu mijn plek. Iedereen in de verdediging heeft een man en ik pak de vrije man die doorkomt. Het gaat om de timing wanneer je dat doet.” Broerse bleek onvervangbaar toen hij geblesseerd raakte. “Je moet veel overzicht hebben als je helemaal achterin staat. Strategisch denken en anticiperen op situaties. Dat is niet voor iedereen weggelegd. Toen ik geblesseerd was bleek dat niemand de positie naar behoren kon invullen.”

Sander Baart Vroeger gold: eens een laatste man, altijd een laatste man. Maar zo werkt het niet meer. Sander Baart wordt door de drie hockeycoaches unaniem als eerste genoemd als voorbeeld van een inschuivende laatste man. De hockeyer van Oranje Zwart is die typische all-round speler die alles kan wat coaches verwachten op die plek. Niet geheel toevallig stond Baart in de jeugd vooral op het middenveld, waardoor hij aanvallende kwaliteiten heeft ontwikkeld die hij nu als libero gebruikt. Baart zelf is vereerd dat experts hem aanhalen als lichtend voorbeeld. De 22-jarige libero, geselecteerd door Paul van Ass voor ‘Nederland 40’, is dynamisch en houdt ervan om over de middenlijn te komen. “Het liefst ga ik zo vaak mee mogelijk mee aanvallen. De tegenpartij kan daar altijd moeilijk mee omgaan.” Lachend bekent de neo-international: “Ik wil altijd proberen te scoren natuurlijk.” Baart zegt geïnspireerd te zijn door het spel van buitenlandse spelers als Rodrigo Garza (HGC), Mark Knowles (Rotterdam) en Robert van der Horst, de middenvelder die ook achterin uit de voeten kan. “Laatste man is tegenwoordig een plek voor een all-round speler en zo’n type ben ik ook.”

Nee. In de hoofdklasse zijn ze niet meer te vinden. Die ouderwetse, op zijn stick leunende libero die niets mooiers vindt dan met een loeizware stok de spits vrij voor de keeper te zetten. Ervoor in de plaats is er een alleskunner die zowel kan aanvallen, verdedigen, technisch is, een sterke persoonlijkheid en ook nog goed kan slaan. En het liefst moet-ie ook nog kunnen scoopen en flatsen. Maar de enige Nederlander die hockeyexperts kunnen noemen met zulke eigenschappen is Sander Baart. In de rest van Nederland spelen ze het liefst wel met zo’n fysiek ‘obstakel’, vertelt veteraan Remmelt. “In onze veteranencompetitie zie je vaak iemand ver achter de verdediging staan. Lekker ouderwets. Zo’n man of vrouw die heel hard kan slaan en ook de strafcorners neemt. Dat doe ik ook. Ik speel nooit gemeen, hoewel ik af en toe op ‘geroutineerde wijze’ natuurlijk aan de noodrem trek als een aanvaller dreigt door te breken. Dan kan ik goed mijn lichaam gebruiken.” Daar is die fitte, multifunctionele libero dan weer minder goed in.