Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
PRS Oost-Vlaanderen | 1 " WoordWoord vooraf vooraf Dit provinciaal ruimtelijk structuurplan is op 10 december 2003 definitief vastgesteld door de Oost-Vlaamse provincieraad en is het resultaat van een zorgvuldige afweging van de ruimtelijke noden in onze provincie, waarbij een evenwicht werd nagestreefd tussen de harde en zachte sectoren, tussen wonen en werken enerzijds, vrijetijdsbesteding en natuurbeleving anderzijds. Het is bovendien het allereerste beleidsdocument waarin een globale ruimtelijke visie op het Oost-Vlaams grondgebied wordt ontwikkeld. Na publicatie in het Belgisch Staatsblad (10 maart 2004) werd het provinciaal ruimtelijk structuurplan op 24 maart 2004 van kracht. De goedkeuring van dit provinciaal ruimtelijk structuurplan brengt belangrijke nieuwe bevoegdheden mee voor het provinciebestuur.Voortaan is de bestendige deputatie bevoegd om de gemeentelijke ruimtelijke structuur- en uitvoeringsplannen goed te keuren en kan de provincieraad provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen opstellen. Deze provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn de hefboom en het instrument om de ruimtelijke ambities van ons provinciaal structuurplan te realiseren. Tot slot geef ik u mee dat dit structuurplan geregeld bijgestuurd of, naar gelang de noodzaak zich voordoet, gedeeltelijk of zelfs geheel herschreven zal worden. Derwijze zal de zorg voor de ruimtelijke kwaliteit een permanente beleidsoefening vormen voor het provinciebestuur. Marc De Buck, gedeputeerde van ruimtelijke ordening 2 | PRS Oost-Vlaanderen PRS Oost-Vlaanderen | 3 " InhoudsopgaveInhoudsopgave " INLEIDING 27 Het provinciaal ruimtelijk structuurplan werd op 18 februari 2004 goedgekeurd door de Vlaamse minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, met uitsluiting van een aantal 1. Voorgeschiedenis 27 bepalingen. Het goedkeuringsbesluit vindt u integraal op pagina 534. De bepalingen die 2. Inhoud en juridische draagwijdte 27 door de minister werden uitgesloten, werden niet meer opgenomen in deze uitgave. 3. Informatief, richtinggevend en bindend gedeelte 28 Deze uitgave is dan ook een lay-out versie van het structuurplan dat door de minister 4. Werken met deelstructuren en deelruimten 28 werd goedgekeurd. De minimale verschillen tussen de versie die de minister heeft 4.1. Deelstructuren 28 goedgekeurd en deze versie hebben geen enkel inhoudelijk gevolg. Wijzigingen werden 4.2. Deelruimten 29 m.a.w. enkel om redenen van lay-out aangebracht. Bij eventuele betwistingen geldt de authentieke versie die door de minister werd goedgekeurd. " INFORMATIEF GEDEELTE 31 # Hoofdstuk 1 : Nederzettingsstructuur 33 1. Definitie 33 2. Ruimtelijke ontwikkeling van de nederzettingsstructuur 34 3. Bestaande nederzettingsstructuur 34 3.1. Structurerende elementen van de bestaande nederzettingsstructuur 34 — Oost-Vlaanderen gedomineerd door de grootsteden Gent, Brussel en Antwerpen 34 — Aalst en Sint-Niklaas als regionale steden 35 — Dendermonde en Oudenaarde als kleine steden met een belangrijke centrumfunctie 35 — Een ruimtelijk evenwichtig net van kleine steden 35 — Niet-stedelijke centra als aanvulling van het hiërarchisch stedennet en grote kernen als zelfvoorzienende nederzettingen 36 — Grote en kleine nederzettingen in het landelijk gebied 36 3.2. Algemeen beeld van de nederzettingsstructuur van Oost-Vlaanderen 37 4. Trends 40 4.1. Een sterke toename van het aantal gezinnen 40 4.2. Een verderzettende suburbanisatie en rurbanisatie 40 4.3. Het ontstaan van regionale woningmarkten 41 4.4. Recente evolutie bijgekomen woningen 43 5. Problemen 46 5.1. Problemen verbonden aan suburbanisatie en rurbanisatie 46 5.2. De kwaliteit van het woningpatrimonium 46 6. Potenties 48 # Hoofdstuk 2 : Openruimtestructuren 49 1. Inleiding 49 2. Natuurlijke structuur 50 2.1. Definitie 50 2.2. Het fysisch systeem 50 2.3. Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en Ramargebieden 51 2.4. Bestaande natuurlijke structuur 54 4 | PRS Oost-Vlaanderen PRS Oost-Vlaanderen | 5 — Zeeuws-Vlaamse Polders en het Krekengebied 54 — Intrinsieke bodemgeschiktheid 80 — De Scheldepolders van de Linkeroever 54 — Ruilverkaveling, landinrichting, natuurinrichting en strategische — Zandstreek ten noordwesten van Gent en zandig deel van Schelde-Leie inrichtingsprojecten 80 interfluvium 55 — Afzet- en toeleveringsfaciliteiten 81 — Zandstreek ten noordoosten van Gent 55 3.4. Bestaande agrarische structuur 85 — Alluvium van de Leie 56 — Polders van het Meetjesland en het Waasland 85 — Alluvium van de Beneden-Schelde en de Durme 56 — Zandstreek ten noordwesten van Gent 85 — Alluvium van de Boven-Schelde 56 — Zandstreek ten noordoosten van Gent 86 — Zandleemstreek ten zuiden van Gent 57 — Zandleemstreek van oostelijk Oost-Vlaanderen 87 — Zandleemstreek van zuidelijk Oost-Vlaanderen – de Vlaamse Ardennen 57 — Zandleemstreek van zuidelijk Oost-Vlaanderen 87 — Zandleemstreek van oostelijk Oost-Vlaanderen met bovenloop van de Dender 58 — Valleigebieden van Schelde, Leie, Dender, Durme en Moervaart 88 2.5. Methodiek en concepten voor de gewenste natuurlijke structuur 60 3.5. Problemen 88 — Aanduiden van de natuuraandachtszones 60 — Afname en structurele aantasting van het landbouwareaal 88 — Aanduiden van de natuurverbindingsgebieden 62 — Nood aan locaties voor mestverwerking 89 — Aanduiding van ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang 62 — Gebrek aan ontwikkelingsmogelijkheden voor de glastuinbouw 90 — Gewenste bosstructuur 64 — Problematiek van land- en tuinbouwbedrijven gelegen in gebieden waar 2.6. Trends 65 land- en tuinbouw niet de hoofdfunctie is 90 — Afname van de open ruimte 65 — Problematiek van aan de land- en tuinbouw aanverwante activiteiten 91 — Trends inzake de erkenning en oprichting van natuurreservaten 65 3.6. Potenties 91 — Trends inzake het bosareaal 66 — Kansen voor een duurzame ontwikkeling van de land- en tuinbouw 91 — Trends inzake recreatief medegebruik open ruimte 66 — Kansen op vlak van plattelandsverbreding en -ontwikkeling 92 2.7. Problemen 66 4. Landschappelijke structuur 92 — Toename van de oppervlakte natuurreservaat, maar in globo nog steeds 4.1. Definitie 92 verdere achteruitgang van de natuurwaarden 66 4.2. Ontstaan van de landschappelijke structuur 93 — Systematische afname van de bosoppervlakte en weinig biologische waarde 66 4.3. Omschrijving van de onderscheiden landschapseenheden 93 — Afname van de kleine landschapselementen en verlies van ecologische infrastructuur 67 — Traditionele landschappen 94 — Versnippering van de open ruimte, barrièrevorming, rustverstoring en isolatie — Gave landschapsrelicten in de provincie 102 van populaties 67 — Nieuwe landschappen in de provincie 104 — Afname van de gebieden met een goed natuurlijk akoestisch klimaat 67 4.4. Ruimtelijk structurerende landschapselementen en –componenten van — Vermesting en verdroging 68 bovenlokaal belang 107 — Nagenoeg afwezigheid van autonoom functionerende ecosystemen 68 4.5. Het bodemarchief als ondergronds landschap 109 — Resultaat: afname van de biodiversiteit 68 4.6. Trends 109 2.8. Potenties 70 — Het ontstaan van nieuwe landschappen 109 3. Agrarische structuur 71 — De explosieve groei van lintlandschappen 110 3.1. Definitie 71 4.7. Problemen 110 3.2. Kenmerken van de Oost-Vlaamse land- en tuinbouw 71 — Versnippering van de landschappelijke samenhang door lintbebouwing en — Bedrijven, tewerkstelling en totale land- en tuinbouwoppervlakte 71 verspreide bebouwing 110 — Teeltoppervlakte 72 — Landschappelijke nadelen bij het ontstaan van nieuwe landschappen 110 — Veehouderij 74 — Bedreiging van het landschap door functieverdringingsprocessen op — Bruto Standaard Saldo 74 microschaal 110 — Ruimtelijk-functioneel aan de landbouw gerelateerde bedrijven 77 — Degradatie en versnippering van cultuurhistorische en archeologische waarden 112 3.3. Ontwikkelingssturende elementen 80 4.8. Potenties 113 6 | PRS Oost-Vlaanderen PRS Oost-Vlaanderen | 7 # Hoofdstuk 3 :Toeristisch-recreatieve structuur 115 3.2. Concentratiegebieden van economische activiteiten 136 1. Definitie 115 — Twee havens als zwaartepunten in de Vlaamse economie 137 2. Toeristisch-recreatieve elementen van provinciaal niveau 115 — De haven van Gent 137 2.1. Selectiecriteria 115 — De Waaslandhaven 137 2.2. Selecties 117 — Grootstedelijk gebied Gent als belangrijkste tewerkstellingspool in de provincie 138 — Selectie van dagtoeristische of -recreatieve elementen 117 — Aalst en St.-Niklaas als regionale steden met een belangrijke — Selectie van verblijfstoeristische elementen 118 tewerkstellingsfunctie 138 — Selectie van natuur- en landschapselementen 119 — Kleine steden als economische concentratiepunten en verzorgende 3. Bestaande toeristisch-recreatieve structuur 122 subregionale centra 139 3.1. Gent en de Leiestreek 122 — Een aantal niet-stedelijke gemeenten met een belangrijke werkgelegenheid 139 3.2. Het Meetjesland 123 3.3. Algemeen beeld van de ruimtelijk-economische structuur 139 3.3. Het Waasland 123 — De havens als specifiek ruimtelijk-economisch landschap en motor voor 3.4. De Schelde- en Denderstreek 124 economische ontwikkelingen 139 3.5. De Vlaamse Ardennen 124 — Gent en omgeving als economisch kerngebied van Oost-Vlaanderen 139 4. Trends 126 — De E17 als nieuwe economische ontwikkelingsas 140 5. Problemen 126 — De Dender als historische ontwikkelingsas 140 — Tekort aan kleinschalige verblijfsmogelijkheden 126 — De Schelde als historische ontwikkelingsas 140 — Vergunningsproblematiek voor openluchtrecreatieve verblijven 126 3.4. Kleinhandel van bovenlokaal belang 142 — Onvoldoende faciliteiten voor vaartoerisme 127 — Definitie 142 — Zonevreemde recreatieve