IMAGINE THE RESULT

Integrale toelichtings- en screeningnota RUP Meredal Gemeente -Mere

Projectnummer BE0113000683 | versie C | september 2014

IMAGINE THE RESULT

3/69 BE0112000854

OPDRACHTGEVER

Gemeente Erpe-Mere Oudenaardsesteenweg 458 9420 Mere

PROJECTOMSCHRIJVING Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Meredal Integrale toelichting- en screeningsnota

OPDRACHTNEMER ARCADIS nv/ sa Koningstraat 80 1000 Brussel BTW BE 0426.682.709 ING 320-0687053-72 IBAN BE 38 3200 6870 5372 BIC BBRUBEBB

Contactpersoon Jo Van de Sype Nieke De Bel Telefoon +32 477 66 78 24 Telefax +32 9 242 44 45 E-mail [email protected] Website www.arcadisbelgium.be

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx

5/69 BE0112000639

Revisie

Versie Datum Opmerking

A februari 2014

B mei 2014

C september 2014

Opgesteld

Afdeling/discipline Functie Naam Handtekening Datum

IRV projectleider Jo Van de Sype

IRV projectmedewerker Nieke De Bel

Geverifieerd

Afdeling Functie Naam Handtekening Datum

IRV projectleider Jo Van de Sype

Goedgekeurd door klant

Afdeling Functie Naam Handtekening Datum

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx

7/69 BE0112000639

INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave ...... 7 Toelichtingsnota ...... 9 1 Inleiding ...... 9 1.1 Doelstelling: aanleiding tot en verantwoording voor het plan ...... 9 1.2 Type van het RUP...... 9 1.3 Opbouw van de nota ...... 9 2 Beleidskader ...... 11 2.1 Structuurplanning ...... 11 2.1.1 Uitvoering van het RSV ...... 11 2.1.2 Provinciaal ruimtelijk structuurplan Oost-Vlaanderen ...... 13 2.1.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan ...... 16 3 Bestaande juridische en feitelijke toestand ...... 17 3.1 Situering plangebied ...... 17 3.2 Bestaande juridische toestand ...... 19 3.3 Bestaande feitelijke toestand ...... 24 3.3.1 Mens ...... 24 3.3.2 Mobiliteit ...... 28 3.3.3 Landschap ...... 31 3.3.4 Bodem ...... 33 3.3.5 Watertoets ...... 34 3.3.6 Geluid, Lucht en Klimaat ...... 36 3.3.7 Fauna en Flora ...... 38 4 Ruimtelijk Ontwerp ...... 41 4.1 Knelpunten en potenties ...... 41 4.2 Motivatie in functie van mogelijke ontwikkelingen ...... 42 4.2.1 Onderzoek naar alternatieve locaties ...... 44 4.4 Ruimtelijke concepten ...... 45 4.4.1 Ensemble van gebouwen ...... 45 4.4.3 Gebundeld parkeren in kader van efficiënt ruimtegebruik ...... 47 4.4.5 Toegang accentueren ...... 48 4.4.7 Doorwaadbaarheid van het complex stimuleren ...... 49 4.4.9 Wonen voor ouderen in een parkachtige setting ...... 50 4.4.10 Bufferen van de E40 ...... 51 4.4.11 Buitenruimte Meredal als een volwaardig deel van de gemeente ...... 52 4.4.12 Synthese Ruimtelijke concepten ...... 52 4.5 Afbakening plangebied ...... 53 4.6 Referentiesituatie als hulpmiddel bij de opmaak van de voorschriften...... 53 5 Onderzoek tot millieueffectrapportage ...... 54 5.1 Inleiding ...... 54

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 8/69 BE0112000639

5.2 Plan-MER-plicht ...... 54 5.2.1 Stap 1: Toetsing aan het decreet DABM ...... 54 5.2.2 Stap 2: is het plan van rechtswege plan-MER-plichtig? ...... 55 5.2.3 Stap 3: onderzoek naar milieueffecten ...... 56 5.3 Milieueffectbeoordeling ...... 56 5.3.1 Mens ...... 56 5.3.2 Bodem ...... 59 5.3.3 Water/ watertoets ...... 60 5.3.4 Geluid ...... 61 5.3.5 Lucht en klimaat ...... 64 5.3.6 Licht ...... 64 5.3.7 Fauna en flora ...... 66 5.3.8 Landschap, onroerend erfgoed en archeologie ...... 66 5.4 Grensoverschrijdende effecten ...... 67 5.5 Conclusie ...... 67 5.6 Besluit Plan-MER-plicht ...... 67 6 Ruimtebalans ...... 68 7 Op te heffen voorschriften ...... 68 8 Planbaten en Planschaden ...... 68 9 Veiligheidsrapportage ...... 68

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 9/69 BE0112000639

Toelichtingsnota

1 Inleiding

1.1 Doelstelling: aanleiding tot en verantwoording voor het plan

Een RUP is een uitvoeringsinstrument waarin de gewenste ontwikkelingen uit het structuurplan juridisch planologisch worden vertaald en vastgelegd. Het RUP Meredal beoogt het uitbreiden van een zone voor openbaar nut om de uitbreiding van de voorzieningen van Rustoord Meredal te kunnen garanderen. Gezien de steeds verouderende bevolking en de hedendaagse tendensen is er immers niet alleen een sterke nood aan kamers voor ouderen (rustoord en RVT), maar ook aan assistentiewoningen, die senioren in staat stellen zelfstandig te wonen en toch gebruik te maken van de voorzieningen aanwezig in het aanpalende rusthuis (type serviceflats en/of woningcomplexen met dienstverlening). Dit woontype is de ideale oplossing voor ouderen die hun zelfstandigheid nog wensen te behouden maar toch voor een aantal voorzieningen aangewezen zijn op het Rustoord. Onder serviceflats wordt in deze context verstaan een type wonen verbonden aan het rustoord. Dit betekent dat de flats niet afgesplitst kunnen worden van het rustoord en b.v. als aparte flats op de woningmarkt kunnen worden gebracht. De flats moeten beschouwd worden als een woongelegenheid voor een collectief gezin/huishouden beschouwd kan worden en bijgevolg van toepassing is in een zone voor openbaar nut. In het verleden werd vanuit deze optiek reeds een RUP opgemaakt voor een eerste uitbreiding van Rustoord Meredal. Dit RUP resulteerde in de aanbouw van 30 serviceflats. Dit project werd al snel een succesverhaal zodat de vraag en de behoefte aan dergelijke typologieën werd aangewakkerd. De Gemeente Erpe-Mere wenst dan ook in overleg met Rustoord Meredal een oplossing voor de bijkomende behoefte te creëren, zodat een antwoord kan worden geboden op de bijkomende behoefte aan voorzieningen voor ouderen en ‘serviceflats’ of wooncomplexen met dienstverlening (rechtstreeks gekoppeld aan het rustoord). De opmaak van een nieuw RUP dient zich aan, opdat het aanbod aan assistentiewoningen in Erpe-Mere kan worden uitgebreid.

Het studiebureau ARCADIS werd aangesteld voor de uitwerking van het RUP. Er werd een eerste fase van het ruimtelijk ontwerpend onderzoek uitgevoerd en doorgesproken. De resultaten van dit ontwerpend onderzoek werden onderworpen aan een screening van mogelijke milieueffecten. De krachtlijnen en aandachtspunten die voortkwamen uit het overleg en het milieuonderzoek zijn verwerkt in het RUP. Dit RUP zal het juridisch-planologisch kader vormen voor de beoordeling van stedenbouwkundige vergunningsaanvragen. De toelichtingsnota voor het RUP omvat zowel de toelichting bij het RUP als de bespreking van de mogelijke milieueffecten en het onderzoek naar de plan-MER-plicht.

1.2 Type van het RUP

Dit is een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

1.3 Opbouw van de nota

De verschillende planbeoordelingen, zoals o.a. de watertoets, maken deel uit van de screeningsnota.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 10/69 BE0112000639

Het volledige dossier van het RUP bevat een grafisch plan, stedenbouwkundige voorschriften, een toelichtingsnota en een screeningsnota. In onderhavige nota worden de toelichtingsnota en de screening op milieueffecten integraal opgenomen. De stedenbouwkundige voorschriften worden in een tweede nota opgenomen. Het grafisch plan wordt bijgevoegd.

In Hoofdstuk 1 wordt in een korte inleiding het doel van de opmaak van dit RUP toegelicht.

In Hoofdstuk 2 wordt het RUP gekaderd binnen de structuurplanning en andere relevante plannen of planprocessen.

In Hoofdstuk 3 wordt de ruimtelijke situering van het plangebied van het RUP verduidelijkt. Zowel de tekst, foto’s en kaartmateriaal vormen samen met alle gegevens een weergave van de bestaande feitelijke en juridische toestand. Hierin worden ook milieutechnische gegevens opgenomen die als input dienen voor de referentiesituatie, waar tegenover het planvoornemen beoordeeld zal worden in hoofdstuk 4.

Na de situering van het project, worden in Hoofdstuk 4 de doelstellingen van het RUP, de knelpunten en potenties, de ruimtelijke concepten en de afbakening van het plangebied toegelicht. Alle randvoorwaarden vanuit de situering en de doelstellingen worden omgezet in ruimtelijke concepten, waarna het plangebied exact wordt afgebakend en de bestemmingszones worden bepaald. Deze aanpak moet toelaten om tot realistische stedenbouwkundige voorschriften te komen.

In Hoofdstuk 5 wordt nagegaan of het voorgenomen plan plan-MER-plichtig is volgens het planMER-decreet dat op 1 december 2007 in werking getreden is. In een eerste stap wordt nagegaan of het plan van rechtswege plan-MER-plichtig is. Indien dit niet het geval is, wordt in een tweede stap onderzocht of het plan kan leiden tot belangrijke negatieve milieueffecten en daardoor planMER-plichtig is. Ten slotte worden eventuele milderende maatregelen meegegeven die in het RUP kunnen worden opgenomen. Er wordt ook onderzocht of het RUP moet voldoen aan veiligheidsrapportage.

Hoofdstuk 6 vergelijkt het ruimtebeslag van de bestaande en de geplande juridische toestand.

Hoofdstuk 7 behandelt de op te heffen voorschriften. Hoofdstuk 8 duidt de planbaten en planschade.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 11/69 BE0112000639

2 Beleidskader

2.1 Structuurplanning

De ruimtelijke structuurplannen als kader De opmaak van het beoogde RUP kadert in de beoogde visie die in het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Erpe-Mere, dat op 24 november 2011 door het besluit van de bestendige deputatie werd goedgekeurd. Dit structuurplan toont de beleidsvisie en ontwikkelingsperspectieven voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. Ook in het provinciaal ruimtelijk structuurplan Oost-Vlaanderen en het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) zijn beleidsvisies uitgewerkt die relevant zijn voor het RUP.

2.1.1 Uitvoering van het RSV

Op 23 september 1997 werd het eerste Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering. Het grondbeginsel van het RSV is het realiseren van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Het tegengaan van de verdere verspreiding van stedelijke functies en de versnippering van de open ruimte is daarbij een belangrijke doelstelling. Het RSV maakt een onderscheid tussen: stedelijke gebieden en stedelijke netwerken, buitengebied, gebieden voor economische activiteiten en lijninfrastructuren. In de inleiding van het RSV wordt de nood aan een kader voor de ruimtelijke ordening gebaseerd op duurzame ontwikkeling als centraal thema naar voor geschoven. Het RSV kreeg inmiddels reeds een beperkte herziening, deze herziening heeft geen impact op dit dossier.

Situering van Erpe-Mere op de schematische weergave van de ruimtelijke visie op Vlaanderen (bron: RSV, 1997)

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 12/69 BE0112000639

Erpe-mere behoort tot het buitengebied Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen situeert de gemeente Erpe-Mere in het buitengebied. De vertrekbasis voor het ruimtelijk beleid in dit gebied is net zoals in de rest van Vlaanderen ‘duurzame ontwikkeling’.(1) Dit betekent concreet dat bij een verdere ontwikkeling van de structurerende activiteiten en functies (landbouw, natuur, bos, wonen en werken) in het buitengebied het fysisch systeem (2) als uitgangspunt wordt gehanteerd. De bestaande ruimtelijke structuur en het fysisch systeem bieden het kader waarin dynamische activiteiten en functies met steeds wijzigende omgevingsvereisten op een flexibele manier moeten kunnen functioneren op de schaal van dit gebied. De specifieke eigenheid van het wonen en werken in het buitengebied moet erkend en gerespecteerd worden, en in relatie gebracht worden met het duurzaam functioneren van de agrarische en de natuurlijke structuur.

Ten aanzien van het buitengebied worden verschillende doelstellingen gesteld: . het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies (landbouw, natuur, bos, wonen en werken op het niveau van het buitengebied) . het tegengaan van de versnippering van het buitengebied . het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied (wonen, verzorgende activiteiten) . het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen . het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied . het afstemmen van het ruimtelijk beleid en het milieubeleid op basis van het fysisch systeem . het bufferen van de natuurfunctie in het buitengebied

Het buitengebied bevat delen van de bebouwde ruimte en het grootste gedeelte van de onbebouwde ruimte. Het buitengebiedbeleid wordt gedifferentieerd naar een beleid voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en de nederzettingsstructuur. Het bestaande fysisch systeem wordt als uitgangspunt gehanteerd, en vormt als het ware de ruggengraat van het buitengebied. Doelstellingen uit het RSV voor het buitengebied zijn ondermeer het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies (landbouw, bosbouw, wonen en werken). Op deze wijze worden de grote aaneengesloten gebieden van het buitengebied gevrijwaard en waar mogelijk versterkt. Het studiegebied maakt volledig deel uit van het buitengebied. Het nabijgelegen regionaal stedelijk gebied Aalst oefent hier geen invloed op uit. Daar het RUP kadert in een lokale behoefte, gesitueerd is in het hoofddorp, voldoende afstand houdt van de hoofdweg E 40 en geen waardevolle open ruimte inneemt is dit project niet in strijd met het RSV en kadert het binnen het algemene principe om in de kernen van het buitengebied verzorgende functies te bundelen. Het voorzien van deze flats wordt niet beschouwd als het

1 Duurzaamheid is het proberen te bevredigen van de behoeften van de huidige generatie zonder dit voor de toekomstige generaties te verhinderen. Duurzaamheid stelt dus grenzen aan het menselijk handelen op het vlak van milieu, sociale aspecten en economie. 2 Het fysisch systeem is het geheel van eigenschappen, processen en onderlinge relaties van klimaat, lucht en water. In ruimtelijke context wordt vooral belang gehecht aan de bodemeigenschappen en –processen en het watersysteem.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 13/69 BE0112000639

creëren van bijkomende woongelegenheid daar deze gekoppeld wordt aan het rustoord en het rustoord samen met deze flats als een functioneel geheel dient beschouwd te worden.

Het plangebied is gelegen vlakbij de E 40, hoofdweg. Langs de wegen van Vlaams niveau met name de hoofdwegen wordt een bouw- en gebruiksvrije strook opgelegd met als doel een zone van erfdienstbaarheid van Vlaams belang in te stellen. De bouw- en gebruiksvrije zone als erfdienstbaarheid bedraagt voor hoofdwegen 30m vanaf langs gracht of zijberm. Het bouw- en gebruiksvrij houden van de strook betekent dat alle gebruik wat de latere inrichting en aanleg van de strook kan verhinderen, niet toegelaten is. De vooropgestelde afstanden moeten zo strikt mogelijk worden nageleefd. Het RUP maakt geen deel uit van deze bouw- en gebruiksvrije strook.

2.1.2 Provinciaal ruimtelijk structuurplan Oost-Vlaanderen

Het Provinciaal Structuurplan (PRS) Oost-Vlaanderen werd bij ministerieel besluit van 18 februari 2004 goedgekeurd.

Deelruimten In het PRS worden verschillende deelruimten onderscheiden. Voor elk van deze deelruimten worden de uitgangspunten voor het beleid en de ruimtelijke visie en concepten geformuleerd. Erpe- Mere behoort tot de deelruimte “Oostelijk Rastergebied” en “Zuidelijk Openruimtegebied”. Erpe- Mere ligt tevens in de schaduw van Aalst, dat in het RSV als regionaal stedelijk gebied geselecteerd werd en deel uit maakt van de deelruimte “Dendersteden”.

Het studiegebied van dit RUP ligt op rand van het “Zuidelijk Openruimtegebied”. De belangrijkste principes voor het Zuidelijke Openruimtegebied zijn:

. Het fysisch systeem als kapstok voor de landschapsvormende functies bos, natuur en landbouw . Behoud en versterking van het hiërarchisch spreidingspatroon en de cultuurhistorische waarde van de nederzettingen . De kleine steden als ontwikkelingspolen in de regio . Een ontsluitingssysteem gericht op de leefbaarheid van de stedelijk-economische structuur en op het vrijwaren van het rustig karakter van het buitengebied

Gewenste nederzettingsstructuur

De voor Erpe-Mere relevante doelstellingen op vlak van gewenste nederzettingsstructuur zijn de volgende: . Het voorzien in een kwantitatief en kwalitatief aanbod aan woonmogelijkheden. . Tegengaan van het ongeordend uitzwermen van functies. . De leefbaarheid van de buitengebiedkernen garanderen.

De lokale groei inzake wonen en werken in het buitengebied moet geconcentreerd worden in de hoofddorpen en woonkernen. Te Erpe-Mere werden Mere, Erpe en als hoofddorp

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 14/69 BE0112000639

geselecteerd, terwijl , en woonkernen zijn. en werden niet geselecteerd. M.b.t. het wonen wordt er in het PRS geen onderscheid gemaakt tussen hoofddorpen en woonkernen.

Voor beide categorieën gelden volgende ontwikkelingsperspectieven: . Bijkomende woningen, lokale diensten en kleinhandel worden in de woonkernen en hoofddorpen opgevangen. Inbreiding staat hierbij voorop. . De aard en omvang van de ontwikkelingen moeten afgestemd zijn op het niveau van de kern.

Dit RUP maakt volledig deel uit van het hoofddorp Mere.

Gewenste open ruimte structuren

Algemeen De voor Erpe-Mere (en dit RUP in het bijzonder) relevante doelstellingen op vlak van gewenste open ruimtestructuur zijn de volgende: . Maximale ontwikkelingsmogelijkheden voor de openruimtestructuren. . Vorm geven aan een kwalitatief landschap

Concreet houdt dit in: . Het bewaren van de landschapskenmerken is essentieel voor het toeristisch–recreatief functioneren van de open ruimte. . Vrijwaren van de ganse deelruimte van verdergaande verstedelijking wordt als een belangrijke opgave gezien. . Het herstel van de landschappelijke en ecologische waarde van beekvalleien en kleine landschapselementen alsook het realiseren van de natuurverbindingsfunctie tussen ecologische componenten van bovenregionaal niveau, zijn belangrijke doelstellingen. . Een gediversifieerde, grondgebonden landbouw wordt ruimtelijk ondersteund.

Erpe-Mere behoort grotendeels tot het zuidoostelijk landbouwgebied met overwegend rundveehouderij. Het RUP neemt een deel van de (ruime) bufferzone t.o.v. de E 40 in. Deze terreinen hebben vandaag overwegend een agrarische functie (weiland). Er wordt geen waardevol open ruimte gebied ingenomen.

Gewenste landschappelijke structuur Volgende landschappelijke relictzones en ankerplaatsen worden aangeduid als behorend tot de gewenste landschappelijke structuur op provinciaal niveau: . Ankerplaatsen: het gebied van Honegem en Zolegem en de vallei van de Molenbeek tussen Herzele en Mere . Relictzones: Land van de Molenbeken, het gebied van Honegem, Zolegem en Molenbeek en het gebied van Molenbeek – Wichelen - Wanzele – Kattenbos Het RUP maakt geen deel uit van een ankerplaats of relictzone.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 15/69 BE0112000639

De beide Molenbeken zijn geselecteerd als structuurbepalende hydrografische landschappelijke elementen. Verder worden de ‘zwerm van bosjes’ tussen Gent en Aalst opgenomen als boscomplex. Tussen Aalst en Erpe-Mere werd een openruimtecorridor aangeduid. Erpe-Mere behoort tot het traditionele landschap van het Land van Zottegem. Hieronder worden enkele ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven weergegeven voor het Land van Zottegem: . vrijwaren resterende open ruimten door weren en bufferen van bewoning en infrastructuur; . accentueren van de landschappelijke structuur door benadrukken van de perceptuele kwaliteiten van het reliëf en de valleien; . optimaliseren mobiliteit.

Het RUP oefent geen nadelige gevolgen uit op het landschap.

Gewenste natuurlijke structuur Door de provincie worden natuurverbindingsgebieden en bovenlokale ecologische infrastructuur geselecteerd, die dienen als verbindingsstructuren van de GEN’s (Grote Eenheden Natuur) en de GENO’s (Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling) en een eerste stap zijn om over de gehele provincie een netwerk te vormen van ecologische infrastructuren. Hierna wordt een overzicht gegeven van de geselecteerde natuurverbindingsgebieden en van de bovenlokale ecologische infrastructuur tussen de verschillende deelgebieden van de hypothese van VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk; GEN’s en GENO’s), betrekking hebbend op Erpe-Mere.

Natuuraandachtszones (hypothese VEN)

Grote Beek – Molenbeek (Lede – Erpe-Mere) Molenbeek (Aalst- - Herzele) Honegemmeersen

Verbindingen binnen het Denderbekken

Natuurverbindingsgebied Elementen die de verbinding ondersteunen

Valleigebied Molenbeek Natte graslanden (kwel- en stuwwater)bosjes, Honegem - Gotegem (knot)bomenrijen

Het RUP oefent geen invloed uit op deze geselecteerde gebieden ten behoeve van de natuurlijke structuur. Het RUP is conform met de algemene opties genomen in het PRS.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 16/69 BE0112000639

2.1.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan

Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Erpe-Mere werd in 2006 goedgekeurd. Specifiek voor Mere worden volgende zaken vooropgesteld:

Ruimtelijke afbakening van de hoofddorpen Erpe en Mere Voor de afbakening van Erpe zijn de spoorlijnen Brussel-Gent en Aalst-Burst, de Oudenaardsesteenweg (N46) en de open ruimte van de Siesegemkouter grensstellend. Het activiteitengebied tussen Erpe en Mere wordt duidelijk begrensd door de spoorlijn Brussel-Gent, de E40, de Molenbeek en de aan te leggen buffer bij Ottergem. Rond Mere vormen de E40, de spoorlijn Aalst-Burst en de Molenbeek (in het zuidwesten) duidelijke grenzen. In het zuiden en het oosten van Mere moeten de overgangen in de linten gesitueerd worden.

Gewenste Ruimtelijke structuur Mere (bron: Gemeente Erpe-Mere en Groep Planning, GRS Erpe-Mere, 2006)

Kernversterking Het plangebied bevindt zich in het oostelijk deel van de dorpskern van Mere. Het bestaande Rustoord is deels omgeven door de gevels van de school en het klooster. Anderzijds wordt de site begrensd door weilanden/akkers, in de richting van de Autosnelweg E40.

De uitbreiding van het rustoord wordt niet expliciet vermeld in het GRS, maar kan hier wel ingekaderd worden en past binnen de verdere versterking van deze kern. Binnen de hoofddorpen (waaronder Mere samen met Erpe) en woonkernen dienen de lokale diensten opgevangen te worden. Het GRS vermeldt immers dat kernversterking inhoudt dat er structurerende initiatieven naar voorzieningen, diensten en andere dorps-sociologische functies worden opgestart. De organisatie van de functies moet een vaste toekomstvisie krijgen. Deze moet de ruimtelijke structuur onderbouwen.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 17/69 BE0112000639

Dit RUP kadert dan ook binnen deze visie en draagt bij tot een het voorzien van verschillende types van wonen binnen de kern waaronder verschillende vormen van bejaardenhuisvesting.

3 Bestaande juridische en feitelijke toestand

3.1 Situering plangebied

De gemeente Erpe-Mere is gelegen in de provincie Oost-Vlaanderen, administratief behoort Erpe- Mere tot het Arrondissement Aalst. Erpe-Mere ontstond in 1977 door de fusie van Mere, Erpe, Aaigem, Burst, Bambrugge, Ottergem, Vlekkem en Erondegem. De gemeente wordt begrensd door (met de klok mee): Aalst, Haaltert, Herzele, Sint-Lievens-Houtem en Lede.

Situering van het plangebied

De bebouwing in Erpe-Mere is verspreid over talrijke eerder kleine kernen en bouwlinten. Doorheen het op het eerste gezicht vrij chaotische nederzettingspatroon kan de oorspronkelijke structuur, namelijk de twee parallel lopende rijen van dorpen langsheen de beide Molenbeekvalleien, nog ontwaard worden. Erpe-Mere is 3403 ha groot en telt ongeveer 19.000 inwoners. De gemiddelde bevolkingsdichtheid bedraagt 559 inwoners/km². Meer specifiek is de deelgemeente Mere 576ha groot en zijn er 4.928 inwoners. Dit betekent een bevolkingsdichtheid voor Mere van 872 inwoners/km², daarmee is Mere de dichtst bevolkte deelgemeente van Erpe-Mere.

Erpe-Mere ligt op de zuidrand van de dicht bebouwde Vlaamse Ruit en wordt doorsneden door spoor-, snel- en steenwegen tussen Gent en Brussel. Vooral het noordelijk deel van de gemeente is sterk verstedelijkt. Komende vanuit de Vlaamse Ardennen wordt de bebouwing steeds intensiever naarmate men het Aalsterse nadert: de lintbebouwing gaat van losse fragmentaire lintbebouwing over naar aaneenrijging van kernen tot het ontstaan van lintenlandschappen.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 18/69 BE0112000639

M.b.t. de landbouw kan een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen het sterk verstedelijkte noordelijke deel van de regio en het meer open zuidelijke deel. In de noordelijke zone, die ongeveer samen valt met de zandleemstreek, heeft de landbouw door de sterke verstedelijking minder ruimte. Gemeenten als Aalst, Lede en Sint-Lievens-Houtem zijn overheersend afgestemd op de tuinbouw. De open ruimte van de zuidelijke regio, die volledig in de leemstreek ligt, is hoofdzakelijk op de veeteelt gericht.

M.b.t. de natuurlijke structuur in de regio zijn vooral de beekvalleien van belang. Met behulp van de Biologische Waarderingskaart kan worden vastgesteld dat enerzijds de Molenbeek van het Scheldebekken een min of meer samenhangende structuur van biologisch waardevolle tot zeer waardevolle gebieden vormt, van bij de oorsprong te Zottegem tot de monding in de Schelde te Wichelen, dit terwijl de Molenbeek van het Denderbekken hetzelfde doet tussen Zottegem en de monding in de Dender te Aalst. Het landschap in de regio, dat zwak golvend is in het noorden, krijgt een meer uitgesproken reliëf naar het zuiden toe. De heuvelruggen worden er afgewisseld door vochtige beekvalleien. De kouters hebben een open karakter, terwijl de beekvalleien eerder gesloten zijn, doordat de perceelsgrenzen veelal door bomenrijen omzoomd worden.

Erpe-Mere is uitstekend bereikbaar over de weg. Naast de E40 vormen de drie steenwegen op het grondgebied van Erpe-Mere de ruggengraat van de verkeerstructuur. De autosnelweg Brussel- Oostende (E40-A10) en haar op- en afrittencomplex te Erpe-Mere vormen een belangrijk aansluitingspunt op het hoofdwegennet voor de regio. De Oudenaardsesteenweg (N46) heeft een belangrijke ontsluitingsfunctie in de regio en vormt een rechtstreekse verbinding tussen Oudenaarde en Aalst. De Gentsesteenweg (N9) is een oude verbindingsweg tussen Gent en Brussel. De Leedsesteenweg verbindt Lede, Wichelen en Overmere met Aalst (vanaf het kruispunt Vijfhuizen via de N9). Daarnaast beschikt de gemeente eveneens over een uitgebreid gemeentelijk wegennet. De gemeente telt een uitgebreide spoorweginfrastructuur met de lijn Kortrijk-Brussel (lijn 89) met een station te Burst en Burst-Aalst (lijn 82) met stations te Burst, Bambrugge, Erpe-Mere en Vijfhuizen. Met meer dan een kwart van de bevolking is Mere de belangrijkste kern van Erpe-Mere. Mere is tevens het belangrijkste dienstencentrum van de gemeente. Zo is Mere de enige kern met middelbaar onderwijs en een (bescheiden) winkelcentrum. Alle voorzieningen liggen vrij dicht bij elkaar in de kern van Mere. Buiten de kern van Mere concentreert de kleinhandel zich bij het complex E40-N46.

Het dorp Mere bestaat uit een oude kern met een onregelmatig stratenpatroon en smalle straten met een dichte bebouwing van dikwijls kleine woningen. Rond deze oude kern zijn er recente uitbreidingen, vooral naar het oosten en het zuiden toe. Deze uitbreidingen bestaan gedeeltelijk uit gegroepeerde woningbouw en verkavelingen. Het dorp bevindt zich voor het grootste deel ten oosten van de oostelijke Molenbeek, maar heeft ook een beperkte uitbreiding ten westen ervan. Het gaat hoofdzakelijk om woonlinten (Bosstraat, Magerstraat, Beekkantstraat en zijstraten).

De lintvormige en verspreide bewoning ten oosten van Mere sluiten aan op de bebouwing van Ede en zijn noordelijke en oostelijke lintvormige uitlopers en op de lintvormige bebouwing ten westen van Nieuwerkerken (Ediksvelde).

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 19/69 BE0112000639

De dorpskern van Mere werd enkele jaren geleden volledig heraangelegd. Ook het parkeergebeuren werd toen herschikt. Men koos voor een concentratie van de parkeergelegenheden, zodat er rond de kerk meer ruimte vrijkwam. Er werd gebruik gemaakt van kleinschalige materialen ten einde de omgeving een verblijfskarakter te geven.

Het RVT Meredal is gelegen in de kern van Mere en sluit door historische omstandigheden aan bij de gebouwen van het klooster en het Sint-Jozefsinstituut. Door de aanwezigheid van deze school, is de dorpskern van Mere het best voorzien van scholen waar zo’n 900 leerlingen (lager en middelbaar onderwijs) school lopen. Deze school concentreert zo’n 43% van de totale schoolbevolking in Erpe-Mere.

3.2 Bestaande juridische toestand

Gewestplan Aalst – Ninove – Geraardsbergen - Zottegem Erpe-Mere ligt binnen de grenzen van het gewestplan Aalst- Ninove- Geraardbergen- Zottegem (goedgekeurd op 30 mei 1978) dat de gemeente opdeelt in verschillende zones en de bestemmingen ervan bepaalt. Het terrein van het bestaande rustoord (met aanpalend de Sint Jozef school en het kloostergebouw) van Mere is op het gewestplan aangeduid als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Het terrein waarop de uitbreiding zou plaatsvinden is aangeduid als buffergebied en woongebied.

Gewestplan

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 20/69 BE0112000639

RUP Meredal In kader van een uitbreiding van het bestaande rusthuis werd in 2008 een RUP opgemaakt. Dit RUP neemt percelen 89c, 100c2, 93g, 900c en 93f op als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen. Percelen 93f (deels) en 900c (deels) krijgen via een overdruk de bestemming ‘ bouwvrije en gebruiksvrije strook’. De bedoeling van deze strook is een buffer te vormen naar de ten noorden van het plangebied gelegen E40 toe. De overdruk ‘symbolische aanduiding voetweg’ geeft aan dat voetweg nr19 zal blijven bestaan.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 21/69 BE0112000639

Juridische tabel

juridische aspecten, beleidsmatige aspecten, uitvoeringsinstrument, bestaande situatie, subsidie-instrument

RUIMTELIJK

Gewestplan(nen) Gewestplan Aalst – Ninove - Geraardsbergen - Zottegem

Gewestelijke ruimtelijke N.v.t. uitvoeringsplannen

Provinciale ruimtelijke N.v.t. uitvoeringsplannen

Algemene plannen van aanleg N.v.t.

Bijzondere plannen van aanleg N.v.t.

Gemeentelijke ruimtelijke RUP Meredal (goedgekeurd 2008) (eerste uitbreiding zone voor openbaar uitvoeringsplannen nut)

Verkavelingsvergunningen N.v.t.

Bouwvergunningen . B/2009/8330: Uitbreiden van een bestaand rusthuis met 30 aanleunflats en 12 verzorgingskamers. . BV4.5973/2002: Uitbreiden van bestaand rusthuis met een dakverdieping tbv ergo en kine, Vijverstraat 38, sectie B, nr. 89B (8.00/41082/3936.1) aanvraag door vzw Meredal Vergunning op 04/02/2003 . BV3.2421/1990: Bouwen van autobergplaatsen, Vijverstraat, sectie C, nr. 100nVergunning op 03/04/1991 aanvraag door vzw Gesticht van de Heilige Jozef . BV2.1922/1988: Bouwen van verzorgings- en bejaardentehuis, sectie C nr.100n Vergunning op 28/09/1988 aanvraag door vzw Dienstbetoon . BV1.1921/1988: Slopen van gebouwen, sectie C, nr100n Vergunning op: 05/10/1988 aanvraag door vzw Dienstbetoon – Verzorging- en Bejaardentehuis Sint-Jozef

Vastgestelde bouwovertredingen N.v.t.

Gebieden met recht van voorkoop Geen

SECTORAAL

Natuur

Vogelrichtlijngebieden Geen IN DE OMGEVING: Geen

Habitatrichtlijngebieden Geen IN DE OMGEVING: Geen

Gebieden van het duinendecreet N.v.t.

Ramsargebieden N.v.t.

Gebieden van het Vlaams Ecologisch GEN: Geen

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 22/69 BE0112000639

Netwerk (VEN) GENO: Geen IN DE OMGEVING: GEN: Geen

Vlaamse of erkende natuurreservaten N.v.t.

Bosreservaten N.v.t.

Natuurinrichting Geen

Gebieden met recht van voorkoop Geen

Biologische waarderingskaart (BWK) Complex van minder waardevolle en waardevolle elementen in de noordrand van het plangebied

Water

Beschermingszones N.v.t. grondwaterwinningen

Bevaarbare waterlopen N.v.t.

Onbevaarbare waterlopen (klasse) IN DE OMGEVING: Molenbeek

Watertoets - Erosiegevoelige gebieden AANPALEND: noordelijke rand van het plangebied en de zone ten zuiden van de E40

Watertoets - IN DE OMGEVING: matig gevoelig voor grondwaterstroming Grondwaterstromingsgevoelige gebieden

Watertoets - Hellingenkaart Het terrein is licht glooiend

Watertoets - Infiltratiegevoelige Het plangebied is niet infiltratiegevoelig gebieden

Watertoets - Overstromingsgevoelige noordelijke rand van het plangebied overstromingsgevoelig door afstromend gebieden oppervlakte water IN DE OMGEVING:de beekvallei van de Molenbeek is eveneens overstromingsgevoelig

Watertoets - Winterbedkaart N.v.t.

Gebieden met recht van voorkoop Geen

Landbouw

Ruilverkaveling Geen

Herbevestigde Agrarische Gebieden N.v.t. (HAG)

Gebieden met recht van voorkoop N.v.t.

Landschap

Beschermde monumenten Geen

Beschermde landschappen, stads-, en Geen dorpsgezichten AANPALEND: idem

Landschapsatlas: ankerplaatsen, Geen relictzones, lijnrelicten, puntrelicten IN DE OMGEVING : idem

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 23/69 BE0112000639

Erfgoedlandschappen (ankerplaatsen) Geen AANPALEND: idem

Waardevol niet beschermd onroerend Geen erfgoed: bouwkundig erfgoed en wereldoorlogerfgoed

Landinrichting Geen

Wonen

Woningbouw- en N.v.t. vernieuwingsgebieden

Atlas van de N.v.t. woonuitbreidingsgebieden

Gebieden met recht van voorkoop N.v.t.

Recreatie en toerisme

Toeristische vergunning N.v.t.

Verkeer

Rooilijnen N.v.t.

Voet- en buurtwegen Er komen twee voetwegen voor in het plangebied (zie verder) nr 19 nr 140 (afgeschaft)

Bovenlokaal Functioneel Langsheen de Kloosterstraat Fietsroutenetwerk

Fietsknooppuntennetwerk Langsheen de Vijverstraat

Gewestwegen N.v.t.

Spoorwegen N.v.t.

Leidingen (Hoogspanningsleidingen, N.v.t. gasleidingen…)

Openbaar vervoer Langsheen de Vijverstraat

Milieu

Milieuvergunningen N.v.t.

Bodemvervuiling Geen gegevens gekend

Industrie

Seveso-inrichtingen: lagedrempel- en N.v.t. hogedrempelinrichtingen AANPALEND (binnen 2km): N.v.t.

VLAO Bedrijventerreinen N.v.t.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 24/69 BE0112000639

3.3 Bestaande feitelijke toestand

Voor de beschrijving van de feitelijke toestand wordt een beschrijving opgesteld volgens de verschillende disciplines. Ook disciplines die raakvlakken hebben met milieu worden in dit hoofdstuk aangehaald. Zij maken deel uit van de informatie nodig voor het opstellen van een MER- screening (zie hoofdstuk 5).

3.3.1 Mens

Binnen het plangebied Het plangebied omvat onder meer het domein van Rustoord Meredal. Dit domein is gelegen in een binnengebied en wordt langs de westkant begrenst door woonweefsel (langsheen de Vijverstraat) , langs de zuidkant door een klooster en scholencomplex en langs de noord en oostkant door akkerlanden. De toegang van het volledige complex bevindt zich langsheen de parallelweg van de Vijverstraat. Dit rusthuis heeft al een lange traditie wat betreft het verzorgen van bejaarden. Op juni 1874 werd “het eerste vrouwke ter verzorging” opgenomen. Het rusthuis evolueerde stilaan verder en in 1956 werd de boerderij van het aanpalende klooster omgevormd in rusthuiskamers, eet- en zitplaatsen. Door de jaren heen is het ruimtelijke voorkomen van het rusthuis sterk veranderd. Momenteel bestaat het instituut uit twee architectonische bouwgehelen:

- Het gebouw het meest naar de ingang toe dateert van 1991. Het is 3,5 bouwlagen hoog waarvan de onderste bouwlaag een half verdiepte sous-terrain betreft. In 1991 kreeg het rusthuis een erkenning van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap voor de huisvesting van 103 bejaarden (85 éénpersoonskamers en 9 tweepersoonskamers). Het gebouw is opgetrokken in donkerrode baksteen en eierschaalkleurig architectonisch beton. Rondom dit gebouw zijn 32 parkeerplaatsen voorzien. Aan de oostzuidkant van het gebouw is een gemeenschappelijke tuin ingericht.

1. Rusthuis (1991) toegang 2. Rusthuis (1991) gemeenschappelijke tuin

- Het gebouw ten noordoosten hiervan is een uitbreiding van het rusthuis en herbergt 30 aanleunflats en 12 verzorgingskamers. Deze nieuwbouw werd opgeleverd in 2012. De bebouwing is 3 bouwlagen hoog en werd opgetrokken in bordeauxkleurige en gele baksteen. De flats hebben hun eigen terras. Er werd aandacht besteed aan de groenaanleg en zitgelegenheid in de nabijheid van deze nieuwbouw. De nieuwbouw werd via een verhard pad verbonden met het rusthuis en de gemeenschappelijke tuin. Langsheen de westzijde van dit

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 25/69 BE0112000639

gebouw werd een nieuwe parkeerstrip voorzien voor 40 parkeerplaatsen en een overdekte fietsenstalling.

3. Uitbreiding (2012) 4. Uitbreiding parking (2012)

Zowel de twee (in onbruik geraakte) hoeves langsheen de parallelweg van de Vijverstraat en de twee tot het erf behorende woningen (nr 42 en 44) net ten noorden van de toegang tot het rustoord worden opgenomen in het plangebied. Het akker- en weideland (buffer in het GRS) gelegen ten oosten van deze hoeves en ten noorden van het rusthuis behoren eveneens tot het plangebied.

5. 2 woningen aan de Vijverstraat (in plangebied) 6. Boerderijen (in plangebied)

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 26/69 BE0112000639

Omgeving Het rustoord is in het oosten en het zuiden omringd door de bestaande gebouwen van het klooster en de secundaire school Sint-Jozefinstituut (historisch zo gegroeid); Beiden zijn gelegen langsheen de Kloosterstraat en hebben een grotere schaal dan het omliggende woonweefsel. De link met de school en het aanpalende klooster is een positief gegeven betreffende de maatschappelijke integratie van het rusthuis. De combinatie en nabijheid van deze functies komt de onderlinge interactie ten goede.

7. Klooster 8. Sint Jozefschool

Ten westen van deze cluster met functies voor openbaar nut – eveneens Meredorp– bevindt zich het kerkplein en de winkelstraat op een afstand van 250m à 300m tot het rusthuis. Het rusthuis heeft dus een zeer strategische ligging in de nabijheid van het centrum van de gemeente, nabij alle voorzieningen en haltes van openbaar vervoer. De bebouwing in de omliggende straten (Vijverstraat, Meredorp, Kloosterstraat en Bergstraat) heeft een dorps karakter. De meest voorkomende woontypologie in de nabijheid van het rusthuis zijn grondgebonden woningen met twee bouwlagen en een zadeldak. In de nabijheid van de kerk, de Nieuwstraat (winkelstraat), de Kloosterstraat, de Vijverstraat (stuk tussen de Bergstraat en Meredorp) en Meredorp overheersen de aangesloten rijwoningen. In de Bergstraat en het noordelijk gedeelte van de Vijverstraat rondom varieert het bebouwingspatroon tussen alleenstaande woningen, koppelwoningen en aaneengesloten rijwoningen.

9. Kerk- Meredorp

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 27/69 BE0112000639

10. Bergstraat 11. Meredorp Een uitzondering op deze kleinschalige korrelmaat is Etn De Sadeleer & Van Wilder gelegen in de Vijverstraat. Deze firma was een grootschalige exporteur van textiel en was gehuisvest in een grootschalige gebouwencomplex (de bedrijfsactiviteiten eindigden in de loop van 2013). Ten noorden van het plangebied is de autosnelweg E40 gelegen. Visueel wordt deze autosnelweg van Mere gescheiden door een groene berm en aanplant langsheen de weg.

12. ETN Sadeleer&Van Wilder – Vijverstraat 13. E40 thv de Vijverstraat

Bestaande Toestand – situering Rusthuis Meredal binnen centrum Mere

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 28/69 BE0112000639

3.3.2 Mobiliteit

Gemotoriseerd verkeer Het plangebied is gelegen aan de E40 (Oostende-Brussel). Via de afrit 18 (aan de Oudenaardsesteenweg) is het centrum van Mere goed te bereiken. Rusthuis Meredal is op 1,5 km van de op- en afrit gelegen (via de Bosstraat, de Bergstraat en de Vijverstraat). De integrale toegang tot het terrein is gelegen in de Vijverstraat. Deze weg functioneert tevens als belangrijke lokale verbindingsweg tussen Erpe en Mere. Op het terrein van rusthuis Meredal zelf zijn momenteel voldoende parkeerplaatsen gelegen om het huidige programma te kunnen bedienen (72 parkeerplaatsen). Ook in de omliggende straten zijn sporadisch langse parkeerplaatsen voorzien. Vooral in de omgeving van de kerk wordt geclusterd parkeren voorzien (ca 35 parkeerplaatsen). Ook in de Nieuwstraat (winkelstraat) mag in de volledige lengte van de straat worden geparkeerd. Ten zuiden van de kerk is de sporthal van Mere gelegen. Dit sportcomplex heeft een openbare parkeerzone van ca 48 parkeerplaatsen. Deze zijn bereikbaar via de Sint-Bavoweg. Ten westen van de sporthal is nog een parkeerzone gelegen van ca 48 parkeerplaatsen. Deze is te bereiken via Groendal en bedient voornamelijk de aanpalende gemeentelijke sportvelden. De Sint-Jozefschool beschikt over 27 publieke parkeerplaatsen en 38 private parkeerplaatsen.

-

Stratenpatroon Mere (Bron: google maps)

Openbaar vervoer Het plangebied is gelegen op zo’n 500 m van het treinspoor (Brussel-Gent). Het dichtstbijzijnde station is dat van Erpe-Mere (enkelspoor tussen Aalst en Burst – Zottegem). Het station is gelegen op 1,5 km van rusthuis Meredal.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 29/69 BE0112000639

Net aan de ingang van rusthuis Meredal, in de Vijverstraat, is de bushalte van buslijn 91 gelegen. Dit is een regionale buslijn die Aalst met Zottegem verbindt. Aan de kerk komen meerdere buslijnen samen. De halte hier bedient naast buslijn 91, ook buslijn 81 (Aalst-Heldergem) , 84 (Kerksken– Aalst) en 385 (belbus).

Trage weggebruiker

Bovenlokaal fietsnetwerk Het bovenlokale functionele fietsnetwerk gaat doorheen de kern van Mere. Vanaf de kerk loopt er een bovenlokale route langsheen de Nieuwstraat, via de Bosstraat richting Ottergem, Erembodemgem, Bambrugge en Burst. Via Meredorp loopt een functionele fietsroute langsheen de merestraat naar Erpe en Nieuwerkerke. Langsheen de Nijverheidsstraat worden vanaf het centrum van Mere, langemunte, Aaigem en Ressegem ontsloten voor bovenlokaal fietsverkeer. Ede en Haaltert zijn vanaf de kerk van Mere, langsheen Groendal, via de Daalstraat en Daalbroek te bereiken. Met uitzondering van Groendal en een beperkt gedeelte van Meredorp, zijn de straten die binnen de kern van Mere zijn geselecteerd als functioneel fietsnetwerk niet uitgerust met conforme fietsinfrastructuur.

Bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (bron: provincie Oost-Vlaanderen)

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 30/69 BE0112000639

Recreatieve fietsnetwerk De Vijverstraat – de straat waar de toegang tot het rusthuis is gelegen – maakt deel uit van het recreatieve fietsnetwerk. Deze straat is gelegen tussen fietsknooppunt 20 (Erpe) en fietsknooppunt 63 (zuidelijk deel van Mere). In de Vijverstraat bevinden zich geen recreatieve fietsknopen routes. De route het dichtst bij het plangebied bevindt zich ter hoogte van Meredorp.

Fietsknooppuntennetwerk (bron: www.fietsnet.be)

Buurt- en voetwegen In het plangebied zijn twee voetwegen gelegen. Het gaat om voetweg nr. 19 op de westrand van het plangebied (wettelijke breedte 1 m – deze voetweg wordt nog vaak gebruikt) en voetweg nr. 140 ten zuiden van het plangebied (wettelijke breedte 1 m – deze voetweg wordt niet meer gebruikt en werd deels afgeschaft). Deze voetweg werd immers niet meer gebruikt en sluit niet aan op andere voetwegen. De voetweg nr. 19 vervult nog steeds een belangrijke functie voor het langzaam verkeer en wordt ruimtelijk verankerd in het RUP.

Bron: buurtwegenatlas

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 31/69 BE0112000639

3.3.3 Landschap

Erpe-Mere wordt gekenmerkt door de vele kerkwegels, veldwegen, bospaden, etc. Het licht glooiend landschap, de kronkelende beekjes, het struikgewas en de drassige weiden bepalen de landschappelijke identiteit van deze streek. Binnen de gemeente, alsook de buurgemeenten wordt er gewerkt aan een herwaardering van de bestaande trage wegen om het recreatief netwerk van de streek ten volle te kunnen uitbouwen.

Cultuurhistorisch Op de Ferrariskaart is de hoofdstructuur van het huidige Mere goed zichtbaar. De Vijverstraat, de Brugstraat, de Bosstraat en Meredorp zijn qua wegenis en bebouwingsstructuur quasi intact gebleven. De locatie van kerk en het omliggende plein is tot op vandaag ongewijzigd gebleven. De Nieuwstraat (winkelstraat) was ten tijden van Ferraris nog niet aanwezig. De vallei van de Molenbeek is zeer herkenbaar op de kaart. Ter hoogte van de locatie van het huidige klooster en school waren in 1779 reeds meer grootschalige gebouwen ingeplant. Ook de hoeveachtige bebouwing in de Vijverstraat zijn op de kaart herkenbaar. De locatie van het huidige rusthuis en de serviceflats maakte vroeger deel uit van het erf van deze boerderijen. De weilanden binnen het plangebied werden ook destijds gebruikt als agrarische zone.

Bron: Ferrariskaart

Landschapsatlas en bouwkundig erfgoed Het plangebied is gelegen ten midden van een traditioneel landschap, Land van Zottegem. Dit historisch gegroeide cultuurlandschap staat bekend als een zandleem- en leemstreek. De vallei van de Molenbeek tussen Herzele en Mere (gelegen ca. 1,5km ten zuiden van het plangebied) is een ankerplaats. Binnen deze ankerplaats zijn verschillende beschermde landschappen opgenomen. Wilgendries 4 (ten zuiden van Mere) werd als een beschermd dorpszicht geïnventariseerd. Het betreft hier de omgeving van watermolen Ten Broeck. De molen zelf is een beschermd monument. Erpe-Mere staat immers bekend voor zijn talrijke watermolens. De gemeente heeft 11 watermolens op haar grondgebied. Dit is het grootste aantal van watermolens binnen één gemeente in Vlaanderen. Aan de Bosstraat is de Graevemolen (watermolen) gelegen. Deze werd geklasseerd een bouwkundig relict. In de nabijheid van het plangebied werd de omgeving van de pastorie, gelegen aan Meredorp, geselecteerd als een beschermd landschap. De pastorie zelf is een bouwkundig relict een beschermd monument. Ook de Sint-Bavo parochiekerk behoort tot de bouwkundige relicten. In de

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 32/69 BE0112000639

Daalstraat is Hof ten Dale gelegen. Dit Hof is samen met de bijhorende kapel opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Het betreft semi-gesloten hoeve met gebouwen gegroepeerd rondom een deels gekasseide binnenkoer met tuin.

Landschapselementen De vallei van de Molenbeek wordt gekenmerkt als een groene ader doorheen Mere. De hoogstammige dichtbeboste groenstructuur en de drassige beekbedding bepalen het karakter van deze groene ader door de gemeente.

Molenbeekbedding

De E40 dwarst deze groene ader en vormt de ruimtelijke grens tussen Erpe en Mere. De E40 is langs weerskanten voorzien van hoogstammige groenschermen en bermen. Toch vormt deze ingegroende weg een barrière in het traditionele landschap. Het de Molenbeekvallei raakt hierdoor immers versnipperd. Hetzelfde geldt voor de ten noorden van de E40 gelegen spoorweg.

Zicht vanaf de parking op E40 en akkerland Zicht vanaf de Vijverstraat op de E40

De landbouwactiviteit in de nabijheid van het plangebied is eerder kleinschalig en omwille van het glooiende landschap niet meteen waarneembaar vanaf de site. In het noordelijk gedeelte van het plangebied bevindt zich een boomgaard die deel uitmaakt van de huidige boerderijerven.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 33/69 BE0112000639

Boomgaard Hoger gelegen landbouwgebied gezien vanaf de site

3.3.4 Bodem

Bodemsoort Met uitzondering van de weide- en akkerlanden is het plangebied volledig gelegen in antropogene grond (het rusthuis en de boerderijen aan de Vijverstraat). Dit betreft een grond die kunstmatig door de mens werd aangesneden voor de inrichting van gebouwen en verhardingen. De weide- en akkerlanden in de oostrand van het plangebied hebben een droge leembodem met textuur B of structuur B horizont. Deze bodemsoort is zeer geschikt in kader van het huidige landbouwgebruik. De beekvallei van de Molenbeek wordt gekenmerkt door een natte leembodem zonder profiel. Deze bodemsoort is uiterst geschikt voor graslanden, maar minder geschikt voor boomkwekerijen en extensieve groenteteelt. Deze bodem is uitermate ongeschikt voor het inrichten van intensieve groententeelt, flasteelten en fruitteelt.

Bron: agiv

Infiltratiegevoelig Het plangebied (het bestaande rusthuis, de akker- en graslanden en de 2 boerderijen) zijn niet infiltratiegevoelig. Ook het volledige grondgebied van Mere is niet infiltratiegevoelig. (bron: Agiv)

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 34/69 BE0112000639

Reliëf Het volledige dorp wordt gekenmerkt door een lichtglooiend landschap. Her en der komen hellingen voor tussen de 5% en 10%. Dit is ook het geval voor de oostelijke rand van het plangebied. De in de bufferzone gelegen percelen –ingenomen voor landbouwgebruik (binnen het plangebied)– worden gekenmerkt door steile ploegranden. Ten zuiden van de E40 vormen hellingen van meer dan 10% de overgang tussen de opgehoogde snelweg en het dorp. (bron: Agiv)

3.3.5 Watertoets

Waterlopen In het plangebied zijn geen waterlopen aanwezig. De dichtstbijzijnde waterloop is de Molenbeek op grondgebied van Mere. Deze beek is een geklasseerde beek van de tweede categorie en maakt deel uit van het Denderbekken. De Molenbeek bevindt zich ten westen van het plangebied in het groen binnengebied tussen de Nijverheidsstraat en de Beekkantstraat, hij stroomt meer ten noorden onder de Bosstraat en de E40 door richting Erpe. Het provinciaal nummer zoals vermeld in de Atlas der waterlopen van deze beek is nr. 5.021 van 2e categorie. Deze waterloop worden beheerd door de provincie. Deze beek mondt uiteindelijk uit in de Dender.

Overstromingsgevoelige gebieden Een deel van de noordelijk zone van het plangebied is gelegen mogelijk overstroombaar gebied onder meer door het ontstaan van afspoelend exces hemelwater (dit door de hoogteverschillen op het terrein). De strook van eerste 200m van het plangebied gemeten vanaf en parallel aan de Vijverstraat is niet overstromingsgevoelig. Buiten het plangebied is de beekvallei van de Molenbeek gekarteerd als effectief overstromingsgevoelig gebied. Deze beekvallei behoort zowel tot de risicozones voor overstroming (versie 2006) als tot de recent overstroomde gebieden (ROG).

Bron: Overstromingsgevoelige gebieden 2011 - agiv

Erosie Deze erosiegevoelige gebieden binnen het plangebied situeren zich voornamelijk ter hoogte van de weide- en akkerlanden in het noordelijk en oostelijk gedeelte van het plangebied. Ter hoogte van de gebouwen van het rusthuis en de bijhorende verharde parkeerzone, wordt het terrein als niet erosiegevoelig geïndiceerd. De tot het plangebied behorende boerderijen langsheen de Vijverstraat

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 35/69 BE0112000639

zijn gedeeltelijk erosiegevoelig. In de nabijheid van het plangebied is voornamelijk de zone langsheen het tracé van de E40 erosiegevoelig. Ook de aanpalende en omliggende tuinen van de woningen aan Meredorp en de Vijverstraat zijn erosiegevoelig. (bron: Agiv)

Grondwaterstroming Het plangebied is in zijn totaliteit matig grondwaterstromingsgevoelig (type 2) (beige). De beekvallei van de ten westen van het plangebied gelegen Molenbeekvallei is zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1) (licht oranje).

Bron: agiv

Rioleringsstelsel (VMM) De zone waar het rusthuis en de boerderijen zijn gevestigd op het plangebied is gelegen in centraal gebied (oranje arcering). Het overig terrein – de akker- en weilanden in de bufferzone – wordt volgens de VMM niet gekarteerd als te optimaliseren gebied.

Milieu-impact toets-kaart De saneringsinfrastructuur in het buitengebied moet nog verder worden uitgebouwd. Gezien de omvang van de noodzakelijke investeringen, is het belangrijk om te weten welke projecten met de hoogste prioriteit moeten worden uitgevoerd. De prioriteit van de projecten wordt bepaald op basis van economische (kostprijs) en ecologische criteria. De beekvallei van de Molenbeek scoort door de band overal tot 1,5 (lichtblauw). Dit betekent dat deze zone niet als zeer prioritair wordt geacht.

Bron: vmm

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 36/69 BE0112000639

3.3.6 Geluid, Lucht en Klimaat

Geluid Voor wegverkeerslawaai mag er worden van uitgegaan dat bij een Lden-niveau ( overdag) van 50 dB maar weinig mensen gehinderd zullen zijn. Vanaf 55 à 60 dB kan bij een significant deel van de blootgestelden hinder beginnen optreden. Bij deze niveaus zal een relatief klein deel van de blootgestelden ook al ernstig gehinderd zijn. Bij nog hogere niveaus (65 à 70 dB) kan men verwachten dat een groter deel van de blootgestelden ernstig gehinderd wordt. Bovendien neemt het risico op gezondheidseffecten bij dergelijke niveaus toe. Tijdens de nachtperiode beïnvloedt de manier waarop het “gemiddelde” niveau is opgebouwd uit verschillende geluidsgebeurtenissen in grote mate het effect van dit niveau. Onder dit belangrijke voorbehoud zou men voor wegverkeerslawaai kunnen stellen dat slaapverstoring bij een significant deel van de blootgestelden begint op te treden bij Lnight-niveaus hoger dan 50 dB. Ernstige slaapverstoring wordt relevant vanaf Lnight-niveaus rond de 55 à 60 dB.

Lden 2011 (bron: LNE)

Lnight 2011(bron: LNE)

De directe nabijheid van de E40 heeft een impact op de geluidskwaliteit van het plangebied. Geluid afkomstig van voorbij rijdend verkeer is immers waar te nemen in de noordelijke rand van het gehele plangebied. Volgens de ‘strategische geluidsbelastingskaart volgens RL2002/49/EG voor wegen met meer dan 6 miljoen voertuigen per jaar en aanvullende wegen voor provincie Vlaams

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 37/69 BE0112000639

Brabant’ grenst ligt de noordrand in een zone met een geluidsbelasting tussen 55 dB en 59 dB (deze waarden zijn Lden-waarden (overdag). De impact op de blootgestelden is hier dus relatief klein. ’s Nachts ligt de uiterste rand van de geluidsbelasting afkomstig van de E40 (tussen de 55dB en 59dB) buiten het plangebied. Langsheen de E40 zijn geluidswerende panelen aangebracht.

Lucht Het plangebied scoort een totale index van 7. Deze score is ondermaats ondanks de aanwezigheid van hoog en laagstammig groen en het omliggende agrarisch gebied. De vermoedelijke oorzaak heeft grotendeels te maken met de ligging van het plangebied in de nabijheid van de E40. Deze benadering is gebaseerd op meetresultaten in combinatie met een interpolatiemodel. Hierbij wordt enkel gefocust op de concentraties van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) omdat het naleven van de Europese grenswaarden voor deze polluenten het meest kritiek is in Vlaanderen. (gemiddelde van 2008-2010)

- Aantal overschrijdingen van norm PM10 daggemiddelde (2008-2010) = 16 - 20 overschrijdingen van 50µg/m³ ( fijn stof) - PM10 jaargemiddelde = 21-25 µg/m³ ( fijn stof) - NO² jaargemiddelde (2008-2010) = 36 – 40 µg/m³ ( stikstofdioxide)

Bron:vmm

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 38/69 BE0112000639

3.3.7 Fauna en Flora

Vogel- en habitatrichtlijnen Het plangebied is niet gelegen in een Speciale Beschermingszone zoals vogelrichtlijngebieden en habitatrichtlijngebieden. Ook in de nabije omgeving zijn er geen speciale beschermingszones gelegen. De dichtstbijzijnde zone zijn 3 locaties in de nabijheid van Aalst ( één bos ten noorden van Aalst dat deel uitmaakt van de Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek en twee bossen ten zuiden van Aalst die deel uitmaken van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen) die gekarteerd worden als habitatrichtlijngebieden. Deze bossen liggen tussen de 4 en 6 km van het plangebied verwijderd.

Bron: agiv

De site maakt geen deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en van het Integraal verwevings- en ondersteunend netwerk (IVON). De voorgenoemde habitatrichtlijngebieden ten zuiden van Aalst overlappen grotendeels met het GEN-gebied ‘De Vallei van de Dender en de Mark’. Het voorgenoemde habitatrichtlijngebied ten noorden van Aalst overlapt met het GEN- gebied ‘De Valleien van de Molenbeken’. Ten zuiden van Mere wordt de beekvallei van de Molenbeekvallei eveneens tot datzelfde GEN-gebied gekarteerd (op 1.5km gelegen van het plangebied.

Bron: agiv

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 39/69 BE0112000639

Biologische waarderingskaart Het grootste deel van het plangebied is op de biologische waarderingskaart niet aangeduid als waardevol gebied. Slechts een heel kleine zone ( perceel 93f) wordt gekarteerd als een complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen. De begroeide bermen van de opgehoogde E40 worden aanzien als biologisch waardevol. De beekvallei van de Molenbeekvallei ten westen van het plangebied is eveneens biologisch waardevol en bevat meerdere complexen van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen. Heel wat percelen van het akker en weideland van de gemeente Mere zijn biologisch waardevol of bestaan uit complexen met biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen. Dit geldt eveneens voor het akkerland op de noordelijke grens van het plangebied. In de directe nabijheid van het plangebied, wordt de ten oosten van het rusthuis gelegen tuin als biologisch waardevol beschouwd.

Bron: agiv

Ecosysteemkwetsbaarheid Het plangebied van het RUP is weinig onderhevig aan ecokwetsbaarheden zoals ecotoopverlies, verdroging en eutrofiëring. Op vlak van verzuring is het plangebied nie kwetsbaar. De vallei van de Molenbeek ten westen van het plangebied wordt voor de vier ecokwetsbaarheden gekarteerd als weinig kwetsbaar met verschillende zeer kwetsbare delen. Opvallend zijn de groene randen langsheen de E40. Deze worden als kwetsbaar gekarteerd.

Verzuring Ecotoopverlies

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 40/69 BE0112000639

Eutrofiëring Verdroging

Bron: agiv

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 41/69 BE0112000639

4 Ruimtelijk Ontwerp

4.1 Knelpunten en potenties

Knelpunten

- Parkeren verspreid op het terrein - Beperkt aanbod aan collectief groen en buitenruimte - Nabijheid van de E40 ( geluidsoverlast/ aantasting luchtkwaliteit/ sluipverkeer) - Bebouwing heeft heterogene samenstelling (verschillende bouwperiodes) - Overstromingsgevoelig door afstroming - Rusthuis heeft relatief weinig groene buitenruimte

Potenties

+ Goede bereikbaarheid met de auto en met het openbaar vervoer + Nabijheid op- en afrittencomplex + Goede lokale bereikbaarheid van de andere deelgemeenten + Waardevol landschappelijk kader + Nabijheid van centrum en functies + Bushalte voor de deur + Aanpalende rusthuis (dienstverlening/ ondersteunende functies) + Nieuw parkeergedeelte met aandacht voor groen

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 42/69 BE0112000639

4.2 Motivatie in functie van mogelijke ontwikkelingen

Bestaand aanbod Drie deelgemeenten van Erpe-Mere beschikken over de socio-medische voorziening van een rusthuis, namelijk Erpe (Botermelkstraat); Mere (Vijverstraat) en Aaigem (Aaigemdorp). In totaal tellen zij 345 woongelegenheden. Daarnaast zijn er op vier locaties serviceflats met in totaal 79 woongelegenheden.

Locatie Woongelegenheden in rusthuizen Woongelegenheden in serviceflats

Sint-Vincenius 109 31 (Aaigem)

Meredal (Mere) 103 30

Avondzon 147 91 (Erpe)

OCMW / 14

Natuurrust / 16

TOTAAL 359 182

Met betrekking tot de locatie Natuurrust treden problemen op. Deze site is zonevreemd en er zijn problemen met de vergunningen. Dit betekent dat op termijn hier vermoedelijk 16 serviceflats verloren zullen gaan.

Behoefteberekening (op basis van statistische gegevens van www.zorg-en-gezondheid.be) Het voorzien van een bejaardenhuisvesting is decretaal vastgelegd. Het Bejaardendecreet (Besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998, houdende de vaststelling van het programma voor, serviceflats, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen) voorziet in een programma van rusthuisbedden voor ±4% van het aantal 60-plussers (Er wordt een onderscheid gemaakt naar gelang de leeftijdscategorie, de percentages stijgen naar gelang de leeftijd, gemiddeld komt dit wel neer op ongeveer 4%) en serviceflats voor ±2% van het aantal 60-plussers in de gemeente (2 woonmogelijkheden per 100 bejaarden).

RUSTHUISBEDDEN SERVICEFLATS 60+ Behoefte (4%) nu aanwezig saldo Behoefte (2%) nu aanwezig saldo 2012 5181 207 359 +152 103 182 +79

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 43/69 BE0112000639

In theorie is vandaag de dag de behoefte aan serviceflats in Erpe-Mere voldaan. Wanneer met echter rekening houdt met de toename van een oudere bevolking zal de behoefte aan serviceflats in de toekomst nog verder toenemen.

Uit cijfers van de SVR kan de bevolkingsprognose betreffende 60+ tegen 2030 worden afgeleid. Omwille van de vergrijzing zal het aantal 60+ers exponentieel toenemen. Het SVR verwacht voor Erpe-Mere een bevolkingsaantal 60+ van 6665. Als we deze prognose meenemen in voorgaande redenering, kan de lange termijnbehoefte aan serviceflats pragmatisch in beeld worden gebracht.

RUSTHUISBEDDEN SERVICEFLATS 60+ Behoefte (4%) nu aanwezig saldo Behoefte (2%) nu aanwezig saldo 2030 6665 267 359 +92 133 182 +49

Rekening houdend met deze lange termijnprognose is er geen bijkomende behoefte aan rusthuisbedden en serviceflats. In de realiteit is echter wel een grotere behoefte aan dergelijke voorzieningen.

Behoefteberekening (op basis van recente gegevens van rusthuis Meredal) Op 31 december 2013 telde de wachtlijst van het woonzorgcentrum 804 inschrijvingen. De verhouding tussen mannen en vrouwen is 1 op 3. Voor de zwaardere zorgprofielen C en Cd is de het aantal inschrijvingen vrij laag. Er kan aangenomen worden dat deze mensen vaak opgenomen zijn in centra voor kortverblijf en dagopvang. Van de 150 inwoners van Meredal is merendeel van de bewoners tussen de 80 en 89 jaar.

Merendeel (ca.550) van deze 804 inschrijvingen staat reeds gedurende een periode van 0 tot 5 jaar op de wachtlijst. Ca. 150 mensen zijn nog langer ingeschreven (periode tussen 5 en 14 jaar) . Tussen In 2013 hebben 66 mensen zich ingeschreven op de wachtlijst. Merendeel van de inschrijvingen is van personen die wonen binnen een straat van 10km. In 2013 waren er slechts 37 nieuwe opnames.

200 180 160 140 120 100 82 Man 80 67 56 Vrouw 60 40 33 20 20 0 categoriecategoriecategoriecategoriecategorie A B C Cd O

Op 31/12/2012 verbleven 39 bewoners in de assistentiewoningen. Er waren op dat ogenblik 9 koppels en 21 alleenstaanden. Alle bewoners waren valide en hadden een O profiel op de Katz- schaal. Op 31/12/2013 waren er 73 aanvragen voor een assistentiewoning op de wachtlijst. Er dient opgemerkt te worden dat er bij dit aantal nog een groot deel kandidaten zijn die reeds ingeschreven zijn vanaf 2007 en die bij de opening in 2012 beslisten nog op de wachtlijst te blijven staan.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 44/69 BE0112000639

Op basis van recente wachtlijsten kan toch worden gesteld dat er wel degelijk een reële behoefte is aan serviceflats en kamers in bejaardentehuizen.

4.2.1 Onderzoek naar alternatieve locaties

Zones in openbaar nut In Mere is er geen andere zone voor openbaar nut beschikbaar voor het oprichten van bijkomende serviceflats. Naast het huidige rusthuis, het aanpalende klooster en schoolcomplex is enkel het kerkhof ten zuiden van Mere ingetekend op het gewestplan als een zone voor openbaar nut. In Erpe zijn er drie zones afgebakend met de bestemming openbaar nut. Zij worden alle drie benut (kerkhof, sportterreinen en schoolcomplex). Ook hier is geen extra ruimte beschikbaar voor het oprichten van bijkomende serviceflats. In Bambrugge is een zone voor openbaar nut afgebakend die het kerkhof herbergt. Ook de pastorie en de bijhorende grootschalige tuin zijn in de blauwe zone gelegen. Deze site staat gekarteerd als een beschermd monument. Bouwen op dit terrein is sowieso geen optie en herinrichting van een monument brengt te veel complexiteiten met zich mee. Deze locatie is dus geen optie voor het oprichten van serviceflats. In Burst is een blauwe zone afgebakend ter hoogte van de gemeenteschool. Ook de naastliggende landbouwpercelen zijn mee opgenomen in deze blauwe zone. Deze locatie is eventueel geschikt voor het oprichten van serviceflats, maar dit zou de uitbreiding van de school op langere termijn in de weg staan.

Zones met een andere bestemming In de gemeente Erpe-Mere zijn er geen andere locaties beschikbaar die voldoen aan onderstaande randvoorwaarden:

 Oppervlakte van 1,5 ha  Nabijheid van voorzieningen/ dorpskern  Nabijheid van openbaar vervoer Alle locaties die groot genoeg zijn, zijn onder meer gelegen in open-ruimtegebied (veelal in HAG- gebieden) en tevens te ver af van de dorpskern en het openbaar vervoer. Het nog onbebouwde binnengebied aan de Kapelleveldstraat, Steenstraat en Hagenstraat is de enige zone in woongebied die beantwoordt aan de ruimtevraag. Desondanks is deze zone op 1km van de dorpskern en de voorzieningen gelegen.

Zone rusthuis Meredal De in het RUP geselecteerde zone beantwoordt aan de vooropgestelde ruimtevraag. Daarnaast is deze zone gelegen in de nabijheid van de dorpskern, alle noodzakelijke voorzieningen en het openbaar vervoer. Deze site voldoet dus, meer dan andere sites, aan de vooropgestelde randvoorwaarden. De nabijheid van het bestaande rusthuis biedt een grote meerwaarde en is doorslaggevend voor de uiteindelijke locatiekeuze voor de inplanting van bijkomende serviceflats. Om het goed functioneren en een optimale dienstverlening voor de serviceflats te bestendigen is de nabijheid van het rusthuis immers een pluspunt waar geen enkele andere locatie in Erpe-Mere aan beantwoordt. Serviceflats omvatten het huisvesten van een kwetsbare bevolkingslaag. Het plangebied is gelegen in de nabijheid van de E40. Bijgevolg dient er voldoende aandacht te worden besteed aan het genereren van voldoende leefkwaliteit op de site. De negatieve effecten die de E40 mogelijks te weeg brengt, moet met andere woorden – door middel van een slim ontwerp en een optimale landschappelijke integratie – worden gemilderd.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 45/69 BE0112000639

4.3 Ruimtelijke concepten

Vanuit de analyse van de bestaande toestand en voorafgaand actorenoverleg zijn een aantal ruimtelijke concepten vooropgesteld voor de ontwikkeling van het plangebied.

4.3.1 Ensemble van gebouwen

Hoofdgebouw als ‘gezicht’ van het ouderlingencomplex Op termijn zal het rusthuis worden uitgebreid met 50 serviceflats en bijhorende ondersteunende voorzieningen (refter, ontmoetingsruimte, technische lokalen, …). Uiteraard is het belangrijk dat de toevoeging van nieuwe bouwvolumes op het terrein op een geïntegreerde manier gebeurt. De inplanting van deze nieuwbouw moet een meerwaarde betekenen voor het ouderlingencomplex enerzijds, het terrein en de omgeving anderzijds. Vanuit deze redenering is het logisch om de nieuwbouw in te planten langsheen de straatkant. Het bouwvolume zal worden ingeplant op de locatie van de huidige boerderijen. Om een goede integratie in het straatbeeld te verwezenlijken en een cultuurhistorische verwijzing naar de hoeves na te streven is het wenselijk de vormgeving en inplanting van de nieuwbouw af te stemmen op de boerderij-typologie. Deze typologie stelt het algehele concept in staat om het gebouw zowel een gebaar te laten vormen naar de straat als naar de andere gebouwen van het ouderlingencomplex. Er zijn met andere woorden geen achterkanten. Het is essentieel dat het nieuwe volume voldoende afstand houdt ten aanzien van de aan de noordelijke RUP-grens aanpalende woningen. In kader van een aangenaam straatbeeld en in kader van een volwaardig groenconcept (zie verder), is het wenselijk dat de bebouwing niet tot op de perceelgrens wordt ingeplant. Er moet aandacht worden besteed aan zowel de verticale als de horizontale geleding (max. 3 bouwlagen) van de nieuwbouw, opdat de korrelmaat van het bouwvolume past bij de schaal van het straatbeeld. De uitbreiding moet harmonieus aansluiten bij de bestaande bebouwing.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 46/69 BE0112000639

Polyvalente zaal in nabijheid van de school Er wordt voorgesteld apart van het bouwvolume aan de straatkant, achteraan in de tuin een polyvalente ruimte in te richten. Door dit kleinschalige bouwvolume (één bouwlaag) in te zetten voor buurtwerking ontstaan er nieuwe ontmoetingen tussen de bewoners van het ouderlingencomplex, familieleden en bewoners uit de buurt. Deze ruimte is dus een scharnier voor het stimuleren van ontmoetingen en het tegengaan van isolement. Hier kan met kaarten, iets drinken, gezelschapspellen spelen, film kijken, bingo spelen, aan lichaamsbeweging doen,… Deze zaal wordt bewust aan de andere kant van het plangebied ingeplant. Enerzijds om de zelfstandigheid van de bewoners te stimuleren. Anderzijds om inwoners van Mere en familieleden van de ouderen de mogelijkheid te geven om het volledige terrein van het ouderlingencomplex te ervaren als een vrij toegankelijk privéterrein dat deel uitmaakt van het integrale functioneren van de gemeente. De polyvalente ruimte in de nabijheid van de school ontwikkelen kan op sociaal vlak draagkracht betekenen voor geïntegreerde projecten en contacten tussen kinderen en ouderen. Er kan ook geopteerd worden om deze zaal te integreren in het woonzorgcentrum of in de serviceflats. Ook in die optie dient er op toegezien te worden dat deze ruimte volledig autonoom kan functioneren (aparte toegang, …) en ook zijn rol als scharnierpunt voor ontmoetingen kan invullen.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 47/69 BE0112000639

4.3.3 Gebundeld parkeren in kader van efficiënt ruimtegebruik

Door de op het terrein verspreide parkeerplaatsen te bundelen, kan het overige terrein van het ouderlingencomplex op een meer efficiënte manier worden heringericht. Bij de herinrichting van de parkeerplaatsen moet men uitgaan van efficiënt ruimtegebruik. Omwille hiervan zal de meest recente parkeerstrip ten noorden van de bestaande serviceflats op een simultane manier worden uitgebreid. De parkeerzone zal door de aanplant van bomen en struikgewas een groen aanzicht krijgen. Het is belangrijk- gezien de grote benodigde oppervlakte verharding – om het oppervlaktewater op een vertraagde manier af te voeren en te bufferen.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 48/69 BE0112000639

4.3.5 Toegang accentueren

Door de huidige toegang te verbreden, ontstaat er een volwaardige entreezone voor het ouderlingencomplex waar naast de bestaande inrit voor de automobilist ook een volwaardige voetgangerstoegang wordt gecreëerd. Deze entreezone zal de algehele beeldkwaliteit van het complex verbeteren en werkt eveneens als een zone waar men personen kan opwachten, ontmoeten, en waar men zich kan oriënteren ten aanzien van de verschillende gebouwen op het terrein. Het is wenselijk de bushalte die in de nabijheid van de toegang is gevestigd mee te integreren in het integraalontwerp voor de toegang tot het domein. Op die manier wordt de toegankelijkheid via openbaar vervoer verbeterd, maar wordt eveneens een bijkomend accent gelegd op de toegang tot het ouderlingencomplex. Hierdoor wordt de verbrede toegang beter zichtbaar en aantrekkelijker voor voetgangers en krijgt het terrein van het ouderlingencomplex een lagere drempel. De entreezone kan eveneens ingezet worden als een openlucht verblijfplek met zicht op de passage in de Vijverstraat. Omwille van de goede bezonning kan in deze zone een terras worden ingericht dat aansluit bij de cafetaria geherbergd in het nieuwbouwcomplex.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 49/69 BE0112000639

4.3.7 Doorwaadbaarheid van het complex stimuleren

In kader van de beleefbaarheid van dit gebied op gemeenteniveau te stimuleren is het belangrijk dat het gebied op verschillende manier gemakkelijk te bereiken is. Naast de hoofdtoegang is het wenselijk om het complex en zijn tuin voldoende bereikbaar en doorgankelijk te maken voor voetgangers. Door de in onbruik geraakte buurtwegen aan de zuid- en westkant van het plangebied terug in te zetten, kan de doorwaadbaarheid en toegankelijkheid van het gebied worden gestimuleerd. Er zal een betere bereikbaarheid ontstaan voor voetgangers vanuit de Kloosterstraat. De polyvalente ontmoetingsruimte aan de oostkant van het plangebied wordt hierdoor beter bereikbaar over de parking van de school. Hierdoor ontstaat er een ruimtelijke verbinding tussen het scholencomplex en de het ouderlingencomplex, met de polyvalente ontmoetingsruimte in het bijzonder.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 50/69 BE0112000639

4.3.9 Wonen voor ouderen in een parkachtige setting

In functie van de vitaliteit van de bewoners De aanleg van de buitenruimte moet op die manier worden ingericht dat het parkachtig aanvoelt met een uitnodigend gebaar om erin rond te wandelen, te flaneren, bij te praten. Dit groene park moet een thuis zijn voor iedere bewoner ongeacht zijn vitaliteit. Hij moet er mensen kunnen ontvangen, kleinkinderen in de tuin zien spelen, met vrienden een kop koffie kunnen drinken, recreatieve activiteiten kunnen doen binnen ieders beperking, tuinieren,… De boomgaard die deel uitmaakte van de een van de hoeves wordt bij voorkeur bewaard, evenals het waardevol stukje biologisch groen aan de oostkant van het plangebied. Om een goede werking van deze parkachtige setting te genereren is een goede toegankelijkheid van deze groene buitenruimte noodzakelijk. Door de bestaande collectieve tuinen, de bestaande boomgaarden en nieuwe voorzieningen optimaal met elkaar te verbinden worden de ontmoetingen, de zin voor recreatie en de vitaliteit van de bewoners gestimuleerd. Daarom worden de bestaande verharde wandelpaden tussen de gebouwen verder uitgebreid zodat alle recreatieve voorzieningen op een comfortabele manier kunnen worden bereikt. Vanuit de bebouwing is het belangrijk dat de bewoners zicht hebben op deze parkachtige omgeving.

In functie van de interactie met de buurt Daarnaast mag deze parkachtige setting ook tijdens de dag vrij toegankelijk zijn voor inwoners van Mere. Door verschillende soorten verblijfsplekken in deze zone te genereren ontstaan er spontane ontmoetingen tussen bezoekers van verschillende leeftijden, met verschillende nationaliteiten, … De recreatieve voorzieningen die deel uitmaken van deze parkachtige aanleg worden afgesteld op de behoefte van ouderen (petanqueterrein, schaakvoorzieningen, moestuinen,…), ook

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 51/69 BE0112000639

speelgelegenheden voor bezoekende kinderen en aangename zitgelegenheden met aandacht voor de aanplant van groen (bijvoorbeeld, picnictafels, zitbanken, hotspots,…) zijn een must. Het imago van deze parkachtige setting kan tevens worden bepaald door het implementeren voor kunst. Kunstwerken kunnen in functie van en op schaal van deze zone worden ontworpen, zodat ze kunnen worden geïntegreerd in de integrale parkaanleg.

Referentiebeelden recreatie

4.3.10 Bufferen van de E40

Om het ouderlingencomplex zoveel mogelijk te vrijwaren van de negatieve effecten die de aanwezigheid van de E40 te weeg brengt, zijn de flanken van de autostrade reeds zoveel mogelijk voorzien van een groenbuffer en geluidswerende panelen. Deze buffer zal de visuele relatie tussen de E40 en het recreatielandschap beperken, doch is het belangrijk om eveneens in de noordrand van het terrein een groenbuffer te voorzien. Het groen functioneert gedeeltelijk als geluidsbuffer en heeft een positieve invloed hebben op de algemene luchtkwaliteit van het gebied rondom. Het groen maakt eveneens deel uit van de parkachtige setting waarbinnen het ouderlingencomplex zal worden uitgebreid.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 52/69 BE0112000639

4.3.11 Buitenruimte Meredal als een volwaardig deel van de gemeente

Mere heeft weinig ingericht recreatief groen beschikbaar. Door de toegankelijkheid, de zichtbaarheid en het groene karakter van het ouderlingencomplex te verbeteren, zal kan het terrein mee deel gaan uitmaken van het collectief geheugen van Mere en van het recreatief netwerk van de gemeente. Het complex zal als een bijzondere plek binnen de gemeente worden ervaren. Door de parkachtige setting van het gebied een openbaar karakter te geven, zullen ook andere mensen zich aangetrokken voelen om het terrein te betreden. Hierdoor zullen spontane ontmoetingen ontstaan.

4.3.12 Synthese Ruimtelijke concepten

Samenvoeging van de ruimtelijke concepten geeft een eerste inzicht in de gewenste structuur van het plangebied, die ruimtelijk verbeeld wordt in een structuurschets. De concrete afbakening van het plan en de indeling van het gebied gebeuren echter niet enkel aan de hand van ruimtelijke afwegingen. Het ruimtelijk ontwerp volgt eveneens uit het actorenoverleg en uit de evaluatie van de verschillende planvarianten op hun milieu-impact. Het is belangrijk te onderstrepen dat dit een iteratief planproces is waarbij dus actorenoverleg, ruimtelijk ontwerp en milieubeoordeling leiden tot de ontwikkeling van nieuwe planvarianten. Telkens wordt de afweging gemaakt of en in welke mate de elementen die aangereikt worden in het actorenoverleg en de milieubeoordeling, kunnen worden vertaald in het RUP.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 53/69 BE0112000639

4.4 Afbakening plangebied

Het RUP behandelt het bestaande rustoord en de te voorziene uitbreiding. De begrenzing van dit gebied vloeit voort uit de bestaande begrenzing van het eerste RUP dat voor dit rustoord werd opgemaakt (respectievelijk maken percelen 89a, 100c, 93f, 900c deel uit van het eerste RUP). De naastliggende in woongebied gelegen percelen zijn reeds grotendeels in eigendom zijn van het RVT. Het gaat over percelen 86b , 85b, 87e, 87f, 84a, 81a en 78b. Enkel perceel 898a en een deel van het perceel 89e die zich nu in buffergebied bevinden en niet in eigendom zijn van het rustoord, worden ook in het RUP betrokken met het oog op nog eventuele uitbreidingsmogelijkheden en ruimte voor buffering naar de E40 toe. Het huidige domein van het rustoord is 5461m² groot. Het aangesneden woongebied is 5409m² en de ingenomen bufferzone 9784m². Het totale plangebied van het RUP is 20653m² of ongeveer 2 ha.

Afbakening plangebied RUP

4.5 Referentiesituatie als hulpmiddel bij de opmaak van de voorschriften.

In het volgende hoofdstuk worden de mogelijke effecten die het RUP zou kunnen hebben op de omgeving in kaart gebracht. Om dit op een realistische manier te kunnen doen wordt uitgegaan van een referentiesituatie die uitgaat van de mogelijke ontwikkelingen ten aanzien van de bestemmingswijzigingen opgenomen in het RUP. Concreet betekent dit dat voor de referentiesituatie uitgegaan wordt van een uitbreiding van het rusthuis met een 50-tal serviceflats, ondersteunende functies en de aanleg van bijkomende parkeerplaatsen en groenvoorzieningen. In de nulreferentie (huidige planologische intekening) zouden de bestemmingen van het huidige RUP behouden blijven.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 54/69 BE0112000854

5 Onderzoek tot millieueffectrapportage

5.1 Inleiding

Het screeningsproces bestaat er in de regelgevende basis voor het plan-MER te verifiëren en de specifieke bepalingen van het plan-MER decreet toe te passen. Screening is de eerste stap in het plan-MER proces en houdt in dat de noodzaak tot opmaak van een MER (i.c. plan-MER-plicht) voor een gegeven plan of programma wordt nagegaan. Ten behoeve van de screening moeten een aantal stappen worden doorlopen, gebaseerd op de vigerende bepalingen van het recente plan-MER decreet (omzetting van Europese richtlijn plan- MER). De stappen betreffen een aantal te behandelen vragen betreffende de aard en de doelstellingen van het plan.

5.2 Plan-MER-plicht3

Dit rapport onderzoekt of het RUP ‘Meredal’ te Erpe-Mere plan-MER-plichtig is volgens het plan- mer-decreet dat op 1 december 2007 in werking is getreden. Het plan-mer-decreet4 beschrijft de stappen die doorlopen dienen te worden om de plan-MER-plicht na te gaan.

stappen in het onderzoek tot milieueffectrapportage

5.2.1 Stap 1: Toetsing aan het decreet DABM

Dit Ruimtelijk Uitvoeringsplan beantwoordt aan de definitie van ‘plan en programma’ uit het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid want er is voldaan aan de drie voorwaarden: 1. De Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening, in werking vanaf 1 september 2009, schrijft de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor; 2. De opsteller van het plan is een instantie, i.e. de gemeente Erpe-Mere; 3. Het plan wordt vastgesteld door een instantie, i.e. de gemeente Erpe-Mere. De provincie Oost-Vlaanderen zal het RUP goedkeuren.

4 Decreet van 27 april 2007 houdende wijziging van titel IV van DABM en van art. 36ter decreet natuurbehoud (B.S. 20/06/2007)

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx

55/69 BE0112000639

Het plan valt bovendien niet onder de specifieke uitzonderingsregels en vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project. Dit plan valt dus binnen de werkingssfeer van het plan-MER decreet.

5.2.2 Stap 2: is het plan van rechtswege plan-MER-plichtig? 5.2.2.1 Heeft het plan betrekking op een van de sectoren genoemd in het decreet? Voorliggend plan is een RUP en heeft bijgevolg betrekking op de ruimtelijke ordening. Aan deze voorwaarde is voldaan.

5.2.2.2 Vormt het plan een kader voor project-mer-plichtige projecten? Het project dat op het plan kan volgen is het verder uitbouwen van een ouderlingencomplex (50 serviceflats met ondersteunende voorzieningen, parkeergelegenheid en groen). Het betreft een lokaal project en is een uitbreiding van een bestaand RUP (ca. 1.2ha). De uitbreiding van het bestaand RUP betreft slechts een klein gebied op lokaal niveau (ca. 0.8ha). Het bouwprogramma is eerder beperkt, waardoor er binnen de contour van het plangebied veel ruimte voor groen kan worden gereserveerd.

Het RUP kadert binnen de bijlage III-projecten, met naam voor rubriek 10b ‘stadsontwikkelingsprojecten’.

Conclusie: het RUP vormt geen kader voor het toekennen van vergunningen voor een project opgesomd in bijlage I en bijlage II van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004. Er dient voor projecten waarvoor dit RUP het kader vormt dus geen project-mer worden opgemaakt of een ontheffing worden aangevraagd. Het plan vormt echter wel een kader voor een bijlage III- project van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004. Het project dat op dit RUP volgt is bijgevolg project-mer-screening plichtig.

5.2.2.3 Toetsing aan de categorie B Er bevinden zich geen habitatrichtlijngebieden in de directe nabijheid van het plangebied. De dichtstbijzijnde liggen op 4km en 6km van het plangebied en maken deel uit van habitatrichtlijngebied ‘Bossen van het zuidoosten van de Zandleemstreek en habitatrichtlijngebied ’Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen’ gelegen. Het RUP is niet van die aard dat ze een significante invloed zal uitoefenen op de watertafel, de fauna en flora, de lucht- en geluidskwaliteit,… Bijgevolg bestaat er ook geen enkele relatie tussen het plangebied en de dichtstbijzijnde habitatrichtlijngebieden ( op een afstand van 4-6km tot het plangebied) en kan worden gesteld dat er geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszone kan worden veroorzaakt. Er dient dan ook gesteld dat voor onderhavig RUP geen passende beoordeling is vereist uit hoofde van artikel 36ter van het decreet voor natuurbehoud.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 56/69 BE0112000639

5.2.2.4 Conclusie over de plan-MER-plicht van rechtswege Een toetsing aan de voorwaarden tot plan-MER- plicht van rechtswege heeft aangetoond dat het plan niet plan-MER-plichtig is van rechtswege. Er kan dus overgegaan worden tot een screening om na te gaan of het plan belangrijke milieueffecten kan veroorzaken en zo alsnog plan-MER- plichtig is.

5.2.3 Stap 3: onderzoek naar milieueffecten

Voor plannen die het kader vormen voor een vergunning, doch niet vallen onder de plannen die van rechtswege plan-MER-plichtig zijn, dient een onderzoek uitgevoerd te worden naar het mogelijk voorkomen van aanzienlijke milieueffecten, i.e. een screening. Indien uit dit onderzoek als besluit volgt dat aanzienlijke negatieve effecten kunnen optreden, dient de initiatiefnemer alsnog een plan- MER op te (laten) stellen. Dit onderzoek gebeurt aan de hand van een bespreking van de mogelijk relevante effecten, cf. de gebruikelijke mer-praktijk.

5.3 Milieueffectbeoordeling

Voor de effectevaluatie van het project wordt geopteerd voor een beoordeling van de effecten op de verschillende disciplines. De effecten zullen beschreven worden t.o.v. de huidige situatie zoals ze zich in de realiteit voordoet. Daarnaast zullen de effecten worden beschreven ten opzichte van de referentiesituatie. Deze referentiesituatie gaat uit van een binnen het RUP realistisch ontwikkelingsscenario. Concreet wordt er uitgegaan van het bouwen van 50 nieuwe serviceflats met ondersteunende voorzieningen, parkeergelegenheid, een polyvalente zaal en groen). Vervolgens worden de milderende maatregelen beschreven die kunnen worden aangewend om ongewenste effecten van de referentiesituatie te milderen.

Tijdelijke hinder die quasi steeds gepaard gaat met de werffase (werfverkeer, geluidshinder) is geen bepalend milieueffect voor de beoordeling van dit plan.

5.3.1 Mens

5.3.1.1 Ruimtelijk-functioneel 5.3.1.1.1 Beoordeling t.o.v. de huidige situatie Het rusthuis ‘Meredal’ is op dit huidig moment het grootste ouderlingencomplex van de gemeente Erpe-Mere. De recente uitbreiding van het complex met een 30-tal serviceflats kent een groot succes. Het complex is zeer dicht – op wandelafstand - bij de functiekern (kerk, winkelstraat) van Mere gelegen. Desondanks maakt het complex door zijn ingesloten karakter maar weinig deel uit van het collectieve geheugen van de gemeente. De visuele relatie tussen de Vijverstraat, het omliggende woonweefsel en de gebouwen van het ouderlingencomplex is door de smalle toegang reeds beperkt. De in het noorden van het plangebied gelegen woningen zijn nog steeds bewoond, doch is de agrarische activiteit reeds verdwenen. De kwaliteit van de woningen langsheen de straatkant is relatief goed, die van de bijgebouwen en de schuren is ondermaats. Renoveren – is gezien hun te ver aangetaste staat – allicht niet meer aan de orde. Het terrein en de verblijfsruimtes rondom de gebouwen van het rusthuis hebben slechts een beperkte beeldkwaliteit. Er bevinden zich ten noorden van het rusthuis enkele akkers die gelegen zijn in buffergebied. Dit strookt niet met de in het gewestplan opgenomen bestemming.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 57/69 BE0112000639

5.3.1.1.2 Beoordeling t.o.v. de referentie situatie Ten aanzien van de nulreferentie zullen er met de realisatie van het RUP 3 woonunits en de schuren verdwijnen. Het RUP stelt het ouderlingencomplex in staat om uit te breiden met 50 woonunits (serviceflats), ondersteunende functies, groen en parking. De nieuwbouw volumes zullen worden ingericht op de locatie van de bestaand hoeves en zullen maximaal 3 bouwlagen hoog zijn, waardoor ze zich weten te integreren in het straatbeeld van de Vijverstraat. De impact van het extra aantal bewoners in dit complex overschrijdt de draagkracht van het terrein niet. Op het plangebied wordt de mogelijkheid open gelaten voor de bouw van een polyvalente zaal. Deze zal slechts een beperkt bouwvolume hebben en zal hoofdzakelijk worden gebruikt door de inwoners van het ouderlingencomplex. De impact van deze lokale functie is op de buurt is dus nagenoeg onbestaande.

Door de akkers mee op te nemen in het plangebied van het RUP, kan de invulling van dit gebied worden gewijzigd. Deze percelen zullen enerzijds deel uitmaken van het ouderlingencomplex en zullen ingericht worden als een kwalitatieve buitenruimte met een parkachtige aanleg, die eveneens toegankelijk is voor andere inwoners van Mere. Anderzijds zullen deze percelen worden ingezet voor het inrichten van een extra groenbuffer naar de E40 toe. Deze invulling leunt dus beter aan bij de oorspronkelijk in het gewestplan opgenomen bestemming van deze percelen (bufferzone).

Er is initieel een negatieve impact op de discipline mens, als gevolg van het verdwijnen van de 3 woonunits. Het oprichten van extra woongelegenheden (serviceflats) met een extra groenbuffering naar de E40 compenseert deze teloorgang ruimschoots en verbetert ook de woonkwaliteit van de toekomstige en bestaande woningen, serviceflats en rusthuiskamers. Het herinrichten van de akkers gelegen in buffergebied als een parkachtige aanleg voor het ouderlingencomplex met een bufferende functie naar de E40 toe, heeft een negatieve impact naar de landbouwer die deze percelen pacht. Ruimtelijk is de impact echter positief gezien de ruimtelijke kwaliteit van het terrein an sich en de betrokkenheid bij de gemeente vergroot. Het inrichten van een groenbuffer naar de E40 toe verbetert eveneens de leefkwaliteit van het complex en beperkt de visuele relatie met de snelweg .

5.3.1.1.3 Milderende maatregelen- doorwerking naar het plan Ondanks dat er planmatig gezien geen compensatie aan landbouwgronden voorzien moet worden – gezien de akkers in buffergebied liggen – is het aangewezen dat er voor de landbouwer die de betrekkelijke percelen pacht, een alternatief wordt gezocht binnen de grenzen van de gemeente. Ook voor de eigenaars van de woningen langsheen de Vijverstraat zal een voor iedere betrokken partij aanvaardbaar voorstel moeten worden uitgewerkt, onder meer door haalbare en duidelijke overgangsmaatregelen te treffen. De gemeente kan vanuit zijn beleid stimulerende acties opzetten om de parkachtige buitenruimte van het ouderlingencomplex in te zetten als privaat opengesteld groen, waardoor het terrein een aandeel recreatieve groen binnen de gemeente betekent.

5.3.1.1.4 Conclusie De veranderingen ten aanzien van de uitvoering van het RUP brengen, ondanks het verdwijnen van 3 woonunits en enkele akkers, relatief positieve effecten voor de mens en de ruimtelijkheid te weeg.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 58/69 BE0112000639

5.3.1.2 Mobiliteit

5.3.1.2.1 Beoordeling t.o.v. de huidige situatie De Vijverstraat is een belangrijke lokale ontsluitingsweg tussen het centrum van Mere en dat van Erpe. Gezien de kleinschaligheid van deze dorpen is de verkeersintensiteit op deze weg eerder beperkt. Met de wagen is het complex goed te bereiken via afrit van de E40 op1.5km ten westen van het plangebied. Het ouderlingencomplex ‘Meredal’ beschikt momenteel over voldoende parkeerplaatsen in verhouding tot het huidige programma. Er is zelfs sprake van een lichte overmaat. Uitgaande van 103 bestaande rusthuisbedden (parkeerfactor van 0.3 / bed) komt dit neer op 31 parkeerplaatsen in functie van het rusthuis. Voor 12 verzorgingskamers (parkeerfactor van 0.3 / bed) geldt 4 parkeerplaatsen en voor de 30 bestaande serviceflats ( parkeerfactor 0.7 / serviceflat) zijn 21 parkeerplaatsen vereist. De huidige behoefte is dus 56 parkeerplaatsen. Het huidige aanbod is 72 parkeerplaatsen (40 nieuwe en 32 verspreid rondom de bebouwing). Er is dus een overmaat van 16 parkeerplaatsen. Op het terrein zijn momenteel voldoende fietsenstallingen voorzien. Er kan worden gesteld worden dat het huidige complex geen druk legt op het omliggende woonweefsel. Ook met het openbaar vervoer is het rusthuis goed bereikbaar. De bus die de aanpalende gemeentes met het complex verbindt, stopt in de nabijheid van de toerit tot het complex. Desondanks is de accommodatie van de halte (slechts een haltepaal en geen schuihuisje met zitbank) en de voetgangerszone tot de gebouwen van het rusthuis ondermaats. De oprijlaan voor gemotoriseerd verkeer is de enige toegang tot het gebied, waardoor het terrein van het complex maar beperkt doorgankelijk is voor voetgangers.

5.3.1.2.2 Beoordeling t.o.v. de referentie situatie

Met de uitbreiding van het ouderlingencomplex zal er eveneens een toename van het aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd die tot het nieuwe programma in verhouding staat. Voor de ontwikkeling van 50 bijkomende serviceflats moeten er als er uitgegaan wordt van een parkeernorm van 0.7/ serviceflat (bron: gegevens MOW) 35 parkeerplaatsen bijkomend worden gerealiseerd. De totale behoefte voor deze site is dus 91 parkeerplaatsen. Binnen dit RUP wordt vooropgesteld dat het aantal parkeerplaatsen in het plangebied worden gebundeld. Dit komt de algemene beeldkwaliteit en de verkeersveiligheid op het terrein ten goede. Concreet zullen hiervoor 32 parkeerplaatsen - verspreid rondom de bebouwing worden – worden vervangen door groen en trage wegenis. 16 plaatsen (van de 32 die verloren gaan) zullen worden geherlokaliseerd naar de centrale parkeercluster (waar de 40 meest recente parkeerplaatsen zich bevinden en waar de 35 bijkomende parkeerplaatsen ifv het nieuwe programma zullen worden gerealiseerd.) In totaal zullen er dus ca. 91 parkeerplaatsen op de site worden gerealiseerd. Dit is een toename van 19 parkeerplaatsen ten aanzien van het huidige aanbod.

De stijging van de verkeersintensiteit op de Vijverstraat ten aanzien van het nieuwe programma zal zeer beperkt zijn. De bezoekers van het complex zijn immers gespreid doorheen de dag. Het verbreden van de toegang zorgt ervoor dat er ruimte ontstaat voor het aanleggen van een brede voetgangerszone, waardoor de toegankelijkheid van het gebied voor voetgangers aanzienlijk verbeterd wordt. Door oude voetwegen in te zetten of te herinterpreteren, ontstaan er nieuwe toegangen tot het gebied voor voetgangers, waardoor de doorgankelijkheid van het gebied wordt gestimuleerd.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 59/69 BE0112000639

De polyvalente zaal die hoofdzakelijk bestemd is voor de bewoners van het ouderlingencomplex, zal omwille van zijn lokaal karakter en omwille van de verbeterde doorgankelijkheid van de site, geen bijkomende verkeersintensiteiten veroorzaken. Gezien de kleinschaligheid van deze functie moeten er eveneens geen bijkomende parkeerplaatsen worden voorzien.

In de ruimtelijke visie van dit plan wordt vooropgesteld om de halte van de Lijn te verplaatsen naar de entree van het ouderlingencomplex. De halte dient eveneens beter worden afgestemd op de ouderlingen (zitbanken, overdekt, beschut). Idealiter zou de halte mee kunnen worden geïntegreerd in de heraanleg van entreezone. De impact van dit RUP op de discipline verkeer is positief. Het RUP stelt een verbeterende parkeersituatie en een optimalisatie van de trage routes voorop. Daarnaast beoogt het plan eveneens een integrale toegankelijkheid en verbetering van de accommodaties van het openbaar vervoer.

5.3.1.2.3 Milderende maatregelen- doorwerking naar het plan De gemeente kan vanuit zijn beleid stimulerende acties opzetten om het trage weggebruik meer te stimuleren. De gemeente kan tevens in samenspraak met De Lijn nagaan of het mogelijk is de bushalte volgens de vooropgestelde visie te herlokaliseren en uit te bouwen.

5.3.1.2.4 Conclusie De uitwerking van de vooropgestelde visie van het RUP zal een positief effect hebben op de plaatselijke mobiliteit van het ouderlingencomplex.

5.3.2 Bodem 5.3.2.1 Beoordeling t.o.v. de huidige situatie Het plangebied heeft geen (gekende) waardevolle bodems. Gezien de huidige activiteiten - wonen en landbouw - slechts een beperkte impact hadden op hun omgeving, kan er gesteld worden dat er geen bestaande bodemverontreiniging op deze site is te verwachten. De zone van het huidige rusthuis en de percelen met de woningen langsheen de Vijverstraat hebben een antropogene bodem. Deze grond is reeds geroerd door het bouwen van de hoofd- en bijgebouwen van de hoeves. De akkerlanden ten noorden van het rusthuis hebben een droge leembodem. Algemeen genomen is deze bodemsoort een goede bodem voor landbouw.

5.3.2.2 Beoordeling t.o.v. de referentiesituatie Wanneer er nieuwe bebouwing wordt opgericht zal de bodem bouwrijp gemaakt en dus geroerd worden. Gezien in deze zone al eens is gebouwd, zijn er vermoedelijk geen wetenschappelijk of historisch waardevolle bodems aanwezig die verloren zouden gaan. Voor het oprichten van de polyvalente zaal is het mogelijk dat er gebouwd zal worden op grond die nog niet werd bebouwd of werd geroerd. De footprint en het bouwvolume (éénlaags) van deze bebouwing is echter zeer kleinschalig, waardoor de impact op de bodem slechts gering zal zijn. De uitbreiding van het parking houdt in dat de verharde oppervlakte van het terrein zal toenemen. Gezien het plangebied niet infiltratiegevoelig is, zal het oppervlaktewater van de verharde oppervlakte niet infiltreren. Het oppervlaktewater zal dus moeten worden gebufferd en vertraagd worden afgevoerd. Rekening houdend met het feit dat de bodem niet als waardevol beschouwd wordt en de impact op de bodem van de te voorziene activiteiten beperkt zal blijven (garanderen van voldoende

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 60/69 BE0112000639

waterbuffering, geen zware grondwerken, geen permanente bemaling, geen ontginning, geen lozingen in de bodem,…) zijn er geen negatieve milieueffecten te verwachten op de bodem.

5.3.2.3 Milderende maatregelen- doorwerking naar het plan Wanneer in het plangebied bijkomende zones worden verhard, moet de garantie worden ingebouwd dat het terrein in zijn totaliteit ten aanzien van de oppervlaktewaterafvoer voldoende gebufferd wordt. Dit kan door het aanleggen van een landschappelijk ingerichte waterbuffer, die deel uitmaakt van het totale groenconcept en die volgens de helling van het terrein op de meest geschikte locatie wordt ingeplant. Er moeten eveneens voorzieningen worden getroffen waardoor het oppervlaktewater vertraagd moet worden afgevoerd.

5.3.2.4 Conclusie Het effect op de bodem wordt niet als significant negatief beschouwd.

5.3.3 Water/ watertoets 5.3.3.1 Beoordeling t.o.v. de huidige situatie In de noordelijke rand van het plangebied is de zone waar de bestaande boomgaard zich bevindt, mogelijk overstromingsgevoelig. Ten noorden van het plangebied zijn de akker- en weidelanden die grenzen aan de E40 eveneens mogelijk gevoelig voor overstroming. De problematiek van dit gebied wordt veroorzaakt door afspoelend hemelwater en de beperkte hellingen van het terrein. Buiten het plangebied is de bedding van de Molenbeek een overstromingsgevoelige zone. Deze is op 330m van het plangebied. Het bestaande rusthuis en serviceflats zijn gelegen in centraal gebied en zijn aangesloten op het rioleringsnetwerk van de gemeente.

5.3.3.2 Beoordeling t.o.v. de referentie situatie Het RUP laat het bouwen van een nieuwbouwcomplex toe. De inplanting van dit gebouw is, met uitzondering van de polyvalente zaal, voorzien op de locatie van de bestaande hoeves. De footprint van de polyvalente zaal is echter slechts beperkt. Het RUP laat eveneens een uitbreiding van de parking toe. De visie is om het parkeren te bundelen en de her en der verspreidde parkeerplaatsen te verwijderen en in te zetten als groenaanleg. Om die manier kan de verharde parkeeroppervlakte worden geoptimaliseerd. Er is een toename van de bebouwde/verharde oppervlakte, maar aangezien er wordt ingezet op compact herbouwen van de hoofdbestemming en op een geoptimaliseerd parkeerterrein zal de impact op de bodem eerder beperkt zijn. Kelderconstructies worden in het gebied niet toegelaten omwille van de gevoeligheid voor grondwaterstroming.

5.3.3.3 Milderende maatregelen- doorwerking naar het plan Voor de verharde oppervlakte (en bebouwing) geldt dat aan de gewestelijke hemelwaterverordening voldaan moet worden. In kader van een integraal waterbeleid is het wenselijk dat er bovenop deze geldende verordening bijkomende infiltratie- en buffercapaciteit wordt voorzien. Hierbij dient prioriteit te worden gegeven aan hergebruik en infiltratie.

1. Hemelwater afkomstig van alle dakoppervlakken moet opgevangen worden in een hemelwaterput. Hergebruik van hemelwater uit de hemelwaterputten is verplicht

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 61/69 BE0112000639

(WC's,buitenkraan,...). De overloop van de hemelwaterput moet aangesloten worden op een infiltratie- of buffervoorziening.Er kunnen best gemeenschappelijke infiltratie- of buffervoorzieningen aangelegd worden voor verschillende functies in het plangebied. 2. Verharde oppervlakken zoals voetpaden, parkings en inritten worden, ongeacht de afmeting, maximaal aangelegd in waterdoorlatende materialen. Belangrijk hierbij is dat de waterdoorlatende materialen geplaatst worden op een waterdoorlatend funderingsmateriaal en dat infiltratie mogelijk gemaakt moet worden door deze verhardingen zonder helling of afvoergoten aan te leggen en opstaande randen te voorzien. lndien deze voorwaarden niet vervuld worden of er geen waterdoorlatende materialen kunnen toegepast worden, moet de verharde g rondoppervlakte afwateren naar een infiltreerbare randzone (bv. een voldoende brede grasstrook) of naar een infiltratie- of buffervoorziening ; 3. Gezien de projectzone in een weinig infiltratiegevoelige zone ligt (bodemtextuur L (leem), is infiltratie van hemelwater echter moeilijk. Daarom moet het water afkomstig enerzijds van de overloop van de hemelwaterput(ten) en anderzijds van de verharde oppervlaktes waarvan het water gecollecteerd wordt, geleid worden naar een buffervoorziening. Volgende dimensionering dient gehanteerd te worden voor deze buffervoorziening: 330 m3 per hectare aangesloten verharde oppervlakte en een vertraagde afvoer met een debiet van10 l/s.per hectare. Een bovengrondse buffervoorziening geniet de voorkeur en er wordt geadviseerd om ze waterdoorlatend aan te leggen boven de hoogste grondwaterstand zodat eventuele infiltratie van hemelwater niet onmogelijk wordt gemaakt.

Om een goede waterhuishouding te voorzien kan ook gewerkt worden met groendaken, waarbij mits het juiste substraat, het water van goede kwaliteit is voor hergebruik en meer water kan verdampen. Dit is echter geen verplichte milderende maatregel en slechts een suggestie.

5.3.3.4 Conclusie Mits het voldoen aan de milderende voorwaarden, worden geen significante negatieve effecten verwacht op het watersysteem. Indien effectief een groter piekdebiet opgevangen kan worden op het terrein door bijkomende buffervolumes, kan zelfs een positief effect optreden met betrekking tot het risico op overstroming door afstromend water ter hoogte van boomgaard.

5.3.4 Geluid 5.3.4.1 Beoordeling t.o.v. de huidige situatie Het plangebied is in beperkte mate onderhevig aan geluidshinder afkomstig van de E40. De geluidsgrens wordt zowel ‘s nachts als overdag overschreden in de noordelijke rand van het plangebied. (Deze rand behoort tot categorie 2: 55-59dB, zie richtlijnenboek voor geluid en trillingen (LNE)). Op het plangebied zelf zijn geen functies meer gevestigd die geluidsoverlast kunnen veroorzaken. De bestaande gebouwen (zowel die van het rusthuis als de hoeves) liggen in een zone < 55dB. Dit geluidsniveau is aanvaardbaar.

5.3.4.2 Beoordeling t.o.v. de referentie situatie Het RUP laat geen activiteiten toe met een aanzienlijke geluidsproductie (ook de activiteiten niet die zullen worden toegelaten in de polyvalente zaal). De schaal van de ontwikkeling is immers echter voldoende klein om geen relevante impact op de geluidskwaliteit te hebben. Bovendien moet ook

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 62/69 BE0112000639

de sectorale wetgeving nageleefd worden. De noordelijke rand van het plangebied is volgens het richtlijnenboek voor geluid en trillingen gelegen in een zone waar de geluidsbelasting lager is dan de referentiewaarden voor nieuwe infrastructuur. Herbestemming is dus niet a priori uitgesloten. Het is wenselijk te voldoen aan de in het ‘richtlijnenboek voor geluid en trillingen (LNE)’ geformuleerde milderende maatregelen. De nieuwbouw wordt opgericht op de locatie van de huidige hoeves. Deze is gelegen in een zone met geluidsniveau < 55dB. Het geluidsniveau geeft geen beperkingen naar herbestemming toe.

5.3.4.3 Milderende maatregelen- doorwerking naar het plan Door de aanleg van de parkachtige structuur in het noordelijk deel van het plangebied en door intensivering van het bestaande groen (boomgaard) groenbuffer zullen de gebouwen van het ouderlingencomplex bijkomend worden gebufferd. De bebouwing ligt in een zone waarvan de geluidsbelasting aanvaardbaar is. Er moeten dus geen bijkomende milderende maatregelen worden aangewend, maar het is wenselijk om voor de nieuw op te richten bebouwing voldoende geluidsisolatie te voorzien.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 63/69 BE0112000639

5.3.4.4 Conclusie Er is geen significant effect op het geluidsklimaat te verwachten ten gevolge van de realisatie van het plan. De verbetering van het geluidsklimaat kan worden gerealiseerd door het genereren van extra groenbuffering in de noordelijke rand van het plangebied. Ten opzichte van de huidige situatie zal dit RUP dus op het vlak van geluid positieve effecten hebben naar het ouderlingencomplex toe.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 64/69 BE0112000639

5.3.5 Lucht en klimaat 5.3.5.1 Beoordeling t.o.v. de huidige situatie De huidige luchtkwaliteit is vanwege de nabijheid van de E40 ondermaats. Ondanks de aanwezigheid van talrijke hoogstammen, de akker en weidelanden, struikgewas en kleine landschapselementen. De emissies die een negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit worden hoofdzakelijk veroorzaakt door voertuiggebruik.

5.3.5.2 Beoordeling t.o.v. de referentie situatie Activiteiten die voor aanzienlijke emissies zorgen (bv. industrie) zijn volgens het RUP niet toegestaan. De stijging van het aantal voertuigen op het terrein is van beperkte aard; Zij zullen geen effect hebben op de luchtkwaliteit. Door compacter, efficiënter en duurzamer te bouwen, herbouwen en verbouwen zal dit een positief gevolg hebben voor de reducties van de emissies die ontstaan door gebouwverwarming. Algemeen genomen zijn de ontwikkelingen zijn echter niet van die orde om een significante negatieve impact te hebben op de luchtkwaliteit. Wanneer het ouderlingencomplex wordt uitgebreid met extra programma en serviceflats is het wenselijk om een verbeteren van de luchtkwaliteit voorop te stellen.

5.3.5.3 Milderende maatregelen- doorwerking naar het plan De zone ten noorden van het plangebied is een bufferzone die momenteel is ingericht als akkerland. Een belangrijkste milderende maatregel ter verbetering van de luchtkwaliteit is deze bufferzone ook effectief inrichten als een volwaardige groenbuffer met zowel hoogstammig als laagstammig groen. Deze buffer moet een minimale breedte hebben van 30m (conform met de richtlijnen AWV). De aanplant van nieuw groen binnen het plangebied zelf (de parkachtige aanleg) kan een lichte verbetering van de luchtkwaliteit veroorzaken. Daarnaast hebben ook groendaken een zeker potentieel tot het opnemen van fijn stof en CO2. Het inrichten van een groendak is geen verplichte milderende maatregel maar slechts een suggestie.

5.3.5.4 Conclusie Het RUP zelf veroorzaakt geen significant negatieve effecten op de luchtkwaliteit of het klimaat. Er worden echter door de uitvoering van het RUP meer personen (die behoren tot een kwetsbare bevolkingsgroep) blootgesteld aan de negatieve effecten van de E40. Door uitvoering van de milderende maatregelen kunnen deze negatieve effecten van de snelweg op de site enigszins worden gemilderd.

5.3.6 Licht 5.3.6.1 Beoordeling t.o.v. de huidige situatie De nieuwe parking ten noorden van de bestaande serviceflats worden verlicht met enkele lage verlichtingspalen die langs boven zijn afgeschermd met een kap. Zij hebben een beperkte lichtintensiteit en schijnwijdte. Op de bestaande bebouwing van het rusthuis zijn eveneens enkele halogeen ver-schijners geplaatst. Daarnaast zijn er op dit terrein geen andere lichtarmaturen aanwezig. De impact op de biodiversiteit is nagenoeg gering. Doch kan worden gesteld dat het terrein ondermaats verlicht is. De beperkte verlichting leidt tot een desolate en verkeersonveilige situatie.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 65/69 BE0112000639

5.3.6.2 Beoordeling t.o.v. de referentie situatie Ter uitvoering van het RUP is het belangrijk dat de toegangen (van de hoofdgebouwen en de polyvalente zaal), de parking, de buitenruimtes alsook de trage wandelpaden in de gepaste hoedanigheid voldoende worden verlicht. Uiteraard dient de verlichting op die manier in het inrichtingsvoorstel te worden geïmplementeerd dat de overlast op de nabije omgeving beperkt blijft. Doch dient deze verlichting het gebied een veiligere en overzichtelijke aanblik te geven. Het verlichtingsconcept dient te worden geïntegreerd in het integrale inrichtingsplan voor het terrein.

5.3.6.3 Milderende maatregelen- doorwerking naar het plan Om lichthinder te vermijden kan men werken volgens de best beschikbare technieken. Dit betekent dat verblinding door en verspreiding van licht tegengegaan wordt. Een aantal mogelijke maatregelen zijn 5: 1. de indeling of de oriëntatie van de woonontwikkeling kan al leiden tot minder hinderlijke situaties. 2. Aanpassing aan de plaats, hoogte en aantal van de masten. Een opstelling met meer lichtpunten en lagere masten kan leiden tot minder lichthinder. 3. Het aanbrengen van afschermkappen of louvers aan de lichtpunten. Dit kan het zicht op de bron soms volledig wegnemen of de lichtinval tot een aanvaardbaar niveau reduceren. Men moet er wel op letten dat de gelijkmatigheid en de verlichtingssterkte op het speelveld blijven voldoen aan de gestelde eisen. 4. Het gebruik van asymmetrische armaturen met geringe inkijk (sterk asymmetrische projector).

Bron: BBLv

5. Het aanbrengen van een schutting die het zicht op de lichtbron wegneemt. 6. Het limiteren van de gebruiksduur. Er kan rekening gehouden worden met de omwonenden door de verlichting gedeeltelijk te doven vanaf een bepaald uur, zodat iedereen kan genieten van een ongestoorde nachtrust.

5.3.6.4 Conclusie Het verlichtingsconcept van het ouderlingencomplex dient op die manier te worden ontwikkeld dat dit gebied een veilige plek is, zonder dat de verlichting an sich hinder veroorzaakt ten opzichte van de aanwezige fauna en flora of automobilisten verblindt. Het effect op discipline licht kan dus als positief worden beschouwd.

5 Zie ook de site van VITO: http://www.emis.vito.be/lichthinder

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 66/69 BE0112000639

5.3.7 Fauna en flora 5.3.7.1 Beoordeling t.o.v. de huidige situatie In de noordelijke rand van het plangebied bevindt zich een complex met biologisch minder waarde volle en waardevolle elementen. Daarnaast komen in het plangebied en in zijn directe omgeving geen andere bijzondere natuurwaarden voor. De huidige activiteiten hebben geen negatieve impact op de fauna en flora in de omgeving. De aanwezigheid van de mens op zich, hebben de slechts een beperkte – hetzij onschadelijke –invloed op de fauna en flora binnen het plangebied en die van de nabije omgeving.

5.3.7.2 Beoordeling t.o.v. de referentie situatie Bij de uitvoering van het RUP, zal een nieuwe, parkachtige invulling worden gegeven aan het terrein. Voor deze heraanleg zullen diverse streekeigen soorten worden aangewend, waaruit in de omgeving reeds verschillende KLE’s bestaan. Deze aanleg zal een positieve invloed hebben op de aanwezige fauna en flora op het terrein zelf, maar ook op de omgeving.

5.3.7.3 Milderende maatregelen- doorwerking naar het plan De parkachtige setting zal aangelegd worden met streekeigen beplanting en met een gelaagde opbouw voor maximale diversiteit. Ook de waterbuffering kan op een ecologische wijze ingepast worden met een positief effect voor fauna, flora en landschap tot gevolg. Door te werken met reliëf en niet-verharde bufferzones met schuine oevers kunnen bijvoorbeeld poelen deze functie mee opnemen.

5.3.7.4 Conclusie Er zijn na uitvoering van het RUP positieve effecten te verwachten op fauna en flora.

5.3.8 Landschap, onroerend erfgoed en archeologie

5.3.8.1 Beoordeling t.o.v. de huidige situatie Er zijn geen belangrijke historische of erfgoedwaarden die verloren gaan ten gevolge van het RUP. Ook in de nabijheid van het plangebied zijn geen beschermde landschappen aanwezig. Er zijn geen archeologische vondsten binnen het plangebied geregistreerd. Op de Ferrariskaart was te zien dat de site voornamelijk in gebruik was als landbouwgebied. De bebouwingsstructuur is sindsdien quasi ongewijzigd gebleven. De hoeves langsheen de Vijverstraat en de grotere bouwkorrels (klooster) langsheen de Kloosterstraat waren reeds in 1779 aanwezig.

5.3.8.2 Beoordeling t.o.v. de referentie situatie Door nieuwbouw, met uitzondering van de kleinschalige polyvalente zaal, toe te laten op een reeds bebouwde locatie (ter hoogte van de hoeves) en de korrelmaat van deze nieuwbouw af te stemmen op de huidige schaalvoering, wordt de cultuurhistorische structuur van het gebied bestendigd. Door de parkachtige aanleg van het terrein, het ingroenen van de parking en het beperken van de verharde oppervlakte, sluit het plangebied beter aan bij de omliggende omgeving. De inplanting van de polyvalente zaal moet op die manier gebeuren dat het gebouw zich maximaal kan integreren in zijn groene omgeving.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 67/69 BE0112000639

5.3.8.3 Milderende maatregelen- doorwerking naar het plan De inplanting van een kwalitatieve buffer met streekeigen soorten en een waterbergende functie kan de landschappelijke inpassing verbeteren.

5.3.8.4 Conclusie De verdere ontwikkeling van het gebied heeft een positief effect op het landschap.

5.4 Grensoverschrijdende effecten

Het verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband werd op 25 februari 1991 aangenomen te Espoo (Finland) en ondertekend door de Europese Gemeenschap. De doelstellingen van het verdrag van Espoo zijn dezelfde als van milieueffectrapportage in het algemeen, zij het dat vooral de nadruk wordt gelegd op de voorkoming, beperking en beheersing van belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieueffecten van voorgenomen activiteiten. Op 9 juni 1999 (B.S. 31/12/1999) heeft België via de ‘wet houdende instemming met het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, gedaan te Espoo op 25/02/1991’ het verdrag bekrachtigd. Verder kan er inzake gewestgrensoverschrijdende milieueffecten ook verwezen worden naar het samenwerkingsakkoord van 4 juli 1994 tussen het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en de Europese richtlijn van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (85/337EEG), gewijzigd door de richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997. Conform art. 4; §2, 2° van het zogenaamde plan-MER besluit d.d. 12 oktober 20076 dient het verzoek tot raadpleging in voorkomend geval een beoordeling te bevatten of het voorgenomen plan of programma grens- of gewestgrensoverschrijdende aanzienlijke milieueffecten hebben. Het plangebied is volledig op Vlaams grondgebied gelegen en er kan gesteld worden dat in onderhavig geval het voorgenomen plan geen aanzienlijke (gewest)grensoverschrijdende milieueffecten kan hebben.

5.5 Conclusie

Voorgaande effectbespreking heeft bovendien aangetoond dat de effecten die zich op de diverse milieuaspecten voordoen beperkt te noemen zijn. Bijgevolg kan geconcludeerd worden dat het voorliggende RUP niet plan-MER-plichtig is.

5.6 Besluit Plan-MER-plicht

De aangeleverde adviezen en de beslissing van de dienst MER inzake het onderzoek tot plan- MER-plicht zullen worden toegevoegd in bijlage.

6 Besluit Vlaamse Regering d.d. 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s (B.S. 07/11/2007)

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 68/69 BE0112000639

6 Ruimtebalans

Nog toe te voegen.

7 Op te heffen voorschriften

Niet van toepassing

8 Planbaten en Planschaden

Aan het dossier van het RUP wordt een register bijgevoegd waarin een overzicht wordt gegeven van alle zones waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding geven tot een planschadevergoeding ( cfr codex RO art. 2.6.1.), een planbatenheffing( cfr codex RO 2.6.4.), een bestemmingswijzigingscompensatie ( cfr DGPB art.6.2.1) of compensatie ingevolge bestemmingsvoorschriften ( cfr DGPB art.6.3.1.)

9 Veiligheidsrapportage

Het RUP geeft vermoedelijk geen aanleiding tot het opstellen van een ruimtelijk veiligheidsrapport. Het advies van LNE zal in bijlage worden toegevoegd.

Q:\00_P\BE0113\BE0113000683\Rapportage\Rapporten\ontheffing mer-plicht\BE0113000683_RAP_001B_TL _def_aanpassingen LNE.docx 69/69 BE0112000639

Kantoren www.arcadisbelgium.be Berchem-Antwerpen Posthofbrug 12 B-2600 Berchem T +32 3 360 83 00 F +32 3 360 83 01

Gent Hasselt Kortrijksesteenweg 302 Eurostraat 1 – bus 1 B-9000 Gent B-3500 Hasselt T +32 9 242 44 44 T +32 11 28 88 00 F +32 9 242 44 45 F +32 11 28 88 01

Liège Charleroi 26, rue des Guillemins, 2ème étage 119, avenue de Philippeville B-4000 Liège B-6001 Charleroi T +32 4 349 56 00 T +32 71 298 900 F +32 4 349 56 10 F +32 71 298 901

ARCADIS Belgium nv/sa Maatschappelijke zetel BTW BE 0426.682.709 Brussel RPR BRUSSEL ING 320-0687053-72 Koningsstraat 80 IBAN BE 38 3200 6870 5372 B-1000 Brussel SWIFT BIC BBRUBEBB

Adviesverlening, studie en ontwerp van gebouwen, infrastructuur, milieu en ruimtelijke ordening. Detachering van projectmedewerkers. Dit document is afgedrukt op op papier met het FSC-label.