ONTWERP BESTEMMINGSPLAN ZUIDRAND GEMEENTE januari 2013

Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand'

Nummer Procedurefase Datum 010101 Concept maart 2012 020202 Voorontwerp voor inspraak/overleg juli 2012 na inspraak/overleg november 2012 030303 Ontwerp Januari 2013 voor zienswijzen na zienswijzen 040404 Vastgesteld Raad

Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand'

Ontwerp Bestemmingsplan

'Zuidrand'

Opdrachtgever Gemeente Barendrecht

DDDocumentnaamDocumentnaam 107-bp zuidrand-20130110-RCK- ONBP

Datum 10-1-2013

Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand'

Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand'

Toelichting

Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand'

Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand'

Inhoudsopgave hoofdstuk 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding en doel 1 1.2 Ligging plangebied 1 1.3 Vigerende bestemmingsplannen 2 1.4 Leeswijzer 2 hoofdstuk 2 Ruimtelijke analyse 3 2.1 Historische ontwikkeling 3 2.2 Huidige situatie 3 2.3 Omgeving Zuidrand 6 hoofdstuk 3 Ontwikkelingen 9 3.1 Bestemmingswijzigingen c.q. aanduiding 9 3.2 Wijzigingsgebieden 13 3.3 Samenvatting 18 hoofdstuk 4 Beleid 19 4.1 Nationaal beleid 19 4.2 Provinciaal beleid 22 4.3 Regionaal beleid 28 4.4 Gemeentelijk Beleid 31 4.5 Conclusies beleid 34 hoofdstuk 5 Sectorale aspecten 35 5.1 Milieueffectrapportage 35 5.2 Verkeer en vervoer 35 5.3 Flora en fauna 38 5.4 Waterparagraaf 42 5.5 Bodem 45 5.6 Luchtkwaliteit 48 5.7 Geluid 49 5.8 Externe veiligheid 53 5.9 Cultuurhistorie 58 5.10 Archeologie 63 5.11 Bedrijven en milieuzonering 67 hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving 69 6.1 Algemeen 69 6.2 Planregels 69 hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid 75 7.1 Economische uitvoerbaarheid 75 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 75

Overzicht Bijlagen 77

Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand'

Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand'

hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht de gemeente voor 1 juli 2013 alle bestemmingsplannen te actualiseren, met een doorlooptijd van 10 jaar, en digitaal raadpleegbaar te stellen. Het merendeel van de bestemmingsplannen in dit gebied is ouder dan 10 jaar en is daarom aan herziening toe. Met de herziening wordt uniformiteit in de bestemmingsplanregels in de gemeente aangebracht en het aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente verminderd. De gemeente Barendrecht hanteert hierbij een gebiedsgerichte benadering; gebieden met een zelfde hoofdfunctie worden zoveel mogelijk in één bestemmingsplan geregeld. Naast de woon- en werkgebieden is er sprake van het buitengebied dat onderverdeeld is in de Zuidpolder, tegen de bebouwing van Barendrecht aan, en de Zuidrand als uiterst randgebied van Barendrecht. Door de uniformiteit en het beperkte aantal plannen wordt de toegankelijkheid van de bestemmingsplannen vergroot voor de burger en de toetser (gemeente).

Dit document vormt de toelichting op het bestemmingsplan 'Zuidrand'. Het bestemmingsplan bestaat, naast deze toelichting, uit een verbeelding en bijbehorende regels. In dit hoofdstuk worden de aanleiding, doelstelling en leeswijzer van dit bestemmingsplan uiteen gezet. Daarnaast wordt specifiek ingegaan op de ligging van het plangebied en ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan geldende vigerende bestemmingsplannen.

Doel In juni 2008 is de gebiedsvisie Barendrecht Zuidrand door de gemeenteraad van Barendrecht vastgesteld. Ondanks dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, is de doelstelling van het bestemmingsplan om zo veel mogelijk van de ambities en potentiële ontwikkeling uit deze gebiedsvisie op te nemen. Het is de bedoeling dat de (her)ontwikkelingen die in de zuidrandzone plaatsgevonden hebben, of nog moeten plaatsvinden, te vertalen in het bestemmingsplan. Het betreft hierbij zowel de herontwikkeling van bestaande bedrijfslocaties als het aanpassen van bestaande recreatieve voorzieningen aan de huidige eisen en potenties. Het laatste legt meteen de link naar de tweede en belangrijkste doelstelling. In de regio Rotterdam is sprake van een toenemende recreatieve druk. De Zuidrand, en ook het gebied ten noorden van de Zuidrand (de Zuidpolder), is aangewezen als één van de grootschalige recreatieve gebieden voor de regio Rotterdam. Met De , het vele groen en andere recreatieve trekpleisters is het plangebied hier uitstekend geschikt voor. De doelstelling in het bestemmingsplan is dan ook om de recreatieve kwaliteiten van het plangebied en omgeving vast te leggen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft grofweg de volledige zuidrand van Barendrecht, in figuur 1.1 is een grove indicatie van de plangrenzen afgebeeld. Op deze afbeelding is het plangebied in drie deelgebieden verdeeld, zie 2.2.1. Het plangebied wordt aan in het zuiden en oosten begrensd door respectievelijk de Oude Maas en de gemeentegrens met Zwijndrecht (Heerjansdam) en de Waal; Aan de noordoostkant wordt het plangebied begrensd door de Boezemweg in het noordwesten door de Kilweg en de Gaatkensplas. Daartussen wordt de grens gevormd door de Achterzeedijk en Ziedewijdsekade. Aan de westkant tenslotte vormt de gemeentegrens met de plangrens. Het plangebied wordt doorsneden door de A29 in het westen van het plangebied en de spoorcorridor in het oosten van het plangebied. Deze infrastructuur maakt geen deel uit van dit bestemmingsplangebied.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 1 - 78

Figuur 1.1 Indicatie plangrens bestemmingsplan Zuidrand, inclusief deelgebieden

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Het onderhavige bestemmingsplan 'Zuidrand' voorziet in een nieuwe bestemmingsregeling voor de Zuidrand van de gemeente Barendrecht. Dit bestemmingsplan vervangt de in de onderstaande tabel weergegeven bestemmingsplannen. Voor het plandeel ten westen van de A29 gelden de bestemmingsplannen Carnisselande Zuid, Buitengebied 1986 en Jan Gerritsepolder, die met de ontwikkeling van Carnisselande zijn opgesteld. Ten oosten van de A29 vigeert het bestemmingsplan Buitengebied-Oost en de 1 e herziening hierop. Dit plan is vooral consoliderend van karakter, waarbij bestaande niet-recreatieve functies veelal vrij gedetailleerd zijn bestemd.

Bestemmingsplan Vastgesteld Gemeente Goedgekeurd ProvinciProvincieeee 1 Carnisselande Zuid Maart 1999 2 Jan Gerritsepolder Januari 2004 3 Buitengebied-Oost December 2002 Juli 2002 4 Buitengebied 1986 December 1986 Augustus 1987 5 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied Oost Maart 2009

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het plangebied beschreven met daarbij de historische ontwikkeling, ruimtelijke structuur en de functionele structuur. In hoofdstuk 3 worden de (potentiële) ontwikkelingen beschreven. De relevante beleidsstukken behandeld op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau worden in hoofdstuk 4 behandeld. Daarna wordt in hoofdstuk 5 de verschillende sectorale aspecten van het bestemmingsplan bekeken. Hierbij moet gedacht worden aan aspecten zoals luchtkwaliteit, externe veiligheid en akoestische onderzoeken. In hoofdstuk 6 wordt de juridische vertaling beschreven van het plangebied en hoofdstuk 7 gaat tot slot in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 2 - 78

hoofdstuk 2 Ruimtelijke analyse

2.1 Historische ontwikkeling

Het oorspronkelijke landschap van IJsselmonde is ontstaan ten gevolge van een proces van landvorming en afbraak. In tijden van landafbraak, waarbij de invloed van de zee toenam, konden getijde kreken ontstaan zoals de Waal en de Koedood. In het oorspronkelijk uitgestrekte veenlandschap ontstonden bovendien opwassen van zand en later vooral klei. Na de inpoldering van deze opwassen werd er door de toentertijd nog brede rivierarmen en kreken veel sediment afgezet aan de buitenzijde van de ingepolderde opwassen. Deze nieuwere gronden (aanwassen) werden, als zij voldoende hoog waren opgeslibd, eveneens ingepolderd en ontgonnen. Barendrecht is grotendeels ontstaan door inpoldering van aanwassen die tegen de oude polders Smeetsland en Van der Woudensland werden afgezet. Deze aanwassen lagen min of meer parallel aan de Oude Maas. Kenmerkend voor het door de rivieren bepaalde landschap van IJsselmonde is de langgerekte, met de rivier meelopende vorm van de polders en het licht slingerende beloop van de meestal oost-westlopende polderdijken en binnengepolderde kreken. De dijken vormden belangrijke verbindingen en dienden vaak als een nieuwe ontginningsbasis voor de nieuwe polders. Hierdoor is ter hoogte van Barendrecht vooral sprake van een noord-zuidgerichte verkaveling. De dijken werd gekruist door een aantal met de verkaveling meelopende polderwegen die de achtereenvolgende polders veelal in één rechte lijn doorkruisen. Hiervan vormden de Barendrechtseweg en de Carnisseweg de oorspronkelijke scheidingen tussen de ambachtsheerlijkheden Oost- Barendrecht, West-Barendrecht en Carnisse. Na 1850 nam het aantal noord-zuid verbindingen toe. Zo werd er een tramlijn, een spoorweg, een rijksweg en een grote brug aangelegd.

Van oudsher vormden dijken een goede vestigingsbasis. Ook rond het oude Barendrecht en omgeving ontstond − veelal een zeer open − lintbebouwing op en langs de dijken. De meeste huizen verschenen binnendijks in een circa 20-30 m brede zone tussen de dijk en de daarachter gelegen hoofdwatergang. De boerderijen en naderhand ook de tuinderwoningen (vooral aan de Noldijk) werden veelal aan de andere zijde van de watergang gebouwd. Verder ontstonden er buurtschappen bij de aansluiting van een weg op de dijk en vooral bij een uitwateringssluis, zoals het in de 15e en 16e eeuw gevormde Barendrechtse Veer, Middeldijk en Koedood. Waar de uitwateringsgeulen uitstroomden in de Oude Maas werden drie havens aangelegd (Carnissehaven, Oude Haven en de haven bij de monding van de Waal). Na 1850 vond eerst een verdichting van de dijkbebouwing plaats. Ook verscheen nieuwbouw aan de Barendrechtseweg en de Carnisseweg. Na de Tweede Wereldoorlog raakte de dorpsontwikkeling van Barendrecht in een stroomversnelling. Barendrecht breidde zich snel westwaarts uit en er vond ook een sprong over de rijksweg en Middeldijk plaats, in het bijzonder door de realisatie van de VINEX-locatie Carnisselande.

2.2 Huidige situatie

Het stedelijk gebied van Barendrecht heeft zich in de afgelopen decennia sterk uitgebreid over de oorspronkelijke poldergrenzen heen. Inmiddels zijn de uitbreidingsgrenzen nagenoeg bereikt en tekent het (toekomstig) ‘stedelijk’ gebied zich scherp af tegen de ringweg (Boezemweg, Leedeweg en Kilweg) en de weg Weerkant als begrenzing van Carnisselande. Het oostelijk deel van het stedelijk gebied kenmerkt zich door een min of meer naar binnen gekeerde structuur. Het westelijk deel (Carnisselande) is veel meer naar buiten ontworpen. Hier is sprake van een ruimtelijk sterke relatie tussen het stedelijke gebied en het aangrenzende polderlandschap en de Oude Maas. De ruimtelijke kwaliteiten van het open landschap zijn hier het nieuwe stedelijke gebied fysiek en visueel ingetrokken, terwijl de oudere delen van Barendrecht veelal zijn achterkanten naar de omgeving keert.

Het plangebied is te kenmerken als een buitengebied met landschappelijke, recreatieve en agrarische waarden. De circa 8 kilometer lange zone langs de Waal en de Oude Maas biedt ruimte aan diverse gebruikersvormen, waaronder recreatie, wonen en werken. De aantrekkingskracht van het water van de Waal, de Oude Maas en de Gaatkensplas zijn sterk. Het gebied is geliefd en wordt veelvuldig benut om te ontspannen en te genieten. Daarnaast is op diverse plekken in het gebied de historie van Barendrecht direct afleesbaar. De historische lintstructuren van de Noldijk en Achterzeedijk, met de historische bebouwing, ademen een landelijke sfeer uit. Hoewel bovenstaande doet vermoeden dat er enkel sprake is van rust, is er op kleine schaal in

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 3 - 78

dit soort historische en landelijke gebieden veel ontwikkeling. Particuliere initiatieven, uitbouw van recreatiemogelijkheden en diverse bedrijfsmatige ontwikkelingen of juist het transformeren van verouderde bedrijfsterreinen vinden in dit soort gebieden veelvuldig plaats. De combinatie van rust en dynamiek houden deze gebieden levend(ig).

2.2.1 3-deling Het gebied is op te delen in drie karakteristieke zones met geheel eigen kwaliteiten en potenties, namelijk:  de Waalzone gelegen langs de Noldijk tussen de Oude Maas en Wevershoek;  de Oude Maaszone die zich uitstrekt langs de Oude Maas ten zuiden van de Zuidpolder, de Achterzeedijk en de Koedood;  de Koedoodzone die gevormd wordt door een smalle overgangszone tussen de Gaatkensplas en de Koedood en het poldergebied bij Albrandswaard.

Onderstaand worden deze gebieden kort toegelicht. Voor een gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar de Gebiedsvisie Zuidrand Barendrecht.

Figuur 2.1 Ruimtelijke analyse en deelgebieden (bron: Gebiedsvisie Zuidrand Barendrecht).

Waalzone De Waalzone is het oostelijke gedeelte van de zuidrandzone. De Waalzone is een zeer gemengd gebied met zowel recreatie, wonen, bedrijven en agrarische gronden. Een dynamisch gebied dat wordt gekenmerkt door de lintbebouwing en de grootschalige bedrijfscomplexen, maar ook door de versnipperde ruimtes ten oosten van de Ziedewijdsedijk. De Noldijk vormt hier een ruimtelijke scheiding tussen het nog resterende poldergebied en de kleinschalige oeverlanden van de Waal.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 4 - 78

De woonfuncties binnen de Waalzone bevinden zich overwegend aan de relatief dichtbebouwde Noldijk. Er is sprake van lintbebouwing en de meeste woningen bevinden zich met in het zuidelijke gedeelte, tussen de Achterzeedijk en de Ziedewijdsedijk. Aan de Achterzeedijk en de Ziedewijdsedijk zijn ook enkele woonfuncties gevestigd. Door enkele grootschalige bedrijfscomplexen is er in de Waalzone sprake van een redelijke bedrijfsmatig beeld. Het gebied ten noorden van de spoorbundel is grotendeels ingevuld met glastuinbouw. Ten zuiden van de spoorbundel zijn de meeste bedrijven gevestigd aan de Noldijk, die zich kenmerken door een omvangrijk ruimtebeslag. Het betreffen ook hier vooral (glas)tuinbouwbedrijven, maar ook niet agrarische bedrijven zoals GTI, een dakdekkerbedrijf, een hoveniersbedrijf en een palletfabriek.

De recreatie is op drie gebieden binnen de Waalzone opvallend aanwezig. In het zuiden, aan de Oude Maas gelegen, is een jachthaven en camping / bungalowpark gevestigd. De in 2008 geheel vernieuwde jachthaven is een sterke component van het gebied. Samen met de camping en het bungalowpark vormt het een belangrijke recreatiepijler in de Waalzone Het recreatiegebied de Wevershoek ligt in het noorden van de Waalzone. De Wevershoek is een bosrijk recreatiegebied dat gebruikt wordt voor extensieve recreatie, met een horecagelegenheid (net buiten het plangebied). Daarnaast ligt net ten noorden van de spoorbundel, rondom een kleine havenkom, het terrein van drie watersportverenigingen. Tegen de zuidkant van de spoorbundel is een recreatiegebied waar volkstuinen gevestigd zijn.

Oude Maaszone De Oude Maaszone vormt het meest centrale en meest omvangrijke deel van de Zuidrandzone. Het grotendeels opgehoogde buitendijkse gebied van de Oude Maas bestaat uit een door landschappelijke compartimenten gevormde reeks van aantrekkelijke recreatiegebieden afgewisseld met bedrijventerreinen. In dit deelgebied vormt de rijksweg A29 een ruimtelijke barrière. De aanwezige bedrijven vormen eveneens een zekere hindernis binnen de recreatief belangrijke structuur van deze langs de Oude Maas gelegen gronden. Binnen de oude Maas is een aantal deelgebieden te onderscheiden die hieronder beschreven staan.

De Oude Maas De Oude Maas en de aangrenzende grienden vormen een belangrijk zoetwater-getijdengebied, maar wat meer opvalt en meer bekend is, is dat de Oude Maas een belangrijke en drukke scheepvaartroute is voor de binnenvaart en zeegaande schepen. Voor gebruiksrecreatie (pleziervaart en vissen) vervult de Oude Maas slechts een zeer beperkte functie vanwege de drukke scheepvaart, de sterke stroming en de waterkwaliteit. Aan de Oude Maas binnen het plangebied bevindt zich één jachthaven (binnen de Waalzone) en er ligt een jachthaven ten zuiden van .

Het gebied wordt intensief gebruikt voor recreatie. Diverse voet- en fietspaden lopen door het gebied om het voor de recreant te ontsluiten. Daarnaast zijn er diverse recreatiefuncties aanwezig zoals de sauna, het pannenkoekenhuis, de trimbaan, een speeltuin met horecavoorziening (snackbar), de "Maasoever Spoorweg" en diverse ligweiden en een speelbad. Tevens is het gebied ten oosten van de A29 in gebruik door de modelvliegtuigenvereniging Europoort. Hier wordt regelmatig met modelvliegtuigen "gevlogen". In het gebied bevinden zich tevens twee volkstuinencomplexen.

Carnissegrienden In het westelijke deel van het plangebied bevinden zich de Carnissegrienden; de grienden zetten zich voort in de gemeente Albrandswaard. De grienden zijn het resultaat van menselijke benutting van natuurlijke dynamiek. De menselijke activiteit bestond uit het periodiek knotten van de wilgen voor de winning van wilgentenen, voornamelijk ten behoeve van de dijkenbouw. In een deel van de Carnissegrienden worden de wilgen nog steeds geknot, in andere delen heeft men de wilgen laten uitgroeien tot een moerasbos. De natuurlijke dynamiek in het gebied is afkomstig van de stroming en getijdenwerking van de Oude Maas, waardoor de laaggelegen delen van de Carnissegrienden en voornamelijk de getijdengeulen en kleinere watergangen, twee keer per dag vollopen en weer leeglopen. Bij zeer hoge waterstanden loopt het gehele buitendijkse gebied van de Carnissegrienden onder. De Carnissegrienden worden redelijk druk bezocht door wandelaars.

Jan Gerritsepolder Ten westen van het bouwdok bevindt zich de voormalige Jan Gerritsepolder. Deze zogenaamde buitenpolder liep vroeger bij hoge waterstanden onder water, maar is in de periode 1965-1984 gebruikt als slibdepot voor de berging van verontreinigd slib uit de Oude Maas. Hierbij zijn hogere en lagere gelegen delen ontstaan. Recent zijn de hoger gelegen delen verder opgehoogd met materiaal dat vrijgekomen is bij het boren van de tweede Heinenoordtunnel; dit materiaal is in tegenstelling tot het eerder

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 5 - 78

opgebrachte materiaal niet verontreinigd. De kades rondom de hoogste delen van de Jan Gerritsepolder zijn circa 2,5 meter hoger dan de rest van de polder, waarvan het maaiveld thans op dijkniveau ligt. Binnen de Jan Gerritsepolder is de Oude Maasheuvel gelegen. De opgegraven gronden van de Gaatkensplas zijn hierin verwerkt tot een uitkijkheuvel over Carnisselande en de Oude Maas. Ook het gebied om deze heuvel is ontwikkeld als extensief recreatiegebied.

Bouwdok Tussen de A29 en de Jan Gerritsepolder bevindt zich een bouwdok van Rijkswaterstaat. In dit bouwdok, waarvan de bodem circa 10 meter lager ligt dan de omringende dijken, worden (grote) (betonnen) constructies gebouwd, die onder meer worden toegepast bij de bouw van tunnels, bruggen en andere (infrastructurele) werken (bijv. de Coentunnel, Willemsspoortunnel en de Beneluxtunnel.

Velo bedrijventerrein Dit terrein aan de Achterzeedijk betreft het gebied van een voormalige wasmachinefabriek. Het terrein is getransformeerd naar een bedrijfsverzamelgebied waar diverse grootschalige loodsen staan voor allerhande activiteiten, zoals opslag. Een opvallend bouwwerk is het kantoor aan de Achterzeedijk dat als gemeentelijk monument is aangewezen. Hoewel hier sprake is van grootschalige bedrijfshallen manifesteert het gebied zich niet zo doordat het wordt omgeven door kleinschalige (woon)bebouwing en aan de zuidzijde door de dijk, die het zicht op de bebouwing ontneemt.

Koedoodzone Deze zone ligt ten westen van de A29 tussen de Koedood en de Gaatkensplas. Aan de zijde van de Koedood liggen meerdere van oorsprong agrarische bedrijven. De ontwikkeling van Carnisselande heeft hier geleid tot het verdwijnen van de oorspronkelijk brede open polderstructuur. Met de aanleg van de Gaatkensplas is wel nieuwe openheid gegarandeerd, maar ook sprake van een sterke versmalling van de polder. Ten westen van de Carnisseweg resteert slechts een smalle zone van het oorspronkelijke poldergebied. Aan de zijde van de Koedood is door de resterende bebouwde kavels sprake van een coulisseachtige landschapsstructuur. Langs de Gaatkensplas loopt een doorgaande recreatieve route die samen met de Gaatkensplas op regionaal niveau een functie vervult in het groenblauwe netwerk van IJsselmonde.

2.3 Omgeving Zuidrand

Door de uitgestrektheid van het plangebied grenst het aan diverse randgebieden met hun eigen ruimtelijke en functionele kenmerken. Onderstaand worden de verschillende gebieden kort toegelicht en hun invloed op het plangebied beschreven:

Zuidpolder De Zuidpolder vormt onderdeel van het Regiopark Midden IJsselmonde, Park Deltapoort. Momenteel bestaat de Zuidpolder uit voornamelijk akkers met een langgerekte verkaveling, maar geleidelijk zullen steeds meer delen in gebruik komen als recreatiegebied. Het project 'Zuidpolder' voorziet namelijk in een antwoord op de grote maatschappelijke vraag naar meer terreinen voor openluchtrecreatie.

De nadruk in de Zuidpolder ligt op rustige recreatievormen, zoals wandelen en fietsen, gecombineerd met natuurontwikkeling. Dit project staat niet op zich. Het maakt onderdeel uit van een groter recreatieontwikkelingsprogramma. De inrichtingsvisie voor dit gebied voorziet in een transformatie van binnendijks gelegen delen van het buitengebied van Barendrecht, tussen de bebouwde kom en de Oude Maas, van een landbouwgebied naar een openlucht recreatiegebied met natuurontwikkeling aangezien het huidige aanbod, met name de Maasoevers (zuidrand), niet voldoende kan voorzien in de vraag naar natuur en ruimte voor openluchtrecreatie. Hierbij zal de nadruk liggen op rustige recreatievormen als fietsen en wandelen, gecombineerd met natuurontwikkeling.

De Zuidpolder grenst direct aan het plangebied en kent tal van fysieke verbindingen met het plangebied. Door de transformatie naar recreatiegebied zullen deze gebieden functioneel sterker worden verbonden.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 6 - 78

Waalbos Het Waalbos is het gebied dat ten oosten van de Waal en ten noorden van het spoor ligt, behorend bij de gemeente Ridderkerk. De gronden in het plangebied hebben momenteel grotendeels een agrarische bestemming. Net zoals de Zuidpolder maakt ook het Waalbos onderdeel uit van een regionale ontwikkeling tot robuuste recreatie. Eén van de belangrijkste onderdelen van het de ontwikkeling van het Waalbos, is de ontwikkeling van 825 hectare bos- en recreatiegebied met natuurbouw. Het totale gebied wordt openbaar toegankelijk. Naast een netwerk aan wandelpaden, is vrij struinen in het hele gebied mogelijk. Daarnaast is oeverrecreatie mogelijk in de bocht van de Waal. De rest van het Waalbos kan daardoor relatief rustig blijven.

Het Waalbos heeft op dit moment geen directe relatie met het plangebied, maar hiermee ontstaat wel een nieuwe route vanuit en door het plangebied naar overige recreatiegebieden. Mogelijkheden zijn er voor versterking van routes binnen het plangebied.

Kijfhoek Rangeerterrein Kijfhoek tussen Barendrecht en Zwijndrecht is met vijftig hectare en 43 verdeelsporen met railremmen het grootste (en inmiddels bijna enige) rangeerterrein van Nederland. Het rangeerterrein behoort tot de gemeente Zwijndrecht. Kijfhoek is een belangrijke schakel in het doorsluizen van goederen uit de Rotterdamse haven naar het Europese achterland. Op Kijfhoek worden onder andere wagons met gevaarlijke stoffen gerangeerd.

Dergelijke activiteiten brengen risico’s en geluidsoverlast voor de omgeving met zich mee, ook voor de Zuidrand. In hoofdstuk 5 (sectorale aspecten) wordt hier nader op ingegaan.

De Oude Maas (transport) De Oude Maas is de rivier aan de zuidkant van de Zuidrand. De Oude Maas is in meerder opzichten van belang voor het plangebied. De Oude Maas zorgt voor een groot gedeelte van de recreatie in de Zuidrand. Maar naast de recreatieve invloed van De Oude Maas zijn er ook andere invloeden waar rekening mee gehouden dient te worden. Zo bestaat er altijd overstromingsgevaar, voornamelijk voor het buitendijkse gebied. Daarnaast dient er rekening te worden gehouden met het transport gevaarlijke stoffen, wat in de paragraaf externe veiligheid behandeld wordt.

Bedrijventerrein Oost De bedrijventerreinen Barendrecht Oost en Veren Ambacht liggen in de gemeente Barendrecht en Ridderkerk en zijn in totaal ruim 150 hectare groot. De noordkant van de Waalzone grenst aan het bedrijventerrein. Er zijn circa 450 bedrijven gevestigd die werk bieden aan ongeveer 6.000 personen. Bedrijventerrein Oost is een gedifferentieerd bedrijvenpark voor zowel grootschalige, arbeidsintensieve bedrijvigheid als voor transport en distributie, multifunctionele en kleinschalige bedrijven. Bedrijven gevestigd op het Bedrijventerrein Oost met grote milieuhinder zouden van invloed kunnen zijn op de gevoelige functies binnen het bestemmingsplan. In zoverre hier sprake van is wordt dat verder beschreven in hoofdstuk 5.8.

Spoorbundel Zoals al eerder vermeld loopt door het plangebied een spoorbundel. De spoorbundel is de spoorverbinding tussen Dordrecht en Barendrecht / Rotterdam. Ook de HSL verbinding tussen Antwerpen/Breda en Rotterdam hoort bij de spoorbundel. Er vindt ook vervoer van gevaarlijke stoffen plaats op het spoor, aangezien de spoorbundel bij Barendrecht tussen de Mainport Rotterdam en de Kijfhoek in gelegen is. Aspecten waar rekening mee gehouden moet worden met betrekking tot het spoor zijn geluid en externe veiligheid.

Rijksweg A29 In het westen wordt zoals eerder beschreven het plangebied doorsneden door de A29. De A29 verbindt Rotterdam en Barendrecht, via de Hoeksche Waard, met Zuidwest Nederland. De A29 loopt met een tunnel onder de oude Maas door. De A29 is een drukke verkeersader en zal in verschillende hoofdstukken van het bestemmingsplan terugkomen.

Bovenstaande toont dat de omgeving van het plangebied zeer divers is. Ontwikkelingen zoals het Waalbos bieden kansen voor ruimtelijke en functionele versterking in de toekomst, maar zijn verder niet van invloed op het plangebied. Grootschalige infrastructuur, zoals de A29 en de spoorbundel met Kijfhoek zijn dit wel. De verschillende relevante contouren zijn op de plankaart opgenomen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 7 - 78

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 8 - 78

hoofdstuk 3 Ontwikkelingen

Het bestemmingsplan Zuidrand is primair een conserverend bestemmingsplan. Het betreft hier ook één van de oudste gebieden van Barendrecht met historische bebouwingslinten zoals de Achterzeedijk en de Noldijk. Deze linten zijn van oorsprong gemengde gebieden waar wonen en werken naast elkaar bestond. Deze gebieden zijn hierdoor ook dynamisch en er is sprake van verschillende initiatieven. Het uitplaatsen van bedrijvigheid en de transformatie van deze gebieden naar woningbouw of natuur en recreatie speelt hier een belangrijke rol. Naast de potentiële ontwikkelingen in het gebied zijn er echter ook tal van ontwikkelingen in de directe omgeving. Hierbij is de realisatie van het Regiopark Midden IJsselmonde, het Deltapark (onderdeel van de Gebiedsvisie Deltapoort 2025) het meest opvallend. De ontwikkeling van de Zuidpolder, ten noorden van het plangebied, en het Waalbos ten noordoosten vormen hiervan onderdelen die directe invloed hebben op het plangebied. Relaties worden gelegd om een robuust groenblauw gebied te realiseren waar ook de Zuidrand onderdeel van vormt.

Naast de Gebiedsvisie Deltapoort is het Schapsplan IJsselmonde in ontwikkeling ten behoeve van het duurzaam ontwikkelen en beheren van recreatiegebieden op IJsselmonde. Diverse ambities, uitgangspunten en randvoorwaarden worden hierin benoemd. Het Natuur en Recreatieschap IJsselmonde (NRIJ) is (eigenaar en) beheerder van vele gronden binnen het plangebied van de Zuidrand en om die reden zijn in het Schapsplan meerdere ontwikkelingsrichtingen benoemd. Deze richten zich primair op beheer en onderhoud en niet op ruimtelijke, bouwkundige ontwikkelingen. Om die reden worden deze ontwikkelingsrichtingen niet apart behandeld in dit bestemmingsplan, maar wordt verwezen naar het Schapsplan zelf.

Naast beleidsmatige doelstellingen is in het gebied een inventarisatie van wensen en suggesties gedaan. Op basis hiervan is ook een beeld gekregen van de behoeften in het gebied zelf. De gemeente heeft deze zaken afgewogen en beoordeeld op basis van gemeentelijk en provinciaal beleid. Een aantal gebieden is aangewezen waar ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. In een enkel geval betreft dat een concrete ontwikkeling die al in een vergevorderd stadium is, zoals de Graphornlocatie. Op een aantal plekken in de Zuidrand zijn wel ontwikkelingen gaande, maar deze zijn niet concreet genoeg om direct te bestemmen. Er is bijvoorbeeld nog geen sprake van concrete planvorming, kwaliteitskaders of financiële afspraken. Daarnaast zijn de nodige milieutechnische onderzoeken veelal nog niet afgerond. De gemeente wil hier echter wel een signaal afgeven dat men niet gelukkig is met de huidige bestemming, c.q. invulling van het gebied, en een andere ambitie nastreeft. Dit kan op initiatief van de gemeente zijn of een initiatief van een andere partij dat wordt ondersteund door de gemeente. Op deze gebieden is een wijzigingsbevoegdheid gelegd waarmee de gemeente anticipeert op het moment dat deze ontwikkelingen verder geconcretiseerd zijn en er ook financiële afspraken gemaakt zijn tussen gemeente en de initiatiefnemer(s). Deze wijzigingsgebieden maken ontwikkelingen mogelijk en vertalen een ambitie, maar verplichten niet tot realisatie van het geheel of een gedeelte daarvan.

In 3.1 en 3.2 worden de verschillende gebieden met een afwijkende bestemming, ten opzichte van de vigerende plannen, en de wijzigingsgebieden beschreven en met beeld toegelicht.

3.1 Bestemmingswijzigingen c.q. aanduiding

Op enkele plekken in de Zuidrand is sprake van een ontwikkeling die een gewijzigde bestemming of een extra aanduiding ten opzichte van het nu vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. Onderstaand worden deze toegelicht. In de onderstaande beschrijvingen is geen rekening gehouden met de sectorale aspecten. De relevante sectorale aspecten zijn per ontwikkeling beschreven bij de betreffende paragraven in hoofdstuk 5 sectorale aspecten.

3.1.1 Graphornlocatie Vastgoed in Nederland bv is bezig aan de Noldijk te Barendrecht een nieuwbouwplan te realiseren. Het plan betreft de transformatie van het huidige bedrijfsterrein van hoveniersbedrijf Graphorn Groenprojekten BV naar een woonlocatie met maximaal 7 vrije kavels. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het bestemmingsplan Graphorn is vastgesteld op 4 juni 2012 en is inmiddels in werking getreden. Dit bestemmingsplan is opgenomen in het plangebied van bestemmingsplan ‘Zuidrand’ en geïmplementeerd in dit bestemmingsplan.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 9 - 78

Voor de verdere plantoelichting wordt verwezen naar bijlage 1, hier is de planbeschrijving en het onderzoekskader van het bestemmingsplan Graphorn opgenomen. Het volledige bestemmingsplan ‘Graphorn’ is in te zien bij de gemeente Barendrecht en op www.ruimtelijkeplannen.nl (IMRO-code: NL.IMRO.0489.BPLGZ20090001-VI01). .

Figuur 3.1 Stedenbouwkundig plan in luchtfoto (bron:Wissing)

3.1.2 Trimbaan e.o. Het gebied globaal gelegen tussen de Achterzeedijk ten noorden en oosten, de 2 e Heinenoordtunnel ten westen en de Oude Maas ten zuiden heeft nu de bestemming Recreatie Oeverzone (R-OZ) en bedrijf (B). De laatste bestemming ligt op een locatie van Rijkswaterstaat. De functie is vervallen en het terrein gesaneerd en met een laag grond afgedekt (leeflaag). Om die reden is deze bestemming in dit nieuwe bestemmingsplan vervallen.

In het gebied zijn 2 belangrijke functies aanwezig; de sauna en de trimbaan. Beide functies blijven in het gebied aanwezig, maar zouden ook versterkt kunnen worden met extra functies waaronder een hotel/restaurant of voorzieningen voor actieve buitenrecreatie (zoals een speeltuin, of andere buitenactiviteiten) die in deze groene omgeving passend zijn. Daarnaast is hier sprake van een belangrijk historisch punt omdat op de kop van de Achterzeedijk de voormalige brug aanlandde (zie figuur 3.2). De wens van de gemeente is om dit punt meer (h)erkenning te geven. Mogelijk kan dit samengaan met de realisatie van een aanvullende functie in het gebied.

Het NRIJ dat eigenaar is van het merendeel van het gebied deelt deze ambitie met de gemeente en samen onderzoekt men de mogelijkheden voor dit gebied. In dit bestemmingsplan wordt ingespeeld op deze ambitie door binnen de huidige bestemming met een aanduiding een meer intensievere recreatie mogelijk te maken. Daarbij wordt grootschalige bebouwing (zoals een hotel) niet direct mogelijk gemaakt omdat de omvang en plaatsing hiervan nog helemaal niet duidelijk zijn. Bij eventuele realisatie hiervan zal ook nader onderzoek moeten plaatsvinden op het gebied van diverse milieuaspecten en archeologie.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 10 - 78

Figuur 3.2 Bestaande situatie trimbaan e.o. met nieuwe bestemmingssituatie.

3.1.3 Koedood 4a Voor de locatie aan de Koedood heeft de Ontwikkelingmaatschappij Midden-IJsselmonde in 2009 stedenbouwkundige randvoorwaarden laten opstellen ten behoeve van de realisatie van woningbouw. Op de locatie staat in de huidige situatie een tweekapper met daarachter schuren. Deze verdwijnen om ruimte te maken voor de nieuw te ontwikkelen woningen. Het beperkte oppervlak van de locatie (ca. 6.750 m²) leidt er toe dat de ruimtelijke ontwikkeling beperkt blijft tot de realisatie van maximaal drie woningen. In dit bestemmingsplan is de toekomstige situatie opgenomen middels het opgenomen van de bestemmingen Wonen met 3 bouwvlakken ter plaatse van de toekomstige woningen. De nieuwe bebouwing voldoet aan de Structuurvisie en Verordening Ruimte van de provincie. De huidige en (mogelijke) toekomstige situatie staan weergegeven in figuur 3.3.

Figuur 3.3 indicatie plancontour op luchtfoto (rood) en ideeschets (Wissing)

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 11 - 78

Op basis van een analyse zijn ruimtelijke randvoorwaarden geformuleerd waarvan onderstaand de belangrijkste zijn weergegeven.  De ontwikkeling van de locatie sluit aan bij de bebouwingskarakteristiek van de Koedood, de boerenwoningen aan de Koedood met daarachter groter (boeren)schuren. Dit ‘landelijk karakter’ is cultuurhistorisch waardevol en daar wordt zoveel mogelijk op aangesloten;  Eén van de nieuwe woningen is net als de naastgelegen woning op de Koedood georiënteerd. De andere twee woningen liggen net als de schuren achter de twee woningen aan de Koedood;  De ontsluiting van de woningen achter op het kavel geschiedt via een gezamenlijke ontsluiting, net als de erftoegangen op de overige kavels aan de Koedood;  De benodigde parkeerplaatsen voor de ontwikkeling worden op eigen terrein opgelost. Elke woning dient op de kavel minimaal twee opstelplekken naast elkaar te realiseren. Het parkeren van bezoekers dient ook zoveel mogelijk op eigen terrein mogelijk te zijn, maar kan eventueel worden opgevangen langs de ontsluiting naar de achterliggende woningen. Parkeren aan de Koedood is namelijk niet gewenst;  Om te komen tot een groen karakter op de achterzijde van de kavel, is voor de noordelijk gelegen woningen een minimale afstand van 25 meter tot de waterlijn aan gehouden;  In aansluiting op de oudere bebouwing in het lint hebben de gebouwen een landelijk karakter;  In architectuur is er verschil tussen de woning aan de Koedood en de achterliggende woningen. De woning aan de voorzijde van de kavel dient te passen bij de bebouwingskarakteristiek van de naastgelegen boerenwoning. Deze woning heeft een landelijk karakter en is rijker gedetailleerd met natuurlijke en traditionele materialen en kleuren. De achterliggende woningen refereren naar de boerenschuren door een eenvoudige massa en heldere architectuur met een redelijk grove detaillering. De uitstraling en materiaalgebruik kan daarbij zowel traditioneel als hedendaags zijn.

Voor de ontwikkeling van de woningen zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn al bijlage bij deze. toelichting gevoegd. Bij de sectorale aspecten in hoofdstuk 5 wordt per aspect kort de conclusie met betrekking tot deze ontwikkeling beschreven. De planvorming is daarmee is dusdanig gevorderd stadium, en financiële afspraken zijn gemaakt, waardoor een directe bestemming mogelijk is.

3.1.4 Boezempad 30 Ter plaatse van de Boezempad 30 is de bestemming Agrarisch gewijzigd naar Wonen. Enkele jaren geleden is op deze locatie een woning gerealiseerd, het perceel heeft derhalve al enkele jaren geen agrarisch gebruik meer. Door de wijziging van het gebruik is ook de agrarische openheid op het perceel verdwenen en is de bestemming 'Wonen' van toepassing op het perceel. Het is de intentie dat na sloop van de huidige woning de nieuwe woning op dezelfde plek terug komt. Daarom is het bouwvlak om de bestaande bebouwing heen gelegd. De woning krijgt een maximale goothoogte van 3,5 meter en een dakhelling van 60⁰. Omdat het hier gaat om vervangende nieuwbouw heeft de gemeente gekozen voor een directe bestemming.

Middels verschillende onderzoeken is aangetoond dat het milieutechnisch verantwoord is om op deze locatie te wonen. De uitkomst van deze onderzoeken is opgenomen in hoofdstuk 5, sectorale aspecten.

3.1.5 Velo Industrieterrein Het Velo Industrieterrein is sinds 1926 gevestigd aan de Achterzeedijk 57 te Barendrecht. Vanaf 1996 is men gestart met de herontwikkeling van gebouwen aan de eisen van deze tijd. Momenteel is er op het Velo Industrieterrein ca 20.000 m2 aan bedrijfshallen aanwezig. In het vigerende plan is sprake van een ruim bouwvlak waarbinnen alle bebouwing is gerealiseerd. De wens is om het terrein op twee locaties uit te breiden, in de noordwesthoek en de zuidwesthoek. Op de onderstaande afbeelding zijn de locaties van de nieuwe gebouwen paars ingetekend.

Om beide ontwikkelingen mogelijk te maken is het bestaande bouwvlak vergroot. Hiermee kan direct uitbreiding worden gerealiseerd. Op de plankaart is een aanduiding opgenomen die een over een deel van de uitbreiding maximaal categorie 1 toestaat. Dit vanwege de nabijheid van bestaande woningen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 12 - 78

Figuur 3.4 Nieuwe situatie Velo Industrieterrein

3.2 Wijzigingsgebieden

Onderstaand worden de verschillende wijzigingsgebieden benoemd. In de regels worden per gebied de wijzigingsregels benoemd die leidend zullen zijn bij de mogelijke wijziging.

3.2.1 Wro-zone – wijzigingsgebied 1: Gravestein Op de buitendijkse locatie Gravestein aan de Noldijk is op dit moment sprake van kassenbouw. In overleg met de gemeente, NRIJ en de eigenaar van het gebied wordt gewerkt aan de sloop van de bestaande kassen en andere agrarische opstallen. Ter vervanging van de kassen heeft de gemeente ingestemd met de realisatie van maximaal 3 nieuwe woningen en nieuwe natuur (zie figuur 3.5). Deze ontwikkeling voldoet aan de zogenaamde ruimte – voor – ruimte regeling, die is opgenomen in de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid – Holland en de glassaneringsdoelstelling krachtens de gebiedsvisie Deltapoort.

Figuur 3.5 indicatie plancontour Gravestein op luchtfoto (rood) en ideeschets

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 13 - 78

De planontwikkeling is concreet, maar toch is op dit moment gekozen voor een wijzigingsgebied omdat de relevante onderzoeken nog niet zijn uitgevoerd en daardoor sprake is van onvoldoende onderbouwing. De ontwikkeling gaat uit van 3 vrijstaande woningen die qua grootte en architectonische uitstraling aansluiten op hun omgeving. De kavelgrootte zal hier naar verwachting 600 – 1.000 m² zijn. De overige gronden zullen afgenomen worden door het NRIJ ter versterking van de natuurontwikkeling van Wevershoek, terwijl circa 1 ha. agrarisch blijft zonder bebouwingsmogelijkheid.

3.2.2 Wro-zone – wijzigingsgebied 2: Natuurgoed Ziedewij In opdracht van Paul Castelijn Hoveniers is een visie opgesteld voor een deel van het gebied tussen de het spoor en Stationsweg ten noorden, de Noldijk ten oosten, de Ziedewijdsedijk ten zuiden en de Boezemweg ten westen. De visie gaat uit van het transformeren van het huidige agrarisch gebruik tot een extensief recreatief gebruik ten behoeve van recreëren, verblijven, educatie en nieuwe natuur. Ter ondersteuning hiervan worden zeer beperkt gebouwde functies ingepast waarbij gedacht moet worden aan een kleinschalig theehuis en mogelijk een informatiecentrum, los of in combinatie met elkaar. Daarnaast wordt ten behoeve van de financiering van de ontwikkeling de mogelijkheid geboden om 8 woningen te realiseren direct aan de bestaande infrastructuur van de Noldijk (en de parallelweg hiervan).

Dit particuliere initiatief sluit aan op de ontwikkeling van de in ontwikkeling zijnde Zuidpolder en de verschillende beleidsstukken van de provincie en gemeente die als doelstelling hebben om dit gebied te transformeren naar extensief recreatiegebied en natuur. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om nieuwe verbindingen aan te leggen voor voetgangers en fietsers vanuit de bebouwde kom naar de Noldijk en de Waal toe. Hiermee draagt het bij aan de ambities van de gemeente Barendrecht het NRIJ en de provincie. Om die reden wil de gemeente medewerking verlenen aan dit initiatief door middel van een wijzigingsbevoegdheid.

Figuur 3.6. Ideeschets (Plein06)

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 14 - 78

3.2.3 Wro-zone – wijzigingsgebied 3: GTI-locatie Deze locatie ligt op de kop van de Ziedewijdsedijk, direct aan de Waal. Het betreft het gebied van het voormalige bedrijf GTI en de naastgelegen ‘paardenwei’. Het College en de raadscommissie Ruimte hebben in 2010 ingestemd met het principeplan voor de bouw van maximaal 16 woningen op het voormalige GTI-terrein aan de Noldijk. Hiermee wordt invulling gegeven aan de ambitie van de Gebiedsvisie Zuidrand Barendrecht om de grootschalige bedrijfsvoering aan de Noldijk te laten vervallen dan wel te verplaatsen naar elders. Dit plan is eveneens voorgelegd aan de provincie en ook deze heeft positief gereageerd op de ontwikkeling onder de voorwaarde dat de groene recreatieve oever in deze vorm wordt gerealiseerd en het verhard oppervlak substantieel afneemt.

Het plan (zie figuur 3.7) is een eerste studie geweest waar de gemeente mee heeft ingestemd. Eén van de belangrijkste uitgangspunten is dat er een zone van 30 meter vanuit de Waal ingericht moet worden als (semi)openbare groenblauwe oeverzone. Daarnaast mag er slechts sprake zijn van een beperkte woningdichtheid en zullen zichtlijnen vanaf de Noldijk op de Waal gerealiseerd moeten worden. Het plan gaat uit van maximaal 16 woningen waarvan een deel aan de Noldijk wordt gerealiseerd als dijkwoningen. De overige woningen zullen op kavels van wisselende grootte worden gerealiseerd. Het betreft hier enkel vrijstaande woningen.

Hoewel het plan door marktomstandigheden (nog) niet verder ontwikkeld is wil de gemeente met deze wijzigingsbevoegdheid een duidelijk signaal afgeven dat de ambitie uit de Gebiedsvisie Zuidrand Barendrecht ook in dit bestemmingsplan wordt geëffectueerd. De ‘opoffering’ van de open paardenwei wordt ingezet om het plan haalbaar te maken. De Waal en de openbare bereikbaarheid worden als een goede compensatie gezien. Woningbouw op dit terrein mag echter pas plaatsvinden als het daadwerkelijke terrein van GTI verzekerd is.

Figuur 3.7 inrichtingssuggestie GTI locatie mei 2009

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 15 - 78

3.2.4 Wro-zone – wijzigingsgebied 4: Het Kleine Veld De Gebiedsvisie Zuidrand Barendrecht geeft voor Het Kleine Veld (zie figuur 3.8) aan dat hier een afronding van de woonbebouwing van de Zwingeldam wenselijk is. Daarnaast is het wenselijk een fiets-/voetroute vanuit de overzijde van het water, Nieuw Havenkant (Zwijndrecht), het gebied in te realiseren. Nieuw Havenkant is het transformatiegebied aan de overkant van het water waarvan op dit moment de eerste fase wordt gerealiseerd. Op den duur zal het volledige bedrijventerrein vervangen worden door woningbouw. De gemeenteraad heeft naar aanleiding van de Nota van Uitgangspunten, die voorafgaand aan dit bestemmingsplan is opgesteld, bestendigd dat hier woningbouw mogelijk gemaakt moet worden.

Op dit moment is er nog geen sprake van planvorming en daarmee is nog niets te zeggen over de ruimtelijke structuur, woningaantallen, e.d. Om vanuit de gemeente toch duidelijk te maken wat de kaders zijn voor ontwikkeling is onderstaande randvoorwaardenkaart opgesteld die uitgaat van de volgende uitgangspunten:  De woningbouw aan de Zwingeldam en Achterzeedijk moet op natuurlijke wijze worden afgerond;  Het bestaande water blijft gehandhaafd en het lijnkarakter blijft behouden;  Langs de Randweg wordt een groene buffer gerealiseerd waarmee het groene beeld behouden blijft en voldoende afstand wordt aangehouden in het kader van het geluid;  De bebouwing zal slechts in een zeer lage dichtheid worden gerealiseerd en hier worden maximaal 15 woningen toegestaan.

Op basis van concrete inrichtingsvoorstellen zal worden beoordeeld of deze wijzigingsbevoegdheid kan worden geëffectueerd. Onderstaande kaart is een vertaling van de uitgangspunten, maar uitdrukkelijk géén plan.

Figuur 3.8 Randvoorwaardenkaart Het Kleine Veld met uitsnede Gebiedsvisie Zuidrand Barendrecht

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 16 - 78

3.2.5 Wro-zone – wijzigingsgebied 5: Herhuisvesting GKB en gemeentelijk gronddepot Ten behoeve van de bedrijfsvoering van GKB en het gemeentelijk gronddepot is gezocht naar een geschikte nieuwe locatie. De locatie tussen de hockeyvelden en de A29 is door de gemeente aangewezen als toekomstige vestigingslocatie. Door deze keuze ontstaat er een spanning tussen de functies sport en recreatie en bedrijvigheid. Ook bestaat de wens om een directe verbinding te realiseren tussen de Gaatkensplas en de Zuidpolder. Dit lijkt mogelijk te worden bij de invoering van de klimaatbuffer in de Zuidpolder. Deze ontwikkeling genereert ook weer mogelijkheden bij de realisatie van de Blauwe verbinding. Door het college zijn daarom de volgende uitgangspunten geformuleerd:  Continuering van de waterpartij aan de noordzijde ter versterking van de landschappelijke relatie tussen de Gaatkensplas en de waterstructuur van de Zuidpolder;  Beeld van recreatief landschap aan de noordzijde door te realiseren grondwal;  De bedrijfsmatige activiteiten worden opgenomen in groene kamers;  In aansluiting op de functie van sport en recreatie van het gebied zorgen voor een recreatienetwerk waarmee een betere verankering in de omgeving wordt bereikt;  Realiseren van een entree aan de Achterzeedijk;  Directe fietsverbinding mogelijk maken vanaf de Kilweg naar de hockeyvelden en vanaf de hockeyvelden naar de Achterzeedijk;  Uitgangspunt is duurzame ontwikkeling, zowel op omgevingsniveau als gebouwniveau.

Met in achtname van bovenstaande punten kan een goede inpassing van dit bedrijf in zijn omgeving worden gerealiseerd. Gewenste functies in het gebied kunnen door de groene omkadering van de bedrijfsactiviteiten in deze situatie ruimtelijk goed naast elkaar bestaan.

Figuur 3.9 Plangebied (rode contour) en inrichtingssuggestie met gronddepot GKB

3.2.6 Wro-zone – wijzigingsgebied 6: Haven Carnisse Grienden Het gebied rondom de haven bij de Carnisse Grienden is bestemd als bedrijventerrein voor 2 verschillende bedrijven, Kraaijeveld’s Aannemingsbedrijf en Gebr. Kraaijeveld B.V. (GKB). De uitstraling van dit gebied sluit onvoldoende aan bij de kwaliteit van de Carnisse Grienden enerzijds en de Oude Maasheuvel met het omliggende recreatiegebied anderzijds. De gemeente zou hier graag zien dat de bestemming wijzigt naar de aanliggende bestemmingen Recreatie-Oeverzone. De eerste stap hierin kan gemaakt worden op het moment dat de verplaatsing van GKB (op de oostelijke oever van de haven) naar de locatie tegen de A29 een feit is. De rest van de transformatie wordt op dit moment niet concreet voorzien, maar wel nagestreefd. Vanwege het bovenstaande heeft de gemeente besloten op dit gebied een wijzigingsbevoegdheid te leggen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 17 - 78

3.2.7 Wro-zone – wijzigingsgebied 7: Zoekgebied windmolens In de provinciale structuurvisie van Zuid–Holland en in de structuurvisie van Barendrecht zijn voor het plangebied en omgeving duurzaamheidsambities opgenomen. Eén van deze ambities is het inzetten van duurzame energie in de vorm van windenergie. Dit is ook concreet gemaakt in de structuurvisie van Barendrecht in de vorm van een aanduiding op de visiekaart (figuur 4.11). De gemeente wil dit beleid ook vastleggen in dit bestemmingsplan door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor de realisatie van 2 windmolens in de looptijd van dit bestemmingsplan. Het wijzigingsgebied dat is opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan komt precies overeen met de het zoekgebied windmolens uit de Structuurvisie Barendrecht.

Als voorwaarde geldt dat de ashoogte niet meer mag bedragen dan 80 meter en de rotordiameter niet meer dan 90 meter. Daarnaast dient geen sprake te zijn van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen en functies en dienen de milieuaspecten hierbij afdoende te zijn onderzocht. Hierbij is een m.e.r.-procedure aan de orde .

Figuur 3.10 Globale ligging wijzigingsbevoegdheid 7: zoekgebied windmolens

3.3 Samenvatting

Met bovenstaande bestemmingswijzigingen en wijzigingsgebieden wordt de gewenste dynamiek en ambitie in het gebied mogelijk gemaakt. De initiatieven lopen uiteen, maar de verwachting is dat al deze ontwikkelingen in de looptijd van het bestemmingsplan actueel zijn. Gezien de status van de planvorming is in de meeste gevallen gekozen voor een wijzigingsgebied. Dit geeft het bevoegd gezag de ruimte om, met in achtname van de wijzigingsregels, in een later stadium de initiatieven mogelijk te maken.

De verschillende wijzigingsgebieden zijn op de plankaart aangegeven en de bijbehorende wijzigingsregels zijn opgenomen in de regels.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 18 - 78

hoofdstuk 4 Beleid

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening wordt in dit bestemmingsplan inzicht gegeven in de invloed van het van toepassing zijnde beleid ten opzichte van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. In dit hoofdstuk worden de verschillende beleidskaders weergegeven waarmee rekening moet worden gehouden. Er wordt inzicht gegeven in de beleidsstukken op verschillende niveaus. Allereerst wordt het relevante nationale beleid benoemd. Vervolgens wordt het provinciale en regionale beleid beschreven en tot slot de relevante gemeentelijke beleidsstukken. Het sectorale beleid wordt beschreven bij de sectorale aspecten in hoofdstuk 4. Dit heeft als voordeel dat alle informatie over 1 onderwerp op dezelfde plek is verzameld.

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn.

Nederland moet concurreren en daarnaast bereikbaar, leefbaar en veilig zijn. Dat is het streven van het Rijk. Het Rijk voorziet dit met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een netwerk van hoogwaardige internationale verbindingen van weg, spoor, water en lucht, met daarbinnen de mainports als belangrijke knooppunten is de basis voor die internationale concurrentiepositie. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:  Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;  Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn;  Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Deze doelstellingen zijn vertaald in 13 Nationale belangen, die verder zijn uitgewerkt in de SVIR. Directe invloed op het bestemmingsplan hebben deze Nationale belangen niet.

CCConclusieConclusie Aan de ambities en richtlijnen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn opgenomen wordt in het onderhavig bestemmingsplan voldaan.

4.1.2 Barro Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, heeft medio 2009 als ontwerp ter inzage gelegen, destijds nog als AMvB Ruimte. Begin 2012 is de SVIR vastgesteld, de basis waarop de regelgeving van het Barro gebaseerd is. Op 1 oktober 2012 is het Barro volledig in werking getreden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4) Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de (11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 19 - 78

Daarnaast bevat het besluit om het Barro aan te vullen een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit is de volgende wijziging: Gemeenten en provincies zijn verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

Rijksbufferzone IJsselmonde - Oost is één van de elf rijksbufferzones van Nederland. Een klein gedeelte van het plangebied valt in deze rijksbufferzone. Voorheen werden er vanuit het rijk, met deze AMvB, regels gesteld aan bebouwing en ontwikkelingen in rijksbufferzones, zoals IJsselmonde – Oost. Sinds de inwerkingtreding van het Barro is dit niet meer het geval en zijn de rijksbufferzones verdwenen. Dit beleid wordt volledig gedecentraliseerd en overgelaten aan de provincie. In het Provinciale beleid is het gebied aangewezen als Nationaal landschap.

Figuur 4.1 Rijksbufferzone IJsselmonde – Oost

Grote Rivieren De Oude Maas, gelegen in het zuiden van het plangebied, is op de kaart Grote Rivieren aangegeven als één van de Grote Rivieren in Nederland. Een gedeelte van de Oude Maas behoort tot het plangebied, zie figuur 1.1. De gronden binnen het plangebied behoren zowel tot het rivierbed van de Oude Maas als het stroomvoerend deel van het rivierbed. Het Barro legt een aantal beperkingen op de gebieden die tot het Nationale Belang Grote Rivieren behoren. Wanneer niet enkel de bestaande situatie in een nieuw op te stellen bestemmingsplan wordt vast gelegd, worden voorwaarden gegeven waaraan toe te laten (bouw)activiteiten in het rivierbed altijd moeten voldoen, ongeacht de aard en de omvang daarvan. Daarnaast moet bij ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd. Ook worden er specifieke voorwaarden gegeven voor verschillende activiteiten in stroomvoerend deel van het rivierbed. In de beleidslijn Grote Rivieren, zie 4.1.3, staan deze voorwaarden beschreven.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 20 - 78

Figuur 4.2 Uitsnede kaart grote Rivieren AMvB

Conclusie Dit bestemmingsplan is primair conserverend van aard, maar wel wordt met de wijzigingsbevoegdheden geanticipeerd op mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen worden deels mogelijk gemaakt in het (stroomvoerend deel van het) rivierbed. Bij effectueren van deze wijzigingsgebieden zal verantwoord moeten worden hoe met dit aspect wordt omgegaan. Omdat geen directe bestemmingen worden mogelijk gemaakt is het bestemmingsplan niet in strijd met het Barro.

4.1.3 Beleidslijn Grote Rivieren De Beleidslijn Grote Rivieren, met haar bijbehorende regels, beschermt de doorstroming van water en de bergingscapaciteit in het rivierbed. Voor nieuwe functies die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan geldt dat voldaan moet worden aan de criteria uit de Beleidslijn Grote Rivieren. Dit geldt ook voor toekomstige ontwikkelingen binnen het plangebied. In de beleidslijn wordt onderscheidt gemaakt in een gebied met een ‘Stroomvoerend regime’ en een gebied met een ‘Bergend regime’ (zie figuur 4.3). De buitendijkse gebieden van het bestemmingsplan behoren tot het Stroomvoerende Regime van de Oude Maas. Binnen dit gebied worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt.

Figuur 4.3 Uitsnede kaart grote Rivieren AMvB

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 21 - 78

Voor het ‘Stroomvoerend regime’ geldt dat in principe alleen riviergebonden activiteiten zijn toegestaan. Onder riviergebonden activiteiten verstaat deze Beleidslijn:  de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;  de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;  de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;  de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;  de aanleg of wijziging van scheepswerven;  de realisatie van natuur;  de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;  de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;  de winning van oppervlaktedelfstoffen.

Nieuwe niet-riviergebonden activiteiten kunnen alleen worden toegestaan indien deze gekenmerkt worden door:  een groot openbaar belang en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;  een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;  een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;  een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

Voor zowel het Stroomvoerend als het Bergend regime gelden als algemene voorwaarden dat:  er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit, dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;  er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;  er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit, dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;  de resterende, blijvende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financieringen de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

Conclusie Binnen de buitendijkse gebieden van het bestemmingsplan worden geen nieuwe niet-riviergebonden activiteiten direct mogelijk gemaakt. Ter plaatse van de trimbaan e.o. heeft het recreatieschap mogelijk in de toekomst plannen voor de intensivering van de bestaande recreatieve functies. Mocht dit gerealiseerd worden dan dient verantwoord te worden, in overleg met Rijkswaterstaat, dat de initiatieven niet strijdig zijn met bovenstaande voorwaarden. Om in de toekomst ontwikkelingen in de buitendijkse gebieden niet zonder meer toe te staan is ter plaatse van de buitendijkse gebieden de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie' opgenomen.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid Holland' De provincie heeft een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland ontwikkeld. De nieuwe Structuurvisie vervangt de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie tot 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 22 - 78

 aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;  duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;  divers en samenhangend stedelijk netwerk;  vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;  stad en land verbonden. Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie. De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken.

Specifiek voor het landelijk gebied wordt geschreven: Zuid-Holland wil stad en land beter met elkaar verbinden door uit te gaan van het concept Zuidvleugelgroenstructuur. Binnen de invloedssfeer van het stedelijk netwerk gaat het om een samenhangend stelsel van landschappen, natuur- en recreatiegebieden, de grote eenheden stedelijk groen en groenblauwe verbindingen. Waardevolle landschappen in deze groenstructuur krijgen de status provinciaal landschap. Deze status is bedoeld om de gebieden te beschermen en te ontwikkelen als recreatief aantrekkelijke en economisch duurzame landschappen met een inzet op verbrede landbouw en verbetering van de recreatieve kwaliteit. Een belangrijke ambitie van de provincie in het landelijk gebied is het ontwikkelen van vitale en waardevolle landschappen en deze ook behouden. De leefbaarheid in het landelijk gebied is over het algemeen goed. Voor behoud van de sociale en economische vitaliteit van het landelijk gebied is het behouden van de bestaande hiërarchie van de kernen belangrijk, naast het bieden van ruimte voor gebiedsgebonden economische ontwikkeling, zoals landbouw, recreatie en toerisme. De grotere kernen zijn in het landelijk gebied als regionale centra aangeduid.

Figuur 4.4 Uitsnede functiekaart provinciale structuurvisie

De functiekaart, zie figuur 4.4, geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Op de functiekaart van Visie op Zuid-Holland kent het plangebied meerdere aanduidingen. Het grootste gedeelte van het plangebied is aangeduid als recreatiegebied. Op een aantal plaatsten in het plangebied is als functie bedrijventerrein aangegeven, de andere paarse vlek duidt de camping en jachthaven aan. De bruine lijn die door het plangebied loopt geeft een primaire waterkering aan. Met recreatiegebied wordt bedoeld groengebied buiten het stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie openluchtrecreatie. Daarbinnen kunnen landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden voorkomen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 23 - 78

Provinciale Landschap IJsselmonde In de structuurvisie zijn enkele Provinciale Landschappen aangewezen, hiervan is IJsselmonde er eentje. Het gehele plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen het provinciale Landschap. In provinciale landschappen komen bescherming en ontwikkeling bijeen. De ontwikkelingsopgave in de landschappen is veelzijdig en vormt een duidelijk provinciaal belang. Voorop staat de vergroting van de recreatieve bruikbaarheid en aantrekkelijkheid van het landschap. Een aanzienlijke verbetering van de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de gebieden is een voorwaarde voor een goede relatie met de omringende steden. Een fijnmazig netwerk van wandel- en fietspaden en vaarroutes moet hieraan bijdragen. Andere gebiedsopgaven zijn het opruimen en tegengaan van verrommeling en het ontwikkelen van nieuwe recreatie- of natuurgebieden, waar nodig in combinatie met waterberging. Dit alles in evenwicht met de landschappelijke identiteit van het gebied. Tegelijk is het van groot belang de landbouw een duurzaam economisch perspectief te bieden, gericht op combinaties van agrarisch natuur- en landschapsbeheer en productie van goederen en diensten voor de stedelijke vraag. In de structuurvisie wordt de karakteristiek van IJsselmonde als volg beschreven: IJsselmonde vormt een relatief kleinschalig en afwisselend veen- en kleipolderlandschap, dat begrensd wordt door stedelijk gebied in het noorden en de Oude Maas in het zuiden. Verstedelijking en zware infrastructuur (A16, A15, Betuweroute, HSL en rangeerterrein Kijfhoek) hebben het landschap beïnvloed en gefragmenteerd. De Oude Maas, omzoomd met getijdengrienden en recreatiegebieden vormt de verbindende schakel tussen oost en west en is daarmee een belangrijke drager van het landschap. De volgende gebiedsopgaven staan opgenomen voor IJsselmonde:  aanzienlijke versterking van de landschappelijke kwaliteit in relatie tot de ontwikkeling van nieuwe recreatie- en natuurgebieden, versterking van de verbrede landbouw, sanering van verspreid glas en andere verrommeling en tegengaan van verdere versnippering;  completeren van een fijnmazig groenblauw netwerk binnen IJsselmonde en naar omringend stedelijk en landelijk gebied met opheffing van barrières in het netwerk;  betere inpassing van het nationale spoor -en wegennet. Deze opgaven krijgen integraal gestalte via de gebiedsprojecten Deltapoort en Buytenland. Aanvullende opgave hierbij is een goede samenhang tussen beide projecten. IJsselmonde – Oost is een ook rijksbufferzone. Voor rijksbufferzones geldt hetzelfde beleid als voor Nationale landschappen.

Figuur 4.5 Provinciaal Landschap IJsselmonde (bron: Verordening Ruimte)

Conclusie Het huidige karakter van het bestaande gebied en die visie op het plangebied past binnen de Provinciale structuurvisie. Met de voorgenomen ontwikkelingen in de wijzigingsgebieden en de realisatie van woningbouw op de Graphornlocatie wordt invulling gegeven aan de ambitie om gebieden op te ruimen en verrommeling tegen te gaan, en het ontwikkelen van nieuwe recreatie- of natuurgebieden, waar nodig in combinatie met waterberging.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 24 - 78

4.2.2 Provinciale Verordening Ruimte In samenhang met de provinciale structuurvisie is de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. In artikel 2 van de Provinciale Verordening Ruimte wordt ingegaan op de bebouwingscontouren. Hierin is bepaald dat er geen verstedelijking buiten de bebouwingscontouren mag plaatsvinden. Er zijn echter uitzonderingen opgenomen waarbij buiten de bebouwingscontouren ontwikkelingen mogelijk zijn. Dit wordt ook wel de 'ruimte-voor-ruimte' regeling genoemd. Het plangebied ligt geheel buiten de bebouwingscontouren van Barendrecht.

De 'ruimte-voor-ruimte' regeling is bedoeld om de kwaliteit van het landschap in de provincie Zuid-Holland te vergroten. Daartoe stimuleert de regeling afbraak van voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen en kassen, met in ruil daarvoor de bouw van woningen met een veel kleinere bouwmassa. Belangrijke voorwaarde is dat de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt verbeterd. De (overige) voorwaarden:  de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt verbeterd;  voor de sloop van iedere 1.000 m² gebouwen of iedere 5.000 m² kassen, mag één compensatiewoning worden gebouwd; het aantal compensatiewoningen bedraagt maximaal drie;  de nieuwe woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;  de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2007 en de te slopen kassen zijn gelegen buiten de glastuinbouwgebieden zoals aangeduid op kaart 3 behorende bij de provinciale verordening.

Zoals eerder vermeld valt het oostelijke gedeelte van het plangebied binnen de Rijksbufferzone IJsselmonde - oost en het gehele plangebied in het Provinciale Landschap IJsselmonde. Artikel 6 in de Verordening stelt regels aan ontwikkelingen in Provinciale Landschappen. Zo is er de bij ontwikkelingen de vereiste van een beeldkwaliteitparagraaf in het bestemmingsplan ter bescherming van de kernkwaliteiten van de rijksbufferzone. Door een wijziging in de AMvB Ruimte, zie 3.2.4., is het Rijksbeleid ten behoeve van deze rijksbufferzone echter komen te vervallen. In de actualisatie van 2011 (moet nog vastgesteld worden) komt daarom artikel 6 van de Verordening te vervallen. De regelgeving ten aanzien van de Rijksbufferzones (en ook Nationale Landschappen) blijft echter hetzelfde en wordt in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.

Net zoals de ruimte-voor-ruimte regeling is de groen-voor-rood regeling een regeling om verstedelijking in het buitengebied toe te staan. Deze regeling kan echter enkel worden toegepast in de daarvoor aangewezen gebieden. Rijksbufferzones, en daarmee een gedeelte van het plangebied, zijn aangewezen gebieden. De in de verordening opgenomen ontheffingsregeling zet in op combinaties van sanering van niet passende functies in het buitengebied, zoals bedrijfsterreinen met verharding en opslag in de openlucht, met investeringen in natuur, water, recreatie of landschap. Per saldo moet sprake zijn van een flinke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Figuur 4.6 Molenbiotoop uit Verordening Ruimte.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 25 - 78

Daarnaast worden er in de verordening regels gesteld aan bebouwing in de buurt van molens, de zogenaamde molenbiotoop. Binnen het plangebied zijn geen molens gelegen, maar nabij Heerjansdam is molen Landzicht gelegen, waarvan de molenbiotoop gedeeltelijk binnen het plangebied valt, zie figuur 4.6. De Molenbiotoop is opgenomen in de regels en de plankaart van het bestemmingsplan.

Actualisaties Structuurvisie en Verordening Ruimte Na de in werking treding van de Structuurvisie en Verordening Ruimte in 2010 heeft de Provincie besloten om ieder jaar een herziening of actualisatie op beide documenten vast te stellen. Inmiddels is de eerste herziening en de actualisatie 2011 vastgesteld en is de Provincie bezig met de actualisatie 2012.

1e herziening Bij de vaststelling van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte in juli 2010 konden enkele onderwerpen nog niet worden meegenomen. De provincie heeft daarom besloten een Eerste herziening Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte te maken op de volgende onderwerpen:  bouwen buiten de contour;  Landgoederenzones, landgoed- en kasteelbiotopen;  Procedure voor transformatiegebieden;  Nieuwe glastuinbouwlocaties.  Lintbebouwing

Het is gewenst voor de hele provincie vergelijkbare mogelijkheden te bieden voor het toevoegen van bebouwing in bebouwingslinten, waarbij behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit centraal staat. In dichtbebouwde bebouwingslinten is het toevoegen van een woning op plekken waar nu al bebouwing aanwezig is, vanuit ruimtelijk oogpunt veelal niet bezwaarlijk. De provincie wil de gemeenten meer ruimte geven om hierover zelf een afweging te maken. In de verordening is daarom hiervoor een bepaling opgenomen. Bij het vervangen van bestaande bebouwing geldt dat de omvang van de woning moet passen in de omgeving, waarbij in ieder geval volume, maatvoering en oppervlakte van de woning alsmede de situering ten opzichte van zichtlijnen een rol spelen. De regeling is alleen van toepassing op bebouwing die is gelegen direct aan de weg met lintbebouwing. Voor bebouwing die verder naar achteren is gelegen blijven de regels voor ‘ruimte voor ruimte’ van toepassing. Er zijn situaties denkbaar waar het toevoegen van een nieuwe woning op een plek waar nog geen bebouwing aanwezig is, de ruimtelijke kwaliteit van het lint kan versterken.

Actualisatie 2011 In 2011 heeft de Provincie besloten de actualisatie 2011 op te stellen. Deze actualisatie behelst o.a. de volgende onderwerpen:  specifieke regels nationale landschappen en rijksbufferzones geschrapt;  Nieuwe aangescherpte regeling kantoorlocaties;  Glas voor glas regeling;  Concretisering van de visie op het stedelijke netwerk.

Voor het plangebied betekent dit specifiek dat de regels met betrekking tot nationale landschappen en rijksbufferzones niet meer van toepassing zijn.. Verdere raakvlakken heeft de actualisatie niet met dit bestemmingsplan.

Actualisatie 2012 De actualisatie 2012 heeft medio 2012 ter inzage gelegen, verwacht wordt de actualisatie eind 2012 vast te stellen. Een aantal onderwerp uit de actualisatie 2012 zijn van toepassing op het plangebied:  Ruimtelijke kwaliteit: De provincie heeft een plan van aanpak ruimtelijke kwaliteit buitengebied opgesteld. Onderdeel hiervan is het tijdelijk proefdraaien met ruimtelijk kwaliteit, met loslating van de strikte handhaving van de bebouwingscontouren.  Ruimte voor ruimte: Wijziging is het loslaten van het maximum aantal woningen van drie bij de toepassing van ruimte voor ruimte, zodat ook gebiedsgerichte toepassing mogelijk wordt zonder ontheffing.  Windenergie: Aanvullende locaties windenergie zijn wenselijk. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe windenergiekaart met daarop locaties windenergie, concentratiegebied windenergie (havengebied Rotterdam) en zoekgebieden windenergie. Omdat buiten deze locaties en gebieden geen nieuwe windturbines zijn toegestaan, is deze kaart opgenomen in de verordening. Op deze kaart is opgenomen dat in het plangebied een locatie windenergie gelegen is, zie figuur 4.7. In de gemeentelijke structuurvisie is dit zoekgebied verder gespecificeerd;

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 26 - 78

 Buitendijks bouwen: Gemeenten worden gevraagd bij nieuwe ontwikkelingen en herstructureringen in buitendijkse gebieden een inschatting te maken van het slachtofferrisico en te motiveren hoe zij daarmee zijn omgegaan. De provincie heeft hiervoor een RisicoApplicatie Buitendijks (RAB) ontwikkeld.

Figuur 4.7 locatie windenergie uit Verordening Ruimte, actualisatie 2012.

ConcConclusielusie De ontwikkeling van o.a. de Graphornlocatie en de wijzigingsgebieden t.p.v. GTI, Gravestein en de Koedood 4a maken gebruik van de in de verordening opgenomen ontheffingsregelingen en de uitgangspunten uit de eerste herziening. Hiermee wordt ingezet op combinaties van sanering van niet passende functies in het buitengebied, zoals bedrijfsterreinen met verharding en opslag in de openlucht, met investeringen in natuur, water, recreatie en landschap. Daarnaast worden bestaande lintstructuren van de Noldijk en de Achterzeedijk versterkt. Per saldo zal sprake zijn van een flinke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Verder worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die strijdig zijn met de provinciale verordening.

4.2.3 Uitvoeringsprogramma Vrije tijd 2011 Het Uitvoeringsprogramma Vrije tijd is een verlenging van de agenda Vrijetijd 2006-2010. Dit beleidsprogramma geeft enerzijds inzicht in de doelen en activiteiten waarvoor de provincie zich op het gebied van vrije tijd inzet. Anderzijds wordt een doorkijk gegeven naar de nog te behalen winst voor de provincie, als bij investeringen in het integrale omgevingsbeleid de vrijetijdssector meer wordt betrokken. Vrije tijd is een complex geheel van verkeer, vervoer en vermaak en diverse deelsectoren. Dit vraagt per definitie om scherpe keuzes en een forse coördinatieopgave. Afgelopen periode is gekozen voor inzet op thema’s, met daaruit voortvloeiende programma's en projecten. In 2010 is ervoor gekozen om vanuit deze thema’s te kiezen voor kansrijke projecten. Deze zijn verbonden aan kernkwaliteiten en zichtbare iconen. De grootste uitdaging, maar ook de meeste winst ligt op het vlak van verbinding met overige provinciale opgaven. Daartoe moet versterkt ingezet worden op deze zichtbare iconen en het versterken van de netwerken om te komen tot regionale ontwikkeling. De zichtbare iconen bieden uitkomst om dit toe te passen. Beleidsdoelstellingen zijn:  economische spin-off: meer toeristische bestedingen en in het bijzonder een groter marktaandeel daguitstapjes;  het leveren van een positieve bijdrage aan de leefomgeving; betere toegankelijkheid van het vrijetijdsaanbod en vergroten van behoud, ontwikkelingen en benutting van cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten.

Het Uitvoeringsprogramma Vrije tijd 2011 betreft 2 uitvoeringslijnen met de volgende doelstellingen. Deze zijn in 2010 al aangescherpt ingezet:  Toeristisch recreatieve ontwikkeling van het icoon, tot vrijetijdsknooppunt in de regio;  Inzetten op sterke netwerken, waarmee de sector in staat wordt gesteld haar belangen te organiseren en zo daadwerkelijke regionale economisch duurzame initiatieven en ruimtelijke kwaliteit te realiseren.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 27 - 78

Conclusie Mede door middel van dit bestemmingsplan wordt ingezet op een recreatieve Zuidrandzone van Barendrecht en wordt er invulling gegeven aan het uitvoeringsprogramma Vrije Tijd.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Regionaal GroenBlauw Structuurplan De regio Rotterdam heeft niet direct een herkenbaar imago als interessant vrijetijdslandschap. Er is in het verleden vooral geïnvesteerd in de wederopbouw van het centrum, de uitbreiding van de haven, de aanleg van infrastructuur en in de stedelijke uitleg en herstructurering. De ontwikkeling van aantrekkelijke recreatiegebieden is daarbij sterk achtergebleven. De recreatiegebieden in de regio zijn over het algemeen klein van omvang, liggen verspreid en zijn moeilijk bereikbaar. Ze hebben bovendien vaak maar eenzijdige gebruiksmogelijkheden. De kust is wel een echte publiekstrekker, met een concentratie van voorzieningen en activiteiten, voor zowel de traditionele badgasten als de meer avontuurlijk ingestelde brandingsurfers en zeezeilers. Verder zijn er de open gebieden van Midden-Delfland, Voorne- Putten en de Waarden. Deze lenen zich op een zomerse dag voor een aangename fietstocht, maar hebben nog te weinig recreatieve voorzieningen. Veel mensen pakken de auto en zoeken hun vertier buiten de regio. Uit alle onderzoeken blijkt dat de regio Rotterdam een groot tekort heeft aan recreatiemogelijkheden. De ANWB heeft Alterra onderzoek laten doen waaruit blijkt dat rond de grote steden behoefte is aan minstens 30.000 hectare extra bos en 30.000 hectare wandel- en fietspaden om te voldoen aan de recreatieve vraag. Dit onderzoek toont aan dat van alle stedelijke regio’s in de Randstad de inwoner van Rotterdam het geringste oppervlakte openbaar groen tot zijn beschikking heeft. (ANWB/Alterra, 2001).

Figuur 4.8 Uitsnede Fietskaart Regionaal Groenblauw structuurplan

4.3.2 Schapsplan 'IJsselmonde: recreatie mooi dichtbij' Medio 2012 is het Schapsplan 'IJsselmonde: recreatie mooi dichtbij' vastgesteld. Het duurzaam ontwikkelen en beheren van recreatiegebieden op IJsselmonde vraagt meer dan ooit om een helder afwegingskader tussen ambities en beschikbare middelen. Er dient echter rekening gehouden te worden met een verminderde beschikbaarheid van middelen voor groen. Het Schapsplan 2012-2020 wil richting geven aan de wijze waarop het schap efficiënt uitvoering kan blijven geven aan haar doelstelling vanuit haar bestuurlijke rol: ‘Het schap vervult een trekkersrol in het realiseren en beheren van het bestaande en geplande recreatieve aanbod in de groene buitenruimte van IJsselmonde dat in onderlinge samenhang wordt afgestemd op de brede maatschappelijke vraag en mogelijkheden met een marktgerichte oriëntatie’. Het recreatief aanbod van groene buitenruimte moet voldoen aan vijf basisvoorwaarden om te kunnen functioneren. Deze basisvoorwaarden zijn: beschikbaarheid, bruikbaarheid, bereikbaarheid, bekendheid en betrokkenheid. Mede aan de hand hiervan is een strategie opgesteld met een aantal uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn vervolgens uitgewerkt in een aantal hoofdlijnen en per deelgebied. De relevante strategische hoofdlijnen zijn hieronder beschreven.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 28 - 78

Knooppunten Strategische plaatsen in het groenblauwe casco waar verschillende netwerken (routes en verkeersmodaliteiten) samenkomen zijn knooppunten. Deze knooppunten zijn goed bereikbaar vanaf doorgaande verbindingswegen en bij voorkeur ook met openbaar vervoer. Ze kunnen daardoor een grote groep (potentiële) bezoekers bedienen. Binnen het plangebied zijn twee (potentiële) knooppunten gelegen. Het gaat hier om de Spuiveld Ziedewijdseland en de Jan Gerritsepolder – Koedoodhaven. Daarnaast is de Wevershoek als lokaal knooppunt aangeduid. Lokale knooppunten zijn in het bijzonder goed bereikbaar vanuit de directe woonomgeving en liggen vaak in stadsrandparken met als doelgroep de direct omwonenden.

Figuur 4.9 Visiekaart Schapsplan IJsselmonde.

Routenetwerk Recreatief fietsen op IJsselmonde is aantrekkelijk langs de rivieren en dijken, via oude linten en vrijliggende fietspaden in groene gebieden. Deze routes zijn opgenomen in het fietsknooppuntensysteem, dat deels hoort bij de Stadsregio Rotterdam en deels bij de Drechtsteden. In de afgelopen jaren zijn er een aantal fiets en wandelroutes uitgezet. De Visie is om dit de komende jaren uit te breiden en in 2020 een goed herkenbaar recreatief hoofdroutenetwerk gerealiseerd te hebben. Dit hoofdroutenetwerk verbindt de landschappelijk aantrekkelijke wegen door het opheffen van barrières en krijgt een herkenbare inrichting als recreatieve route. Het is per fiets goed bereikbaar vanuit Rotterdam en Dordrecht via snelle stad- landverbindingen. Het hoofdroutenetwerk loopt onder andere door het plangebied. Er zijn vrij veel maneges en pensionstallen aanwezig op IJsselmonde. Ruiters willen graag meer mogelijkheden om buitenritten te paard te kunnen maken. Naast een enkel ruiterpad (Oosterpark) wordt nu in de bermen van wegen en fietspaden gereden en zijn er barrières bij het kruisen van infrastructuur. De mogelijkheden voor nieuwe ruiterpaden worden momenteel voorzien in het Waalbos en het Buytenland van Rhoon. Onderzocht wordt of er in het plangebied ook mogelijkheden bestaan om nieuwe ruiterpaden te realiseren.

Conclusie Zowel de knooppunten als de routes zijn zichtbaar op de visiekaart van het Schapsplan, zie figuur 4.9. Ook zijn er ontwikkelrichtingen opgenomen voor de verschillende deelgebieden die het plangebied herbergt. Voor de verschillende ontwikkelrichtingen wordt verwezen naar het Schapsplan. Het Natuur- en Recreatieschap IJsselmonde heeft te kennen gegeven dat vanwege de bezuinigingen de uitvoeringsmogelijkheden beperkt zijn. Daar waar mogelijk wil het NRIJ initiatieven uit de markt in samenwerking met de gemeente faciliteren. Dit bestemmingsplan geeft dan ook daar waar mogelijk uitvoering aan het Schapsplan.

4.3.3 Gebiedsvisie Deltapoort 2025 De gebiedsvisie Deltapoort is door de betrokken gemeenten, regio's en provincie opgesteld om de komende jaren te investeren in de ruimtelijke kwaliteit van de Deltapoort, om daarmee het economische functioneren en de leefkwaliteit van het gebied te verbeteren.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 29 - 78

Door de overheden wordt geïnvesteerd in de samenhang en de verbindingen tussen de diverse groen- en recreatiegebieden. Het accent is verschoven van het inrichten van meer groengebieden door grootschalige aankoop, in richtingen en beheer, de zogenaamde vlakgroenbenadering naar het verbeteren van de kwaliteit tussen de gebieden. De Deltapoort wordt ingedeeld in 6 gebieden, waarvan er meerdere binnen het plangebied voorkomen.

Figuur 4.10 Structuurbeeld gebiedsvisie Deltapoort

Hieronder zijn de van toepassing zijnde gebieden kort beschreven. In figuur 4.10 is het structuurbeeld van de Gebiedsvisie weergegeven. 1 De open Landschapkamers (komt niet in het plangebied voor); 2 De zone rivier en dijk (De oude Maas zonezone). Dit is een sterk gemengde zone en in de gebiedsvisie wordt vooral ingezet op het verbeteren van de continuïteit van de dijk en rivierzone als verbindende route. Specifiek over het plangebied is de ontwikkelambitie op het verder ontwikkelen van de Oude Maasoevers tot een aaneengesloten recreatielint met intensievere en extensievere delen. Van groot belang hierbij zijn de doorgaande routes die de verschillende recreatiegebieden aan elkaar schakelen; 3 De tuin van DeltaDeltapoortpoort (Waalzone(Waalzone). De tuin van de Delta poort ligt centraal in het plangebied en met de ontwikkeling van het gebied wordt beoogd om een duurzame groene kwaliteit te realiseren die het gebied meer samenhang geeft en sterker maakt. Daarnaast ligt het accent op landbouw, waarbij waar stedelingen direct bij de boer groente en fruit kunnen kopen en van andere diensten kunnen genieten. De groei van glastuinbouw vindt plaats in twee clusters, maar hierbuiten krijgen de kassen geen mogelijkheid om te groeien. Gestimuleerd wordt om deze kassen te saneren; 4 De groene stadsranden (Koedoodzone)(Koedoodzone). De stadsranden kenmerken zich door een parkachtige inrichting waarin diverse oudere elementen als historische dijkjes maar recreatieve functies als sport- en volkstuincomplexen zijn opgenomen in een nieuw jasje. De stadsranden fungeren als stedelijk uitloopgebied, maar zo fungeert de groene kraag van Barendrecht (Zuidpolder en Koedoodzone) ook als groene loper richting bijvoorbeeld het Buytenland van Rhoon en richting de rivierzone van de Oude Maas. Meer specifiek voor de groenblauwe kraag van Barendrecht wordt van cruciaal belang geacht de doorgaande oost-westroutes en noord-zuidroutes worden gerealiseerd; 5 De hoogdyhoogdynamischenamische leisure zones ((JanJan GerritsepoldeGerritsepolder).r).r).r). De leisure zones worden gezien als hoog dynamische zones die zich kunnen blijven doorontwikkelingen met steeds nieuwe stedelijke ren regionale parkprogramma's op het gebied van leisure. De leisure zones kunnen zich tot intensief geprogrammeerde parken ontwikkelen (combinatie binnen en buiten programma is denkbaar) wat leid tot een zeer divers en levendig gebruik. De leisure zone van de Jan Gerritsepolder wordt uitdrukkelijk in relatie tot de Oude Maaszone gezien. Hier is intensieve, water georiënteerde recreatie denkbaar. Daarnaast zijn voorzieningen in de sfeer van horeca gewenst; 6 De werklocaties (bedrijventerrein in de Oude Maaszone)ne).. De opgaven binnen het gebied liggen vooral in het versterken van de natte bedrijventerreinen en logistieke bedrijventerreinen. De oppervlakte van de bedrijventerreinen zal niet verder worden uitgebreid, maar er wordt ingezet op herstructurering.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 30 - 78

Conclusie Met het onderhavige bestemmingsplan worden zoveel mogelijk ambities uit de visie vertaald in de regels, plankaart en toelichting. Routes worden mogelijk gemaakt en met de invulling van het Natuurgoed Ziedewij (wijzigingsgebied 2) wordt invulling gegeven aan de ‘tuin van Deltapoort’. Daarnaast wordt glastuinbouw beperkt en daar waar mogelijk gesaneerd, zoals bij de locatie Gravestein (wijzigingsgebied 1). De ontwikkeling van Het Kleine Veld is ingezet om compensatiewoningen te kunnen realiseren voor te saneren glastuinbouw. Ook hiermee wordt invulling gegeven aan de ambities van de Gebiedsvisie Deltapoort 2025.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Visie op Barendrecht 2025: Barendrecht investeert in ontmoeting. In november 2008 heeft Barendrecht de strategische visie 'Barendrecht investeert in ontmoeting' opgesteld. Door middel van deze langetermijnvisie maakt Barendrecht de kansen en ontwikkelingen inzichtelijk tot 2025. De visie wordt als toetsingskader gebruikt voor te maken keuzes op verschillende beleidsterreinen. De strategische visie heeft op hoofdlijnen de volgende drie doelen:  Zorgen dat Barendrecht een aantrekkelijke en duurzame woongemeente blijft;  Zorgen dat Barendrecht een sterke economie behoudt;  Zorgen dat sociale cohesie tussen mensen in Barendrecht wordt versterkt.

Specifiek over het plangebied meldt de visie het volgende: het gebied langs de oevers van de Oude Maas heeft een belangrijke recreatieve functie, die de gemeente verder zal versterken. De wandel- en fietsroutes naar het gebied zullen worden verbeterd, met als doel méér bezoekers vanuit de woonwijken te verleiden om met de fiets of te voet het gebied te bezoeken. Ook wordt het cultuurhistorische karakter van de aanwezige monumenten (o.a. oude spoorbrug) beter zichtbaar gemaakt. Ten slotte worden de huidige recreatieve voorzieningen aangepast aan de nieuwe wensen van de recreant, met name op sportief gebied. Het gebied rond de Waal en Noldijk krijgt een ‘facelift’, met als doel het versterken van de woon- en recreatiefunctie en het saneren en uitplaatsen van de aanwezige bedrijven. Bij vervangende woningbouw (op particulier initiatief) wordt gebruik gemaakt van passende woningtypen: dijkwoningen, lintbebouwing en eco-bungalows. Het gebied ten zuiden van de Gaatkensplas is een karakteristieke overgangszone tussen het stedelijke Barendrecht-Carnisselande en de natuur en recreatiegebieden langs de Oude Maas. De gemeente zet hier in op versterking van de maatschappelijke en recreatieve voorzieningen en de aanwezige groenstructuur.

Conclusie Inrichtingsaspecten zoals de aanleg van voet-, fiets- en ruiterpaden worden in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Daarbij wordt het recreatieve, groene karakter van het gebied bestendigd. Het bestemmingsplan sluit hierdoor goed aan op de toekomstvisie.

4.4.2 Structuurvisie gemeente Op 2 juli 2012 is de gemeentelijke structuurvisie van Barendrecht vastgesteld. In de afgelopen jaren is Barendrecht sterk gegroeid, maar met de afronding van Carnisselande en het invullen van de Lagewei-Vrouwenpolder komt hier een einde aan. De ambitie is om tot 2025 door te groeien naar ongeveer 50.000 inwoners. Daarbij kiest Barendrecht om een aantrekkelijke woongemeente te blijven, met een vitale economie, waarbij de cohesie tussen mensen wordt versterkt.

Omdat de ruimtelijke structuur van Barendrecht voor een groot gedeelte vastligt, is het een uitdaging daar waar mogelijk te sturen op ruimtelijke ontwikkelingen en deze bij te laten dragen aan een sterke regionale positie, een aantrekkelijke woonomgeving, een sterke economie, een groen karakter en een sterke sociale cohesie tussen mensen. De ambitie daarbij is telkens om het hoge kwaliteitsniveau van wonen, werken, voorzieningen, groen en alles wat verder bijdraagt aan de kwaliteit van samenleven in Barendrecht, vast te houden en waar mogelijk uit te bouwen. Bijzonder daarbij zijn enerzijds de kansen die vooral in de randen van Barendrecht liggen. Anderzijds zal door herstructurering van oudere woongebieden, het centrum en diverse voorzieningenstroken, juist ook in de kern Barendrecht een kwaliteitssprong gemaakt kunnen worden.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 31 - 78

Barendrecht Zuidpark De structuurvisie zet in op herinrichting van de Zuidpolder, Polder Ziedewij en Koedoodzone, samengevat het Zuidpark, om zo een gevarieerd aanbod aan extensieve recreatie en natuur te kunnen bieden. Het gebied vervult – ook in de toekomst – een belangrijke ecologische functie met de Kleine en Groote Duiker als dragend ecologisch verbindend element. Uitgangspunt is een geleidelijke transformatie van het agrarisch landschap en nog aanwezige kassen en bedrijven naar in het gebied passende recreatieve functies, die landschappelijk goed zijn ingepast. Daarbij zal, inspelend op de verschillende (landschappelijke) kenmerken van de polders en de buitendijkse gebieden, een samenstel van herkenbare deelgebieden met een eigen, gevarieerd aanbod aan recreatieve voorzieningen ontstaan. Mogelijkheden voor rood voor groen resulteren in eerste instantie in een nieuw recreatief aanbod. Daarbij wordt ingezet op verplaatsing van bedrijven en kassen naar wel passende locaties. Als al sprake is van compenserende woningbouw, dan dient dit in het bestaande lint van de Noldijk te gebeuren met behoud van daar aanwezige karakteristieken zoals kleinschaligheid, beeldbepalend groen, variatie en doorzichten. Met een groene en recreatieve ontwikkeling van het deel van Polder Ziedewij ten noorden van het spoor wordt ook een verbinding gelegd tussen het nu wat geïsoleerd gelegen park op de spooroverkapping en de Wevershoek. Nieuwe economische dragers zullen van belang zijn om het gebied en vooral bestaande bebouwing tijdelijk of permanent in te passen. Hierbij is het van belang dat de toegevoegde waarde van de nieuwe functie voor de recreatieve beleving van het gebied kan worden afgewogen tegen de impact van bijvoorbeeld bebouwing in het gebied. Dit vergt maatwerk. In elk geval zal nadrukkelijk moeten worden beoordeeld op:  landschappelijke inpassing en betekenis (niet alleen afplanten maar juist versterking van het karakteristieke landschapspatroon);  verkeerskundige aspecten (mobiliteit, parkeren, hinder, veiligheid);  tijdelijkheid of flexibiliteit van de invulling.

Duurzaamheid Barendrecht wil in 2030 een CO2 neutrale gemeente zijn door het energieverbruik significant af te laten nemen. De energie die gebruikt wordt moet groen zijn. Om dit te bereiken zet Barendrecht in op het opwekken van groene energie door een combinatie van verschillende duurzame energiebronnen. Vooralsnog lijken windenergie, zonne-energie, geothermie (aardwarmte en warmte-koudeopslag (WKO)) en biovergisting kansrijk. Door nader onderzoek naar vorm en locatie van duurzame energiebronnen moet de technische, financiële en milieukundige haalbaarheid worden aangetoond. In de structuurvisie is een aantal locaties als interessante locaties aangeduid. Nabij de tunnelmond van de A29 is een van deze locaties aangeduid als zoekgebied windenergie, zie figuur 4.11. Daarnaast is opgenomen dat het “Zuidpark” uitstekende mogelijkheden biedt voor het realiseren van een klimaatbuffer van betekenis. Door de combinatie met recreatie- en natuurontwikkeling ligt hier een bijna vanzelfsprekende opgave. Omdat deze duurzame ambities nog niet voldoende zijn uitgewerkt, kan in het onderhavige bestemmingsplan nog definitieve invulling worden gegeven aan de duurzame ambities van de gemeente Barendrecht. Wel is ter voorbereiding een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in een later stadium twee windmolens te kunnen realiseren. Een beschrijving van de wijzigingsbevoegdheid is gegeven in paragraaf 3.2.7.

Conclusie De zuidrandzone is als onderdeel van het 'Zuidpark' een van de speerpunten van de gemeentelijke structuurvisie. Met dit bestemmingsplan wordt de eerste stap richting herinrichting van het gebied gezet.

Figuur 4.11 Duurzaam streefbeeld uit structuurvisie Barendrecht

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 32 - 78

4.4.3 Woonvisie gemeente Barendrecht 2006-2015 (2006) en Herijking Woonvisie 2010 (2010) Het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid werd tot 2010 vooral gekenmerkt door de afronding van de Vinex-taakstelling Carnisselande en de uitwerking van de regionale woningbouwafspraken voor de periode 2005-2010. De kern van het beleid was en is het realiseren van een woningbouwprogramma met een zodanige differentiatie dat er in voldoende mate tegemoet wordt gekomen aan de woningvraag op de lokale en (in mindere mate) regionale markt. Naast nieuwbouw, is het beleid na 2010 eveneens gericht op de aanpassing van de bestaande voorraad aan de vraag en ontwikkelingen op de woningmarkt. Een belangrijk aandachtspunt vormt daarbij de positie van zowel starters, als vooral ouderen en de toegankelijkheid van de voorraad. De nieuwbouw voor de periode 2010-2020 wordt ingekaderd en vastgelegd in de woningbouwafspraken met de Stadsregio.

Conclusie De woonvisie heeft geen directe raakvlakken met het onderhavige bestemmingsplan. Bij ontwikkelingen dient de visie echter wel getoetst te worden, ondanks dat de visie vooral gericht is op het stedelijke gebied van Barendrecht.

4.4.4 Kadernota Recreatie in de Groene Buitenruimte: 'Groen in Zicht' Recreatie in de groene buitenruimte blijkt voor inwoners in belangrijke mate bij te dragen aan de kwaliteit van Barendrecht als woonplaats. Overzichtelijk aanbod, identiteit en regie op lokale en regionale ontwikkelingen dragen bij aan een sterke recreatieve infrastructuur en kwalitatief hoogwaardige groene buitenruimte die voorziet in de behoeften van de inwoners. Gelet op het maatschappelijk en economisch belang van groene recreatie, is deze visie uit 2011 een instrument om richting te geven: 'De gemeente wil voorzieningen en omgevingen voor deze vorm van vrijetijdsbesteding een plek geven, zowel in ruimtelijke als sociale zin, en benoemen waarom het belangrijk is dat recreëren in de groene buitenruimte voor iedere behoefte mogelijk is in Barendrecht. Met het oog op de dichtheid waarmee Barendrecht en omgeving is bebouwd, en de ontwikkelingen op het gebied van groen en recreatie in buurgemeenten en de regio, dient de notitie tevens als kader om vanuit de Barendrechtse belangen en behoeften in regioverband af te stemmen en gesprekspartner te zijn als het gaat om de ontwikkeling van natuur- en recreatiegebieden. Een omgeving waarin inwoners van Barendrecht de gelegenheid hebben hun vrije tijd door te brengen op een manier die aansluit bij de behoefte, draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving, verhoogt het welzijn, kan bijdragen aan duurzaamheidsopgaven, maar ook de economische positie van de gemeente Barendrecht versterken.

De groene randen kenmerken de ruimtelijke structuur van Barendrecht. Hierin is een onderscheid te maken tussen de Zuidrand, waaronder recreatiegebied Oude Maas en de Zuidpolder, en de noordelijke rand die wordt gevormd door het Zuidelijk Randpark. Een gebiedsvisie voor de Zuidrand geeft invulling aan de uitbreiding van recreatieve functies zoals de Zuidpolder, zowel in relatie tot het aanbod in Barendrecht als tot de regionale recreatieve structuur. Ook kunnen in het bestemmingsplan voor de Zuidrand initiatieven van ondernemers in de recreatieve sector mogelijk worden gemaakt. De Zuidrand fungeert als verbindende recreatieve schakel in de regio.

In de kadernota zijn o.a. ontwikkelrichtingen gegeven voor het Recreatiegebied de Oude Maas, De Wevershoek, de Jan Gerritsepolder en de Zuidrand in het algemeen. De ontwikkelrichting van de Zuidrand in het algemeen is hieronder benoemd, de overige ontwikkelrichting zijn terug te vinden in de Kadernota. 'Met betrekking tot de Zuidrand zetten we in op behoud van het bestaande groengebied. Voor de Zuidrand als geheel kan de verbindende functie van het gebied en het versterken van recreatieve routes worden benoemd als algemene ontwikkelrichting, zonder daarmee richting te geven aan de doorontwikkeling van de individuele recreatiegebieden die zich in de Zuidrand bevinden. Op geschikte locaties wordt particulier initiatief in ruimtelijke zin mogelijk gemaakt, waarbij commerciële functies een verrijking zijn en niet ten koste gaan van de kwaliteit van het aanbod'.

Conclusie Dit bestemmingsplan geeft daar waar mogelijk invulling aan de kadernota recreatie in de groene buitenruimte. Nieuwe routes worden mogelijk gemaakt, groene gebieden worden daar waar mogelijk als zodanig bestemd en een aantal particuliere initiatieven zijn direct of indirect in dit bestemmingsplan opgenomen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 33 - 78

4.5 Conclusies beleid

Het bestemmingsplan Zuidrand betreft een uniek gebied. Veel beleid op rijk- en provinciaal niveau is gericht op de verstedelijking in de stedelijke regio's maar houdt ook rekening met de recreatieve buitengebieden als de Zuidrand. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het provinciale en rijksbeleid, dat beleid toont juist aan gebieden als de Zuidrand erg belangrijk zijn voor de stedelijke regio's. In het gemeentelijke beleid worden enkele kaders gesteld waar het bestemmingsplan aan voldoet, maar ook hier wordt de ontwikkeling van de Zuidrandzone als recreatie en natuurgebied aangemoedigd. Daar waar mogelijk is invulling gegeven aan het opgestelde beleid.

De opgenomen wijzigingsgebieden en bouwontwikkelingen sluiten aan op het vigerend beleid het geven invulling aan de gemeentelijke en provinciale ambities om het recreatieve karakter te versterken en verrommeling tegen te gaan door sanering van niet passende functies en versterken van lintstructuren.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 34 - 78

hoofdstuk 5 Sectorale aspecten

Op grond van de Wro en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. Sectorale aspecten betreffen aspecten als lucht, water, natuur, bodem en land die invloed hebben op het plangebied en waar het plangebied invloed op kan hebben. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

De doelstelling van dit bestemmingsplan is om de bestaande kwaliteiten en bebouwing in het plangebied vast te leggen. Daarnaast zijn er diverse ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan worden voorbereid. Gezien de status van de meeste plannen is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Te zijner tijd zal moeten worden aangetoond dat er voor alle relevante sectorale aspecten wordt voldaan aan de geldende normen en regels. Bij de sectorale aspecten worden de ontwikkelingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen even kort aangestipt. Daar waar (veld)onderzoek is uitgevoerd betreffende een ontwikkeling, is een samenvatting van het onderzoeksrapport opgenomen. De ontwikkeling van de Graphornlocatie is door middel van een bestemmingsplan al mogelijk gemaakt, de onderzoeksparagraaf van het bestemmingsplan Graphorn is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hierin zijn alle relevante aspecten verantwoord en daarmee wordt deze ontwikkeling 1:1 overgenomen in dit bestemmingsplan. Voor de ontwikkeling van de Koedood 4 en het Boezempad 30 zijn verschillende onderzoeken aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Een beschrijving van de ontwikkelingen in de wijzigingsgebieden is opgenomen in hoofdstuk 3.

5.1 Milieueffectrapportage

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:  de kenmerken van de projecten;  de plaats van de projecten;  de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie Op dit moment worden er geen directe activiteiten mogelijk gemaakt die mer-plichtig zijn. De voorgenomen ontwikkelingen zijn slechts kleinschalige van karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. De meeste potentiële ontwikkelingen zullen enkel een positief effect hebben omdat hier sprake is van extra natuurontwikkeling en sanering van bedrijven, op wijzgigingsbevoegdheid 7 na. Het realiseren van windmolens is namelijk m.e.r. plichtig.. Bij het effectueren van dit wijzigingsgebied dient een m.e.r. procedure gevolgd te worden. Omdat het niet als directe mogelijkheid is opgenomen in dit bestemmingsplan, is een m.e.r. procedure voor het onderhavige bestemmingsplan niet aan de orde.

Op basis hiervan is de conclusie dat de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen hebben. Voor het voorliggende bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

5.2 Verkeer en vervoer

Dit bestemmingsplan betreft de Zuidrand van Barendrecht. Het plangebied is over het algemeen goed bereikbaar te noemen, voor zowel gemotoriseerd verkeer als langzaam verkeer. In de onderstaande paragrafen wordt er na een beleidskader verder op ingegaan.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 35 - 78

5.2.1 Beleidskaders Nota mobiliteit De Nota Mobiliteit (2006) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. De Nota Mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoerplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer. Hierin is het ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de Nota Ruimte, verder uitgewerkt en wordt het nationale verkeers- en vervoerbeleid beschreven. Centraal hierin staat de bereikbaarheid van economische centra. Het draait om betrouwbare en voorspelbare reistijden van deur tot deur, waarbij nadrukkelijk over beheersgrenzen en modaliteiten heen gekeken wordt. De basisgedachte van de Planwet is dat alle overheden in onderling overleg de koers van het verkeers- en vervoerbeleid ontwikkelen en ook gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan. Hiertoe zijn in de Nota Mobiliteit ruimtelijke reserveringen voor de hoofdinfrastructuur opgenomen en zijn essentiële onderdelen van het beleid beschreven.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De hoofdlijnen met betrekking tot het mobiliteitsysteem van Nederland, waarin de reiziger centraal staat, zijn als volgt. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen is daarbij van belang. Robuustheid en samenhang worden bereikt door de modaliteiten (weg, openbaar vervoer, vaarwegen) ieder voor zich vraaggericht te versterken, beter met elkaar te verknopen en de samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen te vergroten. Een betere benutting van de capaciteit en het in stand houden van het bestaande mobiliteitssystemen van weg, spoor en vaarwegen is daarbij belangrijk. De fiets en het openbaar vervoer moeten in de toekomst een grote rol gaan spelen om de drukte in de stedelijke regio's op te lossen.

5.2.2 Hoofdontsluiting gemotoriseerd verkeer De ontsluitingsstructuur van het gebied wordt bepaald door een stelsel van doorlopende verkeersroutes; de ring (Kilweg, Leedeweg, Boezemweg) en de Koedood, Achterzeedijk, Ziedewijdsedijk en Noldijk, die met meerdere noord-zuidlopende aanvoerroutes verbonden worden met de woon- en werkgebieden van Barendrecht. De ring vormt een scheiding tussen het nog open poldergebied en het stedelijk gebied; de Koedood, Achterzeedijk en Noldijk vormen een duidelijke scheiding tussen de binnendijks gelegen polders en de buitendijks gelegen oeverlanden van de Oude Maas en de Waal. Naast de regionale en lokale wegen wordt het plangebied doorkruist door de rijksweg A29. Nabij het plangebied, op de kruising met de iets noordelijker gelegen Kilweg, is de op- en afrit waardoor de A29 snel te bereiken is.

5.2.3 Parkeervoorzieningen Binnen het plangebied ligt een aantal parkeerterreinen. Omdat de Zuidrandzone als recreatief gebied gezien wordt zijn er voldoende parkeermogelijkheden nodig. Naast de bestaande parkeermogelijkheden worden er bij de jachthaven nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd. Om het parkeren expliciet te maken is er voor gekozen om in dit bestemmingsplan de parkeerterreinen met een aanduiding op de plankaart aan te geven. Grootschalig parkeren (parkeerterreinen) is enkel op deze plekken mogelijk.

5.2.4 Langzame verkeersroutes Vele mensen komen in het gebied te voet of met de fiets. Er is dan ook sprake van een uitgebreid netwerk van snelle en recreatieve routes voor zowel de voetganger, fietser als de ruiter (te paard). De wens klinkt voor uitbreiding van de bestaande ruiterpaden. Dit bestemmingsplan biedt daar voldoende juridische grondslag voor, evenals voor fiets en voetpaden.

Door de diverse bestaande groene gebieden onderling te verbinden, met routes en, indien mogelijk, ook waterverbindingen ontstaat een parksysteem dat als eenheid kan functioneren. De verbindingen zijn veelal gekoppeld aan de belangrijkste landschappelijke structuurdragers, de rivier, dijken, kreken, enzovoorts. De continuïteit van deze verbindingen is van groot belang en is een regionale doelstelling. Het netwerk moet plaats bieden aan heel verschillende mobiliteiten en gebruikersgroepen zoals wandelaars, ruiters, kanoërs, skaters, recreatieve fietsers, racefietsers, forenzen en waterrecreanten. Het principe van het netwerk is: Apart waar het kan, gebundeld waar het moet, zie figuur 5.1. In figuur 5.2 is de routenetwerkkaart van het plangebied en de omgeving afgebeeld.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 36 - 78

Figuur 5.1 Principe van het routenetwerk: apart waar het kan, gebundeld waar het moet

Wandelroutes Door het gebied is sprake van vele wandelroutes die de verschillende recreatieve functies verbindingen. Langs de Waal is de wens van de gemeente om dit netwerk uit te breiden via een doorgaande openbare oever van de Waal. Bij de ontwikkeling van Nieuw Havenkant (Zwijndrecht) en de Graphornlocatie is daarvoor een eerste aanzet gemaakt. Mogelijk kan dit in de toekomst op plaatsen langs de Waal een vervolg krijgen.

Figuur 5.2 routenetwerkkaart Gebiedsvisie Deltapoort

Fietsverkeer Het fietsverkeer is afkomstig uit de kernen Barendrecht, Heerjansdam, Zwijndrecht, ALbrandswaard en de Rotterdamse agglomeratie. De afstanden vanuit deze woongebieden naar het centrum van het recreatiegebied bedraagt 1 tot 5 km (de afstand tot noordelijk deel Rotterdamse agglomeratie is groter 5-15 km). Dit zijn afstanden die goed met de fiets kunnen worden afgelegd.

Binnen het stelsel van verkeersverbindingen ligt een netwerk van fiets en wandelpaden. Binnen de polder loopt dit, grotendeels uit vrijliggende fietspaden bestaande, netwerk voor een aanzienlijk deel direct langs het wegenstelsel voor het

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 37 - 78

autoverkeer. De Noldijk en de Ziedewijdsedijk zijn eveneens van belang voor het fietsverkeer, maar kennen geen vrijliggende fietspaden. Een belangrijke fietsroute wordt gevormd door het provinciaal fietspad over het voormalige tramtracé vanuit Barendrecht richting de voormalige Barendrechtse brug en de Thermen. Deze fietsroute en de fietspaden langs de Gaatkensplas en het nieuwe natuurgebied van de Kleine Duiker vormen aantrekkelijke fietsverbindingen vanuit het stedelijk gebied die bovendien geheel vrij liggen ten opzichte van het wegenstelsel. Zij sluiten aan op de buitendijks van de Oude Maas gelegen belangrijke oost-westlopende recreatieve fietsroute. Deze recreatieve fietsroute verbindt de diverse recreatiegebieden met elkaar en met het ten oosten en ten westen van Barendrecht gelegen oever- en poldergebieden. Deze route maakt onderdeel uit van het landelijk fietsnet (LF1 en LF12). Er bevinden zich ook enkele wandelpaden binnen het plangebied. Deze liggen vooral in de Oude Maaszone. Onder deze wandelroutes behoren de Europese wandelroute GR5 (Noordzee-Rivièra) en het (landelijk) Deltapad (LAW 5-1).

Ruiterroutes De (regionale) doelstelling met betrekking tot ruiterroutes is: van afzonderlijke circuits op maneges/pensions en langs de (snel)weg naar een ruiterroute systeem. Door de geringe aanwezigheid van ruiterroutes investeert de overheid de komende jaren in een ruiterpadennetwerk. De hoofdroutes worden hierbij verzorgd door de overheid, maar wanneer de paden gerealiseerd zijn is het de bedoeling dat de maneges en ruitersporters zelf het onderhoud en beheer verzorgen. De routes worden in regionaal verband opgepakt en het is de ambitie op de fietsroute langs de Oude Maas ook ruimte te creëren voor een ruiterpad. Het NRIJ zal bij deze ontwikkeling een faciliterende positie innemen.

5.2.5 Openbaar vervoer Barendrecht is per openbaar vervoer goed bereikbaar door de aanwezigheid van een treinstation, de tramverbinding met Rotterdam en diverse buslijnen. De bereikbaarheid van het plangebied met openbaar vervoer is echter beperkt. In de structuurvisie wordt een openbaar vervoer verbinding bepleit tussen het eindpunt van de tramlijn 25 en het NS – station.

5.2.6 Conclusie Het bestemmingsplan voorziet geen ontwikkelingen op het gebied van verkeer en parkeren. Bij de eventuele realisatie van wijzigingsgebieden zal het parkeren op eigen terrein moeten worden geregeld en geen sprake moeten zijn van intensieve verkeeraantrekkende werking. Wel wordt het voorgenomen beleid op het gebied van uitbreiding van verbindingen middels de planregels mogelijk gemaakt. Daarnaast een specifieke aanduiding op de plankaart opgenomen ter plaatse van de parkeerterreinen.

5.3 Flora en fauna

Op basis van bureauonderzoek worden hier de relevante beleidskaders beschreven. Hierbij wordt de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en zijn bronnen als www.natuurloket.nl en www.waarnemingen.nl gebruikt. Hierna is vermeld wat de (ecologische) ontwikkelingen in het gebied zijn en of deze de ecologische kwaliteit van het gebied aantasten. Er moet worden aangetoond dat het kader van een goede ruimtelijke ordening de woon- en leef omgeving van flora en fauna door dit bestemmingsplan niet wordt aangetast.

5.3.1 Beleidskaders VogelVogel---- en HabitatrichtliHabitatrichtlijnenjnen De Vogelrichtlijn beschermt vogelsoorten die zijn genoemd in Bijlage I van de richtlijn. De Habitatrichtlijn omvat naast de bescherming van planten en dieren in gebieden die worden aangeduid als Habitatgebied, ook de bescherming van verschillende planten- en diersoorten op zich. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn samengevoegd in "Natura 2000". Een klein gedeelte van het plangebied is aangewezen als Natura 200 gebied, zie figuur 5.3.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 38 - 78

FloraFlora---- en faunawet De Flora- en faunawet heeft als doel de populatie van het in het wild voorkomende soorten in stand te houden. Een ander doel is dat niet alleen de zeldzame soorten, maar ook alle in het wild levende planten en dieren in principe met rust gelaten worden. De planten en dieren kunnen op drie manieren beschermd worden:  door het verbieden van handelingen die de instandhouding van in het wild levende planten en dieren direct in gevaar zouden kunnen brengen;  kleine objecten of gebieden, die van groot belang zijn voor het voortbestaan van een bepaalde soort kunnen worden aangewezen als beschermd gebied, respectievelijk beschermde leefomgeving;  een soort kan opgenomen worden op de Rode Lijst. Deze rode lijst dient als signaalfunctie voor soorten die bedreigd worden. Voor de soorten die opgenomen zijn/worden in de flora en faunawet is de overheid verplicht speciale beschermingsmaatregelen te treffen.

Natuurbeschermingswet 1998 Voor de gebiedsbescherming vormt de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) het juridische kader. In deze wet wordt de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen zijn in deze wet opgenomen. De Nb-wet kent drie soorten gebieden, namelijk:  door de minister aangewezen gebieden, zoals Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, Natura 2000;  door de minister aangewezen beschermde natuurmonumenten;  door GS aangewezen beschermde landschapsgezichten. In dit kader moet gekeken worden of er sprake is van gebiedsbescherming binnen het plangebied en of ontwikkelingen negatieve effecten kan hebben op beschermde gebieden (binnen en buiten plangebied).

Ecologische Hoofdstructuur Voor het voortbestaan van verschillende diersoorten is het van belang dat deze zich over land, water of door de lucht kunnen verplaatsen van het ene leefgebied naar het andere. Dit kan door zogenoemde “stepping stones” (stapstenen) of verbindingszones. EHS is een afkorting voor Ecologische Hoofdstructuur. Deze hoofdstructuur is op landelijk en Europees niveau aangewezen. Bij de realisatie van de Nederlandse EHS werken verschillende overheden samen. Het Rijk heeft in 1995 in grote lijnen de grenzen van de EHS vastgesteld in het Structuurschema Groene Ruimte en deze grotendeels netto begrensd weergegeven in de Nota Ruimte in 2004. Het Rijk financiert verder grotendeels de aankoop, de inrichting en het beheer van gebieden in de EHS. De provincies bepalen om welke gebieden het precies gaat. Deze gebieden worden in de ruimtelijke provinciale structuurvisie en verordening vastgelegd. In figuur 5.3 is de EHS binnen het plangebied en in de omgeving weergegeven.

5.3.2 Huidige situatie Gebiedsbescherming Binnen het plangebied bevindt zich een strook Habitatrichtlijn gebied. Het plangebied is daarmee onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Daarnaast maken gedeelten van het plangebied ook deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS), waaronder de Oude Maas. De natuurgebieden en EHS zijn zichtbaar in figuur 5.3.

Figuur 5.3 Natuurgebieden en EHS

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 39 - 78

AlAlAlgemeenAl gemeen Het plangebied heeft een zeer gevarieerd karakter. In het (noord)oosten komen door het intensieve gebruik van de grond (bebouwing en agrarisch) weinig soorten voor. De gronden tegen de Oude Maas daarentegen, waarvan hieronder een aparte beschrijving is opgenomen, zijn juist belangrijk voor de flora en fauna van het gebied. Voornamelijk het meest westelijke gedeelte van het plangebied, de grienden, speelt daar een belangrijke rol in. Maar ook de dijken, gras- en boslanden en de overige wateren hebben waarde voor de flora en fauna in het plangebied.

Gebiedsbeschrijving 'Oude Maas' De Oude Maas en haar buitendijkse grienden en natuurgebieden vormen een kerngebied van de EHS. De Oude Maas is een rivier die onder invloed van eb en vloed staat. De smalle uiterwaarden vormen het grootste, nog resterende zoetwatergetijdengebied van Nederland. Door de afsluiting van het Haringvliet is de getijdendynamiek echter wel afgenomen. Hoge delen van het gebied worden daarom bij getijdenhoogwater niet meer regelmatig overspoeld. De gebieden bestaan uit bossen en vochtige terreinen met een riet- en ruigtevegetatie. De nadruk ligt hierbij op zoetwatergetijdennatuur. Langs de Oude Maas is op veel plaatsen nog een kenmerkende afwisseling van slikken, biezen, riet, grienden en wilgenvloedbossen aanwezig. De meest kenmerkende plant voor het zoetwatergetijdengebied is de spindotter, een ondersoort van de dotterbloem die zich heeft aangepast aan de wisselende waterstand. Verder vervult het Oude Maasgebied te midden van relatief open agrarische gebieden, zoals IJsselmonde, een belangrijke regionale functie als broedgebied van veel soorten bos- en watervogels. Onderstaand de tabel toont alle habitatsoorten en/of habitattypen waarvoor het Natura 2000- gebied 'Oude Maas' is aangewezen.

Habitattypen Habitatsoorten H3270 - slikkige rivieroevers H1340 - noordse woelmuis H6430B - ruigten en zomen (harig wilgenroosje) H91E0A - vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen)

Flora Het Natuurloket geeft aan dat vaatplanten goed onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Er zijn enkele licht beschermde soorten en vijf Rode Lijstsoorten waargenomen. Mogelijk gaat het bij de Rode Lijstsoorten vooral om de stroomdalsoorten die groeien op de dijken. De graslanden worden gedomineerd door algemeen voorkomende grassen als Engels raaigras, ruw beemdgras, fioringras en gestreepte witbol. Ook het beperkte aandeel kruiden bestaat uit algemene soorten als vogelmuur en paardenbloem.

Soortenrijke oevervegetaties zijn plaatselijk wel aanwezig met soorten als moeraswalstro en pijptorkruid. In het overige deel hebben de slootkanten een ruiger karakter met moerasandoorn, watermunt, riet en grote brandnetel. In de zeer voedselrijke kleine sloten zijn vooral de algemene soorten als grote lisdodde en smalle waterpest waargenomen. In ondiepe delen staan dikwijls liesgras en pijlkruid. In de bredere watergangen binnen het gehele plangebied komen plantensoorten als watergentiaan en gele plomp veel voor. In het plangebied is het zeldzame soort het bont kroonkruid aangetroffen.

Fauna Het plangebied vormt op het gebied van zoogdieren naar verwachting vooral het leefgebied van algemene soorten als mol, egel, bosmuis, bosspitsmuis, veldmuis, huisspitsmuis, woelrat, konijn, haas, vos, bunzing, wezel en hermelijn. De Gaatkensplas en het water van het bouwdok van de Heinenoordtunnel dienen in de winter als rustplaats voor verschillende soorten ganzen en eenden. Ook andere plassen en wateren hebben een functie voor watervogels. Daarnaast zijn deze plassen leefgebied van vissen en amfibieën. De rietkragen rond de plassen zijn weer interessant voor insecten en vogels.

De boomrijke parken en recreatiegebieden vormen het leefgebied van vleermuizen en vogels, zoals ransuil, buizerd, sperwer, boomvalk en groene specht. De lijnvormige elementen, zoals de dijken en de Oude Haven zijn van belang als verbindings- en migratieroutes voor bijvoorbeeld grondgebonden zoogdieren, vleermuizen en amfibieën. De oudere bomen en gebouwen bieden mogelijk vaste verblijfplaatsen aan vleermuizen als gewone dwergvleermuis, laatvlieger en watervleermuis. Tevens kunnen lijnvormige elementen als bomenrijen en watergangen als vliegroute en foerageergebied dienen voor bovengenoemde vleermuizen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 40 - 78

Amfibieën zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht binnen het plangebied. De verwachting is dat alleen de algemene soorten als bruine kikker, groene kikker, gewone pad en kleine watersalamander gebruikmaken van het gebied.

In het plangebied zijn enkele zeldzame soorten aangetroffen. Dit zijn de buffelkoopeend, het zuidelijke spitskopje, muskusboktor, de zuidelijke keizerlibel, de sneeuwgans en de sikkelsprinkhaan.

5.3.3 Ontwikkelingen Op enkele plaatse is een gewijzigde bestemming opgenomen. Bij deze ontwikkelingen dient aangetoond te worden dat er geen nadelige effecten zijn op de Flora en Fauna. Om dit aan te tonen zijn voor de locaties onderzoeken uitgevoerd. Onderstaand is per ontwikkeling de conclusies van de onderzoeken weergegeven.

Andere ontwikkelingen die niet met een directe bestemming zijn voorzien, zijn opgenomen in de wijzigingsgebieden. Nader onderzoek, naar de aanwezige flora en fauna waarden in de betreffende gebieden, zal aan moeten tonen dat deze ontwikkelingen daadwerkelijk plaats kunnen vinden. Deze onderzoeken dienen bij het opstellen van het wijzigingsplan uitgevoerd te worden.

Graphornlocatie Voor de Graphornlocatie is een separaat flora en faunaonderzoek uitgevoerd, waarbij aangetoond is dat de ontwikkeling niet in strijd is met de flora- en fauna wet. Dat onderzoek is bij het bestemmingsplan Graphorn als bijlage opgenomen.

Koedood 4 In bijlage 2 is de ecologisch quickscan opgenomen, d.d. 7 januari 2013. In de quickscan is onderzoek gedaan naar de aanwezige flora en fauna ter plaatse van de Koedood 4. Hieronder zijn de conclusies beschreven.

Uit het onderzoek blijkt, dat in algemene zin redelijkerwijs kan worden gesteld, dat op grond van de mogelijke effecten de uitvoering van de ingreep niet door de Flora- en faunawet wordt verhinderd, mits tijdig aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd naar vleermuizen en vogels (gierzwaluw, huismus). Afhankelijk van de resultaten van dit aanvullende onderzoek kan een aanvraag van een ontheffing en/of maken en uitvoeren van een mitigatieplan noodzakelijk zijn. Dit seizoensgebonden aanvullend onderzoek zal in de loop van 2013 worden uitgevoerd. Een omgevingsvergunning zal pas worden verleend na het uitvoeren van het aanvullende onderzoek en wanneer noodzakelijk, na het opstellen van een mitigatieplan en/of ontheffingsaanvraag. Eventuele significant negatieve effecten op nabijgelegen beschermde gebieden zijn niet aan de orde.

Velo industrieterrein Op 13 juni 2007 heeft BTL advies BV een rapport uitgebracht met betrekking tot flora en fauna. Het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage 3 bij deze toelichting, hieronder zijn de conclusies beschreven.

In het onderzoek wordt aangegeven dat in het plangebied geen soorten aanwezig zijn, die in de flora- en faunawet zijn aangemerkt als overige en streng beschermde soorten en waarbij door de ruimtelijke ingreep het woon- en leefgebied verdwijnt. Een ontheffing in het kader van de flora- en faunawet hoeft dan ook niet te worden aangevraagd. Ook voor vogels is een ontheffing niet nodig, omdat er geen vaste verblijfplaatsen of kolonies worden vernietigd. Voor de vogels geldt wel dat wanneer in gebruik zijnde nesten worden aangetroffen, rond deze nesten een rustzone moet worden aangehouden, waarbinnen geen werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. De werkzaamheden mogen pas worden uitgevoerd wanneer de vogels hun nesten vanzelf weer hebben verlaten (broedsel is afgerond/groot gebracht). In de omgeving van het plangebied komen twee gebieden voor, die mogelijk nadelige gevolgen ondervinden van de (nieuwe) bebouwing. De bebouwing is niet van invloed op het Habitatrichtlijngebied Oude Maas. De effecten op het recreatiegebied Oude Maas zijn te verwaarlozen, wanneer deze worden afgezet tegen de huidige mate van verstoring door de recreanten in het recreatiegebied en door de bestaande industrie op het Velo industrieterrein.

Concluderend uit het bovenstaande vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor de ontwikkeling.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 41 - 78

BBBoezempadBoezempad 30 Ter plaatse van het Boezempad 30 is een flora en fauna onderzoek uitgevoerd, d.d. 20 december 2012. Onderstaand zijn de conclusies uit het rapport beschreven, het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage 4.

Uit de toetsing van de resultaten van het onderzoek van de Flora- en faunawet blijkt dat bij uitvoering van de ingreep mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op vleermuizen en vogels. Enekele gebouwbewonende soorten vleermuizen hebben mogelijk hun vaste rust- en/of verblijfplaats in het woonhuis. Daarom is het noodzakelijk aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze vleermuissoorten te verrichten, waarbij aanbevolen wordt het Vleermuisprotocol van de Gegevensautoriteit Natuur te volgen. Verder broeden mogelijk huismussen onder de dakpannen. Daarom is het noodzakelijk aanvullend onderzoek naar het voorkomen van huismussen te verrichten volgens de soortenstandaarden van het Ministerie van Economische zaken. Voor de andere aanwezige soorten broedvogels geldt dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd dienen te worden. In algemene zin kan redelijkerwijs worden gesteld dat op grond van de mogelijke effecten de uitvoering van de ingreep niet door de Flora- en faunawet wordt verhinderd, mits tijdig aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd naar vleermuizen en huismussen. Afhankelijk van de resultaten van dit aanvullend onderzoek kan een aanvraag van een ontheffing en/of maken en uitvoeren van een mitigatieplan noodzakelijk zijn. Een omgevingsvergunning wordt niet verleend voordat de aanvullende onderzoeken zijn uitgevoerd, en wanneer noodzakelijk een mitigatieplan is opgesteld en/of ontheffing is aangevraagd.

Eventuele significante negatieve effecten op nabijgelegen beschermde gebieden zijn in het onderhavige geval niet aan de orde.

5.3.4 Conclusie Binnen het plangebied is een redelijke hoeveelheid aan flora en fauna aanwezig. Voor de verschillende bestemmingswijzigingen in het plangebied is, daar waar noodzakelijk, een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Voor de locaties Koedood 4 en Boezempad 30, dient aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden, alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de werkzaamheden kan worden verleend. De overige ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen tasten deze natuurwaarden niet aan. Voor de opgenomen wijzigingsgebieden dient dit in een separaat plan aangetoond te worden. Voor dit bestemmingsplan vormt het aspect flora en fauna geen belemmering.

5.4 Waterparagraaf

Voor het bestemmingsplan is de watertoets wettelijk van toepassing. De watertoets is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel 'het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer'.

5.4.1 Beleidskaders Voor de beleidskeuzen ten aanzien van deze waterparagraaf in dit bestemmingsplan is rekening gehouden met een groot aantal beleidsdocumenten, waaronder:  Rijksbeleid zoals verwoord in het Nationaal Waterplan:'een veilige leefbare delta, nu en in de toekomst. Waterbeleid voor de 21e eeuw en de Watervisie "Nederland veroveren op de toekomst;  De Vierde Nota Waterhuishouding en de startovereenkomst "Waterbeleid 21e eeuw";  Provinciaal Waterplan en de provinciale structuur visie.

Een belangrijke conclusie uit het Waterbeleid 21e eeuw - die overgenomen wordt in alle overige beleidsstukken - is om water meer ruimte te geven en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:

 Ten aanzien van waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen – Afvoeren;  Ten aanzien van waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden – Zuiveren.

Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied naar de volgende aandachtspunten: Meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 42 - 78

name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. Een aantal beleidstukken wordt verder behandeld.

Beleid Waterschap Hollandse Delta In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe het Waterschap Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan. Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van een toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt. Ook voor overige werkzaamheden welke het belang raken van het waterschap, moet op grond van de Keur een watervergunning worden aangevraagd bij het waterschap.

5.4.2 Bureauonderzoek Grondwater Sinds 1 januari 2008 heeft de gemeente de grondwaterzorgplicht gekregen. Wanneer er structurele problemen zijn met de hoogte van het grondwater waardoor een perceel niet kan worden gebruikt waarvoor het bestemd is, zal in eerste instantie de perceelseigenaar voor een oplossing moeten zorgen. Nagegaan dient dan ook te worden of grondwateroverlast op eigen terrein in de toekomst te verwachten valt en of hier maatregelen voor genomen moeten worden. Wanneer blijkt dat dit noodzakelijk is dient de afvoer plaats te vinden op de hier aanwezige watergangen. In Midden – IJsselmonde blijven de parameters als stikstof, fosfaat en de milieuvreemde stoffen in het grondwater en de meeste oppervlaktewateren onder de grenswaarde. In het plangebied ligt het stikstof- en fosfaatgehalte in de zomer rond de MTR-norm8. Voor zware metalen ontbreken gegevens. Het oppervlaktewater is over het algemeen zoet (chloridegehalte < 300 mg/l). Alleen incidenteel en lokaal is er sprake van een zwak brakke tot brakke conditie. Dit onder invloed van de Oude Maas.

Waterkeringen Dijken behoren tot de belangrijkste ruimtelijke elementen in het plangebied, doordat ze een grote landschappelijke impact hebben en doordat enkele dijken van oudsher fungeren als drager van een grote diversiteit aan functies. Niet alle dijken hebben nu nog een waterkerende functie. Ten aanzien van de dijken die nog steeds een rol vervullen als waterkering kan een onderscheid gemaakt worden tussen dijken met de functie primaire waterkering en dijken met de functie regionale waterkering. De dijk langs de Oude Maas fungeert als primaire waterkering, de Middeldijk de Ziedewijdsedijk, de Noldijk, de Korte Koedoodsedijk en de Koedood als regionale waterkering. Voor beide type dijken gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van bouwwerken en bebouwing in een zone op en ter weerszijden van de dijken. Deze beperkingen vloeien voort uit de Keur van de het waterschap de Hollandse Delta. De waterkeringen zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat – Waterkering'.

Waterpeil De grondwaterstand in de bovenste bodemlaag (de deklaag) wordt sterk gereguleerd door de mens. Het plangebied is opgedeeld in peilgebieden waarbinnen vastgesteld oppervlaktewaterpeil wordt gehandhaafd. Het grondwaterpeil ligt op sommige plaatsen in de winter wat hoger en in de zomer wat lager dan dit polderpeil. Hoe groot die afwijking is, is sterk afhankelijk van de plaatselijke situatie. Vooral de samenstelling van de bodem (doorlatendheid) en de slootafstand spelen hierbij een belangrijke rol. Het plangebied behoort in zijn geheel tot het peilbesluit gebied Midden-IJsselmonde.

Binnen het plangebied hanteert het waterschap 5 peilgebieden. Daarbij moet aangemerkt worden dat de gebieden ten oosten van de Noldijk en ten zuiden van de Achterzeedijk en de Koedood niet tot een peilgebied horen omdat het buitendijkse gebieden zijn. De peilgebieden staan weergegeven in figuur 5.4. De nummers geven de gedeelten van het plangebied aan.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 43 - 78

Het westelijke gedeelte heeft een waterstand met zomer- en winterpeilen variërend van -2.00 tot -2.20 (nr1 op figuur 5.4). Een klein gedeelte ten zuiden van de Achterzeedijk heeft een waterpeil van 0.70 m (2) en het gedeelte ten noorden van de Achterzeedijk -2.00 m (3). Het gedeelte tussen de Ziedewijdsekade en de Spoorbundel heeft een waterpeil variërend van -1.60 tot - 1.80 m (4). Het meest noordelijke gedeelte van het plangebied heeft een variërend waterpeil van -1.80 en -.190 m (5). Ter hoogte van Midden-IJsselmonde staat de stijghoogte in het diepere grondwater sterk onder invloed van de omliggende rivieren en ligt rond de NAP -1 m.

5 4 1

3 2

Figuur 5.4 Peilgebieden (bron: Waterschap Hollandse Delta)

Buitendijkse gebieden Rijkswaterstaat is hier de waterbeheerder van het buitendijkse deel in het plangebied. In dit gebied is de Wet beheer rijkswaterstaatswerken van toepassing evenals de Beleidslijn Grote Rivieren. Deze Beleidslijn, beschreven bij het rijksbeleid in paragraaf 4.1, geldt voor alle grote rivieren in Nederland, waaronder de Oude Maas. Het uitgangspunt van de beleidslijn is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor overheden om te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit gedeelte van de Oude Maas valt onder het stroomvoerend regime. Binnen dat regime zijn slechts riviergebonden activiteiten mogelijk, zoals de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken of de realisatie van voorzieningen voor de beroeps- of recreatievaart. Om de richtlijnen van Rijkswaterstaat te waarborgen is ter plaatse van de buitendijkse gebieden de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie' opgenomen.

Oppervlaktewater Er is een grote hoeveelheid aan oppervlaktewater aanwezig in en rondom het plangebied. Aan de zuid- en oostzijde wordt het plangebied begrensd door een rivier; In het zuiden de Oude Maas en in het oosten de Waal. Vanuit deze rivieren is er een aantal inhammen en aftakkingen het plangebied in. Daarnaast zijn los van de rivieren nog enkele oppervlaktewateren. Bij Wevershoek liggen twee plassen, ten oosten van de A29, rondom van het fietspad, is water gerealiseerd en dan is er ook nog de Gaatkensplas. Deze ligt buiten het plangebied, maar een watergang daar ten zuiden van behoort tot het plangebied. Door de aanwezigheid van het vele oppervlakte water is verdroging niet aan de orde.

Rioolpersleiding Vanaf de rioolwaterzuiveringsinstallatie, die net ten noorden van het plangebied ligt (Achterzeedijk 80), naar de Oude Maas loopt een rioolpersleiding. Deze effluentleiding met een diameter van 800 mm transporteert het gezuiverde afvalwater vanaf de rioolwaterzuiveringsinstallatie naar de Oude Maas. Ter plaatse van deze leiding en de belemmeringen strook, 3 meter aan weerszijden van de leiding, is de dubbelbestemming 'Leiding – Riool' opgenomen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 44 - 78

5.4.3 Ontwikkelingen en conclusie Er is op dit moment geen wens of noodzaak bekend om wijzigingen aan het bestaande watersysteem te voorzien. De verschillende bestemmingen staan dit overigens niet in de weg omdat water in alle bestemmingen mogelijk is. Met dit bestemmingsplan worden 3 ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onderstaand wordt kort ingegaan op de effecten van de ontwikkelingen.

1 Koedood 4 Ter hoogte van Koedood 4 wordt beoogd de bestaande agrarische opbouwen te amoveren en hiervoor in de plaats enkele woningen terug te bouwen. Dit zal een aanzienlijke afname van het verhard oppervlak teweeg brengen. Watercompensatie zal derhalve niet noodzakelijk zijn. Om te voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie, zullen de woningen worden voorzien van een gescheiden waterstelsel. 2 Velo-terrein Ter plaatse van het Velo-industrieterrein wordt de realisatie van een opslagloods en een kantoorgebouw beoogd. Conform de regels van het Waterschap zal op eigen terrein worden voorzien van compenserende maatregelen ten behoeve van de toename in het verhard oppervlak. Om te voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie, worden de gebouwen voorzien van een gescheiden waterstelsel. 3 Boezempad 30 Op deze locatie wordt bestaande bebouwing geamoveerd en op dezelfde locatie teruggebouwd. Indien sprake is van een toename in verharding, zal deze slechts minimaal zijn ten opzichte van de bestaande situatie. Voorts zal de woning worden voorzien van een gescheiden waterstelsel.

Mochten er in de toekomst nog andere ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden dan is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Hierbij wordt gedacht aan het voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit kan gedaan worden door het afkoppelen van het hemelwater op het schoon verhard oppervlak naar locaties met open water.

Daarnaast is het bij eventuele ruimtelijke ontwikkelingen de bedoeling om de toename van het verharde oppervlak of het dempen van open water te compenseren. Tot slot dient ter voorkoming van diffuse verontreinigingen gebruik gemaakt te worden van duurzame, niet uitloogbare materialen (geen koper, lood, PAK's-houdende materialen en zink). Aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem is alleen mogelijk nadat bij het waterschap, op basis van de Keur, een watervergunning is aangevraagd. Ook is in de Keur geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht moet worden genomen. Zonder toestemming van het waterschap is bouwen en opslag binnen de beschermingszones niet toegestaan.

5.5 Bodem

5.5.1 Toetsingskader Het uitgangspunt van het bodembeleid is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor mens en milieu. Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er na 1-1-1987 (in werkingtreding Wet bodembescherming) toch bodemverontreiniging is ontstaan, dient deze direct en geheel te worden opgeruimd (herstelplicht). Bij verontreinigingen die voor 1987 ontstaan zijn (zogenaamde erfenisgevallen) zal bij de sanering, naast de milieuhygiënische aspecten, ook naar de kosteneffectiviteit van de saneringsmaatregelen worden gekeken. Uitgangspunt voor erfenisgevallen die zich in het grondwater manifesteren is dat deze beheersbaar zijn en blijven.

Het Besluit bodemkwaliteit vormt het kader voor het bodembeheer in Nederland. Dit Besluit stelt eisen aan het gebruik van grond en bagger. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt nagegaan of de bodemkwaliteit aansluit bij de (toekomstige) functie. Hierbij vormt het Besluit bodemkwaliteit het toetsingskader. Een gemeente kan het bodembeleid baseren op het generieke kader (dan gelden er Maximale Waarden per onderscheiden bodemfunctieklasse) of op een gebiedsgericht kader (dan worden er per onderscheiden bodemkwaliteitszone Lokale Maximale Waarden vastgesteld. Bij bodemsaneringen wordt de vereiste terugsaneerwaarde bepaald door de geldende bodemfunctieklasse of door de achtergrondgehalten van de zone.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 45 - 78

5.5.2 Bodemkwaliteit in relatie tot bestemmingsplan Conserverende bestemmingsplannen Indien geen sprake is van ontwikkelingen of indien sprake is van ontwikkelingen die niet in het bestemmingsplan worden meegenomen is het niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen, maar kan volstaan worden met een conclusie over de algehele bodemkwaliteit op basis van een inventarisatie van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken, bekende (voormalige) bodembedreigende activiteiten en geregistreerde gevallen van (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging.

Functiewijziging Bij een wijziging van de bestemming of van de functie, waarbij geen sprake is van bouwactiviteiten waarvoor een bodemonderzoek vereist is, wordt een bodemonderzoek alleen noodzakelijk geacht wanneer deze wijziging tevens een gevoeliger bodemgebruik inhoudt (bijvoorbeeld van bedrijvigheid naar wonen).

Bodemonderzoek bij bouwen en slopen In geval een omgevingsvergunning wordt aangevraagd om te bouwen kan alleen een bodemonderzoek worden geëist als het gaat om een bouwwerk waarin (nagenoeg) voortdurend mensen zullen verblijven en waarbij contact wordt gemaakt met de grond. Een bodemonderzoek wordt altijd voorafgegaan door een (historisch) vooronderzoek, conform NEN5725. Hierin wordt vastgesteld wat er bekend is over het voormalige en huidige bodemgebruik en welke bodemkwaliteit verwacht mag worden. Op grond hiervan wordt onder andere vastgesteld wat de onderzoekshypothese is en hoe het onderzoek uitgevoerd dient te worden. Voorafgaand aan de sloop van een bouwwerk moet een asbestinventarisatie worden uitgevoerd. Indien asbest, op, in, of aan het bouwwerk aangetroffen wordt, dient dit (in de meeste gevallen) door een erkend asbestsaneringsbedrijf te worden verwijderd.

5.5.3 Gebiedsonderzoek Sinds februari 2010 beschikt de gemeente Barendrecht over een bodemfunctiekaart. Het opstellen van deze kaart is een verplichting volgens het Besluit bodemkwaliteit artikel 55, lid 1. De bodemfunctiekaart is van belang voor de bepaling van terugsaneerwaarde bij bodemsaneringen en voor de normering (toepassingseisen) bij grondverzet. Voor saneringen, die op basis van een BUS-melding (Besluit Uniforme Sanering) worden uitgevoerd is sinds 1 oktober 2008 de terugsaneerwaarde afhankelijk gesteld van de bodemfunctieklasse uit de bodemfunctiekaart. Strikt genomen moet men zonder bodemfunctiekaart bij een BUS-sanering altijd de achtergrondwaarde hanteren als terugsaneerwaarde.

Voor het opstellen van de functiekaart is de gemeente verdeeld in zones:  Wonen;  Industrie;  Achtergrondwaarden (landbouw, natuur). Deze indeling heeft plaatsgevonden op wijk- of gebiedsniveau (niet op perceelsniveau) en op basis van de feitelijke functies binnen de zone. Bij de indeling van deze zones is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande zonering van de bodemkwaliteitskaart. Hierbij is rekening gehouden met kwetsbare functies binnen een zone en het percentage kwetsbaar gebruik binnen een zone.

5.5.4 Ontwikkelingen Met dit bestemmingsplan worden enkele ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor deze locaties moet worden aangetoond dat de bodem van voldoende kwaliteit is om het beoogde nieuwe gebruik ter plaatse uit te voeren. Hieronder wordt per ontwikkeling de bodemkwaliteit aan de hand van een verkennend bodemonderzoek beschreven. Behalve de onderstaande ontwikkelingen, zijn er nog relevante ontwikkelingen opgenomen in wijzigingsgebieden. Een verkennend bodemonderzoek voor deze locaties moeten, indien nodig, bij het opstellen van het wijzigingsplan uitgevoerd te worden.

Graphornlocatie Voor de Graphornlocatie is een bodemonderzoek uitgevoerd, waarbij aangetoond is dat de bodem geschikt is voor de functie wonen. Dat onderzoek is bij het bestemmingsplan Graphorn als bijlage opgenomen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 46 - 78

Koedood 4 In verband met aanwezige opstallen en verhardingen kan momenteel nog geen goed bodemonderzoek worden verricht. Deze (aanvullende) onderzoeken zullen in de loop van 2013 worden uitgevoerd. Alvorens met de beoogde bouw een aanvang wordt gemaakt, dient een zogenaamde. schoon grondverklaring te worden overlegd.

Velo industrieterrein Op de uitbreidingslocaties van het Velo terrein, Achterzeedijk 57, is een onderzoek verricht naar de bodemkwaliteit. Het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage 5 (deelgebied 1) en 6 (deelgebied 2) bij deze toelichting, hieronder zijn de conclusies beschreven.

Deelgebied 1 Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat er op geheel deelgebied 1 sprake is van een diffuse en heterogene verontreiniging, waarvoor geen duidelijke verontreinigingscontour is vast te stelle. Zeer waarschijnlijk zal de verontreiniging ook buiten het onderzoeksgebied worden aangetoond. Op basis van het oppervlakte van de onderzoekslocatie (circa 1.500 m2 en een laagdikte van circa 1,0 meter waarin de bijmengingen met puin en de matige tot sterke verontreinigingen met zware metalen en PAK worden aangetoond, is een bodemvolume van 1.500 m3 matig tot sterk verontreinigd. Er is op de locatie sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervoor geldt een saneringsplicht. Geadviseerd wordt om gelijktijdig met de voorgenomen ontwikkeling de aangetoonde matige tot sterke verontreiniging in de bovengrond te saneren. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS). Een BUS- meldingsformulier met het voornemen tot saneren dient hiertoe ter goedkeuring te worden ingediend bij het bevoegd gezag (DCMR Milieudienst Rijnmond). Gelet op de toekomstige inrichting lijkt een functionele saneringsvariant, waarbij de verontreinigingen zullen worden geïsoleerd, het meest voor de hand liggend.

Deelgebied 2 Bij het verkennend bodemonderzoek naar deelgebied 2 op het terrein van Velo, komt naar voren dat slechts sprake is van een licht verhoogde gehalten in de grond ten opzichte van PAK, cadmium, koper, lood, zink, PCB's en minerale olie. De overige onderzochte (zware) metalen worden niet aangetoond of zijn in gehalten beneden de achtergrondwaarde. De licht tot matig verhoogde gehalten kunnen waarschijnlijk worden gerelateerd aan bijmenging met puin in de bovengrond. Daarnaast is sprake van een licht verhoogde concentratie barium in het grondwater. Er wordt geconcludeerd dat er naar aanleiding van de onderzoeken geen aanleiding is voor een aanvullend onderzoek, waardoor geen belemmering bestaat voor de voorgenomen bestemmingswijziging en ontwikkeling van de locatie.

Boezempad 30 Ter plaatse van het Boezempad 30 is een onderzoek verricht naar de bodemkwaliteit. Het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage 7 bij deze toelichting, hieronder zijn de conclusies beschreven.

Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat maximaal sprake is van licht verhoogde gehalte met barium in het grondwater. De aangetoonde lichte verontreiniging in het grondwater geeft geen aanleiding tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek. Visueel zijn op het maaiveld en in de opgeboorde grond geen bodemvreemde materialen of asbestverdachte materialen waargenomen. De milieuhygiënische situatie van de bodem is in voldoende mate vastgelegd met dit onderzoek. Geconcludeerd kan worden dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen herinrichting. De locatie is geschikt voor het beoogde gebruik, zijnde wonen met tuin.

5.5.5 Conclusie Het onderhavige bestemmingsplan heeft primair een conserverend karakter. Voor de ontwikkelingen in het plangebied is aangetoond dat de bodem geschikt is voor de woonfunctie. Ter plaatse van Koedood 4 kan fysiek geen bodemonderzoek plaatsvinden. De onderzoeken zal na amovering in 2014 plaatsvinden, waarna een schoon grondverklaring moet worden overlegd, voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden. Bij het Velo-terrein is bij deelgebied 1 sprake van matige tot sterke verontreiniging. Er wordt geadviseerd om de bovengrond te saneren. Voor het overige gedeelte van het plangebied wordt het niet nodig geacht om middels een bodemonderzoek de algemene bodemkwaliteit vast te stellen. Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd, dat de kwaliteit van de grond in voldoende mate is onderzocht met de daarbij behorende voorwaarden om over te gaan tot vaststelling van dit bestemmingsplan.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 47 - 78

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Beleidskaders Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2, luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Luchtkwaliteit, Wlk). titel 5.2 van de Wm regelt het zogenaamde Nationaal samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, zoals de vaststelling van een bestemmingsplan, uitoefenen indien:  de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);  de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheid per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);  bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1onder b2);  de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);  het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenbetekenenenenendede mate (NIBM) In het besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO 2 en PM 10 . In aanvulling op de C en D lijsten van de MER, waarin de grenswaarden van de NIBM regeling staan gegeven, is voor landbouwinrichtingen aangegeven wanneer een inrichting NIBM is. De regeling NIBM noemt de volgende subcategorieën van landbouwinrichtingen:  akkerbouw- of tuinbouwbedrijven met open grondteelt;  inrichtingen die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd zijn voor witloftrek of teelt van eetbare paddenstoelen of andere gewassen in een gebouw;  permanente en niet verwarmde opstanden van glas of van kunststof voor het telen van gewassen;  permanente en verwarmde opstanden van glas of van kunststof voor het telen van gewassen, mits niet groter dan 0,7 hectare (1% criterium) of 2 hectare (3% criterium);  Kinderboerderijen. Al deze inrichtingen zijn NIBM, ongeacht de omvang van het bedrijf.

5.6.2 Ontwikkelingen en conclusie Het bestemmingsplan voorziet in drie ontwikkelingen. Overige toekomstige ontwikkelingen zijn opgenomen in wijzigingsbevoegdheden. De directe ontwikkelingen betreffen de vervanging van een woning, de realisatie van 3 woningen in de plaats van agrarische opstallen en de realisatie van een opslag- en kantoorgebouw op het terrein van Velo. Alle ontwikkelingen dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Bij effectueren van de opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal wel specifiek onderzocht moeten worden of onder de grenswaarden van het NSL wordt gebleven. Afhankelijk van de feitelijke ingreep moet dan beoordeeld worden of een nader onderzoek nodig is. Gezien de beperkte omvang van de ontwikkelingen binnen de wijzigingsgebieden wordt ook bij realisatie van alle ontwikkelingsmogelijkheden geen probleem verwacht voor het aspect luchtkwaliteit.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 48 - 78

5.7 Geluid

5.7.1 Toetsingskaderkader De Wet geluidhinder (Wgh) vormt het juridische kader van het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis. Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder in werking getreden. Hierin is de bevoegdheid voor het verlenen van een hogere waarde gedecentraliseerd naar Burgemeester en Wethouders. Dat betekent dat het 'hogere-waardebesluit' niet langer ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten hoeft te worden voorgelegd. Voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai stapt de wetgever nu over op de Europese dosismaat Lden (staat voor day- evening-night). In de wet wordt Lden aangegeven in decibel (dB). De afbeeldingen in deze paragraaf zijn berekeningen in Lden. Op 1 juli 2012 is de wetswijziging SWUNG-1 in werking getreden. Met de invoering van Swung-1 is een geheel nieuw beoordelingssysteem geïntroduceerd voor rijkswegen en spoorwegen. Er zijn zogenaamde geluidproductieplafonds (GPP's) waardoor de rijkswegen en de spoorwegen een strikte geluidgrens krijgen die continu wordt nageleefd. In de Wet milieubeheer, hoofdstuk 11 is vastgelegd dat het geluid rond rijkswegen niet onbeheerst mag toenemen. Op ongeveer 60.000 punten langs de weg (zogenaamde referentiepunten) is met de GPP's de maximaal toegestane hoeveelheid geluid vastgesteld. Dit is gedaan door gebruik te maken van brongegevens, zoals informatie over het soort wegdek en de maximale toegestane rijsnelheid. Op een interactieve kaart, het geluidsregister genoemd, staan de GPP's weergegeven. Rijkswaterstaat kijkt voortaan jaarlijks of de geluidsoverlast van rijkswegen niet groter wordt dan afgesproken en rapporteert dit aan de minister van Infrastructuur en Milieu. In het openbare geluidregister kan iedereen opzoeken hoe de situatie in zijn eigen omgeving is, en wat Rijkswaterstaat doet om overlast te beheersen. Daarnaast wordt in een saneringsprogramma de komende jaren gekeken welke woningen met te veel geluidsoverlast kampen vanwege een rijksweg, plus welke maatregelen nodig zijn om dat te verhelpen.

5.7.2 Gemeentelijk geluidbeleid In het kader van het milieubeleidsplan 2003-2006 is door de gemeente Barendrecht besloten om een eigen geluidsbeleid op te stellen. Hiervoor is het plan "Visie op het geluidbeleid gemeente Barendrecht" opgesteld. Hierin is aangegeven hoe de gemeente inhoud gaat geven aan haar geluidbeleid. Onderdeel van het geluidbeleid is het "stand-still" principe dat als volgt is samen te vatten:  geen geluidssituaties creëren waarbij de geluidsbelasting boven de saneringswaarde (70 dB(A)) komt te liggen;  het percentage geluidsgehinderden niet laten toenemen ten opzichte van 2006;  een ontheffing Hogere grenswaarde (toestemming voor een geluidsniveau boven de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A)) alleen verlenen als wordt voldaan aan het "stand-still" principe.

In het "stand-still" principe wil de gemeente in de toekomst de percentages van woningen in de verschillende geluidsklassen niet verder laten toenemen. In de onderstaande tabel is het percentage woningen per geluidsklasse voor verkeerslawaai weergegeven.

Klasse Percentage wwooooningenningen Van 00 tot 55 dB(A) 81,2% Van 55 tot 60 dB(A) 12,8% Van 60 tot 65 dB(A) 5,2% Van 65 tot 70 dB(A) 0,7%

Om deze percentages te kunnen bereiken zijn verschillende maatregelen mogelijk. Zo zou in de toekomst zoveel mogelijk op geluidsstille locaties gebouwd kunnen worden. Indien een situatie ontstaat waarbij de geluidsbelasting door wegverkeerslawaai boven de 55 dB(A) komt te liggen, dan dient onderzocht te worden of het financieel en technisch mogelijk is om een geluidsstillere asfaltsoort toe te passen.

In het gemeentelijke geluidsbeleid is uitgegaan van dB(A) waardes, dit is de oude rekenmethode die tot 2006 gebruik werd. In deze rekenmethode werd gerekend zonder avondperiode. Tegenwoordig wordt het geluidsniveau uitgedrukt in Lden, de

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 49 - 78

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau over de day, evening en night. Als gevolg hiervan wordt er geschreven in dB in plaats van dB(A). Een vuistregel is dat de dB waarde ongeveer 2 decibel lager ligt dan de dB(A) waarde. Zo is de dB voorkeursgrenswaarde 48 dB en de dB(A) voorkeursgrenswaarde 50 dB(A). In de onderstaande geluidsbrekingen, die na 2006 zijn uitgevoerd, wordt derhalve, in tegenstelling tot het gemeentelijke geluidsbeleid, met dB gerekend. Daar waar noodzakelijk zijn de gemeentelijke dB(A) waardes omgezet naar dB waardes.

5.7.3 (Spoor)Wegverkeerslawaai Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige functies. Binnen het plangebied worden geen nieuwe wegen aangelegd. Een onderzoek naar wegverkeerslawaai of spoorweglawaai is nodig vanwege de beoogde kleinschalige ontwikkelingen.

Ook is het in het bestemmingsplan mogelijk om met wijzigingsmogelijkheden de functie van een perceel te wijzigen en nieuwe woningen te realiseren. Deze mogelijkheden staan in hoofdstuk 3 beschreven.

WegvWegverkeerslawaaierkeerslawaai Zuidrand ligt deels binnen de geluidszones van de rijksweg A29 en een beperkt aantal gemeentelijke wegen met een 50 km/h of 60 km/h-regime. Figuur 5.5 geeft inzicht in de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door verschillende wegen binnen de gemeente Barendrecht. Indien binnen het plangebied nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de geluidszone van een weg zijn gelegen mogelijk worden gemaakt (door bijvoorbeeld woningsplitsing e.d.), dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Figuur 5.5 Cumulatieve geluidsbelasting wegverkeer bron: Geluidsbelastingkaarten 2e tranche gemeente Barenrecht)

Onderzoek Spoorweglawaai Het plangebied wordt doorsneden door de spoorweg Rotterdam – Dordrecht, dat zowel deel uitmaakt van de Betuweroute als van de Hoge SnelheidsLijn Amsterdam – Parijs. De onderzoekszone van deze spoorlijn heeft een breedte van 1300 m, gemeten vanuit het buitenste spoor. Binnen de onderzoekszone van deze lijn ligt het gehele gebied ten noordoosten van de spoorlijn en een strook ten westen (tot voorbij de Ziedewijdsedijk) van de spoorlijn.

Langs het spoor is echter een geluidswal en overkapping geplaatst waardoor de geluidsbelasting van het spoor beperkt blijft, zie figuur 5.6. Slechts enkele woningen liggen binnen de geluidcontour van het spoor. Mochten er ontwikkelingen plaatsvinden binnen de geluidszone van het spoor zal onderzocht moeten worden of er voldaan wordt aan de grenswaarden.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 50 - 78

Figuur 5.6 Geluidsbelasting spoorwegen in Barendrecht . (Bron Geluidsbelastingkaarten 2e tranche gemeente Barenrecht)

5.7.4 Industrielawaai Buiten het plangebied is het rangeerterrein Kijfhoek gelegen en binnen het plangebied het bouwdok van Rijkswaterstaat aan de Oude Maas. Van beide complexen reikt de zone industrielawaai tot binnen het plangebied. De berekende geluidsbelasting staat weergegeven in figuur 5.7.

Figuur 5.7 Geluidsbelasting industrielawaai in Barendrecht (Bron Geluidsbelastingkaarten 2e tranche gemeente Barenrecht)

Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' volgens de Wgh. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de zone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Het college van B&W is bevoegd gezag voor het vaststellen van hogere grenswaarden. Hogere grenswaarden kunnen volgens de Wgh alleen verleend worden nadat is

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 51 - 78

onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Resultaten van het onderzoek Een aanzienlijk deel van het plangebied in het noordoosten ligt binnen de geluidszone van Kijfhoek. Binnen dit gebied worden niet direct nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Wel is hier sprake van een aantal wijzigingsgebieden waarbinnen woningen mogelijk zijn. Hiervoor zal nader onderzoek noodzakelijk zijn, maar dit onderzoek zal plaatsvinden bij het opstellen van de wijzigingsplannen. Binnen de contouren van het bouwdok komen geen woningen voor, noch wordt nieuwe woningbouw toegestaan.

De geluidszone van Kijfhoek vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. De vigerende geluidszones worden opgenomen op de verbeelding, voor zover deze in het plangebied zijn gelegen. Bij effectueren van wijzigingsgebieden zal nader onderzoek moeten plaatsvinden.

5.7.5 Ontwikkelingen Het bestemmingsplan voorziet in drie nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Voor de Graphornlocatie is een geluidonderzoek uitgevoerd, deze is als bijlage bij het bestemmingsplan Graphorn gevoegd. Voor de nieuwe woningen aan de Koedood 4 en Boezempad 30 zijn akoestische onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

Koedood 4 Op 5 november 2012 heeft Wematech Milieu Adviseurs een akoestisch onderzoek verricht naar de bouwlocatie Koedood 4, 4a. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8. Aan dit onderzoek wordt het volgende ontleend. Uit de rekenresultaten voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau kan worden opgemaakt dat de voorkeursgrenswaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde ter hoogte van twee van de drie nieuwbouwwoningen (nummers 1 en 2) wordt overschreden. Als gevolg van de optredende maximale geluidniveaus wordt ter hoogte van één woning (nummer 2) eveneens niet voldaan wordt aan de grenswaarde uit het Besluit landbouw milieubeheer. Uit de lijst van deelbijdragen blijkt dat de vrachtwagens afkomstig van derden de meest maatgevende bronnen zijn voor zowel het langtijdgemiddeld als de maximale geluidniveaus. Bronmaatregelen in de vorm van BBT zijn aan de maatgevende bron (vrachtwagens ook afkomstig van derden) niet mogelijk omdat deze worden veroorzaakt door derden die de inrichting aandoen. Om aan de grenswaarde voor het langtijdgemiddeld en het maximale geluidniveau uit het Besluit landbouw milieubeheer te kunnen voldoen, zullen overdrachtsmaatregelen toegepast moeten worden. Om de overschrijding van de grenswaarde van het Besluit landbouw milieubeheer teniet te doen, dient een scherm van circa 60 meter lang en 5,0 meter hoog geplaatst te worden ter plaatse van de perceelsgrens ter bescherming van de nieuw te bouwen woningen 1 en 2. Dan wordt volgens uitgevoerde berekeningen voldaan aan de grenswaarde uit het Besluit landbouw milieubeheer.

Boezempad 30 BK ingenieurs heeft op 5 november een geluidsrapport opgesteld. Hieronder is dit geluidsonderzoek beschreven, het volledige onderzoek is toegevoegd als bijlage 9. De beoogde woning is gelegen binnen de zone van het industrieterrein Kijfhoek. Voor geluidsgevoelige bestemmingen, zoals een woning, geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Met behulp van het zone model van Kijfhoek is de geluidbelasting op de locatie berkeend. Deze bedraagt 45 dB(A) etmaalwaarde. De geluidbelasting voldoet hiermee aan de voorkeursgrenswaarde.

Voorts is gekeken naar de geluidbelasting ten gevolge van de Boezemweg, Stationsweg en van het railverkeer. De hoogste geluidbelasting van de Stationsweg bedraagt 43 dB, onder de voorkeursgrenswaarde. De hoogst gemeten geluidbelasting van de Boezemweg bedraagt 53 dB. Hiervoor dient hogere waarden aangevraagd te worden. Voor wat betreft het railverkeer bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 50 dB. De voorkeursgrenswaarde van het railverkeer bedraagt 55 dB. Op grond van het onderzoek kan de conclusie worden getrokken dat de berekende geluidbelasting voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Wet Geluidhinder. Voor de realisatie van het project is het aanvragen van een hogere grenswaarde van 53 dB ten gevolge van de Boezemweg noodzakelijk. Deze hogere grenswaarde procedure wordt gelijktijdig met de

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 52 - 78

bestemmingsplanprocedure uitgevoerd. In het kader van de Wabo-procedure moet worden voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit. Hiervoor is een onderzoek naar de geluidwering van de gevels naar verwachting noodzakelijk.

5.7.6 Conclusie Concluderend uit het bovenstaande is het vaststellen van hogere waarden is ten behoeve van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Bij effectueren van de opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal wel per geval beoordeeld moeten worden of aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder en de voorkeurswaarden van de gemeente wordt voldaan. Nader onderzoek is op dit moment niet noodzakelijk. De relevante geluidscontouren zijn opgenomen op de plankaart.

5.8 Externe veiligheid

5.8.1 Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:  bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;  vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het PR en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het GR. Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).

Voor het transport van gevaarlijke stoffen is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (2006) van toepassing. De circulaire is op per 31 juli 2012 gewijzigd. Met deze wijziging van de Circulaire zijn nu ook de afstanden en vervoershoeveelheden behorend bij het Basisnet Spoor opgenomen (bijlage 4), zodat ook bij ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van spoorwegen tijdig op het Basisnet kan worden geanticipeerd en gemeenten al rekening met die afstanden en vervoerscijfers kunnen houden. De veiligheidszone voor de A29 is 0 meter en de veiligheidszone van de A16 is 45 meter. Sinds 1 januari 2011 is voor wat betreft buisleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.

Rapport DCMR Begin 2012 heeft DCMR voor de gemeente Barendrecht een externe veiligheid inventarisatie gedaan voor het gehele grondgebied. Deze inventarisatie zal leiden tot een visie waar de relatie tussen de gewenste planologische ontwikkelingen van de gemeente Barendrecht en het voorkómen en bestrijden van rampen of zware ongevallen worden beschreven. Het rapport van DCMR geeft inzicht in:  alle bedrijven met gevaarlijke stoffen;  alle transportroutes met gevaarlijke stoffen, zowel binnen als buiten de gemeentegrenzen;  overige objecten die een risico veroorzaken over het grondgebied van de gemeente Barendrecht.

Aan de hand van deze informatie is van alle risicobronnen het plaatsgebonden risico bepaald en is op kaartmateriaal aangegeven waar het plaatsgebonden risico van deze risicobronnen aanvaardbaar is. Tevens de omvang van het groepsrisico van alle risicobronnen voor de situatie in 2009 bepaald. Hieronder zijn de voor het plangebied van belang zijnde risicobronnen beschreven. De volledige inventarisatie is als bijlage 10 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 53 - 78

5.8.2 Onderzoek Inrichtingen omgeving plangebied Lpg tankstation de Boom en de Gors Alle LPG tankstations vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Binnen het plangebied liggen geen LPG tankstations, maar tankstation de Boom (ten westen van de A29 en ten noorden van de Kilweg) en tankstation de Gors (Ten oosten van de jachthaven in Heerjansdam) liggen tegen het plangebied aan. In figuur 5.7 zijn de risicocontouren en invloedsgebieden van beide LPG tankstations weergegeven. Binnen het invloedsgebied van de Boom binnen het plangebied ligt enkel water. Binnen het invloedsgebied van de Gors ligt een camping/recreatieterrein, bedrijfsgebouwen en kantoren. Het groepsrisico van beide tankstations ligt onder de oriënterende waarde. Voorts liggen er geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour, deze is weergegeven middels de rode cirkel. De PR 10-6 contour is weergegeven op de plankaart van dit bestemmingsplan. Die van tankstation de Boom valt buiten het plangebied, die van de Gors valt er net binnen en is weergegeven middels de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone – Lpg'.

Propaantanks Binnen het bouwdok van Rijkswaterstaat is een propaantank van 8 m³ (8.000 liter) aanwezig. Voor propaantanks gelden regels op basis van het Activiteitenbesluit. Planologische regulering is niet noodzakelijk, tenzij sprake is van tanks met een inhoud van meer dan 13 m³ (13.000 liter). Is hiervan sprake, dan vallen deze tanks onder het Bevi. Deze omvang komt in het plangebied niet voor.

Figuur 5.8 Risicocontour en invloedsgebied van LPG tankstation de Boom (links) en de Gors (rechts)

Kijfhoek Ten oosten van het plangebied, in de gemeente Zwijndrecht, is het spoorwegemplacement Kijfhoek gelegen. Voor het spooremplacement Kijfhoek wordt een revisievergunning afgegeven (ontwerpvergunning februari 2012). In afbeelding 5.9 zijn de risicocontouren verbeeld die in de aanvraag om vergunning zijn opgenomen. Het plangebied valt buiten de PR 10-6 contour van het spoorwegemplacement. Naast het PR is het invloedsgebied van het GR van het spoorwegemplacement Kijfhoek van belang. Dit invloedsgebied bedraagt 5 km en ligt over het plangebied heen. De Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid heeft in het Beheerplan Groepsrisico Kijfhoek vastgesteld dat het groepsrisico bepaald wordt door de ontwikkelingen binnen de schil van 1000 meter van het spoorwegemplacement. Dat betekent dat ontwikkelingen die binnen deze schil mogelijk gemaakt worden middels dit bestemmingsplan van invloed zijn op het groepsrisico. Bij de uitwerking van het Beheerplan Groepsrisico Kijfhoek is rekening gehouden met de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. De stijging van het groepsrisico voor alle bekende ontwikkelingen binnen de 1000 meterschil van Kijfhoek (niet alleen voor de gemeente Barendrecht maar ook voor de gemeenten Zwijndrecht, Ridderkerk en Hendrik-Ido Ambacht) is marginaal. De oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. Bij de uitwerking van de wijzigingsgebieden zal een (beperkte) verantwoording van het groepsrisico worden opgenomen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 54 - 78

Figuur 5.9 Invloedsgebieden rangeerterrein Kijfhoek. Figuur 5.10 Veiligheidszone Spoorwegbundel.

5.8.3 Vervoer Gevaarlijke stoffen Spoorwegbundel Voor het spoor geldt een veiligheidszone van 30 meter waarbinnen geen (beperkt) kwetsbare objecten ontwikkeld mogen worden. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk binnen deze zone door middel van het opnemen van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen'. Wel dient er bij toekomstige ontwikkelingen binnen het plangebied rekening te worden gehouden met het GR van het spoor.

A29A29A29 Van de twee in Barendrecht gelegen snelwegen doorkruist de A29 het plangebied. Volgens bijlage 5 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen heeft de A29 wegvak Z88 geen veiligheidszone, omdat er door de Heinenoordtunnel geen gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden. Daarnaast is in het eindconcept van het Basisnet Weg aangegeven dat de A29 geen plasbrandaandachtsgebied (Pag) heeft. Aan de snelweg A29, bij de afslag 20 Barendrecht, liggen echter twee LPG tankstations. De bevoorrading van deze LPG tankstations zal via de A29 plaatsvinden. Ook in Heerjansdam (de Gors) ligt een LPG tankstation waarvan de bevoorrading via de A29 plaatsvindt. Op basis van deze aanname is het groepsrisico van de snelweg berekend, maar deze blijft ruim onder de oriëntatiewaarde. De gemeente Barendrecht hanteert voor de A29 tot aan de afslag Barendrecht/Heerjansdam een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. Waar de A29 het plangebied doorkruist is daarom geen Pag noodzakelijk.

De veiligheidszone van de A29 is als een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen' op de plankaart weergegeven.

Figuur 5.11 Invloedsgebied A29 Figuur 5.12 Invloedsgebied Oude Maas

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 55 - 78

De Oude Maas Aan de zuidzijde van de gemeente Barendrecht ligt de vaarweg de Oude Maas. Over de Oude Maas vindt transport plaats met gevaarlijke stoffen door middel van zeeschepen. Volgens het eindconcept van het Basisnet Water is de Oude Maas een ‘rode’ vaarweg (Belangrijke toegangen naar zeehavens). De ligging van de vaarweg de Oude Maas en de 200 m zone is weergegeven in figuur 5.12. Hierop is te zien dat het gehele zuidelijke gedeelte van het plangebied binnen deze zone valt.

Uit het eindconcept van het Basisnet Water blijkt dat de 10 -6 plaatsgebonden risicocontour alleen op het water aanwezig is. De risicoberekening van het groepsrisico van de Oude Maas is berekend op basis van het concept rekenprotocol zeevaart door AVIV (2002) met Phastrisk 6.53.1 (SafetiPro). De verwachting is dat op termijn in het kader van het Basisnet water een nieuwe rekenmethodiek voor zeevaart zal worden opgesteld. Zodra dat het geval is, zal opnieuw gerekend moeten worden. De resultaten van deze risicoberekening moeten als indicatief worden beschouwd. In zowel het groepsrisico van de gemeente Barendrecht als de gehele Rijnmond is er een kleine overschrijding van de oriënterende waarde. Omdat er nabij de Oude Maas in dit bestemmingsplan geen kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt vormt het Groepsrisico geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Bij ontwikkelingen in de 200 meter zone dient een (beperkte) verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Voorts is een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter opgenomen ten behoeve van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Oude Maas opgenomen, zie paragraaf 5.8.4.

Buisleidingen In de omgeving van de Gemeente Barendrecht bevinden zich diverse ondergrondse leidingen. Deze leidingen zijn weergegeven in figuur 5.13. De relevante zijn met een nummer aangeduid en beschreven in de onderstaande Tabel.

1 3 2

Figuur 5.13 Buisleidingen in de gemeente Barendrecht.

Air Products waterstof leiding De 10¯⁶ plaatsgebonden risicocontour is 10 meter. Het invloedsgebied van de leiding is 35 meter. Binnen het invloedsgebied van de leiding zijn zeer weinig personen aanwezigen waardoor geen nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht naar het groepsrisico. Ter plaatse van de leiding is de dubbelbestemming Leiding – Brandstof opgenomen, binnen deze dubbelbestemming valt ook de belemmeringenstrook, die vrij wordt gehouden van bebouwing in verband met werkzaamheden. Voorts is ter plaatse van de PR-contour (10m) de gebiedsaanduiding veiligheidszone – leiding opgenomen.

Omschrijving leiding Beheerder Diameter(in inch) Druk (in bar)

1 Waterstof leiding Air Products 6 40 2 Rotterdam-Rijn Pijpleidingmaatschappij (nafta) RRP 24 62 3 NAM 415103-6 (aardgas) NAM 9 115

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 56 - 78

RotterdamRotterdam----RijnRijn Pijpleidingmaatschappij (nafta) Er is een 10-6 plaatsgebonden risicocontour aanwezig van 25 meter rondom deze leiding. Het invloedsgebied van de leiding is 40 meter. Binnen het invloedsgebied zijn slechts enkele woningen, bedrijfsgebouwen en hockeyvelden aanwezig. Op basis van deze lage aanwezigheidsgraad is er geen groepsrisico aanwezig. In het bestemmingsplan wordt er met deze buisleiding rekening gehouden door op de plankaart en regels ter plaatse van de buisleiding de dubbelbestemming 'Leiding – Olie' op te nemen. Omdat er in de PR-contour van de buisleiding geen kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden is de gebiedsaanduiding veiligheidszone – leiding opgenomen, deze zone is 25 meter aan weerszijden van de buisleiding.

Hoge ddrukruk aardgasleiding 415103415103----66 (NAM) Voor de hoge druk aardgasleiding heeft de KEMA in opdracht van de NAM (rapport d.d. 23 juni 2010, kenmerk 66900155-GCS- 10-51043) een risicoberekening uitgevoerd. Uit de risicoberekening blijkt dat er op een drietal locaties van de leiding een 10¯⁶ plaatsgebonden risicocontour aanwezig is. Binnen deze 10¯⁶ plaatsgebonden risicocontouren zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. In het bestemmingsplan wordt er met deze buisleiding rekening gehouden door op de plankaart en regels er plaatse van de buisleiding de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' op te nemen.

5.8.4 Advies Veiligheidsregio Rotterdam – Rijnmond (VRR) In het kader van het vooroverleg heeft de VRR een advies uitgebracht over de paragraaf Externe veiligheid. In de vooroverlegreactie staat6 een zestal adviezen opgenomen die met name betrekking hebben op de verantwoording van het Groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. De adviezen voor mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid hebben vooral betrekking op recreatie- en sportterreinen in het plangebied. Planologisch relevant advies van het VRR is dat ze adviseren herontwikkelen of nieuwbouw buiten het plasbrandaandachtsgebied (Pag) van de Oude Maas te realiseren. Dit Pag is een zone van 30 meter vanaf de oever van de Oude Maas. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is het Pag opgenomen met de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - plasbrandzone'. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - plasbrandzone' is de vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten slechts toegestaan indien maatregelen worden getroffen en uit onderzoek blijkt dat deze maatregelen de risico's verbonden aan de plasbrandzone voldoende doen afnemen.

5.8.5 Ontwikkelingen Het voorliggend bestemmingsplan maakt enkele directe ontwikkelingen mogelijk. Het groepsrisico van het spoor komt weliswaar boven de oriëntatiewaarde uit, maar de ontwikkelingen die krachtens het bestemmingsplan direct mogelijk zijn ondervinden geen belemmeringen als gevolg van het spoor. De ontwikkeling aan de Koedood is wel vlakbij een gasleiding gelegen.

Koedood 4 Een kwetsbaar object als een woning mag niet binnen een plaatsgebonden risicocontour (PR 10 -6) van een transportleiding worden gerealiseerd. De contour van de natgasleiding is ter plaatse van de te ontwikkelen percelen maatgevend, aangezien deze contour het grootste is. De woningen dienen ten zuiden van deze contour gerealiseerd te worden. Aan de westzijde van het perceel bedraagt de afstand tussen leiding en contour 46 meter, aan de oostzijde 58 meter.

Aangezien de geplande woningen gerealiseerd zullen worden binnen het invloedsgebied van de natgasleiding zal het huidig en toekomstig groepsrisico dienen te worden berekend. Een dergelijke berekening is in juni 2010 voor het betreffende leidingsegment uitgevoerd (KEMA EP 201007300199). Uit de berekening kwam naar voren dat het huidige en toekomstige groepsrisico (bij realisatie gebouw scouting aan de Koedood) als zeer laag (0,07 de oriëntatiewaarde) te beschouwen valt.

Velo industrieterrein De beoogde bebouwing bevindt zich buiten het invloedsgebied van alle risicobronnen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 57 - 78

Wijzigingsgebieden Voor de ontwikkelingen, die in de toekomst mogelijk gemaakt zouden kunnen worden door gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid zal nader onderzoek moeten plaatsvinden alvorens de wijzigingsplannen t.z.t. kunnen worden vastgesteld.

5.8.6 Conclusie Voor de verschillende buisleidingen zijn bijbehorende dubbelbestemmingen opgenomen, deze dubbelbestemmingen beschermen de deklaag van de buisleidingen tegen het realiseren van bouwwerken. Hierdoor zijn werkzaamheden aan de buisleidingen ten alle tijden mogelijk. Voorts zijn rondom enkele routes vervoer gevaarlijke stoffen veiligheidszones opgenomen. Deze veiligheidszone is gelijk aan het PR van de transportroute, binnen deze veiligheidszone mogen geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd. De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt ondervinden geen hinder van de externe veiligheidsaspecten.

5.9 Cultuurhistorie

In de 'Visie erfgoed en Ruimte' is door het rijk een visie gegeven over op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan. Het behoud en de benutting van het cultureel erfgoed is van grote betekenis, omdat het kwaliteit toevoegt aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. De voornaamste opgave is dan ook het vinden van een verantwoord evenwicht tussen de diverse ruimtelijke opgaven en de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.

5.9.1 Beleidskaders In 2009 is door het rijk een nieuwe visie op de monumentenzorg geformuleerd genaamd Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Eén van de pijlers in deze visie is het belang laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hierbij zal een verschuiving plaatsvinden van objectgerichte bescherming naar een gebiedsgerichte aanpak. In het verlengde van deze pijler is een ander doel in de visie geformuleerd, namelijk het opstellen van een visie op erfgoed. Een belangrijk ander doel van deze nieuwe visie is het formuleren van een visie op erfgoed. De visie, Visie Erfgoed en Ruimte (VER) ‘Kiezen voor Karakter’, is gericht op het verbinden van de zorg voor het cultureel erfgoed met andere ruimtelijke ontwikkelingsopgaven op het gebied van onder meer economie, veiligheid en duurzaamheid. De visie zet overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijk ontwerpers er toe aan om de waarde van het cultureel erfgoed in te zetten bij de ontwikkeling van gebieden. De Visie Erfgoed en Ruimte ‘Kiezen voor Karakter’ is aanvullend aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarde van nationaal belang planologisch borgt.

De Visie Erfgoed en Ruimte ‘Kiezen voor Karakter’ is de vervanging voor de in 2009 verlopen ‘Nota Belverdere’, waarin een visie is gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan.

Daarnaast is met ingang van 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. Hierin is opgenomen dat in het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.

Monumentenzorg Alle, op het moment van planvaststelling in het plangebied aanwezige, rijks-, gemeentelijke en overige monumenten zijn op de plankaart aangegeven, zodat ze bij bouwplantoetsing gemakkelijk herkenbaar zijn. Voor de betreffende gebouwen is bij verbouwing behalve een bouwvergunning tevens een monumentenvergunning vereist. De monumenten concentreren zich in het bijzonder aan de Noldijk. Deze dijk is zelf ook gedeeltelijk een gemeentelijk monument. Het dijklichaam bestaat uit een muur aan de landzijde die is aangestort met aarde aan de zeezijde. Aan de dijk is in de loop der tijd lintbebouwing ontstaan. Vooral de boerderijen zijn als monument aangemerkt. Ook elders in het gebied aan o.a. de Achterzeedijk bevinden zich verspreid enkele monumenten.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 58 - 78

5.9.2 Onderzoek Monumenten Binnen het plangebied bevinden zich enkele rijks- en gemeentelijke monumenten. In de onderstaande tabel staan de verschillende monumenten beschreven en / of afgebeeld. Noldijk 181-183 en Noldijk 126 (de bovenste monumenten in de tabel) zijn de rijksmonumenten in het plangebied.

Noldijk 181181----183183 (rijksmonument) Dit is een bedrijfswoning met een vanuit de voorgevel opgaand dakhuis met topgevel in dwarskap. De woning heeft mooie sierankers en een 9-ruits schuifraam.

Noldijk 126 (rij(rijksmonument)ksmonument) Een boerderij die in 1820 is ge- of verbouwd. Het jaartal staat aangegeven in de geveltop. De grote gepotdekselde schuur met rieten dak is vijf keer opgewipt. De foto hiernaast is van voor de restauratie.

Achterzeedijk 57 Dit is een fabriekscomplex waarvan de gebouwen in 1926 gebouwd zijn en waarvan de helft bij het uitbreken van de 2e wereldoorlog in 1940 werd verwoest. De fabrieksschoorsteen was eens de trots van Barendrecht. Een belangrijk oriëntatiepunt voor de wijde omgeving, een monument van de geschiedenis, en een landmark! In 1951 bestond de onderneming 50 jaar. Ir. H.M. Bosch schreef toen in een boekje: "Het Velobedrijf in Barendrecht is een grote, moderne onderneming met een kuiperij, zagerij, stoffeerderij, meubelmakerij, spuiterij voor hout en metaal en enorme magazijnen en opslagplaatsen". Het was de oudste en enige wasmachinefabriek in Nederland. De ingangspartij is typisch voor de bouw van die tijd. Levendig metselwerk met nissen, lisenen en grove tandlijsten, het toen moderne gebruik van betonnen lateien, waterdorpels en de betonnen lijst boven de gevel

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 59 - 78

Schoorsteen Achterzeedijk 57

Bruggehoofd Achterzeedijk Dit zijn twee identieke restanten van de voormalige brug over de Oude Maas die in 1886 in gebruik werd genomen. De borstwering is met baksteen bekleed, met rusticablokken op de hoeken. De gevels hebben een natuursteen hoofdgestel met diamantkoppen op de hoeken. Er is ook nog een ijzeren onderdeel van de hefbrug bewaard. De brug was niet meer nodig na de opening van de Heinenoordtunnel in 1969

Sluisje van de Vredepolder Het uitwateringssluisje van de vroegere Vredepolder was in 1728 gereed. Aan de polderzijde kon het afgesloten worden door een houten deur waarvan het bedieningsmechanisme nog te zien is.

Achterzeedijk 6363----69696969 Complex van 4 gedeeltelijk onderkelderde woningen gelegen aan de Achterzeedijk 63 t/m 69, gebouwd in 1925 door architect C. Vegt onder invloed van de Nieuwe Zakelijkheid en meer specifiek De Stijl. Het betroffen dienstwoningen voor de nabijgelegen fabriek waarvan de voorgevel grenst aan de Achterzeedijk. Het complex bestaat uit twee blokjes van elk twee woningen die elk bestaan uit een begane grond en een verdieping met plat dak. De gevels zijn gebouwd van gele baksteen en thans deels gepleisterd en deels wit geschilderd met een geschilderd plint. De gevels worden afgesloten met een ruim dakoverstek. De blokjes hebben in hoofdzaak een rechthoekige plattegrond en hebben verspringende gevels die worden beschreven bij de verschillende gevels.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 60 - 78

Achterzeedijk 7171----75757575 Dit zijn drie voormalige brugwachters woningen uit 1888/1889. Het heeft een hoofdblok in het midden met begane grond, een verdieping en een zolder. Het wordt geflankeerd door twee lage bouwdelen met zolderverdieping. Bijzondere details in het hoofdblok zijn de borstwering met rechthoekige velden en een lijst met gecanneleerde pilasters. De gevels hebben natuurstenen sierelementen zoals hoekblokken en speklagen. De speklagen zijn overgeschilderd. De voordeur van het hoofdblok met fronten en het hoofdraam van de linker zijbouw zijn fraai bewerkt. Het hoofdblok en het lagere bouwdeel links zijn elk voorzien van een schilddak. De toren bezit een tentdak. Het complex herinnert aan de vroegere route naar de brug. Noldijk 115 Dit dijkhuis dateert rond 1890 en bestaat uit een gedeeltelijk souterrain, een begane grond en een zolder. De voorgevel heeft een gepleisterde borstwering, dito hoeklisenen en heeft een eenvoudig hoofdgestel. De vensters hebben hardstenen waterdorpels. Boven de ramen zijn mooie segmentbogen gemetseld.

Noldijk 155155----157157157157 Deze boerderij, gebouwd in de dijk en in de bocht van de Noldijk, bestaat uit een 18e eeuws voorhuis en een 19e eeuwse schuur. Het geheel ligt goed beschermd tegen de westenwinden. De vlechtingen maken de voorgevel erg bijzonder. Het heeft vensters met 12-, 6-, en 4 vaks roeden verdelingen. Het dak heeft een dakkapel in het rieten dak met een ongedeeld schuifvenster en 3 schoorstenen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 61 - 78

Muur in de Noldijk De Noldijk is één van de oudste dijken in deze omgeving. Tijdens de stormvloeden van 1373, 1375 en daarna de St. Elisabethvloed in 1421 is deze dijk niet weggespoeld. Later heeft men een stenen muur tegen de dijk gebouwd om de dijk te verstevigen.

Landschappelijke en Cultuurhistorische waarde De inpolderingsgeschiedenis van het gebied is goed herkenbaar aan de dijken die het plangebied omringen. De Ziedewijdsedijk en Noldijk zijn landschappelijke lijnen met een hoge waarde, de Achterzeedijk heeft een redelijk hoge waarde (zie figuur 5.14) en de voormalige kreekloop Kleine en Groote Duiker is een natuurhistorisch landschapselement van vóór de inpoldering. Daarnaast heeft ook de Oude Maas een hoge landschappelijke waarden. Tot in 1969 heeft even buiten het plangebied een hefbrug over de Oude Maas gelegen. De bruggenhoofden ervan zijn aan beide zijden van de Oude Maas nog zichtbaar. Dicht bij het noordelijke bruggenhoofd ligt het Veloterrein. De historische panden en de opvallende schoorsteen van een vroegere wasmachinefabriek zijn inmiddels gerestaureerd. Een fietspad, dat bij het Veloterrein uitkomt, loopt over het tracé van de tramlijn die er vroeger lag. De tram reed in een kaarsrechte lijn naar Rotterdam. Op de cultuurhistorische waardenkaart heeft dit tramtracé een redelijk hoge waarde. Parallel aan het tramtracé, enkele honderden meters naar het oosten, liggen twee 'sloten' direct naast elkaar. Op dit tracé liep vroeger één vaart naar de voormalige (oude) haven van Barendrecht. De Waal, een oude rivierarm, is ooit door Heer Jan afgesloten met een dam (Heerjansdam). De Noldijk ziet er authentiek uit dankzij de vaak oudere huizen die erlangs staan. Tussen Heerjansdam en Barendrecht ligt de Ziedewijdsedijk, die enigszins schuin op de verkaveling ligt. De dijk loopt binnen de bebouwde kom van Barendrecht door en zorgt zo voor een visuele verbinding tussen bebouwde kom en platteland.

Molenbeschermingszone In de uiterwaarden van de Waal vallen bepaalde gronden binnen de contour van de zogenaamde 'molenbeschermingszone' die behoort bij een in Heerjansdam staande windmolen. Bij het beheer en de inrichting van de gronden binnen dit gebied dient rekening gehouden te worden met de restricties die ter plaatse ten aanzien van bebouwing en beplanting gelden om de vrije windtoetreding van de molen te beschermen.

Figuur 5.14 Cultuurhistorische waardenkaart (bron: cultuurhistorische webatlas Provincie Zuid Holland)

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 62 - 78

5.9.3 Conclusie In het plangebied is sprake van veel cultuurhistorische en landschappelijke waarde. Daarnaast bevinden zich diversen monumenten in het plangebied. Deze zijn bovenstaand beschreven. Omdat deze locaties al worden beschermd door bijvoorbeeld de Monumentenwet, is het opnemen van een regeling voor deze panden niet noodzakelijk. Binnen het bestemmingsplan worden verder geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de monumenten- of cultuurhistorische status kunnen aantasten. Hierdoor vindt geen wijziging plaats op de bestaande cultuurhistorische waarde. Daarom kan worden gesteld dat dit aspect de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg zal staan.

5.10 Archeologie

5.10.1 Beleidskaders Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: ‘de verstoorder betaalt’. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen.

Verdrag van Malta Als gevolg van het Verdrag van Malta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in de SVIR en de Visie Erfgoed en Ruimte.

Gemeentelijke beleid De gemeente Barendrecht heeft op 23 maart 2009 een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten vastgesteld, waaronder de Archeologische Waardenkaart Barendrecht. Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Dit beleid sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld en dat sinds 1 september 2007 van kracht is via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Doel van het archeologisch beleid is (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden binnen een te ontwikkelen plangebied vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

5.10.2 Bewoningsgeschiedenis De bewoningsgeschiedenis van Barendrecht gaat - op basis van de tot nu toe bekende archeologische gegevens - terug tot ongeveer 4.000 voor Christus. Het gaat om vindplaatsen uit de Nieuwe Steentijd, uit latere perioden van de prehistorie, de Bronstijd en de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. De tastbare resten zijn vaak gedetailleerd en verrassend goed geconserveerd op veel plaatsen in de bodem van Barendrecht aanwezig. Ook aan de jongere geschiedenis van de gemeente draagt informatie verkregen door archeologisch onderzoek bij. Denk bijvoorbeeld aan de bedijkingsgeschiedenis van IJsselmonde.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 63 - 78

In de loop van het vierde millennium voor Christus ontstond een vrij gesloten kust met strandwallen. Het landschap erachter verzoette, er ontstonden moerassen waarin veengroei plaatsvond. Bewoning in de regio vond plaats op donken (rivierduinen) en op rivieroevers. In 2001 is een grote vindplaats uit het midden van de Nieuwe Steentijd ontdekt in het westen van Barendrecht, onder de Gaatkensplas en in de wijk Havenkwartier in Carnisselande. Men bivakkeerde toen op de hoogopgeslibde noordelijke oever van een rivier. In de kommen achter de rivieroevers vond in moerassen veengroei plaats. Vindplaatsen op rivieroevers uit deze periode zijn uitzonderlijk in Nederland. Om deze reden is de vindplaats door het Rijk aangewezen als beschermd archeologisch monument. De vindplaats strekt zich naar het westen uit tot in het bestemmingsplangebied. Ook elders in Carnisselande - in Vrijenburg en in Waterkant - zijn sporen uit de Nieuwe Steentijd aangetroffen op oevers van kreken. In Vrijenburg zijn de vondsten te vergelijken met die uit het westen van de Gaatkensplas; ze zijn alleen iets jonger te dateren, namelijk rond 3.500 voor Christus. De vindplaats in Waterkant is bijzonder. Op vier niveaus zijn daar in oeverafzettingen archeologische vondsten uit het derde en begin tweede millennium voor Christus opgegraven. De oudste sporen dateren nog uit de Nieuwe Steentijd, de jongste vondsten komen uit de Midden-Bronstijd. Vindplaatsen uit de Bronstijd zijn zeldzaam in de regio; West-Nederland bestond in die tijd uit uitgestrekte moerasgebieden waarin zich dikke pakketten veen vormde. De bewoningsmogelijkheden in zo’n landschap waren zeer beperkt.

In de IJzertijd (800-50 voor Christus) zorgden krekenstelsels ervoor dat delen van het natte moerasgebied werden ontwaterd. De droge arealen veen konden door de boeren uit de IJzertijd worden benut. In Barendrecht is slechts één vindplaats uit deze periode bekend, in Gaatkensplas Zuid, maar uit onderzoek op bijvoorbeeld Voorne-Putten weten we dat het nu om voltijd boeren gaat.

In de Romeinse tijd (50 voor Christus- 400 na Christus) was het westelijke deel van IJsselmonde intensief bewoond. ‘Romeins’ IJsselmonde zal vooral een agrarisch karakter hebben gehad. De inheemse boeren exploiteerden vanuit hun boerderijen de klei- en veengebieden, waar akkerbouw en veeteelt werden bedreven. De gemeente Barendrecht telt enkele vindplaatsen uit de Romeinse tijd, waarvan er een is opgegraven in het Havenkwartier. Het gaat om een dam in een kreek waarin een ruim 8 meter lange eikenhouten duiker was geplaatst. De constructie duidt erop dat men de waterhuishouding wilde beheersen. Ongetwijfeld was dat bedoeld om de agrarische productie te vergroten. In tegenstelling tot de voorgaande perioden produceerden de boeren nu niet meer alleen voor de eigen gemeenschap, maar voor een markt. Het surplus was wellicht voor een deel bestemd voor het leger in de forten aan de (Oude) Rijn dat daar de grens van het Romeinse rijk beschermde.

In de loop van de 3e eeuw na Christus kwam een eind aan de bewoning op IJsselmonde. Grote delen van het land waren weer moeras geworden. Hier en daar werd nog gewoond, maar veel vondsten uit die tijd en de eeuwen daarna kennen we niet.

Rond het jaar 1000 werden de veengebieden op IJsselmonde ontgonnen. Door het graven van sloten werd het veen ontwaterd waardoor het gebied weer geschikt werd voor bewoning en landbouw. De oudste middeleeuwse bewoningssporen vinden we in het hart van IJsselmonde op een veenondergrond. Vindplaatsen uit de 11e - 13e eeuw in Barendrecht kennen we uit Bijdorp en uit Vrijenburg. Door het inklinken van de bodem als gevolg van het ontwateren van het veen kwamen de ontgonnen gebieden zo laag te liggen dat ze op den duur door dijken beschermd moesten worden tegen binnendringend rivierwater. Op den duur ontstond in het centrale deel van IJsselmonde een grote polder, de Riederwaard. De voortgaande klink van het veengebied zorgde er uiteindelijk voor dat de bewoning daar tot een eind kwam en zich naar het zuiden, richting Maas, verplaatste. In de wijken Waterkant en Havenkwartier zijn in de ondergrond de resten van de dijk om de Riederwaard aangetroffen. Over een afstand van meer dan 700 meter zijn op en aan de noordzijde van de dijk bewoningssporen - resten van houten huizen, kuilen, sloten en greppels - uit de 13e en 14e eeuw aangetroffen. Zeer waarschijnlijk gaat het om resten van het middeleeuwse dorp Carnisse. Deze nederzetting is bij de overstroming van de Riederwaard in 1373 verdronken en overdekt geraakt met zand en klei. De resten hiervan strekken zich uit tot in het bestemmingsplangebied, waar zich een vindplaats uit deze periode bevindt aan de westzijde van de A29, iets ten zuiden van de Kilweg. Het gaat waarschijnlijk om een (deel van een) boerenerf. Ook de uit historische bronnen bekende middeleeuwse dijknederzetting Barendrecht - waarvan de kerk in 1264 werd gesticht - verdronk tijdens de overstroming van de Riederwaard. Resten uit die periode zijn aangetroffen ten noorden van de Ziedewijdsekade, op de rand van het bestemmingsplangebied.

Latere middeleeuwse dijken binnen het bestemmingsplangebied zijn de Noldijk en de Ziedewijdsedijk die delen van de Zuidenwindsche Polder (1496) en de Zuidpolder (1650) omsloten.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 64 - 78

5.10.3 Archeologische verwachting Binnen de contouren van het bestemmingsplangebied is een aantal archeologische vindplaatsen bekend. In het oosten van het bestemmingsplangebied is een donk aanwezig in de diepere ondergrond. De toppen en flanken van donken werden in de Midden en Nieuwe Steentijd vaak als woonplaats benut in verband met hun hoge en daarmee een gunstige ligging in het landschap. Vindplaatsen uit deze periode zijn doorgaans kleinschaliger dan vindplaatsen uit latere perioden.

Resten uit de IJzertijd en de Romeinse tijd zijn potentieel te vinden langs (verlande) waterlopen in het op natuurlijke wijze ontwaterde veen-/kleigebied.

Sporen uit de Middeleeuwen kunnen samenhangen met de eerste ontginningsfase (vanaf circa 1000 na Chr.) van het gebied. In deze periode betreft het vooral de (dijk-)nederzettingen van de polder Riederwaard. Voor wat betreft de bewoning na de 14e- eeuwse overstromingen zijn in eerste instantie vooral de dijken belangrijke bewoningslinten.

In de rest van het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen) te verwachten, als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de latere prehistorie of de Romeinse tijd. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 vierkante meter. Archeologische indicatoren van dit type en/of uit deze periode, aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 vierkante meter), leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie is gefragmenteerd. Het verlies aan archeologische informatie als in dergelijke gevallen geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief gering. Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen wordt aangetroffen kan wel zinvol zijn. Daarom wijst de gemeente, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht in geval van ‘toevalsvondsten’, zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

5.10.4 Archeologische dubbelbestemmingen Het gemeentelijke beleid en verwachtingswaarden zijn in dit bestemmingsplan vertaald in 7 archeologische dubbelbestemmingen. Deze dubbelbestemmingen liggen verspreid door het plangebied en bij iedere dubbelbestemming horen verschillende voorwaarden tot onderzoeksverplichting. Iedere dubbelbestemming is hieronder kort toegelicht. In figuur 5.15 staat weergegeven waar welke dubbelbestemming van toepassing is.

Waarde --- Archeologie --- 1 Voor de vindplaats uit de Nieuwe Steentijd, beschermd Rijksmonument nummer 15628 (Waarde - Archeologie - 1), geldt in principe behoud in situ. Een vergunning voor grondroerende werkzaamheden binnen de grenzen van een beschermd archeologisch rijksmonument dient, conform de Monumentenwet 1988, Artikel 14, te worden aangevraagd bij de minister van OCW, voor deze de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort.

Waarde --- Archeologie --- 2 Voor de Noldijk en de Ziedewijdsedijk (Waarde - Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 100 m² en die tevens dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld.

Waarde --- Archeologie --- 3 Voor de zone met de dijk van de Riederwaard met mogelijk bewoningssporen uit de periode vóór 1373 (Waarde - Archeologie - 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 100 m² en die tevens dieper reiken dan 0,8 meter beneden maaiveld.

Waarde Archeologie --- 4 Voor het gebied ten oosten van de Noldijk, dat buiten de Riederwaard was gelegen en niet in de jaren 1373-1375 is overstroomd (Waarde Archeologie - 4) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 65 - 78

Waarde --- Archeologie --- 5 Voor het gebied ten westen van de Noldijk, dat tot de Riederwaard behoorde, in de jaren 1373-1375 overstroomde en pas eeuwen later weer werd ingedijkt (Waarde - Archeologie 5) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 0,8 meter beneden maaiveld.

Waarde --- Archeologie --- 6 Voor de uiterwaarden van de Oude Maas (Waarde - Archeologie - 6) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 0 meter NAP.

Waarde --- Archeologie --- 7 Voor het watergedeelte van het plangebied (Waarde - Archeologie - 7) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem.

Figuur 5.15 Archeologische waardenkaart Gemeente Barendrecht Zuidrand

5.10.5 Ontwikkelingen Er zijn enkele ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen, per locatie wordt beschreven in hoeverre er onderzoek is gedaan naar de archeologische waarden.

Graphornlocatie Voor de Graphornlocatie is een separaat archeologisch onderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat archeologie geen belemmering was voor de ontwikkeling (voor bestemmingsplan Graphorn zie www.ruimtelijkeplannen.nl).

Koedood 4 Gezien het gemeentelijke archeologische beleid is het voor deze locatie noodzakelijk om te onderzoeken in hoeverre archeologische waarden in de grond zitten. Hieronder zijn de onderzoeksresultaten beschreven. Het volledige onderzoek is opgenomen als Bijlage 11.

Tot 5,0 m – Mv worden geen archeologische waarden bedreigd door de geplande bouwwerkzaamheden. Over de landschappelijke situatie dieper dan 5,0 m – Mv is op basis van de resultaten van het veldonderzoek geen concrete uitspraak te

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 66 - 78

doen. De dikte van het overstromingsdek in het plangebied doet vermoeden dat de top van eventuele veen- en fluviatiele/mariene afzettingen onder het overstromingsdek niet meer intact aanwezig zijn. Een manier om deze hypothese te testen (en de onzekerheid weg te halen) is een mechanisch booronderzoek uit te laten voeren om het dieper gelegen landschap beter in kaart te brengen. De vraag is echter of deze kostbare prospectiemethode opweegt tegen de relatief (geringe) verstoring door de aanleg van heipalen.

Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (SMZ) noodzakelijk geacht. Het is aan de gemeente Barendrecht om op basis van de bevindingen van dit onderzoek een selectiebesluit te nemen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

VeloVelo----industrieterreinindustrieterrein Bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan is een archeologisch onderzoek in voorbereiding. De uitkomsten kunnen met enkele weken beschikbaar zijn. In het kader van de procedure rondom een af te geven omgevingsvergunning, zullen de archeologische aspecten worden meegenomen. Indien het onderzoek voor vaststelling is afgerond, wordt het onderzoek toegevoegd als bijlage 12.

Boezempad 30 De nieuw te bouwen woning is niet groter dan de huidige woning op deze locatie. Hierdoor is archeologische onderzoek niet noodzakelijk.

5.10.6 Conclusie Het gemeentelijke archeologische beleid is middels 7 archeologische dubbelbestemmingen in dit bestemmingsplan vertaald. Via de dubbelbestemmingen worden de archeologische waarden en trefkansen beschermd, door in de bijbehorende regels verschillende onderzoeksverplichtingen op te nemen. Bij toekomstige ontwikkelingen in het plangebied, zoals bij het effectueren van een van de wijzigingsgebieden, dienen de regels van de dubbelbestemmingen getoetst te worden. Voor enkele locaties is reeds een archeologisch onderzoek uitgevoerd, deze locaties vormen geen belemmering voor de betreffende ontwikkelingen.

5.11 Bedrijven en milieuzonering

5.11.1 Beleidskader In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:  ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;  rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB).

In het plangebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, kantoren, detailhandel en horeca) aanwezig. Deze functies worden in het bestemmingsplan opgenomen. Voor het gehele plangebied wordt de SvB toegepast. Om de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten te bepalen wordt hier uitgegaan van een afstandstoetsing ten opzichte van een rustige woonwijk. De activiteiten die in het gebied worden toegelaten zijn weergegeven in de SvB die is opgenomen in bijlage 1 van de regels. Voor al deze activiteiten is naar aanleiding van hun milieubelasting een categorie bepaald. Door middel van het opnemen van de categorieën op de verbeelding en in de regels worden de toegestane activiteiten bepaald. Lagere categorieën dan aangegeven zijn ook toegestaan.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 67 - 78

5.11.2 Milieuzonering Binnen het plangebied is een aantal bedrijven aanwezig. In de omgeving van sommige bedrijven liggen veel milieugevoelige functies in de omgeving. Daarmee is er een spanningsveld aanwezig met het gebruik ten opzichte van de maximaal toegestane milieucategorie voortkomend uit de VNG-publicatie Bedrijven- en milieuzonering 2009. In principe zijn binnen de bestemming Bedrijf maximaal bedrijven uit milieucategorie 2 toegestaan.

De meeste bedrijven in het plangebied behoren tot milieucategorie 2 of lager, op het bouwdok na. Het bouwdok heeft zeer specifieke activiteiten en is niet altijd in gebruik. Het bouwdok is in eigendom van Rijkswaterstaat en wordt wanneer nodig gebruikt voor de fabricage van (betonnen) bouwelementen voor infrastructurele werken. Het is derhalve niet mogelijk om een milieucategorie aan het bouwdok te hangen. Om ander gebruik uit te sluiten is ter plaatse van het bouwdok de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwdok' opgenomen. Ook is de geluidzone van het bouwdok op het plankaart opgenomen. Er liggen geen geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzone.

Binnen het plangebied ligt ook de geluidzone van rangeerterrein Kijfhoek. Binnen dit gebied worden niet direct nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Wel is hier sprake van een aantal wijzigingsgebieden waarbinnen woningen mogelijk zijn. Bij het opstellen van deze wijzigingsplannen is een geluidonderzoek noodzakelijk.

5.11.3 Conclusie Binnen de bestemming Bedrijf zijn milieucategorie 1 en 2 algemeen toelaatbaar geacht. De enige afwijking hierop is het bouwdok, die specifiek is aangeduid. In het gehele plangebied kan een goed leef- en woonmilieu worden gegarandeerd. Ook worden er geen bedrijven in haar bedrijfsvoering belemmerd door omliggende milieugevoelige functies.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 68 - 78

hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar de juridische vastlegging van de bestaande ruimtelijke en juridische functies binnen het plangebied. Het bestemmingsplan is opgesteld als een globaal plan. Een gedetailleerde invulling heeft alleen plaatsgevonden voor de bebouwingslinten. Voor dit bestemmingsplan wordt gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de Wro. Daarnaast geldt per 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze wet introduceert nieuwe begrippen voor bestaande instrumenten, zonder deze (ingrijpend) inhoudelijk te wijzigen. Het bestemmingsplan is hiermee in lijn gebracht.

Planvorm Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande functies binnen het plangebied een conserverende planvorm. De gekozen planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies binnen het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling, waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied als zodanig kan worden beheerd en gerealiseerd.

Bestemmingsregeling Vrijwel alle functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels, evenals de afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden te vinden.

Bestemmingsvlakken In het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak geeft hierbij aan waar hoofdgebouwen gebouwd mogen worden. Binnen het plangebied is het beleid gericht op behoud van de bestaande hoofdfuncties, zoals de bedrijven en de woningen. In het bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijven en woningen daarom vastgelegd met respectievelijk de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Wonen'. De overige functies zijn eveneens binnen het bestemmingsplan opgenomen. Hierbij gaat het om de functies detailhandel, horeca, kantoor en maatschappelijk. Daarnaast zijn algemenere bestemmingen opgenomen zoals Groen, Water en Verkeer.

Aanduidingen In de verbeelding is een onderscheid gemaakt in enkele verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan daarbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen.

6.2 Planregels

6.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels Begrippen (artikel 1) en Wijze van meten (artikel 2) De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 69 - 78

6.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Agrarisch Deze bestemming is gegeven aan de gronden in het plangebied die hun agrarische functie behouden. Zowel de productiegronden, alsook het bebouwingsvlak met de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning zijn binnen deze bestemming opgenomen. Binnen de bestemming zijn uitsluitend toegestaan volwaardige akkerbouw-, vollegronds- en glastuinbouw-, fruitteelt- en grondgebonden veehouderijbedrijven.

Artikel 4 Bedrijf Niet-agrarische bedrijvigheid krijgt in het geval van individuele bedrijfspercelen de bestemming Bedrijf. Door het plangebied heen liggen enkele bedrijfsbestemmingen.

Artikel 5 Bedrijventerrein Niet-agrarische bedrijvigheid krijgt in het geval van een cluster van verschillende bedrijven de bestemming Bedrijventerrein. Ter plaatse van het Veloterrein is sprake van deze bestemming.

Artikel 6 BosBosBos In het plangebied bevindt zich bos en dat is als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

Artikel 7 Gemengd Binnen deze bestemming is naast wonen en bedrijvigheid ook een scouting vereniging toegestaan, ter plaatse van de betreffende aanduiding. Het bouwvlak mag 100% worden volgebouwd, tenzij anders op de kaart aangegeven..

Artikel 8 Groen Groenvoorzieningen met enige omvang hebben de bestemming Groen gekregen. Kleinere groenstroken en snippergroen worden binnen de overige bestemmingen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken ten behoeve van jongerenontmoetingsplek en cameratoezicht.

Artikel 9 Natuur Ter bescherming en ontwikkeling van natuurwaarden is de betreffende bestemming opgenomen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

Artikel 10 Recreatie Haven De recreatiehaven langs de Waal is met de bijbehorende gebouwen en voorzieningen bestemd voor ‘Recreatie – Haven’.

Artikel 11 Recreatie ––– Oeverzone De gronden met deze bestemming liggen tussen de Oude Maas en de Achterzeedijk. Het betreft een globale bestemming, waarbinnen verschillende functies, passend binnen de recreatieve doelstelling, mogelijk zijn. Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.

Artikel 12 Recreatie ––– VerblijfsrecreaVerblijfsrecreatietietietie De camping in het zuidoosten van het plangebied heeft deze bestemming. Tevens zijn de gronden bestemd voor de jachthaven die daar aanwezig is.

Artikel 13 Recreatie ––– Volkstuin --- 1 De aan de Ziedewijdsekade gelegen volkstuinen zijn ondergebracht in de bestemming 'Recreatie – Volkstuin - 1'. Binnen de bestemming is, onafhankelijk van het gebruikskarakter, een uniforme regeling van toepassing ten aanzien van bebouwing.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 70 - 78

Artikel 14 Recreatie ––– Volkstuin ––– 2 De aan de Stationsweg gelegen volkstuinen zijn ondergebracht in de bestemming 'Recreatie – Volkstuin -2'. Binnen de bestemming is, onafhankelijk van het gebruikskarakter, een uniforme regeling van toepassing ten aanzien van bebouwing.

Artikel 15 Sport Deze bestemming beslaat de hockeyvelden. Ondergeschikte functies zoals horeca (tot 20% bvo), groen- en speelvoorzieningen en ruiter- en fietspaden zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Artikel 16 Tuin De bij burgerwoningen behorende tuinen hebben deze bestemming gekregen.

Artikel 17 Verkeer De wegen in het plangebied, waaronder tevens begrepen de Heinenoordtunnel voor langzaam verkeer, zijn bestemd voor Verkeer.

Artikel 18 Water Ter bescherming en instandhouding van hoofdwatergangen is de bestemming ‘Water’ opgenomen.

Artikel 19 Water ––– Rivier Deze bestemming ligt over de Oude Maas. De wateren zijn bestemd voor de waterhuishouding, de watergeleiding, de scheepvaart en de geleiding en beveiliging van de scheepvaart, met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen.

Artikel 20 Wonen Deze bestemming is gegeven aan alle bestaande burgerwoningen in het plangebied. Binnen de bestemming zijn opgenomen de woningen zelf, met de daarbij behorende bijgebouwen, tuinen en erven. Beroepsuitoefening aan huis is onder bepaalde voorwaarden toegestaan. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m en 10 m, tenzij op de plankaart een andere hoogte wordt aangegeven.,

Artikel 21 Wonen ––– 2 De gronden met deze bestemming beslaan de Graphornlocatie. Op deze locatie kunnen, met inachtneming van de bouwregels en gebruiksregels , nieuwe woningen worden gerealiseerd.

Artikel 22 Wonen ––– WoonwWoonwagenstandplaatsagenstandplaats Binnen deze bestemming kunnen woningen of woonwagens gebouwd c.q. geplaatst worden.

Artikel 23 Leiding ––– Brandstof De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar.

Artikel 24 Leiding ––– Gas De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 110 bar.

Artikel 25 Leiding ––– Olie De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardolieproductenleiding met een diameter van ten hoogste 24 inch en een druk van ten hoogste 40 bar.

Artikel 26 Leiding ––– Riool De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een aanvoerleiding van afvalwater met een diameter van ten hoogste 600 mm en een afvoerleiding van gezuiverd water met een diameter van ten hoogste 800 mm.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 71 - 78

Artikel 27 t/m Artikel 3333:: Waarde ––– Archeologie 1 t/m 7 Iedere stukje grond binnen dit bestemmingsplan heeft een archeologische waarde. Deze waardes worden in dit bestemmingsplan beschermd middels 7 dubbelbestemmingen. Iedere dubbelbestemming heeft andere randvoorwaarden bij ontwikkelingen. In de paragraaf archeologie staan deze dubbelbestemmingen verder toegelicht.

Artikel 34 Waterstaat ––– Waterkering De Achterzeedijk functioneert als primaire waterkering en is als zodanig bestemd. Ter bescherming van de waterkerende functie geldt een omgevingsvergunningstelsel. Waar de bestemming primaire waterkering samenvalt met andere bestemmingen is de bestemming primaire waterkering van primaire orde.

Artikel 35 Waterstaat ––– Waterstaatkundige functie De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' zijn primair bestemd voor de instandhouding van de waterstaatsdoeleinden in de vorm van de waterhuishouding, het verkeer te water en de afvoer van hoog oppervlaktewater. Het betreffen allemaal buitendijkse gebieden.

6.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 36 Antidubbeltelregel Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Artikel 37 Algemene Bouwregels Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Voorts is een regeling opgenomen van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 38 Algemene gebruiksregels Onder dit artikel valt het verbod om recreatiewoningen permanent te bewonen en het verbod tot oprichten van Bevi- inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen. Daarnaast is hier een uitgebreide regeling opgenomen voor neven- en vervolgfuncties.

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels Binnen het plan komen een aantal aanduidingen voor die meerdere bestemmingen bestrijken. In dit artikel wordt de betekenis van deze aanduidingen verklaard en is vastgelegd wat de gevolgen zijn.

Artikel 40 Algemene afwijkingsregels Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.

Artikel 41 Algemene wijzigingsregels In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

Artikel 42 Overige regels In de regels van een bestemmingsplan wordt in een aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 72 - 78

6.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 43 Overgangsrecht Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag. Het tweede lid gaat in het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.

Artikel 44 Slotregel Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 73 - 78

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 74 - 78

hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling 6.4 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen, bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds zijn verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst. . Voor de directe bouwontwikkelingen, ter plaatse van de uitbreiding van het Velo terrein en het Boezempad 30 zijn anterieure exploitatieovereenkomsten gesloten tussen ontwikkelaar en gemeente.. De Koedood 4 is een project waarin de gemeente participeert via de WGR. In het bestemmingsplan zijn meerdere wijzigingsmogelijkheden opgenomen. Bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheden zal per wijziging aangetoond moeten worden of het plan economisch haalbaar is middels een exploitatieplan, dan wel een anterieure overeenkomst.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Het genoemde overleg zal plaatsvinden aan de hand van het voorontwerp bestemmingsplan. De eventuele inspraakreacties en zienswijzen zullen in dit hoofdstuk verwoord worden.

7.2.2 Inspraak Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Zuidrand’ heeft in het kader van de inspraakprocedure vanaf 21 mei 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan was eveneens via de gemeentelijke website in te zien en is toegelicht in een inspraak- / informatieavond, welke op 21 mei 2012 heeft plaatsgevonden. Gedurende de periode van terinzagelegging kon een ieder een inspraakreactie tegen het voorontwerpbestemmingsplan indienen. Gedurende deze termijn zijn 27 inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de als bijlage 13 opgenomen ‘Nota inspraak- en vooroverlegreacties voorontwerpbestemmingsplan Zuidrand'. In de nota is ook opgenomen of de inspraakreacties hebben geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Deze aanpassingen zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.

7.2.3 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Zuidland’ is in het kader van artikel 3.1.1 Bro opgestuurd naar verschillende overleginstanties. vijf instanties hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een reactie op het bestemmingsplan te geven. De overlegreacties zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de als bijlage 13 opgenomen ‘Nota inspraak- en vooroverlegreacties voorontwerpbestemmingsplan Zuidrand'. In de nota is ook opgenomen of de overlegreacties hebben geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Deze aanpassingen zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.

7.2.4 Zienswijzen Nu het bestemmingsplan als voorontwerp ter inzage heeft gelegen en de overlegpartners op het bestemmingsplan hebben gereageerd, is het bestemmingsplan gereedgemaakt als ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan zal

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 75 - 78

vervolgens in het kader van afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode krijgt een ieder de gelegenheid om zienswijzen op het bestemmingsplan in te dienen. De verwerking van eventuele zienswijzen zal in een aparte nota worden verwerkt. De nota, inclusief beantwoording, en het ontwerpbestemmingsplan zullen voorts door de gemeenteraad worden vastgesteld.

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 76 - 78

Overzicht Bijlagen

Bijlage 1: Planbeschrijving en onderzoekskader Bestemmingsplan Graphorn locatie

Bijlage 2: Flora en Fauna onderzoek Koedood 4

Bijlage 3: Flora en Fauna onderzoek Velo industrieterrein, BTL advies BV, 13 juni 2007, projectnummer: 237131

Bijlage 4: Flora en Fauna onderzoek Boezempad 30

Bijlage 5: Bodemonderzoek Velo industrieterrein,, deelgebied 1

Bijlage 6: Bodemonderzoek Velo industrieterrein, deelgebied 2

Bijlage 7: Bodemonderzoek Boezempad 30

Bijlage 8: Geluidsonderzoek Koedood 4

Bijlage 9 Geluidsonderzoek Boezemweg 30

Bijlage 10 Inventarisatie EV-visie DCMR eindversie, november 2011

Bijlage 11: Archeologisch onderzoek Koedood 4

Bijlage 12: Archeologisch onderzoek Velo industrieterrein (bij vaststelling)

Bijlage 13: Nota inspraak- en vooroverlegreacties voorontwerpbestemmingsplan Zuidrand'

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 77 - 78

eindconcept Ontwerp Bestemmingsplan 'Zuidrand' 78 - 78

Bijlagen