‘Herman moet je zijn’

Bart Chabot schreef het script van een muziektheaterstuk over het leven van . Hoe breng je Broods kleurrijke, overvolle leven op de planken?

Interview door Martin Hendriksma voor Scènes.

Zestienhonderdtachtig boekbladzijden schreef Bart Chabot in totaal vol over zijn voormalige vriend en held Herman Brood. En eigenlijk was dat nog steeds te weinig om het overvolle leven van de in 2001 overleden rockzanger, schilder, womanizer, acteur, junkie, volksheld enzovoort adequaat in woorden te kunnen vatten. Kwam er op een dag een telefoontje van een theaterproducente binnen bij huize Chabot. Of hij eens met haar wilde afspreken. Het leek haar een mooi plan als hij, Brood- kenner bij uitstek, over Hermans doldrieste bestaan een musical ging schrijven.

Rock-’n-rollspirit ‘Een mjoe-si-kul’, zegt Bart Chabot zo neutraal mogelijk in het chique Haagse hotel waar we hebben afgesproken. ‘Herman hield niet van musicals en ik, een enkele uitzondering daargelaten, ook niet.’ Zijn in onberispelijk zwart gestoken bovenlijf schiet bij die woorden alle kanten op, om maar aan te geven: musical is fladderkunst, geen rock-‘n-roll. Uit pure nieuwsgierigheid besloot hij toch eens te gaan praten. Producent Inge Bos liet er geen gras over groeien. Met een vierkoppige delegatie kwam ze bij de afspraak met Chabot opdraven, waaronder ook al de beoogd regisseur: acteur Victor Low. ‘Dan weet je dat het serieus is’, zegt Chabot. ‘Niet zomaar een ideetje.’ Met de producente had hij meteen een klik, met Low ook. Wat hem in hun plannen aansprak? ‘Het zou mijn eerste toneelscript worden, Victors eerste regie. We zijn als een clubje dat net z’n zwemdiploma heeft gehaald en nu meteen aan de olympische finale van de honderd meter vrije slag moet beginnen. Hup, dat bad in - gaan! Dat is de ware rock-’nrollspirit.’

Enorme grabbelton Nee, een ‘mjoe-si-kul’ is Chez Brood dus mooi niet geworden. Daar is Chabot meteen voor gaan liggen. Geen oude, verlopen Herman achter op het podium die hoofdschuddend de dadendrang van zijn jongere alter ego aanschouwt. Geen larmoyante zangkoortjes over Broods uiteindelijke zelfvernietiging. Brood, vond Chabot, verdiende beter. ‘Als muzikant en schilder was hij een van de grootste kunstenaars van de twintigste eeuw.’ Chabot wilde hem eren, maar dat voerde tegelijk de druk slechts verder op. Hoe een keuze te maken uit die enorme grabbelton van verhalen die Broods leven is. ‘Langer dan tweeënhalf, maximaal drie uur moet zo’n stuk niet worden.’

Chabot begon zijn onderzoek bij Broods muziek, bij de Street, en van eind jaren zeventig, erkende hoogtepunten uit het werk van Herman en zijn Wild Romance. Maar wie o wie kent het Ciao Monkey uit 2000, een jaar slechts verschenen voor Broods dodelijke sprong vanaf het Hilton? ‘Een eerlijke, indringende plaat’, stelt Chabot, ‘die een heel andere kant van Hermans muzikale talent laat zien.’ Zo kwam hij tot een setlist van tien, twaalf nummers. Met uiteraard klassiekers als Saturday Night, Rock ’n’ Roll Junkie en Broods postuum op single uitgebrachte versie van . ‘Zijn enige nummer één-hit’, zegt Chabot. ‘Volgens mij een van de drie mooiste uitvoeringen die ooit van die Sinatra-evergreen zijn gemaakt.’ Maar ook onbekende nummers die Broods veelzijdigheid onderstrepen. ‘Ik wil dat de bezoekers straks ondersteboven het theater verlaten: wat een muzikant.’

Fatale cocktail Tot zover de muziek. Hoe die andere kanten van Brood te verbeelden: de junkie, de hoerenloper, de man die aan het eind van zijn leven een schaduw was van zijn vroegere ik? Dat beeld moet hoognodig worden genuanceerd, vindt Chabot. ‘In sommige documentaires werd Herman weggezet alsof hij continu met drie spuiten in zijn arm rondliep, een patiënt.’ Natuurlijk, hij gebruikte. ‘Maar tot anderhalf jaar voor zijn dood merkte je daar weinig van. Hij praatte misschien langzaam, maar elke zin was gebeeldhouwd, raak.’ Totdat Brood vlak voor een optreden in Cuijk een fatale cocktail nam. ‘Hij sloeg in de schouwburg alleen nog wartaal uit. Vanaf toen was het mis.’ Cuijk krijgt een plek in Chez Brood, net als die andere locatie waar Brood zo graag en veelvuldig kwam: bordeel Huize Ria aan de Amsterdamse Overtoom. ‘Hij was erg geliefd omdat hij de meisjes met respect behandelde. Een vrouw stond voor Herman sowieso hoger dan een man. En zijn humor liet hem ook daar bij Ria nooit in de steek. Een keer waren nogal wat meisjes bezet. Heeft Herman om de tijd te doden ter plekke een vrouwenkwartet verzonnen. “Mag ik van jou van de ‘big boobs’: Melissa?”

Van successen tot sprong Broods laatste vier levensjaren vormen de rode draad van Chabots stuk. De theatertournee die hij dan nog met Chabot en Jules Deelder maakt, zijn successen als schilder, zijn stukgelopen huwelijk en ja, ook de fatale sprong van het Hilton (‘Hebben we in het stuk heel mooi opgelost’). Vier jaar slechts van de 54, en toch nog steeds 165 pagina’s script in de tiende en laatste editie. Veel te veel, geeft Chabot meteen toe. ‘Victor mag als regisseur zelf de scenes kiezen die hij belangrijk vindt en andere rucksichtslos schrappen. Ik heb in februari het stuk ingeleverd en me daarna nergens meer mee bemoeid.’ Nou ja, tegen een ding bemoeide hij zich wel nadrukkelijk aan: wie moest Herman spelen? Chabot zag negentien acteurs bij de casting hun uiterste best doen. Dan begin je al verkeerd, vindt hij. ‘Je kunt Herman niet spelen, je moet Herman zijn.’ Bij een van de kandidaten keek hij al na vijf seconden triomfantelijk over zijn schouder naar Broods weduwe Xandra, naar regisseur Victor Low. ‘Stefan Rokebrand had precies het magische van Herman.’

Schumacher wordt Chabot En toen diende zich nog een hobbel aan: want wie moest in het stuk Broods trouwste vriend en podiumcollega spelen? Ofwel: wie speelde Bart Chabot? Zelf kon hij het niet, zegt Bart Chabot. Hij is dichter en performancekunstenaar, geen acteur. Trouwens, sinds die verwijderde hersentumor heeft hij niet de energie om nog dagen achtereen vele uren op een podium te staan. Maar wacht, was daar niet Owen Schumacher, die hem bij Koefnoen met zijn drukke motoriek en Haagse accent zo treffend neerzette? Alsof de duvel ermee speelde zat diezelfde Owen bij een theaterpremière ineens naast hem. ‘Hartstikke aardige vent.’ En bleek diens vrouw, net als die van Chabot, ook arts te zijn. ‘De dames konden het prima vinden.’ Schumacher wilde het graag. ’En ik ook’, zegt Chabot. ‘Mits Owen mij niet op z’n Koefnoens als een typetje zou gaan spelen.’ En zo zal het gaan gebeuren. Want ook voor de bijrollen in Chez Brood geldt: het moet rock-’n-roll zijn, geen musical.