Archeologienota : Brekelen 23 - 25 , (prov. Antwerpen)

Robby Vervoort Freelance Senior Archeoloog Borgerhout, september 2017

1

Titel Archeologienota: Brekelen 23 - 25, Wuustwezel (prov. Antwerpen)

Auteur Robby Vervoort

Opdrachtgever Cis Snels

Projectcode 2017H189

Plaats en datum Borgerhout, september 2017

Reeks en nummer RVFSA-Rapport,

© Robby Vervoort. Freelance Senior Archeoloog. Niets uit deze uitgave mag zonder bronvermelding worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door print-outs, kopieën, of op welke andere manier dan ook.

2

Inhoud 1.Technische fiche/administratieve gegevens ...... 4 I.2. Inleiding ...... 6 I.2.1. Beschrijving van de geplande werkzaamheden ...... 6 I.2.2. Archeologische voorkennis ...... 7 I.2.3. Methodiek van het onderzoek ...... 9 I.3. Archeologisch bureauonderzoek/assessment ...... 11 I.3.1. Geo(morfo)logie en bodem ...... 11 3.2. Topografie/toponomie ...... 16 I.3.3. Historische, cartografische en archeologische kennis ...... 19 I.3.3.1. Korte historiek van Wuustwezel (geschreven bronnen) ...... 19 I.3.3.2. Cartografische bronnen/luchtfoto’s ...... 20 I.3.3.3. Archeologisch Wuustwezel en centrale archeologische inventaris ...... 28 3.3.4. Archeologienota’s ...... 32 I.3.3.4. Overige wetenschappelijke inventarissen ...... 33 I.3.4. Huidig gebruik projectgebied ...... 39 I.3.5. Impact geplande werken ...... 46 .4.Synthese, onderzoeksvragen en samenvatting ...... 48 I.4.1. Synthese gespecialiseerd publiek en antwoord onderzoeksvragen ...... 48 I.4.2. Samenvatting niet gespecialiseerd publiek ...... 53 I.5.Kennisvermeerderingspotentieel van het projectgebied...... 53 I.6.Bibliografie ...... 55 I.6.1. Online bronnen...... 55 6.2. Literatuur ...... 56 I.7. Lijst figuren en bijlagen ...... 57 I.7.1. Lijst figuren ...... 57 I.7.2. Lijst Bijlagen ...... 58

3

1.Technische fiche/administratieve gegevens

Naam site Wuustwezel, Brekelen (17-WUU/BRE-2017H189) Ligging Antwerpen, Wuustwezel, Brekelen 23 - 25 Kadastrale gegevens Wuustwezel: 1de Afdeling: Sectie D Perceelnummers: D489e, D487r Bounding Box X164993,8 Y230900,3 X165072,4 Y230917,6 X165056,4 Y230974,3 X164977,3 Y230950,3

Figuur 1: Kadasterkaart met aanduiding onderzoeksgebied in rood

4

Projectcode 2017H189 Opdrachtgever Familie Snels Contactpersoon opdrachtgever De heer Cis Snels Uitvoerder Robby Vervoort. Freelance Senior Archeoloog. Research & Consultancy. Erkend archeoloog Robby Vervoort OE/ERK/Archeoloog/2016/00126 Guldensporenstraat 143 2140 Borgerhout Geplande ingreep Sloop bestaande bebouwing, verkavelingsaanvraag, bouwen woningen en aanleggen nutsvoorzieningen en weginfrastructuur. Geldende wetgeving en voorwaarden Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. De melding werd opgesteld overeenkomstig de Code van Goede Praktijk. De totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de aanvraag betrekking heeft, bedraagt 3000m² of meer, zoals bepaald in artikel 5.4.2 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en is gelegen buiten een zone waarop lagere oppervlaktecriteria van toepassing zijn. Randvoorwaarden Een deel van het projectgebied is heden bebouwd. Doelstelling Het doel van deze archeologienota is om via de tot op heden beschikbare bronnen (bureauonderzoek) na te gaan wat het archeologische potentieel van het projectgebied is, wat de mogelijke bedreigingen zijn voor het eventueel aanwezige bodemarchief, en hoe hiermee dient omgegaan te worden. Vraagstelling

5

- Wat is de landschapshistoriek van het projectgebied? - Welke archeologische sites zijn gekend in of nabij het projectgebied? - Welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologische en cultuurhistorisch potentieel van het terrein? - Wat is de impact van de geplande werken? - Levert het huidige bronnenmateriaal voldoende info op? Zo neen, is er een vervolgonderzoek nodig en welke methode levert het meeste informatie op? Thesaurus Bureauonderzoek, landschappelijk booronderzoek, steentijdartefactensites, nieuwe tijd.

2. Inleiding

Doel van dit bureauonderzoek is het verkrijgen van een bekrachtigde archeologienota naar aanleiding van een geplande verkavelingsaanvraag te Wuustwezel, Brekelen 23 – 25. In deze archeologienota wordt via een bureauonderzoek nagegaan welke mogelijke archeologische en cultuurhistorische waarden zich binnen het projectgebied bevinden. Het projectgebied wordt in eerste instantie binnen een grotere context geplaatst. Vervolgens wordt nagegaan wat de recente gebruiksgeschiedenis van het projectgebied is en wat hiervan de mogelijke impact was op perceelsniveau. Tevens wordt de mogelijke impact van de geplande werken op het eventueel aanwezige archeologische potentieel besproken. Op basis van alle voorhanden zijnde gegevens wordt vervolgens een programma van maatregelen voorgesteld. 2.1. Beschrijving van de geplande werkzaamheden Op de projectlocatie zal op termijn een verkaveling worden gerealiseerd bestaande uit 8 woningen gegroepeerd in 4 maal 2 halfopen bebouwingen gelegen op haaks op de straat georiënteerde langwerpige percelen met de bijbehorende nutsvoorzieningen (rioleringen). De bestaande bebouwing wordt gesloopt.

6

Figuur 2: Algemene aanduiding bouwzones Op dit moment is er nog geen informatie aanwezig omtrent de werkwijze die bij de aanleg zal worden gehanteerd. De verkavelingsaanvraag heeft betrekking op de sloop van de bestaande bebouwing en het herverdelen van de huidige kavels in 8 smalle kavels haaks op de straat telkens voorzien van een halfopen bebouwing. De geplande woningen situeren zich vooraan de straat en hebben een lange smalle achterliggende tuinzone. Heden bestaat het projectgebied uit twee percelen. Het grootste perceel gelegen langs Brekelen wordt volledig herverkaveld met uitzondering van een smalle strook gelegen langs de Kouterstraat. Deze dient te worden afgestaan aan de gemeente. Het achterliggende perceel wordt in de eerste plaats in twee gesplitst, waarbij het noordelijke deel mee wordt opgenomen in de acht smalle kavels. Het zuidelijke deel blijft als landbouwgrond dienst doen. 2.2. Archeologische voorkennis Naar aanleiding van de verkavelingsvergunning werd in opdracht van de bouwheer reeds een landschappelijk booronderzoek uitgevoerd in augustus 2017. De resultaten van dit landschappelijke booronderzoek werden ter beschikking gesteld voor het bureauonderzoek en worden eveneens als extra bijlage met de archeologienota ingediend. Binnen het projectgebied werden vijf boringen geplaatst met een Geoprobe boortoren. De ongeroerde monsters werden genomen in liners met een diameter van 70 millimeter en een lengte van anderhalve

7

meter per stuk. De diepte van de boringen bedroeg 1,5 meter voor de boringen B1, B3, B4 en B5. Boring B2 werd tot een diepte van 3 meter onder maaiveld geplaatst. Doel was een zicht te krijgen op de dikte en opbouw van de quartaire pakketten binnen het projectgebied. Op basis van de uitgevoerde boringen kan gesteld worden dat binnen het volledige projectgebied de bodemopbouw een erg antropogene invloed heeft gekend. In boring B1 werden onder een recente antropogene verstoring met een diepte van 1,40 meter de resten van een begraven A-horizont aangetroffen. Het grijsbeige matig fijn, matig siltige zandlaagje bevatte resten van planten en leemlaagjes. Op basis van de korrelgrootte kon besloten worden dat de horizont, opgebouwd uit een alternerend complex van zand en leemlaagjes, eolisch werd afgezet. Het bodemtype werd gedetermineerd als ON. In B2 en B3 werden bodems van het type lZdm aangetroffen. Dit zijn matig natte zandbodems met een leemsubstraat en een dikke antropogene A-horizont (zgn. plaggenbodems). Ook boring B5 vertoont een gelijkaardig bodemprofiel, hier ontbreekt echter het lemige substraat (Zdm). Bij boring B2 en B5 bedroeg de dikte van de A-horizont maar liefst 95 centimeter. Op deze diepte werden in B2 houtresten herkend. Bij boring B3 bedroeg de dikte van de A-horizont daarentegen slechts 65 centimeter. Deze boring bevond zich echter aan de rand van het projectgebied waar het terrein een lichte hoogtedaling vertoont, allicht ten gevolge van een ooit aanwezige (perceels)greppel.1 Onder het dikke antropogene pakket bevindt zich in alle (met uitzondering van B1) boringen een bleek fijn stuifzand dat talrijke grindinclusies bevat. Op basis van de gelaagdheid van de grindinclusies en de opvulling ertussen met fijn zand is deze eolische afzetting waarschijnlijk afgezet tijdens een koude periode. De laag kan lateraal gevolgd worden in de profielen van B3, B4 en B5. Onder deze laag bevindt zich in de boringen B3 en B5 een roestrijkere horizont waarbij ijzerrijke verbindingen van hoger uit het profiel zijn ingespoeld. Dit is echter te weinig ontwikkeld om te kunnen spreken van een uitspoelings- en of aanrijkingshorizont. In B2, die tot een diepte van -3 meter werd geplaatst, bevindt zich onder het zandige materiaal leemrijker materiaal dat talloze plantenresten bevat en tevens sporen van gelaagdheid vertoont. Dit soort afzetting wordt typisch gegenereerd door alluviale herwerking van materiaal. Op 2,40 meter onder het maaiveld gaat deze laag abrupt over in grof zandig materiaal om op een diepte van 2,70 meter onder het maaiveld opnieuw leemrijker te worden. De afwisseling tussen organisch rijke lemige laagjes en zandige tussenlaagjes weerspiegelt het dynamische karakter van de alluviale afzetting.

1 Eigen waarneming terreinbezoek.

8

De dikte van de organisch rijke ploeglaag in B3 en B5 is onnatuurlijk dik en is allicht een gevolg van intensieve bemesting. In boring B4 werd de ploeglaag bedekt onder een opgevoerde laag met sporen van baksteen en metaalresten. De bodem werd hier gedetermineerd als ON.

Figuur 3: Positie boorlocaties op luchtfoto (bron: Geosonda) Tussen de boringen B2, B3, B4 en B5 kan de zeer bleke eolische laag gevolgd worden. Alle boorprofielen vertonen een geringe graad van bodemontwikkeling. Het contact tussen het licht bleke eolische stuifzand en het onderliggende leemrijke materiaal is zeer abrupt. Een mogelijke interpretatie is dat de grens tussen het eolische stuifzand en de alluviale leemrijke lithologie de grens weerspiegelt tussen natuurlijke fluviatiele afzettingen en eolische afzettingen gecreëerd door ontbossing. In dit geval zou het stuifzand behoren tot de formatie van Gent. 2.3. Methodiek van het onderzoek Om een antwoord te kunnen formuleren op de hoger geformuleerde vraagstellingen werden verschillende acties ondernomen. In de eerste plaats werden hoofdzakelijk bronnen geraadpleegd die online beschikbaar werden gesteld door de Vlaamse Overheid. Na het raadplegen van de basisbronnen die beschikbaar zijn voor het betreffende projectgebied, werd nagegaan of het nodig was om bijkomende bronnen te raadplegen of dat de geraadpleegde bronnen volstonden om een antwoord op de desbetreffende vraag te formuleren. Tevens werd geëvalueerd of het raadplegen van eventueel bijkomende bronnen extra gegevens kon opbrengen om een antwoord te kunnen formuleren op de gestelde onderzoeksvragen. Aangezien het projectgebied gelegen is in een zone die gekenmerkt is

9

door een lage densiteit aan bebouwing in het verleden werd extra aandacht besteed aan de relatie van het projectgebied met het landschap en de ruimere omgeving. Om een zicht te krijgen op de landschapshistoriek van het projectgebied werden de online databases van Geopunt Vlaanderen (www.geopunt.be) en Databank Ondergrond Vlaanderen (www.dov.vlaanderen.be) geraadpleegd. De volgende kaarten werden geraadpleegd: bodemkaart, bodemgebruikskaart, erosiegevoeligheidskaart, tertiair geologische kaart en quartair geologische kaart. De geomorfologische kaart is niet beschikbaar voor het projectgebied. Tevens werd het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II (raster 1 meter) geraadpleegd. Tevens werden de resultaten van het landschappelijke booronderzoek ter beschikking gesteld door de opdrachtgever. Om na te gaan welke potentiële archeologische sites zich in het projectgebied en de ruimere omgeving bevinden, werd de Centrale Archeologische Inventaris (www.cai.onroerenderfgoed.be) geraadpleegd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de inventaris niet volledig is en geen garantie biedt op de aan- of afwezigheid van een eventuele archeologische site. De ingevoerde locaties werden enerzijds op basis van cartografische, literaire en toponomische bronnen geselecteerd en anderzijds op basis van waarnemingen op het terrein (vondstmeldingen, veldprospecties, prospecties met ingreep in de bodem, archeologisch onderzoek). Verder werd nagekeken of er in de recente jaren onderzoeken in de omgeving werden uitgevoerd die niet werden opgenomen in de CAI vanwege de verwaarloosbare resultaten en werd nagekeken of er recent archeologienota’s werden opgesteld in de omgeving van het projectgebied. Om een inzicht te krijgen in de mogelijke aanwezigheid van cultuurhistorische elementen en een verder inzicht te krijgen in de mogelijke aanwezigheid van een archeologisch bodemarchief werden verschillende beschikbare historische en cartografische bronnen online geraadpleegd. Voor de oudere periodes werd beroep gedaan op gegevens beschikbaar op www.inventaris.onroerenderfgoed.be. De hier beschikbare gegevens kwamen tot stand na een uitgebreide literaire studie. De opgegeven bronnen werden niet extra gecontroleerd, noch werden er bijkomende bronnen geraadpleegd. Op basis van de beschikbare gegevens werd beslist dat deze volstonden om een algemeen beeld te verkrijgen omtrent de historische ontwikkeling van Wuustwezel (waarin het projectgebied zich bevindt). Voor de cartografische bronnen werden in de eerste plaats de gegeorefereerde plannen geraadpleegd op het online Geoportaal Onroerend Erfgoed (www.geo.onroerenderfgoed.be). Het betreft de kaart van Ferraris, de Atlas der Buurtwegen en de kaarten van Vandermaelen en Popp. Tevens werden enkele 20ste en 21ste eeuwse luchtfoto’s geraadpleegd op dezelfde website. Deze werden voornamelijk geraadpleegd om een zicht te krijgen op de ontwikkeling van het projectgebied en de ruimere omgeving in recente tijden. Toen bleek dat de huidige situatie niet overeenstemde met

10

de laatst beschikbare kaart op dit portaal, werden tevens www.cartesius.be geraadpleegd. Hier werden enkele 19de en 20ste eeuwse kaarten gebruikt. Na de studie van de beschikbare bronnen werd beslist een plaatsbezoek te brengen aan het projectgebied. Reden was de vaststelling dat de huidige hoeve aanwezig binnen het projectgebied reeds zichtbaar was op 18de eeuwse kaarten. Bij het plaatsbezoek werd nagegaan of er eventueel oude elementen van de hoeve in de huidige gebouwen werden geïntegreerd. Tevens werd de impact van de huidige bebouwing op het bodemarchief nagegaan en werd speciaal uitgekeken naar de aanwezigheid van ondergrondse structuren (voornamelijk mestputten en nutsvoorzieningen). Om een inzicht te verkrijgen omtrent de impact van de geplande werken op het eventuele bodemarchief werden alle beschikbare gegevens via de bouwheer opgevraagd en ter beschikking gesteld. Hoewel de concrete werkwijze van de bouwplannen nog niet gekend is op het moment van het uitvoeren van de bureaustudie, werd beslist dat de voorhanden zijnde gegevens toereikend zijn om een inschatting van de impact op het eventueel aanwezige bodemarchief te kunnen maken. Aan de hand van de online beschikbare bronnen en de door de bouwheer geleverde plannen, kon voldoende informatie gegenereerd worden omtrent het archeologische potentieel van het projectgebied. Daarom werd besloten geen bijkomende literaire bronnen te raadplegen. Dit zou allicht nog wat meer informatie aan het licht brengen, maar valt buiten de doelstelling van deze bureaustudie. 3. Archeologisch bureauonderzoek/assessment 3.1. Geo(morfo)logie en bodem Fysisch-geografisch gezien, behoort Wuustwezel tot de Noorderkempen. Het landschap heeft een vlakke dekzandtopografie waarbij het voornaamste reliëf bestaat uit oost-west lopende microcuesta, met een steile zuidhelling en een zachte noordhelling, die wordt gevormd door kleirijke lagen ut de Groep van de Kempen. Het microreliëf wordt vooral bepaald door eolisch afgezette duinen en het Pleistocene alluviale kreeklandschap. Globaal komen vooral NW-,ZW- en W-gerichte hellingen voor naargelang de dominante afzettingsrichting.2

2 SEVENANTS, M., MENSCHAERT, J., COUVREUR, M., RONSE, A., ANTROP, M., GEYPENS, M., HERMY, M. & G. DE BLUST, Ecodistricten: Ruimtelijke eenheden voor gebiedsgericht milieubeleid in Vlaanderen. Deelrapport II: Afbakening van ecodistricten en ecoregio’s: Verklarende teksten. Studieopdracht in het kader van actie 134 van het Vlaams Milieubeleidsplan 1997-2001. In opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer, 2002.

11

Figuur 4: Projectgebied in Vlaanderen De tertiair geologische kaart wijst uit dat de ondergrond ter hoogte van het plangebied uit de Formatie van , Lid A, bestaat, waarvan het voornaamste lithologische kenmerk ‘zand’ is. Deze formatie is van estuariene origine en bestaat uit glauconiethoudend halffijn tot grof heterogeen zand met in sommige gedeelten houtfragmenten en flasers. De intensiteit van de laatsten varieert sterk. Onderaan in de sequentie kunnen schelpfragmenten voorkomen. De dikte schommelt van 2 m tot meer dan 20 m.3

3 https://www.dov.vlaanderen.be/zoeken-acdov/DovAppZoeken/

12

Figuur 5: Projectgebied (rode stip) op tertiair geologische kaart De belangrijkste quartaire afzettingen behoren tot één lithostratigrafische eenheid, namelijk de Groep van de Kempen. Dit is een meer dan 25 meter dik complex van klei-, zand- en leemsedimenten die rusten bovenop de mariene Neogene formaties.4 De afzettingen weerspiegelen elk een verschillend klimaat en sedimentair milieu en dagzomen nooit. Tijdens de laatste ijstijd waaiden er krachtige noorderwinden die grote hoeveelheden bodemmateriaal transporteerden uit het droge Noordzeebekken. In de Kempen werden er vooral zwaardere zandkorrels afgezet die als deken over het landschap werden gedrapeerd. De onderliggende afzettingen behorend tot de Groep van de Kempen werden bedekt met een 3 tot 4 meter dikke zandlaag, waarvan de precieze dikte afhangt van de lokale topografie zodat het ijstijdreliëf voor een groot deel genivelleerd werd. Door verdere verdroging van het klimaat en de sterke eolische processen werd de volledige streek bedekt met dekzand, gekarakteriseerd met vorstwiggen en keienvloeren. Deze pakketten bestaan voornamelijk uit homogene en horizontaal gelaagde zanden. Onderaan kan er lokaal een ritmisch pakket voorkomen bestaande uit zand- en leemlagen die behoren tot de Formatie van Gent.

4 GULLENTOPS, F., BOGEMANS, F., DE MOOR, G., PAULISSEN, E. & A. PISSART, Quaternary lithostratigraphic units (), in Geologica Belgica, 1/1-2, 2001, p. 153-164.

13

Na de laatste ijstijd veranderde het klimaat en werd de dominante noordelijke windrichting vervangen door westenwinden. Tijdens de koudere fluctuaties werd er losliggend bodemmateriaal uit de deels droogliggende Noordzee en de oer-Scheldevallei getransporteerd en afgezet onder de vorm van landduinen. Bij het verdere uitwaaien van de duinen tot op de watertafel werden er plaatselijk venen gevormd. De Pleistocene dekzanden werden door de eolische activiteit ook lokaal verstuift tot duintjes. Tijdens het Holoceen verbeterde het klimaat aanzienlijk en nam de vegetatiebedekking sterk toe waardoor het duinenreliëf gestabiliseerd werd. De fluviatiele activiteiten werden ook hervat met een uitdieping van de reeds aanwezige Pleistocene kreekvalleien. De alluviale afzettingen hebben een heterogene samenstelling gaande van het herwerkt dekzand tot klei waarin veen courant aanwezig is en worden onderverdeeld in de Formatie van Arenberg.5 In de vochtige alluviale valleien ontwikkelden er zich namelijk rietmoerassen en bossen bestaande uit waterminnende wilgen en elzenbroekbossen. In deze waterrijke reducerende milieus accumuleerde het organisch materiaal tot veenlagen die de rivierdalen langzaamaan opvulden. Op de hoger gelegen delen en op de zandige duingebieden ontwikkelden er zich bossen met voornamelijk eiken beuken. Bij landinname door de mens rond 3000 BC werden er stukken bos gekapt om als landbouwgrond te dienen. Na uitputting van de grond werd er verder getrokken naar een gunstigere locatie. Op de uitgeputte gronden ontwikkelde zich struikachtige vegetatie die evolueerde naar een half natuurlijk bos. Vanaf het ogenblik dat de mens zich permanent vestigde was de invloed op het natuurlijke landschap catastrofaal. Vanaf 1000 BC werd het gebied massaal afgezet en werd het heidelandschap gebruikt als weiland voor vee, en als bron voor plaggen. Door het verdwijnen van het beschermend plantendek trad er massaal verstuiving op met accumulatie van eolische sedimenten waardoor stuifduinen ontstonden. De eolische sedimenten zijn ondergebracht in de Formatie van Hechtel en bestaan uit goed gesorteerd zand. Ze werden overwegend afgezet tijdens het Atlanticum. Tijdens de middeleeuwen werd er op grote schaal veen ontgonnen in de beekdalen. Door het aanbrengen van een dicht drainagestelsel werden de alluviale gronden ontgonnen als weilanden. Volgens de Quartairgeologische profieltypekaart behoort het projectgebied tot type 11. Onder eolische afzettingen bestaande uit fijn zand, dat soms lemig is bevindt zich een basis bestaande uit een alternerend complex van zand- en leemlaagjes. Dieper kunnen er kleiig-zandige sedimenten worden aangetroffen die het gevolg zijn van Estuariene afzettingen. De resultaten van het landschappelijk booronderzoek bevestigen dit. Onder de dikke ploeglaag worden eolische afzettingen aangetroffen met een witte kleur. Het stuifzand rust op een alternerend complex van zandige en lemige lagen.

5 BORREMANS, M., Geologie van Vlaanderen, Gent, 2005.

14

Figuur 6: Projectgebied (rode stip) op quartair geologische kaart Op de bodemkaart van Vlaanderen wordt voor het projectgebied een bodemtype Zdm weergegeven. Dit zijn matig natte zandige bodems met een dikke antropogene A-horizont (zogenaamde plaggenbodems). Het booronderzoek bevestigde dit. De aangetroffen bodemtypes voor het westelijke deel van het terrein werden echter wel als ON aangeduid. De oostelijke boringen werden gedetermineerd als Zdm en lZdm (met lemig substraat). Op de bodemkaart van Vlaanderen is duidelijk merkbaar dat het projectgebied zich bevindt op de overgang van de drogere zandrug aan de noordzijde van de vallei van de Kleine Beek. Verder naar het zuiden herkennen we duidelijk deze vallei. Ze wordt gekenmerkt door nattere lemigere gronden en tekent zich als een okerkleurige zone af begrensd door drogere zandige ruggen (in grijstinten).

15

Figuur 7: Projectgebied op de bodemkaart van Vlaanderen 3.2. Topografie/toponomie Het projectgebied bestaat uit twee percelen die samen een rechthoekige zone vormen ten zuidoosten van het kruispunt van Brekelen met de Kouterstraat. Op de hoek, aan het kruispunt bevindt zich heden een oude hoeve die op termijn zal worden gesloopt. In het oosten wordt het projectgebied begrensd door percelen voorzien van open bebouwing. Ook aan de overzijde van beide straten zijn de percelen voorzien van open bebouwing. Ten zuiden van het projectgebied bevinden zich akkers. In de onmiddellijke omgeving van het projectgebied zijn verschillende beken aanwezig. Op ongeveer 550 meter ten zuiden bevindt zich de Kleine Beek, die tevens reeds aanwezig is op de kaart van Ferraris. In de Kleine Beek mondt de Brekelenloop uit die zich ongeveer 750 meter ten westen van het projectgebied bevindt. Ten noorden van het projectgebied, op ongeveer 300 meter, bevindt zich ten slotte de Geenhofloop. Deze laatste lijkt reeds gedeeltelijk gerealiseerd te zijn op de Atlas der Buurtwegen. Van de Brekelenloop is echter geen spoor te bekennen. Het projectgebied situeert zich rond de 20 meter hoogtelijn. In noordelijke en westelijke richting stijgt de hoogte naar plusminus 21 meter + TAW. In oostelijke richting blijft de hoogte steeds rond de 20

16

meter hoogtelijn. In zuidelijke richting zakt de hoogte tot plusminus 17 meter in de vallei van de Kleine Beek.6 Binnen het projectgebied zelf merken we deze daling in de richting van de beekvallei eveneens. De doorsnede van het noordwesten naar het zuidoosten vertoont een hoogte tussen 19,8 en 20,0 meter + TAW in het noordwesten. Geleidelijk zakt de hoogte naar 19,0 meter + TAW in het zuidoosten. Dit is minder uitgesproken duidelijk in het hoogteprofiel van noordoost naar zuidwest. In dit profiel schommelt de hoogte van het terrein tussen 19,1 en 19,9 meter zonder uitgesproken lage of hoge gedeeltes.

Figuur 8: Doorsnede door het terrein van noordwest naar zuidoost

Figuur 9: Doorsnede door het terrein van noordoost naar zuidwest

We kunnen dus stellen dat het projectgebied eerder vlak is met een licht schommelende hoogte. De lagere waarden bevinden zich eerder in de richting van de zuidelijker gelegen beekvallei. Dit beeld is eveneens zichtbaar op het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II waar geen uitgesproken hoogteverschillen zichtbaar zijn en de vallei ten zuiden een licht lagere waarde heeft. Dit vlakke landschap heeft eveneens weinig gevolgen naar eventuele erosiegevoeligheid. Daarom dat de kaart overwegend groene zones aangeeft in de onmiddellijke omgeving van het projectgebied.

6 De hier vermelde hoogtes zijn genomen binnen een straal van 500 meter rond het projectgebied.

17

Figuur 10: Projectgebied op digitaal hoogtemodel Vlaanderen II (1 meter)

Figuur 11: Projectgebied op de bodemerosiekaart

18

Brekelen is een kronkelende straat gelegen ten zuiden van de Kalmthoutse Steenweg en ermee verbonden via de Neerstraat die vertrekt ter hoogte van het kruispunt met de Kouterstraat. In het oosten sluit de straat aan de overzijde van de Bredabaan aan op Biest. In het westen loopt de straat verder in Kleinenberg. Het betreft alle erg kronkelende straten die zeker teruggaan tot in de 18de eeuw gezien ze duidelijk herkenbaar zijn op de kaart van Ferraris. Dit geldt niet voor de Bredabaan die dwars door het bestaande wegennet werd aangelegd. Evenmin geldt dit voor de Kalmthoutse Steenweg die in het oosten aansluit op de oudere Dorpstraat. 3.3. Historische, cartografische en archeologische kennis 3.3.1. Korte historiek van Wuustwezel (geschreven bronnen)7 De naam Wuustwezel (Wuust-wieze-lo) betekent onherbergzaam weide- en bosgebied. De oudste kernen zijn de Biest (in het dorpscentrum) en het gehucht Westdoorn (ten westen van de Bredabaan), ontstaan rondom een nederzetting van kolenbranders; de volgelingen van Sint-Willibrordus zouden hier een doopput, later kapel hebben opgericht. Omstreeks 1250 werd met de steun van het Sint- Elisabethgasthuis van Antwerpen de eerste kerk gebouwd. Eind 13de eeuw werd Wuustwezel verheven tot heerlijkheid onder het beheer van de heren van Wilre; door overervingen en verkoop kwam ze in 1745 in handen van de familie Vinck die er tot op heden het Wezelhof - gebouwd tussen 1750-1770, vernield in 1944 en circa 1960 herbouwd - bezit. Tot eind 18de eeuw waren alleen de gronden in de onmiddellijke omgeving van de oude heirbaan Antwerpen-Breda (via Oude Baan, Oud Gooreind, Akkerveken, Westdoorn, Sint-Willibrordusstraat, Baan, Kruisweg en Tereik) en nabij de Biest ontgonnen (zie toponiemen Brekelen, Braken); hierrond lagen de bossen en heide met onmetelijke waterplassen, de goren, waar turf gewonnen werd. Van 1806 tot 1811 werd op bevel van Napoleon over het grondgebied van Wuustwezel de huidige Bredabaan aangelegd; de aanleg van de Dorpsstraat werd voltooid in 1842; de steenweg naar dateert van 1856, die naar Brecht van 1875; in 1874-75 werd ook een begin gemaakt met de aanleg van de klinkerbaan naar Essen. In 1869 werd de parochie Gooreind ten zuiden van de gemeente opgericht waarbij een school, een kerk en een pastorie werden gebouwd onder leiding van architect Eugeen Gife (1866-68); de kerk werd in 1936-46 vernieuwd onder leiding van architect J. Huygh. De eerste fabriek -de sigarenfabriek van Theofiel Verellen aan de Bredabaan- werd in 1881-82 van Antwerpen overgebracht naar Wuustwezel. De boterfabriek en stoommelkerij Sint-Marie werd gesticht in 1907 en goedgekeurd in 1913.

7 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/126110

19

Na de oorlog was het gebrek aan landbouwgrond zo groot dat op een drastische manier met de ontginning van de heide werd begonnen; de Noordwatering, een stichting voor het draineren van 1100 ha grond nabij de Nederlandse grens, was actief in de periode van circa 1929 tot 1942. Sindsdien werden verschillende hoeven bijgebouwd, de fabriek van Verellen vernieuwd en de melkerij uitgebreid. In 1946 werd INZA opgericht, het intercoöperatief van de melkerijen van Wuustwezel, Loenhout, en Meerle. De oudste bebouwing - geconcentreerd rondom de vroegere heirbaan Antwerpen-Breda - bestaat uit hoeven. Circa 1900 werden de eerste arbeidershuisjes gebouwd waarvan enkele overblijfselen aan Bredabaan en Kalmthoutsesteenweg. In de jaren 1930-45 is er een belangrijke explosie in de hoevebouw: hoeven van het langgestrekte type (woonhuis en stallingen onder een, meestal afgewolfd zadeldak) met afzonderlijke schuur, doorgaans gedateerd in de zijgevel door middel van verheven baksteen; bakstenen gebouwen met eenvoudige rechthoekige muuropeningen; de later bijgebouwde hoeven zijn alle van hetzelfde type. Grote toename van woonhuizen vooral na de Tweede Wereldoorlog: verspreide lintbebouwing, voornamelijk tussen oude en nieuwe Bredabaan en in de dorpskern: bakstenen lijstgevels van twee à drie traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak. Villabouw aan de Bredabaan. Recente verkavelingen op Gooreind (bungalows), Klein Gooreind (sociale woningen) en Achterbrug.8 3.3.2. Cartografische bronnen/luchtfoto’s Bij de studie van de cartografische bronnen werd gekeken naar de onmiddellijke omgeving van het projectgebied meer bepaald Brekelen. Voor het projectgebied zijn verschillende historische kaarten beschikbaar die alle digitaal beschikbaar zijn op het geoportaal. Er werden geen andere relevante kaarten aangetroffen.

De oudst beschikbare kaart voor het projectgebied is de kaart van Fricx uit 1712. De kaart is weinig gedetailleerd en bevat een grote afwijking op de geo-referentie. Op de kaart is de dorppskern van Woestwesel ofte Westwesel aangeduid door middel van een kerk. Een weg verbindt het centrum met de zuidwestelijk gelegen parochie Westdoorn. Op de kaart is tevens de Kleine Beek met enkele zijbeken en bronnen, vennen aangeduid in de ruimere omgeving.

8 Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Wuustwezel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/120707 (geraadpleegd op 24 augustus 2017).

20

Figuur 12: Projectgebied op de kaart van Fricx (1712) Een tweede kaart dateert uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Op de kaart van Ferraris zien we duidelijk dat de huidige bestaande toestand van het projectgebied en zijn onmiddellijke omgeving minstens teruggaat tot het einde van de 18de eeuw. Binnen het projectgebied, gelegen ten zuidoosten van het kruispunt, herkennen we op de hoek een hoevegebouw bestaande uit drie gebouwen. Twee grotere gebouwen, allicht de eigenlijke woonst en een schuur bevinden zich parallel aan elkaar en aan Brekelen en zijn haaks op de Kouterstraat georiënteerd. Een derde gebouw heeft een kleinere omvang en bevindt zich ter hoogte van de vermoedelijke schuur iets verwijderd van de straat Brekelen in het zuidoosten van het betreffende perceel. Ten oosten en ten zuiden van de hoeve bevindt zich een langgerekte akker door middel van een bomenrij gescheiden van het erf van de boerderij. Ook de Kouterstraat is afgeboord met bomen. Verder naar het zuiden lopen de akkers door tot aan de weides die zich allicht op de nattere gronden van de vallei van de Kleine Beek bevinden. De directe omgeving van het projectgebied wordt gekenmerkt door losstaande hoeves, vaak bestaande uit verschillende gebouwen, omgeven door akkercomplexen. De hoeves bevinden zich hoofdzakelijk langs de iets ‘grotere’ wegen. Het projectgebied bevindt zich ten westen van het eigenlijke dorscentrum en staat op de kaart aangeduid als Breickelen. Allicht wordt hiermee de concentratie aan hoevegebouwen in de onmiddellijke omgeving van het projectgebied aangeduid.

21

Figuur 13: Onderzoeksgebied in rood op de kaart van Ferraris9 Alhoewel de kaart van Ferraris een vrij gedetailleerd beeld weergeeft van het projectgebied en zijn onmiddellijke omgeving wordt dit beeld van de aanwezige bebouwing binnen en in de nabije omgeving van het projectgebied duidelijk weergegeven in de Atlas der Buurtwegen uit het midden van de 19de eeuw. Op de kaart zien we dat de vermelde hoeve bestond uit vier gebouwen. Een eerste gebouw bevond zich precies tegen de hoek van het kruispunt tussen beide straten en was parallel aan Brekelen georiënteerd. Allicht betreft het het eigenlijke woonhuis. Iets ten zuiden bevond zich een tweede iets kleiner rechthoekig gebouw haaks op de Kouterstraat en er tegen aan palend. Allicht kan dit gebouw als de hoofdschuur worden geïnterpreteerd. In het oosten bevond zich een derde eveneens min of meer rechthoekig gebouw van nog kleinere afmetingen. Het haaks op Brekelen georiënteerde gebouw sloot het erf aan de oostzijde min of meer af. Zo ontstond een soort binnenerf. Net ten noorden van dit laatste gebouw bevond zich nog een vierde klein bijgebouwtje. Op de kaart is de Bredabaan ten zuidoosten van het projectgebied reeds zichtbaar. Ten opzichte van de kaart van Ferraris merken we op dat het hoevecomplex aan de overkant van het kruispunt met de Kouterstraat ondertussen reeds is verdwenen. De oude percelering is echter nog zichtbaar. De situatie is trouwens identiek aan dit op het Primitief Kadaster, daterend uit de periode 1830 – 1835.

22

Figuur 14: Het projectgebied op de Atlas der Buurtwegen10

Figuur 15: Projectgebied op het Primitief Kadaster (1830-1835)11

10 www.geo.onroerenderfgoed.be 11http://search.arch.be/imageserver/topview.php?FIF=550/550_0001_000/550_0001_000_03281_000/550_0001_000_032 81_000_0_0003.jp2

23

Figuur 16: Onderzoeksgebied op de topografische kaart Vandermaelen12 Ook op de iets jongere topografische kaart van Vandermaelen lijkt de situatie binnen en in de onmiddellijke omgeving van het projectgebied ongewijzigd, zij het dat de verhoudingen van de grootte van de verschillende hoevegebouwen niet meer overeenstemt met deze op de iets oudere kaarten. Dit is allicht echter eerder te wijten aan onnauwkeurigheden dan aan echte verschillen. Op twee topografische kaarten, respectievelijk daterend uit 1871 en 1928-1929, is nog steeds dezelfde gebouwindeling te zien als op de oudere kaarten. Het hoofdgebouw, de eigenlijke woning, bevindt zich parallel aan Brekelen op de hoek met het kruispunt met de Kouterstraat.

12 www.geo.onroerenderfgoed.be

24

Figuur 17: Topografische kaart 187113

Figuur 18: Topografische kaart 1928-192914 In de periode tussen 1930 en 1960 werd de bestaande bebouwing binnen het projectgebied gewijzigd. Op een topografische kaart daterend uit 1961 merken we dat het hoofdgebouw opgeschoven is in oostelijke richting. De achterliggende schuur bevindt zich nu parallel aan de Kouterstraat en loopt tot tegen Brekelen met een noordelijke aanbouw. Parallel aan de hoofdbouw bevindt zich een stal/schuur met oostelijke aanbouw. Opvallend is ook het feit dat in deze periode geleidelijk de bewoning in de omgeving van het projectgebied sterk toeneemt. Zo verschijnen er woningen ten noorden, ten westen en ten oosten van het projectgebied.

13http://www.cartesius.be/arcgis/home/webmap/viewer.html?basemapUrl=http://www.ngi.be/tiles/arcgis/rest/services/2 0k__{1C9B3FC8-A077-4933-AF0B-5B07C54A44BA}__default__404000/MapServer&lang=nl 14http://www.cartesius.be/arcgis/home/webmap/viewer.html?basemapUrl=http://www.ngi.be/tiles/arcgis/rest/services/2 0k__{89EB6FEB-006E-42BB-924C-1DDFB7550A49}__default__404000/MapServer&lang=nl

25

Figuur 19: Topografische kaart 196115 Op de orthofoto’s van Vlaanderen genomen in de zomer van 1971 merken we de situatie zoals ze is voorgesteld op de iets oudere topografische kaart. Een woonst gelegen parallel aan Brekelen met een schuur ten westen haaks op Brekelen tegen het kruispunt met de Kouterstraat en een parallel aan de woning gelegen stal of schuur met oostelijke aanbouw omgeven door akkerland.

Figuur 20: Het onderzoeksgebied op de orthofoto 197116

15http://www.cartesius.be/arcgis/home/webmap/viewer.html?basemapUrl=http://www.ngi.be/tiles/arcgis/rest/services/2 5k__{9C81C503-2C5B-401B-997B-AA2BE4C18B16}__default__404000/MapServer&lang=nl 16 www.geo.onroerenderfgoed.be 26

Figuur 21: Projectgebied op luchtfoto 2000-2003

Figuur 22: Projectgebied op orthofoto 201617 Op basis van de luchtfoto’s genomen in de 21ste eeuw kunnen we besluiten dat sinds de wijzigingen aan het gebouwenbestand tussen 1930 en 1960, er zich geen substantiële wijzigingen binnen het projectgebied voordeden.

17 www.geo.onroerenderfgoed.be

27

3.3.3. Archeologisch Wuustwezel en centrale archeologische inventaris

Figuur 23: CAI-locaties in de ruime omgeving van het projectgebied18 Op de centrale archeologische inventaris zijn talrijke locaties aangeduid op het grondgebied van Wuustwezel. Het is niet onze bedoeling hier een uitgebreide oplijsting te voorzien van alle aanwezige locaties op het grondgebied van Wuustwezel. De hier opgesomde locaties bevinden zich in een straal van plusminus 2000 meter ten opzichte van het projectgebied en vormen een goed beeld van de aanwezige archeologische waarden in de ruime omgeving van het projectgebied. De locaties worden min of meer in chronologische volgorde weergegeven.

Steentijd: • CAI105429:19 Op een zandheuvel langs de zandweg van de molen naar Deureind werd een fragment van een neolithische natuurstenen wrijfsteen aangetroffen. Echter zijn zowel de vondst als de locatie niet erg betrouwbaar. De locatie bevindt zich ongeveer 1300 meter ten zuidwesten van het projectgebied.

18 www.cai.onroerenderfgoed.be 19 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/105429

28

• CAI100877:20 De locatie heeft betrekking op een vondst te dateren in het mesolithicum. Op de vondslocatie gekend als ‘Het Moerken 7’ gelegen op ongeveer 1500 meter ten zuiden van het projectgebied aan de overzijde van de Kleine Beek werd een uitgebreide boorcampagne opgezet.21 • CAI100371:22 De hier aangetroffen vondstenconcentratie bestond uit drie silexfragmenten, waarvan één verbrand; één schilfer in kwartsiet en één fragment van een kei (?). Een voorlopige datering in het jong- paleolithicum werd vooropgesteld. ‘Het Moerken 5’ werd in de loop van 2004 afgeplagd. Toen werden er geen vondsten gedaan. Vermoedelijk kwam de silex door winderosie aan de oppervlakte te liggen. De locatie bevindt zich plusminus 1650 meter ten zuiden van het projectgebied aan de overzijde van de Kleine Beek.23 • CAI100370:24 De locatie ‘het Moerken 4’ bevindt zich ongeveer 1750 meter ten zuiden van het projectgebied. Hier werden vier silexfragmenten, waarvan één verbrand en één fragment in kwartsiet aangetroffen. Een voorlopige datering in het jong-paleolithicum werd vooropgesteld. De locatie werd in de loop van 2004 afgeplagd. Toen werden er geen vondsten gedaan. Vermoedelijk kwam de silex door winderosie aan de oppervlakte te liggen.25 • CAI100368:26 Tijdens een prospectie uitgevoerd door Inge Verdurmen, Marijn Van Gils en Marc De Bie, (VIOE) in het kader van het project "Heideontwikkeling in militaire gebieden" werden op de locatie ‘het Moerken 2’ twee kleine fragmentjes silex ‘chips (?), waarvan één verbrand, aangetroffen. Een voorlopige datering in het jong-paleolithicum werd vooropgesteld. De locatie werd in de loop van 2004 afgeplagd. Toen werden er geen vondsten gedaan. Vermoedelijk kwam de silex door winderosie aan de oppervlakte te

20 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100877 21 VAN GILS, M. & M. DE BIE, Kartering en waardering van een nieuw mesolithisch site-complex te Wuustwezel, Het Moerken (Intern VIOE-rapport), Brussel, 2007. 22 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100371 23 VAN GILS, M. & M. DE BIE, Kartering en waardering van een nieuw mesolithisch site-complex te Wuustwezel (prov. Antwerpen), in Notae Praehistoricae, 26, 2006, p. 157-160. 24 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100370 25 VERDURMEN, I. & D. TYS, Centrale Archeologische Inventaris (CAI) III. De archeologische waarde van militaire heidedomeinen, in VIOE-rapporten, 03, p. 96-98, Brussel, 2007. 26 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100368

29

liggen. De locatie bevindt zich plusminus 1850 meter ten zuiden van het projectgebied aan de overzijde van de Kleine Beek. • CAI100367:27 Tijdens een prospectie uitgevoerd door Inge Verdurmen, Marijn Van Gils en Marc De Bie, (VIOE) in het kader van het project "Heideontwikkeling in militaire gebieden" werden op de locatie ‘het Moerken 1’ twee silex ‘chips’ aangetroffen. Een voorlopige datering in het jong-paleolithicum werd vooropgesteld. De locatie werd in de loop van 2004 afgeplagd. Toen werden er geen vondsten gedaan. Vermoedelijk kwam de silex door winderosie aan de oppervlakte te liggen. De locatie bevindt zich plusminus 1900 meter ten zuiden van het projectgebied aan de overzijde van de Kleine Beek. • CAI100369:28 Tijdens een prospectie uitgevoerd door Inge Verdurmen, Marijn Van Gils en Marc De Bie, (VIOE) in het kader van het project "Heideontwikkeling in militaire gebieden" werden op de locatie ‘het Moerken 1’ twee silex ‘chips’ aangetroffen. Een voorlopige datering in het jong-paleolithicum werd vooropgesteld. De locatie werd in de loop van 2004 afgeplagd. Toen werden er geen vondsten gedaan. Vermoedelijk kwam de silex door winderosie aan de oppervlakte te liggen. De locatie bevindt zich plusminus 1950 meter ten zuiden van het projectgebied aan de overzijde van de Kleine Beek.

Metaaltijden: • CAI215312:29 Bij archeologisch onderzoek in het kader van een verkaveling ‘Achter d’Hoven’ te Wuustwezel werden de resten aangetroffen van een woonerf daterend uit de periode late Ijzertijd overgang Romeinse tijd. Op de in ruimte beperkte site werden minstens twee gebouwplattegronden en minstens één bijgebouw (spieker) herkend. Er werden geen aanwijzing voor een erfafbakening aangetroffen. De site bevindt zich plusminus 750 meter ten oosten van het projectgebied.30 • CAI105428:31 De locatie is erg onbetrouwbaar en vaag omtrent de juiste positie en aard van de aangetroffen resten. Toch wordt op de Kleine Berg de aanwezigheid van prehistorische bewoning gesuggereerd op basis

27 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100367 28 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100369 29 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/215312 30 PYPE, P. & J. COENAERTS, Een ijzertijd woonerf onder de verkaveling Achter D'Hoven te Wuustwezel (Prov. Antwerpen), in ABO archeologische rapporten, 204, 2015. 31 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/105428

30

van enkele losse vondsten die hier zouden zijn aangetroffen. De locatie bevindt zich plusminus 900 meter ten westen van het projectgebied. • CAI100590:32 Op basis van luchtfotografische indicaties wordt op de linkeroever van de Kleine Beek op Den Hofwijk de aanwezigheid van celtic fields uit de late bronstijd vermoed. De interpretatie is echter niet zeker en erg onduidelijk. De locatie bevindt zich plusminus 2000 meter ten noordoosten van het projectgebied.33

Middeleeuwen: • CAI105423:34 De Sint-Willibrorduskapel is gelegen op plusminus 1900 meter ten zuidwesten van het projectgebied. De eerste kapel zou ergens in de 8ste eeuw te dateren zijn. Dit is echter niet zeker. De kapel brandde af in 1584. Een nieuwe kapel werd opgericht in 1613. In de kapel is één vlakgraf aanwezig.35 • CAI103254:36 De Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk bevindt zich ongeveer 950 meter ten oosten van het projectgebied. De oorspronkelijke kerk werd tussen 1225 en 1250 gebouwd en was oorspronkelijk gewijd aan de Heilige Lambertus. Pas vanaf de 15de eeuw werd overgeschakeld op de verering van Onze-Lieve-Vrouw. De huidige kerk ontstond in de periode 15de – 16de eeuw en werd verschillende malen verbouwd.37

Nieuwe Tijd: • CAI103259:38

32 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100590 33 VANDEKERCHOVE, V., Celtic Fields in de Belgische Kempen. Luchtfotografisch onderzoek, lic.thesis KULeuven, 1987. Sporen zichtbaar op luchtfoto 1207 (van de thesis). 34 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/105423 35 PLOMPTEUX, G., STEYAERT, R. & L. WYLLEMAN, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, in Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 10N3 (Ru-Z), Brussel - Gent, 1985, p. 1094. 36 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/103254 37 PLOMPTEUX, G., STEYAERT, R. & L. WYLLEMAN, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, in Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 10N3 (Ru-Z), Brussel - Gent, 1985, p. 1081-1082. 38 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/103259

31

Plusminus 1500 meter ten noordoosten van het projectgebied bevindt zich de Napoleontische 18de eeuwse hoeve ‘Den Dobbelen Arendt’.39 • CAI150701:40 Op 1950 meter ten oosten van het projectgebied treffen we de 18de eeuwse ‘Vloeikenshoeve’ aan.41

Hoewel de CAI een aanduiding is van de reeds gekende en geïnventariseerde archeologische waarden, is het een inventaris die continu ontwikkelt en nooit helemaal volledig is. Daarom werd tevens gekeken naar projecten die in de laatste jaren werden uitgevoerd maar niet in de CAI werden opgenomen. • Projectcode 2013/60: Op het terrein, gelegen op plusminus 1100 meter ten westen van het projectgebied werd een booronderzoek en een prospectie met ingreep in de bodem uitgevoerd. Met uitzondering van enkele post-middeleeuwse greppels en één rond spoor uit dezelfde periode werden geen andere archeologische sporen aangetroffen. Een bijkomend onderzoek werd dan ook niet uitgevoerd. 3.3.4. Archeologienota’s In de ruime omgeving van het projectgebied werden recentelijk eveneens enkele archeologienota’s opgesteld in het kader van stedenbouwkundige vergunningen of verkavelingsaanvragen. • ID623:42 Naar aanleiding van de vervanging van de bestaande riolering door een gescheiden rioleringsstelsel werd een archeologienota geschreven. Gezien de werken zouden plaatsvinden in een bestaand tracé werden geen bijkomende maatregelen nodig geacht naast het uitgevoerde bureauonderzoek.43 • ID3481:44 Naar aanleiding van de sloop van bestaande bebouwing en de herontwikkeling van het gebied als woonerflocatie met twaalf eensgezinswoningen diende in het kader van het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning een archeologienota te worden opgemaakt. Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek kon een middelhoge tot hoge verwachting voor de aanwezigheid van

39 PLOMPTEUX, G., STEYAERT, R. & L. WYLLEMAN, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, in Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 10N3 (Ru-Z), Brussel - Gent, 1985, p. 1089. 40 https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/150701 41 PLOMPTEUX, G., STEYAERT, R. & L. WYLLEMAN, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, in Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 10N3 (Ru-Z), Brussel - Gent, 1985, p. 1093-1094. 42 https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/623 43 NIJSSEN, E. & J. DEFRANCQ, Archeologische evaluatie van het bodemarchief in Wuustwezel, Hagelkruis (Schoolomgeving De Wissel), in ABO archeologische rapporten, 257, 2016. 44 https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/3481

32

archeologische sites worden geconcludeerd. In het kader hiervan werd vervolgens een uitgesteld Programma van Maatregelen opgesteld bestaande uit verschillende stappen. Waarbij in eerste instantie tijdens een landschappelijk booronderzoek de intactheid van de bodem en de hiermee gepaard gaande kans op de aanwezigheid van intacte steentijd artefactensites diende te worden bepaald. Afhankelijk hiervan diende al dan niet een onderzoek naar de aanwezigheid van steentijd sites te worden uitgevoerd. Om na te gaan of er zich sporensites op de locatie bevonden, werd ten slotte een prospectie met ingreep in de bodem aangeraden in de vorm van proefsleuven.45 Het projectgebied bevindt zich plusminus 750 meter ten noordwesten van het huidige projectgebied. • ID4652:46 Naar aanleiding van de geplande uitbreidingswerken aan een agrarisch bedrijf waaraan verschillende bodemingrepen gekoppeld zijn, diende in het kader van de stedenbouwkundige vergunning een archeologienota opgesteld te worden. Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek werd beslist dat het archeologische potentieel van de betrokken percelen hoog genoeg is voor het uitvoeren van een bijkomend onderzoek door middel van een prospectie met ingreep in de bodem in de vorm van proefsleuven. De locatie bevindt zich ongeveer 1100 meter ten zuidwesten van het huidige projectgebied.47 3.3.4. Overige wetenschappelijke inventarissen Er is geen beschermd landschaps-, dorps- of stadsgezicht, beschermde archeologische zone of ander beschermd monument aanwezig in het projectgebied. Er bevindt zich ook geen geïnventariseerd landschappelijke erfgoed of wereldoorlog relict binnen het projectgebied. Het projectgebied is niet gelegen binnen een zone waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt. We vermelden hier wel dat zich ter hoogte van Brekelen 9, ongeveer 200 meter ten oosten van het projectgebied, een hoeve met losse bestanddelen bevindt die als bouwkundig relict werd opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed (ID14462). De omhaagde hoeve met losstaande bestanddelen dateert uit het eerste kwart van de 19de eeuw en bestaat uit een woonstalhuis (met de nok loodrecht op de straat) en ten noorden hiervan een dwarsschuurtje (ook met de nok loodrecht op de straat). Aan de zuidzijde bevindt zich een aarden erf met waterput. De toegang is afgezet met twee oude beuken. Het woonhuis en de stal hebben respectievelijk twee en vier traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak met Vlaamse pannen en een nok loodrecht op de straat.

45 HEIRBAUT, E. & J. NICASIE, Project Landzicht te Wuustwezel. Archeologienota, in LAReS-rapport, 32, 2017. 46 https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/4652 47 ARCKENS, M., GEELEN, N. & J. DE BEENHOUWER, Archeologienota Wuustwezel Kleinenberg resultaten, , 2017.

33

Het verankerde bakstenen gebouw staat op een gecementeerde plint en heeft een dito zijpuntgevel aan de oostkant. De datering 1820 is in de westelijke zijgevel door middel van gesinterde steen aangebracht. De rechthoekige raamopeningen hebben houten lateien en tralies.48

Tevens vermelden we hier dat het projectgebied zich ongeveer 1000 meter ten noorden van het Groot Schietveld bevindt.49 Dit, sinds 09/02/2011, vastgesteld landschapsrelict (ID10279) is ontstaan als gevolg van de evolutie van artillerie. In eerste instantie werd het Klein Schietveld opgericht als een legerkamp in 1820, dit gebied werd systematisch vergroot tot het in 1859 ca. 415ha besloeg en 4km diep was. Het vliegveld dateert van 1911. Omdat de kanonnen veel verder dan 4 kilometer konden schieten, was er behoefte aan een groter schietterrein waarvoor vanaf 1888 opnieuw gronden werden aangekocht zodat het in 1894 ca. 1170ha besloeg en ca. 10km lang was. Het gebied bestaat momenteel voornamelijk uit een open heidegebied met vennen en sporen van turfwinning, verschillende bossen, grasland met historisch gebruik als graas- en hooiweide en een tweetal parkdomeinen. De archeologische waarde wordt bepaald door de aanwezigheid van verscheidene archeologische vindplaatsen volgens de Centrale Archeologische Inventaris evenals een verdwenen nederzetting: namelijk Marum. Door het militaire gebruik is het gebied nooit ontgonnen of afgegraven en is het bodemarchief gaaf bewaard gebleven. De walletjes van de heiblokken dekken een strookje oud landschap af. Het zijn daarmee archeologisch interessante objecten die in principe toelaten te achterhalen in wat voor soort landschap (kale hei, bosachtig, nat, droog) die walletjes opgeworpen werden. Het zijn dan ook historisch en ecologisch zeer belangrijke erfgoedelementen. De historische waarde wordt mede bepaald door het verschillend bodemgebruik in de drie heerlijkheden waarvan het Groot Schietveld deel uitmaakte. Het Groot Schietveld was gelegen op de periferie van Brecht, Loenhout en Wuustwezel. Het betrof hier gronden in het buitengebied die in de verschillende heerlijkheden op een andere manier werden gebruikt. Het resultaat van de verschillende gebruiken in deze heerlijkheden is nog steeds zichtbaar op het terrein. De derde historische waarde is de middeleeuwse route Loenhout - Antwerpen, met zijn vertakkingen in het Groot Schietveld en de oversteek van de Weerijs bij de Nieuwe Brug, voorheen de Marumvoort. Dit laatste punt is nog altijd het centrum van een tweezijdige wegenwaaier. Het is een zeldzaam

48 Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Hoeve met losse bestanddelen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14462 (geraadpleegd op 7 september 2017). 49 Vastgesteld landschapsatlasrelict (ID10279)

34

gegeven dat zo'n wegenbundel nog over een dergelijk grote lengte min of meer compleet in het landschap aanwezig is. De vierde historische waarde van het Groot Schietveld zijn de twee parkdomeinen ten noordwesten die een duidelijk beeld geven van de ontginning van de heide tot park in de 19e eeuw. Ze tonen ook de ontwikkeling van bewoning langs de Bredabaan nadat deze werd aangelegd. Chateau Verellen is een voormalige site van een koetsenstopplaats die teruggaat tot de aanleg van de Bredabaan ca 1810- 1815. Op deze site stond een kasteeltje (Posthof) dat ondertussen is afgebroken, enkel de toegangspoort, de conciërgewoning en stallingen blijven over, maar de omgevende landerijen zijn wel intact gebleven. Er is op het domein ook nog ander bouwkundig erfgoed aanwezig, zoals enkele follies (stal met duiventoren, ijskelder, gloriette). Het klooster Franciscanessen is op deze plaats gevestigd sinds 1895, maar de aanleg van het domein is duidelijk ouder. Op de kaart van Vandermaelen (1854) is dit volledige terrein nog aangeduid als heide terwijl de structuur van het park op de militaire kaarten van 1876 duidelijk af te lezen is. Ook de hoeve en het hoofdgebouw zijn op deze kaart ingetekend. Op het terrein zijn momenteel naast de recentere kloostergebouwen nog een bakstenen kerkgebouw met mooie glasramen, de hoeve, alsook nog verschillende Mariavereringen (beelden, grot) en de kruisweg aanwezig alsook de begraafplaats van de kloosterlingen. De sociaal-culturele waarde wordt bepaald door de getuigenissen van het gebruik door de mens. De gronden van het Groot Schietveld stonden tot de 19de eeuw ter beschikking van de bevolking voor de winning van veen en turf. De walletjes geven een duidelijk beeld van hoe dit leidde tot een inname van de gemene gronden. De terreinen langs de Bredabaan geven bovendien een goed inzicht in de evolutie die plaatsgreep na de aanleg van deze verbindingsweg tussen Antwerpen en Breda. De nog aanwezige folies geven de invloed weer van de landschappelijke stijl bij de aanleg van parkdomeinen. De gronden van het klooster van de franciscanessen geven een zicht op het kloosterleven in de voorbije eeuw wat een belangrijk maatschappelijk gegeven was in deze tijden met zijn remonte van het religieus leven. De aanwezige Mariavereringen, begraafplaats van de kloosterlingen, zijn belangrijke klein historisch erfgoed. De middeleeuwse route Loenhout - Antwerpen, met zijn vertakkingen in het Groot Schietveld en de oversteek van de Weerijs bij de Nieuwe Brug (voorheen de Marumvoort) zijn een historisch zeer belangrijk gegeven. De Nieuwe Brug is nog altijd het centrum van een tweezijdige wegenwaaier, en het is een zeldzaam gegeven dat zo'n wegenbundel nog over een dergelijk grote lengte min of meer compleet in het landschap aanwezig is. Het langdurig militair gebruik is op zich ook een belangrijk maatschappelijk gegeven voor het gebied. In de periode dat er geen militaire activiteit is op het schietveld, worden twee verbindingswegen (tussen Bredabaan en Brasschaatbaan) opengesteld voor het publiek waardoor een unieke inkijk ontstaat voor de bevolking van de omliggende wijken.

35

Tevens is het Groot Schietveld opgenomen als ankerplaats en relict in de landschapsatlas en is het opgenomen in de inventaris van het landschappelijk erfgoed (ID135368). Het reliëf wordt bepaald door de naar het noorden afhellende en dieper liggende kleiafzettingen van de formatie van de Kempen. De hoogste zone in het Groot Schietveld (28 meter) vormt een oost-west gerichte rug die het waterscheidingsvlak vormt tussen het Maas- en het Scheldebekken. Deze rug bestaat uit een brede kam die zich uitstrekt vanaf het gehucht Gooreind (Wuustwezel) langs de Hoge Heide en de Halfvenheide tot het Marbeleven (te Brecht). Vanaf deze rug daalt het reliëf geleidelijk tot in noordwestlijke tot noordelijke richting. De zuidelijke helling is veel steiler dan de noordelijke door het ontbreken van de kleilaag (minder erosieweerstand). Beide hellingen vertonen een uitgesproken microreliëf. Resten van open landduinen (habitat waarvoor het gebied ook werd aangeduid), bevinden zich op het Groot Schietveld in de zone Schietstanden, nabij het Moerven en nabij het Keiven, alsook in de zone Vossegat, een langere momenteel beboste) reep in het noordelijk deel. De ankerplaats behoort tot de waterscheidingsrug tussen Maas en Schelde, deels ook tussen Roosendaalse Beek en Kleine Aa of Weerijs. De streek waar de oude cultuurgronden van Wuustwezel, Brecht en Loenhout liggen, wordt gekenmerkt door een veelheid van beekjes. Ervaring van elders wijst uit dat dit tot in de middeleeuwen bosgebieden waren. Helemaal in het noorden komt op de kaart nog net een randje voor van het bekenloze gebied rond het grote (en inmiddels geheel opgeruimde) veengebied dat zich van Wuustwezel tot in Etten en Rucphen uitstrekte. Geheel in het zuidwesten zien we nog net het hoogste gedeelte van de rand van het Pleistoceen tegen het Holoceen, dat is hier het middeleeuwse ontgonnen deel van de hellingsvlakte naar de Antwerpse Polders. In de zone Moerken - E10-put bevindt zich een cuesta-achtig talud, waarvan de steile zijde afloopt naar een moerassige heide. Verspreid over het Groot Schietveld bevinden zich ook een aantal antropogene lagere en hogere taluds (gunstig voor reptielen), afkomstig van een verdwenen spoorlijn, graafwerken van brandgrachten, E10-put (steilranden voor kolonie oeverzwaluwen in jaren 1970 en 1980), aanleg schietstanden en tribunes of wegen, en dergelijke. In het centrale gebied waar de schietzone nog goed herkenbaar is, zitten een aantal depressies die het ontstaan gaven aan vennen en plassen. Op de vroegpleistocene ondergrond is in de laatste ijstijd een dekzandmantel afgezet. Vormen in dit dekzand, zoals duinen, ruggen en vlaktes bepalen in belangrijke mate het landschap nader. Het Groot Schietveld ligt grotendeels in een uitloper van een groot gebied dat als een duinenlandschap kan worden getypeerd. Uit de gedetailleerde bodemkaart, de oude geologische kaart en oude topografische kaarten blijkt de aanwezigheid van meer uitgesproken stuifduincomplexen. In het Groot Schietveld komen tal van kleine duinruggen en duintjes voor, vaak in samenhang met vennetjes: uitblazingslaagten met het uitgeblazen zand op een hoop ernaast. In het dal van de Weerijs en de Kleine Beek evenals verspreid over het gebied komt nog veen voor.

36

Het is een dekzandlandschap met stuifduinen. Het noordoosten van het Groot Schietveld strekt tot in deze zone. In het oosten, onder andere in het centrale gebied van Brecht, treffen we een schorrelandschap aan. Daar bepaalt de kleiondergrond in belangrijke mate de vormen in het landschap. Het Groot Schietveld raakt daar net aan. Het Groot Schietveld maakt deel uit van de Noorderkempen, meer bepaald van het westelijk duinlandschap (Voorkempen of Kempen van ). Het Groot Schietveld behoort tot het oude ontginningsgebied van Brecht, bekken van de A-Weerijs. Na de middeleeuwse veenontginningen, waarbij nutriëntarme zandlagen aan de oppervlakte kwamen, ontstond hier een uitgestrekt landschap van stuifduinen, heiden, vennen, beekdalen en plaggengronden. In de omgeving van de dorpen waren enkele akkers aanwezig en in de beekvalleien bevonden zich hooilanden. Oude stelsels van greppels (en walletjes) voor ontwatering uit de 19de eeuw of vroeger zijn plaatselijk in het Groot Schietveld nog goed zichtbaar. Een tweede ontginningsgolf kwam tot stand in het begin van de 20ste eeuw, waarbij met de steeds grotere beschikbaarheid van meststoffen, de meeste marginale gronden werden omgezet in akkers en weiland. Deze ontginningen vonden hun eindpunt in de grootschalige ruilverkavelingen die uitgevoerd zijn op tussen 1970 en 1980. Het Groot schietveld bleef, dankzij het militaire gebruik, gespaard van de tweede ontginningsgolf, en behield zo min of meer het 19de-eeuwse landschap. De variatie in reliëf en bodem van het gebied resulteert in een grote verscheidenheid aan vegetatietypen, gaande van vennen en heide tot broekbossen. Deze variatie draagt enerzijds bij tot de natuurwetenschappelijke waarde door het creëren van verschillende biotopen voor fauna en flora. Anderzijds bepaalt de afwisseling van reliëf ook de esthetische waarde van dit uitgestrekte heidegebied. Zo vormt het contrast van het centrale open heidegedeelte met de dichte bosrijke rand een visueel opvallend en aantrekkelijk geheel. Aan de oostzijde gaat het grootschalig landbouwgebied buiten de ankerplaats, via kleinschaliger landbouwgebied in de ankerplaats, over in dicht bosgebied. Op basis van het bodemgebruik kunnen vier deelgebieden in de ankerplaats worden onderscheiden: het open heidegebied; het bos; het grasland met historisch gebruik als graas- en hooiweide en de parkdomeinen. Het landschapstype van het Groot Schietveld is het resultaat van een oud landbouwsysteem. De talrijke vennen vormen de sporen van turfwinningen tussen de 14de en de 19de eeuw. Het Groot Schietveld was verdeeld tussen de heerlijkheden Brecht, Loenhout en Wuustwezel. De heer van Wuustwezel gaf in 1440 zijn woeste gronden in gebruik aan zijn onderdanen. De heren van Brecht en Ekeren hebben dat nooit gedaan, alhoewel de heide in Ekeren en Brecht wel degelijk gemeenschappelijk gebruikt werd. Wel hebben heel wat boeren een stuk heide tegen cijns in gebruik genomen, teneinde zich van hei te verzekeren. Veelal werd die cijns betaald in was, was die een

37

product uit de bijenkorven was. Die stukken ingenomen heide dienden afgezet te worden, wat in de heide het beste ging met een wal en een greppel. Dergelijke heiblokken zijn voornamelijk in de omgeving van Marum nog steeds herkenbaar. De landschapsstructuur van het centrale open gedeelte, die we vandaag nog kunnen waarnemen, wijkt nauwelijks af van wat is terug te vinden op de Kabinetskaart van Ferraris uit 1777 en alle volgende historische kaarten, zodat we terecht kunnen spreken van historisch stabiel grondgebruik. Binnen de dicht beboste omgeving van Brasschaat, Wuustwezel en Brecht, vormt dit open gebied, dat hoofdzakelijk begrensd wordt door bewoning en wegeninfrastructuur, een opvallend ruimtelijk element. Bovendien wordt de natuurwaarde van het Groot Schietveld en omgeving, als grootschalig heidegebeid, ook op Europees niveau van belang geacht. Op het vlak van de fauna zijn verschillende vogelsoorten (nachtzwaluw, zwarte specht,..) amfibieën (kamsalamander)en vleermuizen(meervleermuis) afhankelijk van het gebied, maar niet in het minst is de laatste levensvatbare populatie adders van Vlaanderen het vermelden waard. De uitgebreide heidevegetatie vormt een uitermate geschikt biotoop voor de naar schatting 600 aanwezige adders. Pas op de kaart van Vandermaelen van 1854 zijn de beboste delen langs de westgrens te herkennen. Op de militaire kaart van 1879 is de bebossing terug te vinden zoals we die nu grotendeels op het terrein kunnen herkennen. Rondom het centrale open gedeelte vinden we een bosgordel met voornamelijk grove den (tot 120 jaar oud), loofhout (eik, berk) of gemengde bestanden met ondergroei van bosbes, bochtige smele en of adelaarsvaren. In het noordoostelijk deel bij Marum groeit langs de Kleine Aa ( Weerijsbeek ) voornamelijk beekbegeleidend loofbos (elzenbroek). Op de kaart van Vandermaelen van 1854 zijn bovendien voor het eerst de weilanden(beemden) ingetekend langs de Kleine Aa (Weerijsbeek), zoals deze momenteel grotendeels nog te vinden zijn op het terrein. Op het grondgebied Brecht betreft het een blok door landbouwers geëxploiteerde graslanden die zowel volgens de historische kaarten als volgens de biologische waarderingskaarten grotendeels kunnen getypologeerd worden als soortenrijk cultuurgrasland. Op het grondgebied Wuustwezel liggen enkele bospercelen en een aantal diverse onontgonnen soortenrijke graslanden die de overgang vormen tussen de heide en de intensiever gebruikte landbouwgronden (vagen, met onder andere gevlekte orchis, addertong, knolsteenbreek). Ten noorden van het Groot Schietveld situeren zich een aantal terreinen die landschappelijk nog vele 19de-eeuwse kenmerken vertonen. Zo is Chateau Verellen een voormalige site van een koetsenstopplaats die teruggaat tot de aanleg van de Bredabaan circa 1810-1815. Op deze site stond ook een kasteeltje (Posthof) dat ondertussen is afgebroken, enkel de toegangspoort, de conciërgewoning en stallingen blijven over, maar de omgevende landerijen zijn wel intact gebleven. Er

38

is op het domein ook nog ander bouwkundig erfgoed aanwezig, zoals enkele follies (stal met duiventoren, ijskelder, gloriette). Het klooster Franciscanessen is op deze plaats gevestigd sinds 1895, maar de aanleg van het domein is duidelijk ouder aangezien de structuur van het park reeds op de militaire kaarten van 1876 duidelijk af te lezen is. Ook de hoeve en het hoofdgebouw zijn op deze kaart reeds aanwezig. Op de kaart van Vandermaelen (1854) is dit volledige terrein nog aangeduid als heide. Op het terrein zijn naast de recentere kloostergebouwen nog een bakstenen kerkgebouw met mooie glasramen, een hoeve, alsook nog verschillende Mariavereringen (beelden, grot) en de kruisweg aanwezig alsook de begraafplaats van de kloosterlingen.50 3.4. Huidig gebruik projectgebied

Figuur 24: Projectgebied op de bodemgebruikskaart Het huidige projectgebied kan opgesplitst worden in drie delen. Het meest zuidelijke deel is heden begroeid met gras en doet dienst als toegang voor de zuidelijker gelegen akkers en de noordelijk gelegen weide. Dit deel maakt deel uit van het zuidelijke van de twee percelen die verkaveld gaan

50 Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Groot Schietveld [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135368 (geraadpleegd op 9 september 2017).

39

worden. Het perceel wordt opgesplitst in twee, waarbij de zuidelijke helft bij de akkers blijft en het noordelijke deel mee wordt opgenomen in de tuinen van de voorziene woningen.

Figuur 25: Zicht op de weide ten zuiden van de woning vanuit het zuidoosten Het grootste deel wordt ingenomen door het hoevecomplex met erf en de bijbehorende weide ten oosten en gedeeltelijk ten zuiden van de bestaande gebouwen. Deze weide wordt heden gebruikt als paardenweide. Centraal bevindt zich een haag die parallel met de straat loopt.

40

Figuur 26: Zicht op de weide vanuit het noordoosten met de centrale haag De gebouwen van de hoeve kunnen opgesplitst worden in vier delen. Het eigenlijke woonstalhuis is gelegen langs Brekelen en bevindt zich iets ten oosten van het kruispunt met de Kouterstraat. In het woongedeelte is een halfondergrondse ruimte aanwezig aan de oostelijke zijde van het huis. Ten westen van het huis bevinden zich beerputten onder de toegang tot het zuidelijk gelegen verharde woonerf. Deze dienden voor de opvang van de dierlijke mest afkomstig van de stalling in het westelijke deel van het woonstalhuis. Aan de oostzijde van het huis werd eveneens een ondergrondse put vastgesteld.

41

Figuur 27: Zicht op het woonstalhuis vanuit het noordoosten met in het westen het stalgedeelte

Figuur 28: Binnenzijde stalgedeelte woonstalhuis met ondergrondse mestopvang

42

Figuur 29: Halfondergrondse koele kelder in woongedeelte Haaks op Brekelen, parallel aan de Kouterstraat, bevindt zich de schuur. Aan de zijde met Brekelen is een noordelijke aanbouw in de vorm van een vermoedelijke mestput aanwezig langs de straatzijde. De

43

schuur deed allicht dienst als opslag voor hooi en dierenvoeder. De schuur bevindt zich ten zuidoosten van het eigenlijke woonhuis.

Figuur 30: De schuur gelegen langs de Kouterstraat met noordelijke aanbouw

Figuur 31: Binnenzijde van de schuur

44

Ten zuiden van het woonhuis, en parallel hiermee, wordt het woonerf afgesloten door stallingen. De bakstenen constructie is binnenin voorzien van ondergrondse structuren en afvoeren voor de opvang van dierlijke mest.

Figuur 32: Zicht van de stal vanuit het zuidwesten

Figuur 33: Ondergrondse mestbassins binnen in de zuidelijke stal

45

Aan de oostzijde van het woonerf bevindt zich heden een vervallen en ingestorte constructie die allicht eveneens dienst deed als stalruimte. Ook deze is voorzien van ondergrondse constructies en putten voor de opvang van bovengronds afval.

Figuur 34: Mestopvang in de vervallen oostelijke stalling Van eventuele oudere constructies op het terrein waren geen sporen meer aanwezig. De huidige constructies dateren uit de periode tussen 1930 en 1960 volgens cartografische bronnen. De gebruikte bouwmaterialen wijzen eveneens in deze richting. 3.5. Impact geplande werken Alhoewel het precieze uitzicht, noch de bouwwijze en -diepte van de voorziene woningen reeds gekend is, kan gesteld worden dat het eventueel aanwezige bodemarchief ter hoogte van de geplande woningen allicht volledig zal worden vernield. Ook de aan te leggen nutsvoorzieningen (waterputten, rioleringen,…) zullen het bodemarchief plaatselijk allicht volledig vernielen. Waar en hoe deze zullen worden ingepland is heden nog niet gekend. De logica leert ons echter dat de rioleringen zullen worden aangesloten op het bestaande rioleringsnetwerk aan de straatzijde. Ook eventuele ondergrondse putten zullen allicht in de directe omgeving van de te bouwen woningen worden geplaatst aan de voor- of achterzijde.

46

De woningen worden 5 meter van de huidige begrenzende straten ingepland. Tussen de paren halfopen woonsten is telkens een onbebouwde strook van 6 meter voorzien die van de straat naar de achterliggende tuin leidt. Achteraan de woningen wordt een tuinzone voorzien die uitzicht biedt op de achterliggende akkers. Hoe deze tuinzones zullen worden ingericht is afhankelijk van de smaak van de uiteindelijke koper van de betreffende percelen. Gezien de dikte van de antropogene A-horizont in de zuidelijke zone van het projectgebied zullen eventuele lichtere constructies (tuinhuisjes, serres, speeltuigen, beplanting, garages) allicht geen of weinig invloed hebben op het al dan niet aanwezige bodemarchief. Enkel diepere constructies (zwembaden) zullen het bodemarchief vernielen. De kans dat deze hier zullen worden gerealiseerd binnen een redelijke termijn is echter uiterst klein. Wanneer we het huidige en historische gebruik van het terrein in acht nemen, merken we dat op de locatie van de huidige bebouwing eertijds een oudere hoeve aanwezig was die minstens uit de 18de eeuw dateerde. Op basis van het assessment kan echter geconcludeerd worden dat, alhoewel er zich nog resten van deze oudere hoeve en de hieraan gelinkte gebruikssporen in de bodem kunnen bevinden, het grootste deel allicht werd verstoord door de constructie van het huidige 20ste eeuwse gebouwenbestand. Dat de bodem binnen het erf grondig en diep verstoord werd in het verleden werd aangetoond door het landschappelijke booronderzoek. We kunnen dus concluderen dat er zich binnen het projectgebied reeds een grote verstoorde zone bevindt waarbinnen eventuele oudere resten reeds zwaar tot volledig werden vernield. Uiteraard zullen bijkomende werken geen grote impact op het bodemarchief hebben in deze zone. Wanneer we bovenstaande in acht nemen kunnen we concluderen dat de zone vanaf de straatzijde tot de achterzijde van de woningen en eveneens een buffer van 7 meter achter de woningen (voor de aanleg van nutsputten) grotendeels bedreigd wordt voor vernieling. Het eventueel aanwezige bodemarchief in de zuidelijker gelegen tuinzone lijkt slechts in lichte mate bedreigd. Op basis van alle beschikbare gegevens kunnen we concluderen dat plusminus 1200 m² van het projectgebied bedreigd wordt door bijkomende zware tot volledige vernieling van het eventueel aanwezige archeologische bodemarchief. Het nog niet verstoorde deel van het projectgebied dat binnen de toekomstige tuinzone valt, een zone waar allicht enkel lichte verstoringen zullen plaatsvinden, bedraagt plusminus 1100 m². De zone die door de bestaande bebouwing en de oudere gesloopte bebouwing reeds zwaar tot volledig werd verstoord, zoals aangetoond tijdens het landschappelijke booronderzoek en het plaatsbezoek, bedraagt plusminus 1700 m².

47

Figuur 35: Analyseplan geplande en gekende verstoringen 4.Synthese, onderzoeksvragen en samenvatting 4.1. Synthese gespecialiseerd publiek en antwoord onderzoeksvragen Op basis van de beschikbare bodemkundige, historische, cartografische en archeologische gegevens over het projectgebied en zijn ruimere omgeving kan gesteld worden dat de regio reeds vanaf de steentijden regelmatig door mensen werd gefrequenteerd. Ook gedurende de metaaltijden was de regio geliefd. Gegevens omtrent de Romeinse periode ontbreken vooralsnog. Pas vanaf de middeleeuwen wordt de regio rond het projectgebied echt in ontwikkeling genomen met de oprichting van een parochie in het huidige dorpscentrum. Gedurende de middeleeuwen en tot in de 19de eeuw wordt de regio gekenmerkt door een centraal dorpscentrum omgeven door een ruraal landschap met verspreide hoeves langs de belangrijkste wegen. Met de aanleg van de Bredabaan ontwikkelt de regio zich vanaf de 19de eeuw geleidelijk tot het hedendaagse uitzicht, met vooral vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw een toename in de woningbouw langs de aanwezige hoofdwegen. Het projectgebied kent een gunstige ligging op de overgang van een drogere zandrug ten noorden van de vallei van de Kleine Beek en was dus zeker aantrekkelijk in het verleden voor menselijke activiteiten en/of bewoning en dit reeds vanaf de steentijd. Binnen het projectgebied worden zogenaamde plaggenbodems gekarteerd op de bodemkaart van Vlaanderen. De zandige matig natte gronden

48

hebben een dikke antropogene A-horizont. De quartaire sequentie binnen het projectgebied valt binnen profieltype 11 en bestaat uit eolisch afgezet zand bovenop een sequentie van leem- en zandlagen. Zowel deze sequentie als de gedetermineerde bodems op de bodemkaart werden binnen het projectgebied herkend tijdens een in opdracht van de bouwheer uitgevoerd landschappelijk booronderzoek voorafgaandelijk aan de bureaustudie. Tijdens het booronderzoek werd vastgesteld dat de noordwestelijke zone van het projectgebied bestaat uit bodems van het type ON en dus als verstoord kan worden geïnterpreteerd. In het oostelijke en zuidelijke deel van het projectgebied is een dikke antropogene A-horizont (95 centimeter -MV) aangetroffen bovenop de eolische bleke zandige afzettingen. Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat de kans op het aantreffen van intacte steentijd artefactensites nagenoeg onbestaande is. Heden is een deel van het projectgebied bebouwd. Op basis van cartografische gegevens kon achterhaald worden dat de huidige bebouwing zelf dateert uit de periode 1930 – 1960, maar dat zich op dezelfde plaats minstens vanaf de 18de eeuw een hoeve bevond. Echter heeft de constructie van de huidige gebouwen, die grotendeels op dezelfde plaats als de oude hoeve werden opgericht, allicht het grootste deel van de oude hoeve en de hieraan verbonden gebruikssporen vernield. Na studie van de tot op heden beschikbare plannen kan gesteld worden dat het eventueel aanwezige bodemarchief vooral in het noordoostelijke deel van het projectgebied een bijkomende vernieling wacht ten gevolge van de geplande verkaveling. De zuidelijke zone zal allicht niet of in mindere mate worden verstoord, terwijl het noordwestelijke deel van het projectgebied allicht reeds zwaar verstoord werd door de huidige en historische bebouwing die zich hier bevindt en eertijds bevond. Op basis van alle geraadpleegde bronnen kon besloten worden dat het projectgebied een landschappelijk aantrekkelijke ligging heeft voor de aanwezigheid van menselijke activiteiten in of nabij het projectgebied in het verleden. Echter kon eveneens vastgesteld worden dat een deel van het archeologische bodemarchief in het recente verleden reeds grondig werd verstoord. Tevens konden we vaststellen dat de oppervlakte binnen het projectgebied waar er zich eventueel wel nog sporensites konden bevinden en dat bedreigd wordt door een quasi volledige vernieling van het al dan niet aanwezige bodemarchief, eerder beperkt is in oppervlakte. In de rest van het nog niet verstoorde gedeelte van het projectgebied wordt het eventueel aanwezige bodemarchief door de geplande werkzaamheden allicht slechts licht en lokaal bedreigd. Alhoewel niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat er zich geen archeologisch erfgoed binnen het projectgebied bevindt concluderen we toch dat het niet nodig is bijkomende onderzoeken te laten uitvoeren. De oppervlakte waar een volledige vernieling van het bodemarchief dreigt, is te klein om de extra inspanningen te kunnen verantwoorden. Bovendien zou een bijkomend onderzoek in de vorm

49

van een prospectie met ingreep in de bodem worden uitgevoerd. Voor het zuidelijke deel van het projectgebied, waar slechts lichte verstoringen zullen plaatsvinden, zal een prospectie met ingreep in de bodem allicht meer schade berokkenen aan het al dan niet aanwezige bodemarchief dan de feitelijk geplande bodemingrepen in deze zone. • Wat is de landschapshistoriek van het projectgebied? Het projectgebied is gelegen in de Noorderkempen. Het landschap heeft een vlakke dekzandtopografie waarbij het voornaamste reliëf bestaat uit oost-west lopende microcuesta, met een steile zuidhelling en een zachte noordhelling, die wordt gevormd door kleirijke lagen uit de Groep van de Kempen. Het microreliëf wordt vooral bepaald door eolisch afgezette duinen en het Pleistocene alluviale kreeklandschap. Globaal komen vooral NW-,ZW- en W- gerichte hellingen voor naargelang de dominante afzettingsrichting. De belangrijkste quartaire afzettingen behoren tot één lithostratigrafische eenheid, namelijk de Groep van de Kempen. Dit is een meer dan 25 meter dik complex van klei-, zand- en leemsedimenten die rusten bovenop de mariene Neogene formaties. De afzettingen weerspiegelen elk een verschillend klimaat en sedimentair milieu en dagzomen nooit. Op basis van uitgevoerde landschappelijke boringen kon worden vastgesteld dat onder een dikke antropogene A-horizont een bleek zandig eolisch afgezet zandpakket aanwezig was. Dit pakket was abrupt gescheiden van het onderliggende fluviatiel afgezette complex van alternerende lemige en zandige pakketjes. Zeker sinds de 18de eeuw bevindt er zich een hoeve in de noordoostelijke zone van het projectgebied. De hiermee gepaarde activiteiten en constructies hebben de oorspronkelijke bodemopbouw plaatselijk grondig verstoord. Ook de aanwezigheid van een onnatuurlijke dikke A-horizont wijzen op een intens gebruik van de grond binnen het projectgebied. Wanneer we kijken naar de naam van de aangrenzende straat (Kouterstraat) kan dit pakket allicht verklaard worden. De naam verwijst immers naar een akkercomplex. Mogelijk is het gebied met andere woorden reeds vanaf de middeleeuwen in gebruik als akkerland. Het projectgebied is bovendien gelegen op een overgangszone van een drogere zandrug naar de nattere vallei van de Kleine Beek, 500 meter ten zuiden gelegen, en heeft dus in oorsprong een verhoogd landschappelijk potentieel voor menselijke ontginning en/of bewoning. • Welke archeologische sites zijn gekend in of nabij het projectgebied? Op basis van de beschikbare gegevens kunnen we stellen dat de ruime regio rond het projectgebied reeds in de steentijden door mensen werd gefrequenteerd. Echter is slechts één archeologische site uit deze periode bekend, gelegen aan de overzijde van de Kleine Beek treffen we de site Moerken aan, waar uitgebreid archeologisch booronderzoek en prospecties

50

werden uitgevoerd in functie van de aanwezige mesolithische site. De overige steentijdvondsten in de ruime omgeving van het projectgebied hebben vaak een vage of onduidelijke herkomst of werden aan de oppervlakte aangetroffen. Voor de metaaltijden is eveneens slechts één betrouwbare site aangetroffen in de ruime omgeving van het projectgebied. Bij archeologisch onderzoek uitgevoerd op de verkaveling ‘Achter ‘d Hoven’, gelegen op 750 meter ten oosten van het projectgebied nabij het dorpscentrum van Wuustwezel, werden sporen van een nederzetting uit de ijzertijd onderzocht. Omtrent de Romeinse tijd ontbreken alle gegevens in de ruime omgeving van het projectgebied. Ook voor de middeleeuwen en de Nieuwe Tijden zijn geen archeologische sites in de ruime omgeving van het projectgebied gekend. Wel bevinden er zich enkele locaties in de CAI die verwijzen naar religieuze sites (kerk, kapel) en naar nog bestaande 18de eeuwse hoeves. • Welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologische en cultuurhistorisch potentieel van het terrein? Op basis van de beschikbare bronnen kunnen we concluderen dat het projectgebied in oorsprong een erg aantrekkelijke locatie was voor mensen in het verleden. Gelegen op de overgang van drogere zandruggen naar de vallei van de Kleine Beek bood het projectgebied ruime mogelijkheden en dit reeds vanaf de steentijden, zoals duidelijk blijkt uit in de ruime omgeving vastgestelde vondsten. Echter kon op basis van het landschappelijke booronderzoek worden geconcludeerd dat recentere activiteiten die binnen het projectgebied plaatsvonden eventuele resten uit de steentijd zullen hebben geroerd. De kans op het aantreffen van intacte sites uit deze periode is nagenoeg onbestaande. Omtrent de hierop volgende periodes (metaaltijden, Romeinse tijd, middeleeuwen) zijn niet genoeg gegevens voorhanden om met zekerheid uit te sluiten dat er binnen het projectgebied nog resten uit deze periode aanwezig zijn. Ook hier dient weer de aantrekkelijke ligging van het projectgebied vermeld te worden. Op basis van cartografische bronnen kon worden achterhaald dat voor de bouw van de huidige hoeve (tussen 1930 en 1960) een voorganger aanwezig was, die zeker teruggaat tot de late 18de eeuw. Echter kon op basis van het booronderzoek en een bezoek ter plaatse geconcludeerd worden dat de huidige constructie, die grotendeels op dezelfde plaats als de oude stond, de oudere resten allicht grotendeels heeft verstoord. De talrijke aanwezige mestputten en mestopvangvoorzieningen zullen ongetwijfeld grote schade hebben toegebracht aan de oudere resten.

51

• Wat is de impact van de geplande werken? Op basis van de beschikbare plannen kan gesteld worden dat het eventueel aanwezige bodemarchief binnen een deel van het projectgebied allicht volledig zal verstoord worden. De zone waar de gebouwen worden voorzien alsook de zone naar de straatzijde, waar waarschijnlijk de aansluiting op het bestaande rioleringsnetwerk zal plaatsvinden, alsook een bufferzone aan de zuidzijde van de bouwzones. Hier zullen allicht eveneens de nodige bodemingrepen plaatsvinden voor het realiseren van verschillende nutsputten. Voor de zone die als tuinzone, ten zuiden van de bouwzones, wordt ingericht, zal de impact op het bodemarchief eerder beperkt of onbestaande zijn. Deze zone wordt gekenmerkt door een dikke antropogene A-horizont (tot -95 centimeter onder maaiveld). Tuinzones worden typisch ingericht met lichtere constructies en beplanting. Eventuele verstoringen in deze zone zullen dus eerder lokaal beperkt zijn in omvang en diepte. Een enkele uitzondering hierop betreft de aanleg van eventuele zwembaden. Echter is dit eerder uitzondering dan regel in de betreffende regio, en gezien de beperkte oppervlakte van de verschillende nieuwe percelen is de kans eerder klein dat dit ooit zal gebeuren. Tevens stelden we tijdens het bureauonderzoek vast dat een groot deel van de bedreigde zone reeds verstoord werd door de constructie van het huidige gebouwenbestand. Concluderend kunnen we stellen dat er een directe bedreiging wordt gevormd over een oppervlakte van plusminus 1200m², terwijl er een beperkte tot geen dreiging wordt gevormd door de bouwplannen over een oppervlakte van ongeveer 1100 m². • Levert het huidige bronnenmateriaal voldoende info op? Zo neen, is er een vervolgonderzoek nodig en welke methode levert het meeste informatie op? Op basis van het huidig beschikbare bronnenmateriaal kan besloten worden dat er voldoende informatie beschikbaar is om te kunnen concluderen dat er geen vervolgonderzoek nodig is. Ondanks de gunstige ligging van het projectgebied kon worden aangetoond dat eventuele resten uit bepaalde periodes (steentijd, oorspronkelijke hoeve) door recentere activiteiten (landbouw, gebouwen) volledig verstoord zullen zijn. Concrete gegevens omtrent de overige periodes kon niet worden aangetroffen. Het is dan ook niet uitgesloten dat er zich geen archeologische resten binnen het projectgebied meer kunnen bevinden. Echter op basis van de beschikbare gegevens omtrent de herverkaveling, kan geconcludeerd worden dat de direct bedreigde oppervlakte te klein is om bijkomende onderzoeken te verantwoorden. Een deel van het projectgebied is immers reeds verstoord en in een deel zijn de eventuele bedreigingen te klein (een prospectie met ingreep in de bodem zou hier allicht meer schade aan het

52

eventueel aanwezige bodemarchief veroorzaken dan de vermoedelijke verstoringen ten gevolge van de geplande herverkaveling). 4.2. Samenvatting niet gespecialiseerd publiek Sinds 1 juni 2016 werd de wetgeving rond de omgang met archeologie in Vlaanderen gewijzigd. Er werden concrete criteria bepaald wanneer een bouwheer verplicht is een archeologische nota te laten opstellen. Zulke nota dient op basis van een aantal vooraf bepaalde stappen na te gaan of er zich eventueel belangrijk archeologisch erfgoed in de bodem bevindt en hoe de bouwheer hier mee moet omgaan. De nota moet geschreven worden voor het toekennen van de bouwvergunning. Het terrein in Brekelen, waarvoor deze nota werd geschreven, voldoet aan de vooropgestelde criteria. In de eerste plaats werd een bureauonderzoek uitgevoerd om na te gaan wat het eventuele archeologische potentieel van het projectgebied is. Daarvan kunt u hier de samenvatting lezen. Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek kon worden vastgesteld dat het projectgebied gelegen is binnen een regio die reeds vanaf de steentijd door mensen werd bezocht. Het terrein was in oorsprong erg aantrekkelijk voor menselijke bewoning gezien zijn landschappelijke ligging op de overgang van drogere zandruggen naar een vochtiger beekvallei (Kleine Beek gelegen op 500 meter ten zuiden van het projectgebied). Door recenter gebruik van het terrein als landbouwgrond en door de aanwezige huidige hoevegebouwen, is echter een groot deel van het projectgebied reeds verstoord. Hierdoor zullen geen resten uit de steentijd meer aanwezig zijn. Ook zal de voorganger van de huidige hoeve, die reeds op 18de eeuwse kaarten staat afgebeeld, door de huidige gebouwen zijn vernield. Of er nog resten binnen het projectgebied aanwezig zijn die dateren uit de metaaltijden, de Romeinse periode of de middeleeuwen kon niet bepaald worden. Gezien de historische ontwikkeling van Wuustwezel in de middeleeuwen, zullen sporen uit deze periode allicht eerder in verband staan met landbouwgerichte activiteiten. Maar omdat de bedreiging voor de resten die misschien aanwezig zijn eerder een beperkte oppervlakte van het nog niet verstoorde gedeelte van het terrein betreft, raden we aan om geen verdere onderzoeken te laten uitvoeren binnen het projectgebied. De inspanningen die dienen geleverd te worden voor het uitvoeren van bijkomende onderzoeken zijn te groot in vergelijking met de mogelijke informatie die kan vergaard worden. 5.Kennisvermeerderingspotentieel van het projectgebied

Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek kon bepaald worden dat het projectgebied in zijn oorspronkelijke toestand allicht erg aantrekkelijk was voor menselijke bewoning en ontginning en dit reeds vanaf de steentijd. In de ruime omgeving van het projectgebied werden dan ook resten ontdekt

53

uit de steentijd en uit de ijzertijd. Tevens kon worden aangetoond dat de huidige hoeve, alhoewel 20ste eeuws, teruggaat op een oudere hoeve die reeds op de kaart van Ferraris staat afgebeeld. Echter zullen de resten van deze oudere hoeve reeds verstoord zijn door de oprichting van de huidige gebouwen, die grotendeels op dezelfde plaats staan als de voorganger. Op basis van het in opdracht van de bouwheer uitgevoerde landschappelijke booronderzoek kon worden aangetoond dat er zich binnen het projectgebied allicht geen resten uit de steentijd in situ meer bevinden ten gevolge van een dikke antropogene A-horizont die overal in het niet verstoorde deel van het projectgebied werd aangetroffen. Voor de overige periodes zijn in de omgeving van het projectgebied in archeologische context enkel resten aangetroffen uit de ijzertijd. Voor de Romeinse periode en de middeleeuwen ontbreken vooralsnog archeologische resten voor de ruime omgeving (2000 meter) van het projectgebied. Dit wil echter niet zeggen dat er binnen het projectgebied geen resten meer aanwezig zijn uit deze periode. Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek kon bepaald worden dat er zich binnen het projectgebied nog een zeker archeologisch potentieel aanwezig is. Echter zal het bovenste deel van de eventueel aanwezige sporen reeds vernield zijn door het intense gebruik van het projectgebied als akker. Bovendien blijkt uit de bureaustudie dat het gedeelte van het projectgebied (inclusief een ruime buffer) waarbinnen het volledige eventueel nog resterende bodemarchief volledig zal worden vernield, eerder beperkt is in oppervlakte. Binnen de rest van het nog niet verstoorde gedeelte van het projectgebied zal de bodemingreep eerder beperkt blijven. Het uitvoeren van een prospectie met ingreep in de bodem zou onze kennis omtrent het archeologisch potentieel van het projectgebied kunnen vergroten, maar de benodigde inspanningen wegen niet op tegen het kennisvermeerderingspotentieel van de mogelijk aanwezige resten.

54

6.Bibliografie

6.1. Online bronnen • www.geopunt.be • www.cai.onroerenderfgoed.be • www.dov.vlaanderen.be • www.geo.onroerenderfgoed.be • www.cartesius.be • www.inventaris.onroerenderfgoed.be • https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/126110 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/105429 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100877 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100371 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100370 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100368 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100367 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100369 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/215312 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/105428 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/100590 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/105423 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/103254 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/103259 • https://cai.onroerenderfgoed.be/locatie/150701 • https://loket.onroerenderfgoed.be • https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/623 • https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/3481 • https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/4652 • http://www.cartesius.be/arcgis/home/webmap/viewer.html?basemapUrl=http://www.ngi.be/tiles/ar cgis/rest/services/20k__{1C9B3FC8-A077-4933-AF0B- 5B07C54A44BA}__default__404000/MapServer&lang=nl • http://www.cartesius.be/arcgis/home/webmap/viewer.html?basemapUrl=http://www.ngi.be/tiles/ar cgis/rest/services/20k__{89EB6FEB-006E-42BB-924C- 1DDFB7550A49}__default__404000/MapServer&lang=nl • http://www.cartesius.be/arcgis/home/webmap/viewer.html?basemapUrl=http://www.ngi.be/tiles/ar cgis/rest/services/25k__{9C81C503-2C5B-401B-997B- AA2BE4C18B16}__default__404000/MapServer&lang=nl

55

• http://search.arch.be/imageserver/topview.php?FIF=550/550_0001_000/550_0001_000_03281_000/ 550_0001_000_03281_000_0_0003.jp2 • Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Wuustwezel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/120707 (geraadpleegd op 24 augustus 2017). • Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Hoeve met losse bestanddelen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14462 (geraadpleegd op 7 september 2017). • Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Groot Schietveld [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135368 (geraadpleegd op 9 september 2017). 6.2. Literatuur

• ARCKENS, M., GEELEN, N. & J. DE BEENHOUWER, Archeologienota Wuustwezel Kleinenberg resultaten, Wijnegem, 2017. • BORREMANS, M., Geologie van Vlaanderen, Gent, 2005. • GEOSONDA, Rapport landschappelijk booronderzoek. 10884 Brekelen, Wuustwezel, Sint-Denijs- Westrem, 2017. • GULLENTOPS, F., BOGEMANS, F., DE MOOR, G., PAULISSEN, E. & A. PISSART, Quaternary lithostratigraphic units (Belgium), in Geologica Belgica, 1/1-2, 2001, p. 153-164. • HEIRBAUT, E. & J. NICASIE, Project Landzicht te Wuustwezel. Archeologienota, in LAReS-rapport, 32, 2017. • NIJSSEN, E. & J. DEFRANCQ, Archeologische evaluatie van het bodemarchief in Wuustwezel, Hagelkruis (Schoolomgeving De Wissel), in ABO archeologische rapporten, 257, 2016. • PLOMPTEUX, G., STEYAERT, R. & L. WYLLEMAN, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, in Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 10N3 (Ru-Z), Brussel - Gent, 1985. • PYPE, P. & J. COENAERTS, Een ijzertijd woonerf onder de verkaveling Achter D'Hoven te Wuustwezel (Prov. Antwerpen), in ABO archeologische rapporten, 204, 2015. • SEVENANTS, M., MENSCHAERT, J., COUVREUR, M., RONSE, A., ANTROP, M., GEYPENS, M., HERMY, M. & G. DE BLUST, Ecodistricten: Ruimtelijke eenheden voor gebiedsgericht milieubeleid in Vlaanderen. Deelrapport II: Afbakening van ecodistricten en ecoregio’s: Verklarende teksten. Studieopdracht in het kader van actie 134 van het Vlaams Milieubeleidsplan 1997-2001. In opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer, 2002. • VANDEKERCHOVE, V., Celtic Fields in de Belgische Kempen. Luchtfotografisch onderzoek, lic.thesis KULeuven, 1987. • VAN GILS, M. & M. DE BIE, Kartering en waardering van een nieuw mesolithisch site-complex te Wuustwezel (prov. Antwerpen), in Notae Praehistoricae, 26, 2006, p. 157-160. • VAN GILS, M. & M. DE BIE, Kartering en waardering van een nieuw mesolithisch site-complex te Wuustwezel, Het Moerken (Intern VIOE-rapport), Brussel, 2007.

56

• VERDURMEN, I. & D. TYS, Centrale Archeologische Inventaris (CAI) III. De archeologische waarde van militaire heidedomeinen, in VIOE-rapporten, 03, p. 96-98, Brussel, 2007. 7. Lijst figuren en bijlagen 7.1. Lijst figuren

Aanmaakscha Aanmaakdatu Project Nr Type Onderwerp al origineel m origineel Versie code 2017H189 1 Kadasterplan Projectgebied ten opzichte van GRB-bestand (©AGIV) 1/10000 2016 Digitaal 2017H189 2 Inplantingsplan Aanduiding geplande bouwzones en nieuwe percelering 1/250 2017 Digitaal/PDF 2017H189 3 Inplantingsplan Aanduiding boorlocaties op luchtfoto (bron: Geosonda) nvt 2017 Digitaal/PDF

2017H189 4 Inplantingsplan Positie projectgebied in Vlaanderen nvt 2017 Digitaal 2017H189 Tertiairgeolog 5 Uitsnede tertiairgeologische kaart thv het projectgebied (Bron: © 1/50000 onbekend Digitaal ische kaart dov.vlaanderen). 2017H189 Quartairgeolo Uitsnede quartairgeologische kaart thv het projectgebied (Bron: © 6 gische kaart dov.vlaanderen). 1/200000 2001 Digitaal

2017H189 7 Bodemkaart De bodems volgens de bodemkaart van België (Bron: © dov.vlaanderen). 1/20000 2015 Digitaal

2017H189 8 Hoogteprofiel Doorsnede door terrain van NW naar ZO (Bron: ©Geopunt) onbekend 2015 Digitaal 2017H189 9 Hoogteprofiel Doorsnede door terrain van NO naar ZW (Bron: ©Geopunt) onbekend 2015 Digitaal 2017H189 10 Hoogtekaart Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II (1 meter) (Bron: ©Geopunt) onbekend 2015 Digitaal

2017H189 11 Bodemkaart Bodemerosiegevoeligheidskaart (Bron : ©dov.vlaanderen). 1/20000 2016 Digitaal 2017H189 12 Historische Projectgebied op de kaart van Fricx (Bron: ©AGIV) onbekend 1712 Digitaal kaart 2017H189 Historische Uitsnede kaart van Ferraris, met aanduiding van het projectgebied (rood). 13 kaart (Bron: © AGIV) onbekend 1771-1778 Digitaal 2017H189 Historische Atlas der Buurtwegen, met aanduiding van het projectgebied (rood). (Bron: © 14 kaart AGIV) onbekend 1841-1843 Digitaal 2017H189 Historische Projectgebied op het Primitief Kadaster (Bron www.cartesius.be) onbekend 1830-1835 Digitaal 15 kaart 2017H189 Historische Topografische kaart Vandermelen, met aanduiding van het projectgebied onbekend 1846-1854 Digitaal 16 kaart (rood). (Bron: © AGIV) 2017H189 Historische Projectgebied op topografische kaart 1871 (www.cartesius.be) 1/20000 1871 Digitaal 17 kaart 2017H189 Historische Projectgebied op topografische kaart 1928-1929 (www.cartesius.be) 1/20000 1928-1929 Digitaal 18 kaart 2017H189 Historische Projectgebied op topografische kaart 1961 (www.cartesius.be) 1/20000 1961 Digitaal 19 kaart 2017H189 Orthofoto van het plangebied 1971 (Bron: © AGIV) onbekend 1971 Digitaal 20 Orthofoto 2017H189 Orthofoto van het plangebied 2000-2003 (Bron: © AGIV) onbekend 2000-2003 Digitaal 21 Orthofoto 2017H189 Orthofoto 2016 van het plangebied (rood). (Bron: © AGIV) onbekend 2016 Digitaal 22 Orthofoto 2017H189 CAI CAI-locaties in de omgeving van het plangebied (©CAI Vlaanderen) 1/10000 2016 Digitaal 23 2017H189 24 Bodemgebruiks Projectgebied op de bodemgebruikskaart van Vlaanderen (Bron: © 1/20000 2015 Digitaal kaart dov.vlaanderen). 2017H189 25 Foto bestaand Zicht op weide vanaf het zuidoosten (© Robby Vervoort) nvt 2017 Digitaal 2017H189 26 Foto bestaand Zicht op weide vanaf het noordoosten (© Robby Vervoort) nvt 2017 Digitaal 2017H189 27 Foto bestaand Zicht op woonstalhuis vanaf het noordoosten (© Robby Vervoort) nvt 2017 Digitaal 2017H189 28 Foto bestaand Stalgedeelte woonstalhuis binnenzijde (© Robby Vervoort) nvt 2017 Digitaal 2017H189 29 Foto bestaand Ondergrondse koele berging in woonstalhuis (© Robby Vervoort) nvt 2017 Digitaal 2017H189 30 Foto bestaand Zicht op de schuur (© Robby Vervoort) nvt 2017 Digitaal

2017H189 31 Foto bestaand Binnenzijde schuur (© Robby Vervoort) nvt 2017 Digitaal 2017H189 32 Foto bestaand Zicht op de zuidelijke stalling (© Robby Vervoort) nvt 2017 Digitaal 2017H189 33 Foto bestaand Mestbassins binnenin de zuidelijke stalling (© Robby Vervoort) nvt 2017 Digitaal 2017H189 34 Foto bestaand Mestbassins onder oostelijke stalling (© Robby Vervoort) nvt 2017 Digitaal 2017H189 35 Analyseplan Aanduiding verstoringszones op GRB-bestand 1/10000 2017 Digitaal

57

7.2. Lijst Bijlagen

Projectcode Nummer Bijlage Onderwerp Figuurnummer Pagina 2017H189 Bijlage 1 PDF nieuw ontwerp verkaveling 2 7 2017H189 Bijlage 2 PDF rapport landschappelijk booronderzoek 3 9 2017H189 Bijlage 3 PDF fotolijst plaatsbezoek 25 t.e.m. 34 40 t.e.m. 46 2017H189 Bijlage 4 PDF Programma van maatregelen Apart volume / 2017H189 Bijlage 5 PDF Privacy-fiche

58