Frans Beelaerts van Blokland in China

De Nederlandse vertegenwoordiging in Beijing tijdens de Eerste Wereldoorlog

Masterscriptie René van der Weerden

Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen.

Universiteit van 1 juli 2017

Afbeelding titelpagina: Beelaerts van Blokland als Gezant te China, 1909-1919. Foto: familiearchief Beelaerts van Blokland, in Alexander Beelaerts van Blokland, Jhr. mr. Frans Beelaerts van Blokland (1872-1956): markante Hagenaar, minister en vice-president van de Raad van State (2006) 11. (Overdruk van een in het Jaarboek van de Geschiedkundige Vereniging Die Haghe verschenen biografische schets van deze thans bijna vergeten, maar interessante en markante ‘Onderkoning’).

* Begeleid door: dhr. dr. R. (Ruud) van Dijk PhD

Namen van personen en instanties worden vaak geschreven zoals ze in de tijd van de Eerste Wereldoorlog door Frans Beelaerts van Blokland geschreven worden. Voor namen van steden geldt hetzelfde, met die uitzondering dat wanneer ze niet direct gerelateerd zijn aan uitlatingen van Beelaerts van Blokland ze op de hedendaagse manier worden geschreven. Daarom wordt er bijvoorbeeld soms gebruik gemaakt van Peking en soms van het nu gebruikte Beijing.

1

Inhoud:

- Inleiding 4

1 Frans Beelaerts van Blokland in Peking en het begin van de Eerste Wereldoorlog in China 14

- Het Gezantschap te Peking - Missionarissenwerk en de Duitse Concessie Tsingtao - De Bokseropstand 1900

- 1911 De val van het Chinese Keizerrijk - Het begin van de oorlog in China, 13 september 1914, de aanval op Tsingtao

2 Nederland en de Eerste Wereldoorlog 34 - Het begin - Neutraliteit - Buitenlandse politiek met betrekking tot Nederlands-Indië - Vertegenwoordiging in China en belangenbehartiging

3 Belangenbehartiging voor Duitsland door Frans Beelaerts van Blokland 44 - De ‘21 Japansche Eischen’ - De Chinese oorlogspolitiek - 1917 Chang Hsün en de onpartijdigheid van de Nederlandse gezant

4 De belangenbehartiging door Frans Beelaerts van Blokland 56 - 14 augustus 1917, China verklaart de oorlog aan Duitsland, het begin - Toenemende spanningen - Het einde van de betrekking in Peking

- Conclusie 66

- Bibliografie 70

2

3 Inleiding

In Den Haag aan de Laan van Eik en Duinen, ligt de oude en historisch interessante begraafplaats Oud Eik en Duinen. Interessant omdat op deze lommerrijke plek in de bestuurlijke hoofdstad van Nederland verschillende graven liggen die de herinnering aan het verleden tastbaar maken. Zo zijn er de graven te vinden van de politici , en Willem Drees, de schrijvers Louis Couperus en Menno ter Braak en minder bekende maar voor deze scriptie interessante figuren als Herman van Karnebeek, minister van Buitenlandse Zaken tussen 1918 en 1927, en de opperbevelhebber van de Nederlandse Land- en Zeemacht tijdens de Eerste Wereldoorlog, generaal Cornelis Jacobus Snijders. De begraafplaats heeft twee wandelingen langs bekende graven. Wanneer je de wandelroute Oud Eik en Duinen rechts neemt dan kom je bijna als laatste bij het graf van Frans Beelaerts van Blokland.1 De hulpvaardige routebeschrijving meldt hierover:

U gaat vanaf hier het 1e paadje rechts in. Het 13e graf aan uw linkerhand is graf: KD690, Jhr Mr Frans Beelaerts van Blokland (21-1-1872 / 27-3-1956) Jhr Mr Frans Beelaerts van Blokland was in zijn tijd een zeer bekende Nederlander. Bij het grote publiek werd hij voor het eerst bekend in 1923, toen Koningin Wilhelmina hem tot kabinetsformateur benoemde. In 1927 werd Beelaerts benoemd tot Minister van Buitenlandse Zaken. Koningin Wilhelmina gaf hem de opdracht om een echtgenoot voor haar dochter Juliana te zoeken. Bij het huwelijk in 1937 tussen Prinses Juliana en Prins Bernhard in ’s-Gravenhage was Beelaerts één van de getuigen. Op 7 februari 1956 installeerde hij de toen net achttien jaar oud geworden Prinses Beatrix nog als lid van de Raad van State. Zeven weken later overleed hij op 84-jarige leeftijd maar nog steeds in functie.2

Frans Beelaerts van Blokland stierf in het harnas. Volgens Slijkerman sleet hij zijn laatste dagen als vicevoorzitter van de Raad van State deels slapend tijdens de vergaderingen van dit lichaam.3

Beelaarts van Blokland werd ook wel de ‘mandarijn van Den Haag’ genoemd, een betiteling die duidelijk verwijst naar de periode 1909-919 toen hij als ambtenaar van Buitenlandse Zaken verbleef in China, maar refereert mogelijk ook naar zijn enigszins verheven houding

1 Zie de website van Monuta; https://www.monuta.nl/vestiging/begraafplaats- oudeikenduinen/sites/begraafplaats-oudeikenduinen/files/wandelroute-rechts-begraafplaats_oud-eik- en-duinen.pdf 2 Zie de routebeschrijving op website; https://www.monuta.nl/vestiging/begraafplaats- oudeikenduinen/sites/begraafplaats-oudeikenduinen/files/wandelroute-rechts-begraafplaats_oud-eik- en-duinen.pdf 3 Diederick Slijkerman, In dienst van de kroon, Vice-presidenten van de Raad van State (Zutphen, Walburg Pers: 2001) 196.

4 naar collega’s binnen de Raad van State. In Slijkerman’s korte biografie en andere beschrijvingen van zijn leven blijft de tijd die hij als Nederlands gezant in Peking doorbracht onderbelicht.4 De betrekkingen tussen Nederland en China, waarin hij een prominente rol speelde, is het onderwerp van deze scriptie.

De context: de eerste wereldoorlog, China en Nederland De jaren dat Beelaerts van Blokland in China verbleef, was een zeer roerige periode waarin de wereld de Mutter- of Urkatastrophe van de twintigste eeuw onderging: de Eerste Wereldoorlog. Door de Eerste Wereldoorlog veranderden de internationale verhoudingen aanzienlijk. Grote paradigma’s over internationale verhoudingen gingen verschuiven. Zo bleek dat het lang zo dominante en ongenaakbare Engeland de snelheid van de industriële groei die in Duitsland en de Verenigde Staten plaatsvond niet kon bijhouden. 5 De Verenigde Staten besloten, enigszins huiverig en pas in een later stadium, zich te bemoeien met de oorlog maar hadden ondertussen hun militaire kracht enorm uitgebreid. Rusland verjoeg als het ware de laatste Tsaar, overleefde een bolsjewistische revolutie en trok zich terug uit de oorlog, waarbij de ideologische tegenstellingen in Europa een scherpere rand kregen. Aan de geografisch andere kant van de wereld beleefde China haar eigen Mutterkatastrophe. In 1911 kwam een einde aan het Chinese Keizerrijk, een caesuur in de Chinese geschiedenis die vergelijkbaar is met de caesuur die de Franse Revolutie voor Frankrijk betekende. Japan had haar macht in de regio uitgebreid aan het begin van de eeuw en had ook in China zeggenschap. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog worstelde China met de te voeren oorlogspolitiek. Terwijl in de negentiende eeuw het imperialisme van Europese grootmachten in Zuid- en Zuidoost-Azië alsmede in Afrika al zijn beslag had gehad, leek aan het begin van de eeuw the Scramble for China de avontuurlijke, ondernemende en in sommige gevallen machtsbeluste geest in Europa opnieuw te voeden. Zou Nederland in deze laatste scramble een rol van betekenis willen spelen? Mocht het zover komen dat China verdeeld zou worden onder de Europese koloniale machten, welke rol zou Nederland dan spelen? Het had immers grote belangen in Zuidoost-Azië door het bezit van haar kolonie Nederlands-Indië dat aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw steeds verder onder koloniaal bestuur was gebracht. Daarnaast was er door de eeuwen heen een steeds uitgebreider handelsnet in deze regio ontstaan waarbij Nederland als handelsnatie sterk van de toegenomen handel profiteerde.

4 Zoals in: R.E. van Ditzhuyzen, ‘Jhr. Mr. Frans van Blokland, Vice-president van de Raad van State 1933-1956’ in Raad van State 450 jaar (Den Haag, Staatsuitgeverij: 1981) 297. 5 Duco Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, De Nederlandse rol in de wereldpolitiek (Utrecht, Spectrum: derde druk 2006) 56.

5 Nederland had bijvoorbeeld op eigen initiatief de handelsrelaties met China en Japan in de negentiende eeuw versterkt. Of Nederland een stukje van de Chinese taart wilde hebben en of de Nederlandse gezant daarbij een rol speelde, lijkt een voor de hand liggende vraag te zijn? Misschien wel, als men de door de gezant geschreven tekst achter op onderstaande kaart van 14 juli 1911 leest. 6 Kaart en foto van Frans Beelaerts van Blokland (tweede van rechts) in het gezelschap van de Russische diplomaat.

... . Met mijn Russische collega ben ik in zo ernstig gesprek, dat u zult denken, dat wij bezig zijn over de verdeling van China. Als ik mijn gesprek goed herinner liep het echter over een zaak van veel groter belang n.l. over de vraag of wij dien dag voor het avondfeest een zwarten rok dan wel, zoals hier veelal gebruikelijk is, een witte smoking zouden aandoen.7

De op de kaart afgebeelde gemoedelijke en vriendschappelijk verhouding tussen Europese gezanten geeft een beeld van een ontspannen sfeer in de diplomatenwijk in Peking. De opmerkelijke aantekening van Beelaarts van Blokland bevestigt dit: hij schetst een beeld van sympathie voor de Europese mogendheid Rusland. Anderzijds suggereert hij dat Aziatisch China zwak, zo niet minderwaardig was. Dit in die tijd heersende wereldbeeld waarover de Britse historicus Mazower treffend schrijft dat het Westen de niet-Westerse landen als barbaric states beschouwde: deze landen zouden bij gebrek aan beschaving, cultuur en ontwikkeling op een lagere sociaal-darwinistische trede staan dan de Westerse mogendheden.8 Overigens keek China met dezelfde ogen naar de Westerse landen. Mocht de taart gesneden worden, dan leek Duitsland wel het mes in handen te hebben. De Duitse bemoeienissen in Oost-Azië namen toe en zouden er uiteindelijk toe bijdragen dat de regio betrokken raakte bij de Eerste Wereldoorlog.

6 Kaart aan zijn oom, 14 juli 1911. Uit: Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 475 Beelaerts van Blokland, nummer toegang 2.21.253, inventarisnummer 75. 7 Tekst door Beelaerts van Blokland geschreven op de achterkant van deze kaart. Uit: Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 475 Beelaerts van Blokland, nummer toegang 2.21.253, inventarisnummer 75. 8 Mark Mazower, Governing the World, The History of an Idea (London, Penguin Press: 2012) 112- 120.

6 Het hierboven beschreven kader is de basis voor deze scriptie. De hierin beschreven gebeurtenissen vinden binnen dit breed gedefinieerde kader plaats. Uiteindelijk zal dit kader de basis zijn waarbinnen ik de rol van de gezant ga bekijken en hoe hij omging met de door hem uit te dragen Nederlandse neutraliteit, een onderwerp waarop ik in het onderstaande nader inga.

Geschiedschrijving over de Eerste Wereldoorlog: terug van weggeweest Deze scriptie richt zich op de rol van de Nederlandse Gezant in Peking tijdens de Eerste Wereldoorlog, onder andere omdat dit, gekeken naar de publicaties en de daaruit voortkomende discussies over de Eerste Wereldoorlog, over neutraliteit, en over de buitenlandse betrekkingen van Nederland in die periode, nog weinig aandacht gekregen heeft in Nederlandse en nog minder in de internationale wetenschappelijke literatuur. Het betreft weliswaar een klein duister steegje van de grote gebeurtenissen eerder geschetst, maar dit steegje kan meer reliëf geven aan de narratief over de Eerste Wereldoorlog, in het bijzonder met betrekking tot de Nederlandse neutraliteit. Dat er zo weinig bekend en geschreven is over het Nederlandse gezantschap in Peking in de onderhavige periode is niet verbazingwekkend. Het weerspiegelt de geringe aandacht van historici voor de bestudering van Nederland in de Eerste Wereldoorlog. Die aandacht was er nog wel gedurende die oorlog en in het erop volgende Interbellum. In Nederlandse historici en de Eerste Wereldoorlog uit 2007 geeft Piet Blaas een helder overzicht van werken van historici en van ‘Hoogere Journalistiek’ die toen over de Eerste Wereldoorlog gingen. Er had zich wat dit betreft zelfs een soort onderzoekstraditie gevormd.9 Deze eerste Nederlandse weerslag van de oorlog leek zich vooral bezig te houden met de oorzaken van de oorlog en het verloop ervan. Enige interesse voor gebeurtenissen buiten Europa was nog nauwelijks zichtbaar. Hoe dan ook: vergeleken met het aantal publicaties over de Eerste Wereldoorlog in de oorlogvoerende landen valt het aantal publicaties over Nederland in die oorlog in het niet. Volgens Kraaijestein en Schulten zorgde de Tweede Wereldoorlog er vervolgens voor dat de belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog verder naar de achtergrond verdrongen werd.10 Nederland was tijdens de Tweede Wereldoorlog een deelnemer omdat het bezet was, er oorlogshandelingen plaatsvonden en er verzet gepleegd werd, onderwerpen die veel historici beziggehouden hebben. Ondanks de verstikkende uitwerking van de Tweede Wereldoorlog op de geschiedschrijving van de Eerste Wereldoorlog, werd er

9 Piet Blaas, “Nederlandse historici en de Eerste Wereldoorlog.” In: Martin Kraaijestein en Paul Schulten (red.) Wankel Evenwicht, Neutraal Nederland en de Eerste Wereldoorlog (Soesterberg, Aspekt: 2007) 19. 10 Martin Kraaijestein en Paul Schulten (red.) Wankel Evenwicht, Neutraal Nederland en de Eerste Wereldoorlog (Soesterberg, Aspekt: 2007) 19.

7 echter ook na de Tweede Wereldoorlog gepubliceerd over de Eerste Wereldoorlog, zei het op kleine schaal. Zo klein zelfs dat Piet Blaas opmerkt dat de historicus C. Smit, met zijn driedelige werk Nederland in de Eerste Wereldoorlog (1899-1919) in zijn belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog in de decennia na 1945 alleen stond. Smit besteedde ook aandacht aan de verhouding van Nederland met andere neutrale staten, maar beperkte zich daarbij tot de Europese landen en de Verenigde Staten. Relaties met landen buiten Europa, o.a. met China, behandelde hij niet. Door velen is zijn werk overigens bekritiseert als ouderwetse diplomatieke geschiedenis. In 1997, twintig jaar na Smit’s werk kwam het boek The Great War die aan ons voorbij ging. De blinde vlek in het historische bewustzijn van Nederland uit.11 Uit deze titel komt duidelijk naar voren, dat Brands de tijd vond aangebroken om met deze blinde vlek af te rekenen. Sindsdien is daar werk van gemaakt. Sedert 2002 zijn er 34 delen verschenen van De Grote Oorlog - kroniek 1914-1918. Hierin zijn inmiddels 270 essays onder redactie van Hans Andriessen over de Eerste Wereldoorlog opgenomen. Belangrijke literatuur op dit gebied is daarnaast De sterke Arm De zachte hand, Het Nederlandse leger & de neutraliteitspolitiek 12; Wankel Evenwicht: neutraal Nederland en de Eerste Wereldoorlog onder redactie van Kraaijestein en Schulten; Nederland Neutraal: De Eerste Wereldoorlog 1914-1918 13; Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 14; Oorlogsenthousiasme 15 en Het dramatische jaar 1917 16.

Uit de jaren van publicatie van de bovengenoemde werken blijkt onmiskenbaar dat de voornaamste aanzet voor de hernieuwde belangstelling van historici voor de Eerste Wereldoorlog het feit is dat de oorlog honderd jaar geleden uitbrak. Dit wordt ook onderkend door de wetenschapshistoricus Friso Hoeneveld en sociaal-wetenschappers Ingrid Kloosterman en Ruud Abma:

The centennial has revived attention for the First World War. Because of the Netherlands’ neutral position, the influence of the horrendous war in this nation has long been qualified as marginal. In the last two decades, this perspective has gradually changed and several studies were published on developments in the

11 M.C. Brands, “The Great War die aan ons voorbij ging. De blinde vlek in het historische bewustzijn van Nederland”. In: M. Berman en J.C.H. Blom (red.), Het belang van de Tweede Wereldoorlog (Den Haag, 1997) 9-20. 12 Paul Moeyes, De sterke arm de zachte hand, Het Nederlandse leger & de neutraliteitspolitiek 1839- 1939 (Amsterdam, de Arbeiderspers: 2006). 13 Wim Klinkert, Samuël Kruizinga, Paul Moeyes, Nederland Neutraal, De Eerste Wereldoorlog 1914- 1918 (Amsterdam, Boom: 2014). 14 Paul Moeyes, Buiten Schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 (Amsterdam, de Arbeiderspers: maart 2014). 15 Ewoud Kieft, Oorlogsenthousiasme, Europa 1900-1918 (Amsterdam, De Bezige Bij: 2014). 16 Henk van der Linden, Perry Pierik (red.), Het dramatische jaar 1917, Crisis, Muiterij en Revolutie (Soesterberg, Aspekt: 2017).

8 Netherlands in 1914–1918. In these studies the Great War has either been understood as a watershed moment in Dutch history or, adversely, as a continuation of previous times. 17

De toegenomen belangstelling vindt men ook in het buitenland. Een voorbeeld daarvan is het recent verschenen bejubelde boek March 1917, On the Brink of War and Revolution. 18 Een aspect dat grote invloed heeft op de geschiedschrijving is de tijd waarin een historisch werk geschreven wordt. Hoe groter het tijdsverschil tussen de gebeurtenis en de beschrijving ervan, hoe ingewikkelder het is de puzzel te reconstrueren. De afstand in tijd geeft mogelijkheid tot een nieuw perspectief, omdat historici vandaag andere vragen stellen aan het verleden dan collega’s uit eerdere perioden. Pas in de jaren zestig van de twintigste eeuw bijvoorbeeld, vindt er met name in Duitsland een groot debat plaats over de óórzaken van de Eerste Wereldoorlog. Eerder werd er niet op een vergelijkbare grondige manier gezocht naar antwoorden op die vraag. De these uit Griff nach der Weltmacht: Die Kriegzielpolitik des kaiserlichen Deutschland 1914–1918, waarin de Duitse historicus Fritz Fischer scherpe uitspraken doet over de oorzaken van de oorlog, is daar een beroemd voorbeeld van. Behalve nieuwe vragen die gesteld worden, is er momenteel ook sprake van een nieuwe benadering in de studie van de Eerste Wereldoorlog. De inspiratie daarvoor komt van het artikel International History, the Cultural Turn and the Diplomatic Twitch, van David Reynolds.19 In zijn benadering is het perspectief verschoven van een hoofdzakelijk politiek- economische, met uiteraard in dit geval oog voor militaire ontwikkelingen, naar een meer culturele benadering. Het gebruik van voorheen zelden geraadpleegde bronnen zoals dagboeken, persoonlijke notities, romans en andere culturele uitingen – maken dit mogelijk. De Cultural Turn heeft het onderzoeksgebied dus verbreed en dat heeft geleid tot nieuwe inzichten.

Relevantie Van de landen die neutraal bleven tijdens de Eerste Wereldoorlog neemt Nederland een bijzondere positie in, omdat het in het bezit was van een uitgestrekt koloniaal rijk. Nederland was daardoor niet alleen verantwoordelijk voor de neutraliteit van het eigen land, maar ook voor die van de koloniën, Nederlands-Indië, Suriname en de Antillen (Curaçao en Benedenwindse en Bovenwindse Eilanden). Vooral Nederlands-Indië is in het verband van deze scriptie belangrijk. Naast de handel vanuit de kolonie met het moederland, ontwikkelde

17 F. Hoeneveld, Kloosterman, I. & Abma, R., “The First World War and Dutch Scientific Culture.” Studium. 7(3), 2014, pp.117–123. 18 Will Englund, March 1917 on the Brink of War and Revolution (New York, Ww Norton & Co: 2017). 19 David Reynolds, International History, the Cultural Turn and the Diplomatic Twitch, Cultural and Social History, 3:1 (2006).

9 zich aan het einde van de negentiende eeuw, in Oost-Azië ook een levendige handel tussen Nederlands-Indië, China en Japan. Vanuit de kolonie was er een actieve koeliewerving, vanuit China om de economie in Nederlands-Indië nieuwe impulsen te geven. Deze zogenoemde koelies waren Chinese contractarbeiders die door Nederland geworven werden om te gaan werken in Nederlands-Indië, maar ook in andere koloniën van Nederland zoals Suriname. De Nederlandse historicus, Kees van Dijk, heeft hier een uitvoerig boek over geschreven in 2007, The Netherlands Indies and the Great War, wat misschien het eerste grote werk over de oorlog is dat niet over het thuisland gaat maar over een van de koloniën.20 Dit onderzoek richt zich evenwel niet specifiek op de geschiedenis van de koloniën en de handhaving van de neutraliteit van de koloniën. Maar het is er ook niet geheel los van te zien. Nederlands-Indië en China waren immers sterk aan elkaar verbonden door toegenomen handel tussen de landen. Een klein interessant onderzoek uit 1965 van Philippus Meesse Bosscher naar de gezantschapswacht in Peking, geeft een eerste vermeldenswaardig helder inzicht over het reilen en zeilen van deze wacht, maar ook over het gezantschap en China.21 Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat het gezantschap in Peking vaak wachten betrok uit Nederlands-Indië. Tegelijkertijd biedt hij een overzicht van de gebeurtenissen binnen dit gezantschap tussen 1900 en 1923. Een groot deel van dit schrijven richt zich op de Eerste Wereldoorlog. Helaas heeft het boekje van Bosscher geen andere historici geïnspireerd om deze gebeurtenissen beter te bekijken, of meer naar de regio te kijken, totdat in 2014 het Nationaal Archief een tentoonstelling hield genaamd, Het Geheugenpaleis - met je hoofd in de archieven. Ter gelegenheid van deze tentoonstelling verscheen het boekje, Peking, Oorlog in de diplomatenwijk, getekend door van Fred de Heij, vorm gegeven door, Ger van Wulften en geschreven door, Peter Mennen.22 Dit stripverhaal is onder andere gebaseerd op collecties uit het Nationaal Archief zoals die van de Familie Beelaerts van Blokland en het archief van het Nederlands Gezantschap in China. Voor dit onderzoek ben ik op zoek gegaan naar de brede context, waarin gebeurtenissen plaatsvinden, om tenslotte in te zoemen op een lokale context, met het doel tot duidelijke bevindingen te komen en conclusies te kunnen trekken. Er is gekozen de onvoorspelbaarheid en complexiteit van gebeurtenissen en personen zo verdienstelijk mogelijk in beeld te brengen. Daarbij worden bepaalde thema’s binnen het gekozen onderwerp gezien als elementaire bouwstenen voor een beter begrip van het concept van neutraliteit tijdens de oorlog en de rol die Frans Beelaerts van Blokland daarbij in Peking

20 Kees van Dijk, The Netherlands Indies and the Great War (Leiden, KITLV Press: 2007). 21 Philippus Meesse Bosscher, De Gezantschapswacht te Peking, Marineblad no. 8 (juli 1965) 1145- 1198. 22 Fred de Heij, Peter Mennen, Ger van Wulften, Peking, Oorlog in de diplomatenwijk (Amsterdam, Xtra: 2014).

10 speelde. Deze thema’s gaan over personen zoals Frans Beelaerts van Blokland, maar ook over concepten als neutraliteit en imperialisme. Veel is al in kaart gebracht en het aantal publicaties neigt alleen maar toe te nemen. Over de neutraliteit van Nederland zijn enige aanzienlijke studies geschreven en daaraan zal deze scriptie maar een klein deel toevoegen. Een minder belicht onderdeel van de neutraliteit van Nederland tijdens de oorlog is de meer praktische uitwerking daarvan buiten de landsgrenzen. Hoe gingen Nederlandse gezanten in andere landen om met deze neutraliteit. Reynolds benadrukt in de Cultural Turn het belang van het bestuderen van belangrijke publieke personen in hun ambacht die hun afwegingen en interpretaties maken binnen een kader van overkoepelende uitgangspunten. Die uitgangspunten komen voort uit de politieke arena van die tijd. Ook benadrukt hij de complexiteit van de politieke en bureaucratische cultuur van de internationale betrekkingen.23 Binnen deze complexiteit speelt soms het hardnekkige idee van doelgericht menselijk handelen en eenduidige causaliteiten een ondermijnende rol. Geen van beide mogen de leidraad zijn in het bestuderen van de internationale betrekkingen. Er is niet een leidende methode of theorie om de internationale betrekkingen in beeld te brengen. Op die manier doet mijn benadering van dit onderwerp ook recht aan het idee van Emily Rosenberg; ‘international history is ‘not a methodological prescription’ but ‘a vast empty plain with undetermined borders’.24 Deze scriptie positioneert de persoon van Beelaerts van Blokland in Reynolds kader en heeft tot doel zijn handelen binnen de complexe situatie van zijn tijd te verklaren.

Compositie Het eerste hoofdstuk zoomt in op Frans Beelaerts van Blokland en het begin van zijn functie als gezant in Peking. Binnen dit hoofdstuk is aandacht voor de relaties tussen China en Nederland in de jaren voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog. Daarna volgt een korte kennismaking met China waarbij bepaalde hoofdthema’s als neutraliteit, imperialisme, kolonialisme en de Eerste Wereldoorlog belicht worden. Ook zal in dit hoofdstuk aandacht besteed worden aan de consulaire vertegenwoordiging in China. Hoe was deze diplomatieke vertegenwoordiging ontstaan en wat was haar functie? Ik besluit dit deel met de aanvang van de Eerste Wereldoorlog en de verandering die het teweeg bracht in China en in het gezantschap. In een volgende hoofdstuk, kijk ik weer naar de Nederland om een helder beeld te scheppen van de Nederlandse neutraliteit en de ontwikkeling van het buitenlands beleid

23 David Reynolds, International History, the Cultural Turn and the Diplomatic Twitch, Cultural and Social History, 3:1 (2006) 90. 24 Emily S. Rosenberg, “Walking the Borders”, in Hogan and Paterson, Explaining the History (1991), pp. 24–25.

11 voorafgaand aan en tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hoe neutraal was Nederland eigenlijk? En hoe probeerde Nederland die neutraliteit te handhaven? Meer specifiek richt ik me op een specifiek onderdeel hiervan; het handhaven en uitdragen van die neutraliteit in China. In het derde hoofdstuk kijk ik naar China met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog. Welke binnenlandse ontwikkelingen droegen bij aan de oorlogspolitiek die China zou voeren. En wat was die politiek dan? In deze periode blijft China blijft China neutraal, maar doen er zich verschillende gebeurtenissen voor die voor de rol van Beelaerts van Blokland een grote betekenis hebben. Die misschien ook wel zijn neutraliteit en het uitdragen van die neutraliteit in gevaar konden brengen. In het vierde hoofdstuk onderzoek ik wat het einde van de neutraliteit van China betekende voor de rol van de gezant. Wat veranderde er daadwerkelijk voor Frans Beelaerts van Blokland? Hoe gaat de gezant om met zijn nieuwe taak, wanneer hij de opdracht krijgt de belangen voor Duitsland te behartigen? Zijn handelen wordt vervolgens zo goed mogelijk in beeld gebracht door te kijken naar de brieven die de gezant schreef over en tijdens deze gebeurtenissen aan de minister van Buitenlandse Zaken John Loudon en vanaf september 1918 aan zijn opvolger Herman van Karnebeek. Tenslotte pas ik het handelen van Frans Beelaerts van Blokland in kader van het neutraliteitsbeleid van Nederland. In de conclusie probeer ik tot een evenwichtig beeld te komen waarin hoofdzaken duidelijk belicht kunnen worden en zich onderscheiden van de bijzaken. Hoe verhield zich de taak van de gezant om de belangen te behartigen van Duitsland ten opzichte van de neutraliteitspolitiek van Nederland? Werd de gezant aangestuurd vanuit Den Haag of moest hij zelf het beleid bepalen en zien hoe hij zijn taken vervulde? Door op deze manier het onderwerp te benaderen probeer ik bestaande generaliserende ideeën over de neutraliteit te onderwerpen aan een specifiek onderzoek en deze te toetsen op hun waarde. Of zoals de Amerikaanse historicus John Lewis Gaddis het omschrijft in The Landscape of History in het hoofdstuk over Structure and Process probeer ik structuren te verklaren door naar de processen te kijken die ze gevormd hebben.25

Literatuur en bronnen In het bovenstaande heb ik al aangegeven dat er de laatste jaren meer aandacht is gekomen voor de Eerste Wereldoorlog en dat het onderwerp zich verbreed en verdiept heeft door talloze publicaties over militaire manoeuvres, de koloniën en de oorlog, neutraliteit en het koningshuis ten tijde van de oorlog. Opvallend aan al de hierboven genoemde werken is dat ze geen aandacht besteden aan de rol van ambassades en consulaten in het uitdragen

25 John Lewis Gaddis, The Landscape of History, How Historians Map the Past (New York, 2002) 36- 52.

12 van de neutrale oorlogspolitiek. China en haar rol in de oorlog komen in geen van deze werken voor. Dat hiervoor weinig aandacht is in de historiografie van de Eerste Wereldoorlog werd onlangs nog eens bevestigd tijdens een najaarscongres van het KNHG op 20 november 2015, gewijd aan het thema Neutrals at war 1914-1918. De bestaande literatuur levert dus weinig inzicht in het onderwerp van deze scriptie. Publicaties die het uitdragen van de Nederlandse neutraliteit tijdens de Eerste Wereldoorlog en de belangenbehartiging door Nederland in andere landen ‘tussen de regels’ door behandelen, zijn voor de onderhavige studie nog het meest relevant gebleken. Dit onderzoek richt zich specifiek op deze Nederlandse vertegenwoordiging in Peking tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarbij de neutraliteit van de Nederlandse politiek als uitgangspunt gezien wordt. Het spreekt dus voor zich dat de correspondentie die Frans Beelaerts van Blokland als gezant in Peking voerde met de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken en het persoonlijk archief van de familie Beelaerts van Blokland een uiterst belangrijke bron voor deze studie vormt. Hoe werd die neutraliteit in andere landen op de consulaten uitgedragen en dan met name in Peking? Want, misschien tegen de verwachting in, was het niet eens zo gemakkelijk om die neutraliteit ook in Peking te handhaven. Het voorbeeld van Frans Beelaerts van Blokland zal dit aantonen. De eerder genoemde Cultural Turn, wordt ten dele gemaakt, doordat deze scriptie prenten, foto’s en soms documenten en krantenartikelen als bronnen gebruikt om een beeld op te roepen hoe het er vroeger uitzag en hoe men correspondeerde met elkaar. Veelvuldig zal er gebruik gemaakt worden van het Aan de andere kant ligt de nadruk sterk op de diplomatieke geschiedenis. De bronnen die gebruikt worden zijn de Collectie Beelaerts van Blokland en Het Nederlands Gezantschap in China, beide te vinden in het Nationaal Archief. Het laatstgenoemde archief is opgedeeld in een deel over: Stukken betreffende politieke zaken gemeld door het gezantschap te Peking aan het departement te ’s-Gravenhage en de regering te Batavia, en een deel over: Waarneming Duitse belangen. Frans Beelaerts van Blokland heeft het eerstgenoemde archief grotendeels zelf samengesteld, maar heeft zijn persoonlijke memoires van zijn periode in China niet toegevoegd. Er zijn wel enkele restanten te vinden over deze periode in dit archief, maar een belangrijk deel daarvan ontbreekt. Het aantal buitenlandse, meer specifiek voor dit geval relevante Chinese bronnen, over dit onderwerp zijn beperkt en bronnen in China zelf zijn niet toegankelijk, in ieder geval vanwege de beperkte beheersing van het Chinees.

13

1

Frans Beelaerts van Blokland in Peking en het begin van de Eerste

Wereldoorlog in China

26

In het voorjaar van 1909 vertrekt de in het bovenstaande artikel geprezen commies-griffier der Kamer, de secretaris van de Kamervoorzitter, Jonkheer Frans Beelaerts van Blokland, naar China. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken R. de Marees van Swinderen had hem tijdens een onderhoud met de Koningin op 17 februari voorgedragen als Minister- Resident in China met de persoonlijke titel van Buitengewoon Gezant en gevolmachtigd Minister.27 Beelaerts van Blokland was hierover al in kennis gesteld door zijn Leidse jaarclubgenoot mr. J.P. graaf van Limburg Stirum, die als chef van het kabinet van de minister van Buitenlandse Zaken, hiervan goed op de hoogte was.28 De in de inleiding vermelde bekendheid heeft hij overigens niet aan zijn ambtsperiode in China te danken. Frans Beelaerts van Blokland zou pas na de

26 Krantenartikel van woensdag 17 maart over de benoeming van Frans Beelaerts van Blokland tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Peking. Uit: Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 475 Beelaerts van Blokland, nummer toegang 2.21.253, inventarisnummer 75. 27 Zie: http://resources.huygens.knaw.nl/bwn/BWN/lemmata/bwn1/beelaerts 28 Alexander W. Beelaerts van Blokland, Jhr.mr. Frans Beelaerts van Blokland (1872-1956): markante Hagenaar, minister en vice-president van de Raad van State (Den Haag, 2006) 10.

14 Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol in de Nederlandse politiek spelen. Van 1927 tot 1933 was hij minister van Buitenlandse Zaken tijdens het kabinet De Geer-I en daarna werd hij vicepresident van de Raad van State en was voorzitter van de Buitengewone Raad tot Advies te Londen tijdens de Tweede Wereldoorlog én vertrouweling van Koningin Juliana. Een zeer succesvolle politieke loopbaan. Van zijn reis naar China is weinig bekend behalve dat hij een kaartje stuurde uit Moskou en hij gebruik maakte van de Siberische spoorlijn. Daarnaast moest hij opschieten omdat hij op tijd moest zijn voor de begrafenis van keizerin-weduwe Cixi en van keizer Gwangxu, die onverwacht waren overleden eind 1908.29 Zijn archief vermeldt dat hij voor de kosten van de reis een bedrag van “drie duizend vierhonderd twaalf gulden, vijftig cents” kreeg als onkostenvergoeding.30 Op tijd zou hij komen, maar erg goed voorbereid leek hij niet te zijn. Hij sprak geen Chinees, had geen ervaring met de internationale politiek – ten hoogste kennis van die politiek door zijn werk als griffier – en hij wist niet op welke ondersteuning hij kon rekenen vanuit Nederland.31 Wat was zijn taak eigenlijk als gezant? Hoe ging de diplomatie in z’n werk in het Gezantschap te Peking? Hoe was deze diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland in China tot stand gekomen en waar hield de gezant zich mee bezig? Wat kenmerkte de betrekkingen tussen Nederland en China?

Het Gezantschap te Peking De 37-jarige diplomaat begint aan zijn eerste consulaire betrekking als generaal-resident van het gezantschap in China, een functie die meer autonomie toeliet dan die van andere consulaire vertegenwoordigers. Vanaf 1 maart aanvaardde hij deze post als opvolger van Willem Jacob Oudendijk. Eenmaal in Peking aangekomen vestigde hij zich in de gezantschaps- of diplomatenwijk vlak naast de verboden stad waar kortgeleden de driejarige Keizer Puyi aan de macht was gekomen. De diplomatenwijk was in het midden van negentiende eeuw ontstaan en kreeg in het jaar na de Bokseropstand van 1900 de status van een ‘diplomatenstaat’ onder leiding van een diplomatieke raad.32 De wijk leek op een klein Europees dorp met vele westerse’ voorzieningen zoals een casino, een hotel, een bank, een club, een kerk en een eigen stroomvoorziening. De winkels boden voornamelijk westerse producten aan.

29 R.E. van Ditzhuyzen, ‘Jhr. Mr. Frans van Blokland, Vice-president van de Raad van State 1933- 1956’ in Raad van State 450 jaar (Den Haag, Staatsuitgeverij: 1981) 297. 30 In een brief van 13 maart 1909 van de minister van Buitenlandse Zaken R. de Marees van Swinderen, namens Koningin Wilhelmina. In: Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 475 Beelaerts van Blokland, nummer toegang 2.21.253, inventarisnummer 136, Afschrift No. 36. 31 Alexander W. Beelaerts van Blokland, Jhr.mr. Frans Beelaerts van Blokland (1872-1956): markante Hagenaar, minister en vice-president van de Raad van State (Den Haag, 2006) 11. 32 Fred de Heij, Peter Mennen, Ger van Wulften, Peking, Oorlog in de diplomatenwijk (Amsterdam, 2014) 11.

15 Het Nederlands gezantschap in Peking met diplomatieke vertegenwoordiging bestond nog maar korte tijd. Voor 1904 had de gezant nog consulaire verantwoordelijkheid en waren er verschillende consulaire posten in China die zich vooral met handel en koeliewerving bezighielden.33 De mogelijkheid tot vestiging van een gezant, gevolmachtigde of diplomatiek agent der Nederlanden te Peking werd in 1863 geopend door het verdrag van Tientsin. De Kroon maakte daarvan pas bijna tien jaar later gebruik door in 1872 J.H. Ferguson, gewezen Gouverneur der Nederlandse Bezittingen ter Kuste van Guinea (de Goudkust) te benoemen tot diplomatiek agent en consul-generaal der Nederlanden in China. Ferguson, die in 1873 te Shanghai aankwam, verkreeg in 1876 de persoonlijke titel van minister-resident, die ook nog door zijn opvolger F.M. Knobel werd gevoerd. Eerst diens opvolgers voerden de titel van gezant.34 De vormgeving van de consulaire en diplomatieke vertegenwoordigingen stond aan het einde van de negentiende eeuw sterk in de aandacht, waarschijnlijk omdat door het Europese expansionisme meer behoefte was ontstaan aan diplomatieke vertegenwoordiging. In China waren in die tijd verschillende Nederlandse consulaten die waakten over handel met Nederlands-Indië en Nederland. Om een hiërarchie te creëren tussen verschillende consuls deed de politicus Willem Hendrik de Beaufort daarvoor in 1903 het volgende voorstel waardoor de diplomatieke vertegenwoordiging ook voor Peking zou gaan gelden.

De Nederlandsche Commissie [...] wenscht dat de diplomatieke vertegenwoordiging beperkt blijve tot de Europeesche landen met uitzondering van de Vereenigde Staten van Amerika en Japan. Ik zoude dien wensch niet gaarne ondersteunen, integendeel het komt mij voor dat het zeer gewenscht zoude zijn om met name de posten te Peking, Bangkok en Teheran tot diplomatieke posten te maken. In die Oostersche landen hechten de regeeringen groote waarde aan den diplomatieken titel en wordt er tusschen diplomaat en Consul een groot onderscheid gemaakt. Ontegenzeggelijk heeft een diplomaat aldaar grooteren invloed dan een Consul, en voor onze vertegenwoordigers is het niet aangenaam, ook met het oog op ons koloniaal bezit in Azië, om in Aziatische landen achter te staan bij vertegenwoordigers van landen die geen koloniën bezitten.35

De generaal-resident in Peking kreeg daardoor in de jaren daarna een diplomatieke status in Peking met meer aanzien dan de consulaire vertegenwoordiging in Shanghai, Hongkong, Swatow en Kanton. Hiermee volgde Nederland de door Groot Brittannië en Duitsland ingeslagen weg, waarbij de gezantschappen meer verantwoordelijkheid kregen en een grotere autonomie.36 Hoewel het niet duidelijk naar voren komt uit de correspondentie die

33 Leonard Blussé en Floris-Jan van Luyn, China en de Nederlanders, Geschiedenis van de Nederlands-Chinese betrekkingen 1600-2008 (Zutphen, Walburg Pers: 2008) 163. 34 Ph.M.Bosscher, “De gezantschapswacht te Peking”, Marineblad no.8 (1965)1146. 35 W.H. de Beaufort, “Het Consulaatwezen”, De Economist 53: 5.(1904) 17. 36 De Beaufort, “Het Consulaatwezen”, 1-6.

16 Beelaerts van Blokland voerde met de minister van Buitenlandse zaken over de specifieke verantwoordelijkheid van de gezant, onderhield hij contacten met Nederlanders in China, zoals bijvoorbeeld met Nederlandse missionarissen aldaar.

Missionarissenwerk en de Duitse Concessie Tsingtao Later dat jaar, in september, zou Beelaerts van Blokland de Nederlandse missionarissen bezoeken in Yung Ping-Fu, waar de congregatie van de Missie van Scheut haar hoofdkwartier had. Hieronder is dat bezoek op de foto vastgelegd.

37 Frans Beelaerts van Blokland (derde van links) met de paters van de Missie van Scheut

Een korte uitweiding over de Missie van Scheut is op zijn plaats omdat dit meer duidelijkheid geeft over de spanningen die leefde in China, met name veroorzaakt door de aanwezigheid van de Europese machten en een opmaat zijn voor het begin van de Eerste Wereldoorlog in China. Het missiewerk had aan het einde van de negentiende eeuw een vlucht genomen in China. Nederlandse priesters volgden hun roeping of zochten het avontuur in het onbekende China. De Nederlandse historicus Harry Knipschild heeft geschreven over de Roermondse Hubert Kallen en de Nijmeegse Ferdinand Hamer, twee missionarissen in Oost-Mongolië, in het noordelijk deel van China.38 Hubert Kallen was in

37 Foto met daarop Beelaerts van Blokland met de Missie van Scheut. Uit: NL-HaNA, BuZa / Collectie 475 Beelaerts van Blokland, nummer toegang 2.21.253, inventarisnummer 75, Correspondentie gewisseld tussen Frans Beelaerts van Blokland en Jhr graaf van Limburg Stirum. 38 Op 1 september 1899 schreef Kallen, 28 jaar, een verslag van zijn activiteiten als missionaris naar de redactie van het tijdschrift Missiën in China en Congo, dat werd uitgegeven door de congregatie van het Onbevlekte Hart van Maria. Het missiegenootschap, dat vanaf 1865 in China actief was, werd meestal kortweg met ‘Scheut’ betiteld. Uit: Hubert Kallen in China, 1897-1902 , een Limburgse missionaris doet verslag van zijn belevenissen van Harry Knipschild (in 2016 op internet geplaatst door de auteur, zie; http://harryknipschild.nl/harryknipschild.nl/hubert-kallen/97-hubert-kallen/391-1- proloog)

17 het midden van 1897 vanuit Brussel met zes andere missionarissen op weg naar China. Vanuit Marseille vertrokken zij per boot naar Nederlands Indië, Shanghai en varende langs Qingdao naar Tianjin, een kustplaats vlakbij Peking. Van daaruit reisden zij over land met de trein naar het noorden.

In België reden de treinen [in 1897] op tijd, in China niet. “Op Chinese wijze vertrok de trein een half uur te laat. Op Chinese wijze ging hij ook maar langzaam vooruit. Onderweg was niets te zien dan een treurige effen vlakte met vuile graven. Op menige plaatsen konden wij zelfs de geraamtes in de verrotte en half-verbrokkelde kisten zien liggen.39

Kallen vermeldde verder dat hij vanuit de Europese trein de vele Europese fabrieken zag. In Tsoung-heou-sono hield het spoor op en konden ze niet meer verder met de trein. “Nu ging het [nieuwe] leventje beginnen. Europa werd aan de kant geschoven. Het Chinees spelletje begon”.40 Hij was niet erg onder de indruk van de inwoners van het land waar hij nu te gast was. “Een Chinees, een vieze kwast, greep een wit benen kammetje dat aan zijn borst hing. Een uur lang streek hij een soort schaduw-snor op. Voor meer dan 25 korte haartjes stond ik niet in”, liet Hubert zijn familie weten.” 41 Deze beschrijvingen geven een impressie hoe een Nederlander en missionaris China in die tijd ervoer, beleefde en beoordeelde. Belangrijker nog is dat Hubert in zijn verslag ook melding maakt van de moord op de twee Duitse missionarissen. Begin januari 1898 besefte Hubert dat de Europeanen zich niet alles konden permitteren in China. Aan zijn familie schreef hij:

U hebt zeker in de dagbladen vernomen wat de Duitsers gedaan hebben om de moord op die twee missionarissen uit Steyl te wreken. Wij weten er niet veel van. De Europeanen moeten vast en zeker de missionarissen tegen de Chinezen verdedigen en ook zulke euveldaden door de Chinese regering doen straffen”. Maar het vervolg op de moordpartij maakte de jonge missionaris argwanend. “De Duitsers hoeven toch geen Chinese provincie in te palmen. 42

Dat de Europeanen zich niet alles konden permitteren zou binnen afzienbare tijd duidelijk worden. Spanningen tussen Chinezen en de zich opdringende Europeanen leken in die jaren steeds verder toe te nemen.

39 Harry Knipschild, Hubert Kallen in China, 1897-1902, een Limburgse missionaris doet verslag van zijn belevenissen (2014) zie hoofdstuk 6. 40 Knipschild, Hubert Kallen in China, zie hoofdstuk 6. 41 Ibid. 42 Knipschild, Hubert Kallen in China, zie hoofdstuk 10.

18

43 Foto van de twee Duitse missionarissen Richard Henle en Francis Nies, die om het leven gebracht werden in China in 1897.

44 De regio Shangdong / Tsingtao

De aanslag op de Duitse missionarissen bleef niet zonder gevolgen. In Tianjin hoorde Kallen meer over de consequenties van de moord op de twee paters van Steyl in Shandong op 1 november 1897:

De vermoording van twee Duitse missionarissen is het uitgangspunt geweest van allerlei daden en feiten. De Europese mogendheden zijn weer goed bezig het arme China de veren uit te plukken. Ik zeg niet dat China niet verdiend heeft een flinke aframmeling te ontvangen, maar nu gaat het er toch wat wreed aan toe. De Europeanen deinzen voor niets meer achteruit. Met het volkerenrecht houden ze geen rekening meer.45

De Opiumoorlogen tussen Groot Brittannië en China over het verhandelen van opium in China hadden de eerste zaden van onvrede geplant in de jaren veertig en zestig van de negentiende eeuw. Groot Brittannië had haar militaire suprematie getoond en het vooral in technologisch opzicht ver achtergebleven Chinese leger op haar plaats gewezen. China leek aan het einde van de negentiende eeuw een onvrijwillig onderdeel te gaan worden van de Europese expansiepolitiek. Niet alleen Groot Brittannië ook Duitsland had in navolging van de ambities van Keizer Wilhelm II haar invloed in Azië vergroot. Maar het had nog geen vaste voet aan wal weten te verkrijgen in China. De moord op de Duitse missionarissen was dan ook een goede gelegenheid om hier een begin mee te maken. De Britse historicus en Eerste Wereldoorlog specialist T.G. Otte omschrijft het als volgt:

Like most other European powers, Germany had become increasingly involved in far- eastern affairs since 1895. The German leadership, especially Emperor Wilhelm II, was determined that Germany, the `retarded nation' which had `come too late' in the

43 Knipschild, Hubert Kallen in China, hoofdstuk 10. 44 Kaart op Google Maps van de regio Shandong, waar meest oostelijk het dorp Tsingtao ligt. 45 Knipschild, Hubert Kallen in China, hoofdstuk 11.

19 scramble for colonies, should not be left out when it came to the expected carving-up of China. The murder of two German Catholic missionaries in the province of Shantung offered Berlin the welcome and long-awaited pretext to occupy Kiao-Chow Bay with its small fishing harbour Tsingtao on the coast of that province. Yet this first exercise in Weltpolitik, like so many which were to follow, was diplomatically ill- prepared. The occupation of Kiao-Chow exacerbated Germany's relations with the Russian government, which regarded the German action as poaching on its land. Almost overnight the friendly relations with St Petersburg, so carefully nurtured over recent years, had come to an end. Moreover, the Kiao-Chow crisis was a confrontation for which neither Berlin, nor for that matter the Dual Alliance, was prepared militarily or diplomatically.46

Ter genoegdoening namen de Duitsers in 1897 Tsingtao in, waardoor het net als andere grootmachten een basis in Oost-Azië verwierf. Tsingtao zou de eerste Chinese concessie worden voor Duitsland en een jaar later verwierf Rusland Port Arthur en Dairen onder het voorwendsel deze te beschermen tegen een mogelijke Duitse inname. De Scramble of China leek in een stroomversnelling te komen, tot groot ongenoegen van het Keizerlijk Hof in Peking en de Chinese bevolking.

47 Tsingtao in 1900 en in 1910.

Bokseropstand 1900 Door verschillende oorlogen tegen Westerse mogendheden in de loop van de negentiende eeuw, de afgedwongen concessies en de oorlog in 1894 tegen Japan nam de onvrede over de buitenlandse overheersing onder Chinezen begrijpelijkerwijze toe. Kort na deze oorlog, in 1899, vond er in Sjan-toeng, niet ver onder Beijing, een opstand plaats van verzetsgroepen tegen de westerse imperialistische mogendheden. De Yihetuan, wat zoiets betekende als ‘vuisten der gerechtigheid en eensgezindheid’, oftewel de Boksers, keerden zich tegen alles en iedereen die zij met het

46 T.G. Otte, “Great Britain, Germany, and the Far-Eastern crisis of 1897-98”, The English Historical Review. 110.439 (Nov. 1995) 1157. 47 Foto uit het Bundesarchiv te vinden op: https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/8/81/Bundesarchiv_Bild_137- 040272%2C_Tsingtau%2C_einst_und_jetzt_%28Ansichtsbild%29.jpg

20 Westen associeerden. Wars van veranderingen in gang gezet door onder Europese leiding geopende bedrijven, fabrieken en spoorwegen, pleegden zij aanslagen op Europeanen, Amerikanen en Japanners. Ook Chinezen die zich onder invloed van Europese en Amerikaanse missionarissen tot het Christendom hadden bekeerd werden doelwit van hun agressie. Zo ook de missie van Scheut net als andere Nederlandse missies in China.48 Groot-Brittannië organiseerde een internationale interventiemacht van 45.000 man om de belegerde Gezantschapswijk te hulp te komen. Zelfs het keizerlijk hof dat de Boksers had gesteund, moest vluchten. De opstandelingen werden verslagen en China werd buitenproportioneel hoge herstelbetalingen opgelegd. Het kon deze nauwelijks opbrengen en werd afhankelijk van buitenlandse leningen, een onderwerp dat de internationale agenda voor China in de daaropvolgende jaren sterk zou beïnvloeden.49 Tijdens de Bokseropstand werden vele buitenlanders en verwesterde Chinezen door de opstandelingen vermoord en hun bezittingen vernield of geroofd. Ook de Nederlandse legatie werd in brand gestoken. De zittende gezant in Peking, Fridolin Marinus Knobel, verloor al zijn bezittingen en verkeerde wekenlang in levensgevaar in de belegerde westerse wijk. Bij het ontzet van Peking kreeg hij op 14 augustus 1900 een geweerkogel in zijn dij, maar hij overleefde het incident. De regering besloot hierop de legatie in Peking voorlopig op te heffen. Het beleg van de gezantschapswijk werd uiteindelijk afgesloten met het Bokserprotocol, waarin bepaald werd dat de wijk onder controle kwam van de Westerse mogendheden en niet meer onder dat van de Chinese overheid. Het grondgebied werd uitgebreid en waar eerder nog sprake was van gemengde bebouwing, zouden alle Chinese huizen ontruimd en afgebroken worden. Aan Nederland werd een stuk grond beschikbaar gesteld, dat vier keer groter was dan voorheen. Met de door de Chinezen betaalde schadeloosstelling aan Nederland, van 1,4 miljoen gulden, werd een residentieel woonhuis, een kazerne, een sportzaal en een paardenstal gebouwd, dat in 1907 voltooid werd. 50 Volgens het Bokserprotocol mochten de vreemde mogendheden beschikken over gezantschapswachten ter verdediging van de eigen legatie. Vanaf het begin werd deze functie uitgevoerd door een detachement mariniers. In 1909 leek de rust in China teruggekeerd en besloot de regering de legatiewacht op te heffen. In 1910 vertrokken de laatste mariniers uit Peking.

48 Leonard Blussé, Tribuut aan China, Vier eeuwen Nederlands-Chinese betrekkingen (Amsterdam, Cramwinckel: 1989) 151. 49 Zie; John K. Fairbank, Albert Feuerwerker (red.) The Cambridge History of China, Volume 13, Republican China 1912-1949, Part 2 (New York, Cambridge University Press: 1986) 101. Madeleine Chi, China Diplomacy 1914-1918 (Cambridge, 1970) 128-130. 50 Foto van het Nederlands gezantschap uit 1907. Uit: Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 475 Beelaerts van Blokland, nummer toegang 2.21.253, inventarisnummer 240..

21

51 Het nieuwe Nederlandse gezantschap in Peking 52 Foto ter felicitatie Prinses Juliana

Na de Boksersopstand lijkt de vrede toch snel weer terug te keren in de gezantschapswijk. De Nederlandse diplomaat W.J. Oudendijk, die zowel vóór als na de Eerste Wereldoorlog enkele jaren in Peking verblijft, beschrijft de sfeer in de gezantschapswijk vóór 1914 in zijn memoires als “the good old days.53 Ook Beelaerts van Blokland lijkt er samen met zijn vrouw en twee zoons goed zijn draai te vinden. In de daaropvolgende jaren wordt hij in 1910 door de Chinese regering onderscheiden met de Orde van de Dubbele Draak en later in 1914 de Eerste Klasse van de Gulden Rijsthalm.54 Waarschijnlijk onderscheidingen die alle diplomaten ontvingen voor hun verdienste of inzet voor de betrekkingen tussen China en het vertegenwoordigde land. Over zijn inkomsten is bekend dat hem vanaf januari 1910 een jaarlijkse toelage van tienduizend gulden verleend wordt en vanaf 1913 wordt zijn jaarwedde op zeven duizend gulden en de verblijfsvergoeding op negentien duizend gulden vastgesteld.55 Met de in Peking gestationeerde mariniers maakte hij een feestelijke foto ter gelegenheid van de geboorte van Prinses Juliana op 30 april 1909, waarbij militair vertoon niet geschroomd werd.

51 http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/knobel 52 Foto ter gelegenheid van de geboorte van Prinses Juliana. Uit: NL-HaNA, Collectie 475 Beelaerts van Blokland / inventarisnummer 240. 53 Fred de Heij, Peter Mennen, Ger van Wulften, Peking, Oorlog in de diplomatenwijk (Amsterdam, 2014) 11. 54 Op het Brevet der Orde staat de volgende tekst: Ter belooning van de oprechtheid waarmede jhr. Beelaerts van Blokland, buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister van Nederland te Peking, steeds gestreefd heeft naar verbetering der vriendschappelijke betrekkingen, verleent de president hem de eerste Klasse van de Gulden Rijsthalm, ten bewijze waarvan die brevet geldt. De directeur van bureau van den burgerlijken dienst, Hsü Pao Leng. 8 October van het 2de jaar der Republiek China. Zegel van den president. Uit: Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 475 Beelaerts van Blokland, nummer toegang 2.21.253, inventarisnummer 136. 55 Besluit van Minister van Buitenlandse Zaken, namens Koningin Wilhelmina, d.d. 1 januari 1910 en 21 februari 1913. Uit: NL-HaNA, Collectie 475 Beelaerts van Blokland / inventarisnummer 136.

22 1911 De val van het Chinese Keizerrijk Ondergronds verzet tegen het Keizerrijk groeide gestaag, vooral in het zuiden van China. Kleine opstanden vonden steeds vaker plaats maar werden succesvol neergeslagen.56 Het verzet kon niet op tegen de militaire macht van het regime. Toch zou een relatief kleine gebeurtenis in 1911 het regime aan het wankelen brengen. Op 9 oktober 1911 ontplofte er een bom in Hankou.

This explosion might well have remained an isolated and forgotten incident, however, had it not been for the general agitation over constitutionalism, railways, the armies, Manchu power, and foreign encroachments. 57

De gevolgen van deze explosie zouden enorm zijn. Het was namelijk een teken van verzet tegen het heersende Qing bewind. Revolutionaire hervormers organiseerden zich omdat echte hervormingen onder de Qing heersers uitbleven. De onvrede groeide onder de hervormingsgezinde intellectuelen, zoals Sun Yat Sen. De aanhoudende corruptie van het Qing hof en de toenemende macht van Westerse mogendheden in China zelf, droegen bij aan deze onvrede, evenals een opnieuw oplevende rivaliteit tussen Han-Chinezen en Mantsjoes. In het kort kwam deze rivaliteit erop neer dat de Han-Chinezen, die vooral in zuidoost China en centraal China woonden, de heerschappij van de Qing Dynastie niet accepteerden omdat ze de Mantsjoes niet als 'echte' Chinezen zagen. Veel revolutionairen waaronder Sun Yat Sen organiseerden zich om politieke en economische hervormingen af te dwingen. Revolutionairen waren ook doorgedrongen tot de hogere kaders van het leger. Ze wilden de Qing dynastie omver werpen en een republiek onder Han Chinezen vestigen. Op 9 oktober waren ze hiervoor bommen aan het maken in Hankou, een provinciestad in het midden van China. Ongelukkigerwijs ontplofte een van de bommen en de Qing autoriteiten stelden een onderzoek in. De administratie van de revolutionaire beweging werd gevonden waarin de namen van de leden stonden. Uit angst dat de revolutionaire beweging ontmanteld zou worden begon de opstand op 11 oktober 1911. Deze opstand zou uitgroeien tot de opstand van Wuchang die zich langzaam over het land verspreidde. Uiteindelijk zou dit leiden tot het uitroepen van de Republiek China op 1 januari 1912, waarvan Sun Yat-sen de voorlopige president werd. Er werd een kabinet gevormd bestaande uit verschillende ministeries. Nanking werd de voorlopige hoofdstad. Toch was niet het hele land veroverd. In Beijing zat nog steeds het Qing hof dat ondertussen

56 Xu Guoqi, China and the Great War: China's pursuit of a new national identity and internationalization, (Cambridge: Cambridge University Press, 2005) 25-30. 57 Jonathan D. Spence, The Search for Modern China, (New York, W. W. Norton & Company: 1990) 262.

23 ook een eigen kabinet had samengesteld onder Yuan Shikai. Het lukte hem om de Engelsen aan zijn kant te krijgen die de voorlopige regering in Nanking niet erkenden. Onderhandelingen begonnen tussen het kabinet van Yuan Shikai en Sun Yat-sen. Op 22 januari verklaarde Sun dat hij zijn presidentschap over zou dragen aan Yuan indien de keizer afgezet werd. Op 12 februari deed Pu Yi als laatste Qing keizer afstand van de troon en kwam er officieel een einde aan de Qing dynastie en aan vierduizend jaar keizerrijk. China was een republiek geworden. De redenen en richting van de Chinese revolutie is als volgt getypeerd door Xu Guoqi:

The 1911 Revolution in China was [this] a kind of modern revolution. It went well beyond a change of mandate: it was inspired by new ideas, driven by a new public, and it drew on widespread motivation to set up a brand new political system. The goal of the revolution was not to change the mandate of heaven, but to create the sense of irresistibility about fundamental changes to be made to Chinese politics, society, and the national identity. The revolution was motivated not by traditional values, but by adapted foreign ideologies and political theories such as national sovereignty, citizenship, nation-state, nationalism, republicanism, and social darwinism.58

Na de revolutie ging China zich veel meer richten op de wereld. Chinezen reisden naar het Westen, Japan en de Verenigde Staten om te kijken hoe het politieke systeem, het onderwijs en de defensie waren opgezet. Wetenschappelijk en politieke werken werden in het Chinees vertaald. China zette haar eerste stappen op het gebied van het ontwikkelen van een eigen industrie: er werden machines geïmporteerd uit westerse landen. Ook op politiek gebied vonden er veranderingen plaats. Bij de formulering van een nieuwe grondwet toonden de Chinezen vooral interesse voor die van Japan en Duitsland, misschien omdat deze twee landen zich een prominenter plaats probeerden te verwerven naast op wereldniveau toonaangevende landen als Groot Brittannië, Frankrijk en Rusland. Er werd zelfs een Chinese missie naar Nederland gestuurd om de staatsvorm te bestuderen. Het resultaat was dat een meerpartijensysteem werd ingevoerd met onder andere de Nationalistische Partij onder leiding van Sun Yat-sen, en een republikeinse en een democratische partij. Het parlement koos de president en vice-president voor vijf jaar en wees de premier aan die het kabinet leidde. Er kwam een grondwet die grote overeenkomsten had met die van het Duitse Rijk. Opvallend is de geringe aandacht voor deze overgang van keizerrijk naar een constitutionele republiek in 1911 in het schrijven van de Gezant. Deze overgang lijkt ook weinig revolutionair geweest te zijn en meer het karakter te hebben van een geleidelijke overgang. Veel ambtenaren bleven op hun plaats en de keizer behield bepaalde ceremoniële functies, maar ook zeker politieke verantwoordelijkheid en hij bleef ook in de

58 Xu Guoqi, China and the Great War, 41.

24 Verboden Stad wonen. Op 8 mei 1911 werd Beelaerts van Blokland hierover in kennis gesteld door de Yamen, de keizerlijke mandarijn in Peking die ging over de buitenlandse zaken van het Qing-Chinese keizerrijk. Beelaerts van Blokland doet verslag van de ontwikkelingen in een brief gericht aan de minister van Buitenlandse Zaken van 19 mei 1911.

Sedert men met de voorbereiding der constitutionele regeringsvorm begon beschouwden degenen die op de instelling van een Parlement aandrongen, de instelling van een Kabinet als een dringend en belangrijk iets. Nu raadpleegden wij nauwkeurig alle regelingen in de verschillende rijken om een middenweg volgende iets te willen dat voor ons rijk past en de geschillen en moeilijkheden te vermijden en niet lichtvaardig iets te ontwerpen. Het ontwerp werd door deskundigen herhaaldelijk herzien en hierbij bieden wij nu een ontwerp reglement ten goedkeuring aan den Troon aan.59

Zoals boven al vermeld werd uiteindelijk gekozen voor een constitutionele regeringsvorm met een kabinet en een vorst. Deze “fluwelen” revolutie was de voorloper van de echte revolutie die in oktober van datzelfde jaar een definitief einde maakte aan het Chinese keizerrijk. De gezant wist natuurlijk niet dat deze constitutionele verandering uiteindelijk zou leiden tot de revolutie die later bekend werd onder de naam Xinhai Revolutie. Hoewel de betekenis van deze revolutie verschillend is geïnterpreteerd, benadrukt Xu Guoqi het belang van deze revolutie.

The 1911 Revolution can be better appreciated from the perspective of revolutions having two functions: destruction and construction. Ignoring or emphasizing either part makes a fair evaluation impossible. The revolution’s destructive power is undeniable. It totally demolished the legitimacy of the imperial and dynastic system. It also drastically undercut the power of Confucianism and the gentry.’60

Volgens hem zien veel historici over het hoofd dat de revolutie eigenlijk al in 1895 begon, na het vernederende verdrag van Shimonoseki als sluitstuk op de verloren oorlog tegen Japan. Deze nederlaag blies de wind in de zeilen van vernieuwingsbewegingen onder studenten en intellectuelen.61 Door de revolutie was China in staat een nieuwe weg in te slaan:

The significance of the 1911 Revolution can be further examined from the perspective of the new Chinese attitude toward world affairs. After the revolution, nationalism became a dominant force in Chinese policies. Nationalism demanded a

59 Brief ter kennisgeving aan de minister van Buitenlandse Zaken van 19 mei 1911. Uit: NL-HaNA, Collectie 475 Beelaerts van Blokland / inv.nr. 136. 60 Xu Guoqi, China and The Great War, 27. 61 Spence, The Search for modern China, 216-243.

25 national identity. The quest for a new identity continued unabated. More importantly, the old traditional worldview was buried once and for all.’62

Beelaerts van Blokland lijkt de magnitude van deze Chinese aardverschuiving indertijd nog niet op waarde te hebben kunnen schatten: het belang van de revolutie is immers pas in retroperspectief gebleken. Het was overigens niet alleen een paleisrevolutie: er veranderde wel degelijk veel in China. Naar voorbeeld van de Franse Revolutie, bepaalde de Chinese republikeinse regering dat de jaartelling in China opnieuw moest beginnen. Daar het de gewoonte was dat de jaartelling gekoppeld was aan de Keizerlijke regering, moest dit nu losgelaten worden. Januari 1912 werd jaar 1, maand 1 en dag 1. De maanden na de revolutie brachten weinig nieuwe diplomatieke wendingen, terwijl China een zeer roerige periode doormaakte, waarin de Chinese generaal van het Beijing leger, Yuan Shih-k’ai, zich aansloot bij de republikeinen, die vooral in het zuiden aangevoerd werden door Sun Yat-sen. Dit deed hij onder de voorwaarde dat hij de eerste president van de Republiek China zou worden. Op 15 februari 1912 trok Sun Yat-sen zich terug als president van het zuidelijke deel van China en kwam Yuan Shih-k’ai aan de macht.63 Ondanks de eerder geschetste relatieve rust in de gezantschapswijk kenmerkte de periode tussen 1912 en 1914 zich daarbuiten door militaire onrust tussen verschillende legeraanvoerders, ook wel warlords genoemd. Het centrale gezag van de nieuwe regering in Peking werd niet overal in China erkend en moest vaak gewapenderhand gewonnen worden. Ook de hoofdstad was niet helemaal veilig omdat kleine groepen opstandelingen de straten onveilig maakten. De toekomstig president Yuan Shih-k’ai zou dat aan den lijve ondervinden op 16 januari 1912, maar lijkt toevalligerwijs, gezien onderstaand briefje, gered te zijn door de escorte van de Nederlandse gezant. 64

Op bovenstaand briefje dat Yuan Shih-K’ai stuurt naar de Gezant staat:

62 Xu Guoqi, China and The Great War, 48. 63 Jerome Ch’en, Yuan Shih-k’ai (Stanfort, Stanfort University Press: 1972) 104-105. 64 Ontvangen brief van Yuan Shih-k'ai.op 19 januari 1912 aan Beelaerts van Blokland. Uit: NL-HaNA, Collectie 475 Beelaerts van Blokland / inv.nr.134. Stukken betreffende betrekkingen tussen Nederlandse consulaire ambtenaren en Chinese autoriteiten 1910-1916. II-de maand 29ste dag. (17 Januari 1912).

26 Zooeven ontving ik van U.E. (Uwer Excellentie) een schrijven waarin Zij haar diep medegevoel te kennen gaf in het onverwachte ongeval dat mij gisteren op den weg van het paleis naar mijn bureau overkwam. Mijn deugd is gering en mijne talenten klein; dat ik ongedeerd mocht blijven heb ik geheel te danken aan de bescherming mij verleend door het gelukkig gesternte van U.E. Mijne dankbaarheid voor de deelneming van U.E. kent geene grenzen. Complimenten Yuan Shih-k'ai.

Mocht Yuan Shih-k’ai niet gered zijn door Beelaerts van Blokland dan zou dat grote gevolgen gehad hebben voor de binnenlandse ontwikkelingen in China in de komende jaren. Deze oude generaal en president zou de politieke koers vanaf 1912 bepalen en zelfs proberen zich begin 1916 tot Keizer te kronen, waardoor de revolutie veel van haar republikeinse glans verloor. Zijn dood op 6 juni 1916 maakte een eind aan deze ontwikkelingen maar het land was sterk verdeeld geraakt tussen zich in het zuiden gecentreerde nationalisten en rondom Peking gecentreerde royalisten. 65 De Nederlandse gezant zou een deel van de woelige beginperiode niet meemaken omdat hij, zijn vrouw en twee kinderen ‘met groot verlof’ mochten in 1913.66 Zijn taken werden waargenomen door P.J. Graaf van Limburg Stirum.67 Als Beelaerts van Blokland aan het einde van het jaar terugkomt in Peking lijkt de situatie onveranderd. Maar aan de relatieve rust in de gezantschapswijk zou snel een einde komen.

Het begin van de oorlog in China, 13 september 1914, de aanval op Tsingtao Na het begin van de oorlog in Europa nam de regering in Beijing al snel de eerste diplomatieke stappen. In de eerste plaats liet de minister van Buitenlandse Zaken aan zijn ambassadeurs in het buitenland weten dat ze hun aandacht specifiek moesten richten op ontwikkelingen die te maken hadden met de oorlog. Ten tweede maakte hij aan de oorlogvoerende partijen op 3 augustus duidelijk dat ze de oorlog niet op Chinees grondgebied mochten voeren. Als laatste bood de regering aan om te bemiddelen, op basis van artikel drie van de Tweede Vredesconferentie in Den Haag van 1907.68 De regering nam hierover contact op met de Chinese ambassadeur in Washington Wellington Koo. Toevalligerwijs stuurde president Wilson op 4 augustus een telegram naar de

65 Jerome Ch’en, Yuan Shih-k’ai, 179-194. 66 Alexander Beelaerts van Blokland, Jhr. mr. Frans Beelaerts van Blokland (1872-1956), 12. 67 P.J. Graaf van Limburg Stirum was ook een vroegere studievriend van Beelaerst van Blokland van zijn studie Rechten in Leiden. Daarnaast zou Van Limburg Stirum vanaf 1916 gouverneur-generaal worden van Nederlands-Indië. 68 Article 3: Independently of this recourse, the Contracting Powers deem it expedient and desirable that one or more Powers, strangers to the dispute, should, on their own initiative and as far as circumstances may allow, offer their good offices or mediation to the States at variance. Powers strangers to the dispute have the right to offer good offices or mediation even during the course of hostilities. […]. Te vinden op de website van The Avalon Project: http://avalon.law.yale.edu/20th_century/pacific.asp#art3

27 oorlogvoerende partijen met eenzelfde vraag. Maar onder protest van Japan en Groot- Brittannië trokken de Amerikanen het voorstel terug.

Op 5 augustus stuurt Beelaerts van Blokland het eerste bericht met betrekking tot het begin van de oorlog aan Minister Loudon:

De oorlogstoestand in Europa heeft de Chinese Regering in niet geringe verlegenheid gebracht. In de eerste plaats doet zich het vraagstuk voor van China’s neutraliteit, dat in verband met de buitenlandsche pachtgebieden, concessies en nederzettingen tot tal van moeilijkheden aanleiding geeft, met betrekking tot welke oplossing de Wai Chiao Pu zich tot mij en eenigen van mijne ambtgenooten om raad heeft gewend. Uit academisch oogpunt mogen de verschillende volkenrechtelijk vraagpunten, welke zich hierbij voordoen, niet zonder belang zijn, metterdaad zal niet de Chineesche Regeering, maar zullen de Mogendheden omtrent de neutraliteit beslissen en zal deze beslissing voornamelijk van beteekenis zijn met het oog op Tsingtao, waar alle Duitsche troepen en dienstplichtigen zijn samengetrokken en, naar het schijnt, ook nog een paar kleinere Duitsche oorlogsschepen liggen; de twee grootere, de “Scharnhorst” en de “Gneisenau”, hebben, naar ik van goederhand verneem, Tsingtao reeds verleden week verlaten, met bestemming wellicht naar Oost-Afrika. Ik heb den indruk, dat het den Duitschen Zaakgelastigde geenszins onaangenaam zou zijn, indien kon worden overeengekomen, behalve de concessies en nederzettingen, ook de pachtgebieden buiten de krijgsoperatiën te doen blijven.69

De oorlog is ook doorgedrongen in de gezantschapswijk. Op 6 augustus verklaarde China zich neutraal en kreeg het de garantie van Groot-Brittannië dat de Duitse gebieden in handen zouden komen van China. Het Corps Diplomatique in Peking zag zich vanzelfsprekend genoodzaakt de zaak te bespreken. Hoe zouden de Europese vijandelijkheden zich weerspiegelen in de verhoudingen binnen de diplomatieke wijk? Op 7 augustus kwamen de diplomaten bij elkaar om hierover te spreken. Duitsland probeerde de Chinese concessies buiten de oorlogshandelingen te houden, maar dat plan had weinig kans van slagen.

Voorzeker wenscht niemand vijandelijkheden te zien uitbreken in de vreedzame buitenlandsche nederzettingen en concessiën; maar ten aanzien van Tsingtao, welks militair karakter van Duitsche zijde altijd zoo sterk op den voorgrond is gesteld, en dat ook nu weder de verzamelplaats is van alle strijdkrachten te water en te land in Oost-Azië, kon niet anders worden verwacht dan dat men zich zijne volle vrijheid wenschte voor te behouden.70

Iedereen, in het bijzonder de vertegenwoordiger van Groot Brittannië, wilde de handen vrij houden en zich niet binden aan afspraken die misschien zouden indruisen tegen de wens

69 Brief van Beelaerts van Blokland aan de minister van Buitenlandse Zaken. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 240, 1912-1915 - revolutie. 70 Brief van de Gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 augustus 1914. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.240, 1912-1915 - revolutie.

28 van de regering in het moederland. China opende de onderhandelingen met Duitsland om de Duitse gebieden terug te krijgen, maar dit land gaf aan hier niets voor te voelen. Op 16 augustus begon de Duitse ambassadeur in Beijing baron Maltzan toch met onderhandelingen, zij het te laat. Duitsland wilde Shandong verkopen aan China maar de Chinese regering vond dit een onrechtvaardig voorstel en ging er niet op in. Maar wat gaat China doen? Misschien is wat Japan gaat doen een nog belangrijker vraag voor de regio. Dit erkent ook de gezant.

De groote vraag is op het oogenblik natuurlijk, wat Japan zal doen en op welke wijze het uit de oorlogstoestand voordeel zal willen trekken. Het is evenwel een vraag, waarop niemand het hier waagt een antwoord te geven; zoo een enkele mijner Ambtgenoten al eens onderstellingen oppert, komt blijkbaar het vaderschap daarover uitsluitend aan zijn eigen wenschen toe. 71

Japan dat zich zorgen maakte over de situatie in China, met name omdat de nieuwe machthebber Yuan Shih-k’ai anti-Japans was, eiste op 15 augustus de Duitse concessie Tsingtao op.72 Een dag later stelt Japan een ultimatum aan Duitsland met als doel de Duitse concessies over te nemen en mobiliseert haar vloot. China reageert bezorgd, terwijl Japan verzekert de concessies terug te geven aan China.

De Chineesche Regeering is, naar mij heden ten overvloede bij een bezoek aan den Wai-chiao-pu bleek, wegens Japan’s handelwijze met bezorgdheid vervuld. Van de door Japan toch zo onomwonden in uitzicht gestelde teruggave van Kiaochow aan China stelt men zich blijkbaar bitter weinig voor; naïveteit is den Chineesen door de ervaring afgeleerd. Evenals vermoedelijk het groote meerendeel der Engelschen, ziet ook de Chineesche Regering Tsingtao liever in Duitsche dan in Japansche handen. [...] Wordt er zooals waarschijnlijk voorkomt, gestreden, dan zal Tsingtao het zeker eenige tijd kunnen uithouden. De verdedigingswerken aan de landzijde moeten zeer goed zijn en zijn gedurende de laatste drie weken aanmerkelijk versterkt. Maar van een langdurigen strijd zal, waar het te verdedigen front vrij uitgestrekt is en het aantal beschikbare manschappen niet meer dan ter hoogste 6000 man schijnt te bedragen, nauwelijks sprake kunnen zijn. Eene verovering van Tsingtao is nauwelijks denkbaar zonder schending van China’s onzijdigheid; ook al zou men het geheel pachtgebied als zuiver Duitsch grondgebied beschouwen. China heeft dan ook reeds een viertal divisiën gemobiliseerd en naar Shantung gezonden om de onzijdigheid te handhaven. Het schijnt mij evenwel zoo goed als zeker dat tegen schending daarvan alleen met papier en inkt zal worden opgekomen, hetgeen ongetwijfeld het verstandigst zal zijn.73

71 Brief van de Gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 augustus 1914. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.240, 1912-1915 - revolutie. 72 David Stevenson, 1914-1918 The History of the First World War (Londen 2004) 108. 73 Brief van de Gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 augustus 1914.Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.240, 1912-1915 - revolutie.

29 Op 23 augustus is het zover. Japan verklaart als eerste land buiten Europa, de oorlog aan Duitsland, mobiliseert haar troepen en een inval in Tsingtao lijkt dichterbij te komen. Ook de Chinese regering reageert op 3 september op de toegenomen spanningen in het gebied en de eerste Japanse en Britse troepenverplaatsingen op zee én ter land. In een schrijven van de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Sun aan de Gezant toont deze zijn bezorgdheid over de troepenverplaatsingen en oorlogsvoorbereidingen van de Duitse troepen, maar meer nog over de over land komende Japanse en Engelse troepen. De Minister benadrukt nog eens dat China zich neutraal wenst te houden en dat het in vriendschappelijke betrekkingen staat met Duitsland, als met Japan en Groot Brittannië. Het kan dan ook niet de verantwoordelijkheid voor het handhaven van een strikte neutraliteit nemen over het gebied waar de oorlogshandelingen plaats vinden. De Nederlandse gezant ziet dat China eigenlijk geen kant op kan en de troepenbewegingen op haar grondgebied lijdelijk moet ondergaan.

Het lijdt geen twijfel, dat China de schending van zijn grondgebied niet had kunnen verhinderen. Wel waren onlangs troepen van elders naar Shantung gezonden, doch de Regeering had zich gehaast te verklaren, dat dezen uitsluitend bestemd waren om op te treden tegen rooverscharen, die van de omstandigheden mochten trachten gebruik te maken om onlusten te verwekken. De Regeering heeft thans blijkbaar overwogen, dat Duitschland op het oogenblik slechts met woorden zou kunnen protesteren en dat daarom een goedschiksch toelaten ver te verkiezen was boven eene ijdele poging tot verzet, welk tot voorwendsel had kunnen worden genomen voor gansch andere maatregelen, waardoor China oneindig meer zou zijn geschaad. Zij heeft zich gespiegeld aan het voorbeeld van België, met betrekking waartoe mij onlangs een hooggeplaatst ambtenaar vroeg, hoe het toch mogelijk was, dat de Belgen een zoo dom volk waren, dat zij, wetende tegen de Duitschers niet opgewassen te zijn, toch hadden getracht dezen tegen te houden, met het onvermijdelijk gevolg, dat zij thans noodeloos aan alle rampen van den oorlog waren blootgesteld. Een Chinees denkt nu eenmaal over deze zaken anders dan een Westerling, en ik ben overtuigd, dat men in de loop van zaken hier gansch natuurlijk vindt en dat de gedragslijn der Regeering algemeen wordt goedgekeurd.74

Op 9 september beklaagt de Chinese regering zich in een brief aan het Corps Diplomatique over haar eigen lot. Ondanks dat het zich aan alle internationale traktaten heeft gehouden en volgens het internationale recht haar neutraliteit heeft proberen uit te dragen en daar ook naar gehandeld heeft, is de regering bevreesd dat de oorlog zich uit zal gaan breiden op haar grondgebied. Daarom geeft ze aan binnen welk gebied zij zich onttrekt

74 Brief van de Gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 september 1914.Uit: Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Gezantschap in China (Peking, Chunking, Nanking), nummer toegang 2.05.90, inventarisnummer NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.240, 1912-1915 - revolutie.

30 aan iedere verantwoordelijkheid voor het handelen van de buitenlandse mogendheden. De Duitsers protesteren begrijpelijkerwijze tegen deze opstelling, omdat hierdoor de Japanners en Britten een vrije hand krijgen in het uitvoeren van hun oorlogsplannen. Zij lijken het tij echter niet te kunnen keren. Op 13 september 1914, ruim anderhalve maand na het begin van de oorlog in Europa, vallen ongeveer 29.000 Japanse en 2,800 Britse troepen de hierboven gefotografeerde Chinese stad Tsingtao (moderne spelling Qingdao) binnen.75 Dit is het begin van de oorlog in Azië. De stad is goed verdedigd door de daar gelegerde Duitse marine aangevuld met enige Oostenrijk-Hongaarse troepen en door kundige Duitse bunkerbouw en verdedigingswerken. Het had de springplank voor de Duitse Keizer Wilhelm II moeten worden om een stukje van de Chinese taart te kunnen bemachtigen. Maar in 1914 is the scramble for China ver uit het zicht geraakt door de plotselinge oorlogsverwikkelingen in Europa. Met grote tegenzin ziet de Chinese regering het oorlogsgebied zich verder uitbreiden richting Peking waardoor de onrust in het land toeneemt. Op 6 oktober schrijft de Gezant in een brief aan de Minister van Buitenlandse Zaken dat er zelfs krijgshandelingen plaatsvinden op 200 kilometer ten noordwesten van Tsingtao. De wens van China om zich neutraal op te blijven stellen wordt wel uitgedragen door Peking maar krijgt niet de steun van iedereen.

Dat China metterdaad zijn toevlucht tot de wapenen zou nemen, acht ik intusschen, zoolang zich geen nieuwe verwikkelingen voordoen, hoogst onwaarschijnlijk. De openbare meening of wat daarvoor doorgaat zou een krachtig optreden tegen Japan zeker toejuichen. Generaal Chang Hsün, van Nankinsche faam, heeft reeds telegraphisch de toestemming van President Yüan gevraagd om met zijne eigen troepen de Japansche dwergen in zee te jagen. Maar de President is zoo voorzichtig geweest deze krijgsman, van den ouden stempel, op wier de Japanners bijzonder gebeten zijn, van Shantung’s grenzen te verwijderen door hem naar Peking te ontbieden om het plan eens nader te bespreken. 76

De gezant geeft in deze brief duidelijk te kennen, dat hij verwacht dat Japan niet alleen haar zinnen gezet heeft op de Duitse concessie, maar ook van plan is de positie van president Yuan Shih-k’ai te ondermijnen.

Toen de oorlog eenmaal begonnen was, moesten de verschillende landen in de Diplomatenwijk ook kleur bekennen. Duitsland en Oostenrijk-Hongarije hadden begin oktober al de oorlog verklaard aan Rusland, Groot-Brittannië en Frankrijk. Ook België was ondertussen door het Duitse leger onder de voet gelopen, wat begrijpelijkerwijs kwaad bloed

75 Jay Winter, (red.), The Cambridge History of the First World War (Cambridge, 2014) 489. 76 Brief van de Gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 oktober 1914. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.240, 1912-1915 - revolutie.

31 zette bij de Belgische Legatie. Het standpunt van de overige legaties van westerse mogendheden in Peking was als volgt: Italië bleef neutraal - tot het zich in februari 1915 aansloot bij de geallieerden - net als de Verenigde Staten, Spanje en Nederland. In een krantenartikel van 17 oktober in de North China Daily News, verscheen een artikel over de neutrale landen in de oorlog, dat in verhouding veel aandacht besteedde aan de neutrale positie van Nederland.

Yet with all these practical deterrents the Dutch Government has for some years past allowed itself to be drawn into dangerous intimacy with Germany, culminating in what practically amounted to the free gift of a harbour on the North Sea, and is a present treading very delicate ground. 77

Het artikel wordt in de krant van 29 oktober gecorrigeerd op aandringen van de Nederlandse Consul in Shanghai, maar hoe zat het eigenlijk met de neutraliteit van Nederland? Kon deze gehandhaafd worden en wat hield deze neutraliteit in voor de Nederlandse contacten met andere landen? Hoe moest Frans Beelaerts van Blokland als vertegenwoordiger van het Nederlandse buitenlandse beleid in Peking, uiting geven aan deze neutraliteit?

77 Krantenartikel, North China Daily News van 17 oktober 1914. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.240, 1912-1915 - revolutie.

32

33

2 Nederland en de Eerste Wereldoorlog

Aan het begin van de twintigste eeuw was Nederland een koloniaal rijk. Het bezat over de hele wereld koloniën waarvan Nederlands-Indië veruit de grootste was. Naast Groot Brittannië was Nederland de belangrijkste koloniale mogendheid in Zuidoost-Azië.78 Indien er oorlog uit zou breken zou het verdedigen hiervan een groot en gemoderniseerd leger vereisen. Daarnaast zou de expansionistische politiek van Japan die duidelijk werd door de Eerste Chinees-Japanse Oorlog van 1894 en de Russisch-Japanse Oorlog van 1904 Nederland verontrusten. Zou Nederland haar overzeese gebieden kunnen verdedigen? Nederland verklaarde zich meteen na het begin van de oorlog, op 28 juli 1914, neutraal. Dit had grote betekenis voor de buitenlandse betrekkingen. Maar waar het België en Luxemburg niet lukte diezelfde neutraliteit te handhaven, omdat het Duitse Schlieffenplan de opmars richting Parijs via die landen voorzag, lukte het Nederland in eerste instantie zonder al te veel moeite om buiten de oorlog te blijven. Desalniettemin zijn er meerdere momenten geweest tijdens de oorlog dat de angst voor een Duitse inval of een bombardement door Groot Brittannië de gemoederen stevig bezig hielden. Wat hield nu eigenlijk die neutraliteit in? Was die afhankelijk van het handelen van andere landen of werd de neutraliteit met de wapens verdedigd? Hoe beïnvloedde de neutraliteitspolitiek het buitenlands beleid en werden er duidelijke instructies gegeven aan politieke vertegenwoordigers in het buitenland? Mocht er nog wel handel gedreven worden met oorlogvoerende landen? Degene die dat in goede banen moest leiden was de Nederlandse regering. Wie was stond er eigenlijk aan het roer in Nederland, die ?

Het begin Het was in 1913 niet vanzelfsprekend dat Cort van der Linden, premier van Nederland zou worden. Begin 1913, toen hij nog hoogleraar staatshuishoudkunde aan de Universiteit van Amsterdam was, werd hij op de gevorderde leeftijd van zevenenzestig jaar, gevraagd werd om een regering te vormen. Niet dat het hem aan politieke ervaring ontbrak, hij was van

78 Duco Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, De Nederlandse rol in de wereldpolitiek (Utrecht, Spectrum: derde druk 2006) 62.

34 1897 tot 1901 minister van Justitie geweest en in die periode had hij zichzelf nadrukkelijk geprofileerd als bruggenbouwer.79 Misschien dat deze kwaliteit ertoe bijdroeg dat hij door Koningin Wilhelmina gevraagd werd een kabinet te formeren, nadat de socialisten onder leiding van Troelstra in de wachtkamer waren gezet. De uitkomst was een extraparlementair kabinet, waarvan hij zelf de voorzitter en dus premier werd en tevens minister van Binnenlandse Zaken. Om de spanningen tussen de liberalen, confessionelen en socialisten te neutraliseren legt hij de nadruk op het partij-neutrale karakter van zijn kabinet.80 Het grote politieke dispuut van die tijd was de schoolstrijd, waarbij de confessionele partijen streefden naar financiële gelijksteling van op christelijke grondslag gestoelde scholen met de openbare scholen. De discussie hierover verdween snel naar de achtergrond toen in augustus 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak. De Eerste Wereldoorlog heeft er mogelijk toe bijgedragen dat, tijdens een verkiezing onder volksvertegenwoordigers uit de Eerste en Tweede Kamer in 2002 Cort van der Linden tot beste premier van de vorige eeuw werd gekozen. Aan zijn graf dat op Eik en Duinen te vinden is het belang van zijn staatsmanschap niet af te zien: je zou er zo voorbij lopen omdat het duidelijk geen praalgraf is, maar een weinig indrukwekkende granieten plaat op de grond, gelijk aan de stenen eromheen. Bart Jungmann schrijft er in de Volkskrant van 17 juli 2007, misschien in nasleep van deze verkiezing, een artikel over, getiteld; ‘Zelfs premiers “creperen” in verweerde graven’.81 De geïnterviewde Ries Smits, oud-Kamerlid en tegenwoordig Haags raadslid, verbaast zich hierin over de staat van het graf. ‘En moet je dat nu zien, zegt Smit, op een toon die boosheid en moedeloosheid verenigt. Verticaal loopt een breuk door de grafsteen en de naam van de premier in oorlogstijd is slechts met moeite leesbaar.’82 De grafsteen vermeldt alleen de familienaam. Verder niets. Niet dat dit nu van het belang is, maar het geeft iets prijs van hoe in Nederland de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog vervaagt. Het was natuurlijk van het grootste belang dat de premier de neutraliteit van Nederland moest bewaken. Hoewel hij daarbij afhankelijk was van de oorlogshandelingen van andere landen, was het zijn taak om Nederland niet betrokken te laten raken bij de Eerste Wereldoorlog. Dit ging hem aanzienlijk minder gemakkelijk dan te verwachten was, zoals we nu op basis van de kennis over die oorlog weten. Het behouden van de neutraliteit was niet vanzelfsprekend. Door haar koloniale bezittingen, haar havens die als doorvoerhavens al lange tijd een grote rol speelde en haar

79 Han van der Horst, Onze premiers (1901-2002), Hun weg naar de top (Amsterdam, Athenaeum- Polak & Van Gennep: 2007) 70. 80 Han van der Horst, Onze premiers (1901-2002), 74. 81 Volkskrant van 17 juli 2007. 82 Volkskrant van 17 juli 2007.

35 grote handelsvloot, was Nederland in economische opzicht, van aanzienlijke betekenis. Hierdoor kon het een gewild doelwit zijn voor expansie van een van de oorlogvoerende partijen.83 Al voor de oorlog liepen de spanningen tussen Nederland en verschillende landen op en de meeste politici hadden een voorkeur voor één van de oorlogvoerende partijen. Al snel na 28 juli mobiliseerde Nederland zijn leger om gewapenderhand het Nederlands grondgebied te verdedigen.

Het was van het allergrootste belang een preventief signaal van ‘afschrikking’ te geven en de gewapende neutraliteitshandhaving geloofwaardig te doen zijn, voordat de omringende staten mobiliseerden. Nederlands grondgebied mocht niet gebruikt worden voor de doortocht van vreemde troepen.84

De hiernaast geplaatste spotprent geeft een kritisch beeld hoe de maker ervan de gewapende verdediging en de militaire kracht van Nederland inschatte. Maar behalve de mobilisatie van het leger om de grenzen te bewaken is het goed om de vraag te stellen wat deze neutraliteit nu daadwerkelijk betekende voor Nederland, maar ook voor bijvoorbeeld Nederlands-Indië en meer specifiek voor het Nederlands Gezantschap in Peking.

85

Neutraliteit Sinds 1831, toen de Belgische Revolutie het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden opsplitste in België en Nederland, had Nederland geen oorlog meer in Europa gevoerd. Volgens de historicus Paul Moeyes bleef de gewapende-neutraliteitspolitiek bijna een eeuw lang de vaste burcht van het Nederlandse buitenlandse beleid.86 Bij een aanval zou Nederland direct zijn leger mobiliseren en haar grondgebied gewapenderhand verdedigen. In 1914 was het vierendertig jaar geleden dat Nederland haar leger had gemobiliseerd. Dit gebeurde tijdens de Pruisisch-Franse oorlog in 1870, toen Nederland zich neutraal verklaarde. Vanaf die tijd voerde Nederland een gewapende neutraliteitspolitiek. Aanvankelijk werd vermeden om in

83 Duco Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, 71. 84 Keesings Historisch Archief (KHA)/1962, 515. In: Bob de Graaff, Duco Hellema en Bert van der Zwam (red.) De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw (Amsterdam, Boom: 2003) 15. 85 De Nieuwe Amsterdammer, no 33, 16 augustus 1918 86 Paul Moeyes, De Sterke arm, de zachte hand, 7.

36 detail te beschrijven wat die neutraliteit betekende met het argument dat het handelingsvrijheid gaf. Uiteindelijk kwamen er wel uitgebreide neutraliteitsproclamaties. In augustus 1911 werd een eerste aanzet gegeven tot het concretiseren van het neutraliteitsbeleid als gevolg van de Eerste Balkanoorlog. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, De Marees van Swinderen vormde een commissie die belast werd met het opstellen van een aan de eisen der tijd aangepaste nieuwe neutraliteitsproclamatie.87 Ruim twee weken na het aantreden van het kabinet-Cort van der Linden, op 16 september 1913, deed de commissie haar eerste aanbevelingen. De proclamatietekst, een term waarmee de neutraliteitsverklaring aangeduid werd, zou niet vaag maar in detail uitgewerkt moeten worden omdat de recente ontwikkelingen op het gebied van het oorlogs- en neutraliteitsrecht dit rechtvaardigden. Daarnaast moest de uit de proclamatie tekst volgende instructie voor de autoriteiten niet geheim zijn, zodat deze instructie geen argwaan zou wekken bij andere landen.88 De aanbevelingen gaven niet precies aan wie op de neutraliteitsvoorschriften moesten toezien, maar het voorstel was om de plaatselijke commandanten met deze taak te belasten. In augustus 1914 wordt het plan aangenomen. Uit het werk van de commissie komt duidelijk naar voren dat de regering vooral op zoek was naar de wijze waarop zij de neutraliteit moest handhaven als een oorlog zou uitbreken. Ten aanzien van de problemen die zich zouden kunnen voordoen op met name het gebied van belemmering van de voor Nederland zo belangrijke handel lijkt de commissie over weinig voorspellend vermogen te hebben beschikt. Op 27 juli 1914 besluit Koningin Wilhelmina samen met Cort van der Linden en de ministers Loudon van Buitenlandse Zaken, Bosboom van Oorlog en Rambonnet van Marine, het plan in werking te stellen. De spoorwegautoriteiten worden geïnformeerd. maar terwijl Oostenrijk-Hongarije op 28 juli de oorlog verklaart aan Servië, lijkt er geen Duitse mobilisatie plaats te vinden. In een buitengewone ministerraad op 28 juli 1914 besloot het Nederlandse kabinet de opgestelde neutraliteitsproclamatie uit te vaardigen. Hierin stond dat er op het Nederlandse grondgebied geen vijandelijkheden zouden worden toegelaten en dat bezetting van Nederlands territorium door buitenlandse machten verboden was. Zelfs de doortocht van buitenlandse troepen werd verboden, een logische eis de ligging van Limburg in aanmerking nemend en de bekendheid van het Schlieffenplan bij de Nederlandse legerleiding. Mocht dat dan toch gebeuren, dan zouden de onbevoegde troepen worden ontwapend en gevangen genomen. Ook werd vermeld dat schepen van de oorlogvoerende partijen alleen in noodgevallen in Nederlandse havens geholpen zouden mogen worden. Vliegtuigen of luchtschepen werden niet als zodanig genoemd in de verklaring, maar

87 Paul Moeyes, De Sterke arm, de zachte hand, 152. 88 Paul Moeyes, De Sterke arm, de zachte hand, Het Nederlandse leger & de neutraliteitspolitiek 1839-1939 (Amsterdam 2006) 153.

37 schendingen van het luchtruim zouden niet getolereerd worden.89 Hoe strikt de neutraliteit genomen werd, wordt duidelijk geschetst door de ambassadeur in Berlijn, Gevers. Hij wordt door de Duitse staatsecretaris van Buitenlandse Zaken Von Jagow bevraagd over de situatie in Groot Brittannië.

Von Jagow verlangde, zo had hij gezegd, geen enkele inlichting van militaire aard. Het was er hem alleen om te doen zich een oordeel te kunnen vormen omtrent de algemene toestand en de veiligheid der Duitsers in Engeland. Het spreekt vanzelf dat aan dit gevaarlijke verzoek, dat geheel in strijd was met onze plicht en positie als neutraal land, geen enkel gevolg is gegeven.90

Een van de gevolgen van de neutraliteit, ook voor de oorlog al, was dat Nederland geen bondgenootschappen aan kon gaan met andere mogendheden. Dit zou namelijk betekenen dat het partij koos voor een van de oorlogvoerende landen. Zelfs een bondgenootschap met een neutraal land zou kunnen betekenen dat, indien dit land betrokken raakte bij de oorlog, Nederland bepaalde verplichtingen had waardoor het ook betrokken raakte bij de oorlog. Hierdoor raakte Nederland geïsoleerd in haar buitenlandse politiek. De regering moest er dus voor waken niet de verdenking op zich te laden, dat ze samenwerkte met een van de oorlogvoerende partijen. Dit kon ook betekenen dat - mocht de neutraliteit door een buitenlandse mogendheid geschonden worden - Nederland zich aan zou sluiten bij de tegenstander van de schender.91 Deze situatie vereiste de nodige flexibiliteit en voorzichtigheid van iedereen die het beleid vorm gaf. Ook de Nederlandse vertegenwoordigers in het buitenland, zoals Frans Beelaerts van Blokland, moesten zich zo onpartijdig mogelijk opstellen. Tijdens de oorlog zou Nederland dan ook meerdere malen beschuldigd worden door een van de partijen, met name Duitsland en Groot Brittannië, dat Nederland handelde ten voordele van de andere partij. Iedere verdachtmaking werd dan ook zo snel mogelijk en zo krachtig mogelijk ontkend. Daarbij kwam bij, dat Nederland met de verdediging van Nederlands-Indië eigenlijk niet op eigen benen kon staan en aangewezen was op de welwillendheid van de Groot Brittannië voor de bescherming.92 Hoewel de Nederlandse hulpvraag voor verdediging van Nederlands-Indië nooit hardop uitgesproken werd zal Duitsland zijn bedenkingen hebben gehad over deze situatie. De Britten daarentegen zagen ook redenen om Nederland stevig aan de tand te voelen, met name inzake de doorvoer van

89 Paul Moeyes, Buiten Schot, Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 (Utrecht, Amsterdam, Arbeiderspers: 2014) 59. 90 Mr.Dr.C. Smit, Nederland in de Eerste Wereldoorlog, deel 2, 1914-1917 (Groningen, Wolters- Noordhoff: 1972) 13. 91 Bob de Graaff, Duco Hellema, Bert van der Zwan (red.) De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw (Zoetermeer, Boom: 2003) 13. 92 Herman Theodore Bussemaker, Paradise in Peril, Western colonial power and Japanese expansion in South-East Asia, 1905-1941 (Amsterdam, : 2001) 204.

38 goederen naar Duitsland. Al snel werd er een, zich steeds verder uitbreidende lijst met contrabande opgesteld, waardoor er steeds minder goederen vrijelijk vervoerd mochten worden. De handel viel na het begin van de oorlog grotendeels stil, enerzijds door deze belemmeringen maar ook door de verliezen van boten als gevolg van de oorlogsvoering op zee vanwege de acties van Duitse onderzeeboten.93 Behalve de mobilisatie lijkt er geen concreet plan te zijn opgesteld hoe om te gaan met betrekking tot de gevolgen van de neutraliteit voor de Nederlandse handel. Was het na het begin van de oorlog nog wel mogelijk om de handel met Nederlands-Indië in stand te houden? Ook was het niet duidelijk hoe de mobilisatie de buitenlandse politiek zou beïnvloeden, met name de koloniale politiek. Voor Nederlands-Indië werd dezelfde proclamatie van kracht, maar het handhaven van deze neutraliteit was een lastige opgave gezien de grootte van het grondgebied en de beperkte militaire krijgsmacht en middelen die in de kolonie aanwezig waren.

Buitenlandse politiek met betrekking tot Nederlands-Indië De oorlog had niet alleen grote en desastreuze gevolgen voor het ‘moederland’ of de metropole zoals Nederland in veel koloniale geschiedwerken aangeduid wordt, maar ook voor haar koloniën, in het bijzonder die in Azië. Nederland leek speelbal tussen de grootmachten, Groot Brittannië en Duitsland in Europa en Japan en Groot Brittannië in Oost- en Zuidoost-Azië. Als kleine en zwakke staat was het afhankelijk van het handelen van deze sterkere staten. Was dat ook al voor de oorlog zo? Herman Bussemaker zegt hierover:

It is one of the anomalies of colonial history that, notwithstanding a continuing decline on the world stage, the Dutch were able to secure an enormous empire in S.E. Asia during the nineteenth century, more or less in step with the colonial expansion of the major Western powers. They did so under the umbrella of the “Pax Brittannica,” with tacit British consent. 94

De periode voorafgaand aan de oorlog kenmerkte zich volgens de Nederlandse historicus Duco Hellema door ingrijpende veranderingen in de internationale verhoudingen.95 Door de voortgaande industrialisering wonnen landen als Duitsland, de Verenigde Staten en Japan terrein op Groot Brittannië. De hieruit voortkomende en groeiende rivaliteit zorgde voor een toename van spanningen. Imperialisme, de in een vorig hoofdstuk genoemde scramble for Africa, maar ook – in deze context van groot belang – de scramble for China, hadden een significante invloed op de onderlinge verhoudingen. Had Nederland concrete plannen om over te gaan tot het veroveren van nieuwe gebieden? Wilde het meedoen aan het verdelen van stukken Afrika, of in dit geval

93 Paul Moeyes, Buiten Schot, 193-208. 94 Herman Theodore Bussemaker, Paradise in Peril, 204. 95 Duco Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, 58.

39 relevanter, China? Niet voor niets wordt de periode vanaf de jaren zeventig van de negentiende eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog aangeduid als die van het moderne imperialisme. Gedroeg Nederland zich als een ware imperialistische mogendheid? Duco Hellema geeft aan dat het begrip imperialisme in de Nederlandse geschiedschrijving lange tijd omstreden is geweest. “In het ethisch-koloniale klimaat van het begin van deze eeuw werd elke beschuldiging van een Nederlands imperialisme van de hand gewezen, en dat bleef lang zo.” 96 Toch zou later in de eeuw deze discussie anders beslecht worden, toen zowel Duco Hellema als de historicus Maarten Kuitenbrouwer Nederland wel degelijk als een offensieve imperialistische mogendheid karakteriseerden.97 De buitenlandse politiek hield zich inderdaad voor de oorlog intensief bezig met het immense koloniale rijk in de Oost. Maar de relatie tussen het moederland en Nederlands- Indië kwam door het begin van de oorlog onder druk te staan, zowel op politiek als economisch gebied. De kans dat Japan een aanval zou doen op Nederlands-Indië werd op diplomatiek niveau weliswaar gering geacht – met name omdat Japan en Groot Brittannië sinds 1902 een alliantie hadden gesloten waarin ze elkaars belangen in de regio zouden verdedigen – maar helemaal gerust was men er niet op dat in dat geval Groot Brittannië daadwerkelijk te hulp zou komen. De twijfel over de Engelse opstelling werd gevoed door de eerder genoemde Japanse inval van Tsingtao in 1914, waarbij Groot Brittannië zich afzijdig had gehouden. Wat de precieze belangen van Japan daarbij waren was de Nederlandse overheid overigens niet helemaal duidelijk. Van Dijk schrijft dat al voor het begin van de oorlog de angst voor een aanval van Japan groot was:

Shortly before the outbreak of hostilities in Europe, at least three newspapers in the Netherlands Indies, the Java-Bode, De Locomotief, and the Preanger-bode, reported that a Japanese fleet had entered Wijnkoopsbaai on the south coast of West Java. The source of the news was a telegram from Cibadak addressed to the Governor General, in which it was stated that fifteen Japanese warships had been sighted in the bay. 98

Uiteindelijk bleek het een misverstand dat de Japanners van plan waren Nederlands- Indië binnen te vallen, maar het was wel duidelijk dat de spanning in de regio was toegenomen. Temeer toen de Britten na het begin van de oorlog een gedeelte van haar vloot in Azië terugriep naar Europa en de Japanse vloot de overhand kreeg.99 De meeste koloniale overheden in Zuidoost-Azië sloten zich aan bij de geallieerden daarmee het beleid van het oorlogvoerend moederland volgend. Het koloniaal bestuur in

96 Duco Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, 59. 97 Zie hierover: Maarten Kuitenbrouwer, “Het imperialisme-debat in de Nederlandse geschiedschrijving”, BMGN, 113 (1998) afl. 1, 56-73, en Duco Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, 58. 98 Kees van Dijk, The Netherlands Indies and the Great War, 125. 99 Herman Theodore Bussemaker, Paradise in Peril, 204.

40 Nederlands-Indië volgde ook het beleid van het moederland, hetgeen het tegenovergestelde betekende, namelijk handhaving van de neutraliteit. Hierdoor vormde Nederlands-Indië een van de weinige neutrale landen in de regio. De handhaving van de politieke neutraliteit in de archipel bleek uiteindelijk niet zo problematisch. Maar op economisch gebied had de oorlog wel degelijk verstrekkende gevolgen. Door de oorlog viel de handel tussen Nederlands-Indië en Nederland stil. Handelsschepen durfden niet meer uit te varen uit angst voor de Duitse onderzeeboten die vanaf het begin van de oorlog een bedreiging vormde voor alle scheepvaart. Handelsmaatschappijen zagen hun waren opgeslagen in de havens en bedrijven kwamen stil te liggen. Het wegvallen van het toezicht uit Nederland omdat de verbindingen met Europa wegvielen100, had volgens Van Dijk voor de handel echter aanvankelijk juist een stimulerend effect: de handel tussen Nederlands-Indië en Japan en ook de Verenigde Staten floreerde. Deze gunstige situatie hield aan totdat in 1917 door de Britten import- en exportverboden opgelegd werden en door de snel krimpende scheepsruimte de koloniale economie in 1918 vrijwel tot stilstand kwam.101 China was ook neutraal, tenminste zo leek het aan het begin van de oorlog. Veranderde dit de positie voor Frans Beelaerts van Blokland in de gezantschapswijk?

Vertegenwoordiging in China en belangenbehartiging

Aangezien Duitsland in oorlog was met Groot-Brittannië en Frankrijk, nam de spanning in de Diplomatenwijk in Beijing toe. Ook elders in China was dit het geval, omdat al deze landen concessies hadden en veel belangen met elkaar verstrengeld waren. Zo maakten alle Europese ingezetenen, indien nodig, gebruik van de Gemengde Rechtbank, waar het Europese recht van kracht was. De handel stond grotendeels onder beheer van de Westerse machten en de heffingen voor invoer werden geïnd door een Chinees bureau dat geleid werd door Europeanen. Treinverbindingen werden aangelegd door Europese bedrijven of door Europees en Japans gefinancierde bedrijven. Dit gold ook voor veel mijnen, telegrafiediensten en persbureaus. De verschillende mogendheden bezaten ook nog een aanzienlijke troepenmacht in de concessies en in de Diplomatenwijk in Peking. Daar bestond een gezamenlijk geformeerde gezantschapswacht die zorgde voor de verdediging van de wijk.

100 Dit werd alleen maar versterkt door het afsluiten van de telegraafverbinding vanuit Oost-Azië met Europa door Britse marineschepen. 101 Steeds meer handelswaar werd gedurende de oorlog door de oorlogvoerende partijen als contrabande aangemerkt. Zo werden Nederlandse schepen vanuit Nederlands-Indië naar Britse of Franse havens gedirigeerd om gecontroleerd te worden. Producten die als contrabande aangemerkt werden, werden in beslag genomen. Zie: Kees van Dijk, The Netherlands Indies and the Great War, 360.

41 Op 6 augustus besluit China neutraal te blijven in de Europese oorlog. Desondanks zou de rol van de Nederlandse gezant vanaf die dag veranderen, omdat de Nederlandse gezant nu tussen diplomaten zat waarvan de vertegenwoordigde landen in Europa met elkaar in oorlog waren. Frans Beelaerts van Blokland was in Peking was daarnaast de enige Nederlandse vertegenwoordiging in China die nog in contact stond met de centrale regering. De overige Nederlandse consulaten lagen in gebieden die in handen waren gevallen van de nationalisten die vooral in het zuiden van China rondom Shanghai een basis hadden. De communicatie tussen de Nederlandse consuls in het zuiden en de gezant lijkt nog in stand gehouden doordat de consuls regelmatig brieven sturen, waarin ze de toestand in het zuiden toelichten. De inname van Tsingtao door Japan met hulp van Groot Brittannië had de spanningen alleen maar doen toenemen tussen Britse en Duitse militairen die gelegerd waren in de Gezantschapswijk. De eerste confrontatie tussen de oorlogvoerende kampen vond spoedig na het uitbreken de oorlog in Europa plaats, namelijk op 21 oktober 1914 tussen Franse en Duitse militairen.102 Het aantal militairen dat gelegerd was in de wijk, zou in de loop van 1915 verder teruglopen, omdat velen opgeroepen werden voor actieve dienst aan het front.

Hr. Ms. Gezant gaf op 24 augustus 1915 aan de Minister van Buitenlandse Zaken een overzicht van de wijzigingen, die sinds augustus 1914 hadden plaats gehand. De Belgische wacht vertrok reeds in augustus 1914 naar Europa, met achterlating van slechts één onderofficier. Het personeel van de Duitse wacht […] vertrok kort na het uitbreken van de oorlog naar het Duitse pachtgebied Tsingtau. De […] Britse troepen vochten op het ogenblik […] in de Dardanellen, terwijl Frankrijk ook zijn detachement ‘Infanterie Coloniale’ uit Peking naar elders had verplaatst.103

Maar veel van de vertrokken militairen werden weer vervangen door reservisten, in China aanwezige dienstplichtigen. De taak van de gezant bleef na het begin van de oorlog ongewijzigd. Hij moest de belangen van Nederland behartigen en zoals in het volgende hoofdstuk zal blijken probeert hij de Minister van Buitenlandse Zaken Loudon zo goed mogelijk te voorzien van informatie over de ontwikkelingen in de regio en met name die in China. De oorlogstoestand zou bepaalde implicaties met zich mee kunnen brengen op het moment dat China haar neutraliteit op zou geven en zich aan zou sluiten bij een van de oorlogvoerende partijen. In dat geval zouden landen die hierdoor in oorlog kwamen met China, Nederland kunnen verzoeken om de belangen van dat land in China te behartigen.

102 Ph. M. Bosscher, De gezantschapswacht te Peking, 1170. 103 Ph. M. Bosscher, De gezantschapswacht te Peking, 1168.

42 Mocht China haar neutraliteit opgeven dan zou de taak van Beelaerts van Blokland aanzienlijk kunnen veranderen. Een van de eerste taken van de gezant zou dan zijn ervoor te zorgen dat de diplomaten en consuls van dat land veilig en snel kunnen repatriëren. Daarnaast zou hij de residenties en kanselarijgebouwen van dat land moeten verzegelen, pensioenen uit moeten betalen en onderdanen van dat land ondersteunen.104 Indien China zich namelijk bij de Centrale Mogendheden aan zou sluiten, dan zou Nederland misschien door Groot Brittannië of Frankrijk verzocht worden, haar belangen in China te behartigen. Zou China zich aansluiten bij de Frankrijk en Groot Brittannië dan zou Nederland misschien door Duitsland of Oostenrijk-Hongarije verzocht worden, haar belangen in China te behartigen. Wat voor oorlogspolitiek voert China eigenlijk en zal de rol van de gezant hierdoor veranderen?

104 Vincent Kramers, ‘Diplomatieke belangenbehartiging door Nederland in de Eerste Wereldoorlog’, in Hans Andriessen , Perry Pierik, De Grote Oorlog: Kroniek 1914 -1918. DEEL 15 (Soesterberg, Aspect: 2014) ook te vinden op de website van Wereldoorlog 1914-1918: http://www.wereldoorlog1418.nl/diplomatieke-belangenbehartiging/index.html

43

3 China en de Eerste Wereldoorlog

Volgens de Xu Guoqi hebben veel historici een verkeerd begrip van de relatie tussen China en de Eerste Wereldoorlog. Voor velen nam China deel aan de oorlog niet op eigen initiatief maar onder druk van de grootmachten. Maar de druk van binnenuit was groter dan de druk van buitenaf. 105 Toen in 1914 de oorlog uitbrak werd dit op 1 augustus bekend in China. De pers deed er uitvoerig verslag van en de stemming was opgewonden.106 De invloedrijke historicus Liu Yan schrijft al in 1914 dat het een goede zaak zou zijn als China de oorlog zou verklaren aan Duitsland. Volgens Liang Quichao, een Chinese geleerde, journalist, filosoof en hervormer aan het einde van de Qing-dynastie, was dit dé mogelijkheid om het land te moderniseren en haar aanzien internationaal te verbeteren.107 Ook Sun Yat-sen was enthousiast over deelname aan de oorlog in 1914. 'This is our chance to rise up and make our stand.'108 De Chinese interesse in de oorlog kwam voort uit een gevoel van slachtofferschap. De eerder geschetste vernedering door imperialistische machten zorgde voor nieuwe inspiratie. China wilde aansluiting vinden bij de wereld, een moderne natiestaat én een sterk en krachtig land worden.109 De meeste invloedrijke schrijvers waren voor aansluiting bij de geallieerden, maar er was ook een groep die voor aansluiting bij de Duitsers was, waaronder Liang Qiuchao. De Chinese regering zocht een manier om een rol van betekenis te gaan spelen in de oorlog en om de Japanse dreiging af te wenden. De inname van de Duitse concessie Tsingtao door Japan in oktober 1914 bracht een grote slag toe aan dit enthousiasme. Yuan Shih-k’ai had actief geprobeerd deze inname te voorkomen en de Britse gezant in Beijing John Jordan laten weten dat hij 50.000 soldaten beschikbaar had om samen met de Britten Tsingtao in te nemen. Jordan moest het aanbod afslaan omdat Groot-Brittannië het te druk had met de oorlog in Europa.110 Welke oorlogspolitiek moest China nu voeren? Zich aansluiten bij de Britten lag gevoelig omdat ze daarmee ook bondgenoot werden van Japan.

105 Xu, China and the Great War, 81. 106 Xu, China and the Great War, 84. 107 Ibid. 82. 108 Marie-Claire Bergere, Sun Yat-Sen (Stanford, Stanfort Press: 1988) 262. 109 Xu, China and the Great War, 12. 110 Xu, China and the Great War, 83.

44 De kwestie Tsingtao leverde China twee grote frustraties op. Aan de ene kant wilde het graag meedoen aan de oorlog, maar werd het niet toegelaten. Aan de andere kant wilde ze de Japanse ambities om controle te houden over voor hun belangrijke gebieden in China tegengaan. Daarbij moesten ze ervoor zorgen dat ze Japan niet tegen zich kregen.111 Deze uitdaging om te gaan met de Japanse dreiging en het uitwerken van een effectieve oorlogspolitiek kwam zwaar onder druk te staan toen Japan op 18 januari 1915 haar Twenty- one Demands oplegde. 112

De ‘21 Japansche Eischen’ Met deze eisen, een duidelijk product van de expansiepolitiek, probeerde Japan meer zeggenschap te krijgen op de Chinese politiek en haar macht in dat land uit te breiden. Ondanks de Japanse eis dat de Twenty-one Demands geheim moesten blijven legde de Chinese regering ze al op 22 januari voor aan de Amerikaanse ambassadeur in Beijing Paul Reinsch. De Verenigde Staten maar ook Groot-Brittannië reageerden niet op de bekendmaking van de eisen, maar het Chinese volk reageerde enkele maanden later woedend. Japan had dan wel de diplomatieke oorlog gewonnen, maar de publieke opinie keerde zich tegen Japan.113 Het Corps Diplomatique in Beijing lijkt niet meteen op de hoogte te zijn van de Japanse eisen en uit de correspondentie blijkt dat de diplomaten zich bezig houden met machtspositie van Yuan Shih-k’ai. Zo ook Beelaerts van Blokland die in zijn correspondentie van 11 januari met de minister van Buitenlandse Zaken Loudon nog niets over de dreigende eisen van Japan vermeld.

De vraag, die men nog telkens hoort stellen, of President Yuan nu weldra den Keizerstitel zal aannemen, komt mij voor van weinig practisch belang te zijn. Wel is die Titel in de oogen van het overgroote deel der bevolking nog door een zeer bijzondere luister omschenen; maar de luister, waarmede de President zich omgeeft en waarmede hij ook op 23 December op het Hemelaltaar het sedert eeuwen alleen door den Keizer gebrachte jaarlijksch offer heeft ontstoken is er wel op berekend het verschil tusschen de Presidentieel en de Keizerlijke waardigheid dermate te effenen, dat op den duur de vraag welken titel het hoofd van den staat zal voeren door den President naar welgevallen zal kunnen worden beslist zonder dat door die beslissing eenige feitelijke verandering zal worden teweeggebracht.114

111 Xu, China and The Great War, 93. 112 Een gedetailleerde studie over de reactie van China op de 21 Demands komt van Zhitian Luo in 'National Humiliation and National Assertion: The Chinese Response to the Twenty-one Demands', Modern Asian Studies 27, no.2 (1993) 297-319. De eisen zijn te vinden in The Cambridge History of China Volume 13, Republican China 1912-1949 Part 2, redactie John Fairbank en Albert Feuerwerker (New York 1986) 98-99. 113 Xu, China and The Great War, 96. 114 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 15 januari 1915. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.240, 1912-1915 - revolutie.

45 Pas op 15 februari lijkt hij op de hoogte te zijn van de nieuwe eisen die Japan op 18 januari had opgelegd. Ondanks het feit dat de eisen geheim zijn, komt er enige informatie over deze eisen bij de gezanten in de gezantschapswijk. Zo zou de pachtduur voor gebieden in Zuid- Mantsjoerije verlengd moeten worden, het oostelijk gedeelte van Mongolië, waar de missie van Scheut zit, en de Duitse concessies afgestaan moeten worden. Daarnaast zou Japan de leiding nemen over verschillende spoorverbindingen en over kolen- en ijzermijnen in het Yangtze-gebied. Als meest intimiderende eis, tenminste vanuit Chinees oogpunt, zou Japan zeggenschap krijgen binnen het Chinese leger.115 Volgens Beelaerts van Blokland is de Chinese regering tot ver strekkende concessies bereid.

Welke ten slotte de houding zal zijn van het aan zichzelf overgelaten China, is nog niet te voorzien. Van alle zijden, zooals gewoonlijk in het bijzonder uit het Zuiden, ontvangt de Regeering telegrammen om haar aan te sporen pal te staan en niet te gedoogen, dat China een tweede Korea wordt. De Reegering doet het mogelijke om de openbare meening gerust te stellen en uitingen van volksopwinding, welke zeer bedenkelijke gevolgen zouden kunnen hebben, te voorkomen. Zij is tot zeer ver strekkende concessies bereid en zal, zoover het met behoud van hare zelfstandigheid slechts eenigszins mogelijk is, aan Japan’s eischen toegeven. Maar of zij tot de verlangde aanneming der eischen en bloc zal zijn te bewegen is nog een open vraag.116

Tien dagen later zal de volle omvang van de eisen van Japan duidelijk zijn en schrijft de Gezant dat China er alles aan gelegen is om de onderhandelingen zo veel mogelijk te vertragen, erop hopend dat de eisen in sterkte af zouden zwakken. De Britse John Jordan typeert de onderhandelingen als volgt. “The negotiations were, a wordy warfare, or a typical Oriental fencing match and the Western intellect is hardly capable of appreciating all the niceties of the game.” 117 In heel China waren er gewelddadige protesten tegen de eisen. Op 8 maart was er een demonstratie in Shanghai waar 40.000 demonstranten kwamen. Dit was de eerste keer in de Chinese geschiedenis dat een brede publieke opinie opkwam tegen het optreden van een buitenlandse mogendheid.118 Uiteindelijk lopen de onderhandelingen vast en Japan lijkt vooralsnog niet verder aan te dringen, misschien omdat de eisen via de pers bekend waren geworden. De door Japan gevoerde politiek begon meerdere consequenties met zich mee te brengen. Beelaerts van Blokland zegt daarover in zijn schrijven van 24 april;

Meer dan drie maanden zijn reeds verloopen seder de Japansche Gezant de in vijf groepen verdeelde 21 eischen zijner Regering aan President Yüan overhandigde. In

115 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 29 januari en 15 februari 1915. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.240, 1912-1915 - revolutie. 116 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 15 februari 1915. Uit NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.240, 1912-1915 - revolutie. 117 In; British Government Documents, unpublished, Foreign Office Files, 1914-1919; Jordan to Langley, Mar. 22, 1915, private correspondence, FO 350, vol. 13. 118 Min-Chien Tyau, China Awakened (New York 1922) 86.

46 dien tijd heeft Japan kans gezien in het buitenland alom ontstemming en groeiend wantrouwen in het leven te roepen en bij het Chineesche volk eene bitter vijandige gezindheid te wekken, waarvan de Japansche handel de kracht en beteekenis aan den lijve begint te gevoelen.119

In mei besloot Japan een ultimatum te stellen, om verdere vertragingen tegen te gaan. China moest voor 10 mei instemmen met de eisen anders zou Japan ze op een minder diplomatieke manier afdwingen. Op 9 mei, om 1 uur in de ochtend, ging de nieuwe Chinese Minister van Buitenlandse Zaken, Lu Cheng-hsang naar de Japanse legatie in de gezantschapswijk om officieel in te stemmen namens de Chinese regeringen met de eenentwintig eisen.120 Madeleine Chi zegt hierover. “China’s capitulation was welcomed in all major capitals, for it averted war and possible anarchy in China. Maar merkt tevens op. ‘Yuan and his government, [...] did not see the obvious - that China was suffering more from internal weakness than from the lack of foreign support.” 121 Door de eisen werd China eigenlijk gereduceerd tot een vazalstaat van Japan. De jonge zou later op basis van deze gebeurtenissen zeggen: “Japan is our country's strong enemy“.122

De Chinese oorlogspolitiek Na de winter van 1914-1915 waren Chinese journalisten als Liang Shiyi en Zhang Guogan ervan overtuigd dat een uiteindelijke overwinning voor Duitsland erg moeilijk zou worden.123 Mocht Duitsland alsnog winnen dan zou het de gebieden in China zeker behouden en misschien nog wel uitbreiden met de gebieden van andere mogendheden. De hoop dat de geallieerden uiteindelijk zouden winnen en dus ook de vredesonderhandelingen zouden dirigeren, maakte een besluit voor die zijde logisch. Vooralsnog bleef China neutraal en was er nog geen sprake van dat het zich wilde mengen in de oorlog. Hieraan kwam in november 1915 een einde. Op 6 november 1915, verklaarde het bereid te zijn aan de oorlog mee te doen, als Groot Brittannië, Frankrijk en Rusland ze daarom zouden vragen. Om dit aanbod te ondersteunen bood de Chinese regering aan, wapens te leveren aan Groot-Brittannië. Op 18 november 1915 kwamen de ministers van Groot Brittannië, Frankrijk en Rusland bij elkaar om over het aanbod van China te praten. Belangrijk punt van bespreking was of Japan in zou kunnen stemmen met

119 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 29 januari en 24 april 1915. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.240, 1912-1915 - revolutie. 120 John K. Fairbank, Albert Feuerwerker (red.) The Cambridge History of China, Volume 13, Republican China 1912-1949, Part 2 (New York, Cambridge University Press: 1986) 101. Ook in: Madeleine Chi, China Diplomacy 1914-1918 (Cambridge, Harvard University Press: 1970) 97. 121 Madeleine Chi, China Diplomacy, 59 en 61. 122 Dit schrijft Mao aan Wiao Zisheng op 25 juli 1916. In Stuart R. Schram, (red.), Mao's Road to Power, Revolutionary Writings, Volume I (New York, 1992) 103. 123 Xu, China and The Great War, 102.

47 de deelname van China aan de oorlog. Op 6 december gaf de Japanse minister van buitenlandse zaken aan dat Japan niet in zou stemmen met deelname van China. Groot- Brittannië liet weten dat het teleurgesteld was in de houding van Japan, maar dit land bleef bij zijn standpunt.124 De geallieerden wilden uiterst voorzichtig omgaan met Japan. In 1915 bestond de angst aan geallieerde zijde dat Japan de kant zou kiezen van Duitsland.125 Dit zou, gezien de expansiepolitiek van Japan, een enorme bedreiging zijn voor de concessies en koloniën in Oost- en Zuidoost Azië. Ook voor Nederland zou dit een zeer ongewenste ontwikkeling zijn geweest aangezien zij niet in staat leek haar kolonie te verdedigen tegen Japan. Om Japan niet te verliezen als bondgenoot op dit kritieke moment in de oorlog, gaven de geallieerden toe aan eisen die Japan stelde. Een daarvan was dat Japan de zeggenschap in Tsingtao wilde behouden en dit gebied niet af wilde staan aan China. Een ander gevolg hiervan was dat China niet werd betrokken bij de oorlog en Japan de zeggenschap kreeg over deelname van China aan de oorlog. De Britse minister van Buitenlandse Zaken Grey verzekerde Japan op 10 december 1915 dat China niet beloond zou worden mocht het toch meedoen aan de oorlog. John Jordan verwoordde wat vele Chinezen op dat moment gevoeld zullen hebben. “We all feel that we are so many puppets pulled by Japanese strings.” 126 China's poging om deel te nemen aan de oorlog was mislukt. Eind 1915 bedacht de Chinese minister van Financiën Liang Shiyi een nieuw plan. In plaats van deel te nemen aan de oorlog met soldaten werden arbeiders aangeboden die konden helpen in oorlogsgebied. 127 Het zenden van arbeiders bood de mogelijkheid om betrokken te raken bij de oorlog zonder dat er sprake was van militaire betrokkenheid, een van de bezwaren van Japan. Daarnaast konden hierdoor de Duitsers China niet beschuldigen van het schenden van de neutraliteit, want de arbeiders werden gehuurd door private bedrijven. Frankrijk richtte op 31 januari 1916 de Société Franco-Chinoise d'Education op.en in mei 1916 werd er een privaat bedrijf opgericht, de Huimin Company om de eerste arbeiders te rekruteren.128 In datzelfde jaar werden de eerste arbeiders naar

124 Madeleine Chi, China Diplomacy, 71-73. 125 In januari 1915 onderhandelde de Duitse diplomaat in Beijing, Paul von Hintze met de Japanners. Japan zou Qingdao en de eilanden in de Pacific mogen houden. Informatie hierover is te vinden in een artikel van Frank W. Ikle, 'Japanese-Germans Peace Negotiations during World War I', American Historical Review 71, no.1 (Oktober 1965) 62-76. 126 Xu citeert hier uit: British confidential memorandum to Quai d'Orsay, December 15, 1915, Quai d'Orsay, NS, Chine, CXXXII. Xu, China and The Great War, 167. 127 Dit in tegenstelling tot het idee dat bestaat over dit onderwerp waarbij dit idee toegewezen wordt aan de Britten. A. Philip Jones geeft aan in zijn boek Britain's Search for Chinese Cooperation in the First World War (London 1986) dat dit idee van de Britten kwam in 1916. Ook A Companion to World War I en The Cambridge History of China onderschrijven dit. 128 Xu, China and the Great War, 118.

48 Frankrijk gestuurd. Toen Duitsland hiervan hoorde protesteerden ze gelijk. Dit zou ongehoord zijn voor een neutraal land. Het protest had geen zin. Er werden nieuwe bedrijven opgericht om arbeiders te rekruteren. Alles moest de schijn ophouden dat het om private bedrijven ging. De eerste Chinese arbeiders kwamen op 24 augustus 1916 in Frankrijk aan. Groot-Brittannië ging niet in op het voorstel van Liang Shiyi tot de zomer van 1916. Een directe aanleiding om toch te gaan onderhandelen over het aanbod, was het enorme verlies dat Groot Brittannië had geleden tijdens de slag bij de Somme in juli 1916. Midden augustus hadden de Britten daar 223.000 soldaten verloren en er ontstond een tekort aan manschappen. David Lloyd George stemde in de zomer van 1916 in met het plan extra mankracht uit China te halen. Hoeveel arbeiders uiteindelijk in Frankrijk werkten is onduidelijk. De Dictionary of the First World War schat in dat Groot Brittannië alleen al 320.000 Chinese arbeiders rekruteerde.129 Jones komt op ongeveer 150.000 in Frankrijk, Mesopotamie en Rusland.130 De Chinese historicus Chen Sanjing zegt dat het om ongeveer 200.000 arbeiders ging.131 De Chinese historicus Xu Guoqi concludeerde; “the total number of the Chinese workers in France during the war was about 140.000.” 132

Op deze manier raakte China toch betrokken bij de Eerste Wereldoorlog, maar het bleef neutraal. Door deel te nemen aan de oorlog had het aansluiting gevonden met de wereld, maar het hoopte op deze manier ook zeggenschap te krijgen over de Duitse concessies, waarbij het strategisch gelegen Tsingtao sinds het in Japanse handen was gevallen, als een mes op de keel drukte. De hoop van China om door deelname aan de oorlog een plaats te verwerven bij de te verwachtte vredesonderhandelingen, leek hoopvol en opportunistisch te zijn. Het Westen, dat haar handen vol had met de oorlogvoering in Europa, leek in deze regio naar de pijpen van Japan te dansen. China had ondertussen haar handen vol aan binnenlandse ontwikkelingen. Hoewel Yuan Shih-k’ai op 6 juni 1916 stierf leek het keizerschap aan een definitief einde te komen. De spanningen in het land waren groot en de regering in Beijing heeft geen zeggenschap over het hele land. Plaatselijke legeraanvoerders voerde het bevel over eigen gebieden en in het zuiden van het land waren de nationalisten onder leiding van de Kwomintang aan de macht. Beelaerts van Blokland wordt hierover op de hoogte gehouden door zijn consul in

129 Stephen Pope en Elizabeth-Anne Wheale (red.), Dictionary of the First World War (New York 1995). 130 Arthur Philip Jones, Britain's Search for Chinese Cooperation in the First World War (London, Garland Publishing: 1986) 108-109. 131 Xu, China and the Great War, 127. Xu baseert zich op Chinees historisch werk van Chen Sanjing. 132 Xu, China and the Great War, 130.

49 Shanghai, De Reus. Maar al snel zou hij een belangrijke rol gaan spelen in een nieuwe paleiscoup.

1917 Chang Hsün en de onpartijdigheid van de Nederlandse gezant Het zuiden lijkt geen vuist te kunnen maken tegen de vooral in de het noorden gelegerde legers. Volgens Sun Yat-sen, de belangrijke man van de Kwomintang, is China,

“yet an infant Republic and as a nation she may be likened to a sick man, just entering the hospital of constitutionalism. Unable to look after herself at this stage she needs careful nursing and support. Therefore, China cannot be regarded as an organised country.” 133

Dit schrijft hij op 10 maart 1917 in een open brief aan Britse premier Lloyd George waarin hij tevens de Chinese regering in Beijing afraadt haar neutraliteit op te geven en de premier, en alle geallieerden partijen, waarschuwt dat het verlaten van de neutraliteit de nog steeds aanwezig zijnde antiwesterse sentimenten zouden kunnen doen opleven.

Since our revolution, anti-foreign feelings have been suppressed by us, but the anti- foreign spirit lives and may take advantage of the critical time and rise in another Boxer movement with general massacre of foreigners. If war is declared against any country, the ignorant classes cannot distinguish one nation from the other and consequences would be more fatal to England owing to her larger interests in the Orient. 134

Dit bericht, dat in alle Chinese bladen werd afgedrukt, is volgens de gezant, “stellig van overdrijving niet vrij te pleiten, maar dat er een kern van waarheid in ligt, kan toch bezwaarlijk ontkend worden.” 135 Ondanks het verzet in het zuiden van China, lijkt de oorlogsverklaring steeds dichterbij te komen. Op 14 maart schrijft de gezant dat China heeft besloten de diplomatieke betrekkingen met Duitsland te verbreken, maar tot een oorlogsverklaring komt het niet. In reactie hierop sluit Duitsland haar consulaat in Shanghai. Ook als op 6 april 1917 de Verenigde Staten de oorlog verklaren aan Duitsland lijkt de China niet te volgen. Naast de nationalisten in het Zuiden lijken ook verschillende legeraanvoerders tegen de oorlogsverklaring te zijn, waaronder de maarschalk Chang Hsün. Deze aanhanger van het vroegere keizerlijke hof is erop uit de macht naar zich toe te trekken en de keizerstroon te

133 Krantenartikel uit een onbekende Chinese krant van 10 maart 1917 die Beelaerts van Blokland in de correspondentie met de minister opnam. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 134 Krantenartikel 10 maart 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 135 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 28 maart 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand.

50 herstellen.136 Volgens Beelaerts van Blokland maakt de oorlogspolitiek weinig kans, maar verwacht hij dat de kansen kunnen keren als Chang Hsün een greep naar de macht zou doen.

Het verzet tegen hare in geen enkelen kring populaire oorlogspolitiek gaat uit zoowel van reactionairen als Chang Hsün als van Kuo-min-tangleiders als Tang Shao-yi en Sun Wen. Maar zoodra maarschalk Chang zich met zijn keizerlijke plannen blootgeeft, zullen velen, die in de buitenlandsche staatkunde met hem medegaan, zich aan de zijde der Regeering scharen. 137

De Gezant lijkt weinig onder de indruk van de perikelen in de politieke leiding en beschouwt veel van de gekozen bestuurders incapabel. Over de Minister van Buitenlandse Zaken zegt hij: “De Minister van Buitenlandse Zaken heeft met het oog op zijn leeftijd en hardhoorigheid bij herhaling zijn ontslag gevraagd. Hij is van de zaken weinig op de hoogte […].” 138 Er is niet eens een minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Onderwijs, lid van de Kwomintang, heeft om gezondheidsredenen ontslag gevraagd. Ook de minister van Financiën is ontslagen door zijn handelen .

De Minister van Verkeerswegen Hsü Shih-ying, die verleden week naar aanleiding van nieuwe onder zijn bestuur gepleegde “onregelmatigheden” zijn ontslag vroeg, mocht zich nooit in een goeden naam verheugen en heeft naar het algemeen gevoelen veel deugdelijker aanspraak op het gevangenpak dan zijn ambtgenoot van Financiën. Zijn ontslag is elk oogenblik te verwachten, zijn aanblijven een publiek schandaal. De Minister van Justitie kleeft nog steeds de smet aan van de opiumsmokkelarij [...].139

Volgens Beelaerts van Blokland zal de Minister van Landbouw zeer binnenkort ook zijn ontslag aanbieden en bestempelt de mogelijk toekomstig Premier, de heer Li Ching-hsi als schraapzieke mandarijn van de oude stempel. Naast de bestuurlijke problemen in Peking zijn, ook nog eens twee generaals in de provincies Szechuan en Yünnan met elkaar slaags geraakt. Niet alleen deze generaals maar het land lijkt verdeeld te worden onder de militaire machthebbers, waarvan sommigen het republikeins bestuur in Peking aanhangen en sommigen liever de terugkeer van de monarchie zien. Met enig gevoel voor understatement merkt hij afsluitend op in deze brief: ”Dit is het land, dat ter handhaving van het volkenrecht aan eene Europeesche Mogendheid den oorlog gaat verklaren!” 140

136 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 17 april 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 137 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 17 april 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 138 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 2 mei 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 139 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 2 mei 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 140 Ibid.

51

Niet alleen de gezant maakt zich zorgen over het bestuur in Peking, ook de zittende President Li lijkt zich zorgen te maken over de zich voortdurende impasse, zoals blijkt uit de correspondentie van 4 juni 1917.

In eene veel te lange, maar waardig gestelde verklaring, welke de Regeering aan alle autoriteiten heeft geseind, heeft President Li reeds op het gevaar van het uiteenvallen van China gewezen en, zonder Japan te noemen, toch op de loer liggende vijand genoegzaam aangeduid door zijnen landgenooten het voorbeeld van Korea voor oogen te stellen. Zoowel herstel van de monarchie als vestiging van de Republiek, zoo waarschuwt de President, zullen dan een ijdele droom zijn.141

De bestuurlijke impasse lijkt ten einde te komen, zo meldt Beelaerts van Blokland in zijn brief van 4 juni 1917, wanneer royalistische generaal Chang Hsün naar Peking ontboden wordt om met de President over de oplossing van de ontstane crisis te praten. Deze generaal, nog met de traditionele paardenstaart die de noordelijke Manchu-dynastie kenmerkte, was een groot voorstander geweest van voortzetting van de keizerlijke dynastie.142 Maar de keizerlijke ambities van deze maarschalk waren niet bij iedereen bekend, zeker niet bij de gezant, zoals hij zelf tot de ontdekking komt. ‘De in mijn vorig schrijven uitgesproken meening, dat van een herstel van het Keizerschap vooreerst nog niet zou komen, is reeds enkele dagen later door de feiten gelogenstraft.’143 Chang Hsü, roept in de nacht van 30 juni op 1 juli het Keizerrijk opnieuw uit, plaatst de jonge keizer Pu Yi op de Drakentroon, en vraagt President Li, vrijwillig afstand te doen van het presidentschap. ‘Toen de Europeanen op 1 Juli ontwaakten, was het Keizerrijk hersteld en wapperde hier en daar reeds de gele drakenvlag.’144 Ondanks dit plotselinge herstel van het Keizerrijk, lijkt de werkelijke macht bij Chang Hsü te liggen. Hij is de feitelijke machthebber of dictator, zoals Beelaerts van Blokland het noemt. Toch lijkt de coup een kleine kans van slagen te hebben omdat Chang Hsü naast te weinig troepen ook te weinig geld heeft om het Keizerrijk langer dan enkele weken in stand te houden. Op 4 juli valt reeds het Keizerrijk en trekt de maarschalk zich terug in Beijing, in de Verboden Stad, tot de troepen van maarschalk Tuan in de ochtend van 12 juli de stad binnenvallen.

141 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 4 juni 1917. Uit: Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Gezantschap in China (Peking, Chunking, Nanking), nummer toegang 2.05.90, inventarisnummer 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 142 Leonard Blussé en Floris-Jan van Luyn, China en de Nederlanders, Geschiedenis van de Nederlands-Chinese betrekkingen 1600-2008 (Zutphen, Walburg Pers: 2008) 184. 143 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 4 juli 1917.Uit: Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Gezantschap in China (Peking, Chunking, Nanking), nummer toegang 2.05.90, inventarisnummer 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 144 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 4 juli 1917. Uit: Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Gezantschap in China (Peking, Chunking, Nanking), nummer toegang 2.05.90, inventarisnummer 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand.

52 Er kwam van alles bij te pas, kanonnen, mitrailleurs, tot bommenwerpende vliegtuigen incluis. Het was een oorverdoovend leven, maar Chang Hsün’s troepen hielden flink stand. De strijd had misschien nog lang onbeslist kunnen blijven, indien niet een officier van maarschalk Tuan’s leger op de geniale gedachte ware gekomen, dat er behalve de bestaande poorten ook nog andere middelen zijn om aan de andere zijde van een muur te komen. In den muur van de Keizerlijke stad, tegenvoer Chang Hsün’s woning, werden gaten gebroken. Toen nu ook daardoor het vuur op zijn woning werd gericht, werd de toestand onhoudbaar. De generaal werd door zijne officieren opgepakt en in een automobiel gezet, die hem ijlings naar de Gezantschapswijk bracht, waar hij bij mij, als Doyen van het Corps Diplomatique, een schuilplaats vond.145

Zo kwam er een einde aan de heerschappij van Chang Hsün en de door hem aangestelde keizer Pu Yi, die overigens enigszins opmerkelijk, tot 1924 keizer zou blijven. Een typisch Chinese oplossing waarbij uit eerbied voor traditie de functie blijft bestaan, zonder dat deze keizer nog enige macht uit kon oefenen.146 Het bieden van een schuilplaats aan Chang Hsün maakte de situatie voor Beelaerts van Blokland niet minder complex. De aanwezigheid van Chang Hsün betekende een mogelijk struikelblok voor de Chinees- Nederlandse diplomatieke betrekkingen. Als Doyen, de voorzitter van het Corps Diplomatique, overlegt hij tijdens en na deze kortstondige oorlog met beide partijen, zowel met Generaal Chang Hsün, als andere generaals, als vertegenwoordigers van de republikeinse regering om de rust te behouden en de veiligheid in de Gezantschapswijk te garanderen. Ook het handhaven van de in 1901 afgesproken overeenkomst van vrij treinverkeer tussen Peking en de zee komt ter sprake, zoals eerder was gebleken tijdens de Bokseropstand. Zo hoog was de nood waarschijnlijk dat de angst bestond dat de Gezantschapswijk net als bij de Bokseropstand afgesloten zou worden van de aanvoer van militaire versterkingen. Op 6 juli arriveren de eerste versterkingen voor de Amerikaanse, de Japanse en de Franse gezantschapswachten. In dezelfde maand na de val van de generaal komt er een nieuwe republikeins kabinet, met een maarschalk als premier en richt de aandacht van de gezant zich voornamelijk op de toenemende spanning door opstandige provincies die zich verzetten tegen de ingeslagen weg in Peking. Op 27 juli lijkt er zich in Shanghai een onafhankelijke regering onder leiding van de Kwomintang te vormen.147

145 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 14 juli 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 146 De film The Last Emperor van Bertolucci gaat over deze gebeurtenis. 147 Brief van het parlement in Shanghai aan de Gezant, 27 juli 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand.

53 Op 1 juli 1918, een jaar nadat generaal Chang Hsün het keizerrijk had hersteld, zat hij nog steeds geïnterneerd in het gezantschap van Nederland. Ondanks dat hij te horen had gekregen dat hij zich vrij zou kunnen bewegen buiten de diplomatenwijk.148

149 Foto van generaal Chang Hsün in gezelschap van de tolken Duyvendak en De Josselin de Jong, zittend in de tuin van het Nederlands gezantschap in Beijing.

De periode van januari 1915 tot midden 1917 lijkt Beelaerts van Blokland zich vooral bezig te houden met binnenlandse ontwikkelingen. De oorlog en het behartigen van de Nederlandse neutraliteit lijkt een beetje op de achtergrond te zijn geraakt wat niet verrassend is als je kijkt naar de gebeurtenissen in China zelf. De regering in Beijing lijkt in die jaren steeds meer haar grip op het land te verliezen. In het zuiden van China richtte de Kwomintang een van Beijing onafhankelijke regering op terwijl in de hoofdstad zelf een paleiscoup werd gepleegd door Chang Hsün. Het bieden van onderdak aan deze laatste zette de betrekkingen tussen de Nederlandse gezant en de Chinese regering sterk onder druk. In de loop van 1917 zouden de taken van Beelaerts van Blokland nog eens extra verzwaard worden door de rol die hij zou gaan spelen in het behartigen van belangen voor een van de oorlogvoerende partijen.

148 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 1 Juli 1918. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.141 Stukken betreffende het herstel van het keizerrijk door generaal Chang Hsün. 1917-1922. 149 Leonard Blussé en Floris-Jan van Luyn, China en de Nederlanders, Geschiedenis van de Nederlands-Chinese betrekkingen 1600-2008 (Zutphen, Walburg Pers: 2008) 184.

54

55

4 De belangenbehartiging door Frans Beelaerts van Blokland

In de loop van 1917 werd er in regeringskringen in Beijing steeds meer op aangedrongen om de oorlog te verklaren aan Duitsland. Zoals hierboven beschreven besloot China op 14 maart de diplomatieke betrekkingen met Duitsland te verbreken, waardoor Duitsland zich genoodzaakt zag zijn consulaat in Shanghai te sluiten. Over een eventuele sluiting van het Duitse gezantschap in Beijing heeft Beelaerts van Blokland geen nieuws te melden. China heeft tenslotte de oorlog ook nog niet verklaard. Maar de druk op de Chinese premier om de oorlog aan Duitsland te verklaren wordt volgens de gezant steeds verder opgevoerd door het buitenland. De mogendheden wachten af wat China zal beslissen en Beelaerts van Blokland vraagt zich af of de mogendheden eerst aan willen zien wat Japan precies van plan is. Op 21 maart schrijft de Chinese minister voor Buitenlandse Zaken voor de onafhankelijke regering in Shanghai aan de Nederlandse consul De Reus aldaar;

Sir,I have the honour to acknowledge receipt of your letter of the 18th, to the effect that the diplomatic relations between the Republic of China and Germany having been severed, the Royal Netherlands Legation at Peking has been charged with the protection of the German interests in China, and also of your letter of the 18th inst. Is the effect that by a a notion from Her Netherlands Majesty's Minister in Peking, ‘you have been charged with the protection of the German interests in you consular district, to both of which I have taken due note. 150

Hier wordt voor het eerst in het archief van het Nederlands Gezantschap melding gemaakt over behartigen van de Duitse belangen in China door Nederland. Volgens Vincent Kramers was de Nederlandse regering en met name het ministerie van Buitenlandse Zaken zeer spaarzaam in het delen van informatie over deze belangenbehartiging. In 1918 verscheen er een Oranjeboek met zeven pagina’s informatie over de belangenbehartiging. Maar deze boeken bevatten sobere beschrijvingen van incidenten die reeds ook via de kranten bekend waren. “Het zijn in wezen slechts volkenrechtelijke vertogen, welke aan het Nederlandse rechtsstandpunt bekendheid moeten geven. Gelukkig bevatten de archieven van posten en ministerie meer gegevens maar zeker niet alles.” 151 De Nederlandse regering had – zoals

150 Brief aan de Nederlandse consul in Shanghai, De Reus. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.91, inv.nr.379; Stukken betreffende de overname van de Duitse belangen in Shanghai. 191 151 Vincent Kramers, “Diplomatieke belangenbehartiging door Nederland in de Eerste Wereldoorlog”, in Hans Andriessen , Perry Pierik, De Grote Oorlog: Kroniek 1914 -1918. DEEL 15 (Soesterberg, Aspect: 2014). Informatie hieruit is ook te vinden op de website van Wereldoorlog 1914-1918: http://www.wereldoorlog1418.nl/diplomatieke-belangenbehartiging/index.html

56 uit een reconstructie van het archief blijkt – in februari 1917 aan haar gezant in Beijing de opdracht gegeven de belangen van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije vanaf dat moment te behartigen. Beelaerts van Blokland geeft De Reus kort daarna de opdracht de Duitse consulaire archieven in Shanghai over te nemen en te verzegelen en vervolgens het Duits consulaat te sluiten en tevens “ ter beveiliging tegen eventuele baldadigheid, planken voor de vensters van het gebouw worden gespijkerd.” 152

14 augustus 1917, China verklaart de oorlog aan Duitsland, het begin De president van de Verenigde Staten, Wilson hoopte door de oorlog te verklaren aan Duitsland dat China zich hierbij aan zou sluiten. Maar China blijft aarzelen om haar neutraliteit op te geven. Op 2 mei schrijft de Beelaerts van Blokland aan de minister van Buitenlandse Zaken dat de militaire gouverneurs zich achter de president scharen in de te voeren oorlogspolitiek, zoals die door premier Duan Qirui wordt voorgesteld. Deze oorlogspolitiek hield in dat China zich aan zou sluiten bij de geallieerden en de oorlog zou verklaren aan Duitsland. Maar president Li schaart zich vooralsnog niet achter het plan.

De binnenlandsche toestand van China scheen al bijzonder weinig aanmoedigend om zich in het avontuur van een buitenlandschen oorlog te steken. De buitenlandsche vijand was in dit geval wel niet te vreezen, maar het was bekend genoeg, dat de oorlogsverklaring alleen bij enkele politici populair was en in wijde kringen, met name door den handel, sterk werd afgekeurd. 153

Die enkele politici waarnaar de gezant verwijst, waren de politici in Beijing onder leiding van de premier en maarschalk Duan Qirui. Het verzet zat vooral in het zuiden, dat onder leiding van de nationalistische Kwomintang zich tegen de oorlogspolitiek van de premier keerde. Nadat het zuiden zich onafhankelijk had verklaard eind juli lijkt het voorstel van Duan Qirui meer kans te maken. Japan, dat nog steeds grote invloed had op het beleid in Beijing, ondersteunde de deelname van China en deed een toezegging voor financiële hulp. Op 14 augustus 1917 verklaarde China de oorlog aan Duitsland.154

152 Opgenomen in een schrijven van de gezant aan de consul in Shanghai, d.d. 19 maart 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.91, inv.nr. 379; Stukken betreffende de overname van de Duitse belangen in Shanghai. 1917. 153 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 15 augustus 1917. Uit: NL- HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 154 John K. Fairbank, Albert Feuerwerker (red.) The Cambridge History of China, 101. En in: Madeleine Chi, China Diplomacy, 101-102.

57 Ruim een week later worden de eerste hooggeplaatste Duitsers via Nederlandse schepen overgeplaatst vanaf Shanghai naar de Verenigde Staten met de stoomboot Prinses Juliana. 155

156 Transcriptie van een in geheimschrift opgestelde cijfertelegram over het vervoer van Duitse en Oostenrijkse consuls vanaf Shanghai

Door de oorlogsverklaring lijkt de positie van de gezant verder onder druk te komen staan. In september begint Beelaerts van Blokland zich zorgen te maken over zijn taken.

Reeds aanstonds toen in Febr. dezes jaar U.E. mij met het verzoek de Duitsche Regering in kennis stelde, dat ik de bescherming van de Duitsche belangen in China op mij zou nemen, heb ik mij veroorloofd er U.E. op opmerkzaam te maken, dat mij daardoor een even moeilijke als onaangename taak zou worden opgelegd. De uitslag is niet beneden de verwachting gebleven. In zoover zoude ik dus geen reden hebben U.E. omtrent de tegen mij gerichte aanvallen - waarvan ook onze consulaire

155 Dit schrijft De Reus in een brief aan de Gezant, d.d. 5 november 1917.Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.378, 156 Stukken betreffende de repatriëring van beambten van het Duitse consulaat uit Shanghai via Nederlandse stoomschepen. 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.91, inv.nr.376.

58 ambtenaren, met name de Consul-Generaal te Shanghai, hun deel krijgen - afzonderlijk te berichten.157

Ook verwijt hij de pers in China van onjuiste berichtgeving en stemming makerij. Zo zou een Britse consul gezegd hebben dat hij geen vergaderingen meer bij zou wonen, zolang de Nederlandse Consul de belangen van de Duitse onderdanen behartigt. Met name een in Peking gevestigd Japans nieuwsbureau lijkt veel onwaarheden de wereld in te helpen die vervolgens weer door de Chinese kranten kritiekloos overgenomen worden. Naast de hulp die hij aan de Duitsers en Oostenrijkers verleent staat daarbij de hulp aan de gevluchte maarschalk centraal. De Nederlandse gezant zou hem beschermen en hem de gelegenheid bieden contacten te onderhouden met monarchistische leiders. Het gaat zover dat de gezant er zelfs van beschuldigd wordt dat hij pro-Duits is en vijandig tegen China. 158 Volgens een artikel in de North-China Daily News is het geduld van de Chinese regering uitgeput en zou de Nederlandse gezant teruggeroepen worden. Indien de geallieerde gezanten daarvoor te vinden zijn, zou China zelfs de oorlog aan Nederland moeten verklaren.159 De gezant attendeert in zijn correspondente met nadruk dat de Japanse agitatie niet los gezien kan worden van de expansionistische wensen van Japan. Hij voegt bij de brief twee artikelen uit de Peking Evening Times van zaterdag 27 augustus en 8 september 1917, waarin een duidelijke link wordt gelegd tussen de Japans aangestuurde anti-Nederlandse propaganda en het verdrijven van de Nederlanders uit het Oosten, waarbij ook gedoeld wordt op Nederlands-Indië.

160 Krantenartikel uit de Peking Evening Times van 8 september 1917

157 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 15 september 1917. Uit: NL- HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 158 Peking Evening Times van zaterdag 8 september 1917; Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. Opgenomen in een brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 15 september 1917. 159 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 15 september 1917. Uit: Nationaal Archief, Den Haag, NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 160 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 28 augustus 1917. Uit: NL- HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand.

59 Dat China de oorlog aan Duitsland verklaarde moet volgens Beelaerts van Blokland gezocht worden in de financiële voordelen voor China. De douane-inkomsten die door een regeling sinds 1912 door de mogendheden beheerd werden, zouden per direct overgedragen worden aan de Chinezen. Daarnaast zou het meer belasting kunnen innen door een tariefherziening en zou de Bokser-indemniteit voor onbepaalde tijd stopgezet worden. Japan verklaarde zich bereid een lening toe te zeggen van tien miljoen dollar.161 Xu merkt daarbij op dat China naast deze korte-termijn doelen ook het doel had om door deel te nemen aan de oorlog om een gelijkwaardige bondgenoot te worden van de geallieerde mogendheden. Hierdoor zou op de langere termijn ook een onderhandelingspositie afgedwongen kunnen worden tijdens de toekomstige vredesonderhandelingen, waarbij China gelijkwaardig met haar bondgenoten zou kunnen onderhandelen over de Duitse concessies zoals Tsingtao.162

Toenemende spanningen Door de oorlogsverklaring moest China bepalen wat het met de Duitse onderdanen zou doen die in China verbleven. Nu de oorlog aan Duitsland verklaard was zou de Chinese regering stappen moeten ondernemen om de Duitse bezittingen onder beheer te krijgen, de bedrijven over te nemen en de ingezetenen uit die landen uit te wijzen of te interneren, net als de gezantschapswachten van die landen. Beelaerts schrijft op 12 oktober;

De Chineesche nota van 5 dezes heb ik niet onder oogen gehad; maar wel heb ik in de hoofdtrekken haren inhoud vernomen. Zij betreft zoowel de aanbiedingen van de Geallieerden, als de door dezen te kennen gegeven wenschen met betrekking tot de behandeling van de Duitschers en Oostenrijkers in China. De aanbiedingen worden, zooals wel vanzelf sprak, in beginsel aanvaard. In zake de wenschen neemt de Chineesche Regeering eene zeer tegemoetkomende houding aan, maar behoudt zij toch in menig opzicht een slag om den arm.163

De aanbiedingen kwamen voornamelijk van de Fransen die voorstelden om de Duitse ingezetenen te deporteren naar een Frans eiland in de buurt. Wat die zeer tegemoetkomende houding, of de slag om de arm inhouden wordt in de brief niet precies duidelijk maar het lijkt erop dat de Chinese regering ten opzichte van de Duitse ingezetenen geen ferme maatregelen wil nemen. Aan de andere kant sluit de regering ook niet uit dat ze kunnen ingrijpen als de situatie daar om vroeg. Daarbij zouden de Duitsers geïnterneerd worden. De Fransen en Belgen maken bezwaar tegen de coulante houding van China ten

161 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 21 september 1917. Uit: NL- HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 162 Xu Guoqi, China and the Great War, 13. 163 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 12 oktober 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand.

60 opzichte van de Duitsers, maar durven ook niet geheel door te drukken omdat daardoor misschien de Duitsers in België, tot vergelijkbare daden zou kunnen dwingen. Daar immers waren, zo meld Beelaerts van Blokland, nog Franse handelshuizen in bedrijf die hierdoor weer getroffen zouden kunnen worden.164 Opmerkelijk genoeg lijkt het erop dat Duitse handelshuizen in China, niet als oorlogsbuit beschouwd worden, maar zonder al te veel problemen in bedrijf kunnen blijven. Beelaerts van Blokland vermoedt dat zonder pressie van de mogendheden de Chinese Regering niet in zal grijpen en de Duitse en Oostenrijkse bedrijven hun gang zal laten gaan.165 Maar dat vermoeden werd aan het wankelen gebracht toen in november de regering onder maarschalk Duan Qirui ten val kwam en er weer een nieuwe regering gevormd moest worden. Ook nu laat Beelaerts het niet na om zijn kwalitatieve impressie van een van de politieke leiders onomwonden weer te geven. “Alle ministers zijn demissionair behalve de Minister van Verkeerswezen, de heer Tsao Ju-lin, het meest schurftige schaap van allen. Dit ijverige werktuig der Japanners meent op hun steun te kunnen rekenen om aan te blijven.”166

Beelaerts van Blokland was ondertussen druk met het behartigen van de belangen van Duitse onderdanen net als De Reus in Shanghai. Al in maart had de gezant hiervoor om versterking gevraagd die overigens pas in juli zouden ariveren. Bezittingen van Duitsers werden voor bewaring aangeboden, betalingen van salarissen, pensioenen of terugbetalingen van tegoeden werden door hen geregeld. Duitse soldaten werden ontwapend en de wapens in beslag genomen.167 In oktober 1917 maakte de Nederlandse Gezantschapswacht zich gereed om de bewaking van de Duitse eigendommen in de legatiewijk over te nemen. De ‘Nutzungsrechte am deutschen Teil des Schiesstandes’ gingen voor de duur van de internering over aan de Nederlandse wacht evenals het geheer van het ‘Marinelazarett’, waar de arten Grimm en Dipper in functie bleven.168 Zelfs de kluis Duits-Aziatische bank in Shanghai werd in bewaring gegeven en de kluizen van diezelfde bank in Beijing werden door de commandant van de Nederlandse gezantschapswacht in veiligheid gebracht zonder dat Beelaerts van Blokland daar vanaf weet.169

164 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 24 oktober 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 165 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 24 oktober 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 166 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 24 november 1917. Uit: NL- HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr.241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 167 Philippus Meesse Bosscher, De Gezantschapswacht te Peking, Marineblad no. 8 (juli 1965) 1145- 1180. 168 Bosscher, De Gezantschapswacht te Peking, 1180 169 Fred de Heij, Peter Mennen, Ger van Wulften, Peking, Oorlog in de diplomatenwijk, 51.

61 Het lot van de Duitsers bleef ongewis en Beelaerts van Blokland lijkt het behartigen van de Duitse belangen tot dan zonder kleerscheuren door te komen. Maar de strikte neutraliteit zoals die door Nederland uitgedragen werd stond onder druk en was moeilijk te verenigen met de hier beschreven belangenbehartiging. Het verzet tegen deze houding van de Nederlandse vertegenwoordiging in China groeide stilaan. Een voorbeeld daarvan vond plaats op 5 november wanneer de Nederlandse consul in Shanghai De Reus meldt dat hij niet meer als bijzitter zitting mocht doen - iets wat tot die tijd zeer gebruikelijk was - in de gemengde rechtbanken, waar zaken van de mogendheden behandeld werden.170

Toen in den loop van dit jaar de berechting der zaak tegen den Turk Ettinger plaatsvond, werd mij de rechtsmacht over dien persoon ontzegd niet alleen, maar werd ook geweigerd den Nederlandschen bijzitter zitting te doen nemen in de Gemengde Rechtbank, zelfs niet “to watch the case”.171

Begin 1918 besluit de Chinese regering de Duitsers te deporteren naar Australië. Waarschijnlijk hadden sommige gezanten druk uitgeoefend op de Chinese regering om hierover een besluit te nemen. Om onduidelijke redenen schijnt de Chinese regering op het laatste moment toch af te zien van de deportaties. De gezant schrijft hierover op 29 juni het volgende;

Het besluit van het Kabinet voorshands van de deportatie der vijandelijke onderdanen naar Australië af te zien, was voor den heer Lu [Minister van Buitenlandse zaken], die de uitvoering van dien maatregel aan de Geallieerde Gezanten had beloofd en de krachten die daartegen werkten had onderschat, een zware slag.172

Het gaat hier met name over Duitse militairen die in China gelegerd waren in verschillende steden ter bescherming van het consulaat of zoals bij de gezantschapswijk in Beijing om de gezantschapswacht. Voor de rest lijken er in de loop van 1918 geen zaken meer te spelen waarbij Beelaerts van Blokland de belangen van Duitse ingezetenen moet behartigen. De eerder genoemde agitatie van de Japanners tegenover de Nederlandse gezant komt niet meer ter sprake en van enige agitatie van Groot-Brittannië over de Verenigde Staten lijkt ook geen sprake te zijn.173

170 Deze rechtbanken waren al in de negentiende eeuw door de westerse grootmachten opgericht om de rechtspraak over de eigen onderdanen te voeren. Dit vertrouwde ze niet toe aan de Chinese regering. 171 Brief van De Reus aan Beelaerts van Blokland opgenomen in de stukken betreffende Nederlandse bijzitters in de gemengde rechtbanken inzake Duitse en Oostenrijkse-Hongaarse zaken. 1917. Uit: NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.91, inv.nr.378. 172 Brief van de gezant aan de minister van Buitenlandse Zaken. d.d. 29 juni 1918. Uit NL-HaNA, BuZa / Gezantschap China, 2.05.90, inv.nr. 241. 1916-1919 - algemene politieke toestand. 173 Zie FRUS, 1918, The Far East in Relation to the War, 624.

62 Op 18 oktober 1918 schrijft de gezant de laatste, in het archief opgenomen brief aan minister Van Karnebeek, waarin hij wederom ingaat op de spanningen tussen Noord en Zuid en de vorming van een nieuw kabinet in Beijing. Daarna volgen nog enkele rapporten van het consulaat in Hongkong en een Krantenartikel van 9 november over Japanse claims op Chinese mijnen.

Het einde van de betrekking in Peking In april van 1918 werd de jaarwedde van Beelaerts van Blokland verhoogd met duizend gulden.174 De regering in Nederland lijkt het einde van de betrekking van Beelaerts van Blokland niet op de agenda te hebben. Op 25 november van datzelfde jaar wordt hij door de president van de Chinese Republiek nog benoemt tot ridder 1ste Klasse der Orde van de Juweelen Rijsthalm.175 Als blijk van verdienste en om de vriendschappelijke banden tussen China en Nederland te benadrukken. Uiteindelijk komt de positie van de Gezant toch ter sprake in de Tweede Kamer. Op 6 december wordt de vraag gesteld of het juist is, hetgeen de dagbladen melden, dat de Chinese regering zich tot de Nederlandse regering zou hebben gewend met het verzoek den Nederlandse gezant terug te roepen? De minister van Buitenlandse Zaken Van Karnebeek, gaf daarop het volgende antwoord:

Het bericht nopens een nota van de Chineesche Regeering, vragende terugroeping van den Nederlandschen gezant te Peking, is niet juist, maar het Departement van Buitenlandsche Zaken bevestigt, dat gebleken is, dat er moeilijkheden gerezen zijn, die op de positie van den gezant invloed oefenen. Bedoelde moeilijkheden hangen enkel samen met de bescherming van de Duitsche en Oostenrijksch-Hongaarsche belangen in China, waarmede sedert deze republiek in den oorlog is getreden, het Nederlandsche gezantschap is belast.’ Nadere mededeeling kan op dit oogenblik nog niet worden gedaan.176

Hieruit blijkt de positie van Frans Beelaerts van Blokland onder drukt te staan en op 18 december 1918 publiceert het dagblad De Tijd een artikel over deze affaire. Hierin wordt de Chinese consul in Den Haag gevraagd of de positie van Nederlandse gezant in Beijing nog houdbaar is. De consul bevestigde “dat kleine moeilijkheden waren gerezen, welke haar invloed doen gelde op de positie van den Nederlandschen gezant, die de behartiging van de Duitsche belangen, welke hem zijn toevertrouwd, niet opvatte naar het genoegen van de Chineesche regering.” 177

174 Besluit van de minister van Buitenlandse Zaken, namens koningin Wilhelmina. Uit: Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 475 Beelaerts van Blokland, nummer toegang 2.21.253, inventarisnummer 70. 175 Bijgevoegd in het Archief. Uit: NL-HaNA, Collectie 475 Beelaerts van Blokland / inv.nr.70. 176 Verslag van de Kamervergadering van 6 december 1918. Uit: NL-HaNA, Collectie 475 Beelaerts van Blokland / inv.nr.70. Handelingen der Staten-Generaal - 1918-1919 - II. Aanhangsel. 177 Dagblad De Tijd, Dinsdag 18 december 1918

63 Nog geen maand later zou Beelaerts van Blokland ‘eervol van zijnen post’ teruggeroepen worden, vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 7 januari 1919. De oorlog was voorbij en ook de politieke carrière van de Gezant leek eenzelfde lot beschoren te zijn. Zou het besluit onder internationale druk genomen zijn waarbij niet de Chinese regering maar de geallieerde coalitie de meeste bezwaren hadden bij de handelswijze van de gezant? Geen van de archieven als de secundaire literatuur kunnen precies aangeven waarom Beelaerts van Blokland ’s aanstelling beëindigd werd. Volgens zijn achterneef Alexander W. Beelaerts vervulde Frans Beelaerts van Blokland zijn taak om de belangen van Duitser te behartigen naar eer en geweten. Dit zorgde evenwel voor irritatie bij de geallieerden, met name Groot Brittannië en Frankrijk. Hij zegt daarover: “Toen de Fransen eisten dat de aanwezige Duitsers en Oostenrijkers zouden worden overgeleverd aan de Fransen om te worden geïnterneerd op het Franse eiland La Réunion, wist Beelaerts dat te voorkomen met een beroep op het volkenrecht.” 178 Zowel Frankrijk als Groot Brittannië zouden er bij de Chinese regering op aangedrongen hebben dat de Nederlandse gezant als ‘persona non grata’ verklaard zou worden. Dit ongenoegen zou uiteindelijk ook doordringen in de Nederlandse politiek, zoals bleek uit de Kamervragen die in december van 1918 over zijn positie en rol werden gesteld. Slijkerman en Van Ditzhuyzen komen tot eenzelfde conclusie.179 Uiteindelijk zou Beelaerts van Blokland op 7 januari 1919 Peking verlaten, nadat zijn gezin in 1917 al voor was gegaan, maar dan uit meer praktische redenen. “Nadat ik zoovele jaren ernaar gestreefd heb ons aanzien omhoog te werken stemt mij dit zeer bitter en ik ben dan ook van plan mij in patria gekomen op de koolplanterij te gaan toeleggen en ’s lands dienst zoo spoedig mogelijk vaarwel te zeggen”, schreef een teleurgestelde Beelaerts op weg naar huis aan zijn clubgenoot Van Limburg Stirum, gouverneur-generaal van Nederlands-Indië.180

178 Alexander W. Beelaerts van Blokland, Jhr. mr. Frans Beelaerts van Blokland, 12-13. 179 Diederick Slijkerman, In dienst van de kroon, 196. En ook in: R.E. van Ditzhuyzen, Raad van State 450 jaar, 299. 180 R.E. van Ditzhuyzen, Raad van State 450 jaar, 299.

64

65

Conclusie

Sinds 1872 werd Nederland in China vertegenwoordigd op diplomatiek niveau. Op het moment dat Frans Beelaerts van Blokland aangesteld werd in 1909 als Buitengewoon Gezant en gevolmachtigd Minister, bezat hij nog maar weinig diplomatieke ervaring op het gebied van buitenlandse betrekkingen. Hij sprak en las geen Chinees en wist niet goed wat hem in Beijing te wachten stond. Tijdens zijn eerste werkzame jaren in Beijing vond er in China een van de belangrijkste gebeurtenissen plaats uit zijn geschiedenis. In 1911 beëindigde de Xinhai-revolutie het keizerrijk en werd China een republiek. Beelaerts lijkt de zwaarte van deze gebeurtenis niet goed in te kunnen schatten, gezien de beperkte aandacht die hij deze gebeurtenis geeft in zijn correspondentie met de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken Loudon. Zijn ‘groot verlof’ in 1913 kan daartoe bijgedragen hebben. Daarnaast had de revolutie veel veranderingen teweeg gebracht in China zelf, maar werdern de internationale verhoudingen er op dat moment niet door veranderd. Toch is de periode tussen 1909 en 1919 van groot belang voor de geschiedenis van de internationale betrekkingen. Dit voornamelijk door de Eerste Wereldoorlog, maar ook omdat de het zwaartepunt van de internationale betrekkingen verschoof. Groot Brittannië verloor haar hegemonie gedeeltelijk, ten koste van Duitsland en Japan en na de oorlog kwam daar ook de Verenigde Staten bij. Het kolonialisme had de internationale verhoudingen in de Oost-Azië bepaald, maar het imperialisme van het einde van de negentiende eeuw zou deze verhouding onder spanning zetten. Nieuwe grootmachten als Duitsland en Japan probeerden hun invloed in de regio te vergroten. In Oost-Azië werd daarnaast duidelijk dat Japan, na de winst op China in 1894 en op Rusland in 1904, een grotere stempel op de ontwikkelingen drukte dan de koloniale staten zoals Groot Brittannië, Frankrijk en enigszins ook Nederland. Nederlands-Indië had Nederland ogenschijnlijk zeggenschap kunnen verlenen in de regio, maar niets was minder waar. Nederland was afhankelijk van Groot Brittannië voor het behoud van haar kolonie. Ook voor de communicatie met de kolonie per telegraaf was Nederland afhankelijk van Duitse en Britse verbindingen. De sterkte van het leger in Nederlands-Indië viel in het niet bij die van Japan, Groot Brittannië, Duitsland of de Verenigde Staten. Door de in 1898 door de Duitsers verworven concessie werd in 1914 het strijdtoneel van de Eerste Wereldoorlog uitgebreid naar Oost-Azië. Japan viel op 14 augustus van dat jaar - maar twee weken na het begin van de oorlog in Europa - de Duitse concessie Tsingtao binnen. Nu China indirect betrokken was geraakt moest het zich beraden over de te kiezen

66 oorlogspolitiek. De veronderstelling van Xu Guoqi dat China mee wilde doen aan de Eerste Wereldoorlog, niet door druk van buitenaf maar vooral door druk van binnenuit, valt op basis van de informatie uit de bestudeerde archieven te betwijfelen. Beelaerts heeft het in zijn correspondentie voornamelijk over druk van de Japanners en andere mogendheden die ertoe bijdroegen dat China’s oorlogspolitiek vanaf 1916 aanstuurde op deelname aan de oorlog. De uiteindelijke oorlogsverklaring lijkt dan ook eerst de instemming van Japan te moeten verkrijgen. De Nederlandse oorlogspolitiek werd omschreven als gewapende neutraliteit. De in 1914 aangenomen proclamatietekst was een signaal aan andere landen hoe Nederland om zou gaan met haar neutraliteit. Het had vooral betrekking op het gewapend verdedigen van de neutraliteit op Nederlands grondgebied, daarbij inbegrepen de koloniën. Vijandelijkheden of doortocht van troepen of ander oorlogsmaterieel zouden niet worden toegestaan. De proclamatietekst gaf geen duidelijkheid of richtlijnen over hoe consuls en gezanten om moesten gaan met de neutraliteit. Belangrijker nog, door de neutraliteit kon Nederland geen bondgenootschappen aangaan met andere mogendheden, waardoor het zichzelf isoleerde van de internationale politiek. Dit lijkt ook de positie van Frans Beelaerts van Blokland beïnvloed te hebben. Vaak leek hij zich door zijn contacten met gezanten uit andere landen in de gezantschapswijk op de hoogte te kunnen stellen van de internationale verhoudingen. In zijn correspondentie met minister van Buitenlandse Zaken Loudon en sedert 1918 Van Karnebeek die de voornaamste bron voor deze scriptie is, blijkt ook dat hij door de neutraliteit van Nederland vaak pas in tweede instantie op de hoogte werd gebracht en dan nog door collega diplomaten in de wijk. Hij zat namelijk niet bij een van de kampen die sedert het begin van de oorlog vaak afzonderlijk vergaderden. Hij maakte een enkele keer de opmerking in zijn brieven dat hij de informatie ontvangen heeft uit betrouwbare bronnen, waarbij hij niet vermeld wie die bron was. Het behartigen van belangen van oorlogvoerende landen werd aan het begin van de twintigste eeuw vaak door neutrale landen gedaan. Nederland spande zich in voor de Duitse belangen in verschillende landen, waaronder Griekenland, Brazilië, en Marokko. In Brazilië had de Nederlandse gezant zelfs te maken met een grote groep Duitsers, naar schatting vijftigduizend in aantal. Maar de belangenbehartiging was niet alleen gericht op de belangen van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. In april 1917 had Nederland ook een gewichtige taak aan het behartigen van de belangen van de Engelse en Russische regeringen in Turkije. De taak van Beelaerts van Blokland was hiermee vergeleken beperkt. Meestal hield de belangenbehartiging in dat de Nederlandse gezant zorg droeg voor de gebouwen en personen die toebehoorden aan het land dat de Nederlandse gezant vertegenwoordigde. In Beijing en in de rest van China waren dit vooral banken, kazernes en handelshuizen. Ook droeg de gezant de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de burgers en diplomaten uit

67 het betreffende land, met daarbij ook de zorg voor andere materiële zaken als archieven en belangrijke en waardevolle eigendommen. Nadat de Gezant in februari 1917 te horen kreeg dat hij de belangen van Duitse en Oostenrijks-Hongaarse onderdanen in China moest behartigen, veranderde zijn rol in de gezantschapswijk. Het lijkt erop dat hij hierdoor meer dan eens beschuldigd werd van partijdigheid. Zowel de Japanners, Britten als Fransen beklagen zich bij de Chinese regering over de hulp die Beelaerts van Blokland biedt aan de Duitsers. Deze merkte in september 1917 dan ook op dat hem een moeilijke en onaangename taak was opgelegd. Moeilijk bijvoorbeeld omdat de Britse consul aangaf geen vergaderingen meer bij te willen wonen als de Nederlandse gezant daarbij aanwezig zou zijn, zolang deze de Duitse belangen zou blijven behartigen. Zijn positie werd nog ongemakkelijker vanaf het moment dat China op 14 augustus 1917 de oorlog aan Duitsland verklaarde. De Nederlandse neutraliteit kwam toen evident op gespannen voet te staan vanwege het behartigen van de Duitse belangen, temeer omdat China als vijand van Duitsland plannen leek te maken om Duitse ingezetenen gevangen te nemen en te interneren. Het zou dan onmogelijk worden voor Beelaerts om de belangen nog te behartigen. China deed dit uiteindelijk niet en de Britten en Fransen drongen er ook niet aan dat het dit plan zou uitvoeren. Duidelijk is dat Nederland zich door de behartiging van Duitse belangen in een moeilijke positie gemanoeuvreerd had. Of iets dergelijks ook in andere landen gebeurde, zoals Brazilië of Griekenland die in oktober en juni van datzelfde jaar de oorlog verklaarde aan Duitsland, zou een verrijkende aanvulling zijn op dit onderzoek.

De rol van Frans Beelaerts van Blokland werd ook gekleurd door de regionale machtsverhoudingen. Aan de ene kant had Nederland met haar kolonie Nederlands-Indië een aanzienlijke invloed in de regio, met name op het gebied van handel. De koeliewerving in China voor Nederlands-Indië maar ook voor Suriname, werd op grote schaal toegepast. De in Nederlands-Indië groeiende groep Chinezen zorgde ervoor dat er op diplomatiek niveau overleg was met de Chinese regering. Toch werd deze koeliewerving vooral in het zuiden van China georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse consul in Shanghai De Reus, maar werd in praktijk vaak uitgevoerd door Nederlandse handelsbedrijven en Chinese overheidsinstellingen die ervoor moesten zorgen dat deze werving goed verliep. Frans Beelaerts van Blokland had weinig met deze zaken van doen, zoals blijkt uit zijn brieven aan de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken. De doelstelling van deze scriptie was de handhaving van de Nederlandse neutraliteit in de periode 1914 in China te onderzoeken. Ik heb aangetoond dat die neutraliteit door het Nederlandse gezantschap in Beijing niet kon worden gehandhaafd en dat deze in de ogen van gezante van andere mogendheden ter plaatse gecompromitteerd werd. Deze studie

68 vormt een bouwsteen voor de beeldvorming over handhaven én schendig van neutraliteit in landen waarin de Nederlandse overheid gedurende de Eerste Wereldoorlog de gezant had opgedragen de belangen van oorlogvoerende landen te behartigen.

Dat deze periode voor Beelaerts van Blokland niet gezien wordt als zijn meest roemrijke diplomatieke periode, ligt deels aan het roemloze einde van zijn taken als gezant in Peking. Waarom de Gezant in 1919 Peking plotsklaps moest verlaten lijkt hem verrast te hebben. Maar ook de politieke beraadslagingen in de kamer over dit onderwerp lijken tot eind 1918 geven geen aanwijzing dat zijn vertrek een agendapunt was. Lag het aan de dubbele standaard die Nederland leek te hanteren door zich enerzijds te beroepen op strikte neutraliteit waarbij het geen enkele mogendheid wilde bevoordelen, maar anderzijds toch de belangen van Duitsland behartigde in verschillende landen waaronder ook China? Hield men vanwege dit op twee benen hinkende beleid het besluit om Beelaerts van Blokland terug te roepen liever binnenskamers? Frans Beelaerts van Blokland heeft de memoires van zijn periode in China niet op laten nemen in het archief. Het archief geeft ook geen duidelijkheid over wat er zich precies voorgedaan heeft in december 1918 en januari 1919. Vast staat dat hij op 7 januari van zijn taken ontheven werd. De precieze toedracht van het overplaatsen of ontslag van de gezant is dan ook niet helemaal duidelijk. Misschien dat andere archieven zoals dat van de minister van Buitenlandse Zaken Herman van Karnebeek, daar meer inzicht in geven. Mogelijk levert onderzoek van de archieven in Frankrijk en Groot Brittannië ook meer helderheid over dit onderwerp.

Een onderzoek naar de correspondentie die de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Van Karnebeek voerde met de Nederlandse gezant in Beijing vanaf 1918 zou een completer beeld te geven van de daadwerkelijke interesse vanuit Nederland voor de ontwikkelingen in China én van de positie van Beelaerts van Blokland. Daarnaast zouden de British documents on foreign affairs bestudeerd kunnen worden om te kijken of zij meer verhullen over de gebeurtenissen in Beijing tussen 1918 en 1919 met betrekking tot de positie van Beelaerts van Blokland. Helaas zijn deze laatste documenten niet digitaal in te zien en heeft de Universiteit van Amsterdam het benodigde deel niet in haar bezit.

69

Bibliografie

Primaire bronnen.

- Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 475 Beelaerts van Blokland, nummer toegang

2.21.253,

○ Inventarisnummer 75: Correspondentie gewisseld tussen Frans Beelaerts van

Blokland en J. graaf van Limburg Stirum. 1906-1951.

○ Inventarisnummer 167: Foto van het Nederlandse ambassadepersoneel in

Peking met. geïnterneerde Oostenrijkse mariniers 30 april1918

- Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Gezantschap in China (Peking, Chunking,

Nanking), nummer toegang 2.05.90, Stukken betreffende politieke zaken gemeld door het gezantschap te Peking aan het departement te 's-Gravenhage en de regering te Batavia.

○ inventarisnummer 134: Stukken betreffende betrekkingen tussen

Nederlandse consulaire ambtenaren en Chinese autoriteiten. 1910-1916.

○ inventarisnummer 240: 1912 - 1915 - revolutie.

○ inventarisnummer 241: 1916 - 1919 - algemene politieke toestand.

○ inventarisnummer 615: Stukken betreffende de oorlogsverklaring van China

aan Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Met bijlagen. 1917-1918.

○ inventarisnummer 616: Stukken betreffende de consulaire bescherming van

Duitse onderdanen en belangen door het Nederlandse gezantschap in China.

1917-1919.

○ inventarisnummer 625: Stukken betreffende maatregelen van de Chinese

autoriteiten tegen vijandelijke onderdanen. 1917-1921.

○ inventarisnummer 630-31: Stukken betreffende Duitse en Oostenrijks-

Hongaarse krijgsgevangenen en geïnterneerden in China. 1917. 1918 jan. -

jun.

70 - Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Gezantschap in China (Peking, Chunking,

Nanking), nummer toegang 2.05.91, Consulaat Generaal Shanghai 1877-1945, Eerste

Wereldoorlog 1914-1918, Waarneming Duitse Belangen;

○ inventarisnummer 374: Minuut aan het Gezantschap in Peking inzake de

neutraliteit van Nederland. Met bijlagen 1914.

○ inventarisnummer 376: Stukken betreffende de repatriëring van beambten

van het Duitse consulaat uit Shanghai via Nederlandse stoomschepen. 1917.

○ inventarisnummer 379: Stukken betreffende de overname van de Duitse

belangen in Shanghai. 1917.

○ Inventarisnummer 390: Stukken betreffende Nederlandse bemoeienissen met

de repatriëring van Duitsers naar Europa alsmede de Chinese houding. 1919.

- Foreign Relations United States (FRUS) 1914-1919 o.a. via website: http://digicoll.library.wisc.edu/FRUS/Search.html - British Government Documents, unpublished, Foreign Office Files, 1914-1919; Jordan to Langley, Mar. 22, 1915, private correspondence, FO 350, vol. 13

Secundaire bronnen.

- Andriessen, Hans , Perry Pierik, De Grote Oorlog: Kroniek 1914 -1918. DEEL 15 (Soesterberg, Aspect: 2014).

- Beaufort, W.H. de, “Het Consulaatwezen”, De Economist 53: 5.(1904). - Beelaerts van Blokland, Alexander W., Jhr.mr. Frans Beelaerts van Blokland (1872-1956): markante Hagenaar, minister en vice-president van de Raad van State (Den Haag, 2006). - Bergere, Marie-Claire, Sun Yat-Sen (Stanford, Stanford Press: 1988). - Blaas, Piet, “Nederlandse historici en de Eerste Wereldoorlog.” In: Martin Kraaijestein en Paul Schulten (red.) Wankel Evenwicht, Neutraal Nederland en de Eerste Wereldoorlog (Soesterberg, Aspekt: 2007). - Blussé, Leonard, Floris-Jan van Luyn, China en de Nederlanders, Geschiedenis van de Nederlands-Chinese betrekkingen 1600-2008 (Zutphen, Walburg Pers: 2008). - Blussé, Leonard, Tribuut aan China, Vier eeuwen Nederlands-Chinese betrekkingen (Amsterdam, Cramwinckel: 1989). - Bosscher, Ph.M., “De gezantschapswacht te Peking”, Marineblad no.8 (1965)1146-1198.

71 - Brands, M.C., “The Great War die aan ons voorbij ging. De blinde vlek in het historische bewustzijn van Nederland”. In: M. Berman en J.C.H. Blom (red.), Het belang van de Tweede Wereldoorlog (Den Haag, 1997). - Bussemaker, Herman Theodore, Paradise in Peril, Western colonial power and Japanese expansion in South-East Asia, 1905-1941 (Amsterdam, 2001).

- Ch’en, Jerome, Yuan Shih-k’ai (Stanfort, Stanfort University Press: 1972). - Chi, Madeleine, China Diplomacy 1914-1918 (Cambridge, Harvard University Press: 1970)

- Ditzhuyzen, R.E. van, “Jhr. Mr. Frans van Blokland, Vice-president van de Raad van State 1933-1956” in Raad van State 450 jaar (Den Haag, Staatsuitgeverij: 1981). - Dijk, Kees van, The Netherlands Indies and the Great War (Leiden, KITLV Press: 2007).

- Fairbank, John K., Albert Feuerwerker (red.) The Cambridge History of China, Volume 13, Republican China 1912-1949, Part 2 (New York, Cambridge University Press: 1986).

- Gaddis, John Lewis, The Landscape of History, How Historians Map the Past (New York, Oxford University Press: 2002). - Graaff, Bob de, Duco Hellema en Bert van der Zwam (red.) De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw (Amsterdam, Boom: 2003).

- Heij, Fred de, Peter Mennen, Ger van Wulften, Peking, Oorlog in de diplomatenwijk (Amsterdam, Xtra: 2014). - Hellema, Duco, Buitenlandse politiek van Nederland, De Nederlandse rol in de wereldpolitiek (Utrecht, Spectrum: derde druk 2006). - F. Hoeneveld, Kloosterman, I. & Abma, R., “The First World War and Dutch Scientific Culture.” Studium. 7(3), (2014). - Horst, Han van der, Onze premiers (1901-2002), Hun weg naar de top (Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep: 2007).

- Jones, Arthur Philip, Britain's Search for Chinese Cooperation in the First World War (London, Garland Publishing: 1986).

- Klinkert, Wim, Samuël Kruizinga, Paul Moeyes, Nederland Neutraal, De Eerste Wereldoorlog 1914-1918 (Amsterdam, Boom: 2014). - Knipschild, Harry, Hubert Kallen in China, 1897-1902, een Limburgse missionaris doet verslag van zijn belevenissen (2014).

72 - Kraaijestein, Martin, Paul Schulten (red.) Wankel Evenwicht, Neutraal Nederland en de Eerste Wereldoorlog (Soesterberg, Aspekt: 2007). - Kuitenbrouwer, Maarten, “Het imperialisme-debat in de Nederlandse geschiedschrijving”, BMGN, 113 (1998) afl. 1, 56-73.

- Mazower, Mark, Governing the World, The History of an Idea (London, Penguin Press: 2012). - Moeyes, Paul, Buiten Schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 (Amsterdam, de Arbeiderspers: maart 2014). - Moeyes, Paul, De sterke arm de zachte hand, Het Nederlandse leger & de neutraliteitspolitiek 1839-1939 (Amsterdam, de Arbeiderspers: 2006).

- Otte, T.G., “Great Britain, Germany, and the Far-Eastern crisis of 1897-98”, The English Historical Review. 110.439 (Nov. 1995) 1157-1192.

- Pope, Stephen, Elizabeth-Anne Wheale (red.), Dictionary of the First World War (New York 1995).

- Reynolds, David, “International History, the Cultural Turn and the Diplomatic Twitch”, Cultural and Social History, 3:1 (2006). - Rosenberg, Emily S., “Walking the Borders”, in Hogan and Paterson, Explaining the History (1991).

- Schram, Stuart R., (red.), Mao's Road to Power, Revolutionary Writings, Volume I (New York, 1992). - Slijkerman, Diederick, In dienst van de kroon, Vice-presidenten van de Raad van State (Zutphen, Walburg Pers: 2001). - Smit, Mr.Dr.C., Nederland in de Eerste Wereldoorlog, deel 2, 1914-1917 (Groningen, Wolters-Noordhoff: 1972). - Spence, Jonathan D., The Search for Modern China, (New York, W. W. Norton & Company: 1990). - Stevenson, David, 1914-1918 The History of the First World War (Londen 2004).

- Tyau, Min-Chien, China Awakened (New York 1922). - Xu, Guoqi, China and the Great War: China’s pursuit of a new national identity and internationalization, (Cambridge: Cambridge University Press, 2005).

73 Websites - https://www.monuta.nl/vestiging/begraafplaats-oudeikenduinen/sites/begraafplaats- oudeikenduinen/files/wandelroute-rechts-begraafplaats_oud-eik-en-duinen.pdf - http://resources.huygens.knaw.nl/bwn/BWN/lemmata/bwn1/beelaerts - https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/8/81/Bundesarchiv_Bild_137- 040272%2C_Tsingtau%2C_einst_und_jetzt_%28Ansichtsbild%29.jpg - http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/knobel - http://avalon.law.yale.edu/20th_century/pacific.asp#art3 - http://www.wereldoorlog1418.nl/diplomatieke-belangenbehartiging/index.html

74