Mooie Uitkijkjes Verzekerd
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
ZWALPEN IN DE ALPEN ! 7de rit : SAVIGLIANO (It.) – SERRE CHEVALIER 1350 (145km) In deze rit, waarin de natuurbeleving centraal staat, moeten we weer een pak kilometers bergop, ruw geschat 60, de lange aanloop van de Col Agnel inbegrepen. Op het programma staan twee cols buiten categorie, twee onwaarschijnlijke steile brokken elk met een grote reputatie. Onderweg zal je ervaren dat klimmen een vak apart is óf zoals Charly Gaul na zijn carrière verklaarde: ‘klimmen is voor jongens die graag pijn lijden. Het is een gave Gods. Je kunt het niet leren’ (de Luxemburgse klimmer uit de jaren ’50-’60 overleed vorig jaar). Het oude vorstendom Piemonte wordt opnieuw verlaten via de Col Agnel, die deze maal langs de aartsmoeilijke Italiaanse kant wordt beklommen. Dit is echt een col om iets te forceren, smal, steil en de zon op de rug. Vooral de talrijke haarspeldbochten, die meer indruk maken dan die van Alpe d’Huez, zijn berucht. Zelfs al is slechts de helft waar van wat de voorbije maanden werd verteld, dan stevent het peloton regelrecht af op onuitgegeven stuntwerk. De steilste flanken van de Agnel, vanaf de vroegere grenspost, klimmen bijna 10 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van 9,7 %. Daarmee is de Agnel de zwaarste pas in de Westelijke Alpen. Uitgaande van het gemiddeld stijgingspercentage van het zwaarste aaneengesloten stuk van 10 kilometer, bekleedt de Italiaanse kant van de Agnel de tweede plaats. Enkel de oostkant van de Mont du Chat is met een gemiddelde van 10 % nog een tikkeltje steiler. Terug in Frankrijk gaat het over de Col d’Izoard, de col die bekendheid verwierf door de glansprestaties van Coppi en Bobet. Alvorens te eindigen in het skioord van Chantemerle (Serre Chevalier 1350) komt het parcours nog voorbij Briançon, de hoogstgelegen stad van Frankrijk. Hoewel het aan variatie niet zal ontbreken, wordt het allicht een dagje ‘zwalpen in de Alpen’. Ö E EEN BERG VOL EXTREMEN ! Als je het hoogteverschil van 480 meter, bij het begin van de ‘Valle Varaita’ in Piasco meerekent, dan komt het totale hoogteverschil tot op de top van de ‘Colle dell’ Agnello’ op liefst 2264 meter. De stijging met lange zachthellende stroken is steeds gelijkmatig, pas in het dorpje Frassino (S 750 m), bij kilometerpaaltje 38, wordt het met percentages van 2,8 % iets serieuzer. Terwijl de panoramische weg door het dal van de Varaita rustig omhoog klimt, heb je voortdurend wisselende uitzichten op de Cottische Alpen die als kastelen oprijzen en alsmaar dreigender worden. Vrijwel ongestoord gaat het langs een schilderachtig uitgespreid tapijt van bloeiende velden en weiden naar Sampeyere, een dorp dat vooral tijdens de winter druk wordt bezocht. Ondertussen prijzen bordjes langs de weg uitnodigend streekproducten aan: ‘PRODOTTI TIPICI’! Vanaf Sampeyre (S 971 m), km 46, komen de eerste met groen begroeide, rotsachtige bergen met ertussen weidevlakten met grazende dieren, stilaan dichterbij. De weg klimt ogenschijnlijk gezapig tot een bordje waarschuwt voor ‘4 Tornanti’, een tegenvaller want het soms stekelige bergpad loopt nu wel bijzonder vinnig bergop. Dit is echt een pittig stukje draaien en keren met percentages die meer dan 9 % halen. Behoorlijk steil, maar mooi als opwarmertje in het vooruitzicht van hetgeen straks hogerop wordt geserveerd. 1 $ COL AGNEL / COLLE DELL’AGNELLO (S 2744 m) Ö Buiten Categorie D startplaats : CASTELDELFINO (58 km); S 1290 m D top km 79, lengte 21,5 km D hoogteverschil : 1454 m D gem. stijging : 6,8 % D max. stijging : 14 % D beklommen in : / De officiële start wordt gegeven in Casteldelfino (S 1290 m), op pakweg 21,5 kilometer van de top. Hier op de kruising van het dal van de Varaita zwenkt de pasweg noordelijk af het dal van Chianale in, een bergriviertje dat is genoemd naar het gelijknamige bergdorpje dat op 1800 meter hoogte ligt. De aanhef, een stukje vals plat waar het amper 1 % stijgt, valt best mee. Ga echter niet te overhaast van start want wie de Agnello langs deze zijde ooit beklom kan de superlatieven alleen maar bevestigen: woest, desolaat, overweldigend én supersteil. Met stroken die 10 % en meer halen is dit een col die je tot het uiterste dwingt, waar je dus regelmatig de pijngrens moet verleggen. Na nog wat gezapig klimwerk meldt een bord dat de passo ‘APERTO’ (" ‘open’) is. Dat is vriendelijk, maar de klim begint meteen fors uit te halen. De col deelt hier een paar speldenprikjes uit waardoor je regelmatig moet terugschakelen. Na dit eerste steil piekje verliest de Agnello in de daaropvolgende kilometers aardig wat procenten. Langs de oever van het stuwmeer van Chianale volgen er zowaar twee vlakke kilometers. Ideaal om een gepast ritme te vinden, wat te eten en te drinken. Tot de col je bij het verlaten van Pontechianale (S 1610 m) gedurende een volle kilometer trakteert op een gemiddelde van 7,5 % en meer. Na dit venijnig opwippertje volgt opnieuw een ‘lopend’ tussenstukje waar je een iets gelijkmatigere trapfrequentie kan ontwikkelen. Geleidelijk maar zeer constant gaat het naar Chianale, de laatste bebouwing voor de top. De vele opschriften ‘PANTANI – PANTANI’ die op het wegdek zijn geschilderd wijzen er inmiddels op dat de ‘tifosi’ hun idool nog niet vergeten zijn! Als de weg bij de vroegere Italiaanse douanepost links opdraait neemt het stijgingspercentage een sprong met enkele procenten. Het echte werk kan beginnen: 9,5 kilometer effectief klimmen met een gemiddeld stijgingspercentage van 9,7 %. Wat volgt is een aaneenschakeling van steilheid zonder recuperatie. Het lijkt wel of iemand puur een diagonaal tegen de flank heeft getrokken. Zo steil. Ondertussen wordt het landschap alsmaar kaler. De bomen zijn verdwenen. Bergweiden komen in de plaats. Ergens dondert een waterval naar beneden. Als rechts van de weg een bordje opduikt met het opschrift ’14 %!’ schakelt de klim naar een nog hogere versnelling. Hier gaan er veel vaststellen hoe laat het is. Een kilometer verder wordt het gedeelte met haarspeldbochten bereikt. Het kluwen waarin het asfaltlint zich omhoog slingert is werkelijk indrukwekkend. De berg wint nu snel hoogte en je krijgt een fantastisch uitzicht over het lager gelegen dal waar je daarnet reed. Met percentages die weigeren onder de 10 % te zakken, en dat op een hoogte van meer dan 2200 meter, trekt de col ‘alle’ registers open. Je moet absoluut kleiner schakelen of je valt stil. Het is zweten, zwoegen én vooral rechtstaan op de trappers. Hard stoempen dus. Het kleinste verzet lijkt amper te volstaan. Tergend traag sleep je jezelf van de ene bocht naar de andere. Dit is rijden met het verstand op nul en de blik op oneindig. Naarmate de top nadert wordt het landschap ruwer. Op de grimmige bergflanken groeit zelfs geen struik meer, de wind staat het niet toe. Het enige wat overblijft zijn troosteloze, ruige keienvlaktes en een paar gorgelende bergbeekjes. De laatste kilometer wordt nog zware kost. In de schaduw van een enorme rotsmassa loopt de weg er met percentages van rond de 10 % omhoog. Er lijkt maar geen einde te komen aan de marteling. Tussen rotsen en ravijn laveer je naar boven. De top nadert. Beetje bij beetje, elke pedaalslag komt die een stukje dichterbij. Nog een ultieme strook van 13 % verteren en je bent boven. Moe maar voldaan. Als beloning voor de geleverde inspanningen word je beloond met een fenomenaal panorama op de omringende bergtoppen. Werkelijk fabuleus! 2 Langs de Franse zijde van de Agnel is het veel draaien en keren over soms smalle wegen waarbij overal wel een riviertje, een waterval of een schattig bergdorpje te zien is. Op sommige stroken is het erg steil. Vooral in het begin moet je je handen constant aan de remmen houden. De bochten komen dan ook heel snel. De afdaling voert opnieuw door het natuurpark van de Queyras, een wereld met veel charmante plekjes en een fantastische natuurrijkdom. Een lust voor het oog volgens de boekjes. En véél plaats voor fietsers en wandelaars natuurlijk. Ö E In het wiel van Coppi, Bartali, Bobet en andere wielergoden … Net voorbij Château-Queyras staan we aan de voet van de tweede beklimming van de dag: de Izoard, een berg met een magische klank. Liefst 31x werd deze col beklommen in de Tour. Samen met de Tourmalet en de Galibier is het een van de cols uit de oertijd van het wielrennen. Het hoeft dan ook geen verbazing dat zich op de flanken van deze legendarische alpencol een stevige brok wielergeschiedenis heeft afgespeeld. Hier werden Tours gewonnen of verloren. Vaak was de Izoard het toneel van historische gevechten zoals in 1949 toen de opkomende ‘jonge god’ Fausto Coppi zijn aartsrivaal Gino Bartali naar de kroon stak (°). (°) Volgens Briek Schotte en Rik Van Steenbergen was Gino Bartali de grootste klimmer aller tijden. Hun getuigenis spreekt boekdelen. Ijzeren Briek: ‘Hij had niet het spectaculaire van Bahamontes, Fuente of Pantani, maar hij was veel efficiënter’. Grote Rik (zo genoemd om zijn gestalte en prestatievermogen): In elke bocht plaatste hij een keiharde demarrage. Twee, drie keer kon je terugkomen, de vierde keer was het gedaan, dan was hij definitief weg’. De conservatieve, diepgelovige Bartali vormde de tegenpool van de frivole Fausto Coppi, een begenadigd superatleet, die in opspraak kwam door zijn verhouding met de roemruchte ‘Witte Dame’ (‘La Dama Bianca’), de vrouw van een arts, een onvergeeflijk schandaal in het katholieke Italië van de jaren ’50. Bartali was de klimmer, Coppi de tijdrijder. Italië warmde zich talloze jaren aan hun hardnekkige duels. Een van de mooiste anekdotes deed zich voor tijdens de Giro van ’49 op een Dolomietenklim. Coppi en Bartali reden er zij aan zij terwijl ze een drinkbus uitwisselen. Maandenlang werden in de Italiaanse pers hoogoplopende polemieken gevoerd over het vraagstuk wie gáf en wie kréég. Bartali was in een later interview formeel: ‘Die drinkbus gaf ik.