Nederlandse Archeologische Rapporten 041

Onderwater­ archeologie op de Rede van

Waardestellende onderzoeken in de westelijke Waddenzee (Burgzand) Arent D. Vos Onderwaterarcheologie­ op de Rede van Texel

Waardestellende onderzoeken in de westelijke Waddenzee (Burgzand)

Arent D. Vos Colofon Nederlandse Archeologische Rapporten 041 Onderwaterarcheologie op de Rede van Texel. Waardestellende onderzoeken in de westelijke Waddenzee (Burgzand), (Lelystad 2012)

Auteur: Arent D. Vos Redactie en beeldredactie: TGV teksten & presentatie Opmaak en productie: uNiek-Design, Almere

ISBN/EAN: 9789057991943

© Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort, 2012

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl 3 Voorwoord —

Voor u ligt een bijzonder en rijk geïllustreerd en waar werd geankerd? Hoe veilig was het? En boek over onderwaterarcheologie op de Rede hoeveel scheepswrakken zijn er? van Texel en in het bijzonder het project ‘Waar- Met de uitbreiding van het museum is er nu ein- destellende onderzoeken in de westelijke Wad- delijk letterlijk plaats om de maritieme archeolo- denzee (Burgzand)’. Het boek is geschreven door gie de aandacht te geven die zij verdient. In de Arent Vos, die op Texel en daarbuiten wordt ge- tentoonstelling worden objecten uit de muse- waardeerd om zijn maritieme kennis en umcollectie getoond, aangevuld met bruiklenen scheepsarcheologische ervaring. Van deze kennis van de Texelse duikers en het RCE. Het boek en ervaring kan men nu deelgenoot worden. geeft informatie over de context waarin de ob- Over dit project is vaker bericht, maar meestal jecten gevonden zijn. Het zal jong en oud per afzonderlijk wrak. Het uitgebreide onder- nieuwsgierig maken naar de verborgen schatten zoek naar twaalf wrakken is nu als geheel ge- die op de zeebodem liggen. Wat leren we ervan? bundeld. Het bestaat uit materiaal dat de afge- Wat kunnen we met die kennis doen en hoe krij- lopen jaren verzameld is door Arent Vos en de gen we die kennis boven water? Overigens heeft medewerkers van zijn Professioneel Archeolo- Arent Vos actief geparticipeerd in de uitwerking gisch Duikteam. Het boek is primair bedoeld van de tentoonstellingen. voor onderzoekers, beleidsmakers en beheer- Het boek toont het algemene belang van de ma- ders, maar is ook voor een groot publiek toegan- ritieme archeologie aan. En benadrukt de nood- kelijk en leesbaar. zaak om verder te gaan met het onderzoek en de Tussen Kaap Skil (voorheen het Maritiem & Jut- uitwerking van de resultaten ervan. Dit werk is ters Museum), de Texelse duikers en het RCE Le- onmisbaar voor het onderzoek in het Wadden- lystad (het voormalige Nederlands Instituut voor gebied en ver daarbuiten, maar het maakt ook Scheeps- en onderwaterArcheologie, NISA) be- duidelijk dat natuurlijke processen een ernstige staan al decennialang banden. Vanaf 1985 heeft bedreiging kunnen vormen voor de wrakken op het NISA op Texel gewerkt en is er een aantal de zeebodem. Daarnaast kan de publicatie een scheepswrakken onderzocht op de Wadden- en bijdrage leveren aan het beleid van de gemeente de Noordzee. In de periode 1987 tot en met 1989 Texel voor het behoud en beheer van de archeo- werd zelfs een aantal gebouwen op het muse- logie onder water binnen de gemeentelijke gren- umterrein gebruikt als werkbasis en om er te bi- zen. Hopelijk leidt dit boek tot hernieuwde aan- vakkeren gedurende de archeologische duiksei- dacht voor de maritieme archeologie in al haar zoenen. En al die tijd was Arent Vos betrokken facetten. bij het archeologisch veldwerk onder water, van- af 1996 als hoofd duikteam. Esther Bánki Dit boek verschijnt op het juiste moment. Na ja- Directeur Kaap Skil 1 ren van voorbereiding is onlangs de uitbreiding van het museum geopend: een nieuw entreege- bouw met twee tentoonstellingen over de Rede van Texel en de archeologie onder water; twee thema’s die niet alleen voor Texel van belang zijn, maar ook voor de nationale en internatio- nale maritieme geschiedenis. In dit boek wordt uitgebreid ingegaan op de Rede van Texel en het unieke historische karak- 1 Tot begin 2012 heette ‘Kaap Skil’ het ter van Texel en de Waddenzee. Over de Rede ‘Maritiem & Jutters Museum’. In dit boek van Texel is tot nog toe weinig gepubliceerd. In is de oude naam nog gehanteerd. Het bezoekadres is Heemskerckstraat 9, 1792 het boek worden primaire vragen gesteld: wan- AA, te Oudeschild op Texel. In dit neer werd het gebied eigenlijk bevaarbaar? Hoe museum zijn veel opgedoken objecten te zien, onder andere ook uit de hier werd het gebied door de scheepvaart gebruikt beschreven wrakken.

5 Dankwoord —

Een groot, meerjarig project als de ‘Waardestel- ben. Evenzo wil ik directie en medewerkers van lende onderzoeken westelijke Waddenzee (Burg- Rederij Waterweg (thans Acta Marine) bedanken zand Noord)’ is alleen mogelijk met de mede- voor de altijd prettige samenwerking en de ge- werking van velen. Het is onmogelijk iedereen boden mogelijkheden steeds te kunnen werken afzonderlijk te vermelden, maar enkele groepen met precies voor ons werk geschikte schepen. of individuen wil ik toch graag in het bijzonder Daarnaast heb ik van allerlei collega’s, vrienden, noemen. Ten eerste het professioneel archeolo- familie en kennissen op uiteenlopende manieren gisch duikteam van NISA/ROB, waarmee ik ja- steun gekregen. Ik noem in het bijzonder Joke renlang met buitengewoon groot plezier heb Nientker, Ton Penders, Gert-Jan Zand, Lucas van mogen werken (zie de administratieve gegevens Dijk, Jaap Morel, Wilma Gijsbers, Dolf Muller, op p.34 en de afbeelding op p.71). Ook met Erma de Boer, Esther Bánki, Aryan Klein, Piet Texelse duikers als Jack Betsema, Hans Eelman, Kleij, m’n moedertje H. Vos-Häberli & Piet Pap- Flip Duinker, Gerrit-Jan Betsema of met Texelse perse, Roel & Julia Mulkens, Noor van de Brand, vissers als Alfons en Frido Boom heb ik in de Evert van Ginkel, Iris Toussaint en Birgit van den loop der jaren op uiteenlopende manieren mo- Hoven. Aan iedereen die ik genoemd heb en alle, gen samenwerken. Ik bewaar daaraan goede alle anderen die ook op enigerlei wijze interesse herinneringen en dank in hen alle Texelse dui- hebben getoond en steun hebben gegeven, mijn kers en vissers, waar we ooit mee gewerkt heb- hartelijke dank!

Arent Vos (mei 2012)

De auteur Inhoudsopgave

Voorwoord 3 7 Wrak Burgzand Noord 2 (BZN 2) 109 7.1 Administratieve gegevens 109 Dankwoord 5 7.2 Vondstgeschiedenis 111 7.3 Beschrijving van de vindplaats 112 Samenvatting en conclusies 8 7.4 Aanvullend onderzoek 114 7.5 Vondsten 128 Summary and conclusions 14 7.6 Algemeen beeld en datering 138 7.7 Tot slot 139 Zusammenfassung und Schlussfolgerungen 18 8 Wrak Burgzand Noord 3 (BZN 3) 143 1 Inleiding 23 8.1 Administratieve gegevens 143 1.1 Voorgeschiedenis van het project ‘Waarde- 8.2 Vondstgeschiedenis 145 stellende onderzoeken in de westelijke 8.3 Monitoring van BZN 3, 1998-2005 151 Waddenzee (Burgzand)’ 23 8.4 Algemeen beeld en datering 157 1.2 Project ‘Waardestellende onderzoeken in de 8.5 Vondsten 160 westelijke Waddenzee (Burgzand)’ 29 8.6 Tot slot 163 1.3 Opzet van het boek 31 1.4 Administratieve gegevens (algemeen) 34 9 Wrak Burgzand Noord 4 (BZN 4) 167 9.1 Administratieve gegevens 167 2 De Rede van Texel en haar maritiem- 9.2 Vondstgeschiedenis 169 archeologisch onderzoekspotentieel 37 9.3 Beschrijving van de vindplaats 169 2.1 Ontstaan van het eiland en begin van 9.4 Vondsten 181 de scheepvaart 37 9.5 Algemeen beeld en datering 186 2.2 Stormen en scheepsrampen op de Rede van Texel 47 9.6 Tot slot 187 2.3 Stranden en vergaan: de eerste fase van wrakvorming 55 10 Wrak Burgzand Noord 5 (BZN 5) 189 10.1 Administratieve gegevens 189 3 Natuurlijke en antropogene 10.2 Vondstgeschiedenis 190 degradatieprocessen 61 10.3 Beschrijving van de vindplaats 190 3.1 Wrakvorming 61 10.4 Tot slot 191 3.2 De mens als (onbewuste) verstoorder 68 11 Wrak Burgzand Noord 8 (BZN 8) 193 4 Werken onder water; strategie, methoden 11.1 Administratieve gegevens 193 en technieken 71 11.2 Vondstgeschiedenis 195 4.1 Logistiek 71 11.3 Beschrijving van de vindplaats 196 4.2 Onderzoeksmethode 78 11.4 Vondsten 210 11.5 Algemeen beeld en datering 215 5 Ontwikkeling van een methode van fysieke 11.6 Tot slot 216 bescherming 89 5.1 Dreigende degradatie 89 12 Wrak Burgzand Noord 9 (BZN 9) 219 5.2 Recept voor de Burgzandafdekkingsmethode 92 12.1 Administratieve gegevens 219 12.2 Vondstgeschiedenis 221 6 Twaalf wrakken 105 12.3 Beschrijving van de vindplaats 221 12.4 Vondsten 233 12.5 Algemeen beeld en datering 241 12.6 Tot slot 242 13 Wrak Burgzand Noord 10 (BZN 10) 245 19 Wrak Burgzand Noord 16 (BZN 16) 321 13.1 Administratieve gegevens 245 19.1 Administratieve gegevens 321 13.2 Vondstgeschiedenis 247 19.2 Beschrijving van de vindplaats 323 13.3 Beschrijving van de vindplaats 247 19.3 Vondsten 323 13.4 Vondsten 260 19.4 Algemeen beeld en datering 323 13.5 Algemeen beeld en datering 261 19.5 Tot slot 323 13.6 Tot slot 264 Begrippenlijst 325 14 Wrak Burgzand Noord 11 (BZN 11) 267 14.1 Administratieve gegevens 267 Literatuurlijst 331 14.2 Vondstgeschiedenis 269 14.3 Beschrijving van de vindplaats 269 Bijlagen 338 14.4 Vondsten 277 Bijlage I: Wim J. Wolff, Paalwormen en andere 14.5 Algemeen beeld en datering 277 hout-etende dieren in de westelijke 14.6 Tot slot 278 Waddenzee 339

15 Wrak Burgzand Noord 12 (BZN 12) 281 Bijlage II: Dick Rakhorst, Erosie Burgzand of het 15.1 Administratieve gegevens 281 vrijkomen van wrakken 342 15.2 Beschrijving van de vindplaats 283 15.3 Vondsten 287 Bijlage III: Wraktekeningen Burgzand Noord 369 15.4 Algemeen beeld en datering 287 15.5 Tot slot 287 Illustratieverantwoording 391

16 Wrak Burgzand Noord 13 (BZN 13) 289 16.1 Administratieve gegevens 289 16.2 Beschrijving van de vindplaats 291 16.3 Vondsten 292 16.4 Algemeen beeld en datering 292 16.5 Tot slot 293

17 Wrak Burgzand Noord 14 (BZN 14) 295 17.1 Administratieve gegevens 295 17.2 Vondstgeschiedenis 297 17.3 Beschrijving van de vindplaats 297 17.4 Vondsten 306 17.5 Algemeen beeld en datering 308 17.6 Tot slot 309

18 Wrak Burgzand Noord 15 (BZN 15) 311 18.1 Administratieve gegevens 311 18.2 Vondstgeschiedenis 312 18.3 Beschrijving van de vindplaats 312 18.4 Vondsten 317 18.5 Algemeen beeld en datering 318 18.6 Tot slot 319 8 — Samenvatting en conclusies

In 1998 ontstond het plan voor het Burgzand- van de 12de eeuw, toen als gevolg van de defini- project of voluit het ‘Project waardestellende tieve doorbraak van het Marsdiep ten zuiden onderzoeken westelijke Waddenzee (Burgzand van Texel een verbinding ontstond tussen de Noord)’, dat uiteindelijk zou lopen tot 2005. De Noordzee en de achterliggende Zuiderzee (NB de opzet van het plan was om de zeebodem van naam Waddenzee komt pas op in de 20ste eeuw). een klein deel van de historische Rede van Texel In de loop van de 13de eeuw ontwikkelde zich dekkend af te zoeken op aanwezigheid van oude een doorgaande scheepvaart en aan het eind scheepswrakken en die vervolgens alle te karte- van die eeuw vinden we de eerste vermelding ren, te dateren en in te schatten op wetenschap- daarvan in historische bronnen. Ankeren deed pelijke onderzoekswaarde en op bewaarpotenti- men in die tijd ten zuiden van het eiland, maar eel. Voor dit onderzoek is een gebied gekozen door een repeterend patroon van geologische met het toponiem ‘Burgzand’ dat op 17de- processen verzandden daar steeds opnieuw de eeuwse zeekaarten al is terug te vinden (ooste- geschikte ankerplaatsen. In de loop van de 15de lijk van Texel). Het project en de onderwaterar- eeuw verplaatsten de ankergronden zich naar de cheologie hadden slechts een korte oostzijde van het eiland en daar beleefde de voorgeschiedenis. In 1985 was door minister Rede van Texel haar hoogtijdagen tussen ruw- Elco Brinkman van Welzijn, Volksgezondheid en weg 1500 en 1800. Een schatting aan de hand Cultuur de Afdeling Archeologie Onderwater (la- van historische gegevens over de vele, soms ter opgegaan in het Nederlands Instituut voor rampzalige stormen in het onderzoeksgebied Scheeps- en Onderwaterarcheologie, thans on- maakt duidelijk dat in het totale gebied van de derdeel van de Rijksdienst voor het Cultureel Rede van Texel circa vijfhonderd tot duizend Erfgoed) in het leven geroepen en in 1988 was de schepen moeten zijn vergaan. Meestal gebeurde Monumentenwet expliciet ook onder water van dat inderdaad tijdens een zware storm en dan toepassing verklaard. In de periode van 1985 tot soms met tientallen tegelijk. Dat wil echter niet en met 1997 waren door de rijksonderwaterar- zeggen dat daar nu honderden scheepswrakken cheologen twee opgravingen uitgevoerd op verwacht mogen worden. Een scheepsramp was scheepswrakken bij Texel. Het was een goede een heftige gebeurtenis, waarbij de schepen vol- start geweest, maar toch was de discipline bij ledig uit elkaar geslagen konden worden of bij- het begin van het Burgzandproject nog erg jong, voorbeeld helemaal naar de Friese kust geblazen zeker vergeleken met de landarcheologie. Wel konden worden. Na een storm werden boven- waren in het meldingenarchief inmiddels vele dien – als dat kon – de resten zoveel mogelijk honderden posities van – vermoede – wrakken geborgen. Waarschijnlijk is slechts een fractie opgenomen, zonder dat bekend was wat er op al van de schepen die zijn vergaan in de zeebodem die plekken feitelijk lag en welke erfgoedzorg gedeponeerd geraakt. daar nodig was. Het Burgzandproject beoogde een stap in de goede richting te zetten door in- Scheepswrakken kunnen in de Nederlandse wa- ventarisatie en waardestelling van een deel van terbodems eeuwenlang in redelijke conditie be- het cultureel erfgoed onder water. Het voorlig- waard blijven, mits ze snel afgedekt zijn geraakt gende boek doet verslag van het onderzoek, de – en gebleven! – onder het sediment. Maar om bereikte inzichten en de ontwikkelde methoden verschillende redenen kunnen ze soms toch en technieken. weer vrijspoelen uit die beschermende omge- ving en dan kan een aantal natuurlijke processen Het boek bestaat uit twee delen. In het eerste een hevig erosief effect op de wrakresten uitoe- deel worden in 6 hoofdstukken enige achter- fenen. Dergelijke ‘natuurlijke processen als ver- gronden geschetst van het Burgzandproject en stoorder’ zijn te verdelen in drie categorieën. Ten de geschiedenis van de Rede van Texel. Eerst eerste zijn er de processen van mechanische wordt vastgesteld wanneer het gebied eigenlijk aard, waarbij we moeten denken aan krachtige bevaarbaar werd. Dat gebeurde tegen het eind getijdenstromingen, schuring door het voort­ 9 —

durend heen en weer getransporteerde zand, de per ongeluk schade aan het wrak of het vondst- uitwerking van golfenergie op de bodem of in materiaal worden aangericht. De methode is strenge winters soms ijsgang die ondiep gelegen dermate bruikbaar gebleken dat hij inmiddels op bodems raakt. Ten tweede zijn er chemische diverse plaatsen in Europa is toegepast. In het processen, zoals roesten en galvanische corrosie. eerste deel wordt ook een zeer complete be- En ten derde gaat het om biologische factoren. schrijving gegeven van deze techniek. Hier moet worden gedacht aan allerlei vormen van leven die de aanwezige organische materia- In het tweede deel van het boek wordt per wrak len opeten, uiteenlopend van bacteriën tot gro- ingegaan op de resultaten van de uitgevoerde tere dieren, als de beruchte paalworm (Teredo onderzoeken. Op het Burgzand zijn in een gebied navalis). Vooral dit laatste (schelp)dier is in staat van circa 1200 x 600 m tot en met 2005 op zelfs zware constructies van (eiken)hout in tijd twaalf verschillende locaties resten van histori- van maximaal 10-15 jaar volledig te verwoesten. sche schepen gevonden. Op elke locatie is zo Deze processen worden hier uitgebreid behan- goed als mogelijk vastgesteld en gekarteerd deld omdat kennis hierover van belang is voor welke onderdelen van schip, uitrusting en lading de invulling van het concept van behoud in situ. bewaard waren gebleven, wanneer de schepen Daarnaast worden ook enkele effecten van men- waren gebouwd en gezonken en wat hun functie selijke activiteiten, zoals sleepnetvisserij en ber- en vaargebied was. Het is daarbij van belang om ging door duikers, beschreven. zich te realiseren dat de onderzoeken geen com- plete opgravingen waren. Daarom konden niet Veldwerkcondities zijn voor onderwaterarcheo- alle vragen voor elke positie met even grote logen geheel anders dan voor landarcheologen. mate van zekerheid worden beantwoord, maar Zo moeten de duikers steeds rekening houden steeds is geprobeerd de wrakresten toch een met allerlei duiktechnische zaken die de beschik- duidelijke plaats te geven in de historie en hun bare duiktijd beperken, maar ook met slecht onderzoekspotentieel in te schatten. zicht of harde stroming, die het werken onder water belemmeren. Om de lezer inzicht te geven Afhankelijk van de bevindingen zijn op de ver- in de praktische (on)mogelijkheden van het werk schillende vindplaatsen daarna verschillende wordt uitgebreid beschreven hoe het professio- sporen van aanpak gevolgd. Twee van de twaalf neel archeologisch duikteam van NISA/ROB haar wrakken werden al snel beoordeeld als te in- werk logistiek organiseerde en hoe het onder- compleet en niet behoudenswaardig: de wrak- zoek onder water werd aangepakt. ken BZN 13 en 16. Ze werden in de loop der jaren met tussenpozen geïnspecteerd, maar het oor- Eén techniek verdient speciale vermelding: in het deel hoefde niet te worden bijgesteld. Vier van Burgzandproject is een methode ontwikkeld om de twaalf wrakken, BZN 11, 12, 14 en 15, zijn niet vrijspoelende scheepswrakken op goedkope wij- afgedekt en zo in wezen opgegeven. Het onder- ze te beschermen. Daarvoor werden de vind- zoekspotentieel was te eenzijdig, ze waren al te plaatsen tot ruim buiten de gevonden grenzen ver uitgespoeld en aangetast en/of vanwege snel van de wrakresten afgedekt met steigergaas. oprukkende diepe stroomgeulen overduidelijk Het werkzame principe van dat steigergaas was niet meer te beschermen. Voor zover mogelijk is dat verder wegspoelen van erondergelegen ma- vondstmateriaal veiliggesteld door kleine nood- terialen direct werd tegengegaan. Bovendien opgravingen en verder is het proces en de snel- werd in de stroming over het gaas gevoerd zand heid van degradatie nauwlettend gevolgd. Dat ingevangen en zo is het in enkele gevallen gelukt proces en die snelheid waren indrukwekkend en de bodem wel een meter omhoog te krijgen en door het boek heen wordt geprobeerd de lezer slijpgeulen op te vullen. Eenmaal weer onder het een beeld te geven van de ernstige gevolgen zand is een vindplaats opnieuw veilig voor de voor het cultureel erfgoed. paalworm en kan er door sleepnetvisserij niet 10 —

Vijf van de wrakken hadden een groot onder- maar dit was ten tijde van ons eerste onderzoek zoekspotentieel en zijn geheel afgedekt tot ruim aan de bovenkant al zwaar aangetast en vondst- buiten de grenzen waar daadwerkelijk wrakres- materiaal werd vrijwel alleen in voor- en achter- ten uit de zeebodem staken. In al deze gevallen schip gevonden. Een complex Pisa-aardewerk was er veel scheepsconstructie bewaard geble- als lading in de kajuit duidde op een mogelijke ven, in samenhang met diverse resten van de functie als Straatvaarder (door de Straat van Gi- uitrusting, bewapening, lading en dergelijke. braltar naar de Middellandse Zee). Hier zijn al- Wrak BZN 2 met de lokale bijnaam ‘Pools ka- leen de vondstgebieden afgedekt en is systema- nonnenwrak’ was een Oostzeevaarder (derde tisch gevolgd wat het verschil zou zijn in de kwart 17de eeuw) met een gevarieerde lading achteruitgang tussen wel/niet afgedekte delen. van onder meer grondstoffen en halfproducten, Dat verschil bleek groot: geconstateerd werd zoals metalen, bosproducten, diverse soorten en hoe jaar na jaar de blootliggende constructie kwaliteiten textiel en daarnaast bewapening, werd geraakt door sleepnetvisserij en hoe de uitrusting en persoonlijke bezittingen. Wrak BZN paalworm en andere natuurlijke processen hun 3 was mogelijk de Oostindiëvaarder Rob, die kort destructieve werk deden, terwijl de afgedekte na terugkeer van deelname aan de zeeslag bij delen stabiel bleven. Duins (1639) tijdens een storm op de Rede van Texel in januari 1640 is gezonken. Wrak BZN 4 Van de twaalf onderzochte wrakken zijn er zo- stond lokaal bekend als een lichtertje met wa- doende vijf fysiek beschermd en daarmee zijn de tervaten, maar het bleek een midden-18de- overige zeven de facto opgegeven. Gezien de eeuwse Westindiëvaarder – de enige die we tot schaarse middelen voor verder onderzoek en nu toe kennen binnen Nederland – met een la- beheer moesten er keuzes gemaakt worden. ding koffiebonen in tropisch hardhouten vaten Toch is het belangrijk hier een kanttekening bij en daarnaast cacao. Wrak BZN 8 werd lokaal be- te plaatsen. Vanwege de nog pas uiterst korte schouwd als een in 1654 gezonken VOC-galjoot traditie van het onderwaterarcheologisch onder- (de Lelie), maar bleek een groot schip met ken- zoek is er in Nederland nog nauwelijks volume merken van buitenlandse bouw. Een lading is aan onderzoek, kennis en publicaties op dit ge- niet aangetroffen, maar wel een bronzen klok uit bied. Elk van de nu opgegeven wrakken had be- 1658 van de beroemde bronsgieter en carillon- slist nieuwe inzichten kunnen opleveren over de maker Franciscus Hemony. Daarnaast werd veel bouw van deze historische zeegaande schepen. interessant klein materiaal gevonden, waaron- In de IJsselmeerpolders, waar sinds de droogleg- der navigatie-instrumenten en wollen kle- gingen bijna 500 scheepswrakken zijn gevonden dingresten. Het wrak is waarschijnlijk kort na – ook daar is slechts een gedeelte gedocumen- 1658 vergaan, mogelijk in de rampzalige storm teerd – zijn de postmiddeleeuwse wrakken vrij- van 18 op 19 december 1660. Wrak BZN 10 was wel uitsluitend binnenvaarders; ook al gaat het een groot, met veel kleine kanonnen bewapend daarbij om heel wat verschillende scheepstypen, handelsschip uit de tweede helft van de 17de het zijn wezenlijk andere vaartuigen dan de zee- eeuw. Het had een gevarieerde lading aan gaande schepen, zoals we die bij Texel vinden. boord, waaronder honderden aardewerken krui- Van 15de- tot en met 18de-eeuwse zeeschepen ken met bentoniet en urine voor de textielindus- hebben we nog nauwelijks de gelegenheid ge- trie, kisten leistenen, kisten met diverse mes- had originele overblijfselen te bestuderen en sing- en ijzerwaren, vaten met druiven en veel hetzelfde geldt voor de bijbehorende vondst- resten uitrusting en tuigage. Dit wrak was ten complexen. En dat terwijl deze zeeschepen zo tijde van ons eerste onderzoek nog uitzonderlijk belangrijk waren voor onze geschiedenis als ma- gaaf en toen pas recent begonnen vrij te spoelen. ritieme (handels)natie.

Van wrak BZN 9 (midden 17de eeuw) was welis- Een van de vragen waarmee dit project begon, waar veel scheepsconstructie bewaard gebleven, was of we door een gebiedsgerichte aanpak be- 11 —

ter inzicht konden krijgen in de aard en de ach- ties kunnen onder water in Nederland bijzon- tergronden van de degradatieprocessen op de der ‘waardevolle’ vondstcomplexen worden ge- wrakken. Dat is zeker het geval gebleken. We vonden. Op de voormalige Rede van Texel en hebben verschillende degradatieprocessen naast in het deelgebied Burgzand is dat zeker ook elkaar in werking gezien, in opeenvolgende sta- het geval. We kunnen er veel te weten komen dia van hun effecten. Daardoor is een veel com- over historische scheepsconstructies, tuigage, pleter en levendiger beeld ontstaan dan wan- uitrusting, bewapening, lading en persoon- neer slechts op één wrak in de regio zou zijn lijke bezittingen. Het betreft alle aspecten van gewerkt. Tegelijkertijd kregen we oog voor het het wonen, leven en werken aan boord en dit grotere geheel, zodat nu de vraag waarom op alles kan in historische context worden ge- het Burgzand na eeuwen van relatieve stabiliteit plaatst. nu zo’n hevige ontzanding plaatsvindt, beant- 2. Die waardevolle vondstcomplexen liggen in woord kon worden. Duidelijk werd dat een men- situ lang niet altijd veilig. Ze kunnen bloot ko- selijke ingreep op grote afstand in plaats en tijd een men te staan aan extreem erosieve natuur- zodanige verstoring in de waterhuishouding te- lijke processen. In het onderzoeksgebied op weeg kan brengen dat decennia later archeolo- het Burgzand is dat zonder twijfel het geval. gisch erfgoed schijnbaar ‘opeens’ in hoog tempo De vindplaatsen gaan daar in hoog tempo verloren kan gaan. In dit geval was dat de dich- verloren. ting van de Afsluitdijk in 1932, die als gevolg had 3. Dergelijke waardevolle vondstcomplexen zijn dat de binnenkomende vloedstroom een andere waarschijnlijk veel schaarser dan vaak wordt weg moest zoeken. Dat leidde onder meer tot de aangenomen. Weliswaar zijn in het verleden ingrijpende wijzigingen rond het Burgzand en duizenden schepen vergaan, maar slechts een het verdwijnen daar van meters sediment, waar- deel daarvan is gedeponeerd geraakt in de in diverse wrakken tot dan toe prima bewaard bodem. Ook dan is een vondstcomplex niet waren gebleven. Vervolgens waren het puur na- echt veilig, want de omstandigheden zijn dik- tuurlijke processen, die hun nooit aflatende uit- wijls erg dynamisch en natuurlijke degrada- werking op de vrijspoelende wrakken hadden tieprocessen zijn altijd actief. (op de incidentele effecten van sleepnetvisserij 4. Het Europese Verdrag van Malta (1992) beoogt en duikerij na). Vergelijkbare effecten meent de het cultureel erfgoed dat zich in de bodem auteur ook elders te hebben herkend, bijvoor- bevindt beter te beschermen dan voorheen. beeld als gevolg van de dichting van de Storm- De wijze waarop het verdrag in Nederland is vloedkering in de Oosterschelde of het verlengen geïmplementeerd stoelt op drie principes: 1) van de havenhoofden van Hoek van Holland, behoud in situ, 2) in de ruimtelijke ordening Scheveningen en IJmuiden. Hieruit kan worden moet vroegtijdig rekening worden gehouden afgeleid dat ook de aanleg van bijvoorbeeld een met archeologisch erfgoed 3) financiering tweede Maasvlakte of van toekomstige wind- volgens het verstoorder-betaalt-principe. molenparken op zee dergelijke ‘onvermoede’ Echter, dit ‘Malta’ biedt helaas geen oplossing gevolgen zullen hebben voor het archeologisch voor situaties als op het Burgzand. Er is daar erfgoed, soms vele tientallen kilometers verder- geen sprake van een verstoorder, die voor het op en mogelijk pas jaren later. Hoe gaan we dit onderzoek moet betalen. Natuurlijke proces- meenemen in toekomstige ruimtelijke orde- sen zijn immers de verstoorder, mogelijk met ningsprocedures? En hoe zullen we in dit soort in een ver verleden een menselijke ingreep gevallen omgaan met het verstoorder-betaalt- – de bouw van de Afsluitdijk – als katalysator. principe? De vier bovenstaande constateringen gelden De bevindingen zijn samen te vatten in vier con- overigens ook voor vele andere onderwatergele- stateringen met beleidsmatige betekenis: gen archeologische vindplaatsen. Keren we tot 1. Vanwege soms gunstige conserveringscondi- slot nog éénmaal terug naar ons specifieke on- 12 —

derzoeksgebied met de twaalf wrakken op het komen te steken. Op het beeld uit 2011 is tevens Burgzand. Tijdens de looptijd van het project is te zien dat van de niet-afgedekte wrakken BZN 9 duidelijk geworden dat zonder fysieke bescher- en 11 veel minder over is dan in 2003. De auteur ming de kans op behoud van de scheepswrak- hoopt dat er een manier kan worden gevonden ken in situ nihil is. Waar we scheepswrakken in- om tenminste de afgedekte wrakken BZN 2, 3, derdaad hebben afgedekt zijn de vindplaatsen 4, 8 en 10 in of ex situ te behouden. Voor behoud vooralsnog effectief bewaard gebleven, terwijl in situ is jaarlijkse inspectie en – indien nodig – de bodem in het hele omliggende gebied aan- snelle reparatie en aanvulling een belangrijke zienlijk is verdiept. Vergelijking van een multi- voorwaarde. Voor behoud ex situ moet worden beam sonarbeeld uit 2003 met een uit 2011 laat opgegraven. In beide gevallen is een partij nodig dit nog eens goed zien: de afgedekte wrakken die verantwoordelijkheid voelt en de bevoegd- zijn steeds meer als bult boven hun omgeving uit heid heeft die te nemen. 13 —

Door multibeambeelden uit 2003 en 2011 (oudste en meest recente opname) naast elkaar te leggen krijgen we een goed beeld van de effectiviteit van de afdekking van de wrakken en de almaar voortgaande verdieping van het omlig- gende gebied. Op de opname uit 2003 zien we rechtsboven wrak BZN 3, rechtsonder BZN 10, linksonder BZN 8 en linksboven BZN 11 (zie ook kaart op p. 107). BZN 3, 8 en 10 waren afgedekt, BZN 11 niet. De omliggende zeebodem is sinds de aanvang van het Burgzandproject in 1998 – en nog meer sinds het eerste onderzoek van BZN 3 in 1986 – aan- zienlijk verdiept en de wrakken steken in 2003 als duidelijk herkenbare bulten boven de zeebodem uit.

De opname uit 2011 toont iets meer van het gebied, maar de kleuraanduiding voor de dieptes (ten opzichte van NAP) is voor beide afbeeldingen identiek. Het beeld toont als geheel een verdere verdieping van de zeebodem ten opzich- te van 2003. De afgedekte wrakken BZN 3, 10 en 8 torenen nog duidelijker als bulten boven de bodem uit en op deze afbeelding is nu ook wrak BZN 4 weergegeven (helemaal linksonder), eveneens een duidelijke bult. Van BZN 11 is ten opzichte van de situatie in 2003 nauwelijks nog iets over en al met al rest er nog slechts een fractie van wat in 2000 door ons was gekarteerd. Links­boven op deze afbeelding zien we restanten van het niet afgedekte wrak BZN 9. De bodem rondom is inmiddels dieper dan het wrak en ook deze vindplaats is als verloren te beschouwen. Waren de wrakken 3, 4, 8 en 10 niet afgedekt, dan had daarvoor inmiddels hetzelfde gegolden. Wel is zorg nodig om ze nog lang te kunnen behouden.

Het lijkt erop dat de verdieping van west naar oost oprukt. Het zou interessant zijn de westelijker gelegen wrakken BZN 2 (afgedekt) en 12, 13, 14 en 15 (niet afgedekt) een volgende keer ook met multibeam op te nemen. Overigens valt gedeeltelijk buiten de afbeelding dat iets ten noorden van BZN 3 recent de resten van nog twee wrakken zijn vrij- gespoeld: BZN 17 en 18. Meer dan deze constatering hebben we niet, want de wrakken zijn niet onderzocht en op basis van multibeambeelden alleen is nadere interpretatie niet mogelijk. 14 — Summary and conclusions

The plan for the Burgzand project or, to give it its area developed during the course of the 13th full title, the ‘Archaeological field evaluations in century and by the end of the century we find the western Waddenzee (Burgzand Noord) pro- the first reports in historical sources. Ships an- ject’, emerged in 1998. The project would even- chored to the south of the island in those days, tually run until 2005. The idea behind the plan but a reiterating pattern of geological processes was to comprehensively survey the seabed in a caused every suitable anchorage site to silt up small area of the historic Texel Roads for the eventually. During the 15th century the holding presence of old shipwrecks, and then to map grounds shifted to the east of the island, mar- and date them and evaluate their importance for king the start of the Texel Roads’ heyday, which scientific research and their preservation poten- lasted from roughly 1500 to 1800. An estimate tial. The area chosen for the study has the topo- based on historical data on the many, some- nym ‘Burgzand’, which already featured on nau- times catastrophic, storms in the research area tical charts (east of Texel) in the 17th century. The made it clear that some 500 to 1000 ships must project, and underwater archaeology in general, have foundered in the Texel Roads. This usually had had only a short history. In 1985 Elco Brink- occurred during violent storms, and dozens of man, Minister of Health, Welfare and Culture, ships were sometimes lost in a single storm. established the Underwater Archaeology De- That is not to say, however, that we can expect partment (which later became part of the Dutch to find hundreds of shipwrecks there. The sin- Institute for Ship and Underwater Archaeology, king of a ship was a traumatic event, during and is now part of the Cultural Heritage Agency) which a vessel might disintegrate completely, or and in 1988 the Monuments and Historic Buildings be blown to the Frisian coast. Furthermore, as Act was declared applicable to sites under water. many of the remains of the vessel as possible Between 1985 and 1997 government underwater would be salvaged after the storm. It is likely archaeologists excavated two shipwrecks off that only a fraction of the ships that were lost Texel. This was a good start, but the discipline actually ended up on the seabed. was still in its infancy at the launch of the Burg- zand project, certainly compared with terrestrial Shipwrecks in underwater sediments in the Ne- archaeology. However, many hundreds of sus- therlands can remain in a fairly good state of pected sites had been reported and recorded by preservation for centuries, provided they are co- then, though no one knew what actually lay the- vered quickly and remain under the sediment. re and what would be required in terms of heri- But for various reasons they can be washed out tage management. The Burgzand project aimed of that protective environment, leaving them to take a step in the right direction by identifying exposed to natural processes that can have a se- and evaluating part of the cultural heritage un- vere impact on the remains. Such disruptive na- der water. This book contains a report of the re- tural processes can be divided into three catego- search, the insights gained and the methods and ries. First, there are mechanical processes, which techniques developed. include powerful tidal flows, scouring by the sand that is constantly transported back and The book consists of two parts. The six chapters forth, and the effects of wave energy on the sea- in the first part outline the background to the bed. In harsh winters, drifting ice can even im- Burgzand project and the history of the Texel pact the seabed in shallow waters. Second, there Roads, which actually became navigable in the are chemical processes like rusting and galvanic late 12th century. This is the first subject dis- corrosion. And third, there are biological factors cussed. When the Marsdiep to the south of Texel like various forms of life that feed on the organic finally broke through, a link was created materials in the wreck, ranging from bacteria to between the North Sea and the Zuyder Zee be- larger animals like the infamous shipworm yond (the name Waddenzee was not used until (Teredo navalis), which is able to destroy even the 20th century). Continuous navigation of the sturdy oak structures completely in no more 15 —

than ten to fifteen years. These processes are formed. It is important to remember that the examined in depth in this book, because we investigations did not include comprehensive need to know as much about them as possible excavations. It was not therefore possible to to successfully achieve preservation in situ. Cer- answer all questions at each location with an tain effects of human activity, such as dragnet equal degree of certainty. However, an attempt fishing and wreck diving, are also described. was made in each case to clearly locate the wreck remains in history and to estimate their Fieldwork conditions for underwater archaeolo- research potential. gists are entirely different from the conditions in which terrestrial archaeologists work. Divers must Depending on the findings, various strategies constantly take into account all kinds of technical were adopted at the different sites. Two of the issues that limit the amount of diving time availa- twelve wrecks were quickly found to be incom- ble, and they also face problems like poor visibility plete and not worthy of preservation: wrecks or strong currents that make it difficult to work BZN 13 and 16. They were periodically reinspec- under water. To give the viewer an idea of the ted over the years, but the assessment remained practical difficulties associated with this work, the the same. Four of the twelve wrecks, BZN 11, 12, book contains a detailed description of the orga- 14 and 15, were not covered, and so were in ef- nisational logistics of the NISA/ROB’s professional fect abandoned. Their research potential was archaeological diving team, and how they tackled too one-sided, they had already been washed the underwater investigation. clear and sustained major damage and/or they could clearly not be protected because of deep, One technique deserves a special mention. The rapidly advancing erosion channels. In so far as Burgzand project developed an inexpensive me- possible, find material was salvaged in small- thod of protecting wrecks that have washed scale emergency excavations and the process clear. It involved covering the site plus an additi- and pace of degradation was closely monitored. onal margin around the boundary with scaffol- The degradation and the pace at which it occur- ding wrap, to prevent the material underneath red was overwhelming, and an attempt has been from being washed further away. Currents pas- made throughout the book to give the reader an sing over the wrap deposit sand under it, in some impression of its implications for the cultural cases raising the seabed by a metre, and filling heritage. erosion channels. Once beneath the sand a site is again safe from shipworm, and dragnets can no Five of the wrecks had major research potential longer cause accidental damage to the wreck or and were completely covered, including a mar- the find material. The method has proved so gin well beyond the boundary of the area where useful that it is now being applied at several pla- the wreck remains protruded from the seabed. ces in Europe. The first part of the book includes In all these cases, a large proportion of the ship’s a comprehensive description of this technique. structure had remained preserved, in association with various remains of the equipment, weap­ The second part of the book looks at the results onry, cargo etc. Wreck BZN 2, known locally as of the investigations wreck by wreck. At Burg- the ‘Polish cannons wreck’ was an East Indiaman zand, in an area measuring approximately 1200 x (from the third quarter of the 17th century) with 600 m, remains of historic vessels were found at a varied cargo including raw materials and semi- twelve different locations up to the end of 2005. finished products, such as metals, forestry pro- The parts of the ship, equipment and cargo ducts, textiles of various types and qualities, as remaining at each location were identified and well as weapons, equipment and personal pos- mapped as well as possible, and investigations sessions. Wreck BZN 3 was possibly the East In- made as to when the ships were built and lost, diaman Rob, which sank in the Texel Roads where they sailed and what function they per- during a storm in January 1640, just shortly after 16 —

returning from the Battle of the Downs (1639). essentially abandoned. In view of the scarce re- Wreck BZN 4 was thought locally to be a lighter sources available for further research and ma- carrying water barrels, but it turned out to be a nagement, choices had to be made. However, it mid-18th-century West Indiaman – the only one should be borne in mind that, given the brief ever found in Dutch waters – with a cargo of cof- history of underwater archaeological investigati- fee beans in barrels made of tropical hardwood, ons, little such research has been conducted to and cocoa. Wreck BZN 8 was regarded locally as date in the , so little knowledge and a Dutch East India Company galliot (the Lelie), literature are available in this field. Each of the but it was found to be a large vessel with fea- wrecks abandoned in this project would almost tures that suggested foreign origins. No cargo certainly have yielded new insights into the con- was found, though a bronze bell made in 1658 struction of these historic oceangoing vessels. In by the famous bronze caster and carillon maker the IJsselmeer polders, where almost 500 ship- Franciscus Hemony was discovered. A large wrecks have been found since the drainage ope- number of small interesting items were found, ration – although again only a portion of them including navigation instruments and remains of have been documented – the post-Medieval woollen clothing. The ship probably foundered wrecks are almost all inland vessels. Although shortly after 1658, possibly in the terrible storm there is a great deal of variation among them, in the night of 18/19 december 1660. Wreck BZN they are fundamentally different from the ocean­ 10 was a large merchant vessel armed with lots going ships found off Texel. We have barely had of small cannons from the second half of the any opportunity to study original remains of 17th century. It was carrying a varied cargo which oceangoing vessels from the 15th to 18th cen- included hundreds of earthenware jars contai- tury, or the associated find complexes. This is all ning bentonite and urine for the textile industry, the more unfortunate if we consider how impor- crates of slate, crates containing various items of tant these vessels were to our history as a mari- brass and iron, barrels of grapes and lots of time trading nation. remains of equipment and rigging. This wreck was still extremely well intact at the time of our One of the questions posed at the outset of this first investigation, and only recently began to project was whether an area-wide approach wash clear. would enable us to gain a better insight into the nature and causes of degradation processes at Though a lot of the structure of wreck BZN 9 the wreck sites. This certainly turned out to be (mid-17th century) had remained preserved, the the case. We saw various degradation processes top was already heavily damaged and find mate- at work in parallel, at successive stages. This has rial was virtually confined to the bow and stern. given us a much more vivid and complete pic- A cargo of Pisa earthenware in the cabin sugge- ture than if we had worked on a single wreck in sted the vessel sailed through the Straits of Gi- the region. At the same time, we were able to braltar into the Mediterranean. Here, only the see the bigger picture, enabling us to answer the areas containing finds were covered, and the dif- question of why, after so many centuries of rela- ferences between the deterioriation of the co- tive stability, so much of the sediment is now vered and uncovered parts was systematically eroding away. It became clear that human inter- monitored. Major differences were observed. It vention far away in terms of both place and time had was possible to see how, year after year, the ex- so disrupted the water regime that decades la- posed structure was damaged by dragnets and ter, archaeological heritage appears to be ‘sud- by shipworm and other natural processes, while denly’ and rapidly lost. In this case, the cause the covered parts remained stable. was the construction of the Afsluitdijk, the bar- rier that created the IJsselmeer, in 1932, which Five of the twelve wrecks investigated were thus forced the incoming flood tide to take another physically protected, and the other seven were route. This led, among other things, to the dra- 17 —

matic changes around Burgzand and the disap- better protection for the buried cultural heri- pearance of metres of sediment there, under tage. The convention has been implemented which a number of wrecks had hitherto in the Netherlands on the basis of three prin- remained perfectly well preserved. After that, ciples: 1) preservation in situ, 2) the archaeolo- purely natural processes had a relentless impact gical heritage must be taken into account at on the exposed wrecks (apart from the incidental an early stage of the spatial planning process, effects of dragnet fishing and amateur divers). and 3) funding is on the basis of the develo- The author believes he has observed similar ef- per pays principle. However, ‘Malta’ is no so- fects elsewhere, as a result of the construction of lution for situations like those at Burgzand. the storm surge barrier in the Eastern Scheldt, There is no developer there who can be called for example, and the extension of the pier heads upon to pay for the archaeological investiga- at the ports in Hook of Holland, Scheveningen tion. It is natural processes that are disturbing and IJmuiden. We can therefore also conclude the site, probably catalysed by human inter- that the creation of the second Maasvlakte in- vention – the construction of the Afsluitdijk dustrial area or future windfarms at sea may – in the past. also have such ‘unexpected’ effects on the ar- chaeological heritage, sometimes many kilome- These four conclusions also apply to many other tres away and perhaps not until years later. How archaeological sites under water. Let us return are we to take account of this in future spatial one last time to our specific research area con- planning procedures? And how do we apply the taining the twelve wrecks at Burgzand. During ‘developer pays’ principle in such cases? the course of the project it became clear that, without physical protection, the chances of pre- The findings can be summarised as four conclu- serving the shipwrecks in situ are zero. Where we sions which have policy implications: covered the wrecks, the sites have remained ef- 1. Given the good preservation conditions, high- fectively preserved for the time being, while the ly important find complexes are likely to lie in sediment in the entire surrounding area has sub- Dutch waters. This is certainly the case in the stantially deepened. Comparing a multibeam former Texel Roads and in the Burgzand area. sonar image from 2003 with one from 2011 (see We can learn a great deal about historic ships’ pictures at p. 12-13) confirms this: the mound structures, rigging, equipment and weaponry, over the covered wrecks is gradually protruding and the cargo and personal possessions they more and more above the surrounding seabed. were carrying. This covers all aspects of life The 2011 image also shows that much less and work on board, and it can all be placed in remains of wrecks BZN 9 and 11, which were not a historical context. covered, than in 2003. The author hopes that a 2. These important find complexes are by no way can be found of preserving at least the co- means always safe in situ. They can be exposed vered wrecks BZN 2, 3, 4, 8 and 10 in situ or ex situ. to highly erosive natural processes. This is Preservation in situ will require annual inspection without doubt the case in the Burgzand study and, if necessary, rapid repair and suppletion. area, where sites are rapidly being lost. Preservation ex situ will involve excavation. In 3. Such important find complexes are probably both cases, some party needs to take on respon- much rarer than is often assumed. Though sibility, and have the authority to act on it. thousands of ships have been lost in the past, only a portion of them ended up in the sea- bed. Even then, the find complex is not enti- rely safe, because conditions are generally highly dynamic and natural degradation pro- cesses are always active. 4. The Malta Convention (1992) aims to provide 18 — Zusammenfassung und Schlussfolgerungen

1998 entstand der Plan für das Burgzandprojekt men. Das vorliegende Buch berichtet über die oder „Project waardestellende onderzoeken Untersuchung, die gewonnenen Erkenntnisse westelijke Waddenzee (Burgzand Noord)“ (Pro- und die entwickelten Methoden und Techniken. jekt Untersuchungen zur Wertfeststellung im westlichen Wattenmeer (Burgzand Nord)), wie Es besteht aus zwei Teilen. Im ersten Teil werden das Projekt mit vollem Namen heißt, das letzt­ in 6 Kapiteln einige Hintergründe des Burgzand- endlich bis 2005 dauern sollte. Der Plan hatte projekts und der Geschichte der Reede von Texel das Ziel, den Meeresgrund eines kleinen Be- umrissen. Zuerst wird festgestellt, wann das Ge- reichs der historischen Reede von Texel flächen- biet eigentlich befahrbar wurde. Das geschah am deckend auf das Vorhandensein historischer Ende des 12. Jahrhunderts, als infolge des end- Schiffswracks zu untersuchen und diese an­ gültigen Durchbruchs des Marsdieps südlich von schließend zu kartieren, zu datieren und ihren Texel eine Verbindung zwischen der Nordsee Wert für wissenschaftliche Untersuchungen und und der dahinterliegenden Zuiderzee (NB: die ihr Erhaltungspotenzial einzuschätzen. Für diese Bezeichnung Waddenzee (Wattenmeer) kommt Untersuchung wurde ein Gebiet (östlich von erst im 20. Jahrhundert auf) entstand. Im Laufe Texel) mit dem Toponym „Burgzand“ gewählt, des 13. Jahrhunderts entwickelte sich eine durch- das bereits auf Seekarten aus dem 17. Jahrhun- gehende Schifffahrt und am Ende dieses Jahr- dert zu finden ist. Das Projekt und die Unterwas- hunderts finden wir diesbezüglich die erste Er- serarchäologie hatten nur eine kurze Vorge- wähnung in historischen Quellen. In dieser Zeit schichte. 1985 wurde vom Minister für wurde südlich von der Insel vor Anker gegangen, Gemeinwohl, Gesundheit und Kultur der Nieder- aber durch ein sich wiederholendes Muster von lande Elco Brinkman die Abteilung für Unterwas- geologischen Prozessen kam es dort immer wie- serarchäologie [Afdeling Archeologie Onderwa- der von Neuem zu einer Versandung der geeig- ter] ins Leben gerufen (die später im neten Ankerplätze. Im Laufe des 15. Jahrhun­ Niederländischen Institut für Schiffs- und Unter- derts verlagerten sich die Ankergründe an die wasserarchäologie [Nederlands Instituut voor Ostseite der Insel, und dort erlebte die Reede Scheeps- en Onderwaterarcheologie] aufging, von Texel ihre Blütezeit zwischen ungefähr 1500 das heute zum niederländischen Zentralamt für und 1800. Eine Schätzung anhand historischer Denkmalpflege [Rijksdienst voor het Cultureel Daten über die vielen, oft katastrophalen Stürme Erfgoed] gehört), und 1988 wurde das niederlän- im Untersuchungsbereich macht deutlich, dass dische Denkmalschutzgesetz Monumentenwet ex- im gesamten Gebiet der Reede von Texel circa plizit auch unter Wasser für anwendbar erklärt. fünfhundert bis tausend Schiffe untergegangen Im Zeitraum von 1985 bis 1997 waren von den sein müssen. Meist geschah dies in der Tat wäh­ staatlichen Unterwasserarchäologen zwei Aus- rend eines schweren Sturms und manchmal wa- grabungen an Schiffswracks bei Texel durchge- ren gleichzeitig Dutzende von Schiffen betroffen. führt worden. Es war ein guter Start, aber den- Das heißt jedoch nicht, dass dort nun Hunderte noch war diese Disziplin zu Beginn des von Schiffswracks erwartet werden dürfen. Eine Burgzandprojekts noch sehr jung, sicherlich im Schiffskatastrophe war ein heftiges Ereignis, bei Vergleich zur Landarchäologie. Es waren aber dem die Schiffe völlig zerschlagen oder zum Bei- inzwischen viele Hunderte von - vermuteten - spiel ganz bis zur friesischen Küste getrieben Wrackpositionen ins Meldungsarchiv aufgenom- werden konnten. Nach einem Sturm wurden men worden, ohne dass bekannt war, was an all außerdem - wenn die Möglichkeit bestand - die diesen Orten tatsächlich lag und welche Pflege Reste so weit wie möglich geborgen. Wahr- des archäologischen Erbes dort notwendig war. scheinlich ist nur ein Bruchteil der Schiffe, die Das Burgzandprojekt zielte darauf ab, durch In- untergegangen sind, im Meeresboden versun- ventarisierung und Wertfeststellung für einen ken. Teil des unter Wasser liegenden Kulturerbes ei- nen Schritt in die richtige Richtung zu unterneh- Schiffswracks können in niederländischem Was- 19 —

sergrund jahrhundertelang in einigermaßen gu- malpflege der Niederlande) seine Arbeit tem Zustand erhalten bleiben, vorausgesetzt sie logistisch organisierte und wie an die Unter- wurden schnell von Sedimenten überdeckt - und suchung unter Wasser herangegangen wurde. sind überdeckt geblieben! Manchmal können sie jedoch aus unterschiedlichen Gründen wieder Eine Technik verdient eine spezielle Erwähnung: freigespült werden und dann können einige beim Burgzandprojekt wurde eine Methode ent- natürliche Prozesse einen stark erosiven Einfluss wickelt, mit der Schiffswracks, die freigespült auf die Wrackreste ausüben. Solche „natürlichen werden, kostengünstig geschützt werden kön- Prozesse als Störer“ können in drei Kategorien nen. Dabei werden die Fundplätze bis weit über eingeteilt werden. Erstens treten Prozesse me- die gefundenen Grenzen der Wrackreste hinaus chanischer Art auf. Man denke an starke Gezei- mit Gerüstschutznetzen abgedeckt. Das Wir- tenströmungen, das Scheuern durch den ständig kungsprinzip der Gerüstschutznetze beruht hin und her getriebenen Sand, die Wirkung der darauf, dass dem weiteren Wegspülen von da- Wellenenergie auf dem Grund oder in strengen runterliegendem Material direkt entgegenge- Wintern manchmal vorkommendes Eistreiben, wirkt wird. Außerdem wurde in der Strömung das an seichten Stellen den Grund berühren über das Netz getriebener Sand eingefangen und kann. Zweitens treten chemische Prozesse auf, dadurch ist es in einigen Fällen gelungen, den wie Rosten und galvanische Korrosion. Drittens Grund sogar einen Meter anzuheben und ausge- spielen biologische Faktoren eine Rolle. Man schliffene Rinnen wieder aufzufüllen. Sobald der denke an allerlei Lebensformen unterschiedli- Fundplatz wieder unter dem Sand liegt, ist er si- cher Art, von Bakterien bis zu größeren Tieren, cher vor dem Schiffsbohrwurm und es kann wie den berüchtigten Schiffsbohrwurm (Teredo durch Schleppnetzfischerei nicht versehentlich navalis), die die vorhandenen organischen Mate- Schaden am Wrack oder am Fundmaterial ange- rialien auffressen. Vor allem das zuletzt genann- richtet werden. Die Methode hat sich als so te (Schalen-)Tier ist in der Lage, sogar schwere brauchbar erwiesen, dass sie mittlerweile an Konstruktionen aus (Eichen-)Holz innerhalb ei- verschiedenen Orten in Europa angewandt wur- nes Zeitraums von höchstens 10-15 Jahren voll- de. Der erste Teil des Buchs enthält auch eine ständig zu ruinieren. Diese Prozesse werden sehr umfassende Beschreibung dieser Technik. hier ausführlich behandelt, weil dieses Wissen für die Ausgestaltung des Konzepts der Erhaltung Im zweiten Teil wird zu den jeweiligen Wracks in situ wichtig ist. Außerdem werden auch einige auf die Ergebnisse der durchgeführten Unter- Auswirkungen menschlicher Aktivitäten, wie suchungen eingegangen. Im Gebiet Burgzand Schleppnetzfischerei und Bergung durch wurden bis 2005 auf einer Fläche von circa 1200 Taucher, beschrieben. x 600 m an zwölf verschiedenen Orten Reste his- torischer Schiffe gefunden. An jedem Ort wurde Die Feldarbeit der Unterwasserarchäologen er- so gut wie möglich ermittelt und kartiert, welche folgt unter ganz anderen Bedingungen als die Teile des Schiffs, der Ausrüstung und der Ladung der Landarchäologen. So müssen die Taucher erhalten geblieben waren, wann die Schiffe ge- stets allerlei tauchtechnische Aspekte berück- baut worden sind und gesunken waren und wel- sichtigen, die die verfügbare Tauchzeit beschrän- che Funktion sie im Fahrgebiet hatten. Dabei ist ken, aber auch schlechte Sicht oder starke Strö- es wichtig, sich zu vergegenwärtigen, dass die mung, die das Arbeiten unter Wasser behindern. Untersuchungen keine kompletten Ausgrabun- Um dem Leser einen Einblick in die praktischen gen waren. Deshalb konnten nicht alle Fragen (Un-)Möglichkeiten der Arbeit zu geben, wird für jede Position mit der gleichen Sicherheit be- ausführlich beschrieben, wie das professionelle antwortet werden, aber es wurde immer ver- archäologische Tauchteam von NISA/ROB (nie- sucht, die Wrackreste dennoch geschichtlich klar derländisches Institut für Schiffs- und Unterwas- einzuordnen und ihr Untersuchungspotenzial serarchäologie / Staatliches Amt für Bodendenk- einzuschätzen. 20 —

Abhängig von diesen Erkenntnissen wurden an- Westindienfahrer aus der Mitte des 18. Jahrhun- schließend an den verschiedenen Fundplätzen derts handelte - den einzigen, den wir bislang in unterschiedliche Vorgehensweisen verfolgt. den Niederlanden kennen - der Kaffeebohnen in Zwei der zwölf Wracks wurden bereits nach kur- Fässern aus tropischem Hartholz und Kakao ge- zer Zeit als nicht vollständig und nicht erhaltens- laden hatte. Wrack BZN 8 wurde in der Region wert beurteilt: die Wracks BZN 13 und 16. Sie als eine 1654 gesunkene VOC-Galiot (de Lelie) be- wurden im Laufe der Jahre von Zeit zu Zeit inspi- trachtet, aber es stellte sich heraus, dass es sich ziert, aber die Beurteilung musste nicht korri- um ein großes Schiff mit Merkmalen ausländi- giert werden. Vier der zwölf Wracks, BZN 11, 12, scher Bauart handelte. Eine Ladung wurde nicht 14 und 15, wurden nicht abgedeckt und somit im vorgefunden, jedoch eine Bronzeglocke des Grunde aufgegeben. Das Untersuchungspoten- berühmten Bronzegießers und Glockenspielbau- zial war zu einseitig, sie waren bereits zu weit ers Franciscus Hemony aus dem Jahre 1658. ausgespült und angegriffen und/oder wegen Darüber hinaus wurde viel interessantes Klein- schnell heranrückender tiefer Strömungsrinnen material gefunden, darunter Navigationsinstru- ganz klar nicht mehr zu schützen. Fundmaterial mente und Kleidungsreste aus Wolle. Das Wrack wurde so weit wie möglich durch kleine Notaus- ist wahrscheinlich kurz nach 1658 untergegan- grabungen sichergestellt. Ferner wurden der gen, möglicherweise im katastrophalen Sturm Prozess und die Geschwindigkeit des Verfalls ge- vom 18. auf den 19. September 1660. Wrack BZN nau verfolgt. Der Prozess und die Geschwindig- 10 war ein großes, mit vielen kleinen Kanonen keit waren eindrucksvoll, und im gesamten Buch bewaffnetes Handelsschiff aus der zweiten Hälf- wird versucht, dem Leser einen Eindruck von den te des 17. Jahrhunderts. Es hatte eine gemischte schwerwiegenden Folgen für das Kulturerbe zu Ladung an Bord, darunter Hunderte von Tonkrü- vermitteln. gen mit Bentonit und Urin für die Textilindustrie, Kisten mit Schiefer, Kisten mit verschiedenen Fünf der Wracks hatten ein großes Unter- Messing- und Eisenwaren und Fässer mit Trau- suchungspotenzial und sind vollständig abge- ben; dazu wurden viele Reste der Ausrüstung deckt worden, bis weit über die Grenzen hinaus, und der Takelage gefunden. Dieses Wrack war wo tatsächlich Wrackreste aus dem Meeresbo- zum Zeitpunkt unserer ersten Untersuchung den herausragten. In all diesen Fällen war viel noch außergewöhnlich intakt und das Freispülen Schiffskonstruktion erhalten geblieben, im Zu­ hatte damals erst vor Kurzem begonnen. sammenhang mit verschiedenen Resten der Ausrüstung, Bewaffnung, Ladung und ähnliches. Von Wrack BZN 9 (Mitte des 17. Jahrhunderts) Wrack BZN 2, das in der Region den Beinamen war zwar viel Schiffskonstruktion erhalten „Pools kanonnenwrak“ (polnisches Kanonen- geblieben, aber sie war zum Zeitpunkt unserer wrack) hat, war ein Ostseefahrer (drittes Viertel ersten Untersuchung an der Oberseite bereits des 17. Jahrhunderts) mit einer gemischten La- schwer angegriffen und Fundmaterial wurde fast dung, die unter anderem Grundstoffe und Halb- nur im Vor- und Achterschiff gefunden. Ein Kom- fabrikate, wie Metalle, Waldprodukte, Textilien plex Pisa-Tongeschirr als Ladung in der Kajüte unterschiedlicher Art und Qualität und außer- deutete darauf hin, dass das Schiff möglicher- dem Bewaffnung, Ausrüstung und persönliche weise für die Fahrt durch die Straße von Gibral- Besitztümer umfasste. Wrack BZN 3 war mögli- tar ins Mittelmeer eingesetzt wurde. Hier wur- cherweise der Ostindienfahrer Rob, der kurz nach den nur die Fundbereiche abgedeckt und es der Rückkehr von der Teilnahme an der See- wurde systematisch verfolgt, welche Unterschie- schlacht bei Duins (1639) während eines Sturms de in der Verschlechterung des Zustands zwi- auf der Reede von Texel im Januar 1640 gesun- schen abgedeckten und nicht abgedeckten Tei- ken ist. Wrack BZN 4 war in der Region als ein len auftreten würden. Der Unterschied erwies kleiner Leichter mit Wasserfässern bekannt, aber sich als groß: es wurde festgestellt, dass die frei- es stellte sich heraus, dass es sich um einen gelegte Konstruktion Jahr für Jahr von der 21 —

Schleppnetzfischerei getroffen wurde und wie kommen, sodass jetzt die Frage beantwortet der Schiffsbohrwurm und andere natürliche Pro- werden konnte, warum im Gebiet Burgzand zesse ihr destruktives Werk taten, während die nach Jahrhunderten relativer Stabilität nun eine abgedeckten Teile stabil blieben. so starke Sandabtragung stattfindet. Es wurde deutlich, dass ein menschlicher Eingriff in großem Von zwölf untersuchten Wracks sind somit fünf räumlichem und zeitlichem Abstand eine derartige physisch geschützt und damit die übrigen sieben Störung im Wasserhaushalt bewirken kann, dass de facto aufgegeben worden. In Anbetracht der Jahrzehnte später archäologisches Erbe schein- knappen Mittel für die weitere Untersuchung bar „plötzlich“ in hohem Tempo verloren gehen und Verwaltung musste eine Wahl getroffen kann. In diesem Fall war es das Abdichten des werden. Dennoch ist es wichtig, hier eine Rand- Abschlussdeichs 1932, welches zur Folge hatte, bemerkung hinzuzufügen. Aufgrund der noch dass der hereinkommende Flutstrom einen an- äußerst kurzen Tradition der unterwasserar- deren Weg suchen musste. Dies führte unter an- chäologischen Untersuchung gibt es in den Nie- derem zu den tief greifenden Veränderungen derlanden nur in geringem Umfang Unter- rund um Burgzand und zum Verschwinden von suchungen, Wissen und Veröffentlichungen auf mehreren Metern Sediment in diesem Bereich, diesem Gebiet. Jedes der nun aufgegebenen in denen verschiedene Wracks bis zu diesem Wracks hatte gewiss neue Erkenntnisse über den Zeitpunkt ausgezeichnet erhalten geblieben wa- Bau dieser historischen seegängigen Schiffe lie- ren. Anschließend waren es rein natürliche Pro- fern können. In den IJsselmeerpoldern, wo seit zesse, die ihre nie endenden Auswirkungen auf den Trockenlegungen fast 500 Schiffswracks ge- die freigespült werdenden Wracks hatten (bis funden wurden - auch dort wurde nur ein Teil auf die vereinzelten Auswirkungen der Schlepp- dokumentiert - sind die nachmittelalterlichen netzfischerei und des Tauchens). Vergleichbare Wracks nahezu ausschließlich Binnenschiffe. Auswirkungen meint der Autor auch anderswo Auch wenn es sich dabei um eine ganze Menge erkannt zu haben, zum Beispiel infolge des Ab- unterschiedlicher Schiffstypen handelt, sind es dichtens des Sturmflutwehrs in der Oosterschel- grundlegend andere Wasserfahrzeuge als die de oder des Verlängerns der Hafenmolen von seegängigen Schiffe wie wir sie bei Texel finden. Hoek van Holland, Scheveningen und IJmuiden. Bei den Seeschiffen des 15. bis 18. Jahrhunderts Daraus kann abgeleitet werden, dass zum Bei- haben wir noch kaum die Gelegenheit gehabt, spiel auch das Anlegen einer zweiten Maasvlakte Originalreste zu studieren, und dasselbe gilt für oder zukünftiger Windparks auf See solche die dazugehörigen Fundkomplexe, obwohl diese „unerwarteten“ Folgen für das archäologische Seeschiffe für unsere Geschichte als maritime Erbe haben wird, manchmal viele Dutzende Kilo- (Handels-)Nation so wichtig waren. meter entfernt und möglicherweise erst Jahre später. Wie werden wir dies in zukünftigen Raum­ Eine der Fragen, mit der dieses Projekt begann, ordnungsverfahren berücksichtigen? Wie wer- war, ob wir durch eine gebietsorientierte Vorge- den wir in Fällen dieser Art mit dem Prinzip um- hensweise einen besseren Einblick in die Art und gehen, dass der Störer bezahlt? die Hintergründe der Verfallsprozesse an den Wracks erhalten könnten. Wie sich gezeigt hat, Die Erkenntnisse können in vier Feststellungen ist das mit Sicherheit der Fall. Wir haben gese- mit politischer Bedeutung zusammengefasst hen, wie verschiedene Verfallsprozesse nebenein­ werden: ander abgelaufen sind, in den aufeinanderfol- 1. Aufgrund der manchmal günstigen Konser- genden Stadien ihrer Auswirkungen. Dadurch ist vierungsbedingungen können in den Nieder- ein viel umfassenderes und lebendigeres Bild landen unter Wasser besonders „wertvolle“ entstanden, als wenn nur an einem Wrack in der Fundkomplexe gefunden werden. Auf der Region gearbeitet worden wäre. Gleichzeitig ha- früheren Reede von Texel und im Teilgebiet ben wir einen Blick für das größere Ganze be- Burgzand ist dies sicher auch der Fall. Wir 22 —

können dort viel über historische Schiffskon- Die vier zuvor aufgeführten Feststellungen gel- struktionen, Takelage, Ausrüstung, Bewaff­ ten übrigens auch für viele andere unter Wasser nung, Ladung und persönliche Besitztümer liegende archäologische Fundplätze. Kehren wir erfahren. Es betrifft alle Aspekte des Woh- zum Schluss noch einmal zu unserem spezifi- nens, Lebens und Arbeitens an Bord und dies schen Untersuchungsbereich mit den zwölf alles kann in einen historischen Kontext ein- Wracks im Gebiet Burgzand zurück. Während der geordnet werden. Laufzeit des Projekts ist klar geworden, dass 2. Die wertvollen Fundkomplexe sind in situ lange ohne physischen Schutz die Wahrscheinlichkeit nicht immer sicher. Sie können extrem erosiven des Erhalts der Schiffswracks in situ gleich null ist. natürlichen Prozessen ausgesetzt sein. Im Wo wir Schiffswracks tatsächlich abgedeckt ha- Untersuchungsbereich im Gebiet Burgzand ist ben, sind die Fundplätze vorläufig effektiv erhal- das zweifellos der Fall. Die Fundplätze gehen ten geblieben, während sich der Boden im ge- dort in hohem Tempo verloren. samten umliegenden Gebiet erheblich 3. Solche wertvollen Fundkomplexe sind wahr- abgesenkt hat. Der Vergleich der Bilder eines scheinlich viel seltener als oft angenommen Multibeam Sonars aus dem Jahre 2003 und 2011 wird. Es sind zwar in der Vergangenheit Tau- zeigt es noch einmal deutlich: Die abgedeckten sende von Schiffen untergegangen, aber nur Wracks ragen immer mehr wie ein Buckel aus ein Teil davon ist im Grund versunken. Auch ihrer Umgebung heraus. Auf dem Bild von 2011 dann ist ein Fundkomplex nicht wirklich si- (sehe Abbildungen auf S. 12-13) ist außerdem zu cher, denn die Umstände sind oft sehr dyna- sehen, dass von den nicht abgedeckten Wracks misch und natürliche Verfallsprozesse laufen BZN 9 und 11 viel weniger übrig ist als 2003. Der immer ab. Autor hofft, dass eine Methode gefunden wer- 4. Die europäische Konvention von Malta (1992) den kann, um wenigstens die abgedeckten zielt darauf ab, das Kulturerbe, das sich im Wracks BZN 2, 3, 4, 8 und 10 in oder Boden befindet, besser zu schützen als früher. ex situ zu erhalten. Für die Erhaltung in situ ist Die Art und Weise, wie die Konvention in den eine jährliche Inspektion und - wenn nötig - eine Niederlanden umgesetzt wurde, fußt auf drei schnelle Reparatur und Ergänzung eine wichtige Prinzipien: 1) Erhaltung in situ; 2) in der Rau- Voraussetzung. Für die Erhaltung ex situ muss mordnung muss archäologisches Erbe früh- eine Ausgrabung erfolgen. In beiden Fällen wird zeitig berücksichtigt werden; 3) Finanzierung eine Partei benötigt, die die Verantwortung fühlt nach dem Prinzip, dass der Störer bezahlt. und die Befähigung hat, diese Verantwortung „Malta“ bietet jedoch leider keine Lösung für Situ- auf sich zu nehmen. ationen wie im Gebiet Burgzand. Dort ist nicht die Rede von einem Störer, der die Un- tersuchung bezahlen muss. Natürliche Pro- zesse wirken schließlich als Störer, möglicher- weise mit einem lange zurückliegenden menschlichen Eingriff - dem Bau des Ab- schlussdeichs - als Katalysator. 23 1 Inleiding —

archeologie kon worden bedreven volgens de 1.1 Voorgeschiedenis van het project geldende wetenschappelijke standaarden. In het ‘Waardestellende onderzoeken in de heldere water van de Middellandse Zee, bij Kaap westelijke Waddenzee (Burgzand)’ Gelidonya (Turkije), was in 1960 de jonge Ameri- kaanse archeoloog George Bass gestart met zijn opgraving van een scheepswrak en zijn lading uit Maritieme archeologie in Nederland: de Bronstijd.2 Hij profiteerde van tamelijk re- een korte traditie cente technische ontwikkelingen: in 1943 had de Franse uitvinding van scuba-duikapparatuur het Onderwaterarcheologie is een jong specialisme. mogelijk gemaakt om op relatief eenvoudige Toen in 1985 door minister Elco Brinkman van wijze enige tijd onder water te verblijven.3 Dit Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) in had daar in de jaren 1940 en 1950 geleid tot een Rijswijk de Afdeling Archeologie Onderwater snelle opkomst van de duiksport. (AAO) werd opgericht, was het pas 25 jaar gele- den dat was aangetoond dat ook onder water

Afb. 1.1 Schepen zijn een belangrijk onderwerp van de scheepsarcheologie; niet alleen zeegaande schepen (L), 2 Throckmorton 1987, 8-33. waarvan de wrakken op de Rede van Texel worden gevonden, maar ook binnenvaartschepen, zoals in de 3 Self Contained Underwater Breathing Apparatus (SCUBA) was een IJsselmeerpolders zijn gevonden (R). Schilderijen kunnen ons veel leren over de buitenkant van schepen boven de ontwikkeling, waaraan onlosmakelijk de waterlijn, maar over de binnenkant, onderkant of lading zeggen ze niets. Detail uit schilderij van H.C. Vroom, naam van Jacques-Yves Cousteau is verbonden, naast die van Emile Cagnan. Gezicht op Hoorn, 1622. Zie: Throckmorton 1987, passim. 24 —

Archeologie onder water: terminologie ren als havens, kadewerken, scheepshellingen In Nederland worden de termen onderwater- en dergelijke worden inbegrepen. Tegenwoor- archeologie, scheepsarcheologie en maritieme dig zijn zelfs het betrokken achterland en de archeologie naast en door elkaar gebruikt. In vele toeleverings- en verwerkingsindustrieën de internationale vakwereld is breed gediscus- onderwerp van studie. Men spreekt dan van sieerd over de meest geschikte term voor ar- ‘maritieme landschappen’. cheologisch onderzoek onder water.4 Er zijn Waar wordt gesproken van ‘onderwaterar- verschillende alternatieve benamingen voor- cheologie’ gaat het in de praktijk overwegend gesteld: naast ‘maritime archaeology’ ook om resten van gezonken schepen en alles wat ‘marine-’, ‘nautical-’, ‘naval -’, ‘underwater-’, daarmee samenhangt, maar men kan zeker ‘boat and ship-archaeology’ en ‘archaeology ook denken aan verzonken landschappen of of water transport’. Al deze termen hebben resten van bouwwerken, zoals bruggen uit de nuanceverschillen in betekenis en geen enkel Romeinse Tijd.5 Wat betreft de uitgangspun- begrip dekt het onderwerp in al zijn aspecten. ten is onderwaterarcheologie ‘gewoon’ ar- Uit de internationale discussie is de eerstge- cheologie, die zich toevallig, maar wel ingrij- noemde term - in het Nederlands: ‘maritieme pend van de archeologie op het land archeologie’ – naar voren gekomen als de onderscheidt door zijn werkmilieu en de toe te meest toepasselijke. Maritieme archeologie is passen technieken. Zo moeten archeologen een thematisch specialisme, waarmee wordt die onder water werken het vak van duiker op onderzocht hoe mensen vroeger gebruik- hoog niveau beheersen en krijgen ze te maken maakten van de vaarwegen van de wereld, met specifieke ARBO-wetgeving. Schepen en waarbij het transportmedium, de verschillen- hun brede context vormen (meestal) de the- de soorten vaartuigen, in het brandpunt van matische specialisatie binnen het archeolo- de belangstelling staat. Men zou daarom van gisch onderzoeksveld. ‘scheepsarcheologie’ kunnen spreken, al doet Het werk van het archeologisch duikteam op die term niet helemaal recht aan de breedte het Burgzand dat het onderwerp vormt van dit van het onderzoeksobject. Het gaat immers boek, is te vatten binnen alle drie de begrip- niet alleen om scheepsconstructies, maar ook pen: het valt uiteraard onder de definitie van om de uitrusting, bewapening, lading en de maritieme archeologie, maar is meer in het persoonlijke bezittingen: kortom om alle as- bijzonder scheepsarcheologie, en wel onder pecten van het wonen, leven en werken aan water. Alle drie de disciplines dienen de ar- boord. Daarnaast wordt ruime aandacht be- cheologische monumentenzorg (AMZ), die steed aan de rol van schepen, scheepsbouw zich in Nederland sinds 1985 expliciet ook on- en scheepsladingen in de diverse, sociale, eco- der water uitstrekt. nomische en militaire systemen. Ook structu-

Hoe anders waren de condities in Nederlandse tuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) wateren: daar heersen dikwijls slecht zicht en van een coördinator onderwaterarcheologie. De een harde getijdenstroming en het is er vaak on- archeoloog in opleiding Thijs Maarleveld kreeg aangenaam koud. de opdracht de problematiek in kaart te brengen Door deze factoren heeft het in ons land wat en te adviseren hoe de rijksoverheid hier mee langer geduurd eer de duiksport er populair om moest gaan. Dit leidde in 1985 tot het besluit 4 Muckelroy 1978; McGrail 1984; Green werd, namelijk vanaf de jaren 1960-1970. Al snel van de eerdergenoemde minister Brinkman dat 1990/2004. Ook NISA/ROB en het daaraan verbonden werden ook in onze wateren archeologische de Monumentenwet expliciet ook onder water professioneel archeologisch duikteam vondsten gedaan, wat in 1980 leidde tot de aan- van toepassing verklaard moest worden. Dit re- hebben hun taak altijd ruim opgevat; zie bijvoorbeeld: Manders 2002; Vos 2004b. stelling bij het toenmalige ministerie van Cul- sulteerde in de Monumentenwet van 1988 – en 25 —

Afb. 1.2 Helaas is het zicht onder water niet overal in Nederland zoals hier in het Oostvoornse Meer in de winter van 1987. tot de bovengenoemde oprichting van de AAO.6 buiten de twee lopende opgravingen, terwijl het In de eerste jaren richtte de AAO haar aandacht aantal meldingen ‘van onderwater’ begon op te voor een belangrijk deel op het ontwikkelen van lopen. Toen in het midden van de jaren 1990 de methoden en technieken, geschikt om in de Ne- afronding van beide opgravingen in zicht kwam, derlandse omstandigheden archeologie onder begon binnen de AAO de discussie welke van de water te bedrijven volgens de gewenste stan- vele vondstmeldingen aanleiding gaven tot een daarden. Hiertoe werd grootschalig opgegraven volgend onderzoek. Men constateerde al snel op twee verschillende locaties: het midden-17de- dat er te weinig bekend was over de aard van die eeuwse wrak Aanloop Molengat in de Noordzee meldingen om onderbouwde keuzes te kunnen ten westen van Texel en het laat-16de-eeuwse maken. Feitelijk was het meldingenarchief niet wrak Scheurrak SO 1 in de Waddenzee ten oos- meer dan een lange reeks opgegeven geografi- ten van dat eiland. Aan die opgravingen werd sche posities, met daaraan gekoppeld enkele ad- ‘s zomers meegewerkt door grote aantallen, ministratieve gegevens zoals vinder, melder en meest vrijwillige projectmedewerkers, vooral vondstdatum. Het ontbrak echter bijna volledig studenten en hobby-onderwaterarcheologen uit aan inhoudelijke gegevens, zodat geen berede- binnen- en buitenland. ’s Winters was het aantal neerde uitspraken konden worden gedaan over medewerkers altijd veel kleiner, waardoor de in het onderzoekspotentieel. de voorgaande zomer verzamelde resultaten zelden konden worden verwerkt tot een com- Van reactief naar proactief plete publicatie, laat staan een synthese. Wel Eind 1994 veranderden de omstandigheden werden gaandeweg de broodnodige kennis van waaronder de AAO zijn veldwerk kon doen in- en ervaring met archeologisch onderzoek en grijpend door de introductie van het Duikbesluit, monumentenzorg onder water opgedaan. Ook een geheel nieuw element in de ARBO-wetge- konden door de structurele aanwezigheid van de ving. Hierin werd onder meer bepaald dat arbeid AAO ‘in het veld’ goede contacten met de diver- onder overdruk (in dit geval: onder water) voort- se lokale groepen duikers worden opgebouwd. aan alleen mocht worden uitgevoerd door per- Gezien de beperkte capaciteit kon slechts spora- sonen met een erkend beroepsduikcertificaat. disch aandacht worden besteed aan objecten Sportduikers, hoe ervaren en hoog gebrevet- 6 Maarleveld 1993; Vos 2009b. 26 —

Afb. 1.3 Detail van de vindplaats Aanloop Molengat. We zien onder andere kanonnen, loodbaren en tinrollen.

teerd ook, mochten zonder zo’n certificaat niet deels worden ingezet op de gezamenlijke ver- meer meedoen aan archeologisch onderzoek huizing van het Centrum voor Scheepsarcheolo- van de AAO. In 1995 volgden daarom de eigen gie (CSA) uit Ketelhaven8 en de oude AAO uit medewerkers en de vaste vrijwilligers de nodige Alphen aan den Rijn naar een nieuw, speciaal beroepsduikopleidingen. De werkstructuur werd voor het scheepsarcheologisch onderzoek ont- aangepast en na een seizoen ‘proefdraaien’ in worpen gebouw in Lelystad, gelegen naast de 1996 werd vanaf 1997 gewerkt met een gespeci- Bataviawerf aan het water van het Markermeer.9 aliseerd professioneel archeologisch duikteam in Het seizoen 1998 werd door het duikteam aan- vaste dienst. Hierna wordt daarom niet meer ge- gegrepen om een aantal verkenningen uit te sproken van de AAO, maar van het professioneel voeren (zie kadertekst op p. 30) met verschillen- archeologisch duikteam van NISA/ROB, dat on- de groepen sportduikers, en wel op die wrakken der leiding stond van de auteur.7 die door deze groepen als bijzonder veelbelo- In 1996 en 1997 werden de opgravingen Aanloop vend waren omschreven. Vaak bleken dat echter 7 Vos 2009b. Molengat en Scheurrak SO 1 afgerond. Het jaar vrijwel lege scheepsrestanten te zijn, terwijl bij 8 Reinders 1986; Van Holk 2009. 9 Morel en Oosting 1999, 5-9. daarop moest de beschikbare capaciteit groten- diverse duikers thuis grote aantallen vondsten 27 —

Afb. 1.4 Archeologische tekening van het Scheurrak SO 1. Dit 16de-eeuwse wrak is volledig opgegraven tussen 1987 en 1996.

29 —

uit de betreffende wrakken te zien waren. Het duikteam werd bekropen door het gevoel dat 1.2 Project ‘Waardestellende onderzoeken het, bij uitsluitend reactief uitvoeren van waarde- in de westelijke Waddenzee rend onderzoek – dat wil zeggen: het onderzoek (Burgzand)’ van wrakken waar sportduikers pas melding van maakten nadat ze er zelf al langere tijd vondsten hadden verzameld – in wetenschappelijke zin Gekozen werd voor een stuk zeebodem van circa altijd achter het net zou vissen. Zo ontstond het 1500 x 1000 m op het Burgzand, een naam die al idee om proactief op te gaan treden door in een op 17de-eeuwse kaarten voorkomt. Het is on- historisch belangrijk gebied – een deel van de derdeel van de langgerekte zone ten oosten van vroegere Rede van Texel – een nauwkeurig af te Texel, waar schepen voldoende diep water tot bakenen gebied te kiezen, waarvan door meldin- hun beschikking hadden en enigszins beschut gen van lokale vissers en duikers bekend was dat konden ankeren. Het was de bedoeling om de zich daar meerdere resten van gezonken sche- zeebodem in dit gebied compleet dekkend in pen moesten bevinden. kaart te brengen met sidescan sonar en alle ge- vonden onregelmatigheden in de bodemmorfo- logie te verkennen tijdens een duikonderzoek. Vervolgens zouden alle wrakresten van archeo-

Afb. 1.5 Puntenwolk van vondstmeldingen: in rood door sportduikers, in groen door Rijkswaterstaat en de zwarte punten staan voor door het duikteam genomen posities. 30 —

logische waarde die gevonden werden, in kaart gebracht, zoals de geschiedenis van het gebied worden gebracht en gewaardeerd. Per wrak zou- in samenhang met het geschatte onderzoekspo- den de exacte coördinaten kunnen worden vast- tentieel, of de processen van natuurlijke en an- gelegd. Tot dan toe bestond het bestand aan tropogene (door mensen veroorzaakte) erosie. vondstmeldingen op het Burgzand uit een enor- Dit laatste aspect was van bijzonder belang voor me puntenwolk van bij verschillende gelegenhe- de gedachtevorming over het beginsel van be- den gemelde posities, zonder dat bekend was houd in situ. Door een aantal jaren achtereen op welke posities bij welk wrak hoorden, of zelfs dezelfde wrakken te duiken, zou concreter dan om hoeveel wrakken het eigenlijk ging. Door de voorheen vastgesteld en gedocumenteerd kun- gebiedsgerichte aanpak zouden ook verschil- nen worden op welke wijze en hoe snel de indi- lende ontwikkelingen in kaart kunnen worden viduele wrakken eroderen.

Verkenningen en waardestellend onderzoek onderzoeks- en bewaarpotentieel van de be- Vóór de implementatie van het Verdrag van treffende site. Tijdens zo’n waardestellend Malta inzake de bescherming van het archeo- onderzoek hoefde meestal helemaal niet te logisch erfgoed werd in de systematiek van worden gegraven, omdat een aanzienlijk deel het professioneel archeologisch duikteam van van het vondstcomplex al vrijgespoeld aan het NISA/ROB onderscheid gemaakt tussen ‘ver- bodemoppervlak lag. In uitzonderlijke geval- kennend onderzoek’ en ‘waardestellend on- len kon, op grond van een overzichtstekening derzoek’. Bij een verkenning ging het slechts en interpretatie van de vindplaats, worden be- om twee vragen, die meestal na één- of twee- sloten om één of meer proefsleuven te gra- maal duiken konden worden beantwoord: ligt ven. Doel van de proefsleuven was altijd het op de aangegeven positie iets van archeologi- vaststellen van de exacte omvang en grenzen sche waarde (ja/nee) en zo ja, lijkt het belang van het vondstcomplex. Er werd bijvoorbeeld van dien aard dat het archeologisch duikteam gekeken of een missend vlak of boord op de hier aandacht aan zou moeten besteden (ja/ verwachte plaats in de ondergrond aanwezig nee)? Indien beide vragen met ja beantwoord was, of dat voor- en/of achtersteven nog aan- konden worden, kon capaciteit van het duik- wezig waren. Dit was van essentieel belang team worden ingezet voor een waardestellend voor het later aanbrengen van een fysieke be- onderzoek. De vragenlijst was in dat geval scherming en voor het vaststellen van het on- aanzienlijk uitgebreider en was erop gericht derzoekspotentieel. een redelijk complete indruk te krijgen van het 31 —

Vraagstellingen sprake van erosie op site-niveau en is het Uiteindelijk bleken in dit beperkte gebied op gebied als geheel relatief stabiel met een mate twaalf plaatsen resten te liggen van scheeps- van erosie, zoals die al eeuwen min of meer wrakken, verspreid over een oppervlak van circa sluipend heeft plaatsgevonden, of is het 1200 x 600 m. Deze zijn alle in kaart gebracht, gebied tegenwoordig als geheel onderhevig geïnterpreteerd en gewaardeerd. Per individuele aan grootschalige erosie en zullen in principe site waren steeds de volgende vragen leidend: alle wrakken in deze omgeving ten prooi vallen aan versnelde erosie? • Welke delen van het schip zijn bewaard • Is in het laatste geval een vermoedelijke gebleven? oorzaak en startmoment aan te wijzen? • Waar en hoe liggen de delen ten opzichte van • Kunnen de factoren worden benoemd, die het elkaar? grootste en meest destructieve effect hebben • Wat is vorm en omvang van de resterende op behoud van de scheepswrakken in dit delen? specifieke gebied? We maken hier onderscheid • Wat is er over van uitrusting, bewapening, tussen natuurlijke en antropogene processen, lading, persoonlijke bezittingen, e.d.? maar benoemen ze beide. • Wat is er te zeggen over functie, nationaliteit, • Is het mogelijk om door een aantal jaren herkomst of bestemming? systematisch de processen van een aantal • Wat is de datering van de bouw van het schip? wrakken te volgen te komen tot méér dan een • Wat is de datering van de ondergang van het abstracte beschrijving van degradatie? Is het, schip? met andere woorden, mogelijk om een aantal • Hoe gaaf of hoe aangetast zijn schip, uitrusting voorbeelden zó aanschouwelijk te beschrijven en lading? dat een gevoel van urgentie kan worden • Zijn er veel of bijzondere details bewaard? gewekt bij de verschillende belanghebbenden? • Wat zijn de bedreigingen en de kansen voor • Is als gevolg van de ontstane inzichten een behoud in situ? praktische methode te ontwikkelen die in deze • Wat is de positie? omstandigheden de extreem snelle degradatie • Wat zijn de duikomstandigheden? kan vertragen? Deze kan lopende het project worden getest. Kortom: wat is het onderzoekspotentieel van de • Ten slotte zal de vraag expliciet beantwoord individuele site en wat zijn de mogelijkheden de moeten worden of een gebiedsgerichte informatie in of ex situ te behouden? benadering inderdaad meerwaarde heeft en Zoals hierboven is aangegeven, werden voor­ wellicht kan leiden tot een betere maritiem- delen gezien in een gebiedsgerichte benadering, archeologische monumentenzorg. niet alleen vanuit een logistiek, maar zeker ook vanuit een inhoudelijk oogpunt. Voorheen wa- ren de (sporadisch voorkomende) verkenningen 1.3 Opzet van het boek en waardestellende onderzoeken in beginsel ge- richt op individuele vindplaatsen. De nieuwe aanpak zou kunnen leiden tot een aantal ge- Over dit project en het onderzoek is diverse ma- biedsbrede inzichten en een beter begrip van de len eerder door de auteur, destijds leider van het diverse natuurlijke processen, die bepalen of een project, voorlopig en kort verslag gedaan.10 De scheepswrak eeuwenlang redelijk goed bewaard bedoeling is om in dit boek een vollediger over- kan blijven of binnen luttele jaren volledig wordt zicht te geven van het project, de achtergronden opgeruimd. Voor het gebied als geheel werden en de resultaten. de vragen als volgt geformuleerd: Het boek is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 10 Bijvoorbeeld: Vos 2000, 2001a, 2001b, 2002a, 2002b, 2003a, 2003b, 2003c, bekijken we voor een beter begrip van de situ- 2003d, 2004a, 2004c, 2005c, 2005e, • Is in de omgeving van het Burgzand uitsluitend atie en het onderzoekspotentieel de historische 2005f, 2006b. 32 —

achtergrond van de Rede van Texel. Hoe is deze derzoeksdocumentatie geproduceerd, nog afge- ontstaan? In welke tijd is hij druk gebruikt ge- zien van de resultaten van determinaties, eerste weest? Er wordt een beredeneerde schatting ge- analyses of vervolgonderzoeken van andere maakt hoeveel schepen ongeveer zijn vergaan aard. Deze gegevens kunnen binnen de opzet direct ten oosten van Texel – het gebied dat be- van dit boek niet volledig worden gepresen- kend staat als de Rede van Texel – en in welke teerd. De beschrijvingen in dit boek moeten periode. En er wordt in grote lijnen aangegeven daarom deels worden gezien als basisinformatie: wat voor informatie men mag verwachten van wat is er aanwezig (geweest) en wat is het on- een honderden jaren oud scheepswrak op een derzoekspotentieel? Vooral voor beleidsmakers dergelijke locatie. en beheerders, die meestal behoefte zullen heb- ben aan een globaal overzicht, maar ook voor Het derde hoofdstuk, over natuurlijke en antro- onderzoekers en anderen die – om welke reden pogene degradatieprocessen, biedt een in de dan ook – snel een eerste indruk willen vormen, praktijk verzameld inzicht in de enorme en soms zijn per hoofdstuk de essentiële gegevens van zeer snelle erosie die plaatsvindt onder water en een wrak kort samengevat in een paragraaf met dus geheel buiten het zicht van (vrijwel) ieder- administratieve gegevens. Deze gaat steeds di- een. Omdat men het niet ziet, vormt het geen rect vooraf aan een uitgebreider beschrijving van herkenbaar probleem, maar het bodemarchief het desbetreffende wrak. De hoop van de auteur wordt op plaatsen als het Burgzand in hoog is natuurlijk dat in de toekomst deze basisinfor- tempo vernietigd. Diverse van de meest schade- matie aanleiding zal geven tot verder onderzoek, lijke processen zijn al heel lang gaande. Hier per wrak of thematisch. Er is nog zeer veel infor- wordt ook uitgelegd hoe gebieden waar eeuwen­ matie beschikbaar die erom vraagt om bestu- lang redelijk stabiele condities hebben geheerst, deerd en gepubliceerd te worden. nu zo instabiel zijn geworden dat massaal Het boek is tevens een pleidooi van de auteur archeologische scheepsresten vrijspoelen en zo om de nationale maritieme archeologie de aan- aan destructieve processen worden bloot­ dacht te geven die ze verdient. Het wetenschap- gesteld. pelijk potentieel van het bodemarchief onder water is enorm, de bedreigingen door natuur- In hoofdstuk 4 worden de gebruikte strategie, lijke processen en antropogene factoren echter methoden en technieken uiteengezet. Het is in ook! De implementatie van ‘Malta’ in Nederland, de eerste plaats een verslag en een verantwoor- met het principe dat ‘de verstoorder betaalt’, ding, maar lezing hiervan kan mogelijk ook in de biedt voor die bedreigingen geen oplossing. toekomst inzichten bieden voor het opzetten Wellicht dat de gepresenteerde inzichten in de- van onderwaterarcheologische projecten. gradatieprocessen, methoden en technieken, maar vooral ook in het inhoudelijk potentieel, Hoofdstuk 5 is gewijd aan de ontwikkeling van een nieuwe generatie belanghebbenden – ama- een methode van fysieke bescherming. Dit teurs en professionals – kunnen enthousiasme- hoofdstuk kan dienen als basis en instructie bij ren om de draad weer op te pakken. eventuele uitbesteding van dergelijk werk in de Nog twee opmerkingen. Het gevaar bestaat dat toekomst. een opsommende beschrijving van twaalf scheepswrakken aan levendigheid tekort komt. Hoofdstuk 6 is een korte, algemene inleiding op Er is daarom voor gekozen om de tekst onder de twaalf wrakken en vertelt over het hoe en meer te illustreren met schetsen en tekeningen waarom van de naamgeving ervan. uit de primaire rapportage van de duikers. De lezer kan zo enigszins het avontuur meebeleven Vanaf hoofdstuk 7 worden de twaalf wrakken in dat een dergelijk onderwateronderzoek toch is. evenzovele hoofdstukken behandeld. Over som- mige wrakken is een enorme hoeveelheid on- 33 —

Tot slot: schepen zijn buitengewoon complexe encyclopedieën, zoals het werk van J. van Bey- constructies, bestaande uit duizenden onderde- len, Zeilvaart lexicon: viertalig maritiem woordenboek len met allemaal eigen namen. Het is daarom (Weesp 1985). Voor diegenen die zich verder in onvermijdelijk dat in dit boek terminologie deze materie willen verdiepen wordt bestude- wordt gebruikt, die niet voor elke lezer zonder ring van de historische werken over scheeps- meer duidelijk is. Ieder vakgebied kent nu een- bouw van Nicolaas Witsen (1671) en Cornelis van maal zijn eigen jargon en om deze reden is een Yk (1697) aangeraden. De in het voorliggende begrippenlijst toegevoegd. Deze beoogt echter boek gebruikte terminologie is grotendeels ge- geenszins uitputtend te zijn. Daarvoor wordt baseerd op deze historische auteurs. verwezen naar de diverse bestaande maritieme 34 —

1.4 Administratieve gegevens (algemeen)

Datum tekst maart 2012

Opdrachtgever intern NISA/ROB

Projectnaam Waardestellende onderzoeken westelijke Waddenzee (Burgzand Noord)

Korte aanduiding Burgzandproject

Opmerking Het Burgzandproject bestond uit een aantal deelprojecten. Uiteindelijk zijn op twaalf posities binnen het aangewezen gebied wrakresten gevonden en gewaardeerd. Vind- plaatsspecifieke gegevens worden gegeven in de hoofdstukken waar de wrakken af- zonderlijk worden gepresenteerd

Locatie onderzoeksgebied

Provincie Noord-Holland

Gemeente Texel

Plaats Waddenzee

Toponiem Burgzand

Opmerking Het gebied ligt circa 5,5 tot 6,5 km oost ten noorden van de haven van Oudeschild. Het Burgzand was in de 17de en 18de eeuw een ondiepte; tegenwoordig is de morfo- logie veranderd en is het bevaarbaar water. Kaartblad: Voor Texel en de haven van Oudeschild zie Topografische Kaart 9B. Voor het Burgzand zie Hydrografische Kaart 1811.3.

Looptijd project 1998-2005

Uitvoerder Archeologisch duikteam NISA/ROB (zie afb. op p. 71) Arent Vos, hoofd archeologisch duikteam en projectleider Roel Mulkens, operationeel/logistiek medewerker (t/m 2002) Hans Schraal, operationeel/logistiek assistent (t/m 2004) Léon Vroom, duiktechnicus Frank Koppen, duiktechnicus (vanaf 2001) Alice Overmeer, wetenschappelijk medewerker (2001 tot 2005) Martijn Manders, wetenschappelijk medewerker (t/m 2002) Peter Leensen, archeologisch assistent Evelyne van Gent (2004)

Bevoegd gezag Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) 11

Beheerder waterbodem De Waddenzee is een rijkswater en is in beheer bij Rijkswaterstaat

Terreinaanduiding/bestemming Het gebied en de wrakken bevinden zich te allen tijde onder water in een gebied dat gekenmerkt wordt door een glooiende bodem van oude zandbanken en vaargeulen. De wrakken zijn meestal doorgezakt tot op een harde, gecompacteerde onderlaag, waarschijnlijk Pleistoceen van origine. In het gebied wordt gevaren en gevist.

Duikomstandigheden Het hoogdynamische gebied wordt gekenmerkt door sterke eb- en vloedstromingen. Het water is zout. Het zicht tijdens de duikwerkzaamheden was sterk wisselend; van totaal afwezig tot ongeveer twee meter en met sporadisch een uitschieter naar meer (tot een maximum in dit gebied van circa 3-5 m). Wat betreft het zicht onder water moet standaard rekening worden gehouden met de onontkoombare periodes van ‘algenbloei’, waarbij het zicht volledig kan verdwijnen. Wanneer deze bloei plaats- vindt, is zo afhankelijk van factoren als algensoort, (eu)trofiëring, watertemperatuur 11 Opvolgers van de ROB waren de en dagelijkse hoeveelheid zonlicht, dat niet is te voorspellen wanneer precies het Rijksdienst voor Archeologie, verschijnsel zal optreden. Cultuurlandschap en Monumenten Contact Arent D. Vos (RACM, 2006-2009) en vanaf 2009 de 0320-269700 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed [email protected] (RCE). 35 —

Afb. 1.6 Een kompasroos, zoals afgebeeld door Witsen (1671) en Van Yk (1697). Het kompas is verdeeld in 32 streken van 11 1/4e graad. Oost ten noorden is één streek noordelijker dan pal oost. 36 —

Afb. 1.7 Detail van de Hydrografische kaart 1811.3 waarop het werkgebied ten oosten van Texel te zien is, met onder meer het Burgzand. Dit hele gebied behoorde vroeger tot de Rede van Texel. 37 2 De Rede van Texel en haar — maritiem-archeologisch onderzoekspotentieel

Om zich een beeld te kunnen vormen van het het Marsdiep is ‘Maresdeop’. Dit Maresdeop scheeps- en onderwaterarcheologisch onder- wordt in de 9de eeuw genoemd als grensrivier zoekspotentieel van de Waddenzee direct ten tussen de gouwen Texla en Wiron. ‘Deop’ is een oosten van Texel, is het nodig enige vragen te Oudfries woord voor diep, waterstroom, rivier of beantwoorden. Wanneer werd het gebied eigen- beek. ‘Mare’ betekent in het Oudhollands en lijk bevaarbaar? Hoe werd het gebied door de Oudfries stilstaand water, meer of poel. Mares- scheepvaart gebruikt en waar werd geankerd? deop was daarom volgens De Jager en Kikkert Vanaf wanneer was er sprake van ‘de’ Rede van een beek (of een stelsel van beken), die werd ge- Texel? Hoe veilig of gevaarlijk was het er en kan voed door afwatering vanaf de pleistocene een schatting worden gemaakt van aantallen hoogten op Texel en Wieringen en uitstroomde schepen, die er zijn vergaan? En indien er sche- in een meer. In het eerste deel van zijn loop pen zijn vergaan, hoe compleet kwamen die dan stroomde de beek in noordoostelijke richting in de zeebodem terecht? Welke processen zijn langs het tegenwoordige Texel, maar ter hoogte verantwoordelijk voor eventuele aantasting van van Wieringen takte hij zuidwaarts af en daar dit erfgoed onder water en in wat voor toestand kwam hij uit in een klein meer aan de zuidkant treffen we de wrakken nu aan? van Wieringen. Het hoogveengebied tussen Texel en Wieringen, waardoor het Maresdeop in het begin van onze 2.1 Ontstaan van het eiland en begin van jaartelling stroomde, was kwetsbaar en in de de scheepvaart eeuwen die volgden, werden bij opeenvolgende perioden van hoog water herhaaldelijk stukken veen weggeslagen. Omstreeks het jaar 600 was Voor de vraag naar het scheeps- en onderwater- het oorspronkelijke veengebied verdwenen en archeologisch onderzoekspotentieel van de vervangen door een gebied met strandwallen Rede van Texel is het in de eerste plaats van be- aan de voorkant en een wadden- en kwelder- lang vast te stellen vanaf wanneer ten oosten en landschap daarachter, dat met regelmaat door zuiden van Texel scheepvaart mogelijk was. de zee werd overstroomd. In het achterland be- Texel was immers tot in de Middeleeuwen on- stond al in de Romeinse Tijd een uitgebreid me- derdeel van het vasteland. Hiervoor moeten we ren- en krekenstelsel, dat destijds Mare Flevum dus op zoek naar het ontstaan van Texel als ei- (Flevomeer) werd genoemd, en dat via een zee- land, wat vooral een geologisch verhaal is. Een gat tussen het huidige Vlieland en Terschelling in belangrijk moment is de doorbraak van het verbinding stond met de Noordzee. Ook in dit Marsdiep, het tegenwoordige zeegat tussen Den achterland vond erosie plaats en breidde het ge- Helder en Texel. Omdat de recente wordingsge- bied met open water, dat inmiddels Almere werd schiedenis van dit gebied wordt gekenmerkt genoemd, zich uit. Dit Almere stond via het Vlie, door grote erosie en grootschalige verplaatsin- dat sinds de Romeinse Tijd was uitgegroeid tot gen van sedimenten, is deze niet eenduidig te een echte zeearm, in verbinding met de Noord- reconstrueren en daarom bij de verschillende zee. Ook de oude veenbeek Maresdeop moet onderzoekers zelden eensluidend. Voor de goe- zijn verbreed tot een waterloop (of stelsel van de orde: het begrip ‘recent’ is hier gebruikt in waterlopen) van enige omvang, die uitmondde geologische zin; het beslaat de laatste 2000 jaar. in Vlie en Almere. Een geschrift uit circa 900 duidt erop dat in die periode de noordoostkant Ontstaan van het Marsdiep: de visie van van Wieringen aan open water kwam te liggen. De Jager en Kikkert Overigens zaten Texel en Wieringen nog vast aan Een gedetailleerde visie wordt ontvouwd door Holland en ook Vlieland bestond nog niet als ei- C. de Jager en W. Kikkert in hun zeer uitgebreide land. Hierna bleef deze situatie in grote lijnen beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van bestaan, totdat de strandwal ten westen van het het zuiden van Texel.12 De vroegere naam voor stroomgebied van het Maresdeop werd door- 12 De Jager en Kikkert 1998, 17-41. 38 —

Afb. 2.1 Voor het jaar 1000 was Texel nog geen eiland. De enige openwaterverbinding tussen het Almere en de Noordzee was het Vlie dat tussen Vlieland en Terschelling in de Noordzee uitkomt. In zwarte lijn de huidige contouren van Nederland. 39 —

broken. De Jager en Kikkert wijzen op het grote aantal stormvloeden – zij noemen een getal van 40 voor de periode tussen 840 en 1170 – maar zij denken dat de doorbraak niet eerder plaatsvond dan in 1170, tijdens de Allerheiligenvloed. Zij ba- seren zich op J. Buisman (zie hieronder) en op geologische reconstructies van de zogenaamde verhelingen, een zich voortdurend herhalend proces van steeds opnieuw ontstaan, aangroei en noordoostwaartse verplaatsing van zandban- ken, waardoor de zuidkust van Texel steeds ver- der uitgroeide. Ten slotte gebruiken zij bewo- ningsgegevens van het zuiden van Texel als argument. Zo komen zij uit op een doorbraak in de tweede helft van de 12de eeuw en ”stellig niet in de 9de eeuw zoals wel eens gedacht”. De Ja- ger en Kikkert concluderen dan ook dat zij “het houden op 1170 als jaar van de doorbraak.” Texel en Vlieland bleven nog met elkaar verbonden: pas rond 1340 ontstonden het Eierlandse Gat (het zeegat tussen Texel en Vlieland) en twee nieuwe eilanden: Eierland en Vlieland. Afb. 2.2 De situatie volgens De Jager en Kikkert omstreeks 950.

De visie van Buisman Huisduinen. Waarschijnlijk is dit het moment ge- Historisch geograaf J. Buisman omschrijft in zijn weest waarop Texel en Wieringen definitief van magnum opus Duizend jaar weer, wind en water in de elkaar werden gescheiden. Uit Buismans steeds Lage Landen de Allerheiligenvloed van 1170 als een voorzichtige formuleringen blijkt wel dat het jaar ernstige stormvloed, die een ramp veroorzaakte 1170 niet onomstotelijk kan worden aangewezen in het noordwesten van Nederland en het Alme- als het jaar waarin ‘alles’ gebeurde. Hij voegt er regebied. De overstroming zou zelfs zo krachtig dan ook aan toe dat het juister is om van een geweest zijn dat eb en vloed optrad tot aan de langduriger ontstaansproces uit te gaan, waarin muren van Utrecht en dat in die stad zelfs zeevis de vloeden van 1163/64, 1170, 1173, en 1196 ieder (wijting) werd gevangen.13 Hij neemt aan dat tij- hun effect gehad hebben. Over de Sint-Nicolaas- dens deze stormvloed een grote veendrempel vloed van 1196 zegt hij dat deze in grote lijnen tussen de keileemkernen Texel en Wieringen in voltooide, wat de voorgaande stormvloeden wa- het westen enerzijds en Stavoren en Gaasterland ren begonnen. Het noordwesten van Nederland in het oosten anderzijds werd doorbroken en op- was toen veranderd in een uitgestrekt wadden- geruimd. Daarvóór sloot deze drempel het Al- gebied, waarin zich de keileemkernen Texel en mere af van open zee, op een nauwe geul na. Om Wieringen als eilanden konden handhaven, die reden noemt hij 1170 als het jaar dat de Zui- evenals Huisduinen en Callantsoog. Het gehele derzee is ontstaan. Vanaf dat jaar wordt niet lan- proces was volgens Buisman pas afgesloten na ger gesproken van het Almere, maar van de Zui- een reeks stormvloeden in de eerste helft van de derzee. In het noordwesten van Nederland waren 13de eeuw: 1214, 1219, 1220, 1221, 1246 en 1248. de verwoestingen eveneens enorm. Veel cultuur- De Zuiderzee was toen echter nog steeds ondiep land ging verloren en de duinenrug tussen het en stond slechts via smalle en ondiepe geulen in Zijpe en Texel werd op twee plaatsen weggesla- verbinding met de Noordzee.14 Tegen 1400 had gen. Hierdoor ontstonden onder meer het hui- de Zuiderzee zijn volle omvang wel bereikt, maar 13 Buisman 1995, 360. 14 Buisman 1995, 360-362 en 392. dige Marsdiep en de eilanden Callantsoog en was niet meer dan twee tot drie meter diep.15 15 Buisman 1996, 349. 40 —

De visie van Schoorl daarentegen vergrootte vanaf 800 zijn invloed H. Schoorl presenteert in zijn postuum gepubli- geleidelijk in oostelijke en zuidelijke richting. Het ceerde studie De convexe kustboog een iets ander zou echter pas de belangrijkste zeearm van de beeld en chronologie voor het ontstaan van het regio worden nadat de verbinding met het ach- Marsdiep.16 Sinds de 8ste eeuw, schrijft hij, nam terliggende Almere/Zuiderzeegebied tot stand de invloed van de getijdenbeweging in de hui- was gekomen. Schoorl lijkt dit moment te date- dige Waddenzee via het Vlie geleidelijk in bete- ren tegen het einde van de 12de eeuw. Waar- kenis toe. Ten westen van het Vlie bleef het schijnlijk doelt hij hier weer op de stormvloeden landschap echter tot in de 13de eeuw buiten de van 1170 en 1196, want hij meldt dat de schuren- greep van het water. Hij baseert dat op de ver- de werking van de getijdenstroom langs de melding in een 18de-eeuwse Friese kroniek, dat pleistocene gronden van Texel omstreeks 1200 in de 12de eeuw vanuit een Fries klooster ge- klifvorming veroorzaakte onder het huidige Den werkt zou zijn aan het graven van ontginnings- Hoorn. ‘Klif’ betekent in het Middelnederlands, vaarten en -sloten in veengebieden tussen Texel Oudfries en Oudtexels ‘steile kust’.17 en Wieringen. In dit gebied situeert Schoorl het De doorbraak tussen Texel en Vlieland ontstond Marsdiep al omstreeks 800 als ‘zeegat’, zij het volgens Schoorl waarschijnlijk tegen het einde nog in een beginfase van ontwikkeling. In de van de 13de eeuw, mogelijk als gevolg van de oude naam Maresdeop wijzen volgens Schoorl zware stormvloed van 1296. Boven zagen we dat zowel het bestanddeel ‘mare’ als ‘deop’ op een De Jager en Kikkert deze gebeurtenis omstreeks direct met de zee in verbinding staand water; 1340 dateren. een duidelijk andere uitleg dan die van De Jager en Kikkert. Verbeterde afwatering in dit gebied, Het Marsdiep: conclusie mede als gevolg van de ontginningswerkzaam- Uit bovenstaande samenvattingen blijkt afdoen- heden, leidde tot verlaging van het veenopper- de dat tot 1200 de geologische geschiedenis van vlak, waardoor de getijdeninvloed via het Mars- de westelijke Waddenzee, met inbegrip van diep steeds verder landinwaarts kon Marsdiep en de latere Rede van Texel, niet gede- doordringen. De westelijke afwateringsbeken tailleerd te reconstrueren is. Wat precies de loop van de hoge gronden van Texel zullen in toene- was van het vroegste Marsdiep, wanneer en hoe mende mate op dit zeegat-in-ontwikkeling heb- precies het in open verbinding met de Noordzee ben geloosd, terwijl oostelijke beken bleven lo- kwam te staan, wanneer het een doorgaande zen op het Vlie. Voor eventuele (doorgaande) vaarroute werd voor zeegaande schepen en scheepvaart lijkt het Marsdiep ook in deze visie wanneer en hoe de Texelstroom – het water nog nauwelijks betekenis te hebben gehad. langs de oostkust van Texel – ontstond, is een- Schoorl wijst voor de Merovingisch-Karolingi- voudigweg niet meer met zekerheid vast te stel- sche tijd uitsluitend op het belang van de vaar- len. Het is in ieder geval een proces van enkele verbinding Vecht-Almere-Vlie. eeuwen en van vele stormvloeden geweest. Wel zijn de onderzoekers het erover eens dat de gro- De duinenkust vlak ten zuiden van het Marsdiep, te stormvloeden van de tweede helft van de tussen Huisduinen en Petten, was in de 10de 12de eeuw een beslissende rol gespeeld hebben eeuw nog gesloten. In de 12de eeuw werden ook en dan vooral die van 1170 en 1196. Sindsdien hierin bressen geslagen en ontstonden de zee- vormde het Marsdiep zeker een doorgaande gaten het Zijpe en het Heersdiep. Waarschijnlijk verbinding van de Noordzee naar de achterlig- gebeurde dit, aldus Schoorl, tijdens de storm- gende Zuiderzee en Vliestroom en waarschijnlijk vloeden van 1170 en 1196. Twee kernen bleven was dat water ook al diep genoeg voor de sche- over als eilanden: Callantsoog en Huisduinen. pen van die tijd. Voorzichtig kunnen we daarom Zijpe en Heersdiep bleken slechts tijdelijke, on- concluderen dat in ieder geval vanaf het begin belangrijke doorbraakgeulen, die in de 16de van de 13de eeuw en mogelijk al vanaf de twee- 16 Schoorl 1999, 14-34. 17 De Jager en Kikkert 1998, 117-118. eeuw alweer waren dichtgezand. Het Marsdiep de helft van de 12de eeuw ten zuiden van Texel 41 —

enige doorgaande scheepvaart kan hebben ben voltrokken. Omstreeks 1290 vond de eerste plaatsgevonden. Oostelijk van Texel zou de verheling plaats, waardoor de beschutte baai noordoostelijke loop van de oude afwaterings- Den Andel ontstond. De situatie was vergelijk- beek dan inmiddels uitgesleten kunnen zijn tot baar met de huidige Mokbaai: beschut aan drie (een begin van) de huidige Texelstroom en daar- zijden en met de opening naar het oosten. Mo- mee geschikt voor méér dan lokale scheepvaart. gelijk hebben schepen in deze baai ooit een vei- Over aantallen schepen in die tijd, hun afmetin- lige ligplaats gekend, maar berichten hierover gen, diepgang en functies – visserij, kustvaart of zijn er niet. Al in de periode 1300-1330 begon de overzeese handel – weten we echter nog niets baai te verzanden en in 1378 werd Den Andel in- en het zou nog geruime tijd duren voordat het gedijkt. De oude baai is in het tegenwoordige gebied het belang en de status zou krijgen van landschap te herkennen als de polder De Naal, de in de Gouden Eeuw zo bekende en drukbe- pal zuidwest van Den Hoorn. Als gevolg van een zochte Rede. tweede verheling, omstreeks 1380, ontstond iets zuidelijker opnieuw een beschutte baai, de Cule. Opkomst van de scheepvaart rond Texel Hiervan weten we dat er druk gebruik van is ge- Tussen 1200 en 1550 blijft het gebied uiterst dy- maakt door de scheepvaart, zoals hieronder zal namisch. De Jager en Kikkert beschrijven gede- blijken. Het proces van verhelingen leidde ook in tailleerd de vroegste geschiedenis van het door- deze baai weer tot verzanding. De Cule werd in gebroken Marsdiep als zeegat bij Texel.18 Na de twee fasen ingedijkt, respectievelijk in 1436 en doorbraak in of omstreeks 1170 liep de geul pal 1496 als Binnenkuil en Buitenkuil. Het Marsdiep langs het Clijf (Klif), de hoogte waarop tegen- was toen ten opzichte van 1170 al zo’n ander- woordig Den Hoorn ligt. In de westelijke mon- halve kilometer zuidwaarts verplaatst. De tegen- ding kwam het unieke proces van de hierboven- hanger van deze landaanwas aan de noordkant genoemde verhelingen van opeenvolgende van het Marsdiep was afslag aan de zuidkant, Noorderhaaksbanken met de zuidpunt van Texel waarbij Huisduinen aanzienlijk landverlies leed. op gang; dit proces zou zich sinds het ontstaan Veel zand van de Noordzeekust en Huisduinen van het Marsdiep tot op heden in vijf fasen heb- werd door de vloedstroom naar de Waddenzee

Afb. 2.3 Pal ten zuiden van de hoogte van Den Hoorn (het Klif ) liep in de 13de eeuw het Marsdiep. Als gevolg van de eerste ‘verheling’ ontstond hier een beschutte baai, die in de 14de eeuw verzandde en werd ingedijkt. Mogelijk lag hier de vroegste ‘rede’ van Texel. 18 De Jager en Kikkert 1998, 34-40 en 129-146. 42 —

getransporteerd, waar de afzetting leidde tot zienlijk was. De Jager en Kikkert halen aan dat uitbouw en ophoging van zandbanken.19 Als re- bovengenoemd koggeschip beschutting vond in ferentie moet hier worden vermeld dat de nu de Cule, een veilige baai en natuurlijke haven nog bestaande Mokbaai is ontstaan bij de vierde aan zee, waaraan het havenplaatsje Den Horn verheling, omstreeks het jaar 1730. Deze be- was ontstaan. De Cule was voor de scheepvaart schutte baai is met zekerheid gebruikt als haven. en de economie belangrijk om zijn beschutte lig- De vroegst bewaard gebleven schriftelijke ver- ging aan de noordoostkant van het Marsdiep, bij meldingen die wijzen op scheepvaart in dit ge- de toegang tot de Zuiderzee.23 Den Horn was de bied, dateren uit de 14de eeuw. Aangezien zulke eerste havenplaats, die men komend vanaf de ‘eerste’ schriftelijke vermeldingen nogal eens Noordzee kon aandoen. In 1396 wordt de Cule van later datum zijn dan de feitelijk eerste ge- nog vermeld als schuilplaats voor een Amster- beurtenissen, is het aannemelijk dat ook vóór damse handelsvloot.24 In datzelfde jaar verza- 1300 al doorgaande scheepvaart plaatsvond. melde hertog Albrecht, graaf van Holland (1358- Wellicht dat de vroegste verleningen van stads- 1404),25 een invasievloot voor de verovering van rechten aan havensteden die direct aan de Zui- Friesland “in den Mersdiep voir Texsel in der derzee gelegen waren, hiervoor ook een indica- Culen”.26 Enkele decennia later kwam, zoals we tie kunnen zijn: Harderwijk in 1231, Elburg in hebben gezien, een einde aan deze mogelijkheid 1233, Kampen in 1236 en Medemblik in 1289, al tot ankeren. kan worden tegengeworpen dat dit niet te ma- Lange tijd was de Hanzestad Kampen de belang- ken hoeft te hebben met het bevaarbaar worden rijkste haven aan de kust van de Zuiderzee. Deze van het Marsdiep. Dat het mede een rol heeft plaats, die sinds 1236 stadsrechten bezat, was gespeeld, lijkt echter wel aannemelijk: Stavoren gunstig gelegen aan de rivier de IJssel met ste- verkreeg immers als enige al veel eerder stads- den als Deventer (stadsrechten in 956), Zutphen rechten (in 1118) en de vaarverbinding met de (stadsrechten in 1190) en Zwolle (stadsrechten in Noordzee liep toen uitsluitend via het Vlie. De 1230) als achterland. Kampen had groot belang (vroeg) 13de-eeuwse golf van stadsrechtverle- bij een veilige vaart over Zuiderzee, Marsdiep en ningen langs de Zuiderzee lijkt te duiden op een Vlie, met hun vele ondieptes, waar de geulen en nieuwe impuls, wat een nieuwe vaarweg inder- platen voortdurend van vorm en plaats veran- daad geweest zou zijn. derden. Al in 1358 zorgde Kampen voor de be- Terug naar de vroegste directe schriftelijke bron- tonning (vaarwegmarkering) in het gebied, waar nen over de scheepvaart rond Texel. In 1303 zeker ook het Marsdiep bij hoorde. Dat zou du- wordt het Marsdiep voor het eerst genoemd als ren totdat in de 15de eeuw Kampen bruikbare zeeweg voor koggeschepen, die naar overvleugelde en de verantwoordelijkheid voor de havens aan de Zuiderzee wilden gaan.20 de betonning overnam. Een interessant docu- Schepenen en raad van Stavoren noemen het ment in dit verband is het ‘Hanzereglement van 19 Schoorl 1999, 27-30. 20 De Jager en Kikkert 1998, 41, 152 . Marsdiep dan een haven: “portum dictum de Stad Kampen’ uit 1400. Hierin staan diverse 21 Schoorl 1999, 25 en noot 87. Marsdyp”.21 Zou hier zijn gedoeld op de be- regels voor de vaart door Marsdiep en Vlie. Zo 22 De Jager en Kikkert 1998, 145-146; Bremer en Schoorl 1987, 7-10. schutte baai Den Andel? Een andere vaak aange- worden de vergoedingen voor loodsen vastge- 23 De huidige naam ‘Waddenzee’ stamt uit haalde vermelding stamt uit 1388 en betreft het legd, waaruit blijkt dat het toen al praktijk was de 20ste eeuw. In vroeger tijden werd de Waddenzee beschouwd als deel van de relaas van de redding van een koggeschip dat na een loods te huren (“eenen lootsman wijnnen Zuiderzee (zie: Walsmit, Kloosterboer, een storm het Marsdiep invoer, “dat men oec [om] op te seghelen”) om schip en goederen Persson en Osterman 2009, 18-19). 24 De Jager en Kikkert 1998, 38, 143. heyt Hantghiftereef”(dat men ook Hantgiftreef (“cogge ende goets”) veilig naar de plaats van 25 Hertog Albrecht van Beieren was graaf noemt). Deze naam duidt op een plaats waar bestemming te zeilen. Ook blijkt dat toen al de van Holland, Zeeland en Henegouwen (1358-1389), aanvankelijk als ruwaard kooplieden en schippers elkaar ontmoetten en praktijk bestond om schepen met veel diepgang (plaatsvervanger) voor zijn krankzinnig waar handelsafspraken werden bekrachtigd met over te laden in lichters (“lichte schiepe”) om ze geworden broer Willem, maar later (1389-1404) als graaf. Holland bevocht een aanbetaling of “hantghift”.22 Hieruit mag “te lichten over de gronden in’t Mersdiep ende Friesland o.a. om de controle over (de worden afgeleid dat de betekenis van het Mars- der Vlee” en bijvoorbeeld van en naar Kampen toegang tot) de Zuiderzee. 26 Schoorl 1999, 27. diep tegen het eind van de 14de eeuw al aan- te brengen. De Jager en Kikkert stellen dat deze 43 —

Afb. 2.4 Detail van de kaart van Jan van Scorel uit circa 1552. Dat de grote schepen voor anker liggen is te zien aan het feit dat alle zeilen tegen de ra’s zijn opgebonden. activiteiten vanuit Den Horn plaatsvonden, tot- vingen van de zeeroutes door het Marsdiep, de dat dit plaatsje in 1398, tijdens de Hollands-Frie- Vliestroom en over de Zuiderzee. Bekende vroe- se oorlog, verwoest werd.27 Blijkbaar zochten ge kaarten zijn die van Jacob van Deventer (om- schepen al in de 14de eeuw vlakbij de Noordzee streeks 1542)28, Jan van Scorel (omstreeks 1552) een beschutte plaats met voldoende diepte om en Lucas Janszn Waghenaer (1583). De oudste is te worden geladen of gelost en een loods aan die van de Engelsman John Aborough, die in boord te nemen. En ook toen moest men soms 1539 nauwkeurige aantekeningen maakte tijdens volledig geladen en toegerust dagenlang wach- een verkenningstocht naar het Zuiderzeegebied. ten op goede wind om uit te zeilen. Het zijn al de Schoorl gebruikt deze en andere kaarten en zee- typische functies van een rede, die ook bekend mansgidsen voor zijn twee reconstructies van zijn uit de latere bloeiperiode van de Rede van het gebied, respectievelijk omstreeks 1550 en Texel. 1600.29 Voor ons zijn vooral aanduidingen van 27 De Jager en Kikkert 1998, 154-162. Voor ankergebieden ten zuiden en oosten van Texel genoemd Hanzereglement zie aldaar Verschuiving van de rede van zuid naar oost op dergelijke kaarten interessant. p. 156. 28 Boomgaard 1984, 22-23. In deze kaart Vanaf het tweede kwart van de 16de eeuw heb- Zeker niet de betrouwbaarste, maar wel een van staat geen extra informatie over onze ben we voor het eerst de beschikking over con- de fraaiste én oudste kaarten met aanwijzingen vraagstukken. 29 Schoorl 1999, 27-34 met twee temporaine kaarten van het gebied en beschrij- voor ankergebieden is een geschilderde kaart reconstructiekaarten (kaarten 5 en 6). 44 —

van 80 bij 240 cm van Texel, Wieringen en Huis- nen, een driemaster voor anker liggen. Hier duinen met aangrenzende wateren als het Mars- wordt geen rede aangeduid, want daarvoor was diep.30 De kaart is anoniem en ongedateerd, dat gebied lang niet beschut en veilig genoeg, maar waarschijnlijk is hij vervaardigd door de uit maar men kon hier bijvoorbeeld wel voor anker de regio (namelijk Schoorl) afkomstige schilder, liggend het ingaande tij afwachten. Langs het uitvinder en ondernemer Jan van Scorel (1495- Noordzeestrand van Texel zien we diverse kleine 1562). Deze maakte in 1552 een plan voor de in- scheepjes zeilen of vissen; andere zijn op het dijking van de Zijpe en waarschijnlijk maakte strand getrokken. deze kaart daar deel van uit. De afgebeelde situ- Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw zijn atie is dan van 1552 of daarvóór. Voor ons zijn in meer en betrouwbaarder kaarten beschikbaar, het bijzonder het Marsdiep met zijn bebakening waarop ten zuidoosten en oosten van Texel een en betonning en de ten anker liggende schepen (of hét) ankergebied met een ankertje wordt ten oosten van Texel interessant. Ruwweg ter aangegeven. Een vroeg voorbeeld is het tussen hoogte van Oudeschild is een aantal grote, zee- 1572 en 1580 vervaardigde Antwerpse ‘Zeeboek’, gaande schepen te zien – driemasters!31 De ver- met daarin een kaart van de toegang tot het houdingen op de kaart kloppen weliswaar niet, Marsdiep. Deze kaart is gebaseerd op een karte- maar het is zeker het gebied van de later be- ring van schipper Dirck Zael uit 1549. Hier zien roemde Rede. Overigens zien we ook aan de we voor de zuidoostpunt van Texel, halverwege Noordzeekant van het Marsdiep, voor Huisdui- Den Hoorn en , de aanduiding van een

30 Heslinga, De Klerk, Schmal, Stol, Thurkow 1985, 132-135. Voor een afbeelding van de complete kaart zie: De Nijs en Beukers 2002, 132-133. 31 De auteur gebruikt in dit boek het begrip ‘groot, zeegaand schip’ ter onderscheiding van de schepen die werden gebruikt voor de binnen- en kustvaart (inclusief visserij). Dat waren veelal ook andere scheepstypen. De aanduiding ‘groot’ is relatief. In de 17de Afb. 2.5 Op dit detail van de kaart uit de Hingman collectie zien we ten zuiden van Den Hoorn de ingedijkte eeuw behoorden schepen met een lengte Binnenkuil en Buitenkuil. Dat de kaart op zijn vroegst dateert uit het laatste kwart van de 16de eeuw is te zien aan De over de stevens van 30-45 m tot de grootste van hun tijd. Schans uit 1574. Ten oosten van Texel zien we de term ‘koopvaardersrede’. 45 —

Afb. 2.6 Detail uit de ‘Pascaert [van] de gaten van Texel en ’t Vlie […]’ voor het eerst gepubliceerd in de zee-atlas De Nieuwe Lichtende Zee-Fakkel van Johannes van Keulen (Amsterdam 1681). We zien ook tegenwoordig nog gebruikte toponiemen als Burgzand, Texelstroom, Vogelzand en Marsdiep. De Texelse Rede wordt aangeduid als “Koopvaarders Reede” en een aantal ankersymbooltjes wijst op de functie als ankerplaats. Dieptes worden vermeld in voeten. De atlas en de kaart werden tot aan het einde van de 18de eeuw vele malen heruitgegeven. ankerplaats.32 De kaart van Lucas Janszn. zal […]’ geven twee ankertjes aan dat het hele Waghenaer (1583), gepubliceerd in zijn zeeatlas gebied tussen ruwweg Oudeschild en Spieghel der Zeevaerdt (Leiden, 1584), laat ten oos- gebruikt werd als ankergebied.35 ten van Texel een ankerplaats zien.33 Op een Een kaart uit 1617 van Pieter van den Keere (1571- kaart uit ongeveer diezelfde tijd (1585) door Ael- na 1646) in diens Germania Inferior, de eerste natio­ bert van Haerlem, ‘Beschryvinge van de Texel nale atlas, toont gedetailleerd het graafschap stroom. Met haere gronden, hoe men se Wach- Holland inclusief de hele Zuiderzee met inbegrip ten ende op en af Seylen sal’ zien we ter hoogte van de tegenwoordige Waddenzee. Ook hier 32 Schoorl 1999, 27-29 met kaartje, en 85- van Oudeschild een ankergebied aangewezen.34 duiden twee ankertjes aan dat een groot deel 86; zie ook: Walsmit, Kloosterboer, De titel van deze kaart wijst expliciet op de func- van de oostzijde van Texel gebruikt werd als an- Persson en Osterman 2009, 414-415. 33 Van den Brink en Werner 1989, 11, 13, 16, tie als rede, waar men immers moet wachten kergebied. Daarnaast wordt een ankerplaats 44, 63, 65, 68. Afgebeeld in: Sigmond om te worden geladen of gelost of op goede aangewezen bij Vlieland/Terschelling, aangeduid 1989, 10. Ook: Walsmit, Kloosterboer, wind en tij om verder te zeilen. Op een kaart van als de “De Vriesche Reede”.36 De Texelse rede Persson en Osterman 2009, 210-211. 34 De Jager en Kikkert 1998, 36. Willem Jansz. Blaeu uit 1608, de ‘Caerte vande wordt (nog) niet met een dergelijke eigennaam 35 De Jager en Kikkert 1998, 37. Willem vermaerde Stromen ende Gaten van Texel, wat Jansz. (circa 1571-1638) was de benoemd, maar de aangewezen locatie op bo- grondlegger van de firma Blaeu. De naam zanden platen, drooghten, diepten, ende on- vengenoemde kaarten is precies in het gebied Blaeu werd omstreeks 1621 toegevoegd. diepten daer in ghelegen zyn ende hoemen die gesitueerd dat bekend is geworden als de Rede Zie: Van den Brink en Werner 1989, 40-42. 36 Boomgaard 1984, 16-17; Van den Brink en zoo in t op als afzeylen schouwen ende myden van Texel, en wel in het begin van de periode Werner 1989, 39-40. 46 —

waaruit de op het Burgzand gevonden scheeps- meters brede zuidelijke deel van het eiland, tus- wrakken dateren. Johannes van Keulen (1654- sen Den Hoorn en de huidige kustlijn. In de loop 1715), bekend om zijn vijfdelige zeeatlas De Nieu- van de 15de eeuw is het gebied ten oosten van we Groote Ligtende Zeefakkel (1684), vervaardigde Texel, ruwweg het stroomgebied van de huidige diverse zeekaarten van Texel en omgeving die Texelstroom, in toenemende mate in gebruik een goede indruk geven van de situatie om- genomen als ankergebied en het is hier dat we streeks de jaren 1680.37 Hierop is de situatie van mogen spreken van de Rede van Texel. geulen, banken en ankergebied oostelijk van Texel in hoofdlijnen onveranderd ten opzichte Einde van de Rede van het begin van de eeuw, zoals te zien op de Voor een inschatting van het scheeps- en onder- kaart van Pieter van den Keere. Eén van Van waterarcheologisch onderzoekspotentieel is het Keulens gedetailleerde kaarten, de “Nieuwe Pas- ook van belang te weten tot wanneer die Rede caert Waar in te sien is de gaten van Texel en ’t als ankerplaats is gebruikt. Daarvoor maken we Vlie, Met al sijn Mercken, diepte en droogte […]” een sprong naar het eind van de 18de eeuw. toont in het bijzonder de situatie zoals die was Hierover zijn de gegevens eenduidiger en kun- toen de op het Burgzand gevonden wrakken in nen we korter zijn. Er zijn vier factoren aan te bedrijf waren. Op deze kaart wordt het hele ge- wijzen, die het einde van de Rede hebben be- bied ten oosten van Texel, de huidige Texel- paald. De eerste daarvan is de Vierde Engelse stroom, aangewezen als “Koopvaardersreede of Zeeoorlog (1780-1786), die onze toch al in grote Marsdiep” en het Burgzand wordt hier ook met problemen verkerende handel en scheepvaart die naam aangeduid. De naam “Burghsandt” over zee forse schade heeft toegebracht. Nau- wordt voor het eerst vermeld op de kaart van welijks was deze moeilijke periode voorbij of de Texelstroom en Marsdiep van Willem Jansz tijd van de Franse bezetting en annexatie door Blaeu uit circa 1623.38 Daarvoor werd de naam Napoleon (1795-1813) brak aan. Weer kwam de “Vogel Sandt” gebruikt. Tegenwoordig wordt handel over zee voor een groot deel tot stil- met die naam een ten oosten van het Burgzand stand, nu door de Engelse blokkade van het gelegen ondiepte aangeduid. Franse keizerrijk en het op hun beurt door de Een overeenkomst tussen bovengenoemde Fransen opgelegde Continentaal Stelsel dat En- kaarten is dat bij de zuidpunt van Texel geen en- gelse importen tegenhield. Het ligt voor de hand kele beschutte ankerplaats wordt aangegeven. dat gedurende dergelijke periodes van sterk af- De baai van de Cule was al lang verzand en inge- nemende aantallen uitredingen nauwelijks ge- dijkt en de Mokbaai was nog niet ontstaan. Het bruik werd gemaakt van de Rede. Daarbij had ankergebied heeft zich sinds de 15de eeuw blijk- men al lang te kampen met een almaar groei- baar in noordoostelijke richting verplaatst, al is ende problematiek om de – zelfs in ontladen het aannemelijk dat daar ook al eerder wel werd toestand – te diep stekende grote zeeschepen geankerd; het eiland bood immers altijd al goe- over de ondiepe Zuiderzee te varen. Vooral de de beschutting tegen westelijke winden. ondiepte bij Pampus, tegenover de haven van De conclusie van het bovenstaande is dat de Amsterdam, was berucht. De inzet, vanaf het kustwateren zuidelijk en oostelijk van Texel als einde van de 17de eeuw, van ‘scheepskamelen’ beschutte ankerplaats of rede hebben gediend om de grote schepen over deze ondieptes te vanaf het eind van de 12de, begin 13de eeuw, brengen, was op den duur niet afdoende.39 In waarbij omstreeks 1300 sprake was van een ge- 1818 werd besloten tot het graven van een ka- 37 De Jager en Kikkert 1998, een kaart vestigde praktijk. De zuidkant van het eiland was naal door Noord-Holland, waardoor men de gedateert 1681 op 37; Van den Brink en Werner 1989, 16 en 69; Walsmit, toen nog het belangrijkst. Schepen die in die tijd Zuiderzee kon vermijden. In 1824 werd dit Kloosterboer, Persson en Osterman op of rond de (toenmalige) rede zijn vergaan, Noordhollands Kanaal geopend en sindsdien 2009, 530-534. 38 Walsmit, Kloosterboer, Persson en zullen we als onderwaterarcheologen niet te- konden schepen in ongeveer twee dagen tijd Osterman 2009, 418. genkomen. Daarvoor moet men zoeken in de met paarden van naar Amsterdam 39 Van Yk 1697, 360-361; Boven en Hoving 2009. diepe ondergrond van het tegenwoordig kilo- (en vice versa) worden getrokken. Met de aanleg 47 —

Afb. 2.7 Op dit schilderij van Ludolf Bakhuysen uit 1671 zien we de rede van Texel vanaf de kust bij Den Helder. van het Noordzeekanaal (1876) was de grote zeescheepvaart over de Zuiderzee voorgoed 2.2 Stormen en scheepsrampen op de voorbij. Vele malen grotere schepen konden nu Rede van Texel rechtstreeks van en naar de Noordzee varen via de korte route tussen Amsterdam en IJmuiden. Het vroeger zo intensieve gebruik van de Texelse In Van Dale’s Groot woordenboek der Nederlandse Rede als ankerplaats voor de grote zeegaande taal wordt een rede omschreven als “een door de schepen was tot een definitief einde gekomen. natuurlijke gesteldheid min of meer beschutte Kort samengevat heeft de grote zeescheepvaart ankerplaats voor schepen vóór of op korte af- ten zuiden en oosten van Texel plaatsgevonden stand van een kust (buiten de haven of waar tussen ruwweg 1200 en 1800. In aanmerking ge- geen haven is)”.40 De Rede van Texel, het lang- nomen dat vanaf het midden van de 15de eeuw gerekte, zich zuidwest-noordoost uitstrekkende het zwaartepunt van het ankeren zich verplaats- kustwater pal oost van het eiland, voldeed ge- te van het zuiden naar het oosten van Texel, zijn heel aan deze omschrijving. Dit enkele tientallen in het stroomgebied van de huidige Texelstroom vierkante kilometers tellende gebied was hét an- vooral wrakken van grote zeegaande schepen te kergebied in de westelijke Waddenzee van het verwachten uit de periode 1500-1800. Daarna einde van de 15de tot en met de 18de eeuw. zijn de grote schepen in dit gebied verdwenen en Op hoogtijdagen konden op de ‘koopvaarders- bleven hoogstens kleine schepen – binnenvaar- rede’ honderden ‘zeilen’ (schepen) worden ge- ders, kustvaarders en vissersschepen – over. teld. Vloten van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, van de Admiraliteiten, van diverse andere compagnieën en ontelbare particuliere schepen, groot en klein, verzamelden zich hier om te laden, te lossen, of in afwachting van een goede wind – een wind met oost erin – om uit te 40 Van Dale 1992. 48 —

varen. Dat noodzakelijke wachten kon overigens niet. Schipper en opvarenden moesten maar ho- zeer lang duren: men vindt periodes van 18 tot pen dat het anker zou houden en de storm veilig 20 weken vermeld.41 In het algemeen was daar- uitgereden kon worden. Als het anker krabde, bij weinig sprake van organisatie. Schippers had men de mogelijkheid een tweede anker of mochten naar eigen inzicht een geschikte lig- desnoods meerdere ankers bij te zetten. Men plaats kiezen en dat kon er soms chaotisch aan kon ook de ankertros verzwaren door er bijvoor- toe gaan.42 Tussen de grote schepen door zeil- beeld een zwaar kanon aan te binden en over- den allerlei kleinere, zoals lichters die ladingen, boord te zetten. Het (beoogde) effect daarvan bemanningen en voorraden af- en aanvoerden. was dat de vloei van het achterliggende anker In de omschrijving ‘min of meer beschut’ zit de beter in de bodem kon grijpen en het krabben spreekwoordelijke adder onder het gras. Meestal werd gestopt.43 Daarnaast werd natuurlijk het was het op de Texelse rede tamelijk veilig en er tuig zo gesteld, gedraaid of helemaal geschoten, zullen in de geschiedenis meerdere, jarenlange dat het zo min mogelijk wind ving. Als de nood periodes zijn geweest waarin zich nauwelijks of echt hoog werd en stranding op lagerwal niet te geen scheepsrampen hebben voorgedaan. On- vermijden leek, kon de schipper als uiterste red- der bepaalde omstandigheden kon het er echter middel besluiten één of meer masten te kappen ook verschrikkelijk te keer gaan en bijzonder ge- om windvang te verminderen. Het klinkt rigou- vaarlijk zijn voor de voor anker liggende sche- reus, maar het werd veelvuldig gedaan en zo zijn pen. Op de Rede van Texel moeten we dan in de ook daadwerkelijk strandingen voorkomen. Een eerste plaats denken aan storm uit het zuidwes- ander reëel scenario was dat weliswaar het eigen ten, de hier overheersende windrichting, die re- anker goed hield, maar dat van een loefwaarts latief ongehinderd door het zeegat van het gelegen schip de ankers krabden of zelfs dat de 41 Buisman 2000, 139; Buisman 2006, 74. Marsdiep kan trekken. Maar ook een noordwes- tros brak. Het vervolgens stuurloos en in volle 42 Van der Vlis 1977, 223. terstorm of een incidentele storm uit het oosten vaart naar lagerwal geblazen schip kon dan op 43 Namelijk doordat het aangrijpingspunt van de ankertros zich verplaatst van kunnen het water flink opjagen. een of meer lijwaarts gelegen schepen botsen of direct op het anker naar het kanon Vandaag de dag kunnen schepen hun motor hun ankers uit de grond trekken, wat een ket- verderop langs de ankerlijn. De op het anker uitgeoefende kracht is dan niet starten en desnoods pal tegen de wind in weg- tingreactie op gang bracht. Dergelijke situaties langer schuin omhoog, maar meer varen van lager wal om veiliger water te zoeken. konden leiden tot het vergaan van meerdere evenwijdig aan de zeebodem, waardoor het anker minder snel zal uitbreken. De oude zeilschepen hadden deze mogelijkheid schepen in één enkele noodlottige storm. 49 —

Stranding dreigt: de masten worden gekapt44 manshoogte boven dek. […] Met onze hulp Generaal Hendrick Brouwer (1580/81-1643) raakte de Vlissingen weer vrij van de wal en an- had een lange carrière achter de rug bij de kerde op omstreeks een musketschot afstand VOC. Hij was daar onder meer ontdekker van van ons in zeven vaam water.” de ‘Brouwersroute’ naar Indië (1610), bewind- Het onweer hield aan en drie dagen later raak- hebber van de Kamer Amsterdam (1616-1632) te de Vlissingen opnieuw in de problemen: “13 en Gouverneur-Generaal in Batavia (1632- mei. De afgelopen nacht kregen we weer ex- 1636). In 1642-43 leidde hij een reis in dienst treem harde storm […]. We bemerkten met van de WIC. Zijn opdracht was de stad Valdivia droefheid hoe het schip Vlissingen voortdurend in Chili in bezit te nemen en er een permanen- vuursein gaf. We vreesden dat hij weer van te basis voor de WIC te vestigen. Tijdens deze zijn ankers geslagen was en in nood verkeer- tocht werd een derde, veiliger passage om de. ’s Morgens bij het dag worden zagen we, Kaap Hoorn ontdekt, oost om Stateneiland. dat de Vlissingen heel dicht bij de wal was ge- Naast Straat Magelhaen en Straat Le Maire komen en zijn fokkemast had gekapt. […] Hij was er nu ook de Brouwers Golf. had achter twee ankers vertuid gelegen. Toen 9 Mei 1643 ging zijn vloot ten anker in een baai het touw van het tuianker was gebroken, had- bij Chiloe in Chili. Daar men harde noordelijke den ze het plechtanker laten vallen toen ze in winden ondervond, werd “besloten te trach- te ondiep water kwamen en op een klip gesto- ten de schepen te vertuien op niet minder dan ten hadden. […] In die ellendige situatie waren zeven vadem bij zo goed mogelijke beschut- ze op slechts een scheepslengte van de wal ting en hougrond.” Brouwer lag in de baai met gekomen en hadden de fokkemast gekapt om de schepen Amsterdam, Eendracht, Vlissingen en lijf, schip en goed te behouden. […] Omdat de het jacht Dolphijn. De dagen daarop kreeg men gruwelijke vallende winden ons bang maakten te kampen met harde stormen, kwam de Vlis- en ons in gevaar brachten, stelden we onze singen in ernstige problemen en moesten ri- ra’s langsscheeps om de windvang te doen goureuze maatregelen worden genomen om afnemen. We maakten ons grote zorgen hoe dat schip te behouden. De volgende fragmen- we ons verder moesten redden.” ten zijn afkomstig uit het ‘Journael’, gehouden Van de Rede van Texel zijn dergelijke gedetail- door Johan van Loon, commies aan boord van leerde ooggetuigenverslagen niet bekend, Brouwers admiraalschip Amsterdam: “10 mei. maar daar hebben zich zonder twijfel verge- Er woei een vliegende storm met holle zee zo- lijkbare taferelen afgespeeld! (zie kadertekst dat lucht en water niet waren te onderschei- op p. 50). den. Om niet door krabben van het anker aan de lager wal te raken […], waar wij maar een kanonschot van verwijderd waren, lieten wij nog een anker vallen. De Vlissingen en Een- dracht, die al wat waren verdreven, deden het- zelfde. […] Merkten, dat het anker van de Vlis- singen nog steeds krabde. Met een kanonschot en de vlag in sjouw, gaf hij aan in grote nood te zijn. […] Kort daarna zagen wij met droef- heid dat de grote mast van de Vlissingen over- boord ging. Tegen de avond kalmeerde het wat […] en wij vernamen dat de Vlissingen voor vier ankers verdrijvend, heeft moeten beslui- ten zijn grote mast te kappen, een “halve 44 Gebaseerd op Van Rooij 2007. De transcripties zijn hertaald. 50 —

Storm en verveling op de Rede van Texel.45 Texel, 20 oktober anno 1756 Het is 20 Oktober 1756 op de Rede van Texel. Eén van de voor anker liggende schepen is de Zeer waarde slaapvrouw, Eendracht. Aan boord bevinden zich Boele Pie- ters en zijn maat Jan Tieers, allebei gewone Ik laat u weten dat ik nog gezond ben en ik zeelieden. Door ongunstige winden kunnen ze hoop dat het met u hetzelfde is. […] al weken niet uitvaren en sinds 7 oktober Wij hebben het Goddank nog redelijk goed wordt het noorden van Europa geteisterd gehad. Wij hebben vertuit gelegen toen wij de door zware noordwesterstormen. Ook de wind en de stroom op het hardst hadden. Tus- Rede van Texel is getroffen en aan boord van sen 10 en 11 uur is het dagelijks anker met het de Eendracht heeft het erom gespannen. In- tui-anker gelijk gekomen. Zo zijn wij beiden middels is de storm voorbij, maar men is nog door Gods goedheid behouden. Maar wij za- altijd in afwachting van een geschikt moment gen de een bij de ander van hun ankers weg- om uit te varen. De verveling slaat toe en Boe- drijven, de touwen aan stukken. En de ene le besluit een brief te schrijven aan Liesbeth partij dreef met zijn vieren als een bos hooi en Potters, logementhoudster in Amsterdam, de ene na de andere dreef op het strand en waar hij en zijn maat hebben gelogeerd voor- kapte haar masten. Het was bedroefd weer dat ze naar Texel vertrokken. Boeles relaas dat het water over het schip stoof dat men geeft inzicht in de realiteit van het saaie wach- met de ogen niets meer kon zien. ten op de rede, maar laat vooral ook zien hoe Maar hoeveel schepen dat er wel gebleven gevaarlijk het hier kon zijn tijdens zware zijn, dat zal nog wel niet bekend zijn. Overal storm. zijn ze heen gedreven en aan stukken geslagen en aan de grond gelopen. Maar gij zult er wel meer van weten uit de courant. En ik verzoek u dat gij daar ook wat van schrijft. [Boele verzoekt de slaapvrouw te schrijven en eventuele post door te sturen], want de tijd valt mij hier zo lang om te liggen bij Texel. […] Want wij weten nog niet wanneer wij weg moeten zeilen. Ons konvooi zit nog vast aan de grond.

Liesbeth Potters, zijt van mij en mijn maat Jan Tieers [gegroet] Boele Pieters”

Een bekend voorbeeld van zo’n rampzalige rak SO 1 één van de schepen die toen ten onder storm is die in de Kerstnacht van 1593. Van een gingen. Buisman citeert een historische vermel- vloot van circa 150 schepen die op de Rede lag, ding: “[een vloot van wel 150 schepen] van de zijn er liefst 44 gezonken. Een aantal daarvan welcke eenighe schepen daer wel achthien was eigendom van de graankoopman-dichter weecken lang op stroom gheleghen hadden, soo Roemer Visscher; hij noemde zijn dochter ­– die is op den 24 decembris savonts by doncker ten later ook dichteres zou worden ­– en die het neghen uren eenen gheweldighen storm opghe- voorjaar daarop werd geboren, naar deze ge- resen, […] door den welcken hier twee schepen beurtenis Maria Tesselschade. Mogelijk was het los van den ancker gheraeckten, tot bederf van 45 Gebaseerd op Van Gelder 2008, 146-148. in de inleiding genoemde scheepswrak Scheur- de heele vlote: alsoo zy overmidts malkanderen 51 —

niet en konden myden. Waer door vierenveertich groote coopvaerders schepen versoncken, ende Tabel 1: Jaren met stormen waarbij ontrent 1050 schippers ende bootsghesellen ver- Texel expliciet wordt genoemd droncken: voorts weynighe daer schadeloos af (periode 1450-1575) komende”. Zodra het weer het toeliet, kwam er hulp uit Texel, Wieringen en Medemblik. In Am- 1508 schade op het eiland Texel en de Waddeneilanden sterdam, maar ook in Delft en Hoorn, waar men 1509 de eilanden Wieringen en Texel lijden grote schade veel schepen verloor, heerste grote verslagen- 1559 de stormvloed overspoelt Texel voor een deel heid. Sommige kooplui dreigden in een klap 1570 Texel staat grotendeels onder water bankroet te gaan.46 1573 in het Vlie en bij Texel gaan een waterschip en een Vierenveertig schepen die in één enkele storm boeier verloren verloren gaan lijkt een uitzonderlijk groot aantal, maar wat dan te denken van de storm in de ook ‘gewone’ burgers te schrijven en aanteke- nacht van 18 op 19 december 1660? Vóór de ningen te maken. Tientallen keren vermeldt nacht viel, waren op de Rede 155 zeilen geteld. Buisman noodweer, zware stormen of storm- De storm woedde vooral ‘s nachts en toen het vloeden in de periode 1450-1575.49 Vele malen de volgende morgen weer licht werd, waren ook wordt daarbij het vergaan van schepen ge- slechts 38 schepen niet van de ankers geslagen. noemd, soms met grote aantallen in een enkele De ontbrekende schepen hebben beslist niet te- storm. Zo zijn er bij de lentestorm van eind gen de wind in een veilig heenkomen kunnen maart 1540 in Deense wateren zeker 182 schepen vinden! Er zijn die nacht mogelijk 100 schepen vergaan. Ook het Zuiderzeegebied – waartoe de vergaan. Rede van Texel werd gerekend50 – wordt ge- Om een enigszins onderbouwde schatting te noemd in verband met het vergaan van schepen, kunnen maken van het totaal aantal schepen dat maar ook in dit geval nooit specifiek. De eerste op de Rede van Texel is gezonken, is het nuttig keer dat het vergaan van schepen bij Texel expli- om alle van dit gebied bekende stormen met de ciet wordt vermeld, is bij een storm in 1573. daarbij bekende gegevens van aantallen vergane schepen op een rij te zetten. Het al eerder aan- Uit de periode 1575-1675 zijn veel meer bronnen gehaalde werk van historisch geograaf Buisman beschikbaar en Buisman noemt dan ook tiental- is daarbij het aangewezen hulpmiddel. len zware stormen in deze periode.51 De detail- Voor de periode 1300-1450 geeft Buisman weinig lering van de verhalen is groter dan voorheen, informatie waaruit direct iets af te leiden is over waardoor geselecteerd kan worden op stormen aantallen scheepsrampen bij Texel.47 In die pe­ waarbij expliciet het vergaan van schepen wordt riode hebben zeker tientallen zware stormen de genoemd. Hiermee is helemaal niet uitgesloten Lage Landen getroffen, die ongetwijfeld ook dat sommige stormen en/of scheepsrampen slachtoffers op zee gemaakt hebben. Er worden buiten beeld zijn gebleven, simpelweg omdat ze ook wel meldingen gedaan van scheepsrampen, destijds niet zijn genoteerd of doordat de noti- maar die zijn meestal weinig specifiek en Texel ties verloren zijn gegaan of nog niet zijn ontdekt. wordt niet genoemd, wat echter niet hoeft te betekenen dat dat gebied er zonder schade of Hier geven we slechts enkele van de vele illustra- scheepsrampen vanaf is gekomen. Ook Van der tieve voorbeelden uit deze periode die Buisman Vlis is opgevallen dat er in de loop der tijden heeft gevonden (zie tabel 2). Bij 23 januari 1576: weinig is opgeschreven over schipbreuken rond “uytten suydwesten een grooten en verbolgen 46 Buisman 2000, 139-140; zie ook Van der Texel. Men vond het vergaan van schepen blijk- Vlis 1977, 119, 221 en 223. wind.” Bij Texel vergaan “enkele” met graan ge- 47 Buisman 1996. baar dermate gewoon dat een gedetailleerde laden schepen. Bij 30 januari 1607: “Den 30en 48 Van der Vlis 1977, 221 en 231. vermelding niet nodig werd gevonden.48 49 Buisman 1998. januarij wayde in de Nederlanden ende elders 50 Zie noot 23 van dit hoofdstuk. Voor de Na de uitvinding van de boekdrukkunst rond een seer groote storm, by den welcken in Texel duidelijkheid zullen we toch de naam 1450 neemt het aantal bronnen toe en beginnen Waddenzee blijven gebruiken. in Hollandt vijf groote schepen gheheel verging- 51 Buisman 2000. 52 —

Tabel 2: Jaren met stormen waarbij scheepsrampen bij Texel worden genoemd (periode 1575-1675)

Jaar Windrichting Genoemd aantal schepen vergaan bij Texel

1576 ZW enkele

1593 WZW 44

1598 ? circa 40

1606 ? verscheidene

1607 ? 15

1619 ? verscheidene

1625 NO 3

1625 NW-N-NO veel

1627 ? enkele

1638 ZW 35

1640 ? vele “met man en muis”, andere strandden

1654 WZW 20

1660 WNW vele (circa 100)

1662 Z ten minste 5

1671 ? enige

1674 ? enige

hen, met wel 170 mannen; met noch wel 10 an- De gegevens uit de periode 1675-1750 noemt dere schepen, daervan het volck meest ghe- Buisman een “mer à boire”.54 Dit deel telt dan berght worde: alle dese schepen waren meest ook bijna 1000 pagina’s, en dat voor de kortste met coorn voor Italien gheladen”. Verschillende tijdsspanne die hij in één deel heeft behandeld! malen ook merkt Buisman op dat schepen bij In een bijlage getiteld “Scheepsrampen” somt hij Texel “hun masten kerven” (kappen), zoals enige de jaren en de maanden op waarin hij ‘ergens’ – Westindiëvaarders tijdens een storm op 7 de- maar niet noodzakelijk bij Texel – een scheeps- cember 1627.52 Diezelfde maand nog, op 26 en ramp heeft gevonden.55 In deze periode van 75 27 december, raken bij Texel weer 50 schepen in jaar zijn dat 40 jaren met maar liefst 61 maanden nood, waarvan “enkele” stranden. In een zuid- waarin hij ten minste één scheepsramp is tegen- wester storm van 1638 vergingen 35 schepen. gekomen. Sommige maanden kenden meerdere Twee schepen uit Hoorn kwamen uit Brazilië met stormen, dus bij elkaar gaat het om meer dan 61 een lading suiker. Een straatvaarder met thuis- gebeurtenissen met scheepsrampen. Buisman haven Enkhuizen zonk met een lading stukgoe- meldt dat in deze bijlage niet is gestreefd naar deren. Ook “bleven verscheide schepen die na volledigheid en inderdaad treffen we in zijn eigen Fernabueq (Pernambuco) met victualie gingen”, werk al scheepsrampen, die hij voor zijn tabel of “schepen die uit Vrankrijk kwamen met rog en over het hoofd heeft gezien. garst geladen”. De schade werd geschat op 10 Buismans bijlage is dus een opsomming van ton gouds. Tijdens de “grousame” Driekonin- stormen, waarbij schepen zijn vergaan, maar een genstorm van 6/7 januari 1640 lagen bij Texel deel van deze rampen heeft zich ergens anders 52 Buisman 2000, 394. honderden schepen op gunstige wind te wach- dan bij Texel voltrokken. Soms is juist dát echter 53 Buisman 2000, 451. ten. Vele vergingen met man en muis, andere onduidelijk. Hier doet zich het merkwaardige fe- 54 Buisman 2006, 843. 55 Buisman 2006, 902, bijlage 22. strandden.53 nomeen voor dat, ofschoon meer gegevens 53 —

voorhanden zijn dan voor voorgaande periodes, treem dat men er nog jaren later over zal spre- deze gegevens relatief minder feitelijke informa- ken. Er is sprake van vreselijke stormwind uit tie opleveren over de Rede van Texel. Dikwijls het zuidwesten, waarbij “veel sceepe op de worden ernstige stormen genoemd met schade Zuijderzee tegens de Vriese kust raekten en aan land, huizen en/of schepen op de Zuiderzee, ettelijke bleeven.” Men vergeleek deze storm Hollandse kusten, Waddeneilanden of zelfs bij wel met die van december 1660. Van de Indi- Texel, zonder dat in de bron is vermeld of de sche retourvloot worden enkele schepen op de Rede erbij betrokken was. We wezen hierboven Friese kust geworpen en stukgeslagen.58 al op het merkwaardige feit dat men scheeps- • 1 december 1716: Storm. Bij Texel vergaan vijf rampen blijkbaar nauwelijks vermeldenswaard schepen uit Hoorn. achtte.56 We halen uit de periode 1675-1750 een • 1 september 1717: “een geweldige orkaan deed reeks voorbeelden aan met uiterst vage of soms gantsch Holland, Zeeland en andere nabuurige zelfs volledig afwezige aanduiding van plaats Provintien schudden en beven. Veele ingezete- van vergaan, aard van de schade en/of precieze nen leden groote schade, dog den zeeman wel aantallen gebleven schepen.57 het meeste.” • December 1717: Dagenlange stormen. De kust- • 4 november 1675: “Door die stormwinden en gebieden van Nederland, Duitsland en Dene- overlopingh van ’t water, geschiede groote marken worden door een van de grootste schade aen menschen, huysen, beesten en rampen in hun geschiedenis getroffen. De schepen; van welcke leste tusschen Schevelin- winden komen wisselend uit west, zuidwest en gen en Tessel 13 zijn gebleven.” noordwest. Er worden enorme schades ge- • 10 maart 1678: In gevecht met Duinkerker ka- meld. In Groningen vallen duizenden slachtof- pers gaat bij Texel het fregat Schiedam verlo- fers. Vergelijkbare schades worden gemeld in ren. Friesland en Holland. In Groningen en Fries- • 13 januari 1682: Storm. Nabij Texel, waar haast land verdrinken 2500 mensen. Alle Waddenei- altijd wel veel schepen op de rede liggen, is landen lopen averij op. Texel komt voor bijna veel schade. een derde onder water te staan. Op Vlieland • 11 november 1683: Dagenlang stormweer. Een stroomt het water over de duinen, Terschelling vloot van Nederlandse oorlogsschepen en evenzo. Deze Kerstvloed van 1717 is de groot- koopvaarders is verdaagd op de Haaksgron- ste stormramp in de 18de eeuw. Buisman be- den, ten westen voor het Marsdiep. Na de rekent het totale aantal slachtoffers in ons storm blijken 8 grote oorlogsschepen te zijn land op 13.300. Verder 100.000 stuks groot vee vergaan of op het strand tot spaanders te zijn en 5000 huizen en andere gebouwen. geslagen. • Winter 1719/’20: De stormen in deze herfst en • 17 juni 1695: Onderweg van Enkhuizen naar vooral die op 30 november tot 1 december blij- Texel explodeert een oorlogsschip van 18 stuk- ven niet zonder gevolgen. Er zijn vele scheeps- ken, de Faam, bij het afvuren van een sein- rampen in de Zeeuwse wateren en aan de Hol- schot. landse kusten. Herhaaldelijk ziet men wrakken • Juni 1696: 300 koopvaarders liggen in het Vlie en lichamen van schipbreukelingen op de 56 Zie noot 48. klaar om naar de Oostzee te zeilen. Een andere stranden. 57 Buisman 2006, alle voorbeelden zijn te vloot is net bij Texel binnengelopen. Een Duin- • 1 december 1720: In Holland en Zeeland steekt vinden bij de respectievelijke jaren. Hoe lang de lijst ook is, het is geen complete kerker kaper valt hier aan en overmeestert vijf een storm op die aanhoudt tot 8 uur in de och- opsomming van door Buisman gevonden oorlogsschepen en 20 koopvaarders. Bescha- tend van de 2de. Veel schepen zijn vergaan of stormen en niet bedoeld als sluitend hulpmiddel een specifiek wrak uit de digde schepen worden in brand gestoken. beschadigd en verscheidene mensen zijn ver- periode aan een specifieke storm te • 30 september tot 1 oktober 1697: Storm. Sche- dronken. Bij Texel vergaan drie Franse schepen kunnen koppelen. 58 In Dutch-Asiatic shipping wordt slechts 1 pen die enkele dagen tevoren bij Texel zijn die in quarantaine lagen. VOC-schip vermeld als vergaan: de aangekomen lopen veel schade op. • 29 december 1720: een langdurige storm die Renswoude op Ameland, 13 december 1703 (Bruijn, Gaastra, Schöffer en Van • 8 december 1703: Het stormgeweld is zo ex- begint als zuidwester en op de 30ste en 31ste via Eyck van Heslinga 1979, 283).

54 —

west doorschiet naar noordwest. “In Texel wa- toch is bij de meldingen weer zelden of nooit ex- ren wederom veele scheepen weg gedreven, pliciet sprake van de Rede, afgezien van terloop- eenige na de Vriessche kust en andre wederom se opmerkingen als “op de rede is veel schade” na de Zuyd-wal: veele raakten hunne masten of “op de rede veel schepen vergaan.” Weer con- kwyt, andre wederom vol water, en een on- stateren we dat men het vergaan van schepen noemelyk getal koopmanschappen raakte op blijkbaar alledaags en niet vermeldenswaard deze wyze buiten boord.” vond. • 19 januari 1735: Storm. “In Tessel bleeven wel 60 scheepen en veel volk soo dat de schade De Rede als scheepskerkhof: een schatting wierde geschat op 80 tonne gouts en de ee- Als we een overzicht willen maken van de totale lende onbeschrijflijk.” En een andere bron: “In hoeveelheid schepen die op de Rede is vergaan, Tessel zyn zeer veele schepen gebleven en wel dan blijven we daarom steken op een mager 60 weggedreven, waar van een groot gedeelte aandeel van de vermoedelijke werkelijkheid. Ne- mede gebleven, op droogtens geraakt, en de men we de hierboven behandelde periode 1675- overigen byna alle grootelyks beschadigd zyn 1750. Schepen als de 13 die in 1675 tussen “Sche- geworden.” Te Londen beweert men zelfs dat velingen en Tessel” zijn gebleven, zijn van de 100 schepen bij Texel maar 17 zijn ont- waarschijnlijk gestrand op de Noordzeekust. snapt. Hetzelfde geldt voor het fregat Schiedam in 1678. • 28-30 april 1741: Storm veroorzaakt ernstige Het oorlogsschip Faam dat in 1695 explodeerde, Zuiderzeevloed. Heel wat schade aan de kus- zou reeds op de rede gearriveerd kunnen zijn ge- ten van de Zuiderzee en elders. Ook op zee weest toen het mis ging, maar we weten het spookt het. Langs de zuidwal, onder andere bij niet. Anderzijds is in 1683 de vloot van acht grote Harderwijk, vergaan acht schepen. oorlogsschepen op de Haaksgronden, dus bui- • 11 tot 13 december 1747: Storm, die in hevig- ten het Marsdiep vergaan, maar met wind en tij heid wedijvert met die van 1703 en 1735. Zeld- kunnen heel goed grote wrakresten de Wadden- zaam woest weer boven de Lage Landen. zee zijn binnengespoeld en in het gebied van de Rede zijn gezonken. We komen voor dit tijdvak Het is een hele opsomming en aan de hand van tot de in tabel 3 genoemde concrete cijfers, die Buismans werk zou de lijst voorbeelden nog veel echter niet méér kunnen zijn dan een absolute langer kunnen worden gemaakt. De conclusie is ondergrens van het werkelijke aantal. echter wel duidelijk: sommige stormen waren heftig en langdurig, er wordt melding gemaakt Als we afgaan op de gegevens in Buismans lijst, van aanzienlijke schade en Texel wordt meerma- dan gaat het niet te ver om te veronderstellen len genoemd. Het is zeer aannemelijk dat het dat alleen al bij de zéér hevige stormen van de- daarbij in veel gevallen gaat om schepen op de cember 1703, december 1717, 29 december 1720 Rede van Texel, waar immers grote aantallen en december 1747 tesamen tenminste nog en- schepen voor anker lagen. We hebben gezien kele tientallen en waarschijnlijk over de honderd hoe schepen in de problemen konden komen en schepen méér moeten zijn vergaan op de Rede.

Tabel 3: Aantallen schepen die vrijwel zeker op de rede zijn vergaan (periode 1675-1750)

Jaar / maand aantal schepen oorzaak / opmerking

1696 (juni) 5 kapergeweld; aantal is (lage) schatting van auteur

1716 (1 dec.) 5 storm; schepen uit Hoorn

1720 (1 dec.) 3 storm; Franse schepen

1735 (19 jan.) 60 storm 55 —

Als we de periode tussen circa 1450 en 1675 Een veelgestelde vraag is wat de redenen waren meetellen en er rekening mee houden dat ook in voor het vergaan van een schip. Zoals we hier- het nog niet door Buisman gepubliceerde tijdvak boven hebben gezien zijn de meeste schepen op 1750-1800 schepen op de Rede zijn vergaan, de Rede vergaan door (hevige) stormen. Daar- kunnen we vaststellen dat er tussen 1450 en naast waren ook andere oorzaken mogelijk, zo- 1800 zeker enkele honderden scheepsrampen als oorlogsgeweld60, kaperactiviteiten, ongeluk- hebben plaatsgevonden. Naar schatting waren ken door menselijke fouten61 en ijsgang.62 het er tussen de 500 en 1000. Dat betekent ech- ter niet, dat de daarbij ontstane wrakken alle- maal ter plekke gedeponeerd zijn geraakt en/of 2.3 Stranden en vergaan: de eerste fase daar tot in onze dagen bewaard zijn gebleven. van wrakvorming Tot op heden zijn er slechts enkele tientallen door locale duikers, vissers en anderen gemeld. Hoeveel schepen er ook op de Rede van Texel verloren mogen zijn gegaan, het betekent niet Een ramp op de Rede59 dat er nu nog grote aantallen scheepswrakken Een voorbeeld van een scheepsramp die ter plekke in de zeebodem verwacht kunnen niet door Buisman is geregistreerd, komt worden. Sterker nog: lang niet al de veronge- voor in de memoires van Nicolaus de Graaf lukte schepen zijn in de bodem terechtgekomen, (1619 - circa 1701/03). Deze zeeman uit Eg- en al helemaal niet als min of meer volledige mond aan Zee heeft een halve eeuw geva- scheepsrompen met complete uitrustingen en ren als scheepschirurgijn. Tussen 1639 en ladingen. Hierboven is al beschreven hoe men in 1687 maakte hij 16 reizen over de wereld- eerste instantie uit alle macht vocht om de sche- zeeën, waaronder niet minder dan vijfmaal pen te redden, bijvoorbeeld door extra ankers in dienst van de VOC naar Oost-Indië. Daar- uit te brengen, de ankertrossen te verzwaren 59 Gebaseerd op Warnsinck 1976, 56-57; naast voer hij ook in dienst van de WIC naar met kanonlopen of zelfs complete masten om te Voor Robbezand zie: Koninklijke Marine/ Brazilië, vocht met De Ruyter mee in diverse hakken en overboord te zetten. Hier begint in Dienst der Hydrografie, kaart 1811, kaartblad 1811.3. zeeslagen en reisde op walvisvaart naar wezen al de eerste fase van wrakvorming. In ie- 60 Hierbij kunnen we denken aan de raid Spitsbergen. Over zijn vele reizen wist hij der geval zullen dergelijke overboord gezette za- van de Engelse vloot in 1666 op de rede van Vlieland en op Terschelling. smakelijk te vertellen. In 1701 verscheen de ken later niet meer in directe relatie met de 61 Een voorbeeld daarvan is het vergaan in eerste druk van zijn “Reisen van Nicolaus de wrakken worden teruggevonden. oktober 1618 van een splinternieuw oorlogsschip, hier te lande gebouwd Graaff, na de vier gedeeltens des werelds Meestal verging een schip op een rede niet door voor de Franse koning. Als gevolg van [etc.]”. ‘zomaar’ te zinken op open water, maar door ka- een stuurfout stootte het op het Vogelzand en is daarna gezonken; zie Aan het begin van zijn negende reis, in 1661 pot te stoten op een ondiepte, zoals een zand- Weber 1978. met De Ruyter naar de Middellandse Zee, bank, een strand of kust van omliggende eilan- 62 Een voorbeeld van dit laatste in de nabijheid van ons onderzoeksgebied is lag de vloot te wachten op de rede bij Vlie- den of het vasteland of zelfs op een ander schip. het VOC-schip Buytensorgh, dat in de land en Terschelling en hij noteerde: “Onse Zeker het proces van een zich tijdens een storm winter van 1759 in de buurt van de huidige Javaruggen in het ijs is gekraakt. versamelplaats was in ’t Vlie, alwaar op den voltrekkende scheepsramp moet men zich voor- Een fragment achterschip van dit wrak is 24e may een vloot koopvaarders, so Noort- stellen als een buitengewoon gewelddadig ge- te zien in het Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie te Lelystad. Zie ook se als Ooster-vaarders binnen zijn gekomen, beuren, waar grote krachten aan te pas kwamen. Bruijn, Gaastra, Schöffer en Van Eyck van uitgeseid ene die op ’t Robbesand is verongelukt.” Ook vóór de feitelijke stranding moeten de om- Heslinga 1979, 432-433. Zich baserend op onjuiste verhalen in de media (april Het Robbesand is een ondiepte ter hoogte standigheden aan boord gruwelijk zijn geweest. 2002), dateert Buisman dit ongeval van waar het Scheurrak aftakt van de Texel- Alles slingert, rolt en stampt en je kunt je nau- abusievelijk in de winter van 1749 (Buisman 2006, 821). Andere stroom, waardoor het nog net deel uit- welijks staande houden of verplaatsen. Daarbij voorbeelden in dit deel: in januari 1740 maakt van ons aandachtsgebied. is de kans ook nog eens groot dat ra’s en masten zinken in de Theems verscheidene schepen in het ijs (Buisman 2006, 679); neerkomen, dat ladingen in de ruimen gaan een fregat in de Zeeuwse wateren moet schuiven – waardoor een schip plotseling kan op 14 januari 1748 vluchten voor drijfijs en loopt aan de grond (Buisman 2006, kapseizen – of dat allerlei zaken op de dekken 796).

56 —

Afb. 2.8 Prent van Sieuwert van der Meulen gemaakt rond 1700. In ondiep water of op het strand gelegen wrakken zullen destijds zijn leeggehaald en gesloopt. Daarvan zijn overwegend geen resten bewaard gebleven.

losraken en daar met veel geweld heen en weer rect gebeurt, dan wel later onder het voortdu- komen zetten. Bij elk van deze gebeurtenissen rende geweld van stormwind, hoge golven en kan grote schade worden aangericht aan de con- woeste branding. Tijdens deze fase kunnen min- structie; opvarenden kunnen door schuivende der sterke delen van de opbouw, zoals galjoen, lading of omvallende masten worden gewond of galerijen, hakkebord, vertuiningen, relingen, de gedood. In het Nationaal Depot voor Scheeps­ bovenste hutten en dergelijke makkelijk al af- archeologie te Lelystad staat bijvoorbeeld een breken. Dekluiken kunnen wegspoelen, delen groot bronzen kanon, in 1996 door Rijkswater- van de lading kunnen overboord slaan en als de staat geborgen uit de Noordzee, waaraan diverse scheepsromp in stukken breekt of helemaal menselijke resten verkleefd bleken te zijn: een openbarst, kan de lading uit de ruimen komen onderkaak en een laars met voet en onderbeen bovendrijven en door wind en tij weggevoerd er nog in. Hier was duidelijk tijdens de onder- worden. gang van het schip een arme drommel verplet- Na een dergelijke rampzalige storm lagen de terd door een losgeraakt kanon. Als het schip ten stranden – vaak tot in de verre omtrek – bezaaid slotte in zijn ongecontroleerde vaart aan de met resten tuigage, stukken scheepsconstructie, grond stoot, barst het geweld pas echt los, want lading, zoals kisten en vaten, en vaak ook grote het schip kan nergens meer heen. Eventueel nog aantallen omgekomen zeelieden en andere op- overeind staand tuig kan alsnog breken en neer- varenden. Uit vroeger onderzoek van de storten, de romp kan barsten en als dat niet di- scheepsarcheologen van de Rijksdienst voor de 57 —

IJsselmeerpolders (RIJP) – tot 1998 gevestigd in 30 m, waar bergingspogingen hebben plaatsge- Ketelhaven – is een voorbeeld bekend van een vonden vanaf het jaar van de ondergang tot tjalkachtig vaartuig op kavel K45 in Oostelijk Fle- 1683. Nog vele jaren na het vergaan hakten dui- voland, gezonken in 1672, waarvan het hele kers gaten in de dekken om zoveel mogelijk voorschip ontbrak. Jaren later werd het precies bronzen kanonnen te kunnen bergen. Een ber- passende stuk voorschip teruggevonden op een gingsactie in de jaren 1663-65 was in dat opzicht kavel dat ongeveer 25 km verderop lag! Dit illus- zeer succesvol: er werden meer dan 50 bronzen treert goed, hoe ver de diverse onderdelen met stukken boven water gebracht.64 Ook het in de wind en stroom weg kunnen drijven van de inleiding genoemde wrak Scheurrak SO 1 toont plaats van ondergang. dergelijke haksporen op een fragment van het Nadat het weer enigszins was bedaard, konden boord. Anderzijds kon men schepen, die ‘alleen de eerste bergers bij de wrakken komen. Behalve maar’ op ondiep water waren gestrand en niet eventuele overlevenden werden zoveel mogelijk waren stukgeslagen, in hun geheel proberen te bruikbare goederen geborgen. In de eerste bergen door gewicht over te laden in kleine plaats zal men gezocht hebben naar eventuele vaartuigen (of overboord te zetten) en ze vervol- kisten met geld of andere zaken van grote waar- gens los te trekken. Dikwijls had men hiermee Afb. 2.10 Tijdens de bloeiperiode van de. Bronzen kanonnen63 waren bijvoorbeeld ui- succes. de Rede van Texel bestond er terst kostbaar en er werd vaak veel moeite ge- Zo kon deze eerste fase van het wrakvormings- internationaal al ruime ervaring met daan deze te bergen. Ook van de ‘gewone’ proces ertoe leiden dat aanzienlijke hoeveelhe- het bergen van gezonken schepen. Er uitrusting, tuigage en lading trachtte men te red- den van schip, uitrusting en lading al waren ver- werden zelfs hele verhandelingen den wat er te redden viel – het was meestal nog dwenen, voordat de wrakresten geheel onder over gepubliceerd. Op deze prent uit geld waard. Soms werden gaten in de dekken of water en onder een beschermende laag sedi- een 18de-eeuws werk over duiken en de boorden gehakt om in het inwendige van het ment waren verdwenen en aldus ‘definitief’ in wrakberging is een veelgebruikte schip te kunnen doordringen. Een bekend voor- de zeebodem waren gedeponeerd. methode afgebeeld om complete beeld daarvan is het Zweedse koningsschip de schepen te lichten met behulp van Wasa, gezonken in 1628 naar een diepte van ruim kabels, ankers en twee scheeps­ rompen (Triewal 1734, tab III).

63 Bij de Marine spreekt men van ‘kanons’. Om geen verwarring te zaaien wordt hier steeds de meervoudsvorm ‘kanonnen’ gebruikt. In de 17de eeuw werd overigens ook niet gesproken van kanons, maar bijvoorbeeld van ‘metaele stucken’ voor kanonnen van brons, of van ‘gotelingen’ voor gietijzeren geschut en daarnaast waren nog vele andere termen in omloop. 64 Saunders 1962, 24- 31; Kvarning en Afb. 2.9 Het spantenraam van een schip is zo zwaar uitgevoerd dat je daar meestal wel delen van terugvindt. Ohrelius 2002, 38-45.

58 —

De ondergang van het VOC-retourschip die eerste dag in drie tochten de eerste “180 Batavia zielen, 20 vaten broodt ende eenige tonnec- Van geen scheepsramp op de Rede van Texel kens met water” aan land te zetten. hebben we een zo dramatische beschrijving De volgende dag was de wind zo hard en de als van die, welke zich in de zomer van 1629 branding zo sterk, dat het niet lukte om op- aan de andere kant van de aardbol voltrok. nieuw met de boot aan boord van de Batavia Het gedetailleerde verslag van het vergaan te komen om verder te gaan met het bergen van dit ongelukkige schip, dat een half jaar van mens en goed. De stortzeeën waren nu zo eerder van de Rede was vertrokken op zijn hoog, dat ze over het campagnedek sloegen eerste en enige reis naar Indië, illustreert als en men verwonderde zich erover dat het schip geen ander de eerste fase van wrakvorming.65 “aan malkanderen konde blijven”. Die och- Op 4 juni, omtrent 2 uur in de morgen, liep de tend was op een van de eilandjes al “een stuck Batavia in volle vaart op een rif van de Hout- van de stenge aan landt komen te drijven”. man Abrolhos, een eilandengroep voor de Deze werd overigens direct door de timmer- westkust van Australië. De schok was zo hard, man gebruikt om een zijzwaard voor de boot dat commandeur Pelsaert uit zijn kooi viel. te maken. Men begon onmiddellijk rondom de water- In het volgende deel van Pelsaerts verslag ver- diepte te peilen en “bevondt datter achter legt de aandacht zich naar de dwingende maar 17 a 18 voet water was, maar aan ‘t voor- noodzaak van het zoeken naar drinkwater op schip veel minder”. Op ruim 100 meter achter de omringende eilandjes en het vaste ‘Zuijdt- het schip vond men wel voldoende diep water. landt’. Deze zoektocht leidde niet tot de Men besloot om er met de bijboot een anker vondst van drinkwater, maar bracht hem op 7 heen te brengen om zo te trachten het schip juli te Batavia, waar hij verslag deed aan de van de droogte af te trekken. Tegelijkertijd be- gouverneur-generaal Coen. 15 juli vertrok Pel- gon de bemanning stukken geschut over- saert op het jacht Sardam met een opdracht boord te werpen om drijfvermogen te winnen. van Coen om mensen en goederen te gaan Al snel bleek echter dat het schip niet meer te redden. Voor dat laatste doel was ook een redden was. Het begon harder te waaien en groep duikers uit Gujarat in India aan boord. het water ging zakken. De Batavia bleek “met Het kostte de stuurlieden de nodige moeite vol hoogh water” op de ondiepte gevaren en om de wrakplaats terug te vinden, maar op 17 rondom zag men nu klippen en droogten. De september werd de juiste locatie bereikt. Toen branding werd zo hevig en er kwamen zulke vernam Pelsaert de schokkende verhalen over hoge rollers overzetten, “datmen door het onderlinge moordpartijen, die na zijn vertrek stooten van t’schip niet langer staan, ofte hadden plaatsgevonden. Naast de uitgebreide gaan en konde”. Om niet direct al uit elkaar verhorenverslagen, die de rest van Pelsaerts gebeukt te worden, besloot men de grote manuscript grotendeels vullen, werden ook mast om te hakken en overboord te werken. enkele details opgetekend, die heel direct in- 65 Gebaseerd op het verslag uit 1629 van Onder deze omstandigheden werd de hele zicht geven in de eerste dagen en weken van Francisco Pelsaert, als opperkoopman en commandeur de hoogst verantwoorde­ ­ dag gezwoegd om zoveel mogelijk opvaren- het wrakvormingsproces. lijke aan boord van de Batavia. Dit den naar twee kleine eilandjes in de directe Op de avond van 18 september – vlak na zijn manuscriptverslag, getiteld “Droeviege daghaenteyckeningh int verliesen van omgeving te brengen, maar ook om alvast terugkeer dus – voer Pelsaert naar het wrak en ons schip Batavia”, is te vinden in het “het gelt, ende de kostelycxte waren, gereet constateerde dat het geheel in stukken lag en Nationaal Archief te ‘s-Gravenhage, archief van de VOC, toegang 1.04.02, boven te krijgen” en om brood te redden uit dat slechts een klein deel nog boven water inventarisnummer 1098, folio 232 en de broodkamer. De scheepsromp was echter uitstak. Verschillende stukken van de con- verder. De afgebeelde tekstfragmenten zijn afkomstig uit dit manuscript. Het “al ten 10 uren gebarsten” en het ruim was vol structie waren zelfs al een eind weggedreven. verhaal is integraal getranscribeerd in de water komen te staan. Desondanks lukte het Hij had dan ook weinig hoop dat er nog veel te reeks Werken van de Linschooten- Vereeniging (Roeper 2002). 59 —

bergen viel: meest hardt waijden ende vreeselijck barnden “Tegen den avond naar het wrack gevaeren, [harde branding], ende wiert eijndelijck zijn bevonden dat het schip in verscheijden stuc- backboort syde uytgesmeten ende doen ken lagh, te weten een stuck van het kiel met slooptent soo haast ende lichtelijck van malk- zijn vlack van ’t ruim, altsamen boven water anderen, dat het verwonderlijck scheen […].” affgespoelt op een weijnigh naar van d’achter windtveeringh [onderdeel van de spiegelcon- Op 15 november noteerde de commandeur structie], die boven water stack, ende bij naast nog een laatste interessante opmerking over noch op de plaatse daar t’schip eerst geseten de wrakvorming. In de twee maanden die wa- hadde. Een stuck van’t voor schip aande beet- ren verstreken sinds 18 september, toen hij de ingh affgebroken lagh heel op ’t drooge ge- wrakplaats de eerste keer had verkend, was schockt, daar in 2 stucken geschuts lagen […] het deel dat toen nog boven water uit had ge- uyt de rampaarden [rolpaarden] sonder ijets stoken, ook verdwenen: “[…] doen wij hier meer. Bij het voorschip lagh nu de een zijde eerst met het jacht quamen, wasser aent ach- van d’achter schip aande stuerboorts ter ende voorschip noch een stuck bovent wa- kruijspoorte affgebroken. Voorts andere stuc- ter, maar nu was het altsamen wegh gespoelt, ken van minder groote lagen op verscheyde dat ondert water maar [slechts] den kiel met plaatsen apart gedreven, zoodat hem een een weijnich van’t wrack ruijm leijt daar de kleijne hoope liet aansien om veel geldt oft stucken geschuts, ankers, touwerck ende dier- ander goet te zullen bergen.” gelijcke swaar goet seer wonderlijck in malk- Pelsaert informeerde naar de omstandighe- anderen ghevlochten leijt ende niet wijt wech den waaronder het wrak vergaan was en hoe spoelen kan.” lang het nog intact was geweest. Men ant- Dankzij deze persoonlijke belevenissen van woordde dat in het begin alleen de lichtste Pelsaert krijgen we niet alleen een levendig onderdelen eraf waren gespoeld en dat het beeld van de gang van zaken rond een stran- schip pas na acht dagen werkelijk uit elkaar ding, maar begrijpen we ook beter dat op een gebroken was, maar dan ook heel snel: “zij ze- typische wrakplaats bepaalde onderdelen van ijden 8 dagen noch meest heel geweest was, schip, uitrusting en lading slechts zelden zul- maar den spiegel ende ander bovenwerck len worden aangetroffen. spoelden int eerst al wech, in welcke dagen

Afb. 2.11 Detail uit het originele manuscriptverslag (december 1629) van commandeur Francisco Pelsaert, de hoogstverantwoordelijke VOC-dienaar aan boord van de gestrande Batavia. De transcriptie staat hierboven in de kadertekst: “zij zeijden 8 dagen … verwonderlijck scheen” (bron: Nationaal Archief te ’s-Gravenhage, Archieven van de Verenigde Oostindische Compagnie (1602-1795), toegangsnummer 1.04.02, inventarisnummer 1098, folio 246 verso). 60 —

Afb. 2.12 Bij de Bataviawerf in Lelystad ligt een reconstructie van het VOC-retourschip Batavia.

Van scheepsrampen op de Rede van Texel is ook gekomen. Feit is dat tot nog toe slechts enkele bekend dat van hun ankers geslagen schepen tientallen wrakken in het aandachtsgebied zijn soms de hele Zuiderzee over geblazen werden teruggevonden. Dat is deels te wijten aan de om ten slotte stuk te slaan op – bijvoorbeeld – hierboven geschetste processen van stranding de kust van Friesland of onderweg op een on- en eerste wrakvorming, maar deels ook aan la- diepte. Van deze wrakken zullen we helemaal tere processen. Immers, nadat de verongelukte niets terugvinden in ons huidige aandachtsge- schepen uiteindelijk onder de waterspiegel wa- bied, zelfs geen vlak of boorden. Al met al is het ren verdwenen en alle bergingspogingen waren nauwelijks mogelijk in te schatten hoeveel beëindigd, begon een nieuwe fase van de wrak- scheepsresten in een periode van drieënhalve vorming, namelijk het nooit aflatende proces eeuw ‘definitief’ in de zeebodem direct ten oos- van aantasting en erosie als gevolg van natuur- ten van Texel gedeponeerd zullen zijn geraakt. lijke factoren én menselijk handelen. Deze facto- Het kan echter niet meer dan slechts een fractie ren komen in het volgende hoofdstuk aan de zijn van alle schepen, die hier aan hun einde zijn orde. 61 3 Natuurlijke en antropogene — degradatieprocessen

In archeologisch opzicht is in de Nederlandse harder. Een gezonken schip kan daarin niet diep kustwateren sprake van een paradoxale situatie. wegzakken en wordt dus niet of nauwelijks be- Dezelfde omstandigheden waaraan het te dan- schermd tegen allerlei eroderende invloeden. ken is dat archeologische resten vaak in opval- Het zoutgehalte is er voldoende hoog voor de lend goede staat bewaard zijn gebleven, kunnen paalworm om te kunnen gedijen. Zo is vaak de in een iets gewijzigde vorm de oorzaak zijn van voor dit gebied typische situatie ontstaan, dat het in hoog tempo verdwijnen van die resten. vooral het niet-organische deel van de lading bewaard is gebleven, bijvoorbeeld een lading amforen, en er van het schip zelf alleen de direct 3.1 Wrakvorming daaronderliggende restanten over zijn. Weer ge- heel anders is de situatie in de Oostzee, waar complete scheepswrakken, schijnbaar nauwe- Iedereen die op het strand wel eens met de voe- lijks aangetast, rechtopstaand op de zeebodem ten in de branding heeft gestaan, kent het ver- worden aangetroffen. Vermaard is het voorbeeld schijnsel dat ze vrij snel in het zand wegzakken. van de in 1628 gezonken Wasa, maar de laatste In feite doet zich hetzelfde fenomeen voor bij jaren is nog een groot aantal wrakken in verge- een gezonken schip. Onder zijn eigen gewicht lijkbare conditie gevonden. Ze zijn relatief goed zakt het al snel weg in de enigszins plastische bewaard gebleven in een milieu waar nauwelijks bodem van zand met klei en water. Daarnaast getijdenstroming heerst, ver beneden de hoog- gaat het water dat het obstakel passeert op die energetische brandings-, golf- en deiningszone. plek sneller stromen. Daardoor ontstaat een Het water is er bovendien niet zout genoeg voor slijpgeul, waarin het wrak steeds verder kan de paalworm. Ook in de grote meren in Noord- wegzinken. Tegelijkertijd vindt binnen de Amerika zijn enkele van dergelijke ‘ghost- scheepsromp, waar het water vrijwel stilstaat, wrecks’ bewaard gebleven.66 de eerste afzetting van zand, maar vooral ook In de Nederlandse wateren worden weliswaar van kleideeltjes plaats. Meestal breken in de Ne- dikke lagen beschermend sediment gevormd, derlandse condities na verloop van tijd de boor- maar anderzijds is het milieu er dikwijls zeer dy- den af en komen plat op de bodem te liggen en/ namisch, waardoor juist die zachte sedimenten of spoelen geheel of gedeeltelijk weg. Als de gemakkelijk weer kunnen wegspoelen. Het is scheepsromp voldoende diep is weggezakt en/of een bekend verschijnsel dat rivieren de eigen- de opstaande delen zijn omgevallen, treedt een schap hebben te meanderen, waarbij de buiten- nieuw evenwicht op en raakt het geheel ‘defini- bochten uitslijten en binnenbochten aanslibben. tief’ afgedekt met een laag beschermend sedi- Dat is met een stroomgeul in zee niet wezenlijk ment. We noemen het scheepswrak dan ‘gede- anders. In getijdenwateren is de situatie als ge- poneerd’. Al het scheepshout en ander organisch volg van eb en vloed wel iets complexer. Dage- materiaal dat niet op deze wijze afgedekt raakt, lijks verandert de stroming daardoor tweemaal wordt al snel sterk aangetast, in de eerste plaats van richting en beide cycli hebben hun eigen uit- als gevolg van paalwormen, bacteriën en andere werking. Bovendien heeft de wind op open wa- organismen en verdwijnt ten slotte, mede als tervlaktes veel invloed, waarbij vooral een inci- gevolg van de sterke stroming. Goed afgedekte dentele harde storm in combinatie met de grote delen van schip en lading kunnen daarentegen massa stromend water grote effecten kan heb- eeuwenlang bewaard blijven: ze verkeren in een ben. Als gevolg van deze mechanismen verande- zuurstofarm milieu en zijn daardoor betrekkelijk ren stroomgeulen en zandbanken voortdurend goed beschermd tegen allerlei vormen van in- van plaats. De Waddenzee is al eeuwenlang een werking van buitenaf. voorbeeld van zo’n dynamisch getijdengebied, Op veel andere plaatsen, bijvoorbeeld in de Mid- waar stroomgeulen en zandbanken zich voort- dellandse Zee, verliep de wrakvorming totaal durend verleggen. anders. De bodem is over het algemeen veel 66 Cain 1983. 62 —

Erosie op het Burgzand Als één ding duidelijk is geworden door het Burgzandproject, is het wel hoezeer de wrakken hier bedreigd worden als gevolg van de diverse natuurlijke processen. Veelzeggend is dat verre- weg de meeste karteringen in het kader van dit project werden uitgevoerd zonder enige vorm van opgraven. Er stak steeds voldoende con- structie en lading uit de bodem om een eerste beeld te krijgen. Bovendien constateerden de duikers dat er een voortdurend proces van na- tuurlijke ontzanding aan de gang was. Objecten spoelden vaak onder hun handen vrij. Omdat het met de heersende zichtomstandigheden on- mogelijk was om overzichtsfoto’s te maken, is het lastig om het effect van deze processen te illustreren. We zullen proberen om met behulp van een aantal voorbeelden een indruk te geven van wat zich rond de Burgzandwrakken kon af- spelen. Het meest dramatische voorbeeld van een wrak Afb. 3.1 Echoloodbeeld van wrak BZN 8. Duidelijk zien waarvan grote delen al ver uit de bodem staken, we constructiedelen hoog uit de wrakbult opsteken. is het wrak Burgzand Noord 4 (BZN 4). Toen dit in 1999 voor het eerst werd verkend, stak de

Afb. 3.2 Wrak BZN 4 was gevuld met houten vaten. De hoogliggende vaten waren volledig uit elkaar geslagen. Van deze ton rest slechts een wirwar van hoepels. 63 —

achtersteven 2,9 m uit de bodem omhoog. Een jaar later bleek dat tijdens een ééndaagse in- spectie al 3,2 m te zijn. Toen in 2001 een aanvul- lend onderzoek werd uitgevoerd met proefsleu- ven, torende de achtersteven 3,5 m boven de bodem uit en naast de resten van het voorschip had zich een slijpgeul gevormd van wel 5 m diep. Het wrak Burgzand Noord 10 (BZN 10) was zo ver Afb. 3.3-6 Het vlechtwerk van de nog niet uitgespoeld, toen wij er voor het eerst mandflessen spoelde van dag tot dag kwamen. Wel lag er ruim voldoende vrij om vast verder weg. Op deze fotoreeks zien te kunnen stellen dat het ging om een compleet we de degradatie, zoals die in twee omgeslagen stuurboord met zelfs nog gaaf weken plaatsvond. beeldsnijwerk eraan, de resten van twee dekken, gietijzeren kanonnen met hun rolpaarden en nog veel andere onderdelen van schip en lading. We kregen het vermoeden dat naast het boord nog het complete vlak bewaard was gebleven. We waren precies op tijd om een heftig erosie- proces mee te kunnen maken en de effecten daarvan op de Spaanse olijfoliekruiken, die een deel van de lading vormden. Op het moment dat deze kruiken voor het eerst uit het zand tevoor- schijn kwamen, waren ze nog omhuld met vlechtwerk van een soort riet, net zoals de Afb. 3.4 mandflessen waar niet zo lang geleden nog be- paalde Italiaanse wijnen (Chianti) in werden ver- kocht. Dit vlechtwerk was echter meestal na één dag al beschadigd. We konden daarna van dag tot dag volgen hoe, naarmate de kruiken verder vrij kwamen te liggen, het vlechtwerk steeds meer verdween, tot ze, na circa twee weken, ge- heel ontdaan van hun vlechtwerk vrij op de bo- dem lagen. Een soortgelijk verhaal is te vertellen over resten touwwerk in allerlei soorten en ma- ten, met schitterende details als volledig gave wanten met de weeflijnen nog ingeknoopt en Afb. 3.5 wantkloten eraan vastgebindseld. In de twee weken die nodig waren om het wrak te docu- menteren, konden de duikers duidelijk waarne- men hoe snel dergelijke details verloren gaan als een wrak direct bloot komt te staan aan de ele- menten. Het wrak Burgzand 3 (BZN 3) was al in 1986 ver- kend en werd zo belangrijk geacht dat het in 1988 de status kreeg van beschermd monument. Eind dat jaar is het afgedekt met gaas en 5000 zandzakken om het tegen erosie te behoeden. In de periode 1998-2005 is de site regelmatig Afb. 3.6 64 —

geïnspecteerd om de effectiviteit van de geno- deining en branding. Hoeveel kracht branding men maatregel te evalueren. Daarbij werd dui- heeft – vooral tijdens harde wind en storm – delijk dat ook op deze positie de omliggende bo- daarvan zal iedereen wel enig idee hebben. Men dem behoorlijk was verdiept. Een anker naast kan zelf aan het strand ervaren hoeveel energie het wrak, waarvan bij de verkenning in 1986 al- daar al in zit wanneer het nog niet eens hard leen zo nu en dan het allerbovenste deel zicht- waait. Wrakken in de brandingszone worden baar was, was in 1988 buiten de afdekking ge- volledig uiteengeslagen en lading raakt wijd ver- bleven en stak nu bijna twee meter boven de spreid. Het verhaal van de Batavia (zie kadertekst bodem uit. Bovendien bleek er nu geen sprake te p. 58) is daarvan een voorbeeld. Men zal zich zijn van één, maar van zes grote ankers. Wie misschien minder realiseren dat golven en dei- weet hoeveel er nog van wrak en lading over zou ning (deining is een golfbeweging, terwijl er geen zijn geweest als de vindplaats onbeschermd was wind meer is) een vergelijkbare uitwerking heb- gebleven tegen deze enorme erosie? ben op diepergelegen waterbodems en wrakres- We zouden nog even kunnen doorgaan, want ten. Bepalend is de golflengte; dat is de afstand voortdurende ontzanding, met alle gevolgen van tussen twee opeenvolgende golftoppen. Een dien, is op en rond vrijwel alle wrakken in dit ge- vuistregel is dat de energie van golven en dei- bied waargenomen. Navraag bij geologen van ning tot een halve golflengte naar beneden Rijkswaterstaat (zie kadertekst) bevestigde de doorwerkt. Bij een golflengte van 50 m wordt waarnemingen van de duikers en wees uit dat een bodem op 20-25 m diepte nog altijd ge- zich sinds de dichting van de Afsluitdijk in het raakt. Zo wordt de topzandlaag steeds opnieuw onderhavige gebied grote veranderingen heb- omgewoeld, met alle mogelijke gevolgen voor ben voltrokken, waarbij het Burgzand vele me- lichte en kwetsbare materialen. Zwaarder ters is verdiept.67 De gevolgen zijn ingrijpend. vondstmateriaal zal almaar dieper in het omge- woelde zand wegzakken, meestal tot op een Mechanische degradatieprocessen hardere, meer gecompacteerde onderlaag, waar Allereerst komen constructie en lading – toch al dan allerlei – ook ingespoeld – materiaal verza- verzwakt door een wrakvormingsproces van meld kan liggen. Afhankelijk van windkracht en eeuwen, waarin ze mogelijk al vaker geheel of strijklengte (de afstand waarover de wind onon- gedeeltelijk zijn vrijgespoeld – opnieuw bloot te derbroken op het wateroppervlak kan inwerken) staan aan de getijdenstroom en daarmee ook kunnen golven hoger en langer worden. Op de aan de slijpende werking van het daarin getrans- Noordzee is een golflengte van 50 m niets bij- porteerde zand. Tere zaken van organisch mate- zonders en een wrak op 20 m diepte ligt dus bij riaal spoelen direct weg en gaan verloren. De storm niet zonder meer veilig; de Waddenzee is scheepsconstructie vormt, net als vlak na het dermate besloten dat een dergelijke golflengte zinken, een hard obstakel in de stroming, dat daar niet snel gehaald zal worden, maar de bo- wervelingen en stroomversnellingen veroor- dem is er in het algemeen ook minder diep. zaakt. Er ontstaan opnieuw geulen die de con- Bij (zeer) strenge winters kan het voorkomen dat structie (mogelijk al voor de zoveelste keer) over ook in zee ijs gevormd wordt, dat zich soms als vele vierkante meters ondermijnen. Tijdens onze gevolg van opstuwing door wind tot enige diep- duikverkenningen zijn daarvan verschillende te onder het wateroppervlak kan uitstrekken. voorbeelden gezien. Op den duur zal de danig Door wind en getijdenstroom rondgevoerde verzwakte constructie onder zijn eigen gewicht drijfijspakketten kunnen zo aan niet al te diep bezwijken, waarbij delen in de slijpgeulen stor- gelegen scheepswrakken ernstige schade aan- 67 We hebben inmiddels op meer plaatsen in Nederland kunnen zien hoe grote ten, opnieuw afgedekt raken en – zij het in een richten. waterstaatkundige werken kunnen nog weer slechtere conditie – bewaard blijven, leiden tot ingrijpende veranderingen in de waterhuishouding, soms tot op flinke terwijl andere stukken helemaal wegspoelen. afstand. We weten nu ook dat dit directe Eveneens in de categorie van mechanische de- gevolgen heeft voor het bodemarchief onder water. gradatieprocessen vallen de effecten van golven, 65 —

Achtergronden van de ontzanding68 gisch duikteam. Andere effecten waren vol- Al snel na aanvang van het project ‘Waarde- gens Rakhorst een geleidelijke opvulling van stellende onderzoeken westelijke Wadden- de diepere delen van de Texelstroom en een zee (Burgzand)’ werd duidelijk dat in het veranderende oriëntatie van de ondieptes onderzoeksgebied sprake was van een en stroomgeulen in het onderzoeksgebied. enorme ontzanding. Er waren verschillende Daarbij verplaatsten de ondieptes Burgzand aanwijzingen voor een verdieping van on- en Bosch, en de achterliggende stroomgeul geveer een decimeter per jaar. De vragen Scheer, zich geleidelijk oostwaarts. Rak- drongen zich op, waardoor deze ontzanding horsts verklaring voor het verschijnsel was op zo grote schaal werd veroorzaakt, hoe niet zozeer de zandwinning in de zuidwes- lang het zou duren voordat een nieuw even- telijke Waddenzee (waar lokale vissers en wicht zou worden bereikt en hoeveel dieper duikers op wezen), maar veeleer de afslui- de zeebodem ter plekke nog zou worden? ting van de Zuiderzee zelf. Het gebied is on- Antwoorden op deze vragen zouden moe- derhevig aan een getijdencyclus, waarbij ten leiden tot een beter begrip van de lo- tweemaal daags miljoenen kubieke meters pende natuurlijke processen, maar vooral water van de Noordzee de Waddenzee in- ook een basis moeten bieden voor het ont- stromen. Vóór de aanleg van de Afsluitdijk wikkelen van een praktische methode voor bood de Zuiderzee een enorm areaal waar fysieke bescherming van de scheepswrak- al dat water vrijelijk in kon stromen. Sinds- ken op het Burgzand. dien stroomt nog evenveel water de zeega- Aangezien deze vragen in essentie van wa- ten binnen, dat echter niet meer in zuide- terstaatkundig/geologische aard waren, lijke richting kan afvloeien. Het wordt nu in zocht de auteur contact met Rijkswaterstaat oostelijke en noordoostelijke richting de (RWS), in de hoop dat die instelling langja- stroomgeulen in- en de platen overgeperst rige reeksen dieptelodingen (peilingen) van en leidt daar tot veranderingen in de morfo- ons onderzoeksgebied in bezit zou hebben. logie van geulen en platen. Rakhorst ver- Ir. H.D. Rakhorst, hoofd sectie kust/water- moedde dat een nieuw evenwicht niet vóór keringen van RWS, directie Noord-Holland 2040 - 2060 zal zijn ontstaan. Mogelijk zal en kenner bij uitstek van het Waddenzeege- het tempo van ontzanding iets afnemen, bied, wist te vertellen dat de lodingskaarten maar in ons aandachtsgebied moet met een alleen werden gebruikt voor het samenstel- verdieping van tenminste nog eens twee len van betrouwbare zeekaarten en daarna meter rekening worden gehouden. snel werden opgeruimd. Uit persoonlijke Nu, enkele jaren na Rakhorsts expertise, be- belangstelling had Rakhorst zelf echter een schikken we over (reeksen) lodingen die groot aantal lodingskaarten van het betref- met moderne technieken als multibeam so- fende gebied bewaard. Op basis daarvan en nar zijn gemaakt. We kunnen daarmee in van de posities van de wrakken op het 3-D weergeven hoe de wrakken erbij liggen Burgzand boog hij zich over de hierboven en wat de jaarlijkse verschillen in bodemni- gestelde vragen. veau zijn. Duidelijk blijkt daaruit dat de ver- Zijn conclusies (anno 2002) waren dat het dieping van het gebied nog altijd doorgaat, Burgzandgebied sinds de dichting van de geheel in lijn met Rakhorsts voorspelling – Afsluitdijk in 1932 met vele meters was met alle gevolgen voor het maritiem cultu- verdiept, op sommige posities met zo’n reel erfgoed vandien. zeven m. Dat komt neer op een gemiddelde 68 Gebaseerd op gesprekken met ir. H.D.Rakhorst, Rijkswaterstaat, directie van 10 cm per jaar, wat goed overeenkomt Noord-Holland (2001-2002). Rakhorst met de waarnemingen van het archeolo- heeft op verzoek van de auteur een notitie geschreven, die in dit boek als bijlage II is bijgevoegd. 66 —

Chemische en biologische degradatieprocessen lijke van het stel, de al eerdergenoemde paal- Naast de hierbovengenoemde mechanische fac- worm (Teredo navalis).69 De paalworm is feitelijk toren spelen ook chemische en biologische pro- geen worm, maar een wormvormig schelpdier. cessen een rol bij het teloorgaan van wrakresten Bekend zijn de enorme inspanningen, die en lading. Een voorbeeld van chemische degra- scheepsbouwers zich vroeger getroostten om datie is de omzetting van ijzer in restproducten hem uit de scheepsrompen te weren. Met zijn als roest en grafiet. Zelfs grote objecten als giet- raspvormige schelpjes boort hij gangen in hout, en smeedijzeren kanonnen zijn niet van deze dat als voedsel wordt opgenomen. Aangetast aantasting gevrijwaard. Als dergelijk materiaal hout lijkt van buitenaf gezien aanvankelijk in- boven water wordt gebracht, is een snelle en tact, maar toont van binnen een wirwar van vakkundige conservering een absolute voor- gangen. In een volgend stadium raakt ook de waarde om enige kans te hebben om er iets van buitenkant aangetast en wordt de oorspronke- over te houden. Onder water zorgt deze omzet- lijke vorm onherkenbaar. ting ervoor dat ijzeren verbindingen als spijkers Afgedekt onder een laag sediment is hout veilig en bouten volkomen kunnen verdwijnen, waar- voor de paalworm: het dier moet zuurstof opne- door allerlei constructies uiteenvallen. Zelfs in de men uit het water. Dat is ook voor een belangrijk verder qua conserveringscondities zo gunstige deel de gedachte achter het opnieuw laten in- Oostzee doet dit verschijnsel zich voor, maar zanden van de wrakken met behulp van steiger- door de afwezigheid van sterke getijdenstro- gaas (zie hfdst. 5). Wanneer echter scheepshout ming vallen daar de onderdelen naast het wrak vrijspoelt uit de bodem, dan vormt het een op de bodem en spoelen niet weg. dankbare voedingsbodem voor de paalworm, Een andere onder water veel voorkomende die als vrijzwemmende larve op het hout te- vorm van corrosie is de galvanische corrosie. rechtkomt. Na verloop van tijd is het hout dus- Zeewater is een goede geleider voor elektrische danig verzwakt dat het gemakkelijk breekt in de stroom. Een scheepswrak waarin twee of meer stroming of zelfs als een duiker het aanraakt. metalen als goud, zilver, brons, koper, messing, Ook de verkenningen op het Burgzand hebben tin, lood, ijzer of zink dicht op elkaar liggen, de vernietigende invloed van de paalworm weer werkt in feite als een grote batterij: allerlei elek- onomstotelijk aangetoond. In de opeenvolgen- trische stroompjes lopen van metalen met een de jaren van het onderzoek kon duidelijk een lage(re) elektrische ‘potentiaalwaarde’, waarvan achteruitgang van het hout worden bespeurd. ijzer en zink voorbeelden zijn, naar metalen met Soms bleek het vrijwel onmogelijk een hout- een hoge(re) potentiaalwaarde, de zogenaamde monster te nemen dat niet volkomen door paal- edele(re) metalen, waarvan zilver en goud voor- wormgangen was doorboord. Wolff heeft beelden zijn aan het andere uiteinde van het schelpjes uit dergelijke boorgangen in door ons spectrum. Dit verschijnsel kan zich in allerlei op de Burgzandwrakken verzamelde houtmon- combinaties voordoen, maar steeds zal het ma- sters onderzocht. Daarbij is vastgesteld dat het teriaal met de lagere potentiaalwaarde (de ano- de soort Teredo navalis betrof. de) als het ware worden opgevreten door het Teredo navalis, zo werd lange tijd algemeen aange- edeler metaal en zal het gedeeltelijk of geheel nomen, is een van oorsprong tropische soort, die verdwijnen. in het begin van de 18de eeuw met Oostindië- Minstens zo aanzienlijk is de schade die levende vaarders is meegekomen en zich in onze wateren organismen kunnen aanrichten. Marien bioloog heeft gevestigd. Als begin van de paalwormen- prof. dr. W. Wolff noemt vier soorten houtetende plaag werd daarbij de beruchte uitbraak van organismen, waarvan bekend is dat zij korter of 1730-1732 beschouwd, waarbij in het hele land 69 De auteur heeft over dit onderwerp een aantal gesprekken gevoerd met prof. langer langs de Nederlandse kusten hebben ge- zeeweringen en andere houten kunstwerken als Wolff. Ook heeft Wolff op zijn verzoek leefd. Dat zijn de scheepsworm (Psiloteredo mego- een notitie geschreven over houtetende sluisdeuren, meerpalen en dergelijke instortten organismen in de westelijke Waddenzee, tara), de boorpissebed (Limnoria lignorum), de als gevolg van de geweldige vraat door dit dier. die in dit boek als bijlage I is bijgevoegd. paalvlo (Chelura terebrans) en, als meest schade- Mogelijk echter komt de soort al wat langer in

67 —

Afb. 3.8 Detail van de paalworm in het hout. We zien de met kalk afgezette gangwanden en een schelpje van de paalworm, waarmee hij zich een weg raspt door het hout.

Afb. 3.7 Zelfs als een inhout er aan de buitenkant nog gaaf uitziet, kan hij van binnen al volledig door de paalworm zijn aangetast. onze wateren voor. De Engelse East-India Com- venscyclus van Teredo (met een larvaal stadium) is pany (EEIC) had in ieder geval al een eeuw eerder voortplanting daarvoor een voorwaarde. te kampen met deze problematiek: in 1625 wei- Buisman noemt twee gevallen van schade aan gerde een Engelse kapitein aanvankelijk het zeeweringen vóór 1730. In 1680 waren aan de kust commando over het schip Moone voor de thuis- bij Huisduinen de palen aangevreten door paal- reis vanuit Azië “knowing her weakend and how worm en in de jaren 1706 tot 1716 bleek tijdens extreamely she was eaten with the wormes”. Hij inspecties bij Den Helder een groot deel van de voerde zijn opdracht ten slotte toch uit en be- schade aan de zogenaamde hoofden voor reke- reikte Europa, maar het (besmette!) schip verging ning van de paalworm.71 Dat Teredo navalis verant- op de Engelse kust.70 In geschriften uit de loop woordelijk was voor de vernieling van de zeewe- van de 17de eeuw vinden we ook regelmatig op- ringen in 1730-1732 staat wel vast; de boosdoener merkingen over Nederlandse schepen die danig werd in die tijd immers goed bestudeerd en gedo- verzwakt waren door de paalworm. Het is overi- cumenteerd. Daarna is hij nooit meer wegge- gens zo ver na dato niet 100 procent te bewijzen weest. In 1858-1859 was opnieuw sprake van een dat het in al deze gevallen de soort Teredo navalis grote uitbraak, die tot dermate ernstige schade betrof. Dat de diertjes, eenmaal hier aangeko- leidde dat de autoriteiten een groot onderzoek 70 Green 1977, 24. men, uit de scheepsrompen overgingen naar de instelden naar het organisme en hoe dergelijke 71 Buisman 2006, 571; meer voorbeelden van paalwormschade vóór 1730 in Bakker houten zeeweringen en daar gigantische schade schade voortaan viel te voorkomen.72 2012. aanrichtten, lijkt wel vast te staan. Gezien de le- Hoe het ook zij, Teredo navalis maakt inmiddels al 72 Vrolik et al. 1860.

68 —

eeuwen deel uit van de mariene fauna van Ne- beruchte wekkerkettingen richten ook andere derland. Bestaand onderzoek leert dat eiken- bodemberoerende vistuigen schade aan, zoals hout onder voor de paalworm gunstige condities visborden, zand- en schelpenzuigers. De pene- binnen vijf tot tien jaar volledig is verdwenen en tratie van het vistuig varieert van 1 à 2 cm in har- soms nog veel sneller. Dit is bepaald geen hoop- de, fijnzandige bodems tot 2 à 4 cm in zachtere, vol gegeven voor de archeologische scheepsres- siltige bodems. Visborden kunnen tot 15 cm diep ten, die vanaf de 17de eeuw één of meermalen de bodem in gaan en schelpenzuigers en derge- zijn vrijgespoeld, dan wel vandaag de dag vrij lijke steken uiteraard nog dieper.75 In talrijke komen te liggen. krantenartikelen of publicaties van bijvoorbeeld Greenpeace wordt al jaren gesteld dat iedere vierkante meter zeebodem tegenwoordig één 3.2 De mens als (onbewuste) verstoorder of meerdere malen per jaar door vistuig wordt geraakt.76

De ontzanding veroorzaakt indirect ook andere problemen voor de wrakresten. Zo kunnen vis- De boomkor sers met hun sleepnetten vastraken in de uit de Een boomkor is een sleepnet dat wordt bodem stekende delen. Men moet niet onder- opengehouden door een ‘boom’, een meta- schatten hoe vaak en hoelang dit zich al voor- len buis aan de boven-voorkant van het net. doet. Voor gegevens over bodemberoering door Aan de uiteinden van de boom zitten twee de visserij kunnen we alweer terecht bij onder- ijzeren ‘sleeën’, die over de zeebodem glij- zoek dat door mariene biologen is gedaan. Zij den. Aan de boomkor zijn één of meer zwa- hebben geconstateerd dat de bodemfauna ge- re ‘wekkerkettingen’ bevestigd, die de vis durende de afgelopen eeuw significant is veran- uit het zand opjagen, zodat ze gevangen derd. Voor een belangrijk deel wijt men dit aan kunnen worden in het net. Deze kettingen mechanische visserij met almaar grotere motor- slepen dus over de bodem en doorploegen vermogens en innovaties als de boomkor (zie de bodem tot op enkele centimeters diepte. kadertekst) . Nadat er eeuwenlang gevist was In de Waddenzee wordt niet zozeer op plat- met zeilschepen (waarbij ook al sleepnetten vis, maar voornamelijk op garnalen gevist. werden gebruikt), werd in het laatste kwart van De internationale Waddenvloot telt onge- de 19de eeuw de stoomtrawler ingevoerd.73 Niet veer 500 schepen die zijn uitgerust voor de alleen het aantal schepen nam toe, maar ook de garnalenvisserij. Garnalen worden wel, net grootte en het machinevermogen. Begin 20ste als platvis, gevangen met een boomkor, 73 Stoomkracht werd pas vrij laat ingezet ten behoeve van de visserij. Terwijl in de eeuw visten er ongeveer 1500 stoomtrawlers in maar men doet dat niet met wekkerkettin- vrachtvaart en de passagiersvaart de Noordzee, vooral vanuit Engeland, maar ook gen, maar met een rollenpees: een touw stoomvaartuigen allang een normaal verschijnsel waren, werd pas in 1878 voor vanuit Duitsland en Nederland. Met een gemid- met ronde blokken die over de bodem rol- het eerst een stoomsleepboot voor de deld machinevermogen van 300 PK werd toen al len en de garnalen opschrikken. Een garna- visserij uitgereed. Dat gebeurde in Engeland en was meteen een groot jaarlijks een trekkracht van 450.000 PK op de lenkor richt daardoor aanzienlijk minder succes, wat leidde tot snelle toename van Noordzeebodem uitgeoefend en dat over een schade aan het bodemleven aan dan de vis- het aantal stoomtrawlers. 74 De Vooys, Dapper, Van der Meer, Lavaleye veel groter oppervlak per tijdseenheid dan daar- korren. Het is echter onvermijdelijk dat door en Lindeboom 2004, 2, 10, 12-13, 21. voor. Inmiddels is er sprake van 130 jaar geme- al dit soort vistuigen archeologische 75 Boon 2002, 7, 13-14, 18. 76 Onderwatersport juni 2010, 45; chaniseerde visserij met sleepnetten. De invoe- scheepsresten, die uit de zeebodem zijn Greenpeace 2004-3, 12-13. ring van de boomkor in jaren 1960 heeft, in vrijgespoeld, worden geraakt. De vissers 77 Bijvoorbeeld die enkele visser die, nadat hij zijn quotum heeft opgevist, met een combinatie met een sterke stijging van de ma- kunnen hier niet altijd wat aan doen, maar oud tuig over de positie van een chinevermogens, een ingrijpend effect gehad zoals bij de behandeling van de afzonder- historisch wrak heensleept in de hoop een bronzen kanon in zijn net te vangen, op de bodemfauna. Intensief korren wordt dan lijke scheepswrakken zal blijken, is de ar- of aardewerk, of altaarstenen, etc. Er zijn ook vaak vergeleken met het omploegen van cheologische schade aanzienlijk. voorbeelden dat dat ‘succes’ heeft opgeleverd. een akker.74 Naast de boomkorvisserij met de

69 —

Afb. 3.9 Voorbeeld van een krantenartikel (Texelse Courant 20-07-2001) over de vondst van archeologische scheepsresten.

Tegen die achtergrond is aannemelijk dat ten Een speciale groep: de (sport)duikers minste wekelijks ergens in Nederlandse wateren Een andere menselijke factor die van invloed is iets van archeologische waarde wordt geraakt, op de vrijgespoelde wrakken wordt gevormd meestal per ongeluk, heel soms met opzet.77 In door sportduikers en commerciële bergers. De de Waddenzee en op het Burgzand is het niet an- eersten zijn meestal oprecht historisch geïnte- ders. Men kan het horen in gesprekken met vis- resseerd en merken, net als wijzelf dat doen, dat sers, men kan het lezen in lokale kranten en men het vrijliggend vondstmateriaal wegspoelt. De kan het zien op de kades van vissershavens. In sportduikers nemen dat materiaal vervolgens ons eigen werk hebben we op diverse plaatsen in mee, met het idee het zo te redden en omdat zij Nederland voorbeelden gezien van ernstige het historische belang ervan ervaren. Soms schade door sleepnetvisserij aan de wrakken of neemt men echter ook anorganisch materiaal aan door ons geplaatste installaties. Zo kon het mee dat voldoende zwaar is om niet weg te duikteam in 2001 bij de visafslag in Den Oever spoelen en dat niet zou verteren door paalworm houten delen van het net gekarteerde wrak BZN en dergelijke. Het gaat dan bijvoorbeeld om 10 ophalen, met de eigen meetpunten en labels loodbaren of kanonnen of zelfs een lading bak- er nog op. Bij inspectie bleek het wrak vol getrof- stenen, die allemaal juist de onderliggende fen; enkele dekbalken waren omgetrokken en scheepsconstructie vasthouden en beschermen. afgebroken. Een andere keer konden we in de Dit gebeurt meestal vanuit een redenering dat krant lezen dat een Texelse garnalenkotter een anders iemand anders het materiaal wel mee- oude houten kist met ‘VOC-messen’ in haar net- neemt. Dat is niet helemaal zonder grond, maar ten had gekregen. En een week later werd ergens de verzamelzucht kan ook te ver gaan. Er wordt anders alweer een oud roer opgevist. soms doelbewust op wrakken gegraven en ge- Om niet uitsluitend naar de visserij als (onbe- zocht naar vondsten met grote airlifts of een wuste) verstoorder te wijzen, memoreren we ‘prop-wash’, een installatie die gebruik maakt dat er nog vele andere vormen van bodembe- van de scheepsschroef om grote hoeveelheden roering zijn – schelpen- en zandwinning, de sediment weg te ‘blazen’. Het is duidelijk dat aanleg van kabels en pijpleidingen en dergelijke dergelijke praktijken direct leiden tot versnelde – die het erfgoed onder water beslist niet spa- erosie van het vondstcomplex. Sporadisch wordt ren. Op het Burgzand was van die invloeden hier en daar wel wat gedocumenteerd – vooral echter geen sprake. oude kanonnen, keramiek en glaswerk genieten 70 —

speciale aandacht – en dan kan een vondst scheidt van de vorige. Dikwijls gaat de aandacht daadwerkelijk leiden tot kennisvermeerdering van dergelijke bergers speciaal uit naar ‘moder- over een enkel onderdeel of zelfs over een heel ne’, stalen scheepswrakken en zegt men oude vondstcomplex, maar vaak is eventuele docu- houten wrakken met rust te laten. Uit maritiem- mentatie voor derden niet toegankelijk. Veel va- historisch en archeologisch standpunt mogen ker blijft documentatie helemaal achterwege en we dat hopen, al zijn ook veel van die stalen gaat het geborgen archeologisch materiaal na wrakken inmiddels ouder dan 50 jaar en daar- verloop van tijd verloren, vooral ook doordat de mee volgens de Monumentenwet object van ar- noodzakelijke deskundige conservering achter- cheologische monumentenzorg. Los daarvan wege is gebleven of omdat de interesse verloren hebben dergelijke wrakken, zolang ze tenminste gaat. niet volledig uit elkaar zijn gerukt, een belang- Een andere groep mensen is vooral geïnteres- rijke waarde als substraat voor een hele biologi- 78 Zie voor voorbeelden van zulke praktijken bijvoorbeeld in Duiken 2005- seerd in de berging van waardevolle materialen sche leefgemeenschap en als recreatief duik­ 10, 48-54 en Onderwatersport oktober als koper, lood, tin en brons. Het doel is uitslui- object.78 2010, 48-53 of de betreffende chat- communicatie op het internet. tend geldelijk gewin, wat deze groep onder- 71 4 Werken onder water; strategie, — methoden en technieken

werkt op zee, en zeker bij duikwerk, wordt het 4.1 Logistiek dagelijks ritme in hoge mate gedicteerd door de getijden en het weer.79 De perioden van eb en vloed verschuiven elke dag ruwweg een half tot Het Burgzandproject is gestart in 1998 en afge- anderhalf uur. Het weer is niet alleen de ene dag sloten in 2005. De beschrijving van de gevolgde wat beter, de andere wat slechter, maar boven- strategieën en methoden in dit hoofdstuk moet dien is het nauwelijks meer dan één of twee da- worden gelezen als een historisch verslag van gen vooruit te voorspellen. Om optimaal rende- hoe toen, onder de op het Burgzand heersende ment te kunnen halen uit de beschikbare omstandigheden, werd gewerkt. Voor de lezer werkdagen en -maanden moet de logistiek flexi- kan zo duidelijk worden hoe de onderzoekers bel zijn, waarbij de werktijden steeds gemakke- van destijds tot hun keuzes kwamen en hun plan lijk moeten kunnen worden aangepast aan de trokken. Ook voor onderzoekers in de toekomst omstandigheden. Soms moet men ’s ochtends kan dat van betekenis zijn, ook al omdat – naar om 04:00 uur uitvaren, een andere keer komt overtuiging van de auteur – de op het Burgzand men ’s avonds om 23:30 uur of nog later binnen. toegepaste werkwijze haar kwaliteiten ruim- Los daarvan zijn de dagen op zee vaak lang. Ook schoots heeft bewezen. het eten en het slapen van de medewerkers moeten kunnen worden afgestemd op dit door Het onderkomen aan wal de elementen gedicteerde ritme. Een goede or- Archeologisch onderzoek onder water is in veel ganisatie daarvan is dan ook belangrijk voor hun opzichten te vergelijken met de situatie op het welbevinden en daarmee voor het succes van land, maar het milieu waarin wordt gewerkt, het werk. Het is daarom nuttig om in het kader stelt zijn geheel eigen eisen. Voor iedereen die van dit langjarige project inzicht te geven in de

79 Daarnaast door seizoensinvloeden: voor werken op zee is de periode van ruwweg mei tot september gemiddeld genomen het meest geschikt. Er is langer daglicht, minder kans op harde wind, de temperaturen zijn gunstiger en het zicht onder water is in Nederland sowieso niet tropisch, maar gemiddeld in deze periode toch beter dan tijdens de meer onstuimige jaargetijden, met als Afb. 4.1 Het duikteam in 2004. Van achter naar voren en van links naar rechts Peter Leensen, Frank Koppen, Alice uitzondering de periodes van ‘bloei’, waar algenexplosies het zicht kunnen Overmeer, Léon Vroom, Hans Schraal, Arent Vos en tijdelijke kracht Evelyne van Gent. reduceren tot nihil. 72 —

alledaagse, schijnbaar minder belangrijke zaken aan de wal te blijven om huishoudelijke taken te als het onderkomen, eten, slapen en huishouden. verrichten en was er ongeacht het tijdstip van de Voor een langdurig project als dit loont het be- dag – of de nacht – een goede maaltijd beschik- slist de moeite om een vast onderkomen te re- baar. De ‘winst’ die deze voorzieningen en huis- gelen en het huishouden zelf ter hand te nemen. houdelijke ondersteuning in de loop der jaren Wij waren zo gelukkig dat we voor de duur van aan effectieve werkuren en aan moreel hebben het hele project tegen een geringe vergoeding opgeleverd, kan moeilijk worden overschat. permanent over voldoende ruimte konden be- schikken op het terrein van het NIOZ (Koninklijk Het werkschip Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee) in Voor het duikwerk in het Burgzandproject is in ’t Horntje op de zuidpunt van Texel. 1999 samengewerkt met Rederij Zeelen te Har- Als werkbasis stond daar een houten keet met lingen, die het jaar daarop is opgegaan in Rederij een eet- en verblijfsruimte met keuken, douches Waterweg te Den Helder. Steeds werd samen en toiletten, een kantoorruimte met telefoon, gezocht naar een voor de omstandigheden zo kopieermachine en computer en twee droge op- geschikt en betaalbaar mogelijk schip.82 Nooit slagruimtes. Als privéruimten en voor het slapen was de rederij een moeite teveel om een schip beschikten we over een twaalftal kleine kamers waar nodig aan te passen aan de specifieke eisen in zes transportabele 20-voets containers. In van ons duikwerk. Een schip waar we altijd graag elke container zaten twee afgeschotte ruimtes mee hebben gewerkt, was bijvoorbeeld m.s. met eigen deur en raam, eenvoudig ingericht (motorschip) Coastal Digger. Zeker als we werkten met kast, bed, tafel, stoel en toebehoren. Hier op wrakken die dieper lagen dan 15 m en daar- kon ook ongestoord het nodige schrijf- en te- om de ‘behandelingscompressietank’ (BCT, of kenwerk worden verricht. Er was permanent ook ‘decotank’) mee moest, voldeed dit schip in plaats voor acht duikteamleden plus enkele alle opzichten uitstekend. Het had een geringe gastmedewerkers en/of andere bezoekers. Bij diepgang, zodat ook eventueel kortere routes drukke bezetting kon ook in de houten keet nog over ondieptes gevaren konden worden; het was een aantal slaap- en/of werkplaatsen worden voldoende stabiel om ook tijdens ruw weer een ingericht. Daarnaast beschikten we over een goed werkbaar platform te bieden; het bood oude 20-voets zeecontainer, die speciaal was goede mogelijkheden voor de duikers om het ingericht voor de vondstverwerking. Al deze water veilig in en uit te gaan en voldoende bin- ruimten waren eigendom van en werden onder- nenruimte voor het hele team tijdens het varen houden door het NISA-duikteam. Het complex en om voor, tussen en na de duiken schrijfwerk bleef permanent op Texel en werd jaarlijks aan te verrichten. Verder was er voldoende ruimte het begin van het duikseizoen in enkele dagen aan dek voor diverse grote benodigdheden, zo- ‘opgestart’ en aan het eind van het seizoen win- als de al genoemde BCT, een grote werklucht- terklaar afgesloten. compressor, een 10-voets zeecontainer om de 80 Door deze ‘containerisatie’ was het Aan het begin van elk duikseizoen werden per duikspullen droog te bergen en droog te kunnen duikteam steeds zeer flexibel en overal inzetbaar. De containers met alle vrachtwagen nog eens twee 20-voets zeecontai- omkleden, een kraan en de rubberboot. benodigdheden erin konden per ners met daarin alle benodigde duik- en op- Meestal lag ons werkschip in het openbare ge- vrachtwagen altijd binnen één dag overal in Nederland naartoe gebracht worden graafmaterialen uit de NISA-vestiging te Lely- deelte van de haven van Oudeschild, midden en waar dan ook op het land of op een stad overgebracht naar Texel. Eén van de tussen de garnalenvissers en schepen, die ge- schip worden geplaatst om daar ons onderwaterarcheologisch werk te gaan containers was ingericht als werkplaats voor de bruikt werden voor toeristische excursies op zee. doen. duiktechnici, de ander als materiaalcontainer Tevens lag het Maritiem en Jutters Museum hier 81 Vele seizoenen was dat een vaste medewerkster, Ria Gerards, die steeds met onder andere een ademluchtcompressor en op loopafstand. Zo verkeerden we steeds mid- een belangrijke rol heeft gespeeld in het (nitrox-)vulinstallatie.80 den tussen de locale maritieme gemeenschap, functioneren van het team. 82 Een speciaal woord van dank aan directie Voor het volledige huishouden – boodschappen, wat naast menig goed contact ook veel informa- en medewerkers van Rederij Waterweg schoonmaken, koken – werd een dagelijkse hulp tie van de vissers opleverde over vroegere en met speciale vermelding van (toenmalig) aanspreekpunt Rick van Bruggen. ingehuurd.81 Daardoor hoefde nooit een duiker recente wrakvondsten in het gebied. 73 —

Dagelijks werden de belangrijkste spullen mee CA waren opgegeven, kunnen honderden meters van boord genomen en naar de werkbasis ge- afwijking te zien geven. De mogelijkheden van bracht voor noodzakelijk onderhoud, het vullen plaatsbepaling op zee zijn de laatste 25 jaar ge- van de duikflessen, het bijhouden van de dage- lukkig enorm verbeterd, vooral door het op de lijkse duik- en opgravingsadministratie en het markt komen van handzame GPS-apparatuur.84 verwerken van eventueel vondstmateriaal. Daarbij beschikken we tegenwoordig naast GPS ook over elektronische kaartprogramma’s met Zoeken, lokaliseren, ankeren omrekenfuncties en steeds gebruiksvriendelijker Wanneer het duikteam voor onderzoek de zee op versies van opsporingsapparatuur als sonar en ging, was altijd de eerste opgave het terugvinden echolood, waardoor het terugvinden vergemak- van het wrak, wat op een grote watervlakte niet kelijkt wordt (zie afbeeldingen op p. 62, 76 en altijd eenvoudig is. Ten eerste hebben we bij 77). Ideaal is het voor het duikteam als vooraf- meldingen nog steeds te maken met misverstan- gaand aan het duikonderzoek door middel van den over de wijze van noteren of over het ge- sonarkartering de exacte ligging en oriëntatie bruikte referentiestelsel. Onder die term verstaan van een wrak of delen ervan zijn vastgelegd. we het gekozen wiskundige model van de aarde. In het Burgzandproject was dit overwegend het Of een positie in het oudere referentiestelsel ED geval, hoewel in lang niet in alle gevallen de 50 aan ons is doorgegeven of in de huidige WGS beelden erg duidelijk waren. 84 scheelt gemiddeld ongeveer 125 m verschui- Als een wrak met behulp van de bovengenoem- ving langs een noordoost-zuidwestas, dus dat is de middelen was teruggevonden, werd getracht belangrijk om te weten.83 Ten tweede zijn er ver- een dreg met voldoende lijn en een kleine boei schillen tussen plaatsbepalingssystemen. Posities eraan precies midden op het wrak­ – meestal niet die in oudere plaatsbepalingssystemen als DEC- meer dan een bult op de zeebodem met een

83 ED 50 = European Datum 1950 (referentiestelsel ingevoerd in 1950) ; WGS 84 = World Geodetic System 1984 (ingvoerd in 1984). 84 GPS = Global Positioning System, dat werkt met satellieten in een baan om de aarde. In de tijd dat om militaire redenen nog een opzettelijke ‘miswijzing’ werd uitgezonden, moest voor een beter resultaat worden gewerkt met DGPS, i.e. Differential GPS, met naast satellieten ook walstations met een goed bekende Afb. 4.2 Het werkschip de Coastal Digger op locatie met aan boord een kraan, een duikcontainer en een positie. decompressietank. 74 —

Afb. 4.3 Duiker Frank Koppen daalt af langs de ankerlijn.

slijpgeul ernaast ­­– te gooien. Hierbij moest na- aan het oppervlak, waardoor de volgende dag tuurlijk rekening worden gehouden met wind, direct de ankerlijn weer kon worden opgepakt stroming en waterdiepte, maar met wat ervaring en het duiken via deze ankerlijn kon beginnen. lukte dat in het algemeen aardig. Vervolgens Soms hadden we twee van dergelijke ankers met ging steeds een duiker bij dat boeitje langs de tros en ankerboei op evenzovele vindplaatsen lijn naar beneden voor een allereerste oriëntatie. liggen, waardoor allerlei werkzaamheden of in- Hij checkte of de dreg daadwerkelijk in het wrak specties snel en efficiënt naast of na elkaar kon- was beland en maakte hem daarna vast aan een den worden uitgevoerd. herkenbaar stuk scheepsconstructie. De positie Bij de keuze waar het anker bij het wrak moest van het wrak was dan tijdelijk aan de oppervlak- komen te liggen, werd steeds op drie dingen ge- te gemarkeerd. Na een korte debriefing van de let. Ten eerste moesten de duikers onder water duiker en met de aangebrachte markering als nooit onnodige afstanden hoeven afleggen, oriëntatie, werd ten slotte het anker van het want dat kost tijd en ademlucht en dus kostbare werkschip neergelaten op een plek die de duiker werktijd op het wrak. Het anker moest daarom had uitgezocht. Die operatie moest steeds zeer altijd zo dicht mogelijk bij het wrak worden ge- beheerst worden uitgevoerd om beschadiging plaatst. Ten tweede moest het anker altijd zo van het wrak te voorkomen. Het anker werd ondiep mogelijk worden geplaatst en in ieder daartoe rustig uitgevierd tot een meter of twee geval niet in de diepste slijpgeul bij het wrak. boven de bodem, wat op het echolood goed te Soms zijn er in dergelijke slijpgeulen hoogtever- controleren was; daarna werd het schip tegen- schillen van meters ten opzichte van het wrak. strooms, langzaam en zorgvuldig boven de ge- Zou een duiker bij zijn afdaling op de diepste wenste positie gemanoeuvreerd. Op het juiste plek van de vindplaats op de zeebodem aanko- moment lieten we het anker op de bodem zak- men, dan zou daarmee in één klap veel potenti- ken. Het bleef aan het eind van de werkdag ge- ële duiktijd verloren gaan vanwege de decom- woon liggen, gemarkeerd door een grote boei pressieproblematiek. Het was dus efficiënter én 75 —

veiliger om het begin- en tevens eindpunt van Hoewel de afdeling in het verleden wel met de duik steeds zo hoog mogelijk te leggen. Ten Surface Supplied Equipment (SSE) heeft gedoken slotte moest het anker zó geplaatst worden dat en de certificering daarvoor bij de meeste team- ook tijdens en na het draaien van het tij het an- leden aanwezig was, zijn voor ons type werk ker, de omslaande schacht of de voorloopketting scubaduikapparatuur en de scubaduikprocedu- het wrak niet konden beschadigen. Enige af- res vele malen efficiënter, zonder dat de veilig- stand was dus onvermijdelijk. heid in het geding is. In het Burgzandproject is Er werd bij deze operaties altijd gekozen voor een uitsluitend scuba gedoken. De duikers waren zeer zwaar anker. Normaliter steekt een schip bij daarbij uitgerust met droogpak en volgelaats- het ankeren tamelijk veel ankerlijn – vuistregel is maskers met draadloze communicatie. De duik- drie keer de waterdiepte – en kan met een be- ploegleider kon daardoor met elke duiker com- trekkelijk licht anker worden volstaan. Op het municeren en de duikers ook onderling. Alle Burgzand daalden de duikers echter af langs die teamleden konden de gesprekken volgen; via ankerlijn, vaak tegen de stroming in. Om de af- een dekluidspreker bleven ook de stand-by dui- daaltijd te bekorten en daarmee kracht en adem- ker en de anderen aan boord op de hoogte van gas te besparen, werd daarom de ankerlijn altijd wat er werd gezegd. Bij het afdalen werd het zo steil mogelijk gezet en dat vereiste een veel correct functioneren van de communicatie over zwaarder anker. Voor een schip als de Coastal Dig- en weer gecheckt op een meter onder het op- ger voldeden klipankers van 750 kg meestal goed. pervlak en nogmaals bij aankomst op de bodem; Alleen bij zeer harde stroming of bij erg ‘knobbe- deze procedure werd onder water iedere tien lig’ water moest soms tijdelijk extra lijn worden minuten herhaald. gegeven, maar in zulke gevallen werd meestal Er werd gedoken volgens de sinds eind 1994 toch al een pauze in de duikactie ingelast. voor “Arbeid onder overdruk” geldende ARBO- regels, waarbij het opleidings- en ervaringsni- Duiken en procedures veau binnen het duikteam zeer hoog was. Perio- Tijdens het duiken zijn er drie hoofdfuncties: de diek kon voor opleidingsdoeleinden worden duikploegleider (DPL), de stand-by duiker en de meegedoken door een student archeologie of duiker. De duikploegleider overziet het werk en geschiedenis zonder beroepsduikcertificaat. De voert de communicatie met de duikers en de wetgeving voorzag hier (onder voorwaarden) in. mensen aan boord, waaronder de schipper. Hij Voor decompressie werden de NDC-tabellen met let ook op de veiligheid aan de oppervlakte. De bijbehorende procedures gebruikt.85 Bij dieptes stand-by duiker staat tijdens de operatie met vanaf 15 m was altijd onze eigen BCT (zie boven) duikpak aan paraat en heeft duikset, lood en operationeel aan dek beschikbaar. Bij dieptes vinnen klaarliggen om in geval van nood onmid- van circa 10 tot 30 m gebruikten we nitrox als dellijk te kunnen worden ingezet. De duiker is ademgas, waarbij we zelf het mengsel samen- uiteraard degene die op dat moment onder wa- stelden en de apparatuur in optimale conditie ter gaat om een taak uit te voeren. Bij voorkeur hielden. Er werd overwegend gedoken binnen zijn er meerdere duikers inzetbaar, omdat dat nultijden (zonder noodzakelijke decompressie) efficiënter werken onder water mogelijk maakt. en na voldoende pauze aan het oppervlak kon- Bovendien kan onder bepaalde omstandighe- den de duikers met een nieuwe duikset weer in den, zoals bij ruwe zee of harde stroming, een actie gaan. extra hand aan dek nodig zijn voor hijswerk- zaamheden of om de rubberboot te varen. Keuze voor het Burgzand als aandachtsgebied In het NISA-duikteam zaten meerdere mensen In de hele geschiedenis van AAO en NISA is het met alle benodigde papieren en ervaring, zodat archeologisch duikteam in principe nooit zelf op taken voortdurend logisch, soepel en veilig van zoek gegaan naar nieuwe, nog niet ontdekte 85 NDC = Nationaal Duikcentrum, dat elkaar konden worden overgenomen en een op- namens de Minister van Sociale Zaken en wrakken. Dat was ook niet nodig, omdat overal Werkgelegenheid de duikwetgeving en timale inzet van alle teamleden mogelijk was. in Nederland – en zeker ook in de westelijke alles wat daarmee samenhangt uitvoert. 76 —

Afb. 4.4 Een mooi voorbeeld van een sidescan sonarbeeld. In dit geval van wrak BZN 8.

Waddenzee – al veel posities waren gemeld (en tische manier van werken op nahielden, was periodiek nog altijd worden) door lokale sport- soms een bepaalde positie beschouwd als nieuw duikers, beroepsvissers en Rijkswaterstaat of in- wrak, terwijl het in feite om een al ontdekt wrak cidenteel ook door bedrijven, die werkzaamhe- ging. In de Nederlandse condities is een den van uiteenlopende aard op of in de scheepswrak dikwijls in meerdere stukken uit- zeebodem uitvoeren. Er ligt dan ook voor jaren eengeslagen en ligt dan uitgestrekt over een onderzoekswerk te wachten. Zo was ook binnen groot oppervlak van de zeebodem; een vind- het gekozen aandachtsgebied op het Burgzand plaats van 50 x 20 m beslaat al 1000 m2! Bij het eerder al gedoken en gewerkt met lokale sport- heersende beperkte zicht kan een duiker dat duikers. In 1986 was dat gedaan op het wrak nooit in één blik overzien. Het is echter juist deze Burgzand Noord 3 (BZN 3) met duikteam ‘Phileas omstandigheid – de vele gemelde posities waar- Phogg’ en het gelijknamige schip van de lokaal over veel onduidelijkheid bestond – die de door- actieve sportduiker en amateuronderwaterar- slag gaf om nu juist dit stuk van het Burgzand als cheoloog Hans Eelman. Met hem was in 1998 onderzoeksgebied te kiezen. In één klap zou hier ook op BZN 8 gedoken, en met het Texelse ‘Duik- een groot aantal meldingen verwerkt en geor- team Neptunes’ op BZN 9. Zo was bekend dat in dend kunnen worden. dit gebied enkele interessante wrakken lagen. Bij de aanvang van het Burgzandproject waren Geodetisch vooronderzoek: sonarkartering nog veel meer posities bekend in dat gebied, Naast een ouderwetse (gedrukte) zeekaart met maar het was daarbij tamelijk onduidelijk om daarop de puntenwolk van posities die Eelman hoeveel wrakken het nu werkelijk ging (zie afb. en anderen hadden verzameld, hadden we ook op p. 29). Mede door de eerdergenoemde on- de beschikking over enkele sidescan sonarbeel- nauwkeurigheid van de plaatsbepalingsappara- den van wrakken. Sonarapparatuur was in die tuur op zee in vroeger jaren had een duikgroep dagen nog erg duur en de bediening ervan inge- per wrak soms meerdere posities vastgelegd – wikkeld, zodat het maken van dergelijke opna- weten we achteraf. Ook kwam het voor dat een mes van de zeebodem voorbehouden was aan wrak door verschillende groepen of personen specialistische instellingen en bedrijven. Meestal onafhankelijk van elkaar was ontdekt en ge- moest AAO/NISA aansluiting proberen te vinden meld, waarbij iedereen eigen, onderling enigs- bij andere karteringsacties die toevallig in de zins verschillende posities had opgegeven. Of, buurt van een eigen onderzoeksobject zouden doordat de groepen duikers er niet een systema- worden uitgevoerd, om de beschikking te kun- 77 —

nen krijgen over sonarinformatie. Sonarbeelden de uitdraaien zijn een aantal dagen ter beschik- zijn waardevol om van tevoren al enig inzicht te king gesteld aan het hoofd van het duikteam. krijgen in de aard en diepte van de zeebodem en Door deze op grote rollen papier vastgelegde de ligging van dagzomende wrakdelen. Een duik- sonarbeelden nauwgezet te bestuderen op zoek operatie kan dan meer specifiek worden gepland naar onregelmatigheden op de zeebodem, kon- en een duiker kan direct worden gestuurd naar den voor het hele gebied de nodige punten wor- een bepaald te verkennen ‘target’ of ‘contact’. den aangewezen waar duikers zouden moeten Op onze speciale aanvraag heeft Rijkswaterstaat vaststellen of op deze plaats inderdaad iets van binnen het kader van een lopend project ook menselijke makelij zou liggen en of dat van dus- ons gebied op het Burgzand gesidescand. Op 17 danige aard was dat het archeologisch duikteam april 1998 is het hele aangewezen gebied van cir- er een waardestellend onderzoek zou moeten ca 1500 x 1000 m gebiedsdekkend opgenomen. uitvoeren (zie kadertekst p. 30). Begin 2000 kwa- Later bleken de onderzochte wrakken zich uit te men sidescanopnames beschikbaar, die van en- strekken over een oppervlakte van 1200 x 600 kele afzonderlijke ‘contacten’ waren gemaakt en m. De kartering bleef eigendom van RWS, maar in 2002 stelde RWS nogmaals een set sidescan-

Afb. 4.5 Gebruikmakend van de multibeam sonartechniek kunnen stukken zeebodem gedetailleerd en in elk gewenst aanzicht in beeld worden gebracht. Hier een bovenaanzicht uit 2006 van een gebied van circa 0,3 x 0,3 km met de afgedekte wrakken BZN 3 (rechtsboven), BZN 10 (rechtsonder), BZN 8 (linksonder) en het niet-afgedekte wrak BZN 11 (linksboven). De kleuren geven waterdieptes aan, waarbij wit en rood de ondiepst gelegen stukken zijn (op de afgedekte wrakken) en donkerblauw en paars de diepste. Duidelijk is te zien hoe de fysiek beschermde wrakken vooralsnog bewaard zijn gebleven in een rondom almaar verder verdiepend gebied. 78 —

Tabel 4: Duiktijd per seizoen & gemiddelde duiktijd per dag

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005

6 duikers 7 duikers 8 duikers 7 duikers 6,5 duikers 6 duikers 5 duikers

439 uur 662 uur 866 uur 584 uur 484 uur 334 uur 269 uur p/jaar

8,6 uur 11,6 uur 15,7 uur 10,1 uur 9,1 uur 7,6 uur 6,9 uur p/dag

opnames van dit gebied ter beschikking. Er zijn 8 (drie dagen) en BZN 9 (twee dagen). Als gevolg zo flink wat ‘contacten’ afgedoken, maar meest- van deze verkenningen is het idee geboren voor al bleken het dagzomende veenbanken, kleiri- een meer proactieve, gebiedsgerichte aanpak chels of reeds bekende fragmenten van een (zie inleiding). Bij elkaar heeft het duikteam, scheepswrak te zijn. Alleen het wrakfragment meestal zes tot acht duikers sterk, honderden BZN 16 bleek eerder op geen enkele wijze gesig- duiken gemaakt en duizenden uren op de diver- naleerd te zijn geweest. Door deze sonarkarte- se wrakken gewerkt. Bovenstaand overzicht ringen weten we zeker dat de twaalf wrakken geeft per jaar het aantal duikers, het totaal aan- inderdaad alle wrakken waren die in het onder- tal duikuren en het gemiddeld aantal duikuren zoeksgebied dagzoomden. Het is niet waar- per dag. Hoewel hierin ook andere waardestel- schijnlijk dat binnen ditzelfde gebied nog volko- lingen zijn vervat – de Romeinse brug bij Maas- men nieuwe ontdekkingen zullen worden tricht, het scheepswrak BHG 2 in het Brouwers- gedaan, aangezien er omstreeks 1998-2002 ten havense Gat, het wrak van de Roompot in opzichte van 1932 (dichting Afsluitdijk) of 1985 Zeeland en het wrak van de Prinzessan Sophia Al- (het jaar van de eerste wrakvondsten op het bertina op de Noordzee bij Texel, om de grootste Burgzand) al heel veel zand van de locatie was te noemen – is het leeuwendeel van de hier ver- weggespoeld. melde duikuren gemaakt op het Burgzand en de Gedurende de looptijd van het project kwam een directe omgeving. variatie op de sidescan sonartechniek meer alge- meen ter beschikking: de multibeam sonar op- name, waarmee een wrak in verschillende aan- 4.2 Onderzoeksmethode zichten driedimensionaal in beeld kan worden gebracht. Dergelijke karteringen waren in onze visie een krachtig hulpmiddel, maar nooit doel Onder water is steeds gewerkt volgens een vaste op zich. Voor interpretatie – om welke delen van methodiek, aangepast aan vindplaatsen met een het oorspronkelijke schip gaat het nu in feite, wat minder zicht en sterke getijdenstroming. wat zijn er voor bijzondere kenmerken, wat is de Eerst werd gezorgd voor de oriëntatie, daarna conserveringstoestand, enzovoort – is het abso- werd snel een overzicht gevormd van de site en luut noodzakelijk dat gespecialiseerd archeolo- ten slotte werd steeds verder ‘ingezoomd’ en in gisch duikonderzoek wordt uitgevoerd, zeker detail gedocumenteerd.86 Deze algemene werk- wanneer het om constructies gaat die volkomen wijze is binnen het Burgzandproject volledig in delen uiteen zijn gevallen. ontwikkeld en verfijnd.

Duikgegevens Eerste oriëntatie en beeldvorming Bij elkaar is voor het project ‘Waardestellende Zodra het werkschip op de werkplek was afge- onderzoeken in de westelijke Waddenzee (Burg- meerd, kon het werk beginnen. De eerste duiker 86 Een algemene beschrijving van de ‘vaste’ zand)’ gedoken van 1998 tot en met 2005. Daar- plaatste om te beginnen een vaste, stevige gids- techniek, met illustraties, is te vinden in bij zijn in het duikseizoen 1998 slechts enkele lijn vanaf het anker (waar de duikers altijd bene- Vos 2005e. Andere specifieke voorbeelden zijn Vos 2004b en 2009a. onderzoeksduiken gemaakt op de wrakken BZN den kwamen) naar een duidelijk herkenbaar 79 —

punt op het wrak. Alle volgende duikers konden Tijdens deze fase leerden we de site steeds beter zo zonder tijdverlies het wrak bereiken. Vervol- kennen en konden we steeds strakkere duik- gens begon de fase van oriëntatie: aanvankelijk planningen maken. was immers onbekend wat er lag en hoe het er bijlag. Het zicht in de westelijke Waddenzee is Meten, tekenen, filmen per definitie beperkt, zodat we een site nooit in Vanaf de tweede of derde duik werd ook het zijn geheel konden overzien. Meestal varieerde meetsysteem al uitgezet. Dat was een belangrijk het zicht tussen de 0,5 en 1,5 m, met periodiek hulpmiddel bij de oriëntatie en was onontbeer- uitschieters naar beneden of naar boven. Een lijk voor het tekenen, waarmee zo snel mogelijk belangrijke factor daarbij was de hoeveelheid alg moest worden gestart. Het meetsysteem be- in het water. Die was weer afhankelijk van facto- stond meestal uit grote roestvrijstalen spijkers ren als algensoort, watertemperatuur, de hoe- (6,0 x 200 mm), die op strategische plaatsen veelheid zonlicht per dag en aard en mate van diep in het hout werden geslagen. Als de om- vervuiling van het water. Vooral sinds het eind standigheden het toelieten hadden de punten van de jaren 1980, toen in wasmiddelen geen een onderlinge afstand van 3 à 4 m en werden ze fosfaten meer mochten worden gebruikt, nam zó geplaatst dat ze rondom vrij aan te meten de eutrofiëring van het geloosde afvalwater af waren naar zoveel mogelijk andere punten. Elk en is het zicht van jaar tot jaar beter en beter ge- meetpunt kreeg zijn eigen label met een uniek worden. Tegenwoordig zijn tijdelijke uitschieters nummer. Aanvankelijk gebruikten we daarvoor naar 3 tot 4 m zicht geen uitzondering meer; het met watervaste stift beschreven plastic kaartjes, beste dat we in dit opzicht tijdens het Burgzand- maar die bleken een jaar later al onleesbaar, project hebben mogen meemaken, was in 2005 voorzover ze niet helemaal waren verdwenen. bij wrak BZN 10, waar een zicht was van maar Al snel werd overgegaan op labels die veeboeren liefst 5-6 m horizontaal. Dat is aanzienlijk beter gebruiken als oormerken. Ze zijn van dik, sterk dan bij de eerste verkenningen op het Burgzand: plastic en hebben cijfers in verzonken reliëf, die bij het onderzoek op wrak BZN 3 in 1986 is het daardoor veel langer herkenbaar blijven. zicht nooit boven de 0,5 m geweest! In de dagen die volgden, werden de afstanden In de oriëntatiefase gingen we op zoek naar her- en hoogteverschillen tussen alle punten geme- kenbare constructies als voor- en achtersteven, ten met meetlint en dieptemeter en vervolgens kiel en zaathout, een omgevallen boord, dek- ingevoerd in een speciaal computerprogramma. structuren, enzovoort. Waar ligt het noorden en Dit programma, WEBIT genaamd, was om- hoe lopen eb en vloed over de site? Waar liggen streeks 1980 ontwikkeld voor de onderwaterar- de slijpgeulen en hoe diep zijn ze? Is er sprake cheologie door computerprogrammeur Nick van onstabiele of anderszins gevaarlijke situa- Rule. Op een gemiddeld wrak zijn 25 tot 35 da- ties? Met zoeklijnen zochten we de omliggende tumpoints (meetpunten) nodig, wat heel wat zeebodem af naar kleinere fragmenten en zetten meetwerk met zich meebrengt. De computer be- daar gidslijnen naar toe. Door dit systeem van rekent op basis van de ingegeven meetwaarden gids- en oriëntatielijnen hadden de duikers driedimensionaal de ligging van de meetpunten. steeds een hulpmiddel om ook bij slecht zicht en Als er meetfouten zijn gemaakt, maakt het pro- sterke stroming toch snel en vertrouwd de weg gramma daarvan melding en de gewraakte me- over het wrak te vinden en, aan het einde van de tingen worden dan overgedaan. Het resultaat is duik, de weg naar de ‘uitgang’. een maatvast puntenveld over het wrak met een Indien nodig begonnen we al snel met het bekende restmeetfout (gemiddeld en per da- schoonmaken van de site. We moesten soms tumpoint). Meestal lukte het om die onder de 2 grote stukken visnet wegsnijden en heel wat cm te brengen. Voor het eerst ontstond zo een aangroeiing verwijderen, voordat we zicht kre- indruk van de werkelijke afstanden en richtingen gen op de constructiedetails om die goed te van de vindplaats. kunnen interpreteren en snel te kunnen tekenen. Zodra de site voldoende was schoongemaakt en 80 —

Afb. 4.6 Voorbeeld van een meetweb volgens het WEBIT-meetsysteem, hier van BZN 2. Groen betekent een gemeten afstand met een foutmarge van minder dan 2 cm. Rood en blauw duiden op een te grote afwijking.

de meetpunten waren geplaatst, kon het teken- groot is, zal de nauwkeurigheid meestal ruim werk beginnen. De duikers, gewapend met binnen deze marge liggen. Een grotere nauw- duimstok, watervaste potloden en plastic teken- keurigheid in detail is best haalbaar, maar dan borden, schetsten zo goed mogelijk constructie ten koste van een veel grotere tijdsinvestering en lading in hun onderling verband. Sommige en het is niet nodig voor een goed inzicht en een details werden ook in zijaanzicht of oblique ge- waardering. schetst. Talloze maten werden genoteerd en Als het zicht het enigszins toeliet, werd de docu- steeds werden er datumpoints als referentie mentatie aangevuld met videobeelden. De kwa- mee opgetekend. Op iedere tekening kwam een liteit van de digitale amateurcamera’s ten tijde noordpijl te staan. van het Burgzandproject evenaarde ruimschoots In deze fase van het werk moest zo snel mogelijk die van de veel duurdere professionele camera’s een goede interpretatie van de site tot stand ko- van slechts luttele jaren daarvoor. De beelden men en in het bijzonder van de constructieres- vormden een geheugensteun bij de latere uit- ten, die altijd in stukken waren gebroken, slechts werking, maar waren ook geschikt voor presen- gedeeltelijk bewaard waren gebleven en/of (gro- tatiedoeleinden. Ook bij het filmen werden voor ten)deels aan het zicht waren onttrokken door een goede oriëntatie regelmatig meetspijkers sedimenten, ballaststenen en/of lading. Die in- met hun labels in beeld gebracht. De overgang terpretatie was in de eerste plaats de verant- van analoge naar digitale fotografie verliep woordelijkheid van het hoofd van het duikteam, moeizamer. De onderwaterbehuizingen, objec- maar ook de individuele duikers moesten goed tieven en speciale flitsers die voor de analoge begrijpen wat ze zagen. Daartoe vonden dage- apparatuur op grond van jarenlange ervaring lijks uitgebreide briefings en debriefings plaats. waren geperfectioneerd, waren nog niet in die Voor de ligging van de datumpoints werd, zoals kwaliteit beschikbaar voor de eerste generatie gezegd, gestreefd naar een nauwkeurigheid van digitale camera’s en de techniek liet ons hier 2 cm of beter. Een nauwkeurigheid van 1-2 dm in nogal eens in de steek. Door de afnemende ca- de tekening van de structuren rond de datum- paciteit van het duikteam was er geen gelegen- points is in deze fase van het werk bevredigend. heid om dat probleem binnen het kader van dit 87 Vos 2009b. Als de afstand tussen de datumpoints niet te project op te lossen.87 81 —

Afb. 4.7 Met een handheld GPS wordt een positie Afb. 4.8 Na een lange duikdag werden alle vondsten genomen. gedocumenteerd en ingeschreven.

Positiebepaling deweg werd op deze manier de wolk met on­ Als eenmaal goed bekend was hoe de vindplaats identificeerbare positiepunten, die het uitgangs- in elkaar zat en de meest kenmerkende delen van punt vormde voor het Burgzandonderzoek, de scheepsconstructie waren geïdentificeerd, omgezet in een beperkt aantal correcte posities werd de ligging van het wrak in het terrestrische per wrak (zie kaarten op p. 29 en 107). coördinatenstelsel (geografisch en RD) zo nauw- keurig mogelijk ingemeten. Dat gebeurde met Vondstmateriaal een dunne lijn met een boei eraan naar het op- Tijdens deze fase van het werk was het gewoon- pervlak. Een duiker zwom met de lijn naar een lijk niet de bedoeling om op te graven of om veel datumpoint en trok op dat punt de lijn snaarstrak vondsten te bergen. We spreken dan van ‘vondst- naar boven. Dit gebeurde altijd tijdens een ken- arm’ werken.88 Er werd alleen in kaart gebracht tering, opdat de blaas (boei) zo verticaal mogelijk wat aan het bodemoppervlak al zichtbaar was en boven het betreffende datumpoint kwam te dat was soms al verontrustend veel. Wel moesten staan. Daar werd vanuit de rubberboot de positie altijd ten minste enige objecten worden meege- bepaald met een handheld GPS, bij voorkeur nomen, die iets zouden kunnen zeggen over de driemaal om eventuele meetfouten uit te sluiten. functie, de nationaliteit, de bestemming of het Vervolgens kreeg de duiker opdracht naar een tijdstip van gebruik en ondergang van het schip. afgesproken tweede meetpunt te zwemmen en Deze vondsten waren de zogenoemde ‘gidsfos- werd een tweede positie van het wrak vastge- sielen’, die hieronder nog ter sprake komen. legd. De twee datumpoints lagen, indien moge- lijk, op de maximale afstand langs de lengteas Nader interpreteren en dateren van de site, idealiter op de voor- en achtersteven. Soms doemden in het werk specifieke vragen Zo werd de positie van de vindplaats als een op, bijvoorbeeld waar belangrijke constructie­ lengteas op de zeekaart aangetekend. Dat was delen, zoals het vlak of een omgeslagen boord uiteraard handig om het wrak bij een volgend lagen. Of wilden de onderzoekers weten hoe dik bezoek snel terug te vinden, maar vooral ook om de vondstenlaag in het wrak was en hoe dik de de positie goed vast te leggen in het centraal vondstloze topzandlaag, die steeds omgewerkt archeologisch informatiesysteem Archis. Gaan- wordt door stroming en golfenergie. Ter beant- 88 Vos 2003b. 82 —

Afb. 4.9 Luchtfoto van het archeologisch duikteam aan het werk. Hier wordt ge-airlift.

woording van dit soort vragen kon heel gericht zochten we gericht naar monsters voor dendro- een kleine proefsleuf gegraven worden. Dat ge- chronologie (jaarringonderzoek). Het hout hier- beurde met een airlift. In enkele gevallen is be- voor moet voldoende jaarringen bevatten, niet sloten tot een compleet aanvullend onderzoek knoestig zijn en niet zijn aangetast door de paal- met proefsleuven, zoals op de wrakken BZN 2, 4 worm. Bovendien moet er spinthout ­– of mooier en 8. Hierbij werden nog duidelijker het belang nog: schors – op het monster zitten. Liefst werd en het onderzoekspotentieel van de vindplaats het monster boven water afgezaagd, maar soms vastgesteld. Soms werd zelfs een kleine red- viel er niet aan te ontkomen dat onder water te dingsactie uitgevoerd, bijvoorbeeld op een mo- doen, omdat geen enkel geschikt constructie- ment dat een wrak of deel daarvan op het punt deel los te bergen was. Op deze manier kon met stond in een onderslijpende geul te storten. Dat enig geluk de bouwdatum van een bepaald wrak was het geval bij de wrakken BZN 11 en 14. op een aantal jaren nauwkeurig bepaald worden Eén van de belangrijkste vragen was steeds: wat (zie kadertekst). is de datering van het vondstcomplex? Een eer- ste idee hierover ontstaat al direct door een eer- ste beoordeling van de scheepsconstructie en lading. Is de scheepshuid overnaads of glad- boordig, vinden we koper in de constructie of uitsluitend hout en ijzer, zijn de dekknieën van hout of is er ijzer voor gebruikt? Het zijn maar een paar voorbeelden van algemene construc- tiekenmerken, die een idee kunnen geven met welke periode we te maken hebben. Maar we streefden in principe een nauwkeuriger datering na van bouw en ondergang. Voor het eerste 83 —

Via jaarringonderzoek kan de bouwdatum de jaarringen) de wankant wordt aangetrof- van een schip worden achterhaald fen, is het mogelijk om het jaar waarin de boom is omgehakt (de kap- of veldatum) en Jaarringonderzoek of dendrochronologie is zelfs het seizoen waarin dat is gebeurd (voor- tegenwoordig een belangrijk instrument bij jaar/zomer versus najaar/winter) precies te be- het scheepsarcheologisch onderzoek. Mits een palen. Ook als op een houtmonster alleen houtmonster aan een aantal voorwaarden spint wordt gevonden, is een inschatting van voldoet, bijvoorbeeld dat er ten minste zo’n de kapdatum mogelijk door toepassing van de 60 tot 80 jaarringen aanwezig zijn, bestaat zogenaamde ‘spintstatistiek’. Het archeolo- goede kans dat de kapdatum van de boom gisch duikteam liet zijn dendrochronologisch bepaald kan worden. Wanneer voldoende onderzoek altijd uitvoeren door het Neder- ‘strak’ gedateerde monsters voorhanden zijn, lands Centrum voor Dendrochronologie RING. kan vervolgens ook de bouwdatum van het RING hanteerde voor de datering van onze betreffende schip worden bepaald. Tegelijk monsters meestal een spintstatistiek geba- weten we dan waar het gebruikte hout van- seerd op E. Hollstein, Mitteleuropäische Eichen- daan kwam, want elke groeiregio heeft zijn chronologie (Mainz am Rhein 1980). Volgens eigen microklimaat dat zich vertaalt in een Hollstein heeft een eikenboom tot 100 jaar kenmerkend patroon van jaarringbreedtes, en een gemiddeld aantal spintringen van 16 ± 5 elk dendromonster wordt vergeleken met re- (dus variërend van 11 tot 21), een eik van 100 ferentiecurves van al die verschillende regio’s. tot 200 jaar gemiddeld 20 ± 6 jaarringen en bij Al vanaf de Middeleeuwen was in Nederland een eik ouder dan 200 jaar is dat 26 ± 8. Voor zelf niet meer voldoende voor scheepsbouw Baltisch eikenhout gebruikte RING een spint- geschikt hout aanwezig. Dat moest van elders statistiek gebaseerd op T. Wazny, Aufbau und uit Europa worden geïmporteerd. Anwendung der Dendrochronologie für Eichenholz in In de geschiedenis van de scheepsbouw in Polen (Hamburg 1990). Volgens Wazny heeft Noordwest-Europa was eik (Quercus sp.) de eikenhout uit het Baltische gebied gemiddeld meestgebruikte houtsoort. Een eiken stam iets minder spintringen dan west- en midden­ bestaat van binnen naar buiten uit kernhout, europees eikenhout: 15 +9/-6 (zie BZN 12 en 13). spint en wankant. Spint is het nog levende Als op een houtmonster geen spintringen buitendeel van de stam en de wankant is de meer aanwezig zijn – bijvoorbeeld omdat de laatstgevormde groeiring, direct onder de scheepsbouwer ze heeft verwijderd – is onbe- schors. Als in een houtmonster (met voldoen- kend hoeveel ringen kernhout ontbreken. De veldatum ligt dan een onbekend aantal jaren ná de aangetroffen jongste jaarring plus daar- bij opgeteld het ingeschatte aantal jaren spint. Wanneer bijvoorbeeld in een kielbalk 180 jaar- ringen kernhout zonder enig spint worden ge- vonden en de jongste ring dateert van 1650 AD (met een herkomst uit Duitsland), dan levert dat een veldatum post quem van 1650 plus 20 ± 6. RING rapporteerde dan als conclu- sie “veldatum NA 1670 ± 6”.

Afb. 4.10 Dendrochronologisch onderzocht hout­ monster. Let op het afwisselende patroon van brede en smalle jaarringen. De boom groeide tussen 1524 en 1655. 84 —

Voor de datering van de ondergang gaan we te rade bij de gidsfossielen. Dat zijn objecten, die in vorm en versiering modegevoelig waren en een hoge omloopsnelheid hadden. Voorbeelden hiervan zijn sommige soorten aardewerk, fles- sen en kleipijpen. Het is natuurlijk mooi als er objecten gevonden worden met jaartallen erop, zoals munten, textielloden of bronzen kanon- nen. Er zijn vele soorten objecten waar een jaar- tal op staat, maar hier moet steeds kritisch naar worden gekeken. Kanonnen konden bijvoor- beeld erg lang meegaan. Er zijn talloze voorbeel- den van gebruiksperiodes van een eeuw of lan- ger of van zeer oude kanonnen aan boord als ballast of als schroot op weg naar de hoog- ovens.89 Een jaartal op zo’n kanon zegt uiteraard betrekkelijk weinig over het jaar waarin het schip ten onder is gegaan. Essentieel is natuurlijk dat Afb. 4.11 Voorbeeld van een de naar boven gehaalde voorwerpen aantoon- gidsfossiel. Voor- en achterzijde van baar bij het wrak horen. een textiellood met het jaartal 1651. Soms ligt een site al wat langer vrij aan het bo- demoppervlak. Het meeste lichte organische Afb. 4.12 Elk duikseizoen werd naar aanleiding van een materiaal is dan vaak weggespoeld en de site mooie vondst het werk onder de aandacht van het kan zo grondig zijn omgewoeld door stroming, publiek gebracht. Daartoe werden enkele journalisten golfenergie of sleepnetvisserij, en daarnaast af- uitgenodigd om een dag mee te varen. gestruind door sportduikers, dat er op het eerste gezicht niets meer te vinden is dan delen van de gebaseerd op diverse individuele scheeps­ constructie met zware of aan elkaar verkitte bal- geschiedenissen. Natuurlijk zijn er wel schepen last en lading. Dan kan besloten worden op een bekend met een langere levensduur, maar dat strategische plaats een proefputje te graven. waren uitzonderingen en het langer in de vaart Dikwijls vinden we dan onder een omgewoelde houden van een schip ging ten koste van grote toplaag toch een ongestoorde, vaak duidelijk investeringen in onderhoud.90 Meestal besloten hardere ‘moederlaag’ met daarop allerlei date- de eigenaars daar niet toe en werd een schip ge- rend materiaal. Toch is ook onder die omstan- sloopt. Schepen, die als gevolg van extreme om- digheden voorzichtigheid geboden, want de mo- standigheden als oorlog of storm zonken, waren gelijkheid van vervuiling met ouder en/of jonger vaak nog lang niet aan het eind van hun econo- materiaal is steeds nadrukkelijk aanwezig. mische levensduur. Daarom kan in het algemeen Als het jaarringonderzoek een betrouwbare da- worden aangenomen dat een houten schip is tering voor de bouw van het schip heeft opgele- gezonken binnen de 15 tot 25 jaren die zijn ge- verd, kan op basis daarvan en van de geschatte middelde gebruiksperiode vormden. levensverwachting voor houten schepen in het Door de verschillende dateringsmethoden – algemeen een indicatie worden gegeven voor de dendrochronologisch en typologisch – en in- periode dat het operationeel is geweest en voor schattingen kritisch tegen elkaar af te wegen, is 89 Vos 2004d. Voor een inschatting van de het tijdstip dat het uiterlijk ten onder zal zijn ge- het meestal mogelijk om de data van bouw en omloopsnelheid van een aantal gaan (datum ante quem). De auteur gaat voor ondergang op een kwart eeuw nauwkeurig te vondstcategorieën zie ook: Kleij 1997. 90 Een voorbeeld daarvan was De 7 Provinciën, grote, houten, zeegaande schepen uit de 16de- schatten of soms zelfs op een decennium. Het in 1665 gebouwd als vlaggeschip voor 18de eeuw uit van een maximale levensverwach- kan dan aardig zijn eens te kijken of uit de ge- Michiel de Ruyter. Zelfs dit prestigieuze schip is na 29 jaar gesloopt (in 1694). ting van 15 tot 25 jaar. Dat is een inschatting, vonden periode één of meer rampzalige stor- 85 —

men bekend zijn (zie § 2.2). Pogingen tot het logische kennis en ervaring moet hebben om het koppelen van gevonden archeologische gege- werk onder water echt goed te kunnen doen en vens aan bekende historische scheepsrampen zaken te kunnen herkennen. Dagelijks werd zijn echter uiterst lastig en zullen slechts zelden daarom veel tijd besteed aan briefing en debrie- tot volkomen zekerheid leiden. Wellicht dat toe- fing. In de debriefing vertelden de teamleden komstige digitale ontsluiting van de vele ver- elkaar wat ze hadden aangetroffen en hoever ze spreide, soms slecht toegankelijke notariële en waren gevorderd. Ze discussieerden met elkaar andere archieven ooit kan leiden tot een verbe- over de interpretatie en de mogelijke voortgang. tering in deze situatie. Het hoofd van het duikteam interpreteerde waar nuttig en mogelijk de waarnemingen en zorgde Dagelijkse debriefing en rapportage dat het hele team het nodige inzicht en overzicht Bij de heersende zichtomstandigheden was het kreeg. Iedere duiker schreef vervolgens een ei- onmogelijk voor het hoofd van het duikteam om gen duikverslag. Meetgegevens werden vastge- zelf alles te observeren wat er onder water ge- legd en liefst dezelfde avond nog verwerkt. beurde, los van het feit dat ook hem om duik- Ook de onder water gemaakte schetsen werden technische redenen slechts beperkte onderwa- liefst dezelfde avond op millimeterpapier uitge- tertijd was gegund. Dat betekent dat elke werkt. Het hoofd van het duikteam schreef op individuele duiker, ook de niet-archeoloog die basis van de discussie en zijn eigen waarnemin- boven water als duiktechnicus of logistiek me- gen zijn duikrapport en de dagelijkse overzichts- dewerker dienst doet, een dosis scheepsarcheo- rapporten.

Afb. 4.13 Prent van Sieuwert van der Meulen, omstreeks 1700, ‘Een oud en afgesleten schip wordt gesloopt’. Schepen die niet vergingen, waren na ongeveer 15 tot 25 jaar versleten en werden dan gesloopt. 86 —

Afb. 4.14 Dagelijks was er na het duiken een gezamenlijke debriefing.

Uitwerking in de winter eenvoudig als doeltreffend is. Aan dit belangrijke In het Nederlandse klimaat zijn maar een paar onderwerp is een apart hoofdstuk gewijd maanden per jaar (mei - september) optimaal (hoofdstuk 5). geschikt voor het duikwerk op zee. Daarbuiten Een algemene conclusie op basis van onze ver- zijn de dagen kort, is de kans op te veel wind kenningen is dat al heel veel is verdwenen, maar groter, is het zicht onder water vaak (nog) slech- dat desondanks op een aantal plekken nog een ter en is het (veel) kouder, waardoor de gevaren buitengewoon rijk stuk bodemarchief onder wa- van onderkoeling dreigen. De zomer is daarom ter ligt. Sommige wrakken bevatten ongelooflijk gereserveerd voor het verzamelen van gegevens veel bijzondere informatie over historische van meerdere wrakken en de winter is de aange- scheepsbouw en handelscontacten, maar ook wezen periode om de verzamelde data uit te over productieprocessen van de vervoerde goe- werken. Het meegenomen vondstmateriaal deren en over het wonen, leven en werken aan wordt verwerkt (documentatie, analyse, conser- boord. Een tweede inzicht is dat de wrakken die vering, deponering), waarbij sommige analyses al zijn ontdekt, per definitie hevig bedreigd zijn, extern worden uitgevoerd. De deeltekeningen omdat ze klaarblijkelijk vrijgespoeld liggen op de worden op basis van het nauwkeurige meetweb zeebodem en niet langer beschermd erin. De samengevoegd tot één overzichtstekening. Ten harde getijdenstromen, paalworm en andere slotte moeten er verslagen worden geschreven biologische en chemische processen kunnen hun met conclusies en aanbevelingen per wrak: op- vernietigende werk dan doen en vormen een geven of behoudenswaardig? grote bedreiging voor behoud in situ. Het zijn na- tuurlijke processen, die dit bodemarchief aan- Bedreiging en fysieke bescherming tasten en helaas biedt de financiering op basis Op basis van de bereikte inzichten kan worden van de Wet op de archeologische monumenten- besloten dat een specifiek wrak behoudens- zorg van 2007, die gestoeld is op het principe dat waardig is en fysiek beschermd dient te worden. de verstoorder moet betalen voor onderzoek, Fysieke bescherming moet het mogelijk maken daarvoor geen soelaas. Er is immers geen indivi- dat de site bewaard blijft voor toekomstig duele verstoorder aan te wijzen, ook niet in die onderzoek, mits die voldoende wordt onderhou- gevallen dat menselijk handelen – visserij, sport- den. Voor die bescherming heeft het archeolo- duikerij – medeoorzaak is van de teloorgang van gisch duikteam in de loop van het Burgzand­ dit bijzondere bodemarchief. project een methode ontwikkeld, die even 87 —

Afb. 4.15 Het NISA-duikteam heeft steeds geprobeerd aandacht te vragen voor het probleem van de extreme erosie van de scheepswrakken.

89 5 Ontwikkeling van een methode — van fysieke bescherming

5.1 Dreigende degradatie Erosie door de ogen van een duiker “M’n dieptemeter wijst 22 meter aan en ik hou Het concept van fysieke bescherming van de me vast in de stroming op een wrak uit de tijd scheepswrakken is zo belangrijk gebleken voor van de Nederlandse Handelsmaatschappij, het behoud van ons maritiem erfgoed onder wa- waarschijnlijk een Oostindiëvaarder. Het zicht ter, dat dit onderwerp hier in een apart hoofd- hier in de Noordzee voor Walcheren is perfect stuk wordt behandeld. In dit hoofdstuk zal uit- vandaag: daglicht dringt door tot helemaal be- gebreid worden ingegaan op de manier waarop neden en ik kan een meter of drie, vier om me het concept in de loop van het Burgzandproject heen kijken. Ik staar naar de objecten onder me, is ontwikkeld en uitgevoerd. Mogelijk kan het die in het voorschip uit het sediment steken. dienen als handleiding voor andere partijen om Ik zie de laatste resten van een paar kisten met in de toekomst meer scheepswrakken te be- messing en groefverbindingen. Wat erin heeft schermen tegen al te snelle degradatie en zo te gezeten is niet meer vast te stellen, ‘t is al bewaren voor toekomstig onderzoek. Nu ont- weggespoeld. Een stukje verderop steken in breken immers – helaas – de middelen voor dat een vroeger afgeschotte ruimte enkele laatste. scheepsblokken op rij en een forse kuil touw Al vrij snel nadat we waren begonnen met onze uit het zand, met overal uitgerafelde uitein- reeks waardestellende onderzoeken, bekroop den. Blijkbaar was daar een berging voor re- ons het gevoel dat dit een tamelijk zinloos kar- servetuigage. Ik richt mijn blik weer onder me wei was als daar niet op korte termijn een ver- en kijk gefascineerd naar een leren schoen, die volg aan zou worden gegeven. We zagen name- onder een omgevallen balk geklemd ligt. De lijk dat hoogwaardig archeologisch materiaal stiksels zijn verteerd en de onderdelen wap- vrijspoelde en vervolgens in hoog tempo ver- peren wild in de stroming. Vlak daarnaast zie dween als gevolg van – vooral –natuurlijke pro- ik duigen van een houten emmertje, die door cessen. Zo ging bijvoorbeeld het hout van de de stroom tegen het boord worden gedrukt en vrijgespoelde scheepsresten zo snel in kwaliteit ik overweeg: “Zal ik die dingen dan tóch maar achteruit, dat zelfs de 20 cm lange spijkers die meenemen? Het spoelt gewoon weg en ik kijk wij gebruikten als datumpoints, dikwijls al één ernaar!” Maar wat is ook alweer de opdracht jaar nadat ze in (nog) keihard eikenhout waren en het uitgangspunt bij onze waardestellende ingeslagen, met de hand konden worden uitge- onderzoeken? In deze fase nemen we alleen trokken. In veel gevallen was het betreffende zaken mee, die ons iets specifieks leren over stuk spant, plank of dekbalk zelfs al helemaal constructie, bouwdatum of tijdstip van onder- verdwenen. We leerden dat de houten scheeps- gang. Daarnaast nemen we hooguit bijzondere constructies met decimeters per jaar kunnen ‘af- objecten mee, of dingetjes die het publiek erg slijten’. zullen aanspreken. Leren schoeisel, een hou- Voor alle duidelijkheid: dit probleem beperkt ten puts, touw en blokken … het zijn alledaag- zich niet tot de Waddenzee. Zo deed het archeo- se objecten die we standaard aantreffen en we logisch duikteam in 2005 een waardestellend hebben op het moment gewoon niet (meer) onderzoek op het wrak van de Oostindiëvaarder voldoende capaciteit om in de winter alles te de Roompot, gezonken in 1853 voor de kust van verwerken en te conserveren wat hier voor het Walcheren. Dat scheepswrak was in ruim tien oprapen ligt. “Laten liggen dus”, besluit ik rati- jaar volkomen ingestort en constructiedelen en oneel en ga verder met mijn werk: het uitzet- lading spoelden daar letterlijk onder onze han- ten van een meetsysteem. “Misschien houden den vandaan. De kadertekst hiernaast, een let- we nog tijd over om het wrak af te dekken, zo- terlijke weergave uit het destijds opgestelde on- als we dat in ons Burgzandproject ook een derzoeksverslag van de auteur, geeft een paar keer gedaan hebben”, denk ik nog.91 impressie van wat hij onder water aantrof. 91 Roompot: Vos 2005a, 2007. 90 —

Omstandigheden van extreem snelle, natuurlijke sterkere mate voor het derde alternatief: het degradatie zijn inmiddels gedocumenteerd op volledig laten wegspoelen van het materiaal. Zo tal van archeologische vindplaatsen in Neder- drong zich (als vierde mogelijkheid) de conclusie landse wateren. Voorbeelden zijn resten van di- op dat de meest veelbelovende wrakken afge- verse bouwfasen van Romeinse bruggen in dekt zouden moeten worden met een bescher- Maastricht die uit de bodem van de Maas ste- mend materiaal. De hiervoor benodigde inspan- ken, of wrakken op de Noordzee als Aanloop ning zou, in het licht van de andere Molengat (AM), Prinzessan Sophia Albertina (SA) en mogelijkheden, volkomen gerechtvaardigd zijn. het ‘kanonnenwrak’ Brouwershavense Gat 2 Binnen het NISA en het duikteam bestond al eni- (BHG 2). Andere uitgesproken voorbeelden zijn ge ervaring met het concept van fysieke bescher- het wrak van een 16de-eeuwse bewapende ming van archeologische scheepswrakken. In de koopvaarder bij Ritthem in de Westerschelde of, IJsselmeerpolders (nu de provincie Flevoland), nu weer terug naar Texel in de Waddenzee, het een stuk voormalige Zuiderzeebodem waarin wrak van de Soli Deo Gratia in het Scheer (wrak sinds de drooglegging enige honderden Scheer 2).92 En zo zouden we nog even kunnen scheepswrakken waren gevonden,93 waren sinds doorgaan. De diverse grootschalige waterstaat- 1978 enkele tientallen scheepswrakken ‘inge- kundige werken van de afgelopen honderd jaar, kuild’ als methode om de ook daar inmiddels die het evenwicht in de toch al dynamische wa- geconstateerde snelle degradatie door natuur- terhuishouding ingrijpend hebben verstoord, lijke (en soms antropogene) processen van de zijn hier indirect mede debet aan. Men kan den- vindplaatsen tegen te gaan.94 Ook onder water ken aan de Afsluitdijk, de stormvloedkering in de was al op één vindplaats ervaring opgedaan met Oosterschelde, de aanleg van een Maasvlakte of fysieke bescherming van een scheepswrak, na- eenvoudig al de verlenging van havenhoofden melijk met het wrak Burgzand Noord 3 (BZN 3), bij Hoek van Holland, Scheveningen of IJmuiden. dat precies in het onderzoeksgebied lag. Dit wrak was in 1985 (op aanwijzing van een visser) Keuze voor bescherming gevonden door Texelse sportduikers en gekar- In ons waardestellend werk documenteerden we teerd door het duikteam van de AAO in augustus steeds een momentopname. Een hoofddoel 1986. Gezien de aard van het wrak en het daarbij was telkens het potentieel van het wrak vondstmateriaal, waaronder een grote bakste- voor eventueel toekomstig onderzoek in te nen oven en een bronzen kanon uit 1638 uit de schatten. Maar al snel constateerden we dat gieterij van Everhardus Splinter, zouden dit de deze inventarisatie en ‘inhoudsbeschrijving’ een restanten van het in 1640 gezonken VOC-schip jaar later al ernstig verouderd kon zijn en binnen de Rob kunnen zijn (meer over dit wrak later in vijf tot tien jaar betrekking zouden hebben op dit boek; zie hfdst. 8). De vindplaats werd zeer een stuk bodemarchief dat al niet meer bestond. belangrijk geacht. Om verdere erosie tegen te 92 RBM: Vos 2004b; AM: Vos 1993, 1996; SA: Wat spraken we dan nog van toekomstig onder- gaan werd het wrak eind 1988 fysiek beschermd Vos 2005b, 2008; BHG 2: Vos 2004d; zoek? Alleen een vervolg op (zeer) korte termijn door er een afdekking van gaas en 5000 zand- Ritthem: Vos 2009a; Soli Deo Gratia: Vos 2006b. Zie ook de betreffende paragrafen zou het waardestellend onderzoek en de resul- zakken op aan te brengen. Kort daarvoor was de in de Erfgoedbalans 2009, 35, 82-83. terende inventaris van dit stuk erfgoed nut en vindplaats al aangewezen als wettelijk be- 93 De Wieringermeerpolder viel droog in 1930, de Noordoostpolder in 1942, waarde geven. schermd monument. De gedachte hierbij was Oostelijk Flevoland in 1957 en Zuidelijk Er waren vier opties. De eerste, het opgraven dat zo de noodzaak van een opgraving kon wor- Flevoland in 1968. Bij elkaar zijn inmiddels bijna 500 scheepswrakken van alle interessante wrakken, was overduidelijk den verschoven naar een later tijdstip, wanneer gevonden, waarvan een deel geen haalbare kaart, alleen al uit financiële over- meer capaciteit en betere technieken beschik- ongedocumenteerd verloren is gegaan. Pas sinds de voorganger van het NISA in wegingen. De tweede, het in hoog tempo niet of baar zouden zijn, terwijl de vindplaats niet ver- de polders zich ging toeleggen op het slecht gedocumenteerd (laten) leeghalen van de der zou worden aangetast. documenteren van de gevonden scheepsresten, zijn wrakresten scheepswrakken, zou onrecht doen aan de in- Een onderdeel van het Burgzandproject was deze systematisch beschreven. houdelijk-wetenschappelijke potentie van de vindplaats, die al tien jaar eerder was afgedekt, 94 Reinders 1982, 12-15; Reinders 2005, 27-33. diverse vindplaatsen. Dat gold uiteraard in nog grondig te inspecteren en vervolgens de conditie 91 —

van de vindplaats en de afdekking in de opeen- menten van onder de afdekking vandaan spoel- volgende jaren uitvoerig te monitoren. De eerste den. De scheepsconstructie en het vondstenma- inspectie vond plaats in 1998. Eén van de opval- teriaal kwamen in rap tempo opnieuw in de lende constateringen was hoezeer de zeebodem gevarenzone. Ook het materiaal van de zandzak- in de wijde omgeving van het scheepswrak was ken zelf (mypex) was hier en daar behoorlijk verdiept. Het wrak en de afdekking staken on- aangetast, wat betekende dat uiteindelijk ook dertussen 1 tot 1,5 m boven de zeebodem uit. De deze afdeklaag bovenop het wrak zou eroderen. auteur, die in 1986 zelf had meegewerkt aan de kartering, herkende enkele duidelijke ijkpunten. Kortom, het ter bescherming afdekken van een Illustratief is het verhaal van een cluster ankers. scheepswrak was op zich een succes, maar er Bij de kartering in 1986 kon hiervan af en toe net moest wel worden gezocht naar een verbeterde de bovenkant van één ankerring worden gezien. methode, die was aangepast aan de plaatselijke In 2000 stak op dezelfde plaats een heel cluster omstandigheden. De nieuwe methode moest ankers uit de zeebodem omhoog. Deze keer kon relatief eenvoudig zijn uit te voeren, zo duur- de auteur rechtop naast deze ankers op de zee- zaam mogelijk zijn, niet in de laatste plaats be- bodem gaan staan, waarbij de ring die in 1986 taalbaar zijn en vooral ook rekening houden met nét uit het zand stak, nu manshoog boven de bo- verdergaande verdieping van de zeebodem in dit dem uitrees. gebied met nog eens ten minste 1 tot 2 m.96 Dui- Een onontkoombare conclusie was dat het wrak delijk was ook dat afdekking nooit voor de eeu- zonder deze bescherming in de twaalf jaar sinds wigheid kon zijn en dat regelmatige inspectie en de kartering grotendeels of geheel zou zijn ver- onderhoud voorwaarden zijn voor een langdurig dwenen. Inmiddels wordt dit gelukkig ook inge- behoud van het zo beschermde stuk bodemar- zien door eerder verklaarde tegenstanders van chief. Dat is overigens boven water niet anders. het principe van in situ afdekken van scheeps- Om voor een duurzamer bescherming door af- wrakken, zoals lokale sportduikers. In het Noord- dekking te zorgen, moesten drie problemen hollands Dagblad van 20 januari 2009 kunnen we worden opgelost. Ten eerste was duidelijk dat de lezen: “Maar de bodem [van het Burgzandge- resten alleen goed beschermd bleven als er een bied] verandert nog steeds. Aan weerszijden van dikke laag sediment – minstens 15 - 25 cm – bo- het wrak [BZN 3] is het al tot op 10 m diep uitge- venop lag. Reeds vrijgespoelde delen moesten spoeld. “Als de Rob [=BZN 3] niet was ingepakt, weer in zo’n sedimentlaag worden ingepakt. Ten zou er nu niet veel meer van over zijn”, stelt Eel- tweede moest de afdekking over een oppervlak man. “Als de spanten boven de bodem uitko- van honderden vierkante meters worden aange- men, vreet paalworm alles weg. Je ziet ze jaar- bracht onder moeilijke omstandigheden (stro- lijks korter worden”.95 ming!). Ten slotte moet de afdekking ook toege- rust zijn op een nog jaren voortgaande Op zoek naar duurzamer oplossingen verdieping van dit gebied. Er mag door uitspoe- Een tweede verontrustende constatering was ling geen steil talud ontstaan, waar het sediment dat de bestaande beschermingsmaatregel niet gemakkelijk onder vandaan kan stromen. veel langer meer zou blijven voldoen. De afdek- king was destijds uitsluitend direct op het wrak Van overlast tot hulpmiddel aangebracht. Nu de omringende zeebodem ech- Een persoonlijke ervaring van de auteur leidde 95 De Texelse sportduiker en amateur­ ter nogal was verdiept, lagen de zijkanten van tot het idee voor een nieuwe, eenvoudige en onderwaterarcheoloog Hans Eelman in het wrak bloot. Talloze zandzakken waren al van goedkope wijze van afdekken. Vóór het Burg- het Noordhollands Dagblad van dinsdag 20 januari 2009. de bult afgegleden en lagen soms vele meters zandproject (in 1987-1996) was op een andere 96 Dit was de minimaal te verwachten verderop, onderaan de hellingen rondom het plek in de Texelse wateren het wrak Scheurrak verdere verdieping op deze plek, alvorens een nieuw evenwicht en stabilisatie wrak. We zagen vanaf de zijkanten lappen van SO 1 onderzocht, waarbij de resten iedere dag zouden zijn opgetreden. Prognose van ir. het afdekgaas onder de zandzakken vrijelijk werden afgedekt om ze tegen de sterke getij- Dick Rakhorst van Rijkswaterstaat, Directie Noord-Holland (zie kadertekst wapperen in de stroming en ook dat de sedi- denstroom te beschermen. In opgraafputten en bijlage). 92 —

met vrijgegraven, veelal kwetsbaar vondstmate- houden? riaal zou deze stroming veel schade kunnen aan- Zo was het idee geboren en kon het uitwerken richten als het werkgebied niet zou worden be- ervan beginnen. Er moest een geschikt soort schermd. Aan het eind van elke werkdag werden gaas worden uitgezocht en een methode wor- daarom al de werkputten ‘afgesloten’. Eerst den bedacht om het gaas op de gewenste plek te werd al het opgraafmateriaal eruit gehaald en krijgen. Een wrak, in ieder geval het dagzomende op de hogergelegen zeebodem buiten het wrak deel ervan, ligt uitgestrekt over een oppervlakte weggelegd, goed verzwaard of vastgebonden van bijvoorbeeld 20 bij 30 m. De grenzen van de om wegspoelen tegen te gaan. Vervolgens werd afdekking moeten echter ver buiten het zicht- in elke put een gaas, aan twee tegenoverliggen- bare deel van het wrak vallen en niet, zoals bij de randen verzwaard met een ingenaaide ket- wrak BZN 3, pal langs de randen van het zicht- ting, uitgerold over het kwetsbare gebied. Dit bare deel. Ook moest er worden nagedacht over gaas werd dan extra verzwaard met zandzakken hoe bij verdere verdieping van de omliggende of 30 kg zware kettingschakels om opwaaien en zeebodem de uiteinden van de afdekking als wegwapperen in de stroming te voorkomen. vanzelf naar beneden zouden zakken, zonder af- Na één of enkele dagen keerden de duikers terug breuk te doen aan de integriteit van de afdek- naar de vindplaats om de opgraving weer op te king. Bij de zandzakken hadden we gezien dat ze starten en de opgraafputten weer klaar te ma- van het talud waren afgegleden en nutteloos ken voor onderzoek. Ze haalden dan de zand- meters verderop waren komen te liggen. zakken of zware schakels van het gaas af, rolden In de rest van dit hoofdstuk wordt beschreven het gaas op en borgen het weg, waarna ze het welke materialen uiteindelijk zijn gebruikt en benodigde opgraafgereedschap weer in de put- hoe de gekozen wijze van afdekking in zijn werk ten brachten om aan de slag te kunnen gaan. gaat. De auteur is ervan overtuigd dat het ook Daarbij bleek steeds dat er heel wat zand in de voor toekomstige gelegenheden een bruikbare opgraafput terecht was gekomen; blijkbaar zak- en voordelige methode van fysieke bescherming te dat door de mazen van het afdekgaas heen. is en gaat daarom tamelijk diep in op technische Voordat de duikers konden beginnen met gra- details. ven, moesten ze voorzichtig, maar snel al het in- gevangen zand met de airlift wegzuigen tot het niveau waar ze bij de laatste gelegenheid waren 5.2 Recept voor de Burgzand- opgehouden. Vaak ging het grootste gedeelte afdekkingsmethode van de eerste duik op aan dit werk. Daarna kon nog zo’n vier uur lang worden opgegraven, alvo- rens de werkputten opnieuw moesten worden Gebruikte materialen afgesloten en het verzandingsproces van voren af aan begon. Steigergaas Denkend over een nieuwe, betere en vooral be- Het hoofdbestanddeel van de afdekking was taalbare methode om de belangrijkste scheeps- gaas, dat in stroken over het wrak en de omlig- wrakken in het Burgzandgebied te kunnen be- gende zeebodem moest worden uitgerold. Hier- schermen, moest de auteur onwillekeurig voor werd gekozen voor een materiaal dat vaak terugdenken aan de vele uren, die vroeger onder wordt gebruikt in de bouw om steigers te om- water waren doorgebracht op het Scheurrak- sluiten. Het wordt in de handel aangeduid als wrak. Waarom zouden we dat toen minder ge- steigernet. Het is in diverse kwaliteiten lever- wenste effect van het gaas – het invangen en baar, maar omdat het uiteraard nooit bedoeld is vasthouden van zand – nu niet vóór ons laten geweest voor het afdekken van scheepswrakken werken? Konden we niet proberen de zeebodem in zout stromend water kon men ons daarin niet lokaal ‘op te trekken’ door in de getijdenstroom adviseren. We hebben daarom geëxperimen- getransporteerd zand in te vangen en vast te teerd met diverse soorten en afmetingen. De 93 —

breedste netten die leverbaar waren, hadden een breedte van 3,07 m, wat een goede combi- natie bleek van hanteerbaarheid en snelheid van werken. Het materiaal dat uiteindelijk het meest is gebruikt – en naar volle tevredenheid – was Steigernet PE (polyethyleen) Groen T120. Dit UV- bestendige 120 grams gaas heeft langs de lange zijden een extra stevig weefsel met om de 10 cm knoopsgaten, nuttig om de stroken aan elkaar vast te zetten. De polyethyleengarens zijn gewe- ven met 9 x 14 draden/inch2. De opgegeven trek- sterkte is circa 45 kg/5 cm. Afb. 5.1 Schematische weergave van afdekking met Kabelbindbandjes steigergaas. Het gaas werd uitgerold in stroken, die aan el- kaar werden verbonden met kabelbindbandjes, rold. Eenmaal gelegd, belemmert het gaas de bekender als tie-wraps. Wij gebruikten na enig directe inwerking van de krachtige getijdenstro- experimenteren ‘kabelbundelbandjes zwart 200 mingen op de bodem, waardoor de aanwezige x 4,8 mm’ van de firma Mennens & Co b.v. te beschermende sedimenten en de archeologische Rotterdam. We hebben niet meegemaakt dat resten niet verder kunnen wegspoelen. Tegelij- deze bandjes ooit zijn vergaan onder invloed van kertijd wordt door die stroming zand over het UV-straling of door andere oorzaken zijn gebro- net aangevoerd, dat daar door de mazen heen ken. De trekkracht van dergelijke bandjes ligt in zakt en er vervolgens onder wordt vastgehou- de orde van 22 kg. den. Na het leggen en fixeren van de benodigde netten keren de duikers eerst dagelijks en later Ketting om de paar dagen terug om ‘netten te kloppen’. De uiteinden van de netten werden steeds ver- Dat wil zeggen dat de duikers al het zand dat op zwaard met stukken ijzeren ketting. Bij een net- de netten is blijven liggen en daardoor de invan- breedte van 3,07 m is ongeveer 3 m ketting no- gende werking van het gaas verder belemmert, dig, natuurlijk aan beide uiteinden. Hiervoor erdoorheen schudden als ware het een zeef. Dan werden bij visserijcoöperaties of handelaren in pas, ónder het gaas, is dat zand langdurig inge- oud ijzer oude en versleten ijzeren kettingen op- vangen en kan het schone gaas opnieuw zijn in- gekocht voor oud-ijzerprijzen. We gebruikten vangwerk doen. Op deze manier lukt het mak- uitsluitend ketting met een niet al te grote scha- kelijk om de bodem twee, drie decimeter kel, meestal omstreeks 5 tot 8 cm lang. Dat is omhoog te krijgen. Als deze laag gaas is ‘uitge- voldoende zwaar om de netten op hun plaats te werkt’, dat wil zeggen: bol en strak staat van het houden en nog redelijk hanteerbaar. Een voor- ingevangen zand, kan besloten worden een vol- deel van deze verzwaring van de uiteinden met gende laag gaas over de site uit te rollen en het ketting zou zijn dat de uiteinden bij uitspoeling proces te herhalen. Zo wordt niet alleen de be- altijd vanzelf mee zouden zakken met de bodem. schermende afdeklaag sterker, maar is het ook Zo was voor dat probleem voorzien in een op- mogelijk gebleken diepe slijpgeulen onder de lossing. scheepsresten dicht te krijgen en uit de bodem stekende scheepsresten geheel of gedeeltelijk Werkzaam principe van de bescherming met onder de afdekking te bergen. Hierboven werd al steigergaas geschreven waarom het van belang is om de af- Het steigergaas wordt, enigszins losjes en daar- dekking tot ver buiten de zichtbare begrenzing door met enige ruimte om zand in te vangen, van het wrak te spannen. volledig over de te beschermen vindplaats uitge- Het gaas raakt ten slotte afgedekt met zand en 94 —

diverse soorten begroeiing, die een zekere mate einden af naar binnen te rollen. De gazen kon- van bescherming bieden voor het gaas zelf. Het den dan later op de centrale lengteas van de site beste zou zijn om de laatste laag steigergaas zelf worden gelegd en, gebruikmakend van de met met een extra laag sterker gaas te beschermen eb en vloed wisselende stroomrichtingen, met tegen beschadiging door sleepnetten, ankerma- de stroom mee in beide richtingen worden uit- noevres of de eindeloze inwerking van schurend gerold. Eenmaal helemaal opgerold, werden de zand. Helaas is deze laatste beschermlaag nog gazen tweemaal dubbelgevouwen. Men kreeg nergens aangebracht. dan een pakket van hanteerbare afmetingen dat met een stevig touw werd samengebonden, zo- Stapsgewijze beschrijving van de werkwijze danig dat de duiker ook een soort handvat had om het pakket op te tillen en te verslepen. Altijd Preparatie boven water werd er een label aangebracht met daarop de Het hoofd duikteam maakte van tevoren een exacte afmetingen van het stuk gaas. Zo kon ‘afdekplan’, dat met alle teamleden werd door- men later steeds gericht kiezen welk stuk nodig genomen. Aan de hand daarvan wist iedereen was voor een bepaald deel van de afdekking. wat hem te doen stond en kon het werk efficiënt verlopen, ook bij slecht zicht onder water. Transport van de gazen naar de gewenste plaats De eerste stap was de voorbereiding van het Op de dag van de afdekking werden alle beno- steigergaas. Als de vindplaats bijvoorbeeld een digde stukken gaas aan boord gebracht, met nog breedte had van 20 m werden de rollen gaas op wat reservestukken in verschillende afmetingen. 40 m lengte afgesneden, zodat de site aan Op de duiklocatie aangekomen bracht een dui- weerszijden tot 10 m buiten de dagzomende ker een dreg met een lijn en een kleine boei naar grenzen beschermd zou zijn. De resterende stuk- de meest handige plek om het gaas naar de zee- ken97 konden meestal worden gebruikt aan de bodem te laten zakken. De pakken gaas werden kopse uiteinden van de vindplaatsen of om die- met de rubberboot naar het boeitje gevaren, pe slijpgeulen rondom reeds uit de bodem ste- waar ze met een ‘traveler’ (een constructie van kende constructiedelen dicht te krijgen. Vervol- touw en metalen clips om allerlei materialen be- gens werden alle gazen aan beide korte heerst langs een boeilijn te kunnen laten zakken uiteinden verzwaard door er stukken oude ket- of ophalen) stuk voor stuk langs genoemde ting aan vast te zetten met tie-wraps. Daarna boeilijn naar de bodem werden gelaten. Bene- werden de kleden opgerold. Zeker voor grote den haalden duikers het gaas los van de traveler sites kon het daarbij handig zijn van beide uit- en verzamelden het op een geschikte plek.

Afb. 5.2 Preparatie van de steigergazen: het steigergaas Afb. 5.3 Preparatie van de steigergazen: de steigergazen wordt op lengte afgesneden en aan de uiteinden wordt worden opgerold en klaargemaakt voor transport. 97 De rollen werden meestal geleverd in lengtes van 50 m. een ketting ingenaaid. 95 —

Afb. 5.4 De steigergazen zijn over het wrak uitgerold en met tie-wraps aan elkaar genaaid.

Intussen had een andere duiker een oriëntatie- zende gaasrollen aan elkaar werden vastgezet lijn gespannen over de centrale lengteas over met een dubbel ‘stiksel’ van tie-wraps. De juiste het wrak, waarna de gewenste lengtes gaas naar mate van overlap bleek kritisch te zijn. Wanneer de juiste plaatsen konden worden gezwommen. er te weinig of geen overlap is en de bevestiging De gaaspakketten werden daar opengesneden, uit niet meer dan één enkele rij tie-wraps be- uitgevouwen en naast elkaar gelegd. staat, zullen de randen na verloop van een paar dagen kieren vertonen. Er is dan al behoorlijk Uitrollen en aan elkaar koppelen wat zand ingevangen, waardoor spanning op de In de aangetroffen situatie liepen eb en vloed netten is ontstaan; de kieren zullen steeds ver- meestal haaks op de lengteas over de wrakken. der gaan openstaan langs de verbindingspunten Het gaas werd daarom altijd in de breedte over (de tie-wraps). De stroming gaat door deze kie- een wrak uitgerold. Meestal liep er nog flink wat ren heen razen, het zand zal langs deze assen tij wanneer al begonnen kon worden met het worden uitgespoeld en de krachten op de netten uitrollen. Dat gebeurde dan zo snel mogelijk en zullen ze uiteindelijk doen scheuren. Als daaren- uiteraard met het tij mee. Omdat de stukken tegen de overlap te groot is, zullen de netten gaas vanaf beide uiteinden naar het midden wa- ‘verstikken’: het zand zakt meestal niet door bei- ren opgerold, hoefde in eerste instantie steeds de lagen net heen, maar alleen door de boven- maar 20 m te worden afgerold. Eén of twee dui- ste. Het oppervlak van de onderste laag houdt kers rolden het gaas uit, gevolgd door een paar dan veel zand vast en dit maakt het onmogelijk collega’s met een grote voorraad tie-wraps om via simpel ‘nettenkloppen’ (zie onder) het zand de lappen gaas zo snel mogelijk aan elkaar te volledig door het net heen te laten zakken. ‘naaien’. De zandinvangende werking wordt daardoor al Er werd steeds gezorgd voor een overlap van cir- direct ernstig verstoord. ca 20 cm, waarna beide randen van de aangren- 96 —

Gaandeweg leerden we hoe we de werking van hele oppervlaktes verschoven konden raken. het hele net konden optimaliseren. Om te be- Als alle stukken gaas naar één kant waren afge- ginnen moesten de afzonderlijke netten enigs- rold en aan elkaar waren vastgezet, was meestal zins losjes over de zeebodem worden uitgerold. de kentering voorbij en was de stroom gedraaid. Als ze al meteen erg strak werden getrokken, Het proces herhaalde zich aan de andere kant was er weinig speelruimte om zand in te vangen. van het wrak, waarbij weer met de stroom mee Met de juiste mate van losheid golft het opper- kon worden gewerkt. Uiteindelijk waren alle vlak van de kleden ook lichtjes in de stroming, stukken gaas aan elkaar gezet en aan alle randen waardoor zandkorrels als het ware door de ma- verzwaard, waarna het gevaar van wegwappe- zen heen worden geschud. ren van het hele doek geweken was. De netten De netten moesten niet alleen los, maar ook min konden tijdelijk extra worden gefixeerd met lan- of meer vlak worden uitgerold. Bij grote hoogte- ge pennen van roestvrij staal of met zandzakken verschillen mochten we ons niet laten verleiden of door handmatig de randen onder het zand te om dat met één afdeknet op te lossen. Een steil werken. Na verloop van een paar uur had het ge- hangend steigergaas zal geen zand invangen, het tij hier en daar al wat zand op het net gebracht raakt begroeid en vangt in toenemende mate en was de afdekking voldoende gefixeerd. stroming en zal ten slotte gaan scheuren. Beter is het in een dergelijke situatie met twee kortere, Nettenkloppen afzonderlijk verzwaarde netten te werken en De eerste dagen na het plaatsen van de afdek­ eerst zo de bodem omhoog te trekken. gazen is de invangcapaciteit het grootst. Het is Bij lastige stroming werden de uiteinden van het dan nuttig om dagelijks een tij te besteden aan gaas tijdelijk met lange pennen in de bodem ‘nettenkloppen’. Duikers zwemmen alle banen vastgezet. Steeds moest worden voorkomen dat af en pakken het gaas op plaatsen waar zand er de stroming onder het gaas sloeg, waardoor bovenop ligt, vast, trekken het iets vrij van de

Afb. 5.5 Detail van het steigergaas. 97 —

Afb. 5.6 Al experimenterend kwamen wij erachter hoe we het gaas het beste zijn werk konden laten doen.

99 —

bodem en laten met schuddende bewegingen meter omhoog te brengen en de sedimentlaag het zand door de mazen heen zakken. aanzienlijk te verdikken en zo de site te consoli- Wanneer na een aantal dagen geconstateerd deren. wordt dat het gaas enigszins bol komt te staan, laat men de zaak verder met rust. De spanning Jaarlijkse inspecties en reparaties onder het gaas moet niet te hoog worden, want Om het effect van de bescherming te beoordelen dan kan het makkelijker scheuren, zeker wan- en te behouden is het nodig om jaarlijks of uiter- neer er een anker op valt of een vistuig overheen lijk om het andere jaar, de beschermde wrakken getrokken wordt. Beter is het om een volgende te beduiken en uitgebreid de toestand van de laag afdekgaas aan te brengen volgens dezelfde afdekking te inspecteren. Typische beschadigin- procedures. In de eerste fase kunnen ook grote gen zijn scherpe, rechte sneden in het gaas, die oppervlaktes gaas als geheel een stukje omhoog duiden op ankermanoevres of sleepnetvisserij. worden getrokken. Het komt dan bovenop de al Een ander verschijnsel is dat de naden tussen de ontstane laag zand te liggen en kan daar op- afdekkleden te ver open zijn gaan staan, waarbij nieuw zijn invangende werk te doen. Het aan- lokaal scheuren zijn ontstaan. Dergelijke scheu- brengen van een tweede laag afdekgaas wordt ren zijn meestal vrij eenvoudig te repareren door zo een ronde uitgesteld en er is uiteindelijk dan er een ruim stuk afdekgaas overheen te bevesti- meer zand ingevangen. Dat omhoogbrengen gen, waaronder zich opnieuw een laag zand zal van vele vierkante meters verzwaard gaas ver- vormen. Na verloop van twee of drie seizoenen eist wel een grote mate van coördinatie. is het verstandig om het geheel af te dekken met Op deze manier is het op diverse wrakken ge- een laatste, extra sterke gaaslaag om het onder- lukt om de zeebodem en slijpgeulen tot wel een liggende zandinvangende gaas te steunen tegen

Afb. 5.7 Na verloop van tijd kan het steigergaas begroeid raken met – in dit geval – zandkokerwormen. Dit kan extra bescherming geven aan het steigergaas. 100 —

de zanddruk van binnenuit en het te beschermen Vier jaar later doen mondelinge mededelingen tegen mechanische aantastingen van buitenaf. van lokale sportduikers het ergste vrezen voor de conditie van een aantal van de afdeknetten. Slotopmerking Dat moet waarschijnlijk verklaard worden door Met het einde van het vaste eigen duikteam in het uitblijven van de laatste afdeklaag, maar 200698 werd het reguliere veldwerk beëindigd zeer zeker ook door uitblijven van reparatie van en daarmee kwam ook een einde aan het Burg- netten, die mechanisch beschadigd zijn geraakt. zandproject met zijn jaarlijkse systematische Het is in de huidige praktijk niet te vermijden dat monitoring van alle twaalf wrakken en onder- de afdekkingen geraakt worden bij sleepnetvis- houd en reparatie van de diverse afdekkingen. In serij, ankermanoevres en dergelijke. Eén ding principe valt dergelijk werk sinds de invoering staat buiten kijf: zonder een fysieke afdekking van ‘Malta’ onder de verantwoordelijkheid van van de vrijgespoelde wrakresten blijft er al op gemeentes, maar onder water ligt dat nog lastig. korte termijn niets van over.

Interview met Jack Betsema (1942) en Gerrit- keer per jaar en met m’n dubbel twaalf bleef ik Jan Betsema (1957), Texelse duikers.99 soms wel drie uur beneden”. ‘Rommeltjes’ uit Jack is zijn leven lang zelfstandig schipper/vis- dit wrak zijn in zijn collectie aangemerkt als ser geweest en is een Texelse duiker van het afkomstig van ‘wrak 1’.103 Aanvankelijk lag het eerste uur. Gerrit-Jan is een jongere broer van wrak en de bodem rondom op een diepte van Jack. Samen duiken ze al heel lang in de om- slechts 5 m en was de constructie behoorlijk geving van Texel op oude scheepswrakken en intact. Jack: “De eerste keer dat ik er dook was ze hebben terzake veel praktische kennis. Ze gewoon een sprookje. Het water was kraak- hebben altijd contact gehouden met de pro- helder en het hele voorschip lag daar in ver- fessionele onderwaterarcheologen van het band met zelfs een braadspil nog aan dek. Het ministerie van cultuur (achtereenvolgens was net of het wrak net uit de bodem was ge- CRM, WVC, OCW). komen.” In de daaropvolgende tien jaar heeft 98 Daarvoor in de plaats was een ‘regie- duikteam’ van twee duikers bedacht, hij het verval van de Soli meegemaakt. Het maar dat heeft in de praktijk nog niet Vraag: hoe lang duiken jullie al en wanneer wrak spoelde uit en brak in de slijpgeulen. veel kunnen betekenen. Zie interne rapportage van Jeroen Vermeersch, werden de eerste wrakken gevonden? Toen het NISA-duikteam hier in 2003 en 2005 Rapport Monitoring Burgzand-Noord, wrakken Jack is omstreeks 1975 begonnen met duiken. enkele verkennende duiken maakte, lag de BZN 3, 9 en 10 (Lelystad 2010); zie ook: Vos 2009b. In die tijd begon het duiken op Texel zo’n bodem op 13-16 m met slijpgeulen tot wel 18- 99 Interview gehouden op vrijdag 2 beetje op te komen en werd ook de Texelse 20 m diep (± HW) en daarin de volledig versla- december 2011, ten huize van Gerrit-Jan Betsema, te Oosterend op Texel. Deze Duikclub opgericht. De allereerste sportduiker gen delen van het wrak.104 weergave van het gesprek is met op Texel was vermoedelijk Willem Hart en dat instemming van de geïnterviewden. 100 Willem Hart werkte bij het NIOZ. was ook de eerste die een scheepswrak Gerrit-Jan dook nog niet, toen in 1985 het 101 Rob Leewis werkte eveneens bij het vond.100 Dat wrak lag ergens in het Scheer, bronzen kanon van de Rob (BZN 3) met de kot- NIOZ. Het werk van het NIOZ bracht met zich mee dat men al vroeg in aanraking één van de stroomgeulen ten oosten van ter van Jack werd geborgen. Omstreeks kwam met (sport)duiken en de Texel. Daar is toen veel lood uitgehaald. Een 1986/87 heeft hij van broer Jack het duiken gelegenheid had te duiken op het Wad. 102 Wrak ‘Scheer 1’, zie: Leewis 1979, andere duiker van het eerste uur was Rob Lee- geleerd en in najaar/winter 1988 heeft hij al als Maarleveld 1982. wis.101 Leewis dook later op datzelfde wrak in duiker meegeholpen met het afdekken van 103 ‘Rommeltjes’ is het woord dat Jack nogal eens gebruikt, wanneer hij spreekt over het Scheer, waarop hij veel onderzoek heeft BZN 3 met gaas en zandzakken. Gerrit-Jan zijn gekoesterde archeologische gedaan.102 Jacks eigen eerste duiken waren op vondsten. maakte zijn eerste duiken op het ‘leerwrak’, op 104 Vos 2004c; Vos 2006b. Zie ook hfdst. 10 het wrak van de Soli Deo Gratia in het zuidelijke het Vogelzand, op een diepte van 8 tot 10 m. (BZN 5). Scheer en dat bleef gedurende tien jaar veruit Dit wrak werd toen aangeduid als de ‘Frans- 105 De Betsema’s herinneren zich uit deze tijd ook duiken op een ‘pijpenwrak’, een het belangrijkste duikobject voor Jack en zijn man’. Daarnaast dook hij op een vliegtuigwrak ‘wetstenenwrak’, een ‘pokhoutwrak’ en maten. “We doken er echt veel, tot wel 40 een ‘verfhoutwrak’; allemaal wrakken in en al snel ook op de Rob.105 het Scheer of op het Vogelzand.

101 —

en hier zijn heel wat ‘rommeltjes’ van afge- Vraag: wanneer werden de eerste wrakken op haald. Jaren later was het verdwenen en het het Burgzand ontdekt en welke waren dat? vermoeden is dat het in de geul is gebroken en Jack: “De eerste wrakken werden aangewezen weer is ingezand. Toen Jack en zijn buddies door garnalenvissers. Die kenden overal alle weer op de ‘Pool’ begonnen te duiken, doken wrakken.” Garnalenvisser Alfons Boom gaf op inmiddels Jacks zoon Guido en broer Gerrit- een dag in de zomer van 1985 de posities van Jan ook mee. Op de plek, waar eerder vier drie wrakken op het Burgzand: de Rob (BZN 3), bronzen kanonnen waren gevonden, werd de ‘Pool’ (BZN 2) en het ‘flessenwrak’ (TXS- “wat geairlift” en opnieuw werden er vier IV).106 Deze drie waren de eerste wrakken op bronzen kanonnen geborgen. Later werden er of nabij het Burgzand. Direct gingen Jack en nog meer gevonden en werd dit wrak naar de vriend Hans duiken op Jacks ‘wrak 2’, later be- herkomst van de kanonnen bekend als het kend geworden als de Rob. De dag daarop do- ‘Poolse kanonnenwrak’ of kortweg de ‘Pool’ ken Jack en z’n maten Hans en Flip op het (BZN 2). tweede wrak (BZN 2). Daar vonden ze meteen de eerste dag al 4 bronzen kanonnen. Op dit Vraag: waarom waren er niet eerder al wrak lag ook een grote hoeveelheid loodba- wrakken ontdekt op het Burgzand? ren, maar die waren de volgende keer dat ze Jack: “Alles lag daar nog onder het zand. Toen er kwamen al verdwenen. Jack vermoedt dat we in 1985 met mijn kotter Branding III voor de positie van het wrak vanaf de dijk met WVC op de Rob het bronzen kanon van Ever- vlaggen is uitgepeild en dat andere duikers hardus Splinter gingen bergen, was de omlig- snel het lood hebben geborgen. Dit wrak is gende bodem tijdens LW slechts 4 m diep. De daarom ook wel aangeduid als het ‘vlaggen- kotter stak 5 m en we konden er alleen met wrak’ [de volledige toedracht is nooit bekend HW komen.” Voor een andere ervaring grijpt geworden; AV]. Jack en kornuiten hadden er Jack terug op het begin van zijn carrière. Als zo de pest in dat ze op dit wrak niet meer wil- jonge visser viste hij zelf jarenlang op het den duiken en ze hebben het ongeveer twee Burgzand naar garnalen. “Toen liep je daar jaar links laten liggen. In die periode werd veel nooit vast. Garnalenvissers hadden daar toen gedoken op het derde wrak, waar Alfons helemaal geen wrakken. Nee, 50 jaar geleden Boom hen op had gewezen, het ‘flessenwrak’ lag alles daar nog onder het zand, absoluut!” (TXS-IV). Dat hebben ze sterk zien uitzanden Vraag: hebben jullie het gebied zien veranderen en hoe? Beiden geven aan het gebied te hebben zien verdiepen, de wrakken te hebben zien uit- spoelen en stukje bij beetje kapot te hebben zien gaan. De noordoost-zuidwest georiën- teerde zandbanken Bosch en Burgzand, die bij LW toen nog droog vielen, zijn oostwaarts ver- plaatst en de erachtergelegen geul van het Scheer eveneens.107 Jack: “Bijvoorbeeld het ‘watervatenwrak’ (BZN 4) lag eerst in het 106 Alfons Boom heeft meerdere keren Afb. 5.8 Uit archeologische scheepswrakken werd Scheer. Toen is de droogte eroverheen gegaan posities van wrakken aan sportduikers vroeger veel lood geborgen. In het Museum Kaap Skil en nu ligt het in het Burgzand, met de droogte gegeven en de auteur heeft in het verleden ook wel informatie ‘over in Oudeschild vinden we loodbaren van verschillende ten oosten.” vroeger’ bij hem ingewonnen. Alfons vormen en maten afkomstig uit verschillende wrakken. was altijd bereid deze te geven. 107 Hydrografische Kaart 1811.2 uit 1978 toont de toenmalige situatie.

102 —

Vraag: had het aanbrengen van fysieke Vraag: hoe is het volgens jullie mogelijk dat bescherming op de scheepswrakken volgens de afdekking op sommige plekken zo jullie zin? volledig is kapotgegaan? Beiden volmondig: “Jazeker, absoluut! Bij- Gerrit-Jan vertelt van een gesprek dat hij voorbeeld de Rob ligt er relatief nog goed bij voerde met een garnalenvisser, die hij over en dat zou anders inmiddels volledig zijn weg- wrak BZN 10 heen had zien trekken. De visser gespoeld. Als je de wrakken dan niet kan op- vertelde hem dat hij tegenwoordig altijd over graven, moet je ze fysiek beschermen. Maar de wrakken heensleepte, want het was er nu vervolgens moet je het wel bijhouden. Daar zo lekker glad en er waren dus geen hakers hangt alles aan.” meer. Toen Gerrit-Jan op dit wrak ging duiken, was het “gewoon eng om er te duiken, want Vraag: wat is nú de toestand op de door ons allerlei stukken doek wapperden los. Het doek in 2005 afgedekt achtergelaten wrakken? moet toen zijn gegrepen en losgescheurd door Vanaf ongeveer 2009 zagen de Betsema’s de het vistuig.” Ook andere mogelijkheden pas- toestand verslechteren. De ‘Pool’ (BZN 2) is er seren de revue. Een anker zou een gat of een inmiddels belabberd aan toe. Veertig procent scheur in een net kunnen veroorzaken, maar van de afdekking is weg. Het hele achterschip daarmee zou niet alles van zijn plaats getrok- is onderslepen geraakt en ingestort. Het is ken worden. Indien regelmatig geïnspecteerd daar in de slijpgeul nu zeker 5 m dieper dan in zou worden, zouden dergelijke beschadigin- 2005 (waterdiepte circa 15 m). De Rob (BZN 3) gen nooit leiden tot grootschalig verdwijnen ligt er in het algemeen wel goed bij, maar aan van de afdekgazen. Zelfs zo’n beschadiging de kant van de ankers [de westzijde, AV] is door vissers is misschien dan wel vervelend, veel doek weg en is het dieper dan ooit. De maar als er met regelmaat zou worden geïn- ankers staan inmiddels weer meer dan mans- specteerd, dan zou de afdekking kunnen wor- hoog vrij en dreigen om te vallen. Ook is er den hersteld, voordat alles is weggespoeld en aan die kant nieuwe constructie vrijgespoeld het wrak verder in delen opbreekt. Jack en [inderdaad dáár nooit eerder gezien, AV]. Op Gerrit-Jan geloven niet dat duikers de afdek- BZN 4 (‘watervatenwrak’) en BZN 8 zijn ze kingen ooit opzettelijk kapot zouden maken. nooit meer geweest en ze hebben geen idee “Daar zou geeneens beginnen aan zijn. De af- van de toestand. Op BZN 10 is een stuk van gedekte oppervlakken zijn te groot, het net is het afgedekte wrak in 2009 bloot komen te te taai, de zandzakken te veel en te zwaar en liggen [vermoedelijk het oostelijke deel van trouwens, dat is ook echt de lol van het duiken de vindplaats, het ruim, want de ‘piskruiken’ niet.” Door alleen stroming en zandtransport en de dakleien worden genoemd, AV]. De hoeft het gaas volgens de Betsema’s ook niet laatste twee jaar hebben de Texelse duikers kapot te gaan. Dat gaas is sterk genoeg. Het daarom juist daar hun “intensief onderzoek” zal alleen op een gegeven moment wel kapot- gedaan. Niet afgedekte wrakken als het ‘twee schuren als het niet op zand is komen te lig- kanonnenwrak’ (BZN 9) en het ‘groot leeg’ gen, maar op stenen, concreties, of spanten- (BZN 11) zijn grotendeels kapot gegaan en in- koppen. Daar waar een net eenmaal kapot is gestort. Wrakken als BZN 14 en 15 worden zullen sportduikers uiteraard wél gaan onder- door hen niet meer bedoken. Daarover heb- zoeken wat eronder ligt. ben de Betsema’s geen nieuws. 103 —

Afb. 5.9 Jack Betsema heeft een gedetailleerde schets gemaakt van wrak TXS-IV en de gevarieerde lading daarin. Let op de grote slijpgeulen.

105 6 Twaalf wrakken —

Bij aanvang van het project ‘Waardestellende dubbeltellingen ingeslopen. onderzoeken westelijke Waddenzee (Burgzand)’ Zo was BZN-nummer 1 al lang geleden uitgege- had niemand een idee om hoeveel wrakken het ven aan een wrak dat inmiddels bekend is als nu werkelijk ging (zie kaart p. 29). Van de grote wrak Scheer 1, naar het vlakbijliggende vaarwa- verzameling opgegeven posities onder water ter Scheer. In de dossiers wordt het ook wel aan- weten we inmiddels dat ze twaalf wrakken ver- geduid als ‘Graanschip Texelstroom’ (Scheer 1; tegenwoordigen, of correcter geformuleerd, dat zie kadertekst op p. 100), waaruit maar blijkt hoe op twaalf onderscheiden posities wrakresten zijn lastig het vroeger was (en soms nog is) om de aangetroffen. Deze zijn alle gedocumenteerd en posities te onderscheiden. Tijdens het Burgzand- gewaardeerd en per vondstcomplex is de juiste project was het wrak niet meer terug te vinden, positie eenduidig vastgesteld. De wrakken heb- waarschijnlijk omdat een oostwaarts migrerende ben een administratieve naam gekregen, waar- zandbank eroverheen was geschoven. Op de voor het toponiem ‘Burgzand Noord’ (afgekort: aangegeven positie was het eenvoudig te ondiep BZN) is gebruikt, in combinatie met een volg- om te kunnen varen. nummer. Daarnaast hebben de meeste wrakken Wrak BZN 5 is een bijzonder geval. Bij dit dossier een alias of bijnaam. Meestal is dat een door de is een eenduidige positie opgegeven en een lokale duikers gebruikte aanduiding van een op- (summiere) beschrijving dat er wrakresten en vallend kenmerk van het betreffende wrak. Zo is een grote lading baksteen zouden liggen. Het bijvoorbeeld het wrak BZN 2 onder duikers beter archeologisch duikteam heeft bij twee verschil- bekend als het ‘Poolse kanonnenwrak’, naar de lende gelegenheden aandacht besteed aan dit bronzen kanonnen die op dit wrak zijn gevonden dossier. Op de gegeven positie is met opspo- en die allemaal waren gegoten in Polen. In het ringsapparatuur – echolood en sonar – de bo- vervolg zullen per wrak zowel de officiële, admi- dem grondig afgezocht. De feitelijke diepte ter nistratieve benaming als de aliassen worden plekke van ruim 15 m klopte echter helemaal vermeld. niet met de in 1985 genoteerde diepte van 10 m De nummering van de wrakken behoeft enige en er was geen spoor van een wrak te bekennen. toelichting, want de volgnummers voor de Mogelijk gaat het bij wrak BZN 5 om een dub- twaalf vindplaatsen lopen niet van 1 tot en met beltelling en is de positie verward met die van 12. Binnen dit project zijn de wrakken BZN 2, 3, 4, wrak BZN 12, waar inderdaad een uitgebreide 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 te onderscheiden. lading bakstenen is gevonden. De twee posities Nummers 1, 5, 6 en 7 ontbreken dus als BZN- liggen niet ver van elkaar en de feitelijke diepte nummer. Pas vanaf wrak 8 loopt de nummering van wrak BZN 12 komt meer overeen met de 10 regelmatig op, omdat vanaf die vindplaats de m van dossier BZN 5. In ieder geval kan deze po- nummers binnen het kader van het eigen Burg- sitie worden verwijderd uit het meldingenar- zandproject systematisch werden uitgegeven.108 chief. Als er werkelijk sprake is van een ander Voor een deel zijn de onregelmatigheden te wij- wrak dan wrak BZN 12, dan moeten de positie- ten aan het feit dat al vanaf het begin van het gegevens onjuist genoteerd zijn. Een dikwijls op- bestaan van de Afdeling Archeologie Onderwa- tredend probleem is dat gebruikers van plaats- ter (AAO) geprobeerd werd een meldingenar- bepalingsapparatuur zich niet bewust zijn van chief op te bouwen waarin, zowel het handjevol het gebruikte referentiestelsel, ofwel het wis- daadwerkelijk verkende scheepswrakken werd kundig model, waarmee de bolvormige aarde in opgenomen, als de vele posities, die weliswaar een plat vlak wordt weergegeven. Dit is een van als (wrak?)vondst waren gemeld, maar waarvan de factoren die kan leiden tot misverstanden nooit was vastgesteld waar het werkelijk om over posities, zelfs met moderne plaatsbepa- ging en wat de juiste positie was. Hierbij hebben lingsapparatuur. Voor alle duidelijkheid: in deze 108 Aanvankelijk zijn voor de nummers 1 t/m 7 Romeinse cijfers gebruikt en pas vanaf ook nog eens verschillende, deels vrijwillige me- rapportage worden alle geografische posities nummer 8 de Arabische. Hier wordt dewerkers getracht dit systeem bij te houden. Bij steeds opgegeven in WGS 84 of in RD-coördina- echter steeds voor alle wrakken, dus ook voor de eerste zeven, de Arabische dat alles is een aantal fouten, omissies en/of ten (zie ook p. 73). nummering gehanteerd. 106 —

6.1 Ligging van de twaalf onderzochte Burgzandwrakken.

Nummer 6 is waarschijnlijk gewoon per ongeluk Wrak BZN 13 ten slotte is aanvankelijk per abuis overgeslagen of men heeft vanwege het onze- ingevoerd als wrak Texelstroom 13 (TXS 13). Het kere aantal onderscheiden posities een wrak is later omgedoopt tot wrak BZN 13, omdat het dubbel geteld. In ieder geval correspondeert dit duidelijk in het afgebakende onderzoeksgebied nummer niet met enig bestaand wrak op of in de lag en de Texelstroom een aanzienlijk uitgebrei- nabijheid van het Burgzand. Voor wrak 7 geldt der areaal bestrijkt. mogelijk hetzelfde, maar dit zou ook wrak De twaalf uiteindelijk vastgestelde BZN-wrakken Scheer VI alias het ‘Tuigwrak’ kunnen zijn. De worden hierna ieder in een afzonderlijk hoofd- positiegegevens hiervan zijn een stuk oostelijk stuk behandeld. Aan het niet-aangetroffen BZN van het Burgzand (X=126.130 / Y=562.422; deze 5 wordt eveneens een apart, zij het kort hoofd- 109 Dit wrak is beschreven in Kleij 1991b, hfdst. 12 van zijn ongepubliceerde coördinaten zijn niet door het duikteam stuk gewijd, opdat deze positie uit de bestanden streekinventarisatie. geverifieerd).109 kan worden afgevoerd.

107 —

Afb. 6.2 Detail van de kaart van het Burgzand met de positie van de twaalf wrakken. 108 — 109 7 Wrak Burgzand Noord 2 — (BZN 2)

7.1 Administratieve gegevens 110

Werknaam wrak/alias111 BZN 2, aanvankelijk genoteerd met Romeinse cijfers (BZN II); alias ‘Poolse kanonnen­ wrak’. Dit wrak werd aanvankelijk ook wel aangeduid als ‘loodwrak’ en als ‘vlaggenwrak’.­

Archisnummer 47656

Melder en datum vondst en/of Ontdekt door de Texelse sportduikers Hans Eelman, Jack Betsema en Flip Duinker op melding 13-07-1985 (op aanwijzingen van garnalenvisser Alfons Boom); kort daarna mondeling gemeld door Hans Eelman, op 17-07-1985. Later officieel per brief gemeld door C.J. (Hans) Eelman op 13 december 1985 (wrak 30).

Positie, geografisch en RD N 53º 02.86’ O 4º 55.76’ (WGS 84); X = 124.295, Y = 562.406

Begrenzing voor Archis (55 x 55 m) NW X=124.240, Y=562.440; NO X=124.295, Y=562.440 ZW X=124.240, Y=562.385; ZO X=124.295, Y=562.385

Diepte, min. en max. Circa 8 m op de bult (bij LW) - 13 m in de geulen rondom (bij HW).

Typering Bewapend handelsschip, vermoedelijk een Oostzeevaarder. Een omgeslagen bak­ boord met twee dekniveau’s en een aanzienlijk deel van het vlak, gedeeltelijk onder een laag ballaststenen, inclusief kiel, zaathout, achtersteven en roer. Diverse elemen­ ten van uitrusting, bewapening, lading en persoonlijke bezittingen zijn aangetroffen. Kenmerkend is de gevarieerde lading halfproducten uit het Oostzeegebied. Veel is ongecontroleerd geborgen door sportduikers, waaronder twaalf bronzen kanonnen uit Polen (recent is nog een dertiende geborgen), maar het is nog altijd een rijk vondstcomplex. Vermoedelijk bestaat er een relatie met BZN 15 (zie daar).

Datering bouw Omstreeks 1662-1665

Datering ondergang Omstreeks 1670-1675

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie en diverse particuliere collecties.

Onderzoek door archeologisch Eerste waardestellend onderzoek met oppervlaktekartering in 2000 (5/6, 6/6, 7/6, 8/6, duikteam ROB/NISA: 9/6, 14/6, 15/6, 16/6, 19/6, 20/6), aanvullend archeologisch onderzoek met drie proef­ sleuven en direct hierna afdekking in 2001 (6/7, 9/7, 10/7, 12/7, 13/7, 16/7, 17/7, 18/7, 19/7, 20/7, 30/7, 31/7, 1/8, 6/8, 7/8, 9/8, 10/8, 13/8, 14/8, 15/8, 17/8, 20/8, 21/8, 22/8, 23/8), inspectie en waar nodig reparatie en aanvullende afdekking in 2002 (5/7), 2003 (21/7, 22/7, 23/7, 24/7, 25/7, 28/7, 4/8), 2004 (8/7) en 2005 (15/6).

Advies Archeologische Waarde Het wrak is behoudenswaardig en daarom is een fysieke bescherming aangebracht. 110 De hier vermelde gegevens zijn specifiek Waarden Criteria112 Scores voor dit wrak. Algemene administratieve gegevens over het Hoog Midden Laag overkoepelende project zijn te vinden in de inleiding (§ 1.4). Beleving Schoonheid Nvt 111 ‘Werknaam’ is de door de Rijksdienst en Herinneringswaarde Nvt zijn voorgangers uitgegeven administratieve aanduiding, meestal Fysieke kwaliteit Gaafheid 2 het lokale toponiem met volgnummer. Onder ‘alias’ wordt verstaan een naam Conservering 2 waarmee hetzelfde wrak ook dikwijls wordt aangeduid, bijvoorbeeld in de Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 3 lokale duikgemeenschap of door een Informatiewaarde 3 specifieke duikgroep. Soms is sprake van meerdere aliassen. Soms is Ensemblewaarde Nvt hetzelfde alias gebruikt voor verschillende wrakken, zoals Representativiteit 3 ‘flessenwrak’, of ‘de Fransman’. 112 Hierbij wordt aangetekend dat deze Bescherming Afgedekt met steigergaas en voorgesteld als beschermd monument. voor de terrestrische archeologie ontwikkelde waarderingssystematiek Bedreigingen De beschreven ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen (hoofdstuk 3). niet in alle opzichten voldoet voor Opmerking Vindplaatsen met fysieke bescherming hebben periodiek onderhoud en reparatie no­ waardering van de resten van gezonken dig. Sportduikers respecteren in het algemeen fysiek beschermde vindplaatsen, zo­ schepen. Met name de punten lang er (van overheidswege) serieuze aandacht aan besteed wordt. Van diverse kanten ‘belevingswaarde’ en ‘ensemblewaarde’ waren er in 2009-2010 meldingen dat op deze site de fysieke bescherming kapot is leveren problemen op. Ze ‘mogen’ of gegaan en dat er sindsdien weer vondstmateriaal ongecontroleerd door sportduikers ‘kunnen’ niet scoren. Voor een wordt geborgen. uitgewerkt voorbeeld zie Vos 2009a, 67-71. 110 —

Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie, Lelystad) - Onderwatervideobeelden NISA-duikteam

Ongepubliceerde rapportages door - Den Brave, J.A., EB pijpen. Inzicht in het pijpmakersbedrijf Bird (1630-1683), derden (bachelorscriptie student archeologie UvA 2003). - Den Brave, J.A., Tabakspijpen aan boord. Een overzicht van de kleipijpen uit de wrakken van het Burgzand (Waddenzee), (rapportage 2006). - Duinkerken, Lilo, Onderzoek aan opgedoken archeologisch textiel, (stageverslag studente textielrestauratie, Nederlands Textielmuseum, ROB/NISA, Tilburg 2004). - Kleij, Piet, Van Texelstroom VI tot Vogelzand VII. Archeologische streekinventarisatie westelijke Waddenzee (in 1990-1991 bij Texelse duikers verzamelde gegevens over 13 wrakken; ongepubliceerde rapportage Kleij 1991b). - Kleij, Piet, Verslag ceramiekdeterminatie Burgzand Noord 2, oktober 2002. - RING-rapportages, oktober 2001 en augustus 2005.

Literatuur 113 - Brinck, Nico, ‘The Polish gun wreck’, Journal of the Ordnance Society volume12 (2000), 5-20. - Habermehl, Nico, Scheepswrakken in de Waddenzee (1500-1900), (Lelystad 2000). - Kleij, Piet, Onderwaterarcheologie rond Texel. Een schatkamer onder de zeespiegel­ , (Oudeschild 1991a). - Kottman, Jaap, ‘Soo langh daer wat in is. De geschiedenis van de vroegmoderne wijnfles in onze streken’, Nederlandse Vereniging van Vrienden van Ceramiek en Glas, Vormen uit Vuur, 2010/2-3, 50-71. - Laarman, F.J. en R.C.G.M. Lauwerier, Bot uit scheepswrakken in de Waddenzee (16e-18e eeuw), (RAM 132, Amersfoort 2006). - Puype, Jan Piet, Proceedings of the 1984 trade gun conference. Volume I. Dutch and other flintlocks from seventeenth century Iriquois sites, (Rochester, New York 1985). - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2000, 33e jaargang 2001, 58-62. - Vos, Arent, ‘Duikers NISA terug in Lelystad. Het archeologisch duikseizoen 2000 zit erop’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 5, nr 1, november 2000, 3-4. - Vos, Arent, ‘Texel * Waddenzee’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2001, 34e jaargang 2002, 39-43. - Vos, Arent, ‘NISA sluit succesvol archeologisch duikseizoen 2001 af’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 6, nr 2, november 2001, 6-8. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2002, 35e jaargang 2003, 48-53. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2003, 36e jaargang 2004, 51-55. - Vos, Arent, Duikseizoen 2003 was vondstarm, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 8, nr 2, november 2003, 20-22. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2004, 37e jaargang 2005, 45-46. - Vos, Arent, ‘Duikseizoen 2004, van Zweedse oorlogsschepen en strijkijzers’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 9, nr 2, november 2004, 18-21. 113 Op deze plaats worden de relevante - Vos, Arent, ‘Van zeestromingen en paalwormen, of hoe oude scheepswrakken publicaties per wrak genoemd, die in verdwijnen’, Arent Vos en Jeroen van der Vliet (red.), Natuurlijke processen als wetenschappelijke bibliotheken op te verstoorder; archeologisch erfgoed bedreigd door een verstoorder die niet betaalt, vragen zijn. Deze opgave is voor het (SNA Amsterdam 2005), 7-14. gemak van de onderzoeker en niet - Vos, Arent, ‘Waardestellende verkenningen onder water’, Archeobrief Stichting voor de bedoeld voor de literatuurverwijzingen Nederlandse Archeologie 9e jaargang, nr. 4, december 2005, 6-11. in de lopende tekst; daarvoor moet men - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek kijken in de algemene literatuurlijst Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006, 48-49. achterin dit boek. 111 —

dermate compleet dat hooguit kleine scheeps­ 7.2 Vondstgeschiedenis fragmenten nog bij dit wrak zouden kunnen ho­ ren. Wrak BZN 2 was volgens de verhalen echter eveneens tamelijk compleet. Naar verluidt waren Het wrak BZN 2 was al lang vóór de start van het de resten in het voorjaar van 1990 onder het Burgzandproject in beeld. Terwijl de Afdeling zand verdwenen, maar omstreeks 1995 waren Archeologie Onderwater (AAO) de handen nog opnieuw kanonnen uit het wrak gehaald. meer dan vol had aan de opgravingen op de De verschillende duikgroepen hadden in de loop wrakken Scheurrak SO 1 en Aanloop Molengat der tijd niet bepaald alleen ‘een paar’ kanonnen (zie p. 25) en er nog lang geen reden was om na geborgen en daardoor was het beeld ontstaan te gaan denken over een eventueel volgend pro­ van een leeggehaald vondstcomplex, in duikers­ ject, hoorden we al over dit wrak. De reden was kringen plastisch aangeduid als ‘afgelikte boter­ dat hier in 1985 bronzen kanonnen waren gebor­ ham’.115 Na afronding van de projecten SO 1 in gen waarop Poolse teksten te lezen waren en die 1996 en Aanloop Molengat in 1997 lag het daar­ aan de hand van aangebrachte jaartallen in de om niet in de rede om onmiddellijk naar BZN 2 16de eeuw gegoten bleken te zijn. Sindsdien op te trekken. Toen in 1998 het idee ontstond om stond dit wrak dan ook bekend als het ‘Poolse proactief een afgebakend gebied op de voorma­ 114 Hoewel dat ver weg lijkt, is zo’n afstand kanonnenwrak’. Al meteen hadden lokale dui­ lige Rede van Texel volledig te onderzoeken, was tussen wrakdelen door verschillende kers gesuggereerd dat dit vondstcomplex een het min of meer toeval dat ook wrak BZN 2 hoor­ oorzaken goed te verklaren; zie p. 56. 115 Piet Kleij geeft in zijn ongepubliceerde onderdeel zou kunnen zijn van het zeven kilo­ de bij de eerdergenoemde puntenwolk van ooit archeologische streeksinventarisatie westelijke Waddenzee uit 1991een meter verderop114 gelegen wrak Scheurrak SO 1, genomen posities, waarvan onduidelijk was wat verzameld overzicht van de door hem dat ook uit de 16de eeuw dateert. Volgens de on­ er precies lag. Zodra duidelijk werd dat BZN 2 tot achterhaalde objecten, die uit 13 verschillende wrakken kwamen, derzoekers van de AAO was dat echter zeer on­ het cluster behoorde, kreeg het meteen alle aan­ waaronder ook BZN 2. Er moeten echter waarschijnlijk. Hoewel de ondergang van wrak dacht: enige nieuwsgierigheid naar dit vermeend door onbekenden nog veel meer objecten boven water zijn gehaald en SO 1 inderdaad is te plaatsen in het laatste de­ 16de-eeuwse vondstcomplex bestond zeker wel. ook na 1991 zullen objecten zijn cennium van de 16de eeuw, was de constructie Tot onze verrassing bleek het wrak nog altijd een geborgen.

518

544 538 522B 539 547 541 540 507 537 548 520 543 517 KOM 508 KOT 521 PIH 509 524 523 525 KWD516 506 542 514

KWM OVDruif 505 503

527 519 530

531 504 513

502 515 510 512 501 532 526 511 529

528 535

536

533 534 Afb. 7.1 Bovenaanzicht van het wrak BZN 2 met de webpunten. 112 —

Afb. 7.2 Schets van een stuk van het achterschip met tonnetjes (put 2).

rijk en gevarieerd vondstcomplex te zijn, hoewel men gemaakt. Op basis hiervan is een beeld ont­ er zonder twijfel veel objecten al waren geborgen staan van een grote bult hout en ballaststenen, door sportduikers. Het is dan ook een geluk ge­ die over een lengte van circa 24 m en een breed­ weest dat het onderzoek niet nog eens tien jaar te van circa 8 m uit het zand stak. Tijdens deze later is uitgevoerd. eerste kennismaking leek het wrak in een verdie­ ping in de bodem te liggen. Weliswaar was het aan de bovenkant vrijgespoeld, maar rondom 7.3 Beschrijving van de vindplaats het wrak lag het zand duidelijk nog enigzins ho­ ger. In de volgende jaren zouden we zien hoe de bodem hier danig zou verdiepen en uiteindelijk In 2000 werd door het archeologisch duikteam zagen we rondom deze plek zelfs diverse boom­ een waardestellend onderzoek uitgevoerd. stobben (van een verdronken oud bos) vrijge­ Gedurende tien dagen werd bij elkaar ruim 66 spoeld liggen. uur onder water gewerkt. Het wrak is met WEBIT De lengteas van de scheepsresten was vrijwel pal opgemeten, de dagzomende stukken constructie noord-zuid. Hoewel de concentratie ballastste­ zijn onder water getekend en er zijn filmopna­ nen in eerste instantie deed vermoeden dat het 113 —

om het vlak van een schip moest gaan, werd snel ste bult ballaststenen lag in de zuidelijke helft duidelijk dat de bult zich gedeeltelijk ook uit­ van de vindplaats met ongeveer als hoogste strekte over een omgeslagen boord, plaatselijk punt een vierde gietijzeren kanon (webpunt tot boven het eerste dekniveau. Hieruit kon wor­ 502). Mogelijk dat hier, zwaar geconcretiseerd, den afgeleid dat het schip met forse slagzij moet nog een vijfde exemplaar lag, waarop in ieder zijn gezonken, maar ook dat de kiel westwaarts geval een loodbaar zat vastgekoekt. Op deze moest worden gezocht. Op het noordelijke deel plek is de vondstenlaag waarschijnlijk het dikst van de site lag slechts een dunne laag zand en (zeker 1,5 m) waarbij onder de omgeslagen bal­ stenen op het hout, wat het interpreteren van de laststenen verdere lading verwacht kan worden. resten vergemakkelijkte. Het ging meestal om Eenzelfde loodbaar als op de zojuistgenoemde wegering, maar over een groot oppervlak lagen concretie zat vast in de concretie op de schacht ook spanten of de buitenhuid bloot. De wegering van het anker langs de oostzijde. De afmeting was van grenen, de inhouten en huidgangen van van deze baren is circa 12 x 12 x 45 cm. Ze lijken eikenhout. Op verschillende plaatsen was de identiek aan loodbaren die bij de sportduikers constructie over de lengte opengebroken en thuis zijn gezien en die naar verluidt van deze soms was de ‘sandwich’(het hele samenstel) van vindplaats afkomstig zijn. Losliggende baren huid, spant en wegering zichtbaar. Op meerdere werden niet aangetroffen.116 plekken kon hier ook een naaldhouten dubbeling Langs de westelijke begrenzing van de bult waren op de buitenhuid worden gezien. De rij inhouten op diverse plekken lange, op doorsnede vier­ op de lijn van de webpunten 504-513, met daar­ kante (circa 12 x 12 cm), naaldhouten (vuren) bal­ langs een dikkere wegeringplank dan de rest, ken te herkennen. Deze worden geïnterpreteerd geeft ongeveer de positie van de kim aan. Een als lading. Bij de lading hoorden ook de kleine kiel, zaathout, voor- of achtersteven waren ech­ vaatjes, die op diverse plaatsen op en rondom ter nog nergens te herkennen, waardoor nog niet de bult zichtbaar waren. In het noorden lag zelfs kon worden vastgesteld of het de bakboord- of een heel cluster daarvan aan elkaar vastgekoekt stuurboordkim was. Langs de noord- en west­ in de positie waarin ze oorspronkelijk in het zijde verdwenen hout en stenen min of meer ab­ schip naast elkaar hadden gelegen. Deze vaatjes rupt langs een rechte lijn onder een bult zand, hadden een diameter van 36-38 cm, een hoogte maar langs de zuid- en oostzijde was de begren­ van 40-42 cm en relatief zeer dikke duigen. zing meer diffuus. Verspreid over het wrak lagen enkele van deze Na een stuk zand werden nog een kanon, een tonnetjes die aan de bovenkant reeds waren constructie van gemetselde bakstenen – waar­ opengebroken, zodat snel achterhaald kon wor­ schijnlijk een oven – een anker en stukken con­ den wat erin zat. De meeste, zowel in noord als structiehout gevonden. Langs de oostzijde bleek zuid, bevatten dunne plaatjes vertind ijzer (blik), bij nadere inspectie duidelijk de lijn van een on­ maar in een enkel, iets groter vat bovenop de derste dek te onderscheiden, herkenbaar aan de bult (met webpunt 519) zaten brokken kopererts. combinaties van dekbalk- en dekknieresten (met Over het hele wrak verspreid lag een groot aan­ webpunten 521, 525, 523, 524, 509, 514). Langs tal kleinere voorwerpen, vooral veel scherven deze lijn werden in het noordoostkwadrant drie van groenglazen kelderflessen en de bijbeho­ geconcretiseerde gietijzeren kanonnen gevon­ rende tinnen doppen. Ook werden enkele tex­ 116 Op deze vindplaats zou oorspronkelijk tielloden gevonden met het jaartal 1651. Die een groot aantal baren gelegen hebben, den met een totale lengte van circa 3 - 3,5 m. volgens zeggen circa 10 ton. Zeven Gezien deze positie op dekniveau worden ze ge­ 17de-eeuwse datering werd bevestigd door de baren zijn door bekenden geborgen en ïnterpreteerd als deel van de bewapening van vondst van een gave Westerwaldkruik. Daarmee zes daarvan zijn aan het Maritiem en Jutters Museum te Oudeschild, Texel het schip en niet als lading. De uiterste oostelijke was de eerdervermoede datering in de 16de geschonken. Deze zeven exemplaren begrenzing werd hier gevormd door twee uit het eeuw direct van de baan en rees de vraag naar variëren in gewicht van 54,75 – 79,5 kg, in afmetingen van 52,4–55,9 x 14,6–16,3 zand stekende dekbalk-dekkniecombinaties van de achtergrond van de Poolse kanonnen. x 8,8–11 cm. De rest zou zijn verdwenen een tweede dek (webpunten 507 en 520). De Andere opvallende vondsten waren bundeltjes (mondelinge mededeling Hans Eelman, Jack Betsema, archief RCE en Kleij 1991a, ballastkeien zijn alle van natuursteen. De groot­ van 0,5 mm dik messingdraad, brokjes gele verf­ 20. Zie ook Kleij 1991b, hoofdstuk 9). 114 —

Afb. 7.3 Overzicht van de opgravingsputten.

stof en diverse geelgekleurde tonduigen. nen was een volkomen betrouwbare datering Daarnaast lagen overal verspreid de stelen en van bouw en ondergang gewenst. Hier lag bo­ koppen van tientallen kleipijpen. Bij nadere be­ vendien een kans om te weten te komen van schouwing bleken deze vrijwel alle van een type welk wrak de in vele Texelse collecties voorko­ dat al jarenlang door de sportduikers op allerlei mende EB-pijpen afkomstig waren. Voor het on­ scheepswrakken in dit gebied werd gevonden en derzoek van het noordelijke uiteinde werden drie waarvan nog nooit was vastgesteld van welk werkputten aangelegd (1,2 en 7), het zuidelijke wrak ze afkomstig waren.117 Deze pijpen worden uiteinde werd aangepakt in één put (3) en onge­ gekenmerkt door een dubbelconische kop en de veer middenover werd het gebied verdeeld in 4 letters EB als hielmerk. putten (4,5,6,8; zie afb.7.3). De resultaten wor­ Het dagzomende hout bleek allemaal sterk aan­ den hieronder eerst beschreven per put, waarna getast: aangevreten door de paalworm en/of ge­ een conclusie over het hele onderzoek volgt. barsten. Het hoogste stompje dekbalk dat in verband is gezien, was circa 50 cm lang. Een ge­ Noord (achterschip), put 1 schikt monster voor jaarringonderzoek kon hier Hier lag het voorgaande jaar al relatief weinig niet worden genomen. Dit beloofde niet veel sediment en dat was nu niet anders. Daarom goeds voor de resterende levensverwachting van werd op de lijn van het eerste dek en noord­ dit interessante vondstcomplex. waarts van de dekbalk-/dekkniecombinatie met webpunt 514 al vlot de balkweger en het lijfhout van het eerste dek gevonden. De balkweger (hier 7.4 Aanvullend onderzoek circa 48 cm hoog en 7-8 cm dik) was herkenbaar aan de sponningen voor de dekbalken, maar de dekbalken waren volledig verdwenen, evenals Besloten werd dit wrak in 2001 te onderwerpen de bijbehorende knieën. Boven deze lijn van het aan een aanvullend onderzoek met proefsleuven. eerste dek lag een grote, platgedrukte loden bak De bedoeling was om vast te stellen wat het met twee ronde openingen. Iets oostelijker la­ voor- en wat het achterschip was, en waar de be­ gen twee kleinere loden pijpen over het tweede grenzingen van de site lagen. Voor de interpreta­ dek. Deze objecten werden in de duikverslagen 117 Mondelinge mededeling Jack Betsema e.a. tie van de 16de-eeuwse Poolse bronzen kanon­ omschreven als spuikokers, maar waarschijnlijk 115 —

Afb. 7.4 Tussen het eerste en het tweede dek in het achterschip zijn restanten van een loden toilet gevonden. moeten ze worden geïnterpreteerd als onder­ tussen het eerste en tweede dek, die gedeeltelijk delen van een toiletpot, het ‘sekreet’. De gaten zijn geborgen. Het hout stond hier maximaal door het boord liggen 60 cm boven het eigen­ nog 45-50 cm hoog op. Mogelijk gaat het om de lijke dek. Zó ver achterin een schip, dat toch konstabelskamer, want niet alleen lagen in dit enige zeeg gehad zal hebben, zijn spuikokers gebied de al genoemde drie ijzeren kanonnen, sowieso minder zinvol. met resten van (een) rolpaard(en) en kar­ Er lagen hier diverse resten binnenbetimmering doesprikkers, maar ook fragmenten van vuur­ 116 —

Afb. 7.5 Boven het tweede dek in het achterschip lagen interessante zaken als een timmermanskist, musketpistolen en tinnen vaatwerk.

wapens en houw- of steekwapens en een groot (vergaan vermoedelijk in 1593) en staat afge­ aantal musketkogels (ø 10 en 16 mm). De in het­ beeld op bijvoorbeeld een midden-17de- eeuw­ zelfde gebied gevonden ruwe fragmenten vuur­ se prent van zeeschilder Reinier Nooms (1623- steen zouden bedoeld kunnen zijn geweest voor 1664). Tussen het lijfhout en de kist lag een men­ de vuurwapens. In het gebied rond de twee selijke schedel; in dit gebied zijn meer menselijke noordelijke kanonnen lagen veel scherven en resten geborgen. tinnen doppen van kelderflessen, EB-pijpen en Boven het tweede dek, ten noorden van de een enkel textiellood (type no.4). Boven het lijfhout van het tweede dek, tussen de loden kokers lagen resten van een typische tim­ mermanskist van 90 cm breed, compleet met inhoud: diverse gereedschappen in een dikke concretie. De kist had een voor de helft afge­ schuinde bovenkant, die typerend is voor tim­ mermanskisten. Zo kon er niets bovenop gesta­ peld worden en kon de timmerman altijd snel bij zijn gereedschap! Een vergelijkbare kist vol ge­ Afb. 7.6 Detail van een prent van Reinier Nooms (circa reedschap is gevonden in wrak Scheurrak SO 1 1650-1660) waarop een timmermanskist te zien is. 117 —

timmermanskist, werden diverse luxe gebruiks­ goederen gevonden, zoals twee messing kande­ laars, een cardanisch op te hangen olielampje, een kleine bronzen bel, tinnen schalen, borden en lepels, diverse stukken luxe aardewerk, waar­ onder Nederlandse faience en majolica borden, een Italiaans gemarmerde kom van zogeheten Pisa-aardewerk, een wit faience zoutvat op poot­ jes, twee fragmenten noppenglas, alsmede bij­ zondere zaken als zegellak, twee pistolen en honderden stuks loodhagel naast diverse kali­ bers gewone musketkogels. Ook komen uit dit gebied navigatie-instrumenten: twee kaartpas­ sers en een peillood. Dit alles wijst erop dat zich hier de verblijfsruimtes van de officieren bevon­ den. Bijzonder zijn ook de dikke scherven van een onbekend, eenvoudig type grijsbakkend aardewerk van een zeer grote voorraadpot met platte bodem. Hierop staat in een soort cartou­ che een deels in oud-Portugees, deels in het Latijn gestelde tekst in de klei gekrast, met daar­ bij het jaartal 1662. De met een aantal samen­ trekkingen geschreven tekst moet waarschijnlijk worden gelezen als “Vicente Rodes me fecit anno 1662 en 17de otubre” (Vincent Rodes heeft Afb. 7.7 Scherf van een grote pot met inscriptie en het mij gemaakt op 17 oktober 1662). Helaas zijn jaartal 1662. noch de pot, noch de tekst compleet. Links van de cartouche zijn nog de letters ..EN en rechts vonden. Onder de constructie, dus wat dieper in AAC (of O?) te zien, maar de rest van de tekst is de bodem, lag een niet eerder ontdekt gietijzeren (nog) niet teruggevonden. Zou het vat Portugese kanon. Ook op het eerste dek was in het achter­ wijn hebben bevat? schip een geschutspoort aanwezig, vlak ten zuid­ Boven dit lijfhout van het tweede dek waren westen van webpunt 520, direct onder het ooste­ twee, plaatselijk drie wegeringgangen nog aan­ lijke van de twee daar liggende kanonnen. wezig, maar de inhouten liepen nog een stukje door. Mogelijk zat hier het originele uiteinde van Noord (achterschip), put 2 en 7 de constructie en was het schip niet nóg een dek­ Ook put 2 bevatte, net als het voorgaande jaar, niveau hoger. We komen hier later op terug. Op weinig sediment. Bovenop de constructie is eerst de onderkant – oorspronkelijk de buitenkant van gepoogd alles schoon en vondstenvrij te maken het schip – zijn de resten van een rust met con­ om te kunnen tekenen. Hier bevond zich het creties gevonden, alsmede een jufferblok en ge­ ruim, met daarin verschillende onderdelen van trensd touwwerk, allemaal zaken die met de ver­ de lading. Naast de verschillende vaatjes met staging te maken hadden. Op deze plek was de vertind ijzer waren dat vooral veel kelderglas­ verstaging van de achterste mast op het boord scherven met bijbehorende tinnen flesdoppen, bevestigd. Een bijzonderheid, die in verband be­ EB-pijpen, scherven aardewerk, diverse concre­ waard was gebleven, is de staande knie boven ties, wat botmateriaal en textielloden van drie het tweede dek, precies boven de dekbalk-/dek­ verschillende typen (gemerkt ‘No.4’, ‘TI’ en ‘1651/ kniecombinatie (webpunt 520). Boven het twee­ Friderichus III’’). Toch zijn in de onderdekse put 2 de dek zijn sporen van een geschutspoort ge­ ook wat luxere zaken terechtgekomen vanaf de 118 —

Afb. 7.8 Schetsmatig overzicht van het wrak op basis van de eerste WEBIT-meetresultaten.

dekken, zoals een messing tabaksdoos met be­ goed voor de officieren. Die lading kan overigens nen pijpstamper en tabaksresten. Ook kwamen wel bovendeks in het achterschip geborgen zijn in dit gebied nogal wat Westerwaldkruiken of de geweest. Met het vorderen van het werk leek het tinnen deksels daarvan tevoorschijn. Omdat ze herkomstgebied van de kruiken ergens boven de tussen de luxe serviesgoederen bovendeks nau­ bovenkant van de achtersteven te liggen. Tot te­ welijks zijn gevonden, moeten ze waarschijnlijk gen de onderkant van het tweede dek werden, als lading beschouwd worden en niet als servies­ diep tussen de spanten, nog enkele exemplaren

Afb. 7.9 Een deel van de lading Westerwaldkruiken. 119 —

gevonden. Lag de partij misschien gestuwd in achteruiteinde de resten van een rantsoenhout te kistenbanken in een van de hutten? herkennen met een stuk worp en een sponning Dat we in put 1 en 2 in het achterschip zaten, voor een worp. Dit duidt op een constructie met bleek al aan de hand van het vondstmateriaal een platte spiegel. Het rantsoenhout verdween in dat afkomstig moest zijn uit de verblijfsruimtes westelijke richting onder de bult concretie. Zowel van de scheepsofficieren. Nu werden ook langs langs het eerste dek als het tweede dekniveau lag de noordgrens originele, schuin afgezaagde uit­ hier een horizontale knie om de zijden aan de einden van de huidgangen en dubbelingplanken achterkant te bevestigen. Boven de spiegelcon­ gevonden. Door zand te verwijderen langs de structie was het schip nog enigszins naar achteren noordrand van put 2 en een nieuwe put (put 7) uitgebouwd, getuige de daar doorlopende plan­ aan te leggen, kon onder het achteruiteinde ken. De opbouw was hier echter verdwenen. van de constructie de aanwezigheid van het Zoals we in hoofdstuk 2 van dit boek hebben scheepsroer worden aangetoond, compleet kunnen zien, zou dat zelfs al tijdens de eerste met roer­haken en een helmstok. Vlak erachter wrakvormingsfase gebeurd kunnen zijn. lag, noordoost-zuidwest georiënteerd, ook de achtersteven met vingerlingen Het bewaard­ Zuid (voorschip), put 3 gebleven stuk was 5,77 m lang en was vrijwel Aan de zuidoostkant van de bult ballaststenen compleet; oorspronkelijk zal hij ongeveer 6 m stak een viertal dekbalk-/dekkniecombinaties als hoog zijn geweest. Hij lag platgevallen achter de lijn van het eerste dek uit het zand omhoog constructie met zijn bovenkant in (noord)ooste­ (webpunten 524, 523, 525 en 521), waarbij van lijke richting. Het roer daarentegen was tijdens balken en knieën niet meer restte dan een reeks het zinken van de constructie losgeraakt en om­ weggeërodeerde stompen. Rond de meest zui­ geklapt. Op de bovenkant van het roer zat een delijke combinatie (webpunt 521) is een sleuf ge­ beeldsnijwerkje in de vorm van een mensen­ graven om de onderliggende scheepsconstructie hoofd. Het werd circa 1,5 m onder de top van het en de grenzen daarvan op te sporen. Van het waddenzand gevonden en verkeerde in goede oorspronkelijke eerste dek was alleen het lijf­ conditie. Op deze plaats waren de slijpgeulen in hout nog in verband aanwezig. De laag sediment het verleden dus niet zo diep gekomen; we zul­ bleek aan de onderzijde hiervan – oorspronkelijk len hieronder zien dat dat enkele meters zuid­ het ruim – dan ook vrij dun: een pakket van waarts wel het geval is geweest. Hier hebben we maximaal 30 cm op de wegering, bestaande uit ruwweg de noordelijke grens van de constructie bandjes klei afgewisseld met laagjes zand met en daarmee van de vindplaats gevonden. We daarin verslagen houtjes, schelpen en stenen. konden nu concluderen dat het aanwezige boord Boven dit vaste pakket lagen enkele decimeters met twee dekniveaus een bakboordzijde was. los waddenzand. De hele laag was zeer rijk aan Door het vrijleggen van het achterschip en de vondsten, maar het onderste, gelaagde pakket is achtersteven kwamen ook twee zeer grote con­ te beschouwen als oorspronkelijke wrakvulling, centraties volkomen geconcretiseerd vondstma­ waarin zich veel kleine vondsten bevinden. teriaal bloot te liggen. De meest westelijke daar­ Onder de 46 cm hoge balkweger waren hier nog van, pal langs de noordwestgrens van de zes à zeven wegeringgangen aanwezig, waarvan scheepsconstructie, bevatte minstens nog vier de bovenste – die van het boord – ongeschonden vaatjes van het type dat ook bovenop de in zuidelijke richting in het profiel verdwenen. scheepsconstructie al was aangetroffen. In de Circa 2,6 m onder het lijfhout, ruwweg in de kim, andere concretie, gelegen tussen de bovenkant is de wegering rond deze dekknie afgebroken. Zo van het roer en webpunt 506, zat allerlei vondst­ kon globaal vanuit de westpunt van de dekknie materiaal, waaronder gewone kanonskogels en (webpunt 521) de lijn in noordwestelijke richting kneppelkogels, maar er zijn ook nog een paar worden getrokken naar webpunt 510, waar het Westerwaldkruiken uit losgebikt. samenstel van huid, spanten en wegering – hier Op het niveau van het eerste dek waren aan het van het vlak – eveneens eindigt in een breuk. 120 —

Afb. 7.10 Onderdeks in het voorschip lag veel vondstmateriaal, zoals spelden, textielloden, rollen latoenkoper en klaphout. Op deze hoogte is niet verder richting zuid gegra­ voor de tuigage waren opgeslagen, getuige twee ven op zoek naar voorschip en voorsteven. Wel grote kuilen touw en wat los touwwerk, die hier kon, door boven de lijn van het eerste dek het uit de vaste sedimentlaag opstaken. Ook werden topzand te verwijderen, het lijfhout in zuidelijke enkele dekbalk-/ dekkniecombinaties van het richting worden vervolgd tot zijn originele uit­ tweede dek gevonden en kon het lijfhout van het einde. Dat ligt nog bijna 4,5 m verder zuidelijk tweede dek worden vervolgd tot het oorspron­ dan webpunt 521. Hier vlakbij konden in de on­ kelijke vooruiteinde in zuid (bij webpunt 538). Bij dergrond resten van het voorschip en de voor­ de zuidelijke uiteinden van beide lijfhouten ste­ steven worden verwacht, maar ze zijn niet opge­ ken twee horizontaalliggende knieën uit het zocht, omdat ze naar verwachting dieper in een zand, die worden geïnterpreteerd als onderdelen slijpgeul zijn terechtgekomen. Wel is boven het van de boegconstructie. Boven het tweede dek eerste dek over de hele lijn hier en daar het losse waren over een afstand van maximaal 1,2 m nog topzand weggezogen tot op de vaste wrakvulling wel resten opbouw aanwezig, zij het soms om de aard van het vondstmateriaal op dit dek slechts buitenhuid, of buitenhuid met spanten, vast te stellen. We hebben hier te maken met een maar het hout eindigde steeds in door paalworm ruimte waar vermoedelijk de reserveonderdelen aangevreten afgebroken uiteinden. 121 —

Afb. 7.11 In het voorschip werd een smalle strook vrijgegraven tot op de constructie.We zien de balkweger en een dekbalk-/dekkniecombinatie van het eerste dek en bevinden ons dus in het ruim. De ongestoorde vondstenlaag was hier tot 30 cm dik. Er werd een variatie aan klein materiaal gevonden, waaronder tot in de openingen tussen de wegering kleipijpen met het EB-hielmerk. 122 —

Afb. 7.12 Overzichtsschets van de situatie in het voorschip (put 3). Zichtbaar zijn o.a. het eerste en het tweede dek. Bijzonder zijn vooral de kisten met kelderflessen, de kuilen touw en een boomstam.

Op dit tweede dekniveau was de sedimentlaag goede inkijk verkregen op de aard van het dun. Vondsten ontbraken hier, op wat spelden en vondstmateriaal hier in het ruim. Er staken vaat­ een schoenzool na. In het boord waren de resten jes met vertind ijzer boven het zand uit, zoals die van ten minste één geschutspoort te herkennen, ook in het achterschip waren gevonden. Deze waarvan de bovenkant met de rest van de con­ hadden vermoedelijk in het gedeelte van het structie is verdwenen. Op dit dek ligt een groot, ruim gelegen waar ook de ballaststenen waren rechthoekig gehouwen blok zandsteen (126 x 56 x geladen en waren hier zuidwaarts van de bult 25 cm) met daarbovenop een concretie. afgegleden. Daarnaast lagen resten van kisten, Vermoedelijk heeft deze niets met het wrak van gevuld met een laag stro en daarop matten van doen, maar is het een toevallig hier terechtgeko­ gevlochten gras. Op deze vulling, die waarschijn­ men ankersteen voor een vroegere beboeiing van lijk bedoeld was als verpakkingsmateriaal, lag het vaarwater. De ernaastgelegen grote concretie een zeer zacht, snotterig materiaal: resten van met kettingresten zouden hierbij kunnen horen. textiel dat in de kisten verpakt had gezeten. In Al gravend onder het eerste dek vanaf webpunt de kisten werden ook veel koperen spelden en 521 noordwaarts tot webpunt 523, werd een textielloden aangetroffen. Ook lagen er vaten 123 —

van de kroos (kuipersterm voor de groef in de duigen, waar de bodem ingesloten moet wor­ den) nog niet is aangebracht; andere lijken meer op tondekseldelen. Het zijn overwegend rechte, kwartiers uit de stam gespleten plankjes met lengtes tot 137 cm. Mogelijk is dit het type hout, dat we in historische bronnen, waaronder de Sonttolregisters, vermeld vinden als klaphout. Dat waren immers ook kleine planken van hoge kwaliteit eikenhout, onder andere gebruikt door schrijnwerkers of door kuipers. Ook in dit deelgebied lagen veel scherven van Afb. 7.13 In het voorschip werden grote hoeveelheden kelderflessen met bijbehorende tinnen doppen. van deze messing spelden gevonden. Deze waren blijkbaar in grote hoeveelheden en over de hele lengte van het ruim geladen. met textiel, waarvan er één is geborgen; uit an­ Daarnaast werden bundeltjes messingdraad en dere vaten werden monsters genomen. Onder honderden spelden gevonden. Bijzonder waren de kisten met stro lagen tientallen korte eiken de vele brokjes gele kleurstof en de rolletjes la­ plankjes van hoge kwaliteit. Sommige zien eruit toenkoper van precies hetzelfde soort als ook in als een soort geprefabriceerde tonduigen, waar­ wrak BZN 15 waren gevonden. Langs de zuidrand

Afb. 7.14 In het voorschip lag onderdeks een lading klaphout tegen het boord gestuwd. 124 —

van het proefputje vonden we een aantal mes­ sleuf is zo gekozen dat een aantal veelbelovende heften, waarvan sommige parelmoeren hand­ punten erbinnen zou komen te vallen. In oost vatten hadden. Qua textielloden is ook hier het was dat de bakstenen oven (webpunt 517), mid­ type ‘No.4’ gevonden, naast het type ‘FEIN/FEIN’ denop de bult was dat het vat kopererts (met (met circa 150 stuks veruit de meest voorkomen­ webpunt 519) en in west waren dat de vierkante de) en ‘SVPER/FEIN’ (slechts enkele). De typen houten balkjes (webpunten 501, 511 en 512). In ‘TI’ en ‘1651/Friderichus III’ die we uit het achter­ de smalle strook, die hiervoor was vrijgemaakt schip kenden, ontbraken in het voorschip. Dat van ballaststenen, kwam weliswaar iets minder betekent dat er duidelijk onderscheiden partijen vondstmateriaal tevoorschijn dan in noord of in textiel waren geladen. zuid, maar het was niet minder belangwekkend Een andere oude bekende, de EB-pijp, kwam voor de interpretatie van de vindplaats. hier in groten getale voor tot diep onderin de Kenmerkend voor de westzijde van deze sleuf vondstenlaag, op plekken waar inspoeling uitge­ was een 13-tal naast elkaar gelegen vurenhouten sloten was. Het kan niet anders of dit schip had balken. Daarvan kon nu definitief kon worden een lading EB-pijpen aan boord. Daarmee lijkt vastgesteld dat ze tot de lading behoorden. Ze eindelijk de herkomst van deze pijpen, die vaak zijn vierkant en variëren tussen de 9 x 9 en 13 x los in het Burgzandgebied werden gevonden, 13 cm. Er is er geen enkele gevonden met twee met zekerheid vastgesteld. Een intact vaatje met onaangetaste uiteinden, maar ze zijn tenminste pijpen is helaas niet gevonden. Wel werden, de 4,5 m lang geweest. lijn van het eerste dek in noordelijke richting vol­ Bovenop de bult is het vat kopererts geborgen gend, twee nagenoeg complete houten ‘kelders’ en daarnaast en daaronder werd tussen de ste­ (de rechthoekige, in vakken verdeelde kisten, die nen zo’n grote concentratie van een gele sub­ de kelderflessen hun naam gaven) gezien, met stantie en gele tondelen aangetroffen, dat ge­ de vierkante flessen er nog in. Deze lagen tussen concludeerd moet worden dat hier ergens, rond de webpunten 523 en 524 klem tegen de onder­ de midscheeps, de gele kleurstof in tonnen moet kant van het lijfhout. De bult ballaststenen lag er hebben gestaan. van de onderkant tegenaan en het was onmoge­ Bovenop de bult kwam onder de stenen een lijk een kistje te bergen zonder het kapot te ma­ loodbaar met merktekens tevoorschijn van circa ken of veel van de bescherming biedende keien 70 kg. Deze kon worden geborgen en kan nu die­ te verwijderen. Het hele complex is daarom in nen als referentie ter vergelijking met eerderge­ situ achtergelaten, maar duidelijk was te zien dat vonden baren. Bovenop en langs de westrand de flessen per zes (3 x 2) in de kelders verpakt van de bult werden enkele rollen latoenkoper waren. Ook was te zien dat hier nog heel wat geborgen. Soortgelijke rollen zouden in het ver­ meer kisten, vaten en klaphout onder de ballast­ leden ook uit wrak BZN 2 zijn geborgen118 en la­ stenen liggen. ter zou BZN 15 er nog veel meer opleveren. Tot slot: in het zuidelijk gedeelte lag een grote Het fragment van de bovendeks gevonden oven boomstam met de bovenkant vrij uit het zand, is apart gedocumenteerd. Deze was in stukken geheel ontdaan van schors en roodgelig van uiteengevallen en verre van compleet. Het was kleur. Vermoedelijk was het de stam van een den. een betrekkelijk kleine oven in een houten bak De stratigrafie is hier niet onderzocht, maar zo­ van 110 cm lang en 70 cm hoog. De breedte was veel van dergelijk materiaal spoelt hier niet rond, niet meer vast te stellen. Binnen deze bak was dus vermoedelijk maakte ook deze stam deel uit een constructie opgemetseld van bakstenen. In van de lading. Het is prima hout om dekplanken, dwarsscheepse richting was de muur dubbel­ masten, ra’s en dergelijke van te maken. steens, langsscheeps lijkt hij enkelsteens te zijn geweest. Ergens in deze constructie is een recht­ Middengebied (putten 8,4,5 en 6) hoekige metalen bak ingemetseld geweest, Schuin over het midden van het wrak is een waarvan een van de hoekpunten uit verband is 118 Kleij 1991a, 20; Kleij 1991b, 84. smalle strook onderzocht. De richting van de aangetroffen. Hoewel dat fragment sterk was 125 —

Afb. 7.15 Schets van de restanten van de oven. aangetast en begroeid, is het metaal, gezien de ren kanon gevonden, het zevende van dit wrak. groenige kleur, het gebruik van potnageltjes en Het lijkt erop dat ten zuiden van de oven geen de afwezigheid van de voor ijzer zo typerende doorlopend tweede dek geweest is. Ten noorden concretie, vermoedelijk koper geweest. Het is van de oven lijkt een sponning in een weger vanaf niet duidelijk geworden of het vuur onder of in daar wel te duiden op een tweede dek. Dit zou de koperen bak werd gestookt, maar het eerste dan een halfdek geweest moeten zijn. Ik kom ligt meer voor de hand. De oven stond op het hieronder nog terug op de vraag of het schip één eerste dek en is gevonden tegen het bakboord. of twee doorlopende dekken heeft gehad. Omdat het schip met slagzij is gezonken, is on­ Aan de westzijde werd in deze proefsleuf het zeker of dit de oorspronkelijke positie was. Rond 65-68 cm brede en 13 cm boven de wegering op­ de oven lagen diverse objecten, die te maken staande zaathout met een grote liplas erin ge­ hebben met de bereiding van voedsel: ovenslak­ vonden en een stuk van het stuurboordvlak, ken, de groen geglazuurde scherven van een waarbij het meest westelijk aanwezige wege­ grote aardewerken pot en ander, voornamelijk ringfragment een deel van de stuurboordkim­ roodbakkend aardewerk, een steengoed kruikje, weger was. De inhouten op deze belangrijke tinnen en messing lepels, een koperen pot en plek, laag in de constructie, zijn met een dikte tinnen schalen. van circa 16 cm als tamelijk licht te beschouwen. Aan weerszijden van de (huidige) locatie van de Dit hele stuk is vrijgegraven, gemeten en gete­ oven zaten twee complete geschutspoorten in het kend. Onder het inhout (webpunt 528) stak ook boord met een breedte van circa 57 en een hoogte de kiel, of wat daarvan restte, onder de con­ van 55 cm. Bij de noordelijke poort is een gietijze­ structie vandaan. Deze is duidelijk herkenbaar 126 —

Afb. 7.16 Ten westen van de wrakbult, in de putten 5 en 6, kwamen restanten van het stuurboordgedeelte van het vlak (tot en met de kimweger) tevoorschijn. Tenminste deels is dus de complete vlakbreedte aanwezig. Het hele stuk is vrijgegraven en gedocumenteerd. Ook kiel en zaathout waren aanwezig, maar de sterke mate van vraat door paalworm, ook aan de kielbalk onder het vlak, maakte duidelijk dat deze delen eerder al volledig bloot hadden gelegen.

Afb. 7.17 In put 5 werd het vooruiteinde van dit vlakrestant aangetroffen. In het zaathout zat hier een las. Een dwarsdoorsnede, gemeten op de wegering, toont dat het vlak slechts geringe ‘tilling’ had. Ook aan de inhouten aan de onderzijde was te zien dat het onderwaterschip hier niet ‘scherp’ gebouwd was. Het vlak toont aardige details als reparaties, losse ‘zweetwegers’ (voor beluchting tussen de spanten) en timmermansmerken. 127 —

aan de sponningen voor de zandstroken aan Afdekking weerszijden. Hij ligt uit verband, schuin op zijn De duikactie van seizoen 2001 werd afgesloten zijde en het weggerotte, zwaar aangetaste uit­ door de meest kwetsbare gebieden af te dekken einde ligt circa 1,8 m noordelijk van webpunt met steigergaas. Bij inspectie in 2002 bleek dit 528. Al het hout, zelfs ook aan de onderkant, is zo goed te hebben gewerkt en de afdekking zo hier vreselijk aangetast door de paalworm, stabiel te zijn, dat op dat moment geen aanvul­ waaruit afgeleid kan worden, dat het hier een of lend werk nodig was. Wel werd duidelijk dat de meermalen langere tijd volledig onderslepen is bodem rondom inmiddels 1,5 - 2 m dieper was geweest. Volgens een van de lokale duikers was geworden dan de top van de wrakbult. Voor dit het gebied waar destijds de Poolse kanonnen 2003 stond daarom complete afdekking met zijn gevonden. Er lag hier toen aanzienlijk meer steigergaas op het programma. Bij inspectie in bloot dan het nu door ons is aangetroffen.119 2003 bleek aanvulling inderdaad gewenst te zijn. Méér van dergelijk Pools geschut is nu niet ge­ Er had verdergaande ontzanding plaatsgevon­ zien, maar er zou dieper in de oude slijpgeul nog den, zozeer zelfs dat rondom de boomstobben 119 Mondelinge mededeling van Jack van een oud bos, van voor de tijd dat de zee hier Betsema, toen hij de net-geproduceerde wat kunnen liggen. Meer over deze kanonnen tekeningen van het vlak zag (augustus staat in het caput selectum op pagina 131. het land overspoelde, werden ontdekt. Dat over 2001).

Afb. 7.18 De situatie bij inspectie in 2005. Het afgedekte wrak tekent zich af als een bult en rondom is de bodem verdiept met duidelijke slijpgeulen in oost. Vooralsnog is de afdekking intact. 128 —

Afb. 7.19 Twee messing kandelaars uit het achterschip. Afb. 7.20 Kardoesprikkers werden gebruikt om door het Zij stonden waarschijnlijk op tafel in de kajuit. zundgat heen de kardoes (een bundel papier of stof gevuld met kruit) in de loop van een kanon aan te prikken.

de bult werd gevist, bleek uit het feit dat een van Bovendien kon nog lang niet al het materiaal de boomstobben midden bovenop de afdekking worden onderzocht. terecht was gekomen. In dat seizoen is daarom Het is wel mogelijk een algemeen beeld te schet­ de hele wrakbult afgedekt met elf lange kleden. sen van de aard van het vondstcomplex. In de Als hulp voor toekomstige oriëntatie zijn de kle­ beschrijving hiervoor is al het een en ander aan den midden bovenop gelabeld en zijn de top van de orde gekomen, vanuit het gezichtspunt van het cluster vaatjes in het achterschip, en de an­ de ruimtelijke verspreiding. Daarnaast kan men kersteel in oost, gemarkeerd met een label op het vondstmateriaal ook classificeren naar ma­ het gaas. Bij elkaar is circa 1200 m2 gaas gelegd. teriaal of naar functie. Kijken we eerst naar de Het geheel is verzwaard met ongeveer 235 m aard van de materialen, dan blijkt dat 21 % van ketting. Voor Archis is een gebied met een op­ de uitgegeven nummers in de categorie aarde­ pervlakte van 65 x 55 m aangewezen. Zoals ver­ werk en steengoed vallen. Deze categorie is meld in hoofdstuk 5 omvatte het concept van door archeoloog en aardewerkspecialist Piet fysieke bescherming tevens één- of tweejaar­ Kleij gedetermineerd. De Westerwaldkruiken lijkse inspectie en reparatie of aanvulling waar zijn, gezien hun bijzondere informatiewaarde, nodig en ook uiteindelijk een afdekking van het apart gedocumenteerd. Bijna 10 % van de zandvangende steigergaas met een zwaarder en vondstnummers is uitgegeven aan een of meer sterker gaas om het steigergaas te beschermen pijpaarden objecten. Hiernaar is onderzoek ge­ tegen de mechanische krachten van sleepnetvis­ daan door Arjan den Braven, die dit heeft afge­ serij, ankermanoeuvres, de getijdenstroom en rond met een uitgebreide scriptie.120 De resulta­ andere verstorende invloeden. ten daarvan zijn samengevat in een caput selectum hieronder. Zes procent van alle vondstnummers behelst 7.5 Vondsten glas. Het gaat in vrijwel alle gevallen om vondst­ nummers die meerdere scherven, bodem-, of halsfragmenten van kelderflessen bevatten en in Het is in het bestek van dit boek onmogelijk om een enkel geval om een drinkglas. Het glas is be­ al het vondstmateriaal uit wrak BZN 2 te behan­ keken door voormalig ROB-medewerker Jaap delen. Ten eerste is het bestand aan vondsten Kottman.121 Ook over het glas meer in een caput daarvoor te groot: het gaat om 1276 in het veld selectum hieronder. uitgegeven vondstnummers, die dikwijls be­ Vier procent van de vondstnummers is uitgegeven 120 Den Brave 2003 en 2006. staan uit meerdere objecten (scherven, textiel­ aan botmateriaal. Dit is onderzocht door RCE- 121 Kottman 2010. 122 Laarman en Lauwerier 2006. loden, musketkogels, etc.) per nummer. medewerkers Frits Laarman en Roel Lauwerier.122 129 —

Afb. 7.21 Cardanisch opgehangen olielampje. Afb. 7.22 Bundeltje messingdraad.

Dat zijn vooral runderbotten, maar ook wat bot­ Vijfenzeventig vondstnummers (6 %) staan ge­ ten van varken, schaap/geit, gevogelte en vis. Ze boekt als concretie, maar ze bevatten resten van staan niet per definitie in relatie tot het wrak, musketten, pistolen123 en steekwapens, tinnen want veel kan zijn ingespoeld, zoals de fragmen­ objecten, aardewerk en gereedschap in een tim­ ten mammoetbot die zijn gevonden. Daarnaast mermanskist. Een voorbeeld is vondst BZN2- zijn ook menselijke resten gevonden, waaronder 624, omschreven als “concretie met tinnen een schedel in put 1. De skeletdelen zijn afkomstig schaal, lakstaaf, messing tapkraantje en scher­ van drie individuen: een adolescent van 14 jaar, ven van Faience borden (Delfts)”. een 20/30-jarige man en een oudere man. Circa 18 % van de vondstnummers betreft hout. Iets minder dan 100 nummers (omstreeks 8 %) We noemen de houten hak van een schoen, de zijn uitgegeven aan objecten van brons, messing kolf van een vuurwapen, een teljoor, tondelen, en koper: kaartpassers, twee kandelaars, kar­ planken van de binnenbetimmering, klaphout, doesprikkers, een kleine bronzen bel met klepel, monsters brandhout, vuren balkjes en een frag­ een cardanisch op te hangen olielampje, twee ment helmstok. Monsters voor jaarringonder­ tapkraantjes, vele rolletjes latoenkoper, bundel­ zoek vallen ook onder deze categorie. tjes messingdraad en talloze spelden, maar ook Resterende materiaalcategoriën zijn baksteen een complete ton met kopererts, 356 kg zwaar. (23 vondstnummers), leer (9 vondstnummers, Ongeveer 120 nummers (bijna 10 %) zijn uitgege­ voornamelijk resten schoeisel), steen (33 vondst­ ven aan loden objecten. Het gaat om circa 200 nummers, waaronder diverse stukjes vuursteen textielloden van ten minste vijf verschillende ty­ en maalsteen), touw (6 vondstnummers, plus pen, honderden musketkogels van ten minste nog eens 2 van touw met ander materiaal). drie kalibers, een loodbaar met merken, een Achtenvijftig vondstnummers zijn (nog) om­ 123 Jan Piet Puype, expert op het gebied van peillood en een zundplaat. schreven als metaal, omdat de aard niet direct historische wapens, heeft de pistolen Bijna 7 % van de vondsten is gecatalogiseerd als met zekerheid kon worden bepaald, maar het bekeken. Hij herkent de slotplaten, hoe gecorrodeerd ook, als zijn type ‘buikige tinnen object. Daaronder vallen tinnen doppen zijn objecten als delen van een kruitschep, ko­ slotplaat type II’, zoals die zijn van de kelderflessen, maar ook deksels van de gelkalibermaten, mesheften, gevest van een de­ geproduceerd in de Republiek in de periode 1625-1655 (Puype mondelinge Westerwaldkruiken, schalen, borden en lepels. gen of sabel, een musketloop en dergelijke. mededeling en Puype 1985, 20-28). 130 —

Afb. 7.23 Messing tabaksdoos met benen stamper.

We kunnen het materiaal ook bekijken vanuit mag blijven de lading kleipijpen, die waarschijn­ functioneel oogpunt: constructie, uitrusting, be­ lijk in tonnetjes verpakt zijn geweest, met boek­ wapening, lading, persoonlijke bezittingen. De weit als verpakkingsmateriaal (zie caput selec­ constructie ligt uiteraard nog in situ, net als een tum op pagina 128). deel van de uitrusting, zoals een anker en de Als persoonlijke bezitting kan de lakstaaf wor­ bakstenen oven. Andere onderdelen zijn gebor­ den aangemerkt, maar ook resten schoeisel, gen, zoals een fragment van de helmstok, een kleine messen en diverse tinnen objecten, zoals jufferblok en een katrol, een stuk getrensd touw, een bord met ingekraste letters: EMSKTSI en een kook- en eetgerei en navigatie-instrumenten. schaal met een heraldisch wapen in de rand. In Van de bewapening liggen de gietijzeren kanon­ die categorie vallen ook de ovale tabaks- of nen nog in situ, maar (fragmenten van) kleinere snuifdoos van messing met benen pijpstamper vuurwapens, blanke wapens en de nodige muni­ en tabaksresten en enkele kleipijpen met duide­ tie zijn meegenomen, net als gereedschap voor lijk berookte kop. de bediening van de kanonnen. De twaalf bron­ zen Poolse kanonnen zijn natuurlijk ook wapens, Capita selecta al waren ze nu vrijwel zeker aan boord als lading. Hieronder volgen vijf voorbeelden van objecten Ze waren oud en beschadigd en werden als c.q. materiaalcategorieën waarnaar verder on­ schroot vervoerd (zie caput selectum op pagina derzoek is uitgevoerd. Ze worden hier kort opge­ 131). voerd om een indruk te geven van wat het po­ Verder hoorden bij de lading de vaatjes met blik, tentieel is van het rijke vondstcomplex BZN 2. met kopererts en een gele kleurstof, de bundel­ De studies waar de paragrafen op zijn gebaseerd tjes messingdraad, partijen (niet bewaard geble­ zijn alle de moeite waard in hun geheel te lezen. ven) textiel met de bijbehorende textielloden en Ze zetten op hun beurt aan tot nieuwe vragen en spelden en de kelders met vierkante flessen, al is verder onderzoek. nog onduidelijk wat erin vervoerd werd. Ook tot de lading behoorden diverse soorten hout in verschillende vormen. Zeker niet onvermeld 131 —

Het aardewerk een sterke aanwijzing voor de herkomst van het Het aardewerk is gedetermineerd door Piet Kleij, schip.125 die al de aardewerkdeterminaties van de BZN- wrakken heeft uitgevoerd.124 Kleij kreeg bij de Mogelijk is ook het Duitse steengoed als overdracht van het aardewerkcomplex als enige gebruiks­aardewerk aan boord geweest maar dit achtergrondinformatie te horen dat al het te on­ kan ook tot de lading hebben behoord. Wanneer derzoeken materiaal van één vindplaats afkom­ het in gebruik geweest is aan boord in combina­ stig was. De bedoeling van deze – met hem zo tie met Nederlands aardewerk wijst dit overi­ overeengekomen – werkwijze was dat hij op gens ook op een Nederlandse herkomst van het geen enkele wijze naar een bepaalde interpreta­ schip. In heel veel 17de- en 18de-eeuwse vondst­ tie van het aardewerk toe zou kunnen redene­ complexen in Nederland wordt Duits steengoed ren. Alleen zó zou het aardewerk als geheel op aangetroffen naast Nederlands materiaal. zichzelf staande informatiebron voor bijvoor­ beeld datering of bepaling van de thuishaven Zeker onderdeel van de lading zijn de majolica van het schip gebruikt kunnen worden. Dat ook borden en de Nederlandse faience uit Delft. Het in een ‘gesloten’ vondstcomplex als een grote aantal ongebruikte borden wijst hier op. scheepswrak vervuiling kan optreden, was Kleij Vermoedelijk geldt dit ook voor de andere onge­ bekend. bruikte faience voorwerpen: het zoutvaatje, de Door deze werkwijze is het echter ook mogelijk scheerbekken, het vergiet en de andere faience dat Kleij’s interpretatie op een enkel punt zou voorwerpen. Dit betekent dat vermoedelijk een afwijken van het eerdervermelde. De kennis van deel van de lading in Nederland aan boord is ge­ de gehele context kan immers leiden tot andere nomen. keuzes. Eventuele verschillen van inzicht kunnen soms worden opgevat als vragen, die verder De jydepotten en het Weseraardewerk zijn inte­ kunnen worden onderzocht. Het is onmogelijk ressant. Het is typisch aardewerk voor havens en Kleij’s verslag over het aardewerk van BZN 2, dat kustgebieden. Hun gering aantal doet vermoe­ 74 pagina’s telt, in dit bestek integraal weer te den dat zij geen onderdeel hebben uitgemaakt geven, hoe belangwekkend ook. Hieronder zijn van de lading maar gebruikt zijn aan boord. alleen zijn conclusie en zijn samenvatting inte­ Vanwege de geringe grootte was het echter niet graal weergegeven. mogelijk duidelijke gebruikssporen vast te stel­ len. Wanneer ze aan boord in gebruik zijn ge­ Uit het verslag van Piet Kleij: weest, zijn ze mogelijk onderweg aangeschaft, in “Conclusies de verschillende havens die het schip aandeed. Het ceramiekcomplex dat behoort tot het op Dit wijst er op dat het schip Noordduitse en BZN 2 aangetroffen wrak bestaat uit aardewerk Deense havens heeft bezocht. Met andere woor­ dat gebruikt is aan boord of dat onderdeel uit­ den: het was misschien een Oostzeevaarder. maakte van de lading. Het Nederlands roodbak­ kende aardewerk werd aan boord gebruikt, on­ Het roodbakkend aardewerk uit Pisa en de an­ der andere om in te koken en bakken. De dere Zuid-Europese scherven wijzen op banden ongebruikte grapen van het type r-gra-11 kunnen met Zuid-Europa. Opvallend is de kom uit Pisa, echter ook tot de lading hebben behoord. Het die voor meer dan de helft bewaard is gebleven feit dat veel aardewerk dat aan boord werd ge­ terwijl van het andere aardewerk Zuid-Europese bruikt uit Nederland komt, wijst op een aardewerk slechts een paar scherfjes zijn. Een Nederlandse herkomst van dit schip. Een schip duidelijke verklaring kan hier niet voor worden werd meestal in de thuishaven uitgerust voor gegeven. Mogelijk komt dit omdat aardewerk uit een reis. Aardewerk en andere spullen voor de Pisa in Nederland duur was en daarom voorzich­ kombuis werden vaak in de thuishaven gekocht. tig werd behandeld. Misschien was het goed 124 Piet Kleij, Verslag ceramiekdeterminatie Burgzand Noord 2, oktober 2002. De herkomst van het kombuisgoed is daarom verpakt geweest en was het de bedoeling de 125 Kleij 1997,181-190. 132 —

kom door te verkopen naar andere landen. Het gelijk zelfs roodaardewerk. Niet uitgesloten feit dat gebruikssporen op de kom ontbreken moet worden dat ook enige gemarmerd aarde­ wijst erop dat de kom niet in gebruik was aan werk uit Pisa tot de lading behoorde. Het schip is boord. De overige Zuid-Europese scherven zijn misschien een Oostzeevaarder geweest, gezien te klein om een nauwkeurige herkomst of de de fragmenten Weseraardewerk en jydepotten aanwezigheid van gebruikssporen te kunnen die mogelijk onderweg in havens in Noord- vaststellen. Het is onduidelijk of het typisch ‘ha­ Duitsland en op Jutland zijn gekocht. In dat geval venstadaardewerk’ is of onderdeel uit maakte was het een uitvarend schip, op weg naar van de lading of gebruikt werd aan boord. Noord-Europa of het Oostzeegebied. Daarom kan niet worden gezegd dat dit aarde­ Fragmenten Zuid-Europees aardewerk wijzen op werk een bewijs is dat het schip mogelijk ook contacten met Zuid-Europa. De fragmenten zijn Zuid-Europese havens heeft bezocht. echter te klein en te gering in aantal om de aard van deze connecties duidelijk te maken. Rond Een deel van de voorwerpen kan redelijk nauw­ 1675 moet het schip ten onder zijn gegaan.” keurig worden gedateerd. De grapen van het type r-gra-11 zijn uit de periode 1625-1700, de De kleipijpen126 Noord-Hollandse kom uit de periode 1580 - Op wrak BZN 2 (én op wrak BZN 15; zie hfdst. 18) 1680, enige majolica borden dateren uit respec­ zijn enkele honderden fragmenten kleipijp ge­ tievelijk 1625-1675 en 1600-1675, de redelijk da­ borgen met het hielmerk EB. Deze grote hoe­ teerbare faience uit 1625-1675 (het achthoekige veelheid én het feit dat ze alle ongerookt zijn én bord en het vergiet) en 1675-1750 (het meren­ dat er in sommige gevallen zelfs nog boekweit­ deel van de borden). Het Weseraardewerk werd doppen (een bekend verpakkingsmateriaal) in de tussen 1580 en 1640 geïmporteerd maar deze pijpenkoppen aanwezig was, geeft aan dat de voorwerpen kunnen ook in het Wesergebied zelf pijpen deel waren van de lading. Deze EB-pijpen gekocht zijn, waar de productie van dit aarde­ hebben allemaal een kop die een overgangs- werk tot in de 18e eeuw doorliep. Het gemar­ model vormt van dubbelconisch naar langgerekt merde Pisa-aardewerk werd tussen 1550 en 1700 en slank. Den Brave dateert ze hiermee grofweg geïmporteerd. Vanwege de aanwezigheid van tussen 1660-1675/1680. Hij elimineert in zijn on­ zowel majolica als faience lijkt een datering van derzoek Gouda en Breda, waar ook wel het EB- de ondergang van dit schip te liggen rond 1675. merk is gehanteerd, als mogelijke productie­ Dit is de periode waarin majolica nog ruim in ge­ plaatsen. Dat doet hij vooral op vorm-, bruik was maar de faience al sterk op kwam. De afwerkings- en kwaliteitskenmerken. Hij komt datering van het meeste overige aardewerk past tot de conclusie dat Amsterdam het productie­ hier ook bij. Alleen het Weseraardewerk lijkt ou­ centrum moet zijn geweest, waar het merk EB is der te zijn, het werd tussen 1580 en 1640 geïm­ gevoerd door vader en zoon Bird tussen circa porteerd in Nederland. Wanneer het schip echter 1630 en 1683. De uit Engeland afkomstige een Oostzeevaarder geweest is, kan dit aarde­ Edward Bird trouwde in 1630 te Amsterdam. werk in Noordduitse havens gekocht zijn. In Mogelijk werkte hij toen al voor zichzelf, na eerst Noord-Duitsland liep de produktie immers door als knecht bij een andere pijpmaker in dienst te tot in de 18e eeuw. zijn geweest. Zeker is dat hij in 1644 ten minste één leerling voor zich had werken en toen in ie­ 126 Mijn dank gaat uit naar Arjan den Brave. Als student archeologie met een flinke Samenvatting der geval zelfstandig was. In 1665 overleed dosis bij conservator Don Duco in het Uit de ceramiek van BZN 2 kan worden afgeleid Edward en werd opgevolgd door zijn zoon Evert. Pijpenkabinet te Amsterdam vergaarde kennis op het gebied van kleipijpen, dat het schip waarschijnlijk oorspronkelijk uit Deze was blijkbaar minder succesvol dan zijn va­ heeft hij zich geworpen op de Nederland afkomstig is geweest. In de kombuis der, want in 1683 moest hij het bedrijf verkopen. determinatie van de kleipijpen uit de BZN-wrakken en op een diepgaand werd Nederlands aardewerk gebruikt. Het heeft Zijn precieze sterfdatum is onbekend, maar ligt onderzoek naar de pijpen met het EB- in ieder geval ook een lading Nederlands aarde­ vóór 1692. De zoon van Evert heeft het bedrijf merk. Deze paragraaf leunt op zijn verslagen (Den Brave 2003 en 2006). werk aan boord gehad: majolica, faience en mo­ niet overgenomen en het is onwaarschijnlijk dat

133 —

Afb. 7.24 Detailopname van enkele pijpen met EB-hielmerk. De pijpen hebben een dubbelkonische kop, een viltradering en ze zijn geglaasd. in Amsterdam het EB-merk na 1683 nog werd bijvoorbeeld niet geglaasd (gepolijst met een gebruikt. Helemaal te begrijpen is Everts gebrek agaatsteen). Ook kunnen meerdere (waarschijn­ aan succes niet, want het lijkt erop dat EB-pijpen lijk vijf), op detail verschillende, hielmerkstem­ vanwege een gunstige prijs-kwaliteitverhouding pels worden onderscheiden. populair waren en in grote hoeveelheden wer­ Gezien de overige gegevens met betrekking tot den geëxporteerd, zelfs tot ver buiten Europa. de datering van het wrak moeten de EB-pijpen Den Brave onderscheidt binnen het vondstcom­ afkomstig zijn uit het bedrijf van zoon Evert Bird. plex BZN 2 acht typen pijpen, aan de hand van Vader Edward was immers in 1665 al overleden. kenmerkende details, die een niet-specialist Omgekeerd, gezien het feit dat Evert zijn bedrijf overigens niet direct zullen opvallen. De ver­ in 1683 van de hand deed en niet werd opge­ schillende typen zijn terug te voeren op verschil­ volgd, betekent dat dat de productiedatum van lende vormmallen, waarbij de één meer ver­ de pijpen uiterlijk in dat jaar kan liggen. sleten was dan de ander. Dit leidde tot Eén EB-pijp was, gezien een dikke roetaanslag in kwaliteitsverschillen, waarvan de pijpmakers de kop, intensief gerookt en moet beschouwd zich zeker bewust zullen zijn geweest. Heel wei­ worden als persoonlijke bezitting van een opva­ nig van de op BZN 2 gevonden pijpen waren rende. Van deze pijp was een groot stuk van de compleet, maar reconstructie maakt duidelijk steel afgebroken, waarbij het nieuwe uiteinde dat de meeste een steellengte hadden van slijtsporen van de tanden vertoonde. Behalve 33-35 cm. Vijf modellen waren volledige afge­ EB-pijpen zijn in dit wrak verder nog negen on­ werkt en waren met extra zorg behandeld. Drie gerookte pijpen gevonden met een roos als hiel­ minder goed afgewerkte modellen, waarvan één merk en aan de bovenzijde van de steel ruitvor­ wellicht met een kortere steel, waren afkomstig mige stempels met de Franse lelie. Volgens Den uit oude, meer versleten persvormen en waren Braven was deze manier van steelversiering 134 —

tonnen, destijds de voornaamste verpakking voor het vervoer van wijn over grotere afstanden. Er zijn weinig schilderijen bekend waarop vierzij­ dige flessen met een andere inhoud dan wijn zijn afgebeeld, maar ze zullen zeker ook voor andere vloeistoffen zijn gebruikt; bijvoorbeeld voor ster­ ke drank. Ook in afbeeldingen van interieurs van apothekers, barbiers en alchemisten of van schil­ dersateliers zien we dit soort flessen in een rij op de schappen staan. De inhoud van de kelderfles­ sen uit het wrak BZN 2 is niet bekend; tijdens het waardestellende onderzoek is geen enkel gaaf exemplaar gevonden en op de scherven was Afb. 7.26 Kelderfles. geen enkel residu van de inhoud (meer) aanwe­ zig. Tenzij ze leeg vervoerd werden, ligt het voor de hand dat ze met wijn gevuld zijn geweest. In totaal zijn fragmenten van circa 80 flessen van het type gl-fle-7 geborgen, naast een groot aan­ tal tinnen afsluitdoppen. Bijna alle doppen zaten nog op het montuur dat op de fles was beves­ Afb. 7.25 Kelder met kelderflessen. Illustratie uit de tigd; een deel daarvan bevond zich nog op de Sinnepoppen van Roemer Visscher. halsfragmenten. In totaal zijn 65 bodems geteld en 77 doppen. De bodemstukken hebben een vooral populair tussen 1630 en 1650. Toch acht dikte van circa 4 tot ruim 20 mm en de wand­ hij het heel goed mogelijk dat deze negen pijpen dikte varieert van 1 tot 10 mm. In een aantal ge­ Afb. 7.27 Flessebodems met initialen. contemporain waren aan de EB-pijpen en be­ vallen zijn de bodems compleet, maar meestal doeld voor een behoudende klantenkring. Nog moesten de bodems uit meerdere passende weer andere exemplaren waren van veel jonger fragmenten worden samengesteld. Slechts wei­ datum (18de eeuw) en duidelijk ingespoeld. nig bodemscherven pasten niet aan een andere bodemscherf en slechts weinig bodems waren De kelderflessen127 niet compleet te maken. Dit geeft aan dat de De glasvondsten uit BZN 2 bestaan bijna volledig vondstcontext zuiver was, zonder vervuiling uit fragmenten van hoge kelderflessen. door ander glas en dat vrijwel compleet is verza­ Dergelijke vierzijdige flessen werden kelderfles meld. De bodems zijn in twee soorten onder te 127 Mijn dank gaat uit naar Jaap Kottman. verdelen: vlak of met een licht opgestoken ziel Als expert in archeologisch glas is hij genoemd naar de ‘kelders’, houten kisten, waar­ steeds bij het onderzoek betrokken in ze met 6, 9, 12 of zelfs 15 stuks stonden in on­ en bodems met vier groeven die vanuit de hoek geweest om het gevonden glas te naar het midden van de bodem lopen. De maten determineren en te beschrijven. Deze derling gescheiden vakken. paragraaf leunt op zijn expertise, recent Rond het midden van de 16de eeuw verschijnen van de gevonden bodems liggen tussen de 102 x ook neergelegd in een artikel van zijn 102 en 114 x 114 mm, met als meest voorkomen­ hand in Vormen uit vuur, het mede­ de eerste vierzijdige voorraadflessen op de delingenblad van de Nederlandse markt. Eerst zijn het kleine vormen met een de maat 108 x 108 mm. Op een aantal van de bo­ vereniging van vrienden van ceramiek hoogte tot 15 cm, later worden ze tot 28 cm dems zijn in zwak hoogreliëf initialen te lezen: en glas (Kottman 2010). Daarnaast zijn hier gegevens verwerkt, die Kottman hoog. In het ‘Deventer-systeem’ hebben deze HB (12 x) of IK (2 x). De initialen kunnen de glas­ nog niet kon weten. flessen de typecode ‘gl-fle-7’.128 Dit soort flessen blazerij of de handelaar in flessen aanduiden. 128 Het Deventer-systeem is een structuur om middeleeuws en postmiddeleeuws is vanaf de late 16de eeuw tot in de tweede helft Kottman heeft twee flessen gereconstrueerd en ceramiek en glas in te delen. Het maakt gebruik van een typecode om een van de 17de eeuw het meest algemene type hieruit bleek dat ze een inhoud hebben van onge­ voorwerp te omschrijven. Aan de hand voorraadfles. Op schilderijen zien we ze vooral veer tweeënhalve liter. De hoogte van fles BZN2- van deze code is voor archeologen direct duidelijk wat de kenmerken van het gevuld met witte of rode wijn. De flessen wer­ 328 met bodemmaten 109 x 109 mm is 29,3 cm object zijn. den op hun beurt gevuld met wijn uit houten en met de tinnen dop erbij 31,2 cm. Dezelfde ma­

135 —

ten voor fles BZN2-211 zijn 108 x 108 mm, 27,8 cm en 29,6 cm. De tinnen doppen zijn aan de binnen­ zijde voorzien van een schroefdraad, die past op een bijbehorende tinnen kap die om de halsope­ ning van de fles is gemonteerd. Er zijn qua vorm en afmetingen drie varianten te onderscheiden: 33 platte, 20 bolle en 22 hoedvormige doppen (naast twee onherkenbare exemplaren). De Afb. 7.30 Een van de twaalf Poolse bronzen kanonnen. schijfvormige bovenzijden van de doppen steken rondom iets uit, variërend van circa 3 tot 5 mm en nonnenwrak’ te danken heeft. ze hebben op de bovenzijde een decoratie van Kanonnendeskundige Brinck beschouwt al dit Afb. 7.28 Flessebodems met initialen. één of meer concentrische groeven. Op de dop­ geschut als landartillerie. De ouderdom van deze pen zijn geen merken gevonden. kanonnen in relatie tot de inmiddels vastgestel­ Bovenstaande gegevens duiden erop dat er ver­ de datering van het wrak, de door Brinck be­ schillende partijen flessen aan boord te onder­ schreven beschadigingen, het feit dat het geen scheiden zijn. Voor zover waargenomen in put 3 scheepskanonnen waren, maar stukken die op werden de flessen in wrak BZN 2 vervoerd in het land werden gebruikt, alsmede de ligging kelders van zes flessen. van de stukken onderin het ruim van het schip maken de conclusie onvermijdelijk dat ze zeker Twaalf oude bronzen kanonnen als schroot129 niet als scheepsbewapening aan boord waren. Uit wrak BZN 2 hebben sportduikers in 1985 en Gezien de beschadigingen moeten ze worden later twaalf bronzen kanonnen geborgen met gezien als schroot, bedoeld om te worden om­ jaartallen erop variërend van 1548 tot 1602. gesmolten. Sommige van de ongedateerde stukken zouden In dezelfde tijd heeft dezelfde groep duikers uit Afb. 7.29 Een afgebroken hals van een typologisch zelfs nog een eeuw ouder kunnen hetzelfde deelgebied ook twee gietijzeren ka­ kelderfles met de tinnen dop er nog zijn. De kanonnen vertonen stuk voor stuk be­ nonnen geborgen.130 Het is onbekend of er méér op. schadigingen. Van een enkel exemplaar ont­ stukken bij andere gelegenheden of door andere breekt de hele tromp, een andere vertoont een groepen zijn geborgen. Samen met de bij het gevaarlijke barst en van meerdere exemplaren onderzoek gevonden stukken zijn er nu in totaal zijn druiven en/of tappen verdwenen. Van het negen van deze kanonnen bekend. Gezien het bestbewaarde exemplaar zijn de teksten nog waargenomen aantal geschutspoorten in de volledig leesbaar. Er staat ‘sigismun august rex bakboordzijde zal de oorspronkelijk aanwezige polo mag dux lit m fe 1560’, ofwel Sigismund bewapening minstens het dubbele aantal heb­ Augustus, koning van Polen en Groot Hertog van ben bedragen, wat fors is voor een 17de-eeuwse Litouwen, heeft mij gemaakt in 1560. Sigismund Oostzeevaarder met slechts een enkel door­ II Augustus was koning van 1548-1572. Naast en­ lopend dek. kele heraldische schilden valt ook te lezen wie de feitelijke gieter was: ‘hans seber goss mich’. Nog Het textiel twee andere stukken dragen de naam van deze Omdat in wrak BZN 2 zoveel textiel aanwezig Poolse koning en zijn vermoedelijk van dezelfde was, waren de onderzoekers van het duikteam gieter. Ook het wapen van Sigismunds moeder, bijzonder geïnteresseerd in de mogelijkheden 129 De bronzen kanonnen maken deel uit Bona Sforza, koningin van Polen van 1518-1548, van verder onderzoek naar deze materiaalgroep. van diverse particuliere collecties op is geïdentificeerd in combinatie met het jaartal Voor de hand liggende vragen waren om wat Texel, maar worden met regelmaat geëxposeerd in het Maritiem en Jutters 1554, maar in dat jaar was Sigismund al koning. voor materialen het ging, hoe de weefwijze, Museum te Oudeschild, Texel. De Sommige kanonnen zijn klein en eenvoudig uit­ schering en inslag was en of het uiteindelijke kanonnen zijn beschreven door Nico Brinck (Brinck 2000). NB: naar verluidt gevoerd en niet voorzien van teksten. Het waren product – lap stof, zeildoek, kleding, etc. – was is omstreeks 2009 opnieuw een bronzen uiteraard de teksten en heraldische wapens te bepalen. Een andere vraag was of er iets te kanon gevonden en geborgen dat helemaal past bij de andere kanonnen. waaraan het wrak de bijnaam ‘het Poolse ka­ zeggen was over kwaliteitsverschillen tussen de 130 Brinck 2000, 6, 8, 20. 136 —

textielmonsters in samenhang met de verschil­ gezegd dat het weefsel uitsluitend uit cellulose­ lende textielloden die gevonden waren. vezels bestond en dus plantaardig was. Omdat Uiteraard waren we ook geïnteresseerd in de be­ het niet mogelijk was om één weefseloppervlak staande conserveringstoestand en de mogelijk­ te isoleren, kon ook over de binding geen uit­ heden voor een goede conservering voor de toe­ sluitsel gegeven worden. Voor zeildoek werd het komst. Het was niet eenvoudig om invulling te te fijn geacht. Over kwaliteitsverschillen en een geven aan dit onderzoek, maar uiteindelijk kon samenhang daarin met de verschillende typen een proef worden gedaan door een stagiaire bij textielloden, kon in dit geval niets met zekerheid het Textielconserveringsatelier van het worden vastgesteld. Nederlands Textiel Museum te Tilburg, Lilo Dit onderzoek leverde dus helaas weinig op, Duinkerken.131 Duinkerken heeft twee monsters maar wel hielden we er een belangrijk conserve­ archeologisch textiel onderzocht, één uit wrak ringsadvies aan over. Aanbevolen wordt derge­ BZN 8 en één uit BZN 2 (vondstnummer BZN2- lijke vezels na berging donker en koel te bewaren 807). Dit was een monster textiel uit een kist in en niet te ontzilten met zoet of gedeminerali­ put 3, vlak onder het lijfhout van het eerste dek. seerd water, maar het uitsluitend in zout water De uit vele lagen weefsel bestaande klomp tex­ te bewaren om verwoesting van de vezel door tiel bleek uiterst teer te zijn en onmogelijk osmotische werking132 te voorkomen. Afb. 7.31 Detail van een Pools kanon schoon te maken. Het weefsel bestond uit min­ dat in 1560 werd gegoten voor stens twee kleuren en/of materialen, waarbij het Sigismund Augustus, koning van donkergekleurde garen dermate gedegradeerd Polen (REX POLO). De naam van de was dat het geen samenhang meer had en glib­ gieter staat er ook bij: HANS SE-BER berig aanvoelde. De vezel van het lichtgekleurde GO-SS MICH. garen leek op katoen en ook linnen is wel gesug­ gereerd, maar met zekerheid kon alleen worden

131 Duinkerken 2004. 132 Osmose is een natuurkundig proces op basis van diffusie, waarbij een vloeistof waarin stoffen zijn opgelost stroomt door een zogenaamd halfdoorlatend membraan, dat wel de vloeistof doorlaat maar niet de opgeloste stoffen. De vloeistof stroomt daarbij van de Afb. 7.32 Vier verschillende typen textielloden; ze zeggen iets over de herkomst en de kwaliteit. zijde waar de concentratie van opgeloste stoffen lager is naar de zijde waar deze hoger is. Zo zegt de aanduiding FEIN FEIN of SUPERFEIN ongetwijfeld iets over kwaliteitsverschillen. 137 —

Peillood daarvan. De cijfers staan voor negen, respectie­ Vondst BZN2-977 is een langwerpig loden object: velijk tien pond. Het gaat waarschijnlijk om een zogenaamd peillood. Het was vanouds een Amsterdamse ponden van 494 gram. In zijn hui­ hulpmiddel voor de (kust)navigatie en werd ge­ dige toestand weegt het lood 70 à 80 gram meer bruikt om waterdieptes te peilen, ofwel ‘te lo­ dan negen Amsterdamse ponden, maar ruim­ den’. Meestal waren meerdere exemplaren aan schoots minder dan tien pond. boord van verschillend gewicht. Dit peillood is Vermoedelijk was het oorspronkelijk een tien­ onderaan op z’n breedst en neemt naar boven in ponds peillood en als zodanig gemarkeerd met omvang af, ruwweg van 5 tot 3 cm. Het instru­ het Romeinse cijfer X. Na een tijdlang gebruikt te ment is 36 cm hoog, iets krom, en het eindigt bo­ zijn, is het lood opnieuw gewogen en daarna als ven in een soort knop met door en door een gat negenponds aangemerkt, waarbij men de X ter bevestiging van de loodlijn. Aan de onderkant heeft getracht weg te krassen. Kennelijk was het zit een kegelvormige uitholling tot 3 cm diep. lood door langdurig gebruik zeer ernstig gesle­ Hierin kon de zeeman een hoeveelheid vet doen ten, tenzij de eerste weging niet helemaal cor­ om een monster van de zeebodem mee omhoog rect was. Het feit dat de tekens van de VIIII er zo te nemen. Het huidige gewicht is 4,52 kg. vers uitzien, doet vermoeden dat de nieuwe we­ Het peillood heeft zes facetten. Op een ervan ging relatief kort voor de ondergang van het staat het Romeinse cijfer VIIII ingekerfd met di­ schip is uitgevoerd. rect erachter – vermoedelijk ingeslagen – een klein merkteken: een cirkel met duidelijk links van het midden een verticale streep erdoorheen. De letters van de Romeinse 9 staan nauwelijks beschadigd, diep ingekerfd in het materiaal. Op een ander facet staat het Romeinse cijfer X. Dit is echter nog slechts als dunne lijnfragmenten waar te nemen en valt vanwege allerlei bescha­ digingen minder op. Het peillood was ten tijde van de ondergang van het schip vermoedelijk al een wat ouder of in ie­ der geval een veelgebruikt exemplaar. Het op­ pervlak zit vol met butsen en beschadigingen en de randen van de facetten zijn enigszins ver­ vaagd. De aard van de butsen duidt erop dat het lood regelmatig ook werd gebruikt op rotsach­ tige zeebodems. Het langdurige en intensieve gebruik kan een verklaring zijn voor de cijfers op twee facetten en het verschil in kwaliteit van de weergave

Afb. 7.33 Het peillood. 138 —

In zowel kisten als vaten is textiel gevonden, 7.6 Algemeen beeld en datering waarbij vijf verschillende textielloden duiden op ten minste vijf verschillende partijen. Een ander deel van de lading waren de kelders met vierzij­ De vindplaats van wrak BZN 2 strekt zich uit over dige flessen en de EB-pijpen. Waarschijnlijk een oppervlakte van ten minste 30 x 15 m. moeten ook de Westerwaldkruiken als lading Buiten deze grenzen is niet gegraven. De oriën­ beschouwd worden. Het is niet eenvoudig om te tatie van de lengteas is vrijwel pal noord-zuid. komen tot bepaling van de nationaliteit van het Het betreft een vlak en een omgeslagen bak­ schip of waar de laatste reis vandaan kwam. boord. Het bakboordgedeelte van het vlak is na­ Gezien de constructie en het aanwezige ge­ genoeg compleet aanwezig, het stuurboordge­ bruiksaardewerk is Nederlandse bouw en uitrus­ deelte is slechts fragmentarisch aangetroffen, ting aannemelijk. De lading hout, metalen en maar meer resten zouden nog dieper in oude textiel lijkt te duiden op herkomst uit het slijpgeulen kunnen liggen. Het achterschip ligt in Oostzeegebied. De vele textielloden met noord, waar het originele uiteinde van de con­ Duitstalige opdruk FEIN/FEIN en SVPER FEIN structie is gevonden met inbegrip van achterste­ spreken voor zich, het merk 1651/Friderichus III ven en roer. Het schip had een platte spiegel, duidt op Frederik III, koning van Denemarken en waarvan eveneens een fragment bewaard is ge­ Noorwegen van 1648 tot zijn dood in 1670. Er bleven. De boeg en de voorsteven zijn vanwege blijven echter nog veel vragen over om te beant­ de verwachte diepe ligging niet opgezocht, maar woorden, bijvoorbeeld hoe en waar kleipijpen zowel van het eerste dek als van het tweede uit een Nederlandse werkplaats aan boord wa­ dek­niveau is het vooruiteinde gezien. Het schip ren gekomen. Hetzelfde geldt voor de moet een lengte over de stevens gehad hebben Westerwaldkruiken, die meestal toch over de van omstreeks 27,5 - 28,5 m en een grootste Rijn naar de Republiek zullen zijn vervoerd. breedte van circa 6,5 - 7 m. Het had waarschijn­ Gezien de lading was het schip waarschijnlijk dus lijk slechts één doorlopend dek met achter een een Oostzeevaarder, maar die waren in het alge­ half- en een campagnedek en voor een bakdek. meen onbewapend. Misschien was dit tamelijk Argumenten hiervoor zijn onder meer de lichte zwaarbewapende schip bedoeld voor de voorbij­ constructie van inhouten en huidgangen boven landvaart met een bestemming in Zuidwest- het tweede dekniveau en de hoogte van roer en Europa of de Middellandse Zee. achtersteven. De oven stond dan in de open kuil.133 Het schip had een aantal geschutspoorten Datering bouw op het eerste dek en ook op het tweede dek en Om de bouwdatum van het schip te bepalen zijn was bewapend met gietijzeren kanonnen. Als drie houtmonsters onderzocht, waarvan twee scheepstype zou gedacht kunnen worden aan een succesvolle jaarringdatering hebben opgele­ een jacht of een kleine pinas, maar het is te verd.134 Op één monster (BZN2-1050, dekbalk 2e vroeg om hierover te speculeren. dek) waren spint en wankant aanwezig en kon Het ruim was waarschijnlijk door tussenschotten de kapdatum worden bepaald op 1661 AD. Het ingedeeld in verschillende ruimtes – ten minste tweede monster (BZN2-1096, inhout tweede drie –, waarbij in de middelste een grote partij dek) gaf als kapdatum NA 1661 AD ± 6, zodat ge­ ballaststenen was meegenomen. Het schip had concludeerd kan worden dat het schip om­ een gevarieerde lading van vooral halfproducten streeks 1662-1665 is gebouwd. aan boord. We hebben diverse soorten hout ge­ zien, zoals de vurenhouten balken, het klaphout Datering ondergang en mogelijk grenen stammen. Diverse metalen Dergelijke schepen gingen in het algemeen niet 133 Constructie en ligging van de oven in de waren geladen, zoals baren lood of vaten blik, langer dan 15-25 jaar mee, waardoor een termi- open kuil doen denken aan het wrak latoenkoper, messingdraad en kopererts. Ook Scheurrak SO 1. nus ante quem kan worden geschat voor de on­ 134 RING-rapportage, oktober 2001. een gele verfstof maakte deel uit van de lading. dergang. Enkele objecten dragen een jaartal, zo­ 139 —

als het textiellood met het jaartal 1651. Het betreft hier echter waarschijnlijk het jaar waarin het koninklijke keurmerk is uitgegeven en derge­ lijke keurmerken konden lang in omloop blijven. Een grote scherf van een Portugese voorraadpot had als jaartal 1662, maar ook deze pot zal voor langer gebruik bedoeld zijn geweest. Op grond van het aardewerkcomplex als geheel wordt de ondergang gedateerd rond 1675.135 Het cluster Westerwaldkruiken is apart gedocumenteerd en bekeken. Het was waarschijnlijk een pas ver­ vaardigde partij handelswaar. Een goed date­ rend element is de paarse versiering op enkele exemplaren, die vanaf 1665 werd gebruikt.136 De EB-pijpen zijn toe te wijzen aan productie van het bedrijf van Evert Bird, werkzaam als pijpmaker van 1665 tot 1683. Ten slotte zijn in 2005 drie tonduigen uit dit vondstcomplex aangeboden voor dendrochro­ nologisch onderzoek, met goed resultaat.137 Duig BZN2-898 is uit een boom gekapt in 1665 AD ± 8; duig BZN2-1034 in 1663 AD ± 6 en duig BZN2- 1121 in 1666 AD ± 6. De conclusie luidt dat wrak BZN 2 omstreeks 1670, uiterlijk 1680 moet zijn vergaan. Een da­ tum vóór 1662 is uitgesloten op grond van de scherf met dat jaartal; een veel latere datum lijkt gezien het grote cluster dateringen in de tweede helft van de jaren 1660 uiterst onwaarschijnlijk. Mogelijk komen de door Buisman vermelde stormen van 1671 of 1674, waarbij bij Texel “enige schepen” zijn vergaan, in aanmerking. Afb. 7.34 Het profiel van deze Westerwald-kruik is representatief voor het hele cluster.

7.7 Tot slot

135 Oud-collega bij het NISA Karel Vlierman Op basis van de aanwezigheid van een groot dateerde het vondstmateriaal al direct na het seizoen 2000 in de tweede helft deel van de scheepsconstructie, in samenhang van de 17de eeuw, met een voorkeur met een rijke en gevarieerde uitrusting en lading voor het 3de kwart. Vlierman, interne uit een interessante periode van de Nederlandse rapportage, mei 2001. 136 Hurst, Neal en Van Beuningen 1986, maritieme geschiedenis, is besloten dat dit schip 222-223. 137 RING-rapportage, augustus 2005. Zie (zeer) behoudenswaardig was. Gezien de ont­ aldaar voor een kleine kanttekening wikkeling van de natuurlijke processen op het met betrekking tot de toegepaste spint­ statistiek. De hier gegeven interpretatie Burgzand moet anno 2012 ernstig worden ge­ geeft de meest logische cluster vreesd voor de conditie. dateringen.

140 —

Afb. 7.35 Er zijn bij elkaar enige tientallen Westerwaldkruiken gevonden, die als lading aan boord waren. Ze zijn zeker tegelijkertijd geproduceerd, maar geen van alle precies hetzelfde: ze zijn allemaal anders versierd en verschillen op detail van afmeting. Dit is een rijke bron voor de bestudering van dit type Westerwaldaardewerk. 141 — 142 — 143 8 Wrak Burgzand Noord 3 — (BZN 3)

8.1 Administratieve gegevens138

Werknaam wrak/alias BZN 3, aanvankelijk genoteerd met Romeinse cijfers (BZN III); alias de Rob.

Archisnummer 47664

Melder en datum vondst en/of Voor het eerst bedoken door de Texelse sportduikers Hans Eelman en Jack Betsema melding op 20-07-1985; direct telefonisch gemeld door Eelman, 21-07-1985. Later officieel per brief gemeld door Eelman op 13 december 1985 (wrak 31).

Positie, geografisch en RD N 53º 02.84’ O 4º 56.38’ (WGS 84); X = 124.987, Y = 562.365

Begrenzing voor Archis (50 x 75 m) NW X=124.970, Y=562.410; NO X=125.020, Y=562.410 ZW X=124.970, Y=562.335; ZO X=125.020, Y=562.335

Diepte, min. en max. Circa 4 m op de bult (bij LW) – 9,5 m in de geulen rondom (bij HW).

Typering Nagenoeg compleet wrak van een schip van 40-45 m lengte. Het omgeslagen bak- boord beslaat het grootste oppervlak van de vindplaats met opstaande resten van twee doorlopende dekken en een koebrugdek. Ook de boeg is waargenomen met een compleet bewaarde voorsteven en de belangrijkste onderdelen nog in verband. In de ondergrond is een compleet vlak te verwachten en een aanzienlijk deel van het stuur- boord. De westzijde van de vindplaats wordt over de hele lengte begrensd door een opstaand stuurboord, dat hoog in de constructie is afgebroken. Deels ligt ook het om- geklapte deel ernaast in de grond. Onderdelen van uitrusting en bewapening zijn ge- zien, zoals een grote gemetselde oven en zware kanonnen. In het wrak is een vond- stenrijke wrakvulling te verwachten met een dikte tot circa 2 m.

Datering bouw Omstreeks 1640 ± 5 (slechts één dendrodatering).

Datering ondergang Laat in 1639, of vroeg in 1640.

Historisch gegeven Tijdens een historische storm van 6/7 januari 1640 zijn bij Texel vele schepen vergaan. De datum van ondergang van VOC-schip de Rob was 5 januari 1640. De historische bouwdatum van dit schip is onbekend.

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie en diverse particuliere collecties.

Onderzoek door archeologisch duik- In 1986 waardestellend onderzoek en kartering door Afdeling Archeologie Onderwater team ROB/NISA (jaar/duikdag) van de gehele vindplaats, voorzover dan vrijgespoeld. In 1988 is dat gedeelte afgedekt met doek en zandzakken. In kader van het project ‘Waardestellende onderzoeken westelijke Waddenzee (Burgzand Noord)’ (1998-2005) inspectie in 1998 (10/8), inspec- tie en ontdekking vrijgespoeld voorschip 2000, twee afdekgazen aangebracht over voorschip (23/8, 24/8), 2001 inspectie en vier afdekgazen aangebracht over voorschip (28/8 alleen boeitje geplaatst, 29/8), inspectie 2002 (26/8 alleen boeitje geplaatst, 27/8, 28/8), inspectie en grootschalige aanvulling fysieke bescherming in 2003 (25/6, 26/6, 27/6, 30/6, 1/7, 2/7, 3/7, 4/7, 14/7, 16/7, 18/7), 2004 (5/7) en inspectie 2005 (3/6).

Advies Archeologische Waarde Het wrak is behoudenswaardig en daarom is een fysieke bescherming aangebracht.

Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Nvt Herinneringswaarde Nvt

Fysieke kwaliteit Gaafheid 3 Conservering 3

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 3

Informatiewaarde 3 138 Voor enkele algemene opmerkingen met betrekking tot de administratieve Ensemblewaarde Nvt gegevens, de werknaam, het alias en de Representativiteit 3 waarderings­systematiek zie hoofdstuk BZN 2, eerste vier noten. 144 —

Bescherming In 1988 aangewezen als beschermd monument (rijksmonumentnummer 361751) en in dat najaar fysiek beschermd door afdekking met gaas en 5000 zandzakken. Bij uitge- breide inspectie in 2000 bleek de bodem rondom ernstig verdiept en waren niet eer- der geziene constructiedelen van het voorschip vrijgespoeld. Op het voorschip werd direct aanvullende afdekking aangebracht met steigergaas. Opeenvolgende inspecties in de jaren 2001-2003 toonden aan dat over de hele vindplaats aanvullende afdekking dringend nodig was. In 2003 is derhalve op grote schaal de hele site met steigergaas opnieuw afgedekt. Dat is rondom gebeurd tot ruim buiten de eigenlijke wrakgrenzen om (opnieuw) onderslijping van de afdekking tegen te gaan (2210 m2 gaas aange- bracht rondom en deels op de wrakbult). In 2004 en 2005 werd vastgesteld dat dit tot dan uitstekend gewerkt had.

Bedreigingen De beschreven ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen (hoofdstuk 3).

Opmerking Vindplaatsen met fysieke bescherming hebben periodiek onderhoud en reparatie no- dig. Sportduikers respecteren in het algemeen fysiek beschermde vindplaatsen, zo- lang er (van overheidswege) serieuze aandacht aan besteed wordt. Uit meldingen uit 2010 is gebleken dat de afdekking dringend onderhoud behoeft.

Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie, Lelystad) - Onderwatervideobeelden NISA-duikteam

Ongepubliceerde rapportages door - Den Brave, J.A., Tabakspijpen aan boord. Een overzicht van de kleipijpen uit de derden wrakken van het Burgzand (Waddenzee), (rapportage 2006). - Kleij, Piet, Van Texelstroom VI tot Vogelzand VII. Archeologische streekinventarisatie westelijke Waddenzee (in 1990-1991 bij Texelse duikers verzamelde gegevens over 13 wrakken; ongepubliceerde rapportage Kleij, 1991b). - RING-rapportages, september 2000, november 2000, oktober 2002.

Literatuur - Habermehl, Nico, Scheepswrakken in de Waddenzee (1500-1900), (Lelystad 2000). - Kleij, Piet, Onderwaterarcheologie rond Texel. Een schatkamer onder de zeespiegel­ , (Oudeschild 1991). - Maarleveld, Th.J., in: W.A. van Es e.a. (eds) Archeologie in Nederland. De rijkdom van het bodemarchief, (Amsterdam/Amersfoort 1988), 189-191. - Van der Land, J., ‘De conservering en restauratie van een 17de-eeuwse schoen en een bijbelomslag’, Jaarverslag onderafdeling scheepsarcheologie 1985, (Lelystad 1985), 28-30. - Vos, Arent, ‘Waddenzee* Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2000, 33e jaargang 2001, 58-62. - Vos, Arent, ‘Duikers NISA terug in Lelystad. Het archeologisch duikseizoen 2000 zit erop’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 5, nr 1, november 2000, 3-4. - Vos, Arent, ‘Texel * Waddenzee’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2001, 34e jaargang 2002, 39-43. - Vos, Arent, ‘NISA sluit succesvol archeologisch duikseizoen 2001 af’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 6, nr 2, november 2001, 6-8. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2002, 35e jaargang 2003, 48-53. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2003, 36e jaargang 2004, 51-55. - Vos, Arent, ‘Duikseizoen 2003 was vondstarm’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 8, nr 2, november 2003, 20-22. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2004, 37e jaargang 2005, 45-46. - Vos, Arent, ‘Duikseizoen 2004, van Zweedse oorlogsschepen en strijkijzers’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 9, nr 2, november 2004, 18-21. - Vos, Arent, ‘Van zeestromingen en paalwormen, of hoe oude scheepswrakken verdwijnen’, in: Arent Vos en Jeroen van der Vliet (red.), Natuurlijke processen als verstoorder; archeologisch erfgoed bedreigd door een verstoorder die niet betaalt, (SNA Amsterdam 2005), 7-14 - Vos, Arent, ‘Waardestellende verkenningen onder water’, Archeobrief Stichting voor de Nederlandse Archeologie 9e jaargang, nr. 4, december 2005, 6-11 - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006, 48-49. 145 —

de bevoegdheid van de Afdeling Scheeps­ 8.2 Vondstgeschiedenis archeologie te Ketelhaven.141 Die operatie werd uitgevoerd op 27 juli. De duikploeg stelde vast dat de vindplaats omstreeks 40 m lang en 15 m Medio juli 1985 had garnalenvisser Alfons Boom breed was en dat het schip zwaar van bouw was. met zijn schip TX 10 ten oosten van Texel een zo- Behalve het kanon werden onder andere het bij- genaamde haker, wat betekent dat zijn sleepnet behorende rolpaard, musketkogels met een ko- op de bodem bleef hangen. Naar men vermoed- perdraad ertussen,142 schoeisel en een leren de waren resten van een scheepswrak de oor- boekomslag143 geborgen. Dit gebeurde onder zaak. Scheepswrakken werden in die tijd dikwijls grote belangstelling van publiek en pers. op deze manier voor de eerste keer gevonden en Achteraf is gebleken dat kort daarna in stilte nog vissers waren bekend met vele locaties waar een kleiner bronzen kanon is geborgen, met dergelijke obstakels op de zeebodem lagen. daarop het jaartal 1639. Boom gaf een tip aan de duikgroep Phileas Fogg, In augustus 1986 voerde de veldeenheid van de destijds bestaande uit Hans Eelman, Jack AAO gedurende vijf dagen een onderzoek uit.144 Betsema, Flip Duinker en Nan Westerlaken. Bij herlezing van de toenmalige duikrapportages Enkelen van hen gingen op 20 juli op onderzoek valt op hoe onervaren we nog waren. We moes- uit. Zij ontdekten op circa 6 m diepte het wrak ten leren om onder lastige duikomstandigheden dat we nu aanduiden met de werknaam BZN 3. – harde getijdenstroom en slecht zicht – dik be- Dat dit wrak niet eerder was gevonden verklaar- groeide, zwaar aangevreten en gedeeltelijk uit den zij doordat het vroeger dieper onder het elkaar gevallen scheepsconstructies te herken- zand had gezeten. Een jaar of tien eerder was nen en te documenteren. Bij de interpretatie van het hier naar hun zeggen slechts twee meter de verschillende dagzomende constructiedelen diep en zat het wrak wel vier meter onder het hadden we het in een enkel geval nog wel eens zand.139 Bij hun verkenning ontdekten de duikers bij het verkeerde eind. Zo werd de bijna 20 m een bronzen kanon met het jaartal 1638. lange opstaande constructie in noordwest geïn- De vondst werd daags na de ontdekking gemeld terpreteerd als een versterkt dek. Met de kennis bij de toenmalige coördinator onderwater­ en ervaring van nu zouden we dezelfde con- archeo­logie van het Ministerie van WVC, Thijs structie beschouwen als het volledige samenstel Maarleveld140 en op woensdag 24 juli werd sa- van een boord, ter hoogte van een berghout en men met hem een duik gemaakt. Omdat men aan de binnenzijde versterkt met zware katte- vreesde voor concurrentie, werd besloten om sporen (zie kadertekst op p. 164). De inhouten in het kanon zo snel mogelijk veilig te stellen onder dit boord – in de duikrapportages abusievelijk

139 Texelse Courant, 26 juli 1985 (en diverse andere kranten). 140 Omstreeks dezelfde tijd werden ook de wrakken BZN 1 en BZN 2 gemeld. 141 Voor de plaats van Ketelhaven in de geschiedenis van de Nederlandse onderwaterarcheologie zie: Vos 2009b. 142 Vergelijkbare musketkogels met een messingdraad ertussen zijn gevonden op het wrak van VOC-retourschip de Batavia (Green 1989, 71) en andere scheeps­wrakken. Deze draadkogels werden in historische bronnen ook wel ‘schorpioenen’ genoemd. 143 Van der Land 1985. 144 Dit duikteam bestond uit hoofd van de AAO, Thijs Maarleveld, en medewerkers Afb. 8.1 Zaterdag 27 juli 1985. Het bronzen kanon dat in Afb. 8.2 Draadkogels of schorpioenen maken de kans Jef van de Akker, Peter Stassen, 1638 door Everardus Splinter is gegoten voor de groter om met één schot iemand te raken. Boudewijn Goudswaard en Arent Vos. Gewerkt werd met Hans Eelman en Arie Admiraliteit van Amsterdam, is gelicht. van der Vis vanaf m.s. Phileas Fogg. 146 —

Afb. 8.3 De Volkstkrant 25 juli 1985 147 —

aangeduid als dekbalken – hebben als hoofdmaat ongeveer 17 x 17 cm, huid- en wegeringgangen zijn 7-8 cm dik en de inhouten van de kattesporen hebben een doorsnede van ruwweg 35 x 35 cm. Ten oosten van deze constructie werden op twee niveaus dekresten herkend. Andere details die zijn geschetst, zijn een geschutspoort in midden- oost (51 cm breed x 46 cm hoog) en een grote, bovendeksliggende bult bakstenen in zuid-oost, die is geïnterpreteerd als de oven. Een baksteen die geborgen was uit deze oven en zich in een particuliere collectie bevond, was bedekt met Afb. 8.4 Onderwateropname van een deel van de oven, gebouwd van gele bakstenen. kalk145, van het soort dat indertijd als metselspe- cie werd gebruikt. Een concretie op de gemet- selde muur van de oven was mogelijk een muur- takken, bedoeld als voorraad brandhout. In to- anker. Door de ovenresten te vergelijken met de taal zijn drie grote gietijzeren kanonnen gezien, gemetselde kombuis, die is aangetroffen in het die verticaal staan en zodoende nog door de ge- wrak van de Wasa, wordt duidelijk hoe de con- schutspoorten lijken te steken, soms met resten structie van de oven geweest kan zijn.146 Alleen van de rolpaarden er nog bij. Meer naar noord nader onderzoek kan meer zekerheid verschaffen. zijn temidden van allerlei los hout nog eens twee Er zijn brandsporen op de bakstenen geconsta- kleine ijzeren kanonnen gezien. Uit sonderingen 145 Kleij 1991b, 103. teerd en aan de zuidkant van de oven lagen veel met een spuitlans bleek dat de sedimentlaag 146 Hocker 2006, 372-375.

Afb. 8.5 Zijaanzicht van de scheepsoven (westelijke wand). 148 —

Afb. 8.6 Bovenaanzicht van BZN 3 na het onderzoek in 1986. 149 —

binnen de zichtbare grenzen van de scheepscon- als borden, lepels, een beurs met over de hon- structie 0,2 - 1,8 m diep was. Daaronder werd derd munten. Een gouden munt werd aan hout gevoeld. Ten westen van de opstaande Minister Brinkman aangeboden en in bewaring constructie werd tot op een afstand van onge- gegeven aan het Penningkabinet (2 escudos, veer vijf meter op dieptes van 1,3 - 1,9 m (ver- Spanje, Philips II (1555-1598)). Bij deze acties is moedelijk) hout gevoeld. Een belangrijk gegeven (vooralsnog) slechts een klein gedeelte van de is dat in 1985 en 1986 geen enkele aanwijzing omvangrijke vindplaats verstoord.” werd gevonden over wat het voor-, en wat het Bij de aanvraag werd met betrekking tot de achterschip was. identificatie van het wrak het volgende toege- In 1988 werd geprobeerd om dit wrak als eerste voegd: beschermde monument onder water aange- “Spoedig na de ontdekking van het kanon met merkt te krijgen. In de brief van 30 maart 1988, het jaartal 1638 werd de suggestie gedaan dat waarin het voorstel werd gedaan tot bescher- het bij dit grote schip zou gaan om het VOC- ming van het scheepswrak BZN 3 – toen nog ge- schip Rob of Zeerobbe dat in januari 1640 ten noteerd als BZN III – wordt een beknopte be- oosten van Texel is vergaan. De bevindingen tot schrijving gegeven van de vindplaats. Deze vat de nog toe sluiten deze identificatie geenszins uit inzichten van het eerste verkennende onderzoek […].” Het voorstel leidde tot een positief besluit in 1985 en de grove kartering door de duikers van (oktober 1988). Een “circelvormig gebied met de AAO in 1986 samen en heeft lange tijd gegol- een straal van 200 m en het middelpunt op de den als de officiële beschrijving en interpretatie: koördinaten WO 124.900 en ZN 562.400” werd “Op de vindplaats zijn over een gebied van 40 x officieel het eerste juridisch beschermde 15 m aan het bodemoppervlak restanten waar- Archeologisch Monument onder water. Als genomen. Tezamen geven die het beeld van een “Redenen van bescherming” noteerde de complete (stuurboord-?)zijde van een schip van- Monumentenraad kortweg: “het monument is af het boord (B) tot het onderste dek (F) en zoals van algemeen belang wegens zijn betekenis voor de sonderingen aangeven nog iets verder. Op de de wetenschap”.147 twee bovenste dekken zijn kanons met de daar- Kort na de aanwijzing, nog in de winter van 1988, bij behorende rolpaarden en spantouwen aan- kon ook fysieke bescherming van het aangewe- wezig. Bij de kleine opgraving in 1985 werd één zen monument worden gerealiseerd.148 Dat was exemplaar (A) verwijderd, tezamen met het rol- alleen daarom al belangrijk, omdat derden op het 147 1) Voorstel tot bescherming per brief van 5 april 1988, kenmerk MMA/MO-U- paard. De opgraving wees uit dat zich binnen de wrak aan het verzamelen waren geslagen, waarbij 1626. 2) Kennisgeving door de Minister scheepsconstructie een sterk organische afzet- inmiddels gouden munten waren gevonden. De van WVC van voornemen tot ting bevindt die rijk is aan vondsten. Afgezien bescherming per brief van 13 juli 1988. bescherming bestond uit het aanbrengen van een 3) Kennisgeving door de Minister van van kogels en schorpioenen (de draadkogels) geweven kunststof doek met zeer kleine maas- WVC van plaatsing op de vastgelegde werden een schoen en een boekomslag direct lijst van beschermde monumenten per wijdte over de belangrijkste dagzomende con- brief van 18 oktober 1988. Opmerking: naast dit kanon aangetroffen. Op één van de structiedelen. Vervolgens werden hoogteverschil- Hoezeer correcte plaatsbepaling op zee dekken is de gekantelde scheepsoven (J) aanwe- destijds nog een probleem was, blijkt len binnen de vindplaats uitgevlakt met wel uit de opgegeven positie voor wrak zig. Relatief kleine kanonlopen (I) liggen in een zandzakken van polypropyleen. Voor fixeren van BZN 3: X=124.900 en Y=562.400. Om dit gebied waar de zijkant bedekt is met een grote slechts tot op 100 m nauwkeurig de afdekgazen en uitvlakken van het terrein wer- bepaalde middelpunt is een hoeveelheid scheepshout dat nog slechts in ge- den 3500 zandzakken van 40 kg gebruikt. cirkelvormig gebied met een straal van ringe mate in verband zit. Aan de westzijde zijn 200 m aangewezen als beschermd Vervolgens werd in één keer een doek van 46 x 20 m gebied. Het thans op basis van betere twee opeengepakte ankers zonder stokken aan- over het gebied getrokken dat werd afgedekt met positiebepaling in Archis aangewezen getroffen. De geborgen kanonloop draagt het gebied steekt aan de oostzijde tot 20 m nog eens 1500 van dergelijke zandzakken. buiten de toen aangewezen cirkel uit. wapen van de Admiraliteit van Amsterdam, het Ondanks enkele praktische problemen bij de uit- 148 Deze werd uitbesteed aan Duik- en jaartal 1638, een gewichtsaanduiding en het Bergingsbedrijf Neptunes op Texel en voering, zoals de iets te krappe bemeting van het stond onder supervisie van B. merk: everardus ◊ splinter ◊ me ◊ fecit ◊ enchusae. hoofddoek en het gladde oppervlak van de zand- Goudswaard van de AAO. Voor een Afgezien van de vondsten uit de opgraving zijn uitgebreid verslag van de afdekking en zakken, waardoor sommige direct afgleden in de de werkwijze, zie de interne rapportage ter plekke door derden kleinodiën verzameld zo- slijpgeulen, werd ten slotte de operatie groten- van Goudswaard d.d. 12-12-1988. 150 —

Afb. 8.7 Schetsmatig overzicht van de inspectieresultaten in 2000. 151 —

Afb. 8.8 Schets van het vrijgespoelde voorschip. deels geslaagd geacht. In juni en september 1989 ren. Voor een echt veldseizoen was in dat jaar zijn nog twee inspecties uitgevoerd,149 waarbij vanwege de verhuizing van de AAO naar Lelystad meer doek en zandzakken werden aangebracht. geen tijd (zie p. 26). Eén van de weinige duikac- Hiermee was het afdekwerk afgesloten en was de ties in dat seizoen was een inspectie op het bescherming voorlopig stabiel. De voorheen dag- ‘zandzakkenrif’ van BZN 3. Deze actie en de zomende bovenkant van de vindplaats was (na- daaropvolgende duiken op de wrakken BZN 8 en genoeg) helemaal bedekt met gaas en 5000 BZN 9 vormden de aanloop tot het Burgzand­ zandzakken. Een belangrijk advies was om de site project, dat we daarom officieel laten beginnen regelmatig grondig te inspecteren, vooral ook ge- met die eerste inspectieduik op 10 augustus 1998. zien de dynamische condities. De inspectie op BZN 3 werd in slechts één tij uit- gevoerd; ’s middags werd al op BZN 8 gedoken. Achteraf gezien was dat te kort om de site goed 8.3 Monitoring van BZN 3, 1998-2005 te kunnen overzien. Het zandzakkenrif had de enorme oppervlakte van circa 60 m noord-zuid en 30 m oost-west en bood weinig aankno- 149 Door B.Goudswaard en A.Vos van de 1998 was het jaar dat het idee voor het gebieds- pingspunten voor oriëntatie. De conclusie van AAO en Duik- en Bergingsbedrijf gerichte onderzoek op het Burgzand werd gebo- de duikers was dat het grootste deel goed was Neptunes. 152 —

Afb. 8.9 Impressie van een stuk boordconstructie met kattesporen. De tekening geeft een goede indruk hoezeer al het hout aan de bovenkant is aangevreten door de paalworm. De grote steen hoort niet bij het wrak, maar is de ankersteen van oude betonning.

afgedekt onder het gaas en de zandzakken en zeebodem gewoon doorgegaan en de bult stak dat die afdekking goed werkte. Alleen langs de inmiddels 2 m en plaatselijk meer boven de om- randen werden slijpgeulen geconstateerd en ringende zeebodem uit. Langs de westrand was werden boorddelen gezien. het talud zeer steil en langs deze lijn konden dan In 2000 werd de inspectie grondiger aangepakt. ook in noordwest en zuidwest fragmenten van Bij elkaar werd in twee dagen 21 uur onder water de scheepsconstructie worden waargenomen, gewerkt. Langs de westzijde werd 60 m meetlint net als de inmiddels hoog vrijgespoelde ankers. uitgelegd. Systematisch werden met behulp van Nu bleek het te gaan om een partij van maar een kompas haaks op het meetlint oost-west liefst zes grote exemplaren in plaats van slechts raaien gezwommen, aan beide zijden tot ruim de ene waarvan eerder de bovenkant gezien was buiten de grenzen van de zichtbare afdekking. (zie ook p. 64). Ook langs de noord- en zuidgrenzen is het ge- Ten zuidwesten van de zandzakkenbult, waar bied goed afgezwommen, continu gebruik ma- nooit enige afdekking terecht was gekomen, kend van het kompas. Zo werd het hele gebied bleken over een oppervlak van ruwweg 15 x 10 m intensief bekeken en werden de waarneming delen van het voorschip uit de zeebodem te zijn zeer precies vastgelegd. Dit leidde voor het eerst vrijgespoeld. De complete voorsteven lag daar tot een werkelijk inzicht in de toestand van de bijna horizontaal, maar nog net iets schuin op de afdekking als geheel. bodem. Twee berghouten en een reeks huidgan- De zandzakkenbult was vrijwel pal noord-zuid gen zaten aan de ene kant in de sponning in de georiënteerd. In de lengterichting strekten de voorsteven en staken aan de andere kant schuin zandzakken zich uit over een afstand van circa 55 omhoog. Daarachter zaten haaks op de huid- m en in breedterichting (west-oost) altijd wel gangen de draaispanten van de boeg en de in- over 18-20 m, maar rond het midden van de site houten van de boorden. Meer naar achter in het beliep de afstand 30 tot 35 m. De minste diepte boord was de complete sandwich van huid, op de bovenkant van de bult was 5,5 - 6 m. Aan spanten en wegering nog aanwezig, met katte- de oostzijde ging de bult heel geleidelijk over in sporen aan de binnenkant. Hoog in de boeg, aan de zandbodem, maar aan de westkant eindigde de binnenzijde van de draaispanten, zaten en- hij tamelijk abrupt in een soms steil talud. kele kropstukken. Een paar meter oostwaarts Geconcludeerd kon worden dat de afdekking als staken drie balken van een dek op een rij uit het geheel na 15 jaar nog steeds werkte. Rondom de zand. Van de diverse dagzomende delen zijn bult was echter de geleidelijke verdieping van de schetsen gemaakt, er zijn video-opnames ge- 153 —

Afb. 8.10 Ongeveer midden-west lag over een lengte van 8 m boord met de bovenkant net vrij uit de bodem. In een slijpgeultje zien we twee berghouten. 154 —

Afb. 8.11 In 2003 is de bestaande afdekking rondom aangevuld tot ruim buiten de bekende wrakgrenzen.

maakt en er zijn voor het eerst op dit wrak hout- te zijn vrijgespoeld en de omringende bodem monsters genomen voor een datering. Tot slot is was nu zozeer gedaald dat bij voortgaande ero- het voorschip provisorisch afgedekt met 2 gazen sie ook de rest van de site werd bedreigd. Langs en 25 zandzakken. Direct ook werd bij de ROB- de lange westzijde was dat in wezen al het geval. afdeling Behoud Maritiem de aanbeveling ge- Een belangrijk aspect van de ontdekking van het daan om financiering vrij te maken voor groot- voorschip was dat we nu wisten wat op deze schalige aanvullende afdekking op dit vindplaats voor- en achterschip is. Het in 1988 beschermde monument en om de vindplaats de afgedekte boord met de opstaande dekken komende tijd jaarlijks te inspecteren. In betrek- bleek een bakboord te zijn. Het voorschip lijkt kelijk korte tijd bleek immers het hele voorschip destijds in een diepe slijpgeul te zijn gebroken en 155 —

Afb. 8.12 Een multibeam sonarbeeld uit 2006. De netten hebben hun werk goed gedaan, want de wrakbult steekt enkele meters boven de omringende zeebodem uit. De (grenzen van de) afdeknetten zijn goed herkenbaar. afgedekt te zijn geraakt. De voorsteven is tot he- schikbaar te stellen om de bestaande afdekking lemaal bovenaan bewaard gebleven. grootschalig aan te vullen. In 2001 werd slechts één dag (maar wel één met In 2002 werd twee volle dagen (circa 25 uur) ge- bijna 14 duikuren) besteed aan algehele inspec- doken op dit wrak. Een deel van de werkzaam- tie en afdekwerk op het voorschip. De provisori- heden werd besteed aan het plaatsen van een sche afdekking over het voorschip van het vorige ‘datalogger’ voor het MoSSproject (zie pagina jaar bleek redelijk wat zand te hebben ingevan- 257). In het noorden van de lange westzijde werd gen. Nu werden vier netten van 12 x 3 m over een 30-40 cm hoog uit de bodem stekend stuk het voorschip gelegd om het zand daar nog ver- boordconstructie met kattesporen getekend. der omhoog te trekken en vast te houden. Eerst Ongeveer midden-west lag over een lengte van waren zes webpunten geplaatst en ingemeten, 8 m boord met de bovenkant net vrij uit de bo- waarna op basis hiervan een schets is gemaakt. dem, dat eveneens is gedocumenteerd. Hierbij werd duidelijk dat ook hier ten minste De oriëntatie van de constructie van het frag- een tweede dek in de ondergrond aanwezig was. ment in noord, met de kattesporen naar het In het algemeen waren de bevindingen over de westen gericht, was hetzelfde als van het stuk toestand van de afdekking nog steeds positief, dat in 1986 was gedocumenteerd (zie p. 145). maar langs de lange westzijde werden op diverse Kattesporen zitten in een schip echter aan de plaatsen stompen huid-spant-wegering onder binnenkant. Dit betekent dat het fragment het wapperende doek gevonden. Het hout was boord in noord was omgeklapt ten opzichte van door de paalworm opgevreten tot op het niveau de boordconstructie in midden-west. In mid- van het zand. We moeten ons realiseren dat de west zagen we wel de buitenkant van het boord, bodem hier sinds 1986/1988 met een kleine 2 m gekenmerkt door twee berghouten. is gedaald en dat daarmee een gelijke hoogte Het formaat van de spanten, met diktes varië- aan scheepsconstructie is verdwenen. Opnieuw rend van 12 tot 16 cm en breedtes van 14 tot 22 werd de aanbeveling gedaan om middelen be- cm, duidt op een middelzware constructie ter 156 —

hoogte van de berghouten. De berghouten wa- glooiende hellingen ontstaan en op veel plekken ren 16-18 cm dik en voor de wegering en de lag zand op het gaas. De partij ankers stak min- huidgangen werd 7-8 cm dikte opgetekend, net der dan 1 m uit het zand. als in 1986. Een fragment van het berghout is In 2005 ten slotte werd de vindplaats op 3 juni meegenomen als dendromonster. met vijf duikers geïnspecteerd, weer gedurende Voor het overige werd geconstateerd dat het één tij. De afdekking lag er nog altijd uitstekend voorschip na de afdekking van 2000 en 2001 bij en werkte goed. Het hoogste punt op de bult goed was ingezand, maar dat de verdieping (in noord) was slechts 4,3 m diep. Vreemd ge- rondom het wrak zich had voortgezet. Langs de noeg is dat ruim 1 m minder diep dan eerder ooit oostzijde was nu hout vrij komen te liggen en op deze locatie is geconstateerd. Misschien dat langs de westzijde in de geul waren nu lagen hier zandzakken waren verplaatst door visserij- klei, mogelijk wrakvulling, aan het vrijspoelen. activiteiten. De grootste diepte werd gevonden In 2003 is elf dagen onder water gewerkt, met in een slijpgeul noordoost van de afdekking op als doel de grootschalige aanvulling van de af- 9,8 m, maar overwegend was de diepte rond de dekking. Bij een eerste inspectie bleek er niets bult 7,5 - 8,5 m en langs de randen van de afdek- dramatisch veranderd te zijn ten opzichte van king 8-9 m. Ter vergelijking: toen het wrak in het voorgaande jaar. Wel leek er sprake te zijn 1985 voor het eerst werd aangetroffen, werd een van een verdere uitslijping en aan de westzijde diepte rondom van 6 tot 7 m gemeld. Een goede waren de nodige zandzakken van de bult afge- indicatie voor in- of uitzanding vormde weer de gleden, waardoor de afdekking op sommige partij ankers aan de westzijde. Die staken nu nog plekken achteruit was gegaan. Het diepste punt slechts 0,5 m uit het zand. dat gedurende deze campagne in een slijpgeul Op een enkele plek bovenop de bult waren de af- om de kop van noord werd gemeten was 9,8 m dekkende zandzakken nu helemaal weg en was (HW). Langs de westzijde werden lange netten het afdekdoek uit 1988 zichtbaar. Dit is een aan- gelegd, zodanig dat ze de zandzakkenbult enigs- wijzing dat de top van de bult is geraakt tijdens zins overlapten en tot op flinke afstand westelijk sleepnetvisserij (zie ook het interview met de ervan, om verdere uit- en onderslijping tegen te Texelse duikers Jack en Gerrit-Jan Betsema in gaan. Ook op andere plekken, helemaal rondom, hoofdstuk 5). Het oude doek verkeerde overigens werd op dergelijke wijze aanvullend gaas gelegd. nog in uitstekende conditie. Eigenlijk overal was Elke dag ook werden de eerdergelegde gazen ook het in 2003 gelegde steigergaas nog goed en opgeklopt, waardoor erop liggend zand erdoor- onbeschadigd. Alleen waar de oostelijke gazen op heen werd geschud. Zo zagen we tijdens het de bult aankomen werden scheuren geconsta- werk al de bodem op en direct rondom het wrak teerd, maar hieronder ligt nog de afdekking uit significant omhoog komen. 1988. Geen direct gevaar dus, maar weer blijkt Toen we vertrokken, was het algemene resultaat monitoring en onderhoud een noodzakelijke zeer bevredigend. De eerder 9,8 m diepe slijpgeul voorwaarde voor zekerheid op langdurig­ behoud. was nog slechts 8 m diep en het grootste deel van In 2006 was het archeologisch duikteam van de de scheepsconstructie was zo goed als geheel on- Rijksdienst opgeheven en daarmee eindigde het der het zand verdwenen. Rond de partij ankers structurele, jaarlijkse veldwerk onder water. In was de bodem ook al een halve meter omhoogge- september 2009 werd door een nieuw, tweekop- trokken. Belangrijk is dat al dit zand was vastge- pig regieduikteam van de Rijksdienst, aangevuld legd ónder het uitgerolde steigergaas en dus niet met twee professionele duikers uit de commer­ zomaar weer kon wegspoelen. In totaal is circa ciële duikwereld, op dit wrak gedoken.150 In de 2210 m2 gaas gelegd, verzwaard met 390 m ketting verslaglegging wordt gesteld dat men niet met en onderling verbonden met 7900 tie-wraps. de voor dit werk meest ge­ëigende ervaring en 150 Zie: interne rapportage door Jeroen Op 5 juli 2004 werd de site gedurende één tij uitrusting aan het werk is geweest. Onder het Vermeersch, Rapport monitoring Burgzand Noord-wrakken BZN 3, 9 en door zes duikers geïnspecteerd. De afdekking lag kopje ‘Conclusies en aanbevelingen’ wordt ge- 10. er uitstekend bij. Er waren mooie, geleidelijk meld dat wrak BZN 3 er relatief goed bij ligt. 157 —

Relatief, omdat de bescherming een groot gat in zien. In 2000 zaten de belangrijkste elementen het gaas zou vertonen rondom de ankers in het daarvan zelfs nog in verband, met huidgangen noordwesten van de wrakbult. Verder in het zui- en berghouten in de sponning van de steven en den, ter hoogte van de boeg, is ook een gat op- daarachter de steekspanten, wegering en krop- gemerkt in het gaas en daar was een stuk van de stukken. Het schip lijkt eerder een lengte over de wegering zichtbaar. Verder is “een zekere achter- stevens van 40-45 m te hebben gehad dan van uitgang” van het gaas zelf vastgesteld. Van de 35-40 m, waarmee het tot de grootste schepen ankers wordt gemeld, dat die “nog steeds” circa van zijn tijd hoorde. Het in 1986 getekende 2 m uit de bodem steken wat moeilijk te rijmen is boord is stellig een bakboord, met de binnen- met de hierboven beschreven ervaringen: bij de zijde omhoogliggend. Dat lijkt nagenoeg com- voorlaatste inspectie in 2005 stak de top van het pleet aanwezig tot de verschansing langs de cluster maar 50 cm boven het zand uit. In de vier oostrand (K), al is die nooit vrij gezien en gedo- jaar die sindsdien waren verstreken, zouden de- cumenteerd. Het schip had vermoedelijk twee len van de afdekking kapot kunnen zijn getrok- doorlopende dekken en een koebrugdek. Het ken – bijvoorbeeld door sleepnetvisserij – met als meest prominent zichtbare dek (D) was waar- gevolg dat het ingevangen zand weer weg heeft schijnlijk de overloop, ofwel het onderste door- kunnen spoelen. In de rapportage wordt daar- lopende dek. Op dat dek is een aantal forse giet- naast melding gemaakt van een waarneming ijzeren kanonnen gezien (F), die verticaal staan door sportduikers, die een week eerder op het met de lopen naar beneden gericht. Die staan wrak hadden gedoken. Zij hadden gemeld dat bij daar vrijwel zeker op hun oorspronkelijke plek het voorschip hout door het gaas heen stak. met de lopen door de geschutspoorten. In hoeverre de afdekking in 2009 beschadigd Vermoedelijk liggen er plat in de wrakvulling, die was, wordt uit het monitoringrapport niet goed daar blijkens de sondering tot circa 1,3 m diep is, duidelijk, maar wel komt eruit naar voren dat nog wel meer stukken. Ook het in 1985 geborgen het gaas over het voorschip onvoldoende zand bronzen stuk uit 1638 (G) stond op ditzelfde dek heeft kunnen invangen. Mogelijk stond het gaas met de loop naar beneden. In de richting van het toch nog iets te steil over de constructie, (zie voorschip is op dit dekniveau een grote, gemet- hoofdstuk 5, p. 96), want in het algemeen werkte selde oven aangetroffen (H) en richting achter- het zandinvangen juist boven verwachting goed. schip lagen in 1986 twee kleine gietijzeren kanon- nen bloot. Het schip was dus goed bewapend. Er is helaas nooit een proefsleuf gegraven over 8.4 Algemeen beeld en datering het middenschip, waardoor de samenhang van de verticaal uit het zand stekende constructies met meer zekerheid had kunnen worden ver- De interpretatie van de vindplaats, zoals die klaard. Toch is, met een (kleine) slag om de arm, sinds 1985-1988 opgeld deed, kan inmiddels be- een interpretatie wel degelijk mogelijk. De ge- hoorlijk worden aangevuld en bijgesteld. Door schutspoort bij J moet boven een tweede door- de inspecties van het archeologisch duikteam lopende dek, het verdek, gesitueerd worden. De weten we nu waar het voorschip ligt en dat het afstand boven het meest prominente dek (D) is dagzomende boord geen stuur-, maar een bak- veel te groot en bovendien staan evenwijdig aan boord was. Ook de reeks waarnemingen langs de verschansing (K) ook enkele balken op een rij de lange westzijde en een betere interpretatie uit het zand omhoog. Dat zijn waarschijnlijk dek- van de daar liggende constructies heeft geleid balken van het tweede dek en vermoedelijk is dit tot belangrijke nieuwe inzichten. ongeveer de kuil van het schip. De bovenkant De scheepsconstructie ligt vrijwel noord-zuid van de constructie ligt op deze plek tamelijk on- (achterschip-voorschip). Het achterschip is nog diep onder het sediment. Het is dus niet ver- altijd niet gevonden, maar in zuid is een com- wonderlijk dat de dekconstructie hier groten- plete boeg met volledig intacte voorsteven ge- deels verdwenen is. Een balkweger zal hier 158 —

echter ongetwijfeld nog op het boord aanwezig zijn. Van een bakdek voor, en een half- en cam- pagnedek achter is geen spoor gezien. Westelijk van de lijn van het prominent opstekende over- loopdek (D) zijn twee rijtjes opstaande balken te zien, één in noord (C) en één in zuid. Mogelijk zijn dit de balken van een koebrugdek. Oostindiëvaarders, en met name retourschepen, hadden vaak een extra dek in het ruim, waarop op de heenreis de soldaten voor dienst in Indië bivakkeerden en op de terugreis de specerijen hoog en droog konden worden opgeslagen. Een dergelijk koebrugdek werd niet beschouwd als een structureel onderdeel; het kon betrekkelijk makkelijk worden verwijderd, wat voor de vaart in Aziatische wateren ook wel tijdelijk gebeurde. Schepen met zo’n extra dek in het ruim werden gewoon beschouwd als tweedekkers. De meest westelijke begrenzing van de vind- plaats werd gevormd door de constructie langs Afb. 8.14 Bovenop het kanon staat het wapen van de de lijn B-B. Deze is altijd geïnterpreteerd als een admiraliteit van Amsterdam. Ook dit is door de dekniveau, maar dat moet worden herzien. Het schurende werking van het zand enigszins afgesleten.

Afb. 8.13 Tekening van het bronzen kanon van Kylianus Wegewaart uit 1639 (tekening Nico Brinck). 159 —

Afb. 8.15 Hoewel geërodeerd is de naam van de gieter nog goed te lezen: Kylianus Wegewaart. is zonder twijfel de constructie van een boord hout dat niet al te zeer zou zijn aangetast en met kattesporen (zie kadertekst op p. 164). Het waar spinthout op zat. Uiteindelijk zijn bij elkaar in 1986 getekende deel, evenals het in 2002 ge- zes dendromonsters meegenomen, waarvan bij documenteerde, uiterst noordelijke deel, had de nader inzien slechts vier geschikt waren voor on- kattesporen aan de westwaartse zijde van de derzoek.152 Twee daarvan waren niet aan een dagzomende constructie. Meer zuidelijk was, jaartal te koppelen. Eén monster, afkomstig van eveneens in 2002, een 8 m lang stuk boord ge- een berghout (BZN3-352) had weliswaar 111 jaar- documenteerd met twee berghouten aan de ringen, maar door het compleet ontbreken van westkant. Het moet hier dus om het stuurboord spinthout kon niet nauwkeuriger worden geda- gaan en wel een deel dat zich tamelijk hoog in de teerd dan na 1500 (jongste ring: 1480). Slechts constructie bevond. Daaruit kan worden afge- één monster leverde een veldatum. Inhout leid dat niet alleen een stuk stuurboord, maar BZN3-207, afgezaagd in het voorschip, had 63 ook het complete vlak in de ondergrond aanwe- jaarringen waarvan vier ringen spinthout. De zig moet zijn. Uit de sonderingen blijkt ook in- jongste ring was uit 1628. Op basis van de ge- derdaad dat er vanaf de verschansing in oost tot bruikte ‘spintstatistiek’, waarbij voor bomen tot aan de boordconstructie in west ononderbroken 100 jaar het gemiddeld aantal spintringen wordt hout in de ondergrond zit. Het gewelfde verloop gesteld op 16 ± 5, is de veldatum bepaald op daarvan correspondeert prima met de vorm van 1640 ± 5 (vier van de 16 ringen waren immers een scheepsromp.151 Het wrak is dus waarschijn- aanwezig).153 Het is een summiere oogst, maar lijk nog vollediger aanwezig dan eerder werd op basis van dit gegeven zou de boom gekapt vermoed. Hoe het noordelijke en het zuidelijke kunnen zijn tussen 1635 en 1645 en het schip ge- deel van de westelijke boordconstructie zich bouwd na 1635. Het is echter riskant op basis van precies tot elkaar verhouden, kan alleen door slechts één, niet meer dan redelijk nauwkeurig nader onderzoek definitief worden bepaald. bepaalde kapdatum al te harde conclusies te Waarschijnlijk echter is een deel van de stuur- trekken. Dat heeft de ervaring met dendrochro- boordconstructie gebroken en ter plekke omge- nologisch onderzoek wel geleerd. Er kan bijvoor- klapt in westelijke richting. beeld sprake zijn van reparaties met jonger hout. Wanneer we hier voorlopig gemakshalve spre- Datering van de bouw ken van een bouwdatum ‘omstreeks 1640’ moet 151 “Aflopend van 0,2 m op het boord bij de Bij de onderzoeken in 1985 en 1986 is geen hout dat voorbehoud worden gemaakt; dit geldt te- verschansing tot een grootste diepte van meegenomen voor dendrochronologisch onder- meer daar er sprake is van een identificatie van circa 1,5 m tussen de koebrug en het zoek. Omdat in 1988 het grootste deel van de dit wrak als het VOC-schip de Rob, die op 5 janu- boord in west en dan richting dat boord weer oplopend tot circa 1,2 m”. vindplaats is afgedekt met zandzakken, was er ari 1640 is gezonken. Duikverslag P. Stassen 23/8/1986. daarna niet veel gelegenheid meer voor. Wel 152 RING-rapportages, september 2000, november 2000, oktober 2002. werd tijdens de inspecties altijd scherp gelet op 153 RING, kb3 02.1. 160 —

Afb. 8.16 Tekening van het kanon van Everhardus Splinter uit 1638.

Datering van de ondergang enkel object gevonden dat met die datering in Vanaf de eerste ontdekking van het wrak heeft tegenspraak is. het kanon van Everhardus Splinter een belang- rijke rol gespeeld bij de datering van de onder- gang. Aangezien het kanon in 1638 is gegoten, 8.5 Vondsten kan het schip niet eerder dan dat jaar zijn ver- gaan. Naar we nu weten, is er in 1985 ook een bronzen zesponder geborgen met als tekst kylia- Uit wrak BZN 3 zijn lang niet zoveel vondsten af- nus wegewart me fecit campis A° 1639, met komstig als uit BZN 2. Hier is dan ook nooit een daarnaast het wapen van de Admiraliteit van proefsleuf gegraven en het wrak is kort na de Amsterdam.154 Een probleem met de datering op ontdekking afgedekt. Desondanks is het in het basis van de jaartallen op kanonnen is echter dat bestek van dit boek ook voor dit wrak ondoenlijk deze wapens zeer lang mee konden gaan en al het vondstmateriaal te behandelen. daarna zelfs nog als ballast of lading vervoerd Bij het onderzoek in juli 1985 zijn enkele objec- konden worden. In wrak BZN 2 hebben we een ten geborgen, waarvan een deel al eerder is ge- tekenend voorbeeld gezien van hoe datering van noemd. Het meest belangwekkende was het een heel complex kanonnen onderzoekers in bronzen kanon van Everhardus Splinter uit 1638, eerste instantie danig op het verkeerde been kan waarvan de betekenis voor de functie en date- zetten voor de juiste interpretatie van functie en ring van het schip hierboven is beschreven. Evert 154 Jack en Gerrit-Jan Betsema vertelden de auteur de vondstgeschiedenis (03-12- datering van een wrak. In dit geval echter zijn Splinter was werkzaam als geschutgieter te 2011). Het staat buiten kijf dat dit kanon Enkhuizen in de periode 1625-1642. Het kanon van wrak BZN 3 afkomstig is. In oktober behalve de beide kanonnen ook tientallen mun- 1998 is het getekend door Nico Brinck. ten gevonden, die aangeven dat het schip zeer uit zijn gieterij dat deel uitmaakte van de bewa- Vanaf 2012 is het tentoongesteld in de waarschijnlijk laat in 1639 of vroeg in 1640 ge- pening van BZN 3 was rijk versierd en droeg de nieuwe afdeling van het Maritiem en Jutters Museum te Oudeschild. zonken is (zie hieronder, Vondsten). Er is geen wapens van de stad Amsterdam en de 161 —

Admiraliteit van Amsterdam. Achterop de kulas het platlood uitgesneden. Dergelijke nokken stond het gewicht: 2600 Amsterdamse ponden stonden alleen op bronzen stukken en niet op (1284 kg). Het kanon is door Jan Piet Puype (in- het gietijzeren geschut. dertijd werkzaam bij het Nederlands Een belangrijk object is een messing tabaksdoos, Scheepvaartmuseum) geïdentificeerd als een gevuld met twaalf koperen en zilveren munten twaalfponder. De lengte van de loop is 271 cm en en een zogenaamde rekenpenning. De munten de breedte over de tappen 53,6 cm. De ziel heeft in de tabaksdoos, die te interpreteren zijn als een diameter van 12 cm en een lengte van 239 persoonlijke bezittingen, waren alle afkomstig cm. Van achter naar voren waren daarin nog uit de Republiek. Dit is een aanwijzing voor de aanwezig een perkamenten kardoes, een gietij- nationaliteit van de eigenaar van het geld en in- zeren kogel (ø 11 cm) en een prop van touwwerk. direct voor die van het schip waarop hij voer. De vuurmond was afgedicht met een houten Even veelzeggend zijn de vele gouden en zilveren mondstop. De in de voorgaande paragraaf ge- munten, die als verkitte rolletjes in het wrak zijn noemde zesponder van Kylianus Wegewart is gevonden. Deze rolletjes zijn niet altijd als zoda- gegoten in 1639, eveneens voor de Admiraliteit nig herkend. Het verhaal gaat dat een van de van Amsterdam. duikers zo’n grijs verkitte staaf in handen heeft Bij de verkenning in augustus 1986 zijn nauwe- gehad, maar weer terug heeft gelegd als niet in- lijks objecten meegenomen en tijdens de inspec- teressant. In dat geval zou slechts een deel van ties in de periode 1998-2005 hebben de duikers de munten zijn geborgen. Een van de gouden er maar weinig aangetroffen. In de periode tus- twee-escudosstukken is in 1985 door Hans sen de ontdekking (zomer 1985) en de afdekking Eelman aan minister Brinkman van het toenma- (najaar 1988) zijn echter door diverse sportdui- lige ministerie van WVC gestuurd. De vindplaat- kers nog heel wat voorwerpen geborgen. Piet sen van de door duikers opgeraapte objecten Kleij heeft in zijn archeologische streekinventari- zijn overigens niet of nauwelijks gedocumen- satie geprobeerd zoveel mogelijk van deze teerd. vondsten te inventariseren.155 Bij elkaar heeft hij De munten zijn van groot belang voor de date- zo’n 140 objecten uit dit wrak kunnen achterha- ring van de ondergang. Ze zijn gedetermineerd len, met inbegrip van de officieel archeologisch door A.Pol van het voormalig Koninklijk geborgen vondsten. Aantrekkelijke objecten in Penningkabinet.156 Kleij zette alle leesbare jaar- particuliere collecties zijn onder andere een lo- tallen op een rij, waarbij de munten uit de ta- den inktpot, twee messing kandelaars, tinnen baksdoos met een asterisk zijn aangeduid: 1595, objecten als borden, een schotel, lepel, kom, 1605, 1613 (2x), 1615* (2x), 1618*, 1619*, 1619 mosterdpot en zoutvat. Of ook de twee loden (2x), 1620*, 1620, 1623, 1624, 1626, 1628*, 163?, zundplaten, waarbij op één vaag de afdruk van 163?, 1630, 1631, 1632, 1633 (4x), 1636 (2x), 1637, de letters ..K ◊ WEGEWA.. is gezien (waarbij de 1638, 1639 (9x). Ongeveer de helft van de mun- ruitvorm een scheidingsteken vormde tussen ten dateert uit de jaren 1630-1639. Geen van de twee woorden). Dit opschrift zou heel goed be- munten stamt uit 1640 of later. Munten, waar- trekking kunnen hebben op Hendrik Wegewaart van geen jaartal leesbaar was en die zijn geda- (1580-1624). Hij was aanvankelijk klokkengieter teerd aan de hand van de regeerperiodes van de in Kampen en was later als geschutgieter in afgebeelde vorsten, zijn volledig met dit beeld in Enkhuizen de voorganger van Evert Splinter. Dit overeenstemming. Geen van de regeerperiodes platlood duidt op de aanwezigheid van ten min- begint in 1640 of later. Hier hebben we een wel ste nog één bronzen kanon, gegoten door een zeer sterke aanwijzing voor een ondergang van lid van het geslacht Wegewaart. Bij het precies het schip laat in 1639 of vroeg in 1640. Kleij no- passend aankloppen van de loden afdekplaat teerde nog een aardig detail. Alle munten uit de over het zundgat is een deel van de meegegoten verkitte rolletjes waren afkomstig van buiten de belettering op de kulas doorgedrukt op de zund- Republiek. Kleij oppert de gedachte dat deze 155 Kleij 1991b, 100-138. plaat. Bovendien zijn er gaten voor de nokken in munten speciaal waren geselecteerd voor de 156 Thans het Geldmuseum in Utrecht. 162 —

handel met het buitenland. Misschien is er ech- wierde gedaan tegens de Spaensche vloot, ter nog een andere verklaring, die te maken doenmaals in Duyns ten ancker gekomen, die heeft met een eventuele rol van dit schip in de oock in October van ’t voorschreven jaar daar is slag bij Duins. aangetast en bevogten […], heeft de Compagnie, ten ernsten versoecke van Haar Ho.Mo., daartoe Is BZN 3 de Rob? gefurneert gehadt vier schepen, met namen Kort na de ontdekking in 1985 opperde Eelman Neptunes, de Rob, Ackersloot en de Zaeyer”.159 de gedachte dat het om het VOC-schip de Rob Tijdens de slag stond het VOC-flottielje onder zou gaan. Waarschijnlijk hebben de Texelse dui- leiding van commandeur Cornelis Corneliszn Jol, kers het standaardwerk Dutch-Asiatic Shipping ge- bijgenaamd Houtebeen. Van Dam beschrijft dat raadpleegd en gezocht naar VOC-schepen die Jol na de slag werd beloond met 100 ducatons gezonken zijn kort na 1638, het jaartal op het ka- en de schippers ieder met 100 daalders.160 non van Splinter. Daar staat inderdaad in het Overigens was Jol in ander verband bekend van- tweede deel (dat alle uitgaande reizen opsomt) wege zijn daden in dienst van de WIC, waarvan dat op 5 januari 1640 de Rob op de rede van ook schepen waren ingezet bij Duins. Omdat de Texel is gezonken.157 Sindsdien is door diverse WIC een schip in dienst had met de naam collega’s van binnen en buiten de AAO een geza- Seerobbe, zijn de namen Rob en Zeerob als alias menlijke poging tot (archief)onderzoek gedaan voor wrak BZN 3 wel naast en door elkaar ge- om de aanname definitief te staven of te ont- bruikt. krachten. Noch het een noch het ander is ooit Na de ondergang van het VOC-schip bij Texel is volledig gelukt en er zijn weinig aanknopings- korte tijd nog gecorrespondeerd over deze punten gevonden om verder te kunnen graven kwestie. In een brief, gedateerd 7 januari 1640, in de archieven. De correspondentie is in het verhaalde een zekere heer Voet, vermoedelijk de dossier BZN 3 na te zien.158 Hieronder volgt een koopman die aan boord van de Rob zou gaan, korte samenvatting van de relevante historische over het ongeluk dat het schip was overkomen. feiten. Uit dit schrijven blijkt dat op het moment van Wanneer de Rob is gebouwd, is op grond van de ondergang het geld en de juwelen voor Indië bronnen niet te zeggen, en ook de precieze af- nog niet aan boord waren. Tot slot wordt in re- metingen zijn onbekend. Helaas zijn de VOC- soluties van de Kamer Amsterdam bij vier gele- archieven, voorzover die uit de eerste helft van genheden gesproken over geborgen goederen de 17de eeuw bewaard zijn gebleven, op het uit het wrak van de Rob. Hier hebben we een punt van de bouw en de uitrusting van de sche- voorbeeld van deze eerste fase van het wrakvor- pen uiterst summier. Wel is bekend dat een schip mingsproces (vergelijk § 2.3). de Rob, 100 lasten groot, in 1639 was uitgerust Archeologisch was het een sterkere zaak ge- door de Kamer Amsterdam en in de winter van weest als er op het wrak objecten zouden zijn 1639/40 op het punt stond naar Indië te vertrek- aangetroffen met het merkteken van de VOC ken. Op verzoek van de Staten-Generaal werd erop, maar dat is (nog) niet het geval. Ook de het schip echter eerst, voorzien van volk, vivres, kapdatum van 1640 AD ± 5 roept vragen op voor geschut en ammunitie, uitgeleend aan de een schip dat op 5 januari 1640 is vergaan. Maar, 157 Bruijn, Gaastra en Schöffer 1979, 80-81, reis 0534.1. Admiraliteiten. In dienst van de Admiraliteiten zoals hierboven al is gezegd, is een enkele, niet 158 Correspondentie van J. van den Akker heeft het onder luitenant-admiraal Maarten meer dan redelijk nauwkeurige datering een (AAO) met o.a. mevr. M.C.J.C. van Hoof (Algemeen RijksArchief ), de heer H. van Harpertszn Tromp meegevochten in de Slag bij zwakke basis voor een exacte bepaling van de Felius (Rijksarchief Noord-Holland), de Duins tegen de Tweede Spaanse Armada (okto- bouwdatum. De uitkomst laat de mogelijkheid heer P.A. Boon (Archiefdienst Westfriese Gemeenten), de heer J.P. Puype ber 1639). Pieter van Dam, meer dan 50 jaar ad- open dat het schip is gebouwd in de periode (Rijksmuseum Nederlands vocaat van de VOC (1652-1701) beschreef de ge- 1636-1639. Het feit dat de Rob in 1639 voor het Scheepvaartmuseum) en de heer Moens (particulier?) beurtenis als volgt in zijn Beschrijvinge van de eerst wordt vermeld in de lijst van vertrekkende 159 Dam 1701, RGP 68 1e boek deel II, 507. Oostindische compagnie: “wanneer in ’t jaar 1639 schepen, zou erop kunnen duiden dat het een 160 Dam 1701, RGP 68 1e boek deel II, 317 en 576. een sware toerustinge van schepen by ’t Lant nieuw schip was. Dat er (nog) geen objecten zijn 163 —

gevonden met het merkteken van de VOC, zegt kunnen de gevonden munten dus geen deel van bij de feitelijk zeer kleine steekproef nog niets. In hebben uitgemaakt. Is het denkbaar dat de be- het wrak van het VOC-schip Batavia zijn duizen- loning voor commandeur Jol en de schipper voor den objecten gevonden zonder merkteken van hun aandeel in de slag bij Duins niet in alle ge- de compagnie. Anderzijds voerde het wél, net als vallen is uitgekeerd in de ducatons of daalders BZN 3, kanonnen die waren gegoten voor de die uit de bronnen bekend zijn, maar ook in de- Admiraliteit (in dit geval van Rotterdam) zonder nominaties, zoals die op BZN 3 zijn gevonden? In dat de Batavia in dienst van enige Admiraliteit aanmerking genomen dat minstens één rolletje had gevaren.161 met zilveren en gouden munten nog op de zee- Er zijn nog wel enkele argumenten vóór de hy- bodem is achtergebleven, is het een mogelijk- pothese te noemen. Een sterke aanwijzing is het heid. Of kunnen de munten zijn buitgemaakt op archeologisch met grote zekerheid vastgestelde Spaanse schepen bij Duins? Het feit dat er moment van ondergang, gebaseerd op niet al- Spaanse stukken van twee escudo’s tussen zit- leen één of twee kanonnen, maar ook op een ten, is geen doorslaggevend bewijs, maar kan grote hoeveelheid munten. De waarschijnlijke wel worden toegevoegd aan het aantal aanwij- datering van de ondergang van BZN 3, laat in zingen dat wrak BZN 3 geïdentificeerd kan wor- 1639 of vroeg in 1640, klopt precies met de his- den als de ongelukkige Rob. torisch bekende datum van de ramp met de Rob. De afmetingen en de constructie met vermoede- lijk twee doorlopende dekken en een koebrug 8.6 Tot slot passen uitstekend in het plaatje,162 net als de aanwezigheid van kattesporen. Een laatste opmerking over de gouden en zilve- Wrak BZN 3 is een uiterst belangwekkende vind- ren munten, die op het wrak zijn gevonden. Uit plaats vanwege de grote mate van compleetheid de hierboven aangehaalde brief van de koop- en vanwege de vermoede historische identifica- man Voet blijkt dat het handelskapitaal voor tie. Er zou alles aan gelegen moeten zijn de hier Indië nog niet aan boord was gebracht. Daar aanwezige informatie niet verloren te laten gaan.

161 Green 1989. 162 Met uitzondering van de vermelde lastage (100 last). Er zijn echter zoveel onduidelijkheden rond dit historische begrip en de wijze van berekenen, dat hier nu niet op moet worden blindgestaard. 164 —

Witsen en Van Yk over kattesporen band konden worden aangebracht: “Stunders, of Steunders, die niet als in In 1671 verscheen het werk van Nicolaes Grootte, en zelden, in scheepen beneeden de Witsen, Aeloude en hedendaegsche scheeps-bouw 130 Voeten lang, gebruikt werden, sijn Houten en bestier. Witsen (1641-1717) was jurist, weten- die tot Samenbinding van het Onder, en schapper en regent. Onder andere was hij tus- Boven-Schip, […] door de veelvuldige Geschut- sen 1682 en 1705 dertien maal burgemeester Poorten […] immers zeer verzwakt, regtstandig van Amsterdam. Hij was dus zelf geen aan Schips zyden, over de Wegeringen heen, scheepsbouwer, maar hij was goed geïnfor- en tusschen yder twee Poorten ingevoegd meerd op dat terrein, en zijn werk, ofschoon werden. [Kattesporen sijn swaare Houten, die] enigszins chaotisch, wordt beschouwd als het in Oorlog-Scheepen, over Schips geheele eerste scheepsbouwkundige boek in Holland Vloer, ontrent 8 á 10 Voeten van den anderen en is zeer bruikbaar voor de studie van histori- gevoegd werden; maar in Koopvaarders, op sche scheepsbouw. dat de Lading door deselve niet mogt geïn- Ruim een kwart eeuw later, in 1697, verscheen commodeerd werden, geheel nagelaaten […]. het boek van Cornelis van Yk: De Nederlandsche Zitters, Krombogtige Houten, werden in scheeps-bouw-konst open gestelt. Van Yk was af- Schips Kimmen, de Stunders, en Kattespooren komstig uit een geslacht van scheepsbouwers. toegevoegd, en wel in Scheepen van Oorlog, Toen hij twaalf jaar was, ging hij in de leer, maar noit in Scheepen van Commercie, dan waar hij “eenige jaren volhardende” de kunst als oud en zwak werden gesteld [...].”163 Witsen “bijl en dissel te voeren” machtig werd. is meer chaotisch in zijn beschrijvingen, maar Daarna werkte hij ongeveer zeven jaar op de hij illustreert zijn verhaal met duidelijke teke- VOC-werf te Delfshaven. Van Yk had in tegen- ningen. Hij definieert de ‘stuinder’ of ‘stuyn- stelling tot Witsen wel praktische ervaring. der’ kortweg als “een inhout, die men maekt Witsen en Van Yk schreven één tot twee gene- in schepen, die schut voeren; of onsterk be- raties na de ondergang van het wrak BZN 3, vonden werden”. Steunders zijn redelijk forse maar ze baseerden zich mede op oude, erva- balken: in Witsens voorbeeldschip, een pinas ren scheepsbouwers. Bovendien waren van 134 voet (38 m), zijn ze 10 duim dik (26 scheepsbouwers conservatief en werkwijzen cm). Steunders strekken van de kimmen bene- en bouwmethoden bleven soms zeer lang in den tot het verdek (tweede dek) boven. gebruik. Het is daarom interessant kennis te Samen met een “sitter by de stuynder op de nemen van wat deze contemporaine deskun- wager” en “een bant daer besijden” vormen digen te melden hebben over het verschijnsel de inhouten “’t zaem een Kattespoor”.164 ‘kattesporen’. De heren stamden overigens uit Witsen en Van Yk beschrijven een praktijk, zo- verschillende scheepsbouwtradities, een als die in de tweede helft van de 17de eeuw noordelijk- respectievelijk een zuidelijk-Hol- zowel in Amsterdam/Hollands Noorder­ landse, en daar waren zij zich van bewust. Het kwartier (Witsen) en langs de Maze (Van Yk) betreft wezenlijke verschillen in ontwerpme- een feit was: uitsluitend in (grote!) oorlogs- thodes en bouwvolgordes, maar het verschil schepen of (sporadisch!) in oude, verzwakte in traditie blijkt dikwijls alleen al uit verschil- handelsschepen werd een extra dwarsscheeps lende benamingen voor dezelfde scheepson- verband geplaatst. Dit extra dwarsverband lag derdelen. op de binnenkant van de wegering en was op- Van Yk licht ons systematisch in over katte- gebouwd als een spant, bestaande uit vijf de- sporen en steunders, wat voor hem twee van len: aan weerszijden twee ‘steunders’ (Witsen in totaal drie onderdelen zijn, die in bijzondere en Van Yk) en twee ‘zitters’ (idem) en in het 163 Van Yk 1697, 84. 164 Witsen 1671, 54, 60, 75-76 en platen gevallen samen als extra dwarsscheeps ver- midden ertussenin een ‘bant’ (Witsen) of ‘kat- XXIII en XLIII. 165 —

tespoor’ (Van Yk), die met een sponning was eerste instantie worden geïnterpreteerd als ingelaten over het zaat­hout (zie afb.). Witsen behorend bij een oorlogsschip. In de eerste gebruikt het woord ‘kattespoor’ als naam helft van de 17de eeuw werden echter nog zel- voor het samenstel. In dit boek hanteer ik in den speciale oorlogsschepen gebouwd. navolging van Witsen de term kattespoor als Wanneer men schepen nodig had voor een verzamelnaam voor alle inhouten op de we- gevechtscampagne ter zee, werden daarvoor gering, die samen dit extra dwarsscheepsver- geschikte handelsschepen gehuurd, geleend band vormden. Indien de individuele inhouten of geconfisqueerd en aangepast. Eén van de be- van een kattespoor te onderscheiden zijn, kan staande onderzoeksvragen is wat dergelijke worden gesproken van de legger, zitters en ‘aanpassingen’ eigenlijk precies inhielden. steunders van het kattespoor. Historische bronnen leveren onvoldoende Nu we hebben gezien dat kattesporen in de antwoord en wrak BZN 3 zou een bijdrage 17de eeuw een speciale constructie vormden, kunnen leveren. Waren hier de kattesporen die in de eerste plaats in verband moet wor- aangebracht als aanpassing voor een inciden- den gebracht met (grote) oorlogsschepen, dan tele oorlogsuitrusting? Zijn er nog meer aan- is het logisch dat kattesporen in wrak BZN 3 in passingen te herkennen, en zo ja, welke?

Afb. 8.17 Een “sitter” en een “bant” (zitter en legger), volgens Witsen (1671, plaat XXIII). Samen met de “stuynder” (steunder) vormden zij een “kattespoor”. Kattesporen zijn talrijk aanwezig in wrak BZN 3. Dit kenmerk kan duiden op aanpassing als oorlogsschip. 166 — 167 9 Wrak Burgzand Noord 4 — (BZN 4)

9.1 Administratieve gegevens165

Werknaam wrak/alias BZN 4, aanvankelijk genoteerd met Romeinse cijfers (BZN IV). Dit wrak is door Texelse duikers een tijdlang aangeduid als ‘de Fransman’, omdat men dacht het schip van de Franse koning teruggevonden te hebben, dat 1618 bij het Vogelzand gezonken is, maar die aanduiding is al snel vervangen door ‘watervatenwrak’ (WVW).166

Archisnummer 47669

Melder en datum vondst en/of Gemeld door C.J. (Hans) Eelman per brief van 13 december 1985 (wrak 32). melding

Positie, geografisch en RD N 53º 02.70’ O 4º 56.06’ (WGS 84); X = 124.628, Y = 562.107

Begrenzing voor Archis (45 x 60 m) NW X=124.600, Y=562.140; NO X=124.645, Y=562.140 ZW X=124.600, Y=562.080; ZO X=124.645, Y=562.080

Diepte, min. en max. Circa 5,5 m bovenop (bij LW) - 10,5 m in de geulen rondom (bij HW). Opmerking: in het hele gebied vindt verdieping plaats door ontzanding. Dit wrak ligt relatief hoog op/in een soort terp, waarbij de zeebodem rondom is verdiept.

Typering Het wrak staat lokaal bekend als het ‘watervatenwrak’, omdat men het aanvankelijk interpreteerde als een lichter, geladen met watervaten. Het blijkt echter een groot handelsschip te zijn geweest en is vermoedelijk de eerste Westindiëvaarder waarvan we het wrak in Nederlandse wateren hebben ontdekt. Er ligt een compleet vlak, met lichte slagzij over stuurboord. Aan bakboord is de constructie bewaard tot de onder- kant van de kim, aan stuurboord meest tot voorbij de kim en van midscheeps tot voorschip zelfs tot vlak onder het eerste dekniveau. In het achterschip staat de achter- steven nog in verband op de kiel. Het resterende deel is ongeveer 4 m hoog. De voor- steven is eveneens aanwezig, maar ligt plat op de bodem, samen met de galjoensknie en een galjoenslegger. Het wrak vervoerde een lading tropisch hout, ongebrande kof- fiebonen en cacao. De koffie zat verpakt in tonnen van tropisch hout, met bijzondere constructiedetails als overdrukventielen en vele merktekens. Er zijn geen sporen van bewapening aangetroffen.

Datering bouw Omstreeks 1745-1750

Datering ondergang 3de kwart 18de eeuw

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie en diverse particuliere collecties.

Onderzoek door archeologisch Waardestellend onderzoek met oppervlaktekartering en fysieke bescherming binnen duikteam ROB/NISA (jaar/duikdag): het wrak in 1999 (31/8, 1/9, 2/9, 3/9), inspectie in 2000 (28/8), aanvullend archeolo- gisch onderzoek met proefsleuven en aanvulling fysieke bescherming binnen het wrak in 2001 (28/5, 30/5, 31/5, 1/6, 4/6, 5/6, 6/6, 8/6, 12/6, 13/6, 14/6, 15/6, 18/6, 19/6, 20/6, 21/6, 22/6, 25/6, 26/6, 28/6, 29/6, 3/7, 4/7, 5/7, 28/8), inspectie 2002 (14/6, 17/6), in- spectie 2003 (1/8), inspectie en aanvulling fysieke bescherming rondom tegen verdere uitspoeling buiten het wrak in 2004 (18/6, 13/7, 14/7, 15/7, 19/7, 4/8), inspectie en fy- sieke bescherming over de hele wrakplaats in 2005 (31/5, 16/6, 17/6, 20/6, 22/6).

Advies Archeologische Waarde Het wrak is behoudenswaardig en daarom is een fysieke bescherming aangebracht.

Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Nvt Herinneringswaarde Nvt

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2 165 Voor enkele algemene opmerkingen over Conservering 2 de administratieve gegevens, de werk­ naam, het alias en de waarderings­ Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 3 systematiek zie BZN 2, eerste vier noten. 166 Weber 1978. Een tijd lang zijn nóg twee Informatiewaarde 3 wrakken in de volksmond aangeduid als ‘de Fransman’: wrak Vogelzand 46J Ensemblewaarde Nvt (Maarleveld 1984, 27), dat na onderzoek door de AAO (in 1986) een lichter bleek Representativiteit 3 en een ander wrak op het Vogelzand, dat Bescherming Afgedekt met steigergaas en voorgesteld als beschermd monument later bekend werd als het ‘leerwrak’ (zie hoofdstuk 5, kadertekst p. 100). 168 —

Bedreigingen De beschreven ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen (hoofdstuk 3).

Opmerking Vindplaatsen met fysieke bescherming hebben periodiek onderhoud en reparatie no- dig. Sportduikers respecteren in het algemeen fysiek beschermde vindplaatsen zolang er (van overheidswege) serieuze aandacht aan besteed wordt.

Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie, Lelystad) - Onderwatervideobeelden NISA-duikteam

Ongepubliceerde rapportages door - Den Brave, J.A., Tabakspijpen aan boord. Een overzicht van de kleipijpen uit de wrak- derden ken van het Burgzand (Waddenzee), (rapportage 2006). - Kleij, Piet, Van Texelstroom VI tot Vogelzand VII. Archeologische streekinventarisatie westelijke Waddenzee (in 1990-1991 bij Texelse duikers verzamelde gegevens over 13 wrakken; ongepubliceerde rapportage Kleij 1991b). - Piet Kleij, Verslag ceramiekdeterminatie WVW, juni 2002. - Kuijper, Wim J., Rapportage determinatie zadenmonsters, 10 maart 2004. - Lückers, Jeroen, Houtdeterminatie als middel tot reconstructie van de reis van een 18e eeuws schip, het BZN-4 wrak. (scriptie student Bos- en Natuurbeheer Wagenin- gen Universiteit, SHR-hout research en ROB/NISA, 2002). - RING-rapportages, november 1999, september 2001, juli 2002.

Literatuur - Habermehl, Nico, Scheeps­wrakken in de Waddenzee (1500-1900), (Lelystad 2000). - Kleij, Piet, Onderwater­archeologie rond Texel. Een schatkamer onder de zeespiegel, (Oudeschild 1991). - Kuijper, Wim J., en Martijn Manders, ‘Coffee, cacao and sugar cane in a shipwreck at the bottom of the Waddenzee, the Netherlands’, in: Corrie Bakels en Hans Kamermans (eds.) Analecta Praehistorica Leidensia 41 2009, (Leiden 2011), 73-86. - Laarman, F.J. en R.C.G.M. Lauwerier, Bot uit scheepswrakken in de Waddenzee (16e- 18e eeuw), (RAM 132, Amersfoort 2006). - Overmeer, Alice, ‘Jan Huigen op bezoek bij het NISA’, Korte Berichten ROB, 09-02-2004. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2000, 33e jaargang 2001, 58-62. - Vos, Arent, ‘Duikers NISA terug in Lelystad. Het archeologisch duikseizoen 2000 zit erop’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkun- dig Bodemonderzoek jaargang 5, nr 1, november 2000, 3-4. - Vos, Arent, ‘Texel * Waddenzee’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2001, 34e jaar- gang 2002, 39-43. - Vos, Arent, ‘NISA sluit succesvol archeologisch duikseizoen 2001 af’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 6, nr 2, november 2001, 6-8. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2002, 35e jaargang 2003, 48-53. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie), Archeologische Kroniek Noord-Holland 2003, 36e jaargang 2004, 51-55. - Vos, Arent, ‘Duikseizoen 2003 was vondstarm’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 8, nr 2, november 2003, 20-22. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2004, 37e jaargang 2005, 45-46. - Vos, Arent, ‘Duikseizoen 2004, van Zweedse oorlogsschepen en strijkijzers’, Archeolo- gische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem- onderzoek jaargang 9, nr 2, november 2004, 18-21. - Vos, Arent, ‘Van zeestromingen en paalwormen, of hoe oude scheepswrakken ver- dwijnen’, in: Arent Vos en Jeroen van der Vliet (red.), Natuurlijke processen als verstoor- der; archeologisch erfgoed bedreigd door een verstoorder die niet betaalt, (SNA Amsterdam 2005), 7-14. - Vos, Arent, ‘Waardestellende verkenningen onder water’, Archeobrief Stichting voor de Nederlandse Archeologie 9e jaargang, nr. 4, december 2005, 6-11. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006, 48-49. 169 —

uit de Wezenputten werd opgepompt en met 9.2 Vondstgeschiedenis kleine bootjes over de Schilsloot naar de water- kant bij Oudeschild werd vervoerd.168 Vandaar werden ze met lichters aan boord gebracht van Over de feitelijke gang van zaken rond de ont- de grote schepen, die op de rede werden uitge- dekking van dit wrak is minder vastgelegd dan rust voor hun volgende zeereis. Dit wrak zou het over die bij bijvoorbeeld wrak BZN 3. Volgens restant zijn van een dergelijke Texelse lichter en een aantekening op de meldingsfiche is het wrak de grote vaten zouden bedoeld zijn voor het al in 1984 op het Burgzand gevonden. Misschien transport van drinkwater. Zo ontstond de bij- lag ook hier de tip van een visser aan de feitelijke naam ‘watervatenwrak’, maar het zou een on- ontdekking ten grondslag – er lag nogal wat ver- juiste interpretatie blijken. speeld net in het wrak – en heeft het bekende duikteam Phileas Fogg of de Duikclub Texel als eerste op de vindplaats gedoken. In ieder geval 9.3 Beschrijving van de vindplaats is de positie per brief van 13 december 1985 ge- meld door Hans Eelman van Phileas Fogg, als wrak 32 in een reeks van 50 wrakken, die hij in In 1999 heeft het archeologisch duikteam een één keer meldde.167 Het wrak werd door de dui- waardestellend onderzoek uitgevoerd. kers omschreven als een simpele, grof gebouw- Gedurende vier dagen werd bij elkaar ruim 43 de, niet al te zeewaardige open boot met een 167 Brief van 13 december 1985, gericht aan uur onder water gewerkt. Het wrak is met WEBIT mr. G.W. van Herwaarden, hoofd van de rechte spiegel. Het wrak lag vrijwel plat op de opgemeten, de dagzomende stukken constructie Afdeling Monumenten (MMA/MO, bodem. De lengte werd geschat op minimaal 15 Ministerie van WVC), ingekomen 16 zijn onder water getekend en er zijn filmopna- december 1985. De posities in de brief m bij een breedte van 6 m; en als lading werden men gemaakt. Op basis hiervan is een beeld ont- zijn opgegeven in het oude keurig gestuwde, lege tonnen met een lengte referentiestelsel ED 50. Binnen het staan van een groot, min of meer rechtstandig Burgzand­project is steeds gewerkt met van meer dan 1 m gemeld. Schip en lading wer- gezonken schip, dat over een oppervlak van circa het moderne stelsel WGS 84 (zie pagina den in verband gebracht met het uitstekend 35 x 12 m uit het zand steekt. De oriëntatie van 73). Posities in dit boek zijn steeds vermeld in WGS 84 of in RD. houdbare Texelse water, dat nabij de Hoge Berg het wrak was vrijwel pal noord-zuid. Helemaal in 168 Van der Vlis 1977, 134-139.

408

415 VSARB VSARO

413 VSALB VSALO

409 417 411 414 412

410 407

416 420 421 418 423

400AE 406

401

402 405 424 403 419 404

Afb. 9.1 Bovenaanzicht van het wrak BZN 4 met de webpunten. 170 —

balk waren platen rood- en geelkoper gespij- kerd, waarschijnlijk om aangroei van mosselen en dergelijke te weren en zo het roer goed draai- baar te houden.169 Over een houten dubbeling zaten resten ijzerbeslag en onderin een comple- te vingerling. Langs de westzijde was de sand- wich van huid, spanten en wegering een heel stuk goed te volgen, totdat het meer naar voren overging in een wirwar van los hout of deels ver- dween onder een laag zand. De constructie was hier laag in de bakboordskim gebroken. Huidgangen en wegering waren van eikenhout, respectievelijk circa 7 en 5 cm dik. De spantkop- pen waren te zeer aangevreten om een betrouw- bare maat op te kunnen nemen, maar ze waren minstens 13 cm dik. Buiten het schip werden naaldhouten dubbelingplanken gevonden met een breeuwsel van haar en teer. Koperbeplating beperkte zich in dit schip dus uitsluitend tot de achtersteven en was niet gebruikt als algemene maatregel tegen de paalworm.170 De stuur- boordzijde achter was dermate uiteengeslagen, dat de structuur daar lastiger te volgen was, maar meer naar voren, bij de webpunten 404- 405-406 in noord-oost stak over een afstand van enkele meters een intact deel van de boord- constructie omhoog uit het zand met aan de buitenkant bovenaan een berghout. Dit boord was afgebroken vlak onder het niveau van het eerste dek. Op enkele plaatsen in de constructie werd een kattespoor gesignaleerd, maar in dit stadium is het niet altijd mogelijk deze goed te onderscheiden van de verticale delen van aan de Afb. 9.2 De achtersteven staat nog recht overeind; in 1999 bovenkant weggeërodeerde dekknieën. stak hij 2,9 m uit de zeebodem, in 2005 was dat 3,5 m. Op de wrakbult waren binnen de grenzen van de scheepsconstructie resten van grote houten va- noord lag de voorsteven plat op de bodem. De ten zichtbaar met duiglengtes van 110-115 cm. Ze aanwezigheid van grote stukken visnet duidde waren te vinden vanaf enkele meters vóór de erop, dat de constructie hier waarschijnlijk was achtersteven tot ver richting voorschip. Het le- omgetrokken. De achtersteven in zuid stond ken ruw vervaardigde vaten van relatief dunne daarentegen nog stevig in verband omhoog. De duigen en waren zeker niet geschikt voor het 169 Scheepsbouwer Cornelis van Yk meldt in stroming welde krachtig rond dit obstakel, waar- vervoer van vloeistoffen. De indruk bestond dat zijn boek over de Nederlandse de duigen van een tropische houtsoort waren. scheepsbouwkunst één keer terloops het door de constructie hier tot diep was vrijge- beslaan met koper van de stevens. (Van spoeld. Op 1 augustus werd als vrijstaande Een bovenop de stapel liggende, nog slechts Yk 1697, 293). hoogte van de achtersteven 2,9 m gemeten, met voor de helft aanwezige ton is vervolgens gebor- 170 Koperbeplating als bescherming tegen de paalworm kwam op in het laatste boven- en onderkant op 6,9 en 9,8 m diepte gen en de inhoud bemonsterd (WVW-516). Een kwart van de 18de eeuw (vergelijk met eerste, voorlopige houtanalyse wees op moge- wrak Schaar van Spijkerplaat en wrak de (± HW). De kielbalk lag daarbij echter nog geheel Roompot, Vos 1989 en 2005). onder het zand. Op de achterkant van de steven- lijke herkomst uit tropisch West-Afrika of Zuid- 171 —

Afb. 9.3 Het schip was geladen met tonnen. De bovenste tonnen lagen gedeeltelijk vrij en waren al beschadigd. Sommige waren natuurlijk al weggespoeld.

Amerika. Het botanisch monster uit de ton bleek uitgevoerd. Daarbij bleek dat verdere ontzan- vele duizenden resten te bevatten van koffiebo- ding had plaatsgevonden. Zo waren er bovenop nen (Coffea arabica), maar ook enkele tientallen meer tonnen vrijgespoeld dan het voorgaande resten van cacaobonen (Theobroma cacao). jaar. Bij elkaar werden nu 37 stuks geteld, waar- Daarnaast werd boekweit gevonden en twee van een tiental op dat moment nog in zeer goe- pindafragmenten.171 Pindaresten zijn in geen de staat verkeerde; de rest was al licht tot zeer enkel latergenomen monster meer gevonden en zwaar beschadigd. De achtersteven stond nog omdat het monster afkomstig is uit een kapot, overeind. Wel was deze inmiddels 3,2 m vrijge- bovenopliggend vat, zal wel sprake zijn geweest spoeld, maar de kielbalk eronder was nog altijd van inspoeling. niet zichtbaar. Het stuk boordconstructie 404- Ook interessant was de vondst van een twee- 405-406 in noordoost stond inmiddels langs de schijfsblok met pokhouten schijven en een losse buitenkant 1 m vrij uit de bodem. Vlak buiten- pokhouten schijf. De introductie en het gebruik langs liep hier het talud van een slijpgeul, die van pokhout in onze streken wordt in het alge- steil afliep tot 10,2 m. Binnen de constructie was 171 Alle determinaties van botanisch meen gedateerd na het midden van de 17de de bodem hoger dan erbuiten. De top van de materiaal uit dit wrak zijn gedaan door Wim J. Kuijper van het Paleobotanisch eeuw.172 Twee voor jaarringdatering geschikte bult met daarin de vaten lag op circa 6,8-6,9 m Laboratorium, Archeologisch Centrum, monsters uit de scheepsconstructie leidden tot (± HW) Het was net alsof wrak met inhoud op RU Leiden (interne rapportage 10 maart 2004, monster WVW-516). een voorlopige bepaling van de bouwdatum op een soort terp waren komen te staan, met alle 172 Van Yk noemt blokken “met Pockhoute omstreeks 1743 ± 6.173 negatieve gevolgen van dien voor de kansen op schyven, en Palmhoute Nagels” (Van Yk 1697, 292 en 295 (2x)). In augustus 2000 werd een eendaagse inspectie behoud. Ook de kwaliteit van het hout was 173 RING-rapportage, november 1999. 172 —

merkbaar achteruit gegaan. Vele stukken hout, toe (gemiddeld circa 1,5 m). De resultaten wor- waarop het voorgaande jaar nog de 20 cm lange den hier eerst beschreven per put en tot slot spijkers als stevige webpunten waren ingesla- wordt een algemeen beeld gegeven. gen, stonden nu aangetast en wankel. Voordat we vertrokken, hebben we provisorisch Achterschip enig steigergaas over de tonnen gelegd. In dit Het achterschip is vrijgegraven tot 3,5 m vóór de geval was het meer de bedoeling om wegspoe- achtersteven, dat wil zeggen tot iets voorbij het len tegen te gaan dan zand in te vangen, want achterste kattespoor. We zitten hier helemaal daarvoor lag de bult te hoog ten opzichte van de onder in het scherp toegesneden gedeelte van omliggende bodem. het onderwaterschip (de achterpiek). Daar was de complete sandwich aanwezig van wegering, Het aanvullend onderzoek in 2001 spanten en buitenhuid, maar die was slechts tot Door het waardestellend onderzoek was vastge- geringe hoogte bewaard gebleven. Het hele ge- steld dat het hier niet ging om een kleine, weinig bied lag vol met een mikado van losse tondelen: zeewaardige lichter met watervaten, maar een duigen, deksels en hoepels. Deze lagen tot vrij- groot zeegaand schip met mogelijk een lading wel achteraan en er was geen enkel onderling producten uit tropisch Afrika of West-Indië. Zou verband in te ontdekken. De eerste tondelen, die het een Westindiëvaarder geweest kunnen zijn? wel in verband lagen en samen het restant van Gezien de zeldzaamheid van Westindiëvaarders één ton vormden, lagen op en grotendeels voor en de slechte kansen voor behoud, werd beslo- het kattespoor (webpunt 418). Getuige de aan- ten dit wrak in 2001 te onderwerpen aan een wezige botten is deze ton (ton GGG) gevuld ge- aanvullend onderzoek met proefsleuven. Er weest met een voorraad rundvlees.174 In het ge- werd op 25 dagen gedoken, waarbij de duik- bied lagen ook veel concentraties zaadresten in ploeg in totaal 344 uur onder water werkte. De het sediment, waarvan enkele monsters zijn ge- bedoeling was om beter vast te stellen hoe dik nomen. Geen van de monsters kon hier in ver- de vondstenlaag was en wat de aard van de la- band worden gebracht met een specifieke ton. ding was. Daarnaast kon beter bekeken worden Tijdens het werk werd onder andere gedacht aan wat er nog aanwezig was van de scheepscon- muskaatnoten, maar achteraf bleek het allemaal structie en kon de mate van verval nauwkeurig om koffie- en cacaobonen te gaan.175 In het ge- worden gevolgd. bied werden ook enkele ijzerconcreties gevon- Er werd een proefsleuf gegraven in het achter- den. In sommige daarvan werden kuipersge- schip en een in het midden van het schip, onge- reedschappen herkend: een haalmes, een smalle veer op de plek waar het mastspoor voor de gro- bijl of kloofijzer met lange steel en een kuipers- te mast verwacht werd. Richting voorschip werd bijl met korte steel en groot blad. Omdat een volstaan met een kleine proefput en het opper- aanzienlijk deel van de tonresten eruitzag als be- vlakkig vrijmaken en interpreteren van construc- werkingsafval, werd vermoed dat er een kuiper tie en lading. Tijdens dit graafwerk werden de aan boord was, die zich ook daadwerkelijk bezig bovenranden en de wanden van de sleuven be- had gehouden met het maken en/of repareren schermd tegen de sterke stroming door er stei- van tonnen. Deze zaken zouden door het instor- gergazen over aan te brengen. De hierdoor ge- ten van een bovenliggend dek door elkaar on- creëerde rechte lijnen boden de duikers bij het derin terecht kunnen zijn gekomen. Hetzelfde heersende (zeer) slechte zicht een duidelijke geldt voor enkele loden musketkogels, enkele dwarsscheepse oriëntatie. ijzeren kanonskogels, waaronder een hele kleine De eerste acht dagen waren de zichtomstandig- (ø 4 cm) en twee schuifstangkogels en wat res- heden zo slecht (0-30 cm) dat het werk nauwe- ten steengoed, zoals een Westerwaldkannetje. 174 Laarman en Lauwerier 2006, 18. lijks vorderde; voor archeologisch opgraven is Tot vrijwel achteraan lagen ook wat stukken 175 Determinatie Wim J. Kuijper, interne een minimumzicht van 40 cm (en liefst meer) hout die aanvankelijk werden geïnterpreteerd rapportage 10 maart 2004, in totaal acht monsters uit het achterschip. noodzakelijk. Daarna nam het zicht aanmerkelijk als brandhout, maar die waarschijnlijk deel uit- 173 —

Afb. 9.4 Schuifstangkogels waren bedoeld om zoveel mogelijk schade aan zeilen en tuigage aan te brengen. maakten van een lading tropisch hout dat ge- deels beschut door het opstaande stuurboord. bruikt werd als stuwingsmateriaal. Eerst is helemaal bovenaan de sleuf over een Ter hoogte van webpunt 402, langs de stuur- breedte van circa 3,5 m opgeschoond en zijn alle boordzijde, werden de eerste vaten gevonden bovenopliggende en totaal verslagen resten ge- die in oorspronkelijk gestuwd verband lagen. De ruimd. Naar beneden toe werd de sleuf smaller bovenkant van deze beide exemplaren was gro- gemaakt, waarbij de tonlengte de breedte van tendeels weggespoeld, maar in een ervan werd de sleuf bepaalde. Ten westen van het zaathout een rietstengel gezien temidden van een pakket – dat is de bakboordszijde – was de sleuf op de zaadresten. Omdat in het middenschip al een wegering twee vatlengtes breed (circa 2,5 m). Al goed beeld was gevormd van de lading vaten snel echter werd duidelijk dat langs de west- met inhoud, is achter niet verder gegraven. grens de constructie was verdwenen vanaf de Op 15 juni werd genoteerd dat de achtersteven onderkant van de kim, terwijl het vlak in oost- inmiddels 3,5 m uit de bodem opstak. Zetten we waartse richting dieper wegliep, schuin de bo- de waarnemingen uit 1999, 2000 en 2001 op rij, dem in. Het schip was dus met slagzij over stuur- respectievelijk 2,9 m, 3,2 m en 3,5 m, dan blijkt boord in het sediment weggezakt, waardoor aan de achtersteven met gemiddeld 30 cm per jaar die zijde meer van de constructie en de lading dieper te zijn vrij gespoeld. bewaard was gebleven. Vóór het scheepsmidden was het boord zelfs tot net onder het eerste de- Middenschip kniveau aanwezig (zie hierna bij voorschip). Aan De middensleuf werd bepaald op basis van de de stuurboordzijde van het zaathout waren verwachte locatie van het mastspoor voor de daardoor twee volledige niveaus gestapelde grote mast. Dit bevond zich meestal tussen tonnen op elkaar bewaard gebleven. Om de 2/5de en de helft van de lengte van het schip hoeveelheid te bergen tonnen tot een (voor een achter de voorsteven. Bovendien werd met deze waardestelling) zinnig maximum te beperken is positionering de oostzijde van de sleuf groten- de sleuf hier uiteindelijk over slechts één vat- 174 —

Afb. 9.5 Overzicht van de proefsleuf midscheeps. In groen de tonnen die achtergelaten zijn, in geel de tonnen die zijn geborgen. Links en rechts is het afdekgaas te zien.

lengte tot op de wegering doorgezet. De hoogst- letter en volgnummer. De ligging van de vaten liggende vaten waren meestal aan de bovenkant werd in de opeenvolgende duikrapporten gedo- aangetast en soms restte niet meer dan enkel cumenteerd en per vat werden schetsen ge- wat losse, aangevreten duigen en hoepels. maakt. Bij elkaar zijn in de middensleuf de res- Dieper het sediment in waren de vaten comple- ten van 24 tonnen geborgen. Ze werden daartoe ter en de diepstliggende exemplaren bleken re- uit elkaar genomen en in bergingsnetten om- latief ongeschonden. Tijdens het opgraven kre- hooggebracht. Ton LL was in dermate goede gen alle tonnen een eigen lettercodering en conditie dat die in zijn geheel is geborgen, met werden per vat alle onderdelen – duigen, deksel- de hoepels in verband en inclusief de complete delen en alle sets hoepels – in situ gelabeld met vulling, om later op de thuisbasis in Lelystad 175 —

Afb. 9.6 Twee tekeningen uit de duikrapportages. Van de tonnen werden onder water alle onderdelen gelabeld. Hier ton AA met twee bamboestengels erin en een brandmerk met letters PVS. Ernaast ton HH met de hoepels er nog omheen. zorgvuldig te worden leeggegraven. derin de zandvulling in de tonnen een pakket In de meer complete tonnen werd steeds een botanische resten gevonden in de vorm van een rietstengel gevonden en een enkele maal zelfs grote hoeveelheid vliesjes. twee, die met de uiteinden door in de deksels De inhoud van meerdere vaten is bemonsterd, aangebrachte gaten stak(en). Meestal werd on- waaruit bleek dat de vaten zonder uitzondering 176 —

Afb. 9.7 Een complete rietstengel uit een ton. De stengel diende als overdrukventiel.

koffie hadden bevat, met soms wat kleine ver- ontreinigingen. Zo zijn in de compleet geborgen ton LL enkele duizenden koffieresten geteld, naast de overblijfselen van twee of drie cacao- bonen en een paar boekweit- en haverkorrels.176 De vaten in de middensleuf waren, zo blijkt, al- lemaal gevuld met ongebrande koffiebonen. Nu werd ook de bedoeling van de rietstengels dui- delijk. Om de koffie zo vers mogelijk te houden werd deze pas op de plaats van bestemming ge- Afb. 9.8 Ton LL is in zijn geheel naar Lelystad gebracht brand, maar omdat verse bonen konden gaan en daar verder onderzocht. gisten, waren rietstengels van suikerriet (Saccharum officinarum)177 aangebracht als een Ook aan de binnenkant van de ton zaten hoe- soort overdrukventielen om uit elkaar barsten pels, namelijk onder en boven de deksels om van de vaten te voorkomen. Voorzover bekend, deze goed op hun plek te houden. Sommige wa- 176 Determinatie Wim J. Kuijper, interne is een dergelijke voorziening nooit eerder in ton- ren met kleine spijkertjes vastgezet. Veel vaten rapportage 10 maart 2004, in totaal 27 nen gevonden. Voor de hoepels was, naast wil- waren aan de buitenkant voorzien van allerlei monsters uit middenschip. 177 Idem, zes monsters gedetermineerd. gentenen, ook tropisch hout gebruikt (zie p. 185) ingekraste of -gebrande merktekens. 177 —

De vaten lagen zorgvuldig gestuwd en gefixeerd in het ruim. Onderin op het vlak was met diverse stuwingsmaterialen de ruimte zodanig opge- vuld, dat de eerste laag tonnen over de hele breedte min of meer horizontaal was komen te liggen. Mogelijk was deze dikke laag stuwmate- riaal ook bedoeld om de tonnen droog te hou- den, buiten bereik van eventueel lekwater. De onderste laag bestond uit acht tonnen naast el- kaar met vier stuks aan weerszijden van de hart- lijn van het schip. De tweede laag heeft waar- schijnlijk bestaan uit negen exemplaren van boord tot boord, waarbij de vaten in een soort halfverband waren gelegd. Het stuwingsmateriaal bestond grotendeels uit korte stammetjes van diverse soorten tropisch hout. Daartussen lag ook een zogenaamde bangmaker, een van hout gedraaide nep-kanon- loop. Uit historische bronnen is bekend dat deze wel werden gebruikt als blufmiddel om eventu- ele vijanden af te schrikken. Ongetwijfeld heb- ben we hier een archeologisch bewijs voor het Afb. 9.9 Schematische reconstructie van een koffieton bestaan van zo’n pseudowapen. Het lag tijdens met zijn hoepels, een rietstengel als overdrukventiel en de laatste reis echter helemaal onderin het ruim, een deksel met merken erop. In het deksel zit een zodat de rol als bangmaker van een eerdere ge- vierkant gat waar de rietstengel doorheen stak. legenheid moet dateren. Voor de stuwage waren ook tonduigen en -dek- sels gebruikt, die in ‘schoven’ met eindjes touw bijeen waren gebonden. Op deze duigen zaten ingekraste merken, vermoedelijk als hulpmiddel bij het in elkaar zetten van de tonnen. In de mid- densleuf werd ook cacao gevonden, maar steeds zonder een verpakking, los tussen het andere materiaal. Waarschijnlijk lag dit product oor- spronkelijk hoger in de lading en is het tijdens de wrakvorming onder in het wrak verspreid ge- raakt. Ten slotte is onderin de sleuf de scheepscon- structie opgemeten en getekend. Het zaathout was met een breedte van 68 en een hoogte van 40-42 cm nogal fors. In het zaathout zat een grote breuk die erop duidde dat het schip met een katterug in de bodem ligt. Het mastspoor werd helaas niet aangetroffen; het ligt waar- schijnlijk nog net iets vóór de putgrens. Wel werd een aantal op het zaathout getimmerde houten klossen gevonden, maar die worden ge- Afb. 9.10 Een van de meer complete tonnen die naar ïnterpreteerd als kranshoutjes, gebruikt om de boven is gebracht, was ton KK. 178 —

Afb. 9.11 Schets van de manier waarop de lading tonnen in verband was gestuwd.

midscheeps geplaatste onderdekse steunbalken breedte van circa 8 m, hetgeen een grootste onderin op te sluiten. Aan weerszijden van het breedte van circa 9-9,5 m doet vermoeden. In de zaathout had het vlak acht wegeringgangen tot opgegraven sleuf is ten slotte ook een profiel aan de kim. De wegering was van eik, maar de van het aanwezige stuk stuurboord opgemeten. eerste gang naast het zaathout was van naald- hout. Hoog in de kim had het schip hier een 179 —

Voorschip In het voorschip is slechts een kleine proefput gegraven, dichtbij de bakboordszijde. Daar is één complete ton geborgen. Monsters uit deze ton toonden dat ook deze oorspronkelijk gevuld was met koffiebonen.178 Rond de ton werd ver- gelijkbaar stuwhout als in het midden- en ach- terschip gezien en nog weer meer vaten. De situ- atie was zo te zien identiek met die in de middensleuf. Verder is daarom uitsluitend bo- venop de diverse hoogliggende structuren het topzand weggezogen om interpretatie mogelijk te maken. Het bleek dat ongeveer ter hoogte van webpunt 412 de boeg lag. Rond dat punt staken de originele vooruiteinden van huid- en wegeringgangen uit het zand en de voorsteven lag er omgevallen. Rekening houdend met de valling van de beide stevens is de lengte van het schip over de stevens dan te schatten op 35-37 m. Dat kan kloppen met de eerder geschatte groot- ste breedte van circa 9 m. In een schets is de si- tuatie van het opstaande boord stuurboord vóór weergegeven. Met name onder webpunt 405 is nog goed te herkennen dat hier een rij dek­ knieën aanwezig is, waarvan het horizontale deel vrijwel geheel is weggerot. Deze situatie komt overeen met die in de sleuf midscheeps en we zien nogmaals bevestigd dat het boord hier was bewaard tot net onder het niveau van het Afb. 9.12 Omdat het schip met slagzij over stuurboord eerste dek. Achter de dekknieën is de balkweger lag, is die zijde hoger bewaard gebleven. Op de binnen­ in verband aanwezig. De sponning daarvoor is in kant van de wegering is het restant van een dekknie aan­ de achterkant van de dekknieën herkenbaar, on- wezig, afgebroken net waar de aanzet tot het horizontale danks dat al het hout van dit boorddeel al zwaar deel begint. is aangevreten door de paalworm. Laag tussen de dekknieën zitten kattesporen; hier uitsluitend nen. Er zit een stuk galjoensknie nog in verband. in de vorm van zitters in de kim (zie kadertekst De ernaastliggende balk met de meterslange op p. 164) Aan de binnenzijde van het schip lig- vloeiend ronde lijn zou een van beide galjoens- gen in min of meer oorspronkelijke positie ten leggers kunnen zijn, vermoedelijk de onderste. opzichte van elkaar twee dekbalken met een In planken op de galjoensknie – bedoeld als dub- halfdeksbalk ertussen. Het geheel is geruime tijd beling? – zit een groot Maltezer kruis gesneden. geleden al losgeraakt van de knieën en ligt nu Tot slot van het werk werd weer een aantal ongeveer 1 m onder de oorspronkelijke positie. houtmonsters verzameld voor de datering, die Aan de buitenzijde van het boord is het onderste volledig overeenkwam met de eerdere bevindin- berghout herkenbaar. Deze is ongeveer 15 cm gen (zie p.187). Voordat we vertrokken, brachten dik. Ook in de ronding van het voorschip werd we binnen de grenzen van de scheepsconstructie stuwhout tegen het binnenboord aangetroffen. over het hele wrak steigergaas aan. Ook over het De omgevallen voorsteven is grotendeels com- 178 Determinatie Wim J. Kuijper, interne opstaande stuurboord vóór werd bij wijze van rapportage 10 maart 2004, drie monsters pleet, alleen de originele bovenkant is verdwe- experiment gaas aangebracht. Gezien de ligging uit ton VSA. 180 —

Afb. 9.13 Schetsen van het opstaande stuurboord voor.

van het wrak op een soort terp, waren de ver- goed had gedaan. Op de vlakke delen was veel wachtingen voor langdurig behoud van het com- zand ingevangen en was nergens hout zichtbaar. plex echter niet hooggespannen. Bij een inspec- We leerden hier echter ook dat de gazen niet tieduik bijna twee maanden later bleek dat het met de lange zijden tegen elkaar gelegd moesten gaas bovenop de bult zijn werk toch redelijk worden, maar met enige onderlinge overlap en 181 —

dat ze met een dubbele rij tie-wraps op kortere dekking. Rondom werden lange lappen steiger- onderlinge afstanden bevestigd moesten wor- gaas aangebracht. Deze werden aan de ene zijde den (zie p. 95). Nu was opvulling ontstaan mid- tegen de wrakresten aan gelegd en aan de andere den onder de netten en waren de netten langs kant naar buiten toe uitgerold. Zo werd de bo- de lange zijden gaan kieren. Precies daaronder dem afgedekt tot circa 15 m buiten de constructie. waren kleine slijpgeultjes ontstaan en er was Het idee was verdere uitzanding in de directe om- spanning op de netten komen te staan. We leer- geving van de wrakresten tegen te gaan en door den ook dat té steil staand gaas, zoals bij het zandinvang de bodem mogelijk zelfs iets omhoog hoge stuurboord vóór en op enkele plaatsen ook te brengen. De eerste indruk was positief. langs het bakboord, totaal geen zand invangt, Dat werd bevestigd bij de inspectie in 2005. Er snel begroeit en in de stroming grote kans loopt was heel wat zand ingevangen; de achtersteven te scheuren. Hoe goed het principe van het stak nog maar 2,2 m boven de bodem uit. Op zandvangen met steigergaas ook werkt, een der- een aantal plekken lag de bodem buitenom nu gelijk groot hoogteverschil is niet met één laag op min of meer gelijk niveau met de scheeps- gaas op te lossen. constructie. Daarom werd besloten 20 m lange gazen mooi vlak over het gehele wrak heen te Inspecties en afdekking (2002-2005) leggen. Zo is uiteindelijk een oppervlak be- Bij inspectie in 2002 was de situatie enigszins ach- schermd van 840 m2. teruitgegaan ten opzichte van het jaar daarvoor. Om eerderbeschreven redenen zijn na 2005 geen De constructie was verder vrijgespoeld en – allang duikinspecties meer uitgevoerd en hoe de afdek- niet meer verrassend – het vrijstaande hout was king zich sindsdien heeft gehouden, is dan ook weer verder aangetast. De toestand bij het op- niet bekend. Juist op deze plek had ter afsluiting staande stuurboord vóór was het meest zorgwek- een zwaardere kwaliteit afdekmateriaal moeten kend en omdat het afdeknet hier te steil stond, worden aangebracht om het zandvangende stei- was in een jaar tijd helemaal geen zand ingevan- gergaas te beschermen tegen allerlei beschadi- gen. In de oude middensleuf waren de netten ge- gingen van mechanische aard. scheurd en lagen de tonnen aan de bovenkant bloot. Hier zijn nieuwe steigergazen aangebracht, waarna de vaten voorlopig weer beschermd wa- 9.4 Vondsten ren tegen de directe kracht van de stroming. Bij inspectie in 2003 was het beeld net zo. Rondom was de constructie weer iets dieper vrij- De vondstenlijst van wrak BZN 4 bevat 1379 re- gespoeld; de achtersteven stak nu 3,7 m uit de cords. In 1196 gevallen betrof het hout, plus nog bodem omhoog. Het terrein binnen het wrak eens 5 samengestelde objecten waar hout bij zat was in alle richtingen hobbelig en de gedachte (87%). Hieronder vallen stammetjes brand- en/ werd versterkt dat deze provisorische bescher- of stuwhout (108 stuks), scheepsonderdelen, zo- ming geen lang leven beschoren was. Daar stond als enkele blokken en de pokhouten schijven, tegenover dat de vaten sinds de afdekking in enkele constructiedelen die zijn meegenomen 2001 niet verder waren verspoeld. Zelfs in deze voor jaarringonderzoek, en een aantal andere, ‘terpsituatie’ was de bescherming in ieder geval soms ondefinieerbare kleine houten objecten. In voor de korte termijn doeltreffend. We begon- de meeste gevallen gaat het om onderdelen van nen na te denken hoe hier in enkele etappes tonnen: duigen, dekseldelen en hoepels. Daarbij misschien een betere bescherming bereikt kon komen nog eens 21 nummers, die zijn uitgege- worden door eerst buitenom de bodem vast te ven aan rietstengels, die afzonderlijk van de dui- leggen en iets omhoog te trekken en daarna een gen boven water waren gebracht (1,5%). En er volgende complete laag aan te brengen over de zijn 42 botanische monsters ingeschreven (3%), gehele vindplaats. deels direct te relateren aan de tonnen. Meestal In 2004 is zes dagen gewerkt aan inspectie en af- waren het koffieresten, met nog wat resten van 182 —

Afb. 9.14 Ondanks de lastige ‘terpsituatie’ kon ook wrak BZN 4 in een aantal stappen succesvol worden afgedekt.

Afb. 9.15 De twee wijnflessen uit het achterschip. 183 —

cacaobonen en boekweit. We mogen aannemen slechte dateerbaarheid ervan, kan een onder- dat de tonnen onderin het ruim geladen waren gangsdatum slechts met ruime marge worden met ongebrande koffiebonen en dat het overige gegeven. Het meest voorkomende type, de zo- materiaal van hoger uit de lading afkomstig was. net genoemde s2-kan-32, is geproduceerd en In de botanische monsters werden ook veel kak- gebruikt tussen 1650 en 1850. Eén enkele scherf kerlakken gevonden, met nog een aantal niet van dit type heeft een primitief baardmanappli- nader gedefinieerde insecten. Slechts voor 37 que (WVW 1626/2), de overige zijn onversierd. vondstnummers werd aardewerk of steengoed Deze ene scherf kan de datering van dit cluster genoteerd, een kleine 3%. Ook alle overige ma- inperken tot de periode 1700-1800. Ook het in teriaalcategorieën zijn slechts in kleine aantallen Nederland gefabriceerde aardewerk valt binnen aangetroffen, zoals twaalf botten (bijna 1%), 34 een ruime marge (1600-1750), maar daarmee ligt objecten van metaal, ijzer of ijzerconcretie de bovengrens omstreeks het midden van de (2,5%), negen resten van kleipijpen en twee 18de eeuw. Op basis van deze gegevens kan ge- stukjes vuursteen. Vijf nummers zijn uitgegeven dacht worden aan ondergang rond het midden voor glas, waaronder de twee uivormige flessen. van de 18de eeuw of kort daarna. Aardewerk Vanuit functioneel oogpunt valt het overgrote met een (veel) oudere bovengrens voor de mo- deel onder de categorie lading: alle tondelen met gelijke productiedatum zal later zijn ingespoeld, inhoud (behalve het vat met rundvlees, dat tot zoals de scherven van middeleeuws kogelpot- de uitrusting behoorde). De categorieën uitrus- aardewerk die er zijn gevonden. ting, bewapening en persoonlijke bezittingen zijn door slechts enkele objecten vertegenwoordigd. De tonnen Tonnen waren tot niet zo lang geleden een van Capita selecta de belangrijkste verpakkingsmaterialen voor op- slag en vervoer van goederen. Dat geldt des te Het aardewerk meer voor de periode waaruit de wrakken op het Het aardewerk is gedetermineerd door Piet Burgzand dateren, de 17de en 18de eeuw. Ze kon- Kleij,179 onder dezelfde voorwaarden als eerder den worden gebruikt voor elk denkbaar materi- zijn vermeld bij wrak BZN 2 (zie p. 131). In deze aal: vloeistoffen en vaste stoffen en van etens- paragraaf worden zijn bevindingen samengevat, waar tot ambachtelijke producten. Ze werden in waarbij ook de overige inzichten over datering allerlei maten gefabriceerd, van klein tot groot. en context zijn inbegrepen. De diverse formaten ton hadden ook eigen type- Hierboven werd al aangegeven dat in dit wrak benamingen, die algemeen bekend waren. niet veel aardewerk is gevonden. Minder dan 3% Van Yk noemt bijvoorbeeld als benodigdheden van het totaal aantal vondstnummers is ervoor voor de bottelier op een Oostindiëvaarder 75 uitgegeven. Het aardewerk van wrak BZN 4 is ‘leggers’ en 20 ‘varkens’.180 Beide zijn grote ton- afkomstig uit Nederland en het Duitse Rijnland; types, respectievelijk van circa 600 en 300 liter. aardewerk uit andere delen van Europa is niet Tijdens de onderzoeken van het archeologisch gevonden. Wat samenstelling betreft, verschilt duikteam zijn vele soorten artefacten in tonnen deze vindplaats niet van andere Nederlandse aangetroffen: vlees, vis, heidebezems, rollen tin, vindplaatsen en het schip lijkt dan ook een rollen latoenkoper, plaatjes blik, kopererts, spij- Nederlands schip te zijn geweest. Het steengoed kers, scharnieren, schoppen, messen, talk en vertoont geen gebruikssporen en is typisch voor buskruit, en, zoals we in dit hoofdstuk hebben aardewerk dat voor opslag werd gebruikt. De kunnen lezen, koffiebonen en rundvlees. Tonnen steengoed kruiken van type s2-kan-32 – er zijn zijn zo bezien een belangrijker object dan men in fragmenten gevonden van 16 exemplaren – wor- eerste instantie misschien zou denken. In het den op grond van hun grote aantal door Kleij ge- najaar van 2003 is daarom in Lelystad als onder- ïnterpreteerd als lading. deel van het winterwerk van het duikteam be- 179 Piet Kleij, Verslag ceramiekdeterminatie WVW, juni 2002. Vanwege de geringe hoeveelheid keramiek en de gonnen met het meten, tekenen en fotograferen 180 Van Yk 1697, 277. 184 —

Afb. 9.17 Twee van de koffiebonen uit de lading. De koffiesoort is gedetermineerd als Coffea arabica.

Afb. 9.16 Drie voorbeelden van brandmerken op de duigen van koffietonnen: SD, een huisje met drie daken en een S met een anker(?).

is echter vooralsnog niet bewezen en we moeten daarom de mogelijkheid openhouden dat het teken gewoon een huismerk kan zijn van een in- dividuele producent, of een eigenaar van een partij tonnen. Koffie (en cacao!) kwamen boven- dien ook uit de Nederlandse bezittingen aan de zogenaamde Wilde Kust van Zuid-Amerika: Suriname, Berbice, Essequebo en Demerary. Vier van de zes typen hadden een ontluchtingssys- teem in de vorm van een stengel van suikerriet, die aan één zijde door een gat in het tondeksel stak. Hierdoor zouden de gassen van eventueel van de tonnen uit BZN 4. Al snel werd duidelijk aan het gisten geslagen koffiebonen kunnen dat er minimaal zes verschillende typen tonnen ontsnappen, waardoor de ton niet uit elkaar zou te onderscheiden waren. De zes typen hadden barsten. Een vijfde type ton had zelfs twee verschillende afmetingen en dus verschillende rietstengels en bij het zesde type ontbrak deze inhoudsmaten. Ook hadden ze elk eigen merkte- voorziening juist. Van honderden tonduigen en kens, aangebracht met brandijzers of met een dekseldelen zijn de belangrijke maten vastge- rits (een soort guts). In sommige merken is een legd. Er is een enorme documentatie beschik- soort pakhuis te herkennen, in andere zijn letters baar voor verder onderzoek.181 te zien, zoals de letters SD. Is dit misschien een verwijzing naar Santo Domingo op het grote Tropische houtsoorten 181 Alice Overmeer heeft hiervan in 2004 een eerste kort bericht geschreven (Overmeer Caribische eiland Hispaniola? Een feit is dat dit in Tussen de meer dan duizend vondstnummers 2004), maar er staan vier dikke ordners het midden van de 18de eeuw een belangrijke die betrekking hebben op houten objecten, gaat met vastgelegde documentatie te wachten op verder onderzoek. koffieproducent en -exporteur was. Het verband het in veel gevallen om tropisch hout. 185 —

Determinatie op soort van het gehele vondst- negen duigen waren er acht gemaakt van complex is een tijdrovende en kostbare zaak, Vinhatico (Plathymenia reticulata) en één van maar student Bos- en Natuurbeheer Jeroen Wallaba; dit was de meestgevonden houtsoort Lückers heeft een klein, maar veelbelovend be- in deze steekproef. Het is een veelvoorkomende gin gemaakt.182 Hij heeft in totaal 79 monsters houtsoort op de hoge zandige bodems van onderzocht, waarbij hij 21 verschillende hout- Guyana, Suriname en Frans Guyana. Bacuri, dat soorten heeft gevonden. Vijftien daarvan kon- voor de deksels van ton LL is gebruikt, heeft een den tot op geslacht (genus) of zelfs tot op soort vergelijkbaar verspreidingsgebied, beperkt tot (species) worden gedetermineerd. Van deze vijf- het tropische noorden van Zuid-Amerika. tien blijken er veertien voor te komen in het tro- Ook de hoepels zijn bekeken. Hiervan was tij- pische noordoosten van Zuid-Amerika: dens het duiken al opgemerkt dat daarvoor twee Venezuela, Guyana, Suriname, Frans Guyana en verschillende materialen waren gebruikt. Bij na- Brazilië. Bij zes houtsoorten kon soort noch ge- der onderzoek bleek het te gaan om (inheemse) slacht worden geïdentificeerd, maar wel duidde wilgentenen, die waarschijnlijk voor allerlei doe- in alle gevallen de houtanatomie op een tropi- len vanuit Nederland waren meegenomen en sche herkomst. Het enige niet-tropische mon- een niet nader te identificeren soort liaan die in ster stuwhout blijkt een berkensoort (Betula spp.) de tropen is gewonnen. en is vermoedelijk van Europese herkomst. Van de ruim honderd geborgen stammetjes Van de 24 tonnen waarvan resten zijn geborgen, stuwhout zijn voor dit onderzoek 27 stukken be- was ton LL het meest compleet; hij is geheel in monsterd. Hierin blijken ten minste twaalf ge- verband boven water gebracht en is daarom ge- slachten te onderscheiden; vier monsters waren selecteerd om de gebruikte houtsoorten te de- niet in te delen bij één daarvan en bleven onge- termineren. Al zijn duigen waren gemaakt van ïdentificeerd. De voor het stuwen gebruikte een tropische houtsoort met de tegenwoordige houtsoorten hebben geen van alle eigenschap- handelsnaam Wallaba (Eperua falcata); de deksel- pen die ze geschikt maken voor specifieke doel- delen waren gemaakt van Bacuri (Platonia insig- einden. Ze hadden daarom waarschijnlijk geen nis). Van ton E is een selectie van vijf duigen uit commerciële waarde en moeten worden be- een groter totaal bekeken, waarbij twee hout- schouwd als puur stuwhout. soorten zijn aangetroffen: driemaal weer Al ging het hier om een betrekkelijk kleine steek- Wallaba en tweemaal Andiroba (Carapa spp.). proef, het is veelzeggend dat vrijwel alle hout- Ook van ton L is een selectie onderzocht. Van de soorten afkomstig zijn uit het noordoosten van Zuid-Amerika. Weliswaar hebben enkele van de geïdentificeerde tropische houtsoorten een gro- ter verspreidingsgebied (ze komen bijvoorbeeld ook in West-Afrika voor) of in één geval zelfs pan-tropisch, maar geen enkele van de aange- troffen tropische soorten komt niet in Zuid- Amerika voor. Voor een enkele soort is sprake van een relatief beperkt verspreidingsgebied; dan betreft het steeds een soort die ook in de Guyana’s voorkomt, zoals Wallaba (Eperua fal- cata). Deze houtsoort en daarmee ton LL kunnen daarom tot nader order fungeren als gidssoort voor de herkomst. Aangenomen dat de tonnen 182 Jeroen Lückers, Houtdeterminatie als op of bij de plantages werden gefabriceerd, kan middel tot reconstructie van de reis van een 18e eeuws schip, het BZN-4 wrak. Afb. 9.18 Tondeksel met een combinatie van deze uitkomst een sterke aanwijzing zijn voor de (Ongepubliceerde scriptie van student verschillende geschilderde en geritste merktekens. We herkomst van de lading. Bos- en Natuurbeheer Wageningen Universiteit, SHR-hout research en ROB/ zien onder andere de lettercombinaties IPV en SD. NISA, 2002). 186 —

Afb. 9.19 Een tondeksel met twee verschillende ritsmerken, die we ook als brandmerken zien. Het zijn waarschijnlijk huismerken.

aanwezig, maar deze lag plat op de bodem, sa- 9.5 Algemeen beeld en datering men met de galjoensknie en een galjoenslegger. Van de afgebroken boorden is helemaal niets teruggevonden. Alle belangrijke constructiede- Vindplaats BZN 4 was ruwweg noord-zuid (voor- len waren van eikenhout. Het schip vervoerde schip-achterschip) georiënteerd en de wrakres- als lading ongebrande koffiebonen en waar- ten strekten zich uit over een oppervlak van circa schijnlijk ook cacao. De koffie zat in tonnen van 37 x 12 m. Zoals eerder opgemerkt, stond het tropisch hout, met bijzondere constructiedetails wrak op grond van een foutieve eerste interpre- als overdrukventielen en vele merktekens. De tatie lokaal bekend als een lichter met waterva- koffie, het hout waarvan de tonnen waren gefa- ten (‘watervatenwrak’). Het bleek echter een briceerd en een grote hoeveelheid als stuwage- groot handelsschip van ongeveer 35-37 m lang. materiaal aanwezig tropische hout, wezen alle Er lag een compleet vlak, met lichte slagzij over op een herkomst uit het noorden van Zuid- stuurboord. Aan bakboord was de constructie Amerika, mogelijk uit Suriname (of een der an- bewaard tot de onderkant van de kim, aan dere Nederlandse bezittingen daar). Het wrak is stuurboord meest tot voorbij de kim en van daarmee de eerste Westindiëvaarder, die we tot midscheeps tot voorschip zelfs tot vlak onder nog toe in Nederland hebben ontdekt. Van be- het eerste dekniveau. In het achterschip stond wapening zijn geen sporen aangetroffen. Zowel de achtersteven nog in verband op de kiel. Het constructiekenmerken van het schip als het resterende deel van die achtersteven was onge- complex gebruiksaardewerk doen vermoeden veer 4 m hoog. De voorsteven was eveneens dat het een Nederlands schip was. 187 —

Datering bouw Er zijn acht houtmonsters succesvol gedetermi- 9.6 Tot slot neerd, alle afkomstig van belangrijke scheeps- constructiedelen.183 Vijf monsters zonder spint gaven als kapdatum ná 1700 AD ± 8, ná 1708 ± 6, Na de waardestellende onderzoeken in 1999 en ná 1734 AD ± 6, ná 1738 ± 6 en ná 1741 ± 6. Drie 2001 was duidelijk, dat hier een behoudens- monsters hadden wel spint en konden nauwkeu- waardig wrak lag. Niet alleen lag hier een com- riger worden bepaald. Na het eerste waardestel- pleet vlak, inclusief beide stevens en met een lende onderzoek in 1999 was al een kapdatum grote hoeveelheid lading er nog in, vooral was gevonden van 1743 ± 6 (monster met 91 jaarrin- het de eerste (en vooralsnog enige) Westindië­ gen en 5 ringen spint). Daarbij komt nu een kat- vaarder, die in Nederland gevonden is. Vanwege tespoor in het achterschip met 121 jaarringen en de vergevorderde staat van uitspoeling werd 8 ringen spint. Deze heeft als kapdatum 1742 AD aanvankelijk gedacht dat fysieke bescherming ± 6. Een inhout van de stuurboordconstructie niet meer mogelijk zou zijn. Een desondanks, bij vóór met 111 jaarringen en 12 ringen spint geeft wijze van proef, toch aangebrachte afdekking als kapdatum 1744 AD ± 6. Een gemeenschap- met gaas bleek echter boven verwacht­ing goed pelijke kapdatum voor alle monsters ligt tussen te werken en het wrak is daarna stapsgewijs zo 1738 en 1748. Rekening houdend met het trans- goed mogelijk afgedekt met gaas; vooral ook port van het hout uit het bos naar de houthandel buitenom om verdere uitspoeling tegen te gaan. en vervolgens naar de scheepswerf, het wateren In 2005 werd het wrak in ‘acceptabele toestand’ van het hout en de bouwduur van het schip, achtergelaten. Sindsdien is er niet meer gedoken moet het tussen 1740 en 1750 in de vaart zijn ge- en ook van sportduikers zijn geen verslagen be- komen, waarschijnlijk in de tweede helft van kend. Anno 2012 is de toestand onbekend, maar deze periode. voor de kansen op duurzaam behoud wordt ern- stig gevreesd. Datering ondergang Op basis van een geschatte levensverwachting van zeegaande handelsschepen van maximaal 15 tot 25 jaar is aannemelijk dat wrak BZN 4 vóór het laatste kwart van de 18de eeuw moet zijn vergaan. Er zijn geen exact dateerbare vondsten gedaan, maar het beeld dat het aardewerkcom- plex geeft laat een dergelijke conclusie toe, met een voorkeur voor een datering vroeg in het der- 183 RING-rapporten november 1999, de kwart van de 18de eeuw. september 2001, juli 2002. 188 — 189 10 Wrak Burgzand Noord 5 — (BZN 5)

10.1 Administratieve gegevens

Werknaam BZN 5, aanvankelijk genoteerd met Romeinse cijfers (BZN V).

Archisnummer 47671

Melder en datum vondst en/of melding Gemeld door C.J. (Hans) Eelman per brief van 13 december 1985 (wrak 38).

Positie, gegeven in ED 50 53° 02,92’ NB, 04° 55,54’ OL. (d.d. 13-12-1985)

Omgerekend is dat N 53° 02,87’ O 04° 55,46’ (WGS 84) of in RD: X = 123962 Y = 562435.

Typering Op deze positie ligt geen wrak.

Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie, Lelystad).

Ongepubliceerde rapportages door - Kleij, Piet, Van Texelstroom VI tot Vogelzand VII. Archeologische streekinventari- derden satie westelijke Waddenzee (in 1990-1991 bij Texelse duikers verzamelde gege- vens over 13 wrakken; ongepubliceerde rapportage Kleij 1991b).

Literatuur - Habermehl, Nico, Scheepswrakken in de Waddenzee (1500-1900), (Lelystad 2000). - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2003, 36e jaargang 2004, 51-55. 190 —

Afb. 10.1 Weergave op de sterk ingezoomde elektronische zeekaart van de op 29/7 en 1/8 2003 gevaren west-oost raaien. Centraal in het zoekgebied ligt de in 1985 gemelde positie van BZN 5. Rechtsonder zijn posities geplot, die zijn genomen op webmeetpunten in de wrakken BZN 14 en 15, die beide vlakbij liggen. De schaal van het kaartje is aangeduid in de rechter benedenhoek: het maatbalkje staat voor 50 m.

10.2 Vondstgeschiedenis 10.3 Beschrijving van de vindplaats

Het verhaal wil dat tijdens dezelfde zoekactie Op dinsdag 29 juli en vrijdag 1 augustus 2003 is waarbij de wrakken BZN 2 en BZN 3 (zie daar) wer- door het archeologisch duikteam op de gemelde den ontdekt, op 13 juli 1985, door de heren Eelman, positie een gedetailleerde oppervlaktesurvey Betsema en Duinker nog een derde wrak is gevon- uitgevoerd om te zien of er enige aanleiding zou den. Dit heeft de werknaam BZN 5 gekregen. In een zijn hier een duikverkenning op te zetten. Eerst ongepubliceerde archeologische streekinventarisa- werd de oorspronkelijk in ED 50 opgegeven po- tie was het één van de dertien behandelde posities, sitie omgerekend naar het modernere WGS 84 maar veel stelde de vindplaats niet voor en er is => 53° 02,87’ NB, 04° 55,46’ OL (zie p. 73). Die ook nauwelijks op gedoken.184 Volgens een korte positie blijkt slechts 150 m noordwestelijk te lig- beschrijving lag het wrak op 10 m diepte en be- gen van wrak BZN 14 en 250 m noordnoordwes- stond het slechts uit wat wrakhout met enige dui- telijk van wrak BZN 12. Ruim rondom deze posi- zenden rode en gele bakstenen van 20-22 cm lang, tie is de bodemmorfologie nauwkeurig bekeken. 10 cm breed en 5-5,5 cm dik.185 Enige vorm van een Daartoe zijn over een oppervlakte van 100 m schip heeft men in de verzameling wrakhout niet (noord-zuid) bij 200 m (west-oost) bij elkaar kunnen herkennen, maar men verwachtte dat on- maar liefst 27 west-oost raaien gevaren. der de lading bakstenen zeker een scheepsfrag- Nergens was de ruimte tussen twee gevaren lij- ment zou liggen. In 1990 zou het wrak alweer ver- nen groter dan 10 m en meestal was die afstand dwenen zijn onder het zand en er is nooit een aanzienlijk kleiner. De gevaren lijn kon steeds nieuwe melding gekomen van deze positie. Als eni- precies worden gevolgd op de elektronische zee- ge bijvondsten werden twee kleipijpen vermeld, kaart en is daarop ook vastgelegd (zie afb.10.1). met als hielmerk de letters EB. Resten van EB- Intussen werd het echolood nauwlettend in het 184 Kleij 1991b, 81-83. Deze gegevens zijn oog gehouden en werden continue de dieptes overgenomen in Habermehl 2000, 23- pijpen zijn in deze omgeving op meerdere plaatsen 24. als oppervlaktevondst aangetroffen en inmiddels bekeken. Speciaal werd gelet op plotselinge 185 Volgens Kleij bevonden zich enige van diepteverschillen, die kunnen worden veroor- deze bakstenen in de collectie van Hans weten we dat ze oorspronkelijk afkomstig waren Eelman (Kleij 1991). van de vindplaatsen BZN 2 en BZN 15 (zie aldaar). zaakt door een wrakbult, individuele omhoog- 191 —

stekende constructiedelen en/of eventuele slijp- geulen. Ondanks het met grote dichtheid gevaren zoekpatroon, is geen enkele aanwijzing gezien voor een wrak. De bodem was zeer gelijk- matig tussen 14 en 16 m diep. Dat komt boven- dien slecht overeen met de voor dit wrak geno- teerde diepte van 10 m.

10.4 Tot slot

De conclusie is dat op de in 1985 opgegeven po- sitie geen wrakresten liggen. Wat hiervan de oorzaak is, is niet meer te achterhalen, maar mogelijk is sprake van een kleine fout in de oor- spronkelijke positiebepaling. Qua beschrijving lijkt er enige overeenkomst te bestaan met het nabijgelegen ‘gele stenenwrak’ (BZN 12). Afb. 10.2 Aantekeningen gemaakt tijdens de survey van Mogelijk heeft er een verwisseling plaatsgevon- 1/8 2003 op positie BZN 5 met gegevens over de diepte den, al zijn op BZN 12 door het archeologisch en de bodemmorfologie. De bodem is dermate egaal duikteam uitsluitend gele bakstenen aangetrof- dat er geen aanleiding was een duiker naar beneden te fen. In ieder geval kan Archisnummer 47671 met sturen voor nadere interpretatie. deze positie worden afgevoerd als vindplaats.

Afb. 10.3 en 10.4 Ter referentie: aantekeningen gemaakt tijdens vergelijkbare surveys op de wrakken BZN 9 en Scheer 2 (Soli Deo Gratia). Wrak BZN 9 stak op dat moment nauwelijks uit de bodem en de bodem was zeer gelijkmatig. Toch tekende zich altijd wel ergens op de vindplaats een klein slijpgeultje af. Bij wrak Scheer 2 was de erosie al jaren voortgeschreden. Het wrak is zwaar onderslepen geraakt, deels opgebroken en in diepe geulen gevallen. Een wrakbult en een lange, diepe slijpgeul tekenen zich duidelijk af in het bodemprofiel. Geen van dergelijke patronen is op positie BZN 5 gezien. 192 — 193 11 Wrak Burgzand Noord 8 — (BZN 8)

11.1 Administratieve gegevens 186

Werknaam wrak/alias BZN 8, de ‘Lelie’ of ‘Lelie 1’.

Archisnummer 39599

Melder en datum vondst en/of Gemeld op 13-08-1997 door C.J. (Hans) Eelman, gevonden op 10-08-1997. melding

Positie, geografisch en RD N 53º 02.72’ O 04º 56.25’ (WGS 84); X = 124.840, Y = 562.155

Begrenzing voor Archis (60 x 65 m) NW X=124.805, Y=562.190; NO X=124.865, Y=562.190 ZW X=124.805, Y=562.125; ZO X=124.865, Y=562.125

Diepte, min. en max. Circa 6 m (bij LW) en 10 m (bij HW).

Typering Wrak BZN 8 is een qua constructie buitenlands schip van 30-35 m lang, waarvan een groot deel bewaard is gebleven. Het schip is bewapend geweest met kanonnen. Van eventuele lading is alleen een bronzen luidklok geborgen, die in 1658 door de be- roemde bronsgieter Franciscus Hemony te Amsterdam is vervaardigd. In het achter- schip zijn allerlei gebruiksvoorwerpen van officieren en ambachtslieden gevonden. Met zekerheid is vastgesteld dat dit wrak niet de in 1654 gezonken VOC-galjoot Lelie geweest kan zijn.

Datering bouw Omstreeks 1643-1650

Datering ondergang Derde kwart 17de eeuw. In ieder geval ná, maar vermoedelijk niet erg lang na 1658. Mogelijk is het schip gezonken tijdens de storm van 18 op 19 december 1660.

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie en diverse particuliere collecties.

Onderzoek door archeologisch Eerste waardestellend onderzoek met oppervlaktekartering in 1998: 10/8, 11/8 en 12/8; duikteam ROB/NISA: inspectie en aanvullend onderzoek met twee proefsleuven in 2002: 25/6, 26/6, 27/6, 16/7, 17/7, 18/7, 19/7, 29/7, 30/7, 31/7, 1/8, 2/8 (+ 5/8 en 23/8); afdekking met steiger- gaas in 2003: 3/6, 4/6, 5/6, 6/6, 9/6, 19/6, 20/6, 24/6, 17/7 en 28/7; inspectie in 2004: 21/6; inspectie in 2005: 1/6.

Advies Archeologische Waarde Het wrak is behoudenswaardig.

Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Nvt Herinneringswaarde Nvt

Fysieke kwaliteit Gaafheid 3 Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 3 Informatiewaarde 3

Ensemblewaarde Nvt

Representativiteit 3

Bescherming Het wrak is fysiek beschermd door afdekking met steigergaas en voorgesteld als be- schermd monument.

Bedreigingen Ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen. 186 Voor enkele algemene opmerkingen met betrekking tot de administratieve Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot gegevens, de werknaam, het alias en de voor Scheepsarcheologie, Lelystad). waarderings­systematiek zie hoofdstuk - Onderwatervideobeelden NISA-duikteam. BZN 2, eerste vier noten. 194 —

Ongepubliceerde rapportages door - Bodden, Gideon, “De klok van François Hemony uit de Waddenzee”, rapportage 15 derden juni 2003. - Den Brave, J.A., Tabakspijpen aan boord. Een overzicht van de kleipijpen uit de wrak- ken van het Burgzand (Waddenzee), (rapportage 2006). pag.13-18. - Kleij, Piet, Verslag ceramiekdeterminatie Burgzand Noord 8, september 2002. - Kuijper, Wim, Determinatie van enkele botanische vondsten van het scheepswrak BZN 8, mei 2004 - Kuijper, Wim , Enkele botanische vondsten van het scheepswrak BZN 8, september 2004. - RING-rapportage, september 1998.

Literatuur - Gijsbers, Wilma, Laura Koehler en Jaap Morel, ‘Licht aan boord’. Verlichtingsobjecten uit het Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie, (Lelystad 2010). - Habermehl, Nico, Scheeps­wrakken in de Waddenzee (1500-1900), (Lelystad 2000). - Hilster, Nicolàs de, ‘The hoekboog (double triangle): a reconstruction’, Scientific Instru- ment Society Bulletin nr. 8 (2011) 20-33. - Horst, Agnes van der, Franciscus Hemony me fecit. ‘Scheepswrak geeft na 350 jaar splinternieuwe luidklok prijs’, Tijdschrift oude muziek, 4-2003, 2-5. - Lehr, André, ‘Een Hemony-klok uit de Waddenzee in het Nationaal Beiaardmuseum’, Klok en klepel, maart 2003, 5-6. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord-Hol- land 2000, 33e jaargang 2001, 58-62. - Vos, Arent, ‘NISA-duikteam vindt klok van beroemde carillongieter’, Korte Berichten. Personeelsblad voor ROB, augustus 2002 – nr. 7, 1-2. - Vos, Arent, ‘Duikseizoen 2003 was vondstarm’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 8, nr 2, november 2003, 20-22. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord-Hol- land 2002, 35e jaargang 2003, 48-53. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2003, 36e jaargang 2004, 51-55. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006”, 48-49. 195 —

door deze bij de Rijksdienst voor het Oudheid­ 11.2 Vondstgeschiedenis kundig Bodemonderzoek. In de periode daarna zijn diverse “min of meer los op de zeebodem aangetroffen voorwerpen” geborgen, zoals een 187 Formulier Melding van onderwatervondsten, Vondst en melding van wrak BZN 8 zijn goed ge- gave Jacobsstaf (een navigatie-instrument om documentatie BZN 8. 188 In een notitie van Eelman uit 1998 over 187 documenteerd. Het wrak werd op 10 augustus de geografische breedtegraad te bepalen), met deze vondst lezen we een belangrijke 1997 bij toeval gevonden door sportduiker Hans als inscriptie *1653* en direct daaronder *AC*. observatie, namelijk dat het gebied al enkele jaren aan het ontzanden is. Als Eelman, op een waterdiepte van circa 6 m. Hij Er werd ook een tweede, beschadigde Jacobsstaf reden wordt aangedragen: “de had vernomen dat er “een lichte welling in het gevonden, maar zonder merktekens. Bovendien jarenlange zandwinning werden twee messing tabaksdozen boven water benedenstrooms, invloed van wind en oppervlaktewater” was waargenomen, wat aan- stroom gedurende de winterstormen, leiding was om daar onder water een kijkje te gebracht, waarvan één met een afbeelding van maar ook het kruiend ijs in dat gebied.” Mogelijk is de achterliggende verklaring 188 het Stadhuis op de Dam in Amsterdam en met gaan nemen. Op 13 augustus is het wrak door niet helemaal correct, de constatering is hem gemeld bij de burgemeester van Texel en een tekst ‘esta tu’ (Spaans?). Verder kwamen andermaal, dat het gebied ontzandt.

198

197

110 109 108 107 106 196

113

105

25 148 147

140

3

149 150

Paalnrd

BEL 26 27

23

112B 29 111 112 1 200 2 145 LO RO

RB LB 199 143 20 144 24 22 Spuikoker 21

Afb. 11.1 Bovenaanzicht van het wrak BZN 8 met de webpunten. 196 —

Afb. 11.2 Schets van Eelman, die een omgeslagen boord onder het zand vermoedde.

tien munten van de Franse koning Lodewijk XIII (regeerperiode 1610-1643) naar boven, waarvan 11.3 Beschrijving van de vindplaats enkele met het jaartal 1639. Van het overige ge- borgen vondstmateriaal melden we hier slechts gebreide wollen kousen en een dito want, en In 1998 werd door het archeologisch duikteam een compleet rolpaard, want dit zijn aanwijzin- een drie dagen durend waardestellend onder- gen voor enerzijds winterse omstandigheden ten zoek uitgevoerd op wrak BZN 8, waarbij bijna 25 tijde van de ondergang en anderzijds voor een uur onderwater is gewerkt . Aanleiding juist hier bewapening van het schip met geschut. te gaan kijken was de veelbelovende melding Er waren direct al goede aanwijzingen voor een van Eelman, maar het wrak was ook al opgeval- globale datering van het wrak. Het merkteken len op een aantal goede sidescan sonaropnames *1653* op de Jacobsstaf werd geïnterpreteerd van 17 april 1998. Het wrak is met WEBIT opge- als het jaar van vervaardiging. De afbeelding van meten, de dagzomende stukken constructie zijn het Stadhuis op de Dam gaf een vroegst moge- onder water getekend en er zijn filmopnamen lijke datum voor de ondergang van het schip gemaakt. Het beeld ontstond van een fragment (datum post quem): circa 1655, toen het stad- van een schip dat vrijwel noord-zuid georiën- huis, dat pas in 1665 geheel gereedkwam, al ge- teerd lag (voorschip-achterschip). Over een op- deeltelijk in gebruik werd genomen.189 Samen pervlak van circa 25 (N-Z) x 12,5 (W-O) m dag- met de datering van de Franse munten – zoomden op dat moment resten. De eerste 1639/1643 – waren dit stevige aanknopingspun- indruk was dat het uitsluitend ging om scheeps- ten voor de gebruiksperiode van het schip en constructie. Ballast en/of lading werden niet voor het moment van ondergang: in de tweede gezien. helft van de 17de eeuw en waarschijnlijk vroeg in Het westelijke deel van de vindplaats werd ge- die periode, maar in ieder geval ná 1653. In het vormd door een noord-zuid liggend deel van het standaardwerk Dutch-Asiatic shipping vond bakboord. Op de lijn van de webpunten 1, 2, 111 Eelman dat op 12 januari 1654 een VOC-galjoot, en 112 staken resten van een dek uit het zand 189 Vlaardingerbroek 2011. genaamd Lelie, tijdens een storm op de rede van omhoog, met een lijfhout en diverse onderdekse 190 Bruijn, Gaastra, Schöffer en Van Eyck 190 en bovendekse knieën en stompen dekbalk. De van Heslinga 1979, II: 114-115, reis Texel was vergaan. Hij trok de conclusie dat 0786.1. hier het wrak lag van het ongelukkige schip. punten 2 en 23 stonden respectievelijk onder en 197 —

Afb. 11.3 Bovenaanzicht van het wrak BZN 8 na het eerste, korte onderzoek in 1998. boven op een hoog bewaard gebleven, schuin ger en dikwijls ook in een ondiepe sponning in opstaande dekbalk (lengte 2,5 m), die ook op de de zijkant van de dekknieën. Halfdeksbalken sonarbeelden van april 1998 duidelijk opviel en steunden in de regel in sponningen in de lijfhou- ook op het echolood goed in beeld kwam (zie ten en met het andere uiteinde in de schaarstok- afb. 3.1). Deze dekbalk was opmerkelijk genoeg ken op éénderde en tweederde van de dek- nog nooit geraakt door sleepnetvisserij, maar breedte. In dit geval echter werden anderzijds bonden sportduikers de lijnen van on-Nederlandse elementen gezien als ‘staande’ hun vaartuigen met regelmaat op deze balk, ge- (verticaal) en ‘liggende’ (horizontaal) knieën aan tuige de diverse moderne touwresten. In ieder de bovenkant van het dek en liggende knieën geval kon deze balk eigenlijk geen lang leven onderdeks, die per stel een dekbalk omsloten meer beschoren zijn, zo was de verwachting. (aan voor- en achterzijde). Aanwezige halfdeks- De aanwezige dekconstructie deed bepaald on- balken waren ingelaten in de onderdekse, lig- Nederlands aan. Een typisch 17de-eeuwse gende dekknieën. Nederlandse dekconstructie kende voornamelijk Het dek was een geschutsdek geweest; er werd verticaal hangende onderdekse knieën en een één geschutspoort gezien en aanwijzingen voor structuur van zware dekbalken, afgewisseld met een tweede onder het zand. Schuin boven deze lichtere halfdeksbalken. De zware dekbalken geschutspoort, vlak langs de meest westelijke steunden typisch in een sponning in de balkwe- rand van de bewaarde constructie, zat een loden 198 —

spuikoker in het boord, een duidelijke aanwijzing voor nóg een dekniveau boven dit eerste. Over de hele lengte ontbrak echter de constructie van hoger uit de scheepsromp. Deze was weggebro- ken en verdwenen vanaf het niveau waar men een balkweger en het lijfhout van het tweede dek zou verwachten. Alleen van de onderliggen- de buitenhuid was soms een enkele gang hoger nog aanwezig. Het boord was over de hele leng- te wisselend diep onderslepen en in ieder geval lag de bovenrand grotendeels vrij van zand. Verder westwaarts werd geen constructie meer gevonden. Op de laatste duikdag werden 1,8 m zuidelijk van webpunt 1 de originele, schuine uit- einden van de huidgangen van het achterschip gezien. De dagen daarvoor lagen die steeds be- dekt met zand. Hier ligt dus het oorspronkelijke achteruiteinde van de constructie ter hoogte van het eerste dekniveau. Over de middenas van de vindplaats lag een groot pakket zand, maar een paar meter verder oostwaarts lag over een aanzienlijke afstand weer scheepsconstructie vrij. Voor een groot deel betrof het een rompconstructie, met duide- lijk herkenbaar het samenstel van wegering, in- Afb. 11.4 Een legger van de serie van vijf die gekanteld houten en huid. De wegering lag steeds aan de schuin omhoog staat. Het is een aanwijzing dat we bij binnenkant of naar boven gericht, wat betekent het achterschip zitten. dat het schip met de kiel naar beneden op de bodem terecht was gekomen. In de noordelijke derwaterschip richting achtersteven en roer in sectie staken de spanten verticaal uit het zand toenemende mate ‘scherp’ werd. In het uiterst omhoog; rond de middensectie, waar enige vier- zuidoostelijke deel van de vindplaats stak een kante meters constructie waren vrijgespoeld, la- zware balk (35 x 35 cm) schuin uit de bodem om- gen de spanten vrijwel plat en in het zuidelijke hoog. Hij werd aanvankelijk gehouden voor een gedeelte staken de inhouten schuin tot bijna stuk kielbalk, een beeld dat later zou moeten verticaal uit de bodem. Het meest zuidelijke deel worden bijgesteld. van de oostrand werd geïnterpreteerd als een Om de bouwdatum, de gebruiksperiode en de stuk van het achterschip, terwijl het noordwaarts nationaliteit van het schip te kunnen bepalen meer leek te gaan om vlak en boord van het werden enkele houtmonsters en wat scherven middenschip. Opvallend in de zuidelijke sectie aardewerk meegenomen. De houtmonsters be- was de serie van vijf leggers, die gekanteld met vatten veel spint en het jaarringonderzoek le- de ene kant (bakboordkant) schuin omhoog op- verde een uitstekend resultaat. Op basis hiervan staken en met het andere uiteinde diep in het werd de (vroegst mogelijke) bouwdatum be- zand verdwenen. Deze opstaande stukken in- paald op omstreeks 1643-1650 (zie p. 216). hout waren goed te herkennen op de sonarbeel- Conservator en aardewerkspecialist van het den. De vorm verried dat we hier een eind rich- NISA, Karel Vlierman, identificeerde de scherven ting achterschip zaten, met een toenemende als afkomstig van een baardmankruik uit het hoogte aan de onderkant van de leggers voor Rijnland (vermoedelijk Raeren) en het rode aar- het zogenaamde ‘doodhout’, ofwel waar het on- dewerk – van twee middelgrote grapes en een 199 —

vergiet – als lokaal vervaardigd in de noordelijke Langs de oostzijde lag de constructie over de Nederlanden. Hij dateerde het aardewerk rond hele lengte hoger vrij dan in 1998. Helemaal in het midden van de 17de eeuw, met een voorkeur noordoost, voorbij punt 109, werd nu een deel voor het derde kwart.191 van een zaathout aangetroffen. Dit lag niet meer Qua datering strookte dit alles met het vondst- in verband, maar met de onderkant omhoog in complex, zoals verzameld door Eelman, maar oostelijke richting letterlijk overboord. qua constructie leek het veel meer op een (mid- Aansluitend op de noordkant waren enkele me- del)groot zeegaand schip dan op een galjoot. En, ters bakboordconstructie méér vrijgespoeld en terwijl de constructie leek te duiden op buiten- ook het achteruiteinde in zuidwest lag met de landse bouw, wees het aardewerk op een originele, schuin afgezaagde uiteinden nu geheel Nederlands uitgerust schip. vrij. Na het schoonkrabben viel op dat hier een eikenhouten dubbeling onder zat. Aanvullend onderzoek Buiten het wrak kwam het zand rondom direct al In 2002 werd een inspectie uitgevoerd op het een halve meter omhoog en daarmee lag het wrak om te bekijken in welke mate het was in- wrak in een soort depressie in de zeebodem. of uitgezand en wat de conditie van het scheeps- Binnen het wrak werden enkele oude ‘stroom- hout was. Over het geheel bleek zeker uitzan- borden’ gevonden, die kennelijk door sportdui- ding te hebben plaatsgevonden. kers gebruikt waren om het scheepswrak ver- Er werden enkele nieuwe ontdekkingen gedaan. sneld te laten uitzanden met de getijdenstroom

Afb. 11.5 De klok van Hemony aan boord. Afb. 11.6 Op de klok is het jaartal van vervaardiging 191 Intern verslag van Karel Vlierman, Hij weegt 132 kilo (na calibratie). meegegoten: 1658. 4 september 1998. 200 —

Afb. 11.7 De verschillende onderdelen van het zaathout zijn onderwater opgemeten en getekend met details als de ‘kepen’ en de ‘lassen’. 201 —

als werkende kracht. Wij hebben deze borden 199 uur onder water. opgeruimd. Er werd een proefsleuf in het noorden van de Bijzonder was de vondst van een grote bronzen dagzomende constructie aangelegd, ongeveer klok. Hiervan stak een klein randje van de onder- ter hoogte van webpunt 109 en haaks op het kant uit het zand, dat nog altijd ruimschoots het binnenboord westwaarts. Het bleek dat we hier middendeel van de vindplaats bedekte. Al snel onderin het ruim zaten. Oost was het stuur- kon een stuk tekst op de bel worden vrijgelegd. : boord, dat tot iets boven de vrij scherpe kim in “… me fecit amstelodami anno domini …”, verband bewaard was gebleven. Hier stond het maar de naam van de gieter en het jaartal bleven samenstel van wegering, spanten en huidgangen nog even buiten zicht. Besloten werd om de klok recht omhoog. West in de put vonden we de op te graven en te bergen. De vondst werd in bakboordkim. Anders dan aan de oostzijde lag eerste instantie niet wereldkundig gemaakt om de westrand meer schuin in het zand, want aan geen onwelkome aandacht van sportduikers te deze kant was het boord laag in de kim wegge- trekken. De gegevens waren opmerkelijk ge- broken, met uitzondering van een enkel inhout noeg: de klok bleek in 1658 gegoten te zijn door dat ver uit het zand omhoog stak. De put was Franciscus Hemony. Franciscus en zijn broer maximaal 1,5 - 2 m diep. Pieter waren internationaal befaamde bronsgie- De kimmen lagen aan beide zijden even diep, ters, die behalve luidklokken ook tientallen caril- dus er was geen sprake van slagzij. In de lengte- lons hebben gegoten. Alleen al in het jaar 1658 richting lag het schip wel enigszins schuin in de maakten ze twee carillons voor Amsterdam. De bodem, waarbij het vlak in noordelijke richting vraag drong zich dan ook op of dit wrak slechts dieper in de bodem wegliep. Er kan dus nog een deze ene klok of een compleet klokkenspel aan heel stuk constructie liggen, mogelijk inclusief boord had? Besloten werd het wrak te onder- voorschip en voorsteven. Op deze plek wordt de werpen aan een aanvullend archeologisch on- breedte van bovenkant kim tot bovenkant kim derzoek met twee proefsleuven, om daarna ver- geschat op circa 5,5 - 6 m. We zitten dan laag in der te handelen naar bevind van zaken. de romp en waarschijnlijk al enkele meters vóór Behalve het bergen van de klok werd de verder het grootspant, dus voor de grootste wijdte vrijgespoelde constructie nader bekeken en ge- moet daar naar schatting zo’n 1,5 - 2 m bij wor- karteerd, want zoveel was duidelijk: ook hier den opgeteld. Let wel, dit is niet meer dan een ging de kwaliteit van het dagzomende hout hard grove schets om een ruw idee te krijgen van de achteruit. Dit bleek onder meer doordat som- afmetingen van het schip, dat op basis hiervan mige van de meetpunten uit 1998 waren ver- ongeveer middelgroot lijkt te zijn geweest.192 dwenen of dat andere, destijds diep in hard hout De buitenhuid was van eik en 5 cm dik. Een aan- geslagen, nu met de hand uit het inmiddels zwaar zienlijk deel van de eiken wegeringplanken was aangetaste hout konden worden getrokken. met 9-11 cm erg dik en ze werden in een onge- Er werden webpunten bijgeplaatst op de stuk- woon patroon afgewisseld met dunnere gangen ken zaathout en de verder vrijgespoelde con- van nog altijd 6-7 cm dik. Volgens het ons uit de structie. Rond de plaats waar de klok was uitge- meeste scheepswrakken bekende patroon wa- graven lag slechts circa 20 cm geel (zuurstofrijk) ren wegeringplanken in het algemeen ongeveer wadzand als bovenlaag. Direct daaronder werd even dik of iets dunner dan de huidplanken en het zand zwart (zuurstofarm) en begon de wrak- waren alleen de kimwegers (soms) extra dik. vulling van verslagen materiaal: versplinterd Mogelijk is ook dit een aanwijzing voor buiten- hout, fragmenten tonhoepels en talloze, com- landse bouw? plete visskeletten. Daarbij lagen zoveel bakste- Het zaathout is gedetailleerd opgemeten. Het in nen, plavuizen en kalkmortel, dat er waarschijn- de proefsleuf vrijgelegde en daar vast in verband lijk wel een oven in de buurt moest zijn. liggende stuk (met webpunten 147 en 148) was In het seizoen 2002 werd 14 dagen lang geheel 30 cm breed en 32 cm hoog. Het deel dat noor- 192 Voor de begrippen kleine, middelgrote en grote zeegaande schepen, zie in de of gedeeltelijk op dit wrak gewerkt, met in totaal delijk van punt 109 overboord lag (met erop woordenlijst onder het begrip ‘lengte’. 202 —

webpunt 196) is over z’n hele lengte vrijgelegd plek waar de Hemonyklok was gevonden, om- en bleek 7,9 à 8 m lang. Dit deel eindigde aan streeks het midden van het dagzomende deel weerszijden in het bovenliggende gedeelte van van de vindplaats. Deze sleuf was duidelijk min- een schuine haaklas. De balk was tot circa 35 cm der diep dan de noordelijke, omdat de construc- breed en 29,5 - 32 cm hoog, met kepen van 3-4 tie hier iets hoger in de bodem lag. De noord- cm diep aan de onderkant om over de leggers te wand van de put werd gevormd door de relatief passen. Het formaat van de leggers moet fors hoge zandbult die in 1998 ook al oprees en nu, geweest zijn, want de breedte van de kepen was vier jaar later, niet wezenlijk was afgetopt. 29-32 cm met twee uitschieters naar 34 en 35 cm Dit noordelijk putprofiel bestond onderin uit (dit zou voor het grootspant geweest kunnen wrakvulling van fijn verslagen materiaal, stro, zijn). Dat forse formaat van de leggers kon in de klei, houtsplinters en veel los scheepshout. proefsleuf worden bevestigd. Daar is het in ver- Hoger in het profiel lag vooral zand met losse band zittende stuk zaathout volledig vrijgelegd scheepsonderdelen, zoals losse planken, knieën tot op de bovenkant van de kiel en de zandstro- en bijvoorbeeld een lang stuk balkweger. In zui- ken (circa 10 m waterdiepte, ± HW). De leggers delijke richting leek de aard van de afzettingen eronder varieerden in breedte van 30-32 cm. Dat te veranderen naar minder hoog en meer zande- zijn eigenlijk ongewoon forse leggers voor een rig. Omdat de sleuf niet breder is gemaakt dan vermoedelijk slechts middelgroot schip. Het ge- 2 m, kon niet definitief worden vastgesteld of heel oostwaarts buitenboord liggende deel (met het zuidelijke deel van de vindplaats eerder al webpunten 197 en 198) lag op zijn zijde en lag geheel of gedeeltelijk vrij had gelegen, maar het over circa 5,5 m bloot, voordat het oostelijke uit- vermoeden was daar. In de baan van de gegra- einde in het zand verdween. Het kon niet geheel ven sleuf was de sedimentlaag overal minder worden vrijgelegd, maar het was onmiskenbaar hoog dan 1 m, oostwaarts in dikte afnemend tot een onderdeel van het zaathout, met kepen voor ongeveer 1 dm gewoon zand, waartussen de bo- over de leggers, en het westelijke uiteinde ein- venkant van de inhouten zichtbaar was. In dit digde in een onderliggende schuine haaklas. De oostelijke stuk – de middensectie van de lassen waren respectievelijk 1,2 en 1,4 m lang. oostrand – was de wegering compleet verdwe- Afb. 11.8 De vondst van de klok was Vermoedelijk hoorde de westelijke (bovenlig- nen en zat een reeks zware breuken in de span- weer een goede aanleiding om de gende) las van het overboordliggende gedeelte ten. In westelijke richting is gegraven tot de on- aandacht van het publiek op het op de (onderliggende) las, die in de proefsleuf in derkant van het lijfhout van het eerste dek. wrakkenonderzoek te vestigen. verband is aangetroffen (circa 1,2 m lang). Enkele Bovendeks was het al vrijwel volledig vrijge- (Algemeen Dagblad, 07-08-2002). dagen later werd ook een 5,5 m lang en circa 21 spoeld; daar is niet systematisch opgeschoond cm breed deel van het zaathout geïdentificeerd, en gezocht. in zijn oorspronkelijk verband in het achterschip. Het karakter van de wrakvulling in deze proef- Dit betekent dat ten tijde van ons waardestellend sleuf was in wezen al vastgesteld bij het opgra- onderzoek het zaathout, zij het deels uit verband, ven van de klok: veel verslagen materiaal, hout- vrijwel zeker nog compleet aanwezig was. splinters, plavuizen, kalkmortel, gele en rode Tegen het zaathout lag een loodbaar met heral- bakstenen. De concentratie stenen en mortel dische wapens en ook een jaartal erin gestem- was het grootst in de noord-westhoek van deze peld: 1657. Dit was dan ook de enige vondst, die put, tegen het lijfhout aan, waar ook ovenslak- in deze hele sleuf gedaan is. Er werd verder geen ken werden gevonden. Hier ergens, vermoede- restje lading, letterlijk geen graankorrel, gevon- lijk boven het dek, moet de oven hebben ge- den, maar wel een wrakvulling van zeer fijn ver- staan, die nu volledig uit elkaar geslagen onder 193 In de spreektaal van het duikteam werd dergelijk materiaal, dat dikwijls onderin slagen materiaal.193 Dit duidde erop dat dit deel het eerste dekniveau terecht was gekomen. onverstoorde wrakvullingen werd Opvallend was de enorme hoeveelheid visres- aangetroffen, enigszins plastisch niet recent vrijgespoeld was geweest. Mogelijk aangeduid als ‘shag’. Het was heeft men een eventuele lading destijds na de ten, grotendeels gearticuleerde skeletten, die tot waarschijnlijk steeds zeer fijn verslagen het laatst tevoorschijn bleven komen. Zonder veenmateriaal en oogde inderdaad ondergang al kunnen bergen. enigszins als bundels shag. De tweede proefsleuf werd aangelegd rond de twijfel was dit onderdeel van de voorraad of la- 203 —

Afb. 11.9 Oostzijde van de noordelijke proefsleuf bij webpunt 109. ding. De visresten konden echter nergens in ver- kruitschep. Bijzonder was het houten tondel- band worden gebracht met resten van tonnen, doosje met schuifdeksel en inhoud: een vuur- waarvan niet meer dan slechts enkele fragmen- steentje en een lapje zeer fijn stof. Het is voor ten van hoepels zijn gevonden. Tussen al dit ma- het merendeel typisch vondstmateriaal uit een teriaal bleven allerlei vondsten tevoorschijn ko- achterschip, waar de scheepsofficieren en -on- men (zie ook p. 195): Westerwaldkruiken; kleine derofficieren verbleven. Vanwege het instorten ronde concreties die heel goed munten zouden van het dek (of de dekken) is het onderdeks te- kunnen zijn; vele, soms fraai versierde meshef- rechtgekomen. ten; gereedschap van ambachtslieden, zoals De proefsleuf, onder meer gegraven om te zien priemen, elzen en een messing duimring; diverse of er mogelijk een compleet carillon aan boord navigatie-instrumenten, zoals drie messing was, wees uit dat dit niet het geval was. kaartpassers en twee fragmenten van een eb- De in deze sleuf aangetroffen constructie levert benhouten Daviskwadrant; twee leren boekom- interessante informatie. De weger met de pun- slagen met messing beslag; wollen en leren ten 26 en 27 lag op de rand van een duidelijke wanten; de houten kolf van een pistool en een grens in de constructie, waaronder de afgebro- 204 —

ken punten van een volledige, aaneengesloten De tekening van het bakboord uit 1998 is aange- reeks inhouten vandaan staken. In de hele sleuf vuld met de nieuw vrijgespoelde stukken. Langs lag dit westelijke samenstel van wegering, span- de hele westrand is de hogergelegen constructie ten en huid zo’n 2 dm lager dan de oostelijke in een grillig patroon weggebroken en sinds constructie en nergens kon een direct verband 1998 had daar bovendien de nodige erosie tussen beide stukken worden vastgesteld. Het plaatsgevonden. Tijdens dat eerste onderzoek leek er daarmee op dat het westelijke boorddeel werd boven de toen herkende geschutspoort niet precies op deze plek vast had gezeten aan een loden spuikoker gevonden en die werd ge- het grote oostelijke deel, maar daar ‘toevallig’ zien als een beslissende aanwijzing voor een terecht was gekomen. Vermoedelijk is het ach- tweede dekniveau. Dit hele stuk constructie, in- terschip in een ver verleden al onderslepen ge- clusief de spuikoker, was inmiddels echter ver- raakt, waarna een stuk van het bakboord is los- dwenen. Verder noordelijk daarentegen lag nu gescheurd en enigszins in noordelijke richting ruim 5 m meer constructie vrij en daar werden in verschoven in de slijpgeul gedeponeerd is ge- een balkweger, een onderdekse knie, een lijfhout raakt. Dat stemt overeen met de hierna nog te en een houten spuikoker opnieuw aanwijzingen behandelen ligging van de achtersteven ten op- gevonden voor een tweede dek. De constructie zichte van de oorspronkelijke achterkant van het hiervan was echter, vergeleken met de zware bakboord (in zuidwest). De afstand van de weger spanten in het vlak en het stevig ondersteunde met de punten 26-27 tot de onderkant van het eerste dek, opvallend licht uitgevoerd. Een vraag lijfhout was ongeveer 2,7 m, zonder enige aan- is of dit dan alleen een bakdek is geweest of toch wijzing in de constructie voor een lagergelegen een compleet doorlopend tweede dek? De ta- dek. We kunnen concluderen dat het lijfhout op melijk achterwaartse positie van dit stuk dek, in de lijn 2-111-29-112 inderdaad het onderste dek combinatie met de locatie van de inmiddels ver- aanwijst en dat het ruim ruwweg 3 - 3,5 m hoog dwenen loden spuikoker, lijken meer te wijzen moet zijn geweest (=de holte). In totaal was het op het laatste, maar dat tweede dek zou dan een bewaardgebleven stuk bakboord, gerekend van- verrassend lichte constructie hebben gehad. Bij af die onderste dikke weger tot aan de breuk elkaar zijn op het eerste dekniveau aanwijzingen langs de westrand, hier omstreeks 5,5 m hoog. voor tenminste drie geschutspoorten herkend,

Afb. 11.10 Twee van de messing navigatiepassers. 205 —

maar, gezien het grillige patroon van de wegge- de onderste huidgangen was in vast verband broken constructie zouden het er in dit vrijlig- met de achterste vijf spanten (hier: steekspan- gende gedeelte makkelijk vier of vijf geweest ten) van de steven losgebroken en naar bak- kunnen zijn. boord opengeklapt. Volgen we die constructie Het zuidelijk uiteinde lag meer vrij dan in 1998, noordwaarts, dan zijn het zesde tot en met tien- maar het bestaande inzicht hoefde niet te wor- de spant de vijf wrangen, die met hun stuur- den bijgesteld. Het betrof de oorspronkelijke boordszijde diep de bodem insteken en met hun achterkant van de constructie en het stuk was bakboordzijde in een soort waaiervormige confi- hier omstreeks 4 m breed. De onderste (ooste- guratie zó ver uit de bodem opsteken, dat ze op lijke) huidgangen eindigden recht en het boven- het sidescan sonarbeeld van 1998 duidelijk als ste stuk van de buitenhuid liep schuin naar ach- cluster herkenbaar zijn. Ten oosten van deze tien teren omhoog. De huidplanken waren tot en achterste wrangen en steekspanten bleek ook met hun originele, schuine uiteinde bewaard ge- een deel wegering met de bovenzijde omhoog te bleven en eronder zat een dubbeling van eiken liggen. Mogelijk ligt hier dus een heel stuk stuur- planken. De functie daarvan is zonder verder on- boord in de bodem. In de centrale as, vóór de derzoek niet duidelijk. Tegen de paalworm was steven, met laag in de constructie een binnen- het niet, want we zitten hier op het niveau van steven-achtige klos, is nog in verband het ach- de geschutspoorten en daarboven. Ook wat be- terste deel van het zaathout aangetroffen. Dit treft de dekconstructie van het eerste dek, blijft 5,5 m lange deel is eerder vermeld in verband overeind wat we in 1998 al hadden opgemerkt. met de noordelijker aangetroffen delen van het Het is een on-Nederlandse constructie met lig- zaathout. Vlak naast de achtersteven, in de zuid- gende knieën aan weerszijden van de dekbalken westhoek ervan, ligt een grote concretie. Vorm en bovenop het dek ruwweg om de vijf meter en omvang wijzen erop dat het hier moet gaan een staande knie. Halfdeksbalken, voorzover in om een middelgroot stokanker. verband aangetroffen, steunden in een sponning in de onderdekse knieën. Inspecties en beschermingsmaatregelen Ook het hele oostboord is nader bekeken van Drie weken na afsluiting van het onderzoek werd punt 110 helemaal in noord t/m 113 in het uiter- nog een inspectie uitgevoerd om de mate van ste zuiden. De constructie blijkt over de com- inzanding te beoordelen. Overal in de proefput- plete lengte één geheel te vormen. Helemaal in ten was een laag zand afgezet en lag het hout noord is de romp bewaard gebleven tot voorbij weer enigszins beschermd, maar de lagen waren de ronding van de stuurboordkim, maar in zui- niet zo dik dat de constructie geheel aan het delijke richting is de constructie steeds lager zicht werd onttrokken. Het westelijke bakboord weggebroken. Iets zuid van het midden, waar lag zelfs voor een groot deel bloot en was over een groot deel van de constructie vrij van zand de gehele lengte onderslepen door geulen van lag, is de stuurboordzijde vlak voor het begin circa 1 m diep. De verwachting was dat het wrak van de kim al weggebroken. In deze sectie is de niet meer echt goed zou inzanden hele wegering verdwenen en zien we op één lijn Voor 2003 stond het aanbrengen van een be- een breuk in alle leggers. De meest zuidelijke schermingslaag op het wrak op het programma. sectie, over een lengte van een meter of acht, is Bij elkaar werd daartoe gedurende tien dagen het achterschip, dat deels als een boek was op het wrak gewerkt, waarvan in totaal 79 uur opengevouwen. De onder een kleine hoek onder water. Tijdens de eerste inspectie werd schuin uit de bodem opstekende balk met punt geconstateerd dat in en direct naast het wrak de 113, die aanvankelijk werd aangezien voor een situatie zeer vergelijkbaar was met hoe we het stuk kielbalk, bleek na schoonmaken een achter- in augustus 2002 hadden achtergelaten. Er had steven. Deze was naar stuurboordzijde omge- dus nauwelijks inzanding plaatsgevonden en er klapt. Onderin werden resten van drie huidgan- liepen dusdanig diepe slijpgeulen onder het gen in de sponning aangetroffen. Een deel van westelijke boord en langs de zuidwestgrens, dat 206 —

Afb. 11.11 Detailtekening van het opengeklapte achterschip. In groen de achtersteven met webpunt 113.

een duiker onder de constructie kon komen. korte stukken gaas gewerkt. (zie p. 256, BZN 10) Lag, in de situatie van juni het jaar daarvoor, het Daarentegen konden helemaal in het noorden wrak nog in een soort depressie (zie hiervoor), van de vindplaats direct al 40 m lange kleden nu moest worden geconcludeerd dat het wrak worden uitgerold, want daar lag de scheeps- op een soort terp was komen te liggen. Het constructie dieper in de bodem met een ruim wrak was in de tussentijd blijkbaar ook geraakt pakket zand er bovenop. Daar was het doel door sleepnetvisserij, want onder het west- veeleer het aanwezige zand vast te houden, ter- boord lag visnet. wijl op andere plekken de bodem eerst actief De volgende dagen werden op en rondom het omhoog gebracht moest worden. Inderdaad wrak netten van steigergaas uitgerold. Doel lukte het om alle aanwezige slijpgeulen opge- hiervan was eerst de slijpgeulen te laten volzan- vuld te krijgen. Bij elkaar zijn bij deze operatie den. Uit ervaring wisten we dat het leggen van 1100 m2 op en rond het wrak afgedekt. lange kleden over stukken met grote hoogte- verschillen niet werkt en hier werd dan ook met In 2004 en 2005 werden inspecties uitgevoerd, 207 —

Afb. 11.12 Sidescan sonarbeeld uit 1998 met erop aangetekend de interpretatie na de eerste verkenning. 208 —

Afb. 11.13 Schetsmatig overzicht van de toestand van de afdekking en de uitspoeling in 2004. 209 —

Afb. 11.14 Multibeam sonarbeeld van de toestand van de afdekking en uitspoeling in 2006. in beide gevallen gedurende één tij. De conclu- sie was dat de afdekking goed had gewerkt. Doordat de bodem om de afdekking heen flink was verdiept en de ‘wrakterp’ nog prominenter boven zijn omgeving uitstak dan tevoren, werd duidelijk dat de resten zonder afdekking groten- deels bloot zouden hebben gestaan aan alle mogelijke erosieve processen als getijdenstro- ming, paalworm en sleepnetvisserij. Wel werd genoteerd dat het gaas hier en daar kans liep te scheuren en dat een extra beschermlaag zou moeten worden aangebracht. Door de ophef- fing van het duikteam in 2006 is dat er niet meer van gekomen. 210 —

11.4 Vondsten

In totaal zijn voor wrak BZN 8 321 vondstnum- mers uitgegeven. Zes daarvan (allemaal kera- miek) zijn geboekt in 1998. Alle overige vondsten zijn op één na gedaan in 2002, het jaar dat de Hemonyklok werd gevonden en een aanvullend archeologisch onderzoek werd uitgevoerd. Om een ruwe indruk te geven van het vondst- complex volgt hier een beknopt overzicht naar materiaalgroep. In 81 gevallen betrof het kera- miek, waarvan 41 keer steengoed; samen goed Afb. 11.16 Klein houten doosje met vuursteen en tondel. voor 25% van de vondstnummers. Een opval- lende groep werd gevormd door de fraaie mine- een gedraaide houten kom, twee fragmenten raalwaterflessen uit het Westerwald, soms met van ebbenhouten meetstokken en een fraai, de kurk, afgedekt met een waslaag, er nog op. klein houten doosje met schuifdeksel met als Zeventien nummers (5%) zijn uitgeschreven voor inhoud een vuursteentje en lapje stof. (delen van) kleipijpen. Een fragment steel was Waarschijnlijk was dit een tondeldoosje.195 Elf met groene glazuur versierd en twee fragmenten andere houten objecten (3,5%) waren van sa- van de kop hadden een ID-hielmerk.194 mengestelde materialen, voornamelijk heften Dertien nummers (4%) zijn uitgegeven voor van messen of kleine gereedschappen. glasscherven, voor een deel afkomstig van kel- Vijf nummers (1,5%) zijn uitgegeven voor bot- derflessen. Zevenendertig nummers (11,5%) zijn materiaal van divers vee. Twee objecten waren uitgegeven voor houten voorwerpen, waaronder gebruiksvoorwerpen van been: een luizenkam

194 J.A. den Brave, Tabakspijpen aan boord. Een overzicht van de kleipijpen uit de wrakken van het Burgzand (Waddenzee), (rapportage 2006), 13-18. Ook Kleij zegt wat over de pijpen. Afb. 11.15 Twee mineraalwaterflessen uit Westerwald. 195 Gijsbers, Koehler, Morel 2010, 147. 211 —

Afb. 11.17 Twee luizenkammen uit de persoonlijke bezittingen van de bemanning. en het heft van een mes of priem, prachtig ge- sneden als een denkend figuurtje met een boek en een doodshoofd. Diverse materialen zijn bemonsterd: er zijn zeven nummers (2%) voor monsters van de vis- resten, vijf nummers (1,5%) voor botanische monsters en acht monsters (2,5%) staan inge- Afb. 11.18 Voorkant, achterkant en detail van een fraai schreven als organisch materiaal, waarvan drie gesneden benen mesheft met een bloot mannelijk zijn omschreven als vermoedelijk breeuwsel. Zes figuurtje dat met zijn elleboog leunt op een nummers (bijna 2%) zijn ingeschreven als touw, opengeslagen boek dat op een schedel ligt.

Afb. 11.19 De wollen want is samen met andere wollen kledingstukken een aanwijzing voor het jaargetijde waarin het schip verging. 212 —

waaronder tweemaal een monster van materiaal om mee te breeuwen. Opvallende aanwezigen waren muskaatnoot (Myristica fragrans, 1 x), amandel (Prunus dolcis, in drie monsters, samen 11 stuks) en zwarte mosterd (Brassica nigra, tien- tallen zaden, bemonsterd in een fragment kope- ren kookketel).196 Zes nummers (2%) waren voor stukjes leer, meestal een onderdeel van schoeisel. Een sa- mengestelde vondst met leer was een soort etuitje met daarin een tweede benen luizenkam. Andere samengestelde objecten met leer waren een boekomslag met houten binnenkant en een Afb. 11.20 Een van de fragmenten Daviskwadrant die in leren want met wollen voering. Daarnaast waren BZN 8 werd gevonden, geprojecteerd in een oude tekening er een wollen want en nog twee nummers uitge- van dit navigatie-instrument. Een Davis­kwadrant werd geven voor fragmentjes wol (1%). Eerder werd er eeuwenlang gebruikt om de hoek tussen de zon en de al op gewezen dat bij de ontdekking door de vin- horizon te bepalen en daarmee de geografische­ breedte. der ook reeds wollen kledingstukken zijn gebor- gen (gebreide wollen kousen en een want). doosje met deksel en drie kaartpassers. Dan zijn Blijkbaar was het schip hier in een koud jaarge- er nog zeven nummers (2%) voor als metaal om- tijde. Drie fragmentjes textiel (1%) waren moge- schreven objecten, waaronder één samengesteld lijk onderdelen van andere kleding. object van metaal/hout (een kruitschep) en één Achttien nummers (6%) zijn uitgegeven voor van metaal/concretie (een mesheft met het res- stukken baksteen of plavuis; vijf voor stukjes tant van een lemmet). In totaal is ongeveer 18% kalkmortel (1,5%) en negen nummers (3%) voor van de vondstnummers gereserveerd voor een één of meer ovenslakken. Dit kunnen onderde- voorwerp van of met metaal. len zijn geweest van de oven. Verder zijn ge- De vondsten zijn ook te bestuderen naar functie. boekt: twaalf nummers (4%) voor natuurstenen In het omgeslagen boord zijn geschutspoorten objecten, zoals vijf keer een stuk vuursteen, één gevonden. Bekend is dat de vinder in 1998 een keer een leisteen met ingekraste figuren en mo- compleet rolpaard heeft geborgen, inclusief bei- gelijk een griffel (schrijfstift). de assen. Deze lag bij de in 1998 al zichtbare ge- Een andere vondstcategorie vormen de metalen schutspoort. In de proefsleuf ter hoogte van de objecten. Er is één bronzen object geboekt, de bronzen klok werd in 2002 een as van nog een reeds uitgebreid beschreven klok. Tweeëntwintig rolpaard aangetroffen; in dezelfde omgeving nummers (bijna 7%) zijn uitgegeven voor ‘con- kwam ook een kruitschep tevoorschijn. In 2004 creties’; een groot deel ervan was klein en rond werd ten westen van het boord een gietijzeren en bevatte vermoedelijk munten, zo’n 20 à 30 kanon gevonden. Al met al zijn dat voldoende stuks. Vijf nummers (1,5%) zijn uitgeschreven aanwijzingen dat het schip bewapend is geweest voor koperen objecten. Vier daarvan waren de- met kanonnen. Mogelijk is een deel daarvan na len van een kookketel, het vijfde was mogelijk de scheepsramp geborgen. Van kleine bewape- een fragment van een signaaltrompet. Vier ning zijn overigens ook enige resten gevonden: nummers (ruim 1%) waren voor losse tinnen een pistoolkolf, een stuk musket en diverse lo- voorwerpen: twee keer een lepel en twee keer den musketkogels. een tinnen flesdop. Acht nummers (2,5%) zijn Een andere, interessante functionele categorie 196 Wim Kuijper, rapportage ‘Determinatie uitgegeven voor loden objecten, zoals musket- zijn de navigatie-instrumenten. Bij de ontdek- van enkele botanische vondsten van het scheepswrak BZN 8’, mei 2004; Wim kogels en de loodbaar met stempels en het jaar- king in 1998 zijn resten van twee Jacobsstaven Kuijper, rapportage ‘Enkele botanische tal 1657. Vijftien nummers (4,5%) staan voor geborgen. Door het NISA-duikteam zijn boven- vondsten van het scheepswrak BZN 8’, september 2004. messing objecten, zoals een duimring, een rond dien drie messing kaartpassers gevonden en 213 —

twee fragmenten van ebbenhouten meetstok- ken, die later zijn geïdentificeerd als fragmenten van een Daviskwadrant (net als de Jacobsstaf een navigatie-instrument om de geografische breedtegraad te bepalen).197

Capita selecta

Het aardewerk Het aardewerk is gedetermineerd door Piet Kleij.198 Uit zijn verslag citeren we: “Van het wrak BZN 8 is vrijwel alle ceramiek afkomstig uit Nederland en het Duitse Rijnland. Mogelijk be- Afb. 11.21 Detail uit het dubbele fries op de schouder: vinden zich enige scherven uit Zuid-Europa tus- een engelenkopje met links en rechts een hoorn van sen het vondstmateriaal. Onder het Nederlandse overvloed. roodbakkende aardewerk en de faience bevin- den zich scherven met duidelijke gebruiksspo- ren. Ook de Nederlandse kleipijp [met hielmerk ID] is aan boord gebruikt. Dit suggereert dat het schip een Nederlandse herkomst heeft. De steengoedmineraalkruiken hebben waarschijn- lijk tot de lading behoord. De mogelijke Zuid- Europese scherven zijn te vaag en te gering in aantal om conclusies aan te verbinden. […] De ondergangsdatum kan uit de ceramiek en de kleipijp worden afgeleid. Belangrijk hiervoor zijn de grape r-gra-11 uit de periode 1625-1700, het Afb. 11.22 De naam van de maker: Franciscus Hemony. Noord-Hollandse bord r-bor-6 uit 1580-1680, de scherven van het faience bord uit het midden als de Rembrandt onder de klokkengieters. Hij van de 17e eeuw (1640-1680) en de mineraalwa- en zijn broer Pieter waren de eersten die in staat terflessen uit 1675-1720. De kleipijp is tussen waren een zuiver klinkend klokkenspel te ma- 1640 en het einde van de 17e eeuw vervaardigd. ken. Als zodanig zijn zij de meest beroemde ca- Typisch 18e-eeuws materiaal ontbreekt. Een da- rillongieters uit de geschiedenis en zijn ze bui- tering in het laatste kwart van de 17e eeuw lijkt tengewoon belangrijk geweest voor de daarom het meest voor de hand liggend.” beiaardhistorie.200 Na hen duurde het tot de ne- gentiende eeuw eer klokkengieters hun prestaties Een bronzen klok van een beroemde carillon­ enigszins konden evenaren. maker199 François (circa 1609-1667) en zijn broer Pieter De bronzen klok (vondstnummer BZN8-111) is (1619-1680) zijn geboren in Levécourt in inclusief de kroon 63 cm hoog, heeft een groot- Lotharingen. In deze streek was klokkengieten ste diameter van 59,5 cm en weegt 132 kg. De een bloeiende bedrijfstak en ook het geslacht 197 De Hilster 2011, 20-33. 198 Piet Kleij, Verslag ceramiekdeterminatie slagtoon van de klok is een lage f 2. Op de schou- Hemony was werkzaam in deze industrie. Burgzand Noord 8, september 2002. De methodiek was dezelfde als eerder is der is rondom een dubbel fries aangebracht met Klokkengieten was vooral een bezigheid van vermeld bij wrak BZN 2, p. 131. acanthusbladeren en engelenkopjes met hoor- rondreizende gieters. Immers, het transport van 199 De vondst van de klok is eerder nen van overvloed (cornucopiae). Midden in dit de vaak zware klokken – een gewicht van hon- gepubliceerd in Vos 2002b en 2003. 200 Carillon, klokkenspel en beiaard zijn fries is rondom de tekst ‘franciscvs hemony me derden tot zelfs duizenden kilo’s was niet onge- synoniemen. Een carillon is een muziekinstrument. De voortgebrachte fecit amstelodami anno domini 1658’ te lezen. woon – was een kostbare en riskante zaak. Ook tonen en een zuivere klank waren Franciscus (François) Hemony is te beschouwen de gebroeders Hemony begonnen zo hun car- daarom van het grootste belang. 214 —

spel voor Zutphen, dat in 1646 werd afgeleverd, was zo buitengewoon goed geslaagd dat de ge- broeders Hemony al snel meer opdrachten kre- gen en grote faam verwierven als carillongieters. Vele steden vonden het belangrijk een eigen klokkenspel te hebben en belangrijke opdrach- ten stroomden binnen, onder andere uit Amsterdam. François Hemony verwierf in 1655 een aanstelling als stadsklokken- en geschuts- gieter van Amsterdam, waar hij werkte tot zijn dood in 1667, vanaf 1664 samen met zijn broer die in de tussentijd in Gent had gewerkt. Zoals gezegd, goot Hemony voor de stad ook het bronzen geschut. Een kanon van Franciscus is helaas nog nooit gevonden, maar de grote bron- zen standbeelden op het Stadhuis op de Dam zijn wel van zijn hand.201 Het is een bijzonder toeval dat in wrak BZN 8 ook een messing doos- je is gevonden met daarop een afbeelding van het Stadhuis. In 1658, het jaar waarin deze klok is gegoten, Afb. 11.23 Cartouche in de vorm van een laurierkrans. vervaardigde François twee complete carillons Vermoedelijk is de oorspronkelijke, meegegoten voor Amsterdam: één voor de Oude Kerk, be- afbeelding weggeslepen. staande uit 35 klokken met een totaalgewicht van 32.800 Amsterdamse ponden en een tweede voor de Westertoren, bestaande uit 32 klokken met een totaalgewicht van 19.500 Amsterdamse ponden. Bij elkaar hebben de gebroeders Hemony 51 klokkenspelen gegoten voor belang- rijke binnen- en buitenlandse opdrachtgevers: voor Amsterdam zelfs vijf (Westertoren, Munt­ toren, Stadhuis/Koninklijk Paleis, Zuidertoren en Oude Kerk), voor Utrecht drie (onder andere voor de Domtoren), voor Enkhuizen twee (onder andere voor de Drommedaris), voor Haarlem twee (onder andere voor de Sint Bavokerk), voor Afb. 11.24 Aan de binnenkant van de klok is duidelijk te de Martinitoren in Groningen, voor de Sint zien hoe hij is afgedraaid om hem te stemmen. Laurens­kerk in Rotterdam, voor Kampen, Gouda, Delft, Maastricht, enzovoorts. rière, maar in 1644 vestigden ze zich te Zutphen, Belangrijke buitenlandse opdrachtgevers waren: waar zij opdracht hadden gekregen een klokken- Stockholm, Antwerpen (drie stuks), Gent, spel te maken voor de Wijnhuistoren. In samen- Hamburg, et cetera. Met recht kan dus gezegd werking met de buitengewoon begaafde beiaar- worden dat het hier de klok van een belangrijke dier Jacob van Eyck (circa 1590-1657), die na zijn gieter betreft. benoeming tot klokkenist van de Dom te Utrecht Een gewone luidklok werd normaliter niet ge- grote bekendheid verwierf, ontwikkelden zij een stemd, maar met de gevonden klok is dat duide- methode om de klokken van een beiaard zuiver lijk wel gebeurd. De sporen daarvan zijn onmis- 201 Vlaardingerbroek 2011, 102. en op elkaar afgestemd te krijgen. Het klokken- kenbaar aanwezig op de binnenzijde van het 215 —

brons. Na het gieten was de wand van de klok niet miljoenen keren aangeslagen geweest, zoals met opzet iets dikker en daarmee de toon iets bij eeuwenlang gebruikte klokken natuurlijk wel hoger dan gewenst. De klok werd op een draai- is gebeurd en wat naar verwachting leidt tot ver- bank geplaatst en terwijl de klok ronddraaide anderingen in de kristalstructuur. In feite ver- werd met een beitel aan de binnenzijde van de keerde de klok in een toestand alsof hij net uit klok materiaal weggeschraapt, waardoor de klok de gietvorm was gekomen; een unieke kans voor in toon iets omlaag werd gestemd. Deze bewer- onderzoek. Zij heeft dan ook de aandacht ge- king gaf aan de binnenzijde van de klok duidelijk trokken van diverse campanologen en er is door herkenbare ringvormige beitelsporen. De aan- verschillende experts naar gekeken en over ge- wezigheid van deze sporen betekent waarschijn- publiceerd.203 Ofschoon men heeft gekeken naar lijk dat deze klok was gegoten voor één van bo- diverse klank- en vormkenmerken, is er niet uit vengenoemde Amsterdamse carillons, maar was gebleken voor welk carillon de klok oorspronke- afgekeurd. De klank van de klok is geanalyseerd lijk bedoeld is geweest. Op het moment van ver- door campanoloog en beiaardier Gideon schijnen van dit boek is de klok in langdurig Bodden. De (vereenvoudigde) conclusie luidde bruikleen bij Museum Kaap Skil op Texel. dat de klok zeker niet slecht klonk, maar wel dat de terts wat hoog was uitgevallen, wat reden zou kunnen zijn geweest voor afkeuring. Een an- 11.5 Algemeen beeld en datering dere aanwijzing voor een afkeuring is de ‘cartou- che’ in de vorm van een lauwerkrans, waarbin- nen vreemd genoeg geen afbeelding voorkomt. Vindplaats BZN 8 bevatte de noord-zuid geori- Normaliter werden dergelijke cartouches com- ënteerde resten van een middelgroot zeegaand pleet met een afbeelding of tekst meegegoten. schip. Het zal een oorspronkelijke lengte gehad Mogelijk stond hier aanvankelijk het wapen van hebben van 30-35 m. Tijdens het onderzoek de stad Amsterdam, zoals op Hemony’s klokken dagzoomden de resten over een oppervlakte in de Westertoren en de Oude Kerkstoren. Dat van circa 26 (N-Z) bij 15 m (O-W). In de onder- zou dan na de afkeuring zijn weggeslepen, al is grond zijn meer resten te verwachten, vermoe- dit op het oog niet eenduidig vast te stellen. De delijk over een oppervlakte van 35 x 20 m. klok is daarna vermoedelijk als gewone luidklok De dagzomende constructie is verdeeld in twee verkocht en op transport gezet naar de nieuwe, stukken. Het grootste fragment is het onderwa- waarschijnlijk buitenlandse koper. Immers, de terschip, voor een groot deel van kim tot kim, klok is gevonden aan boord van een zeegaand waarbij achterschip en achtersteven in verband schip op de Rede van Texel. Zou het bestemd zijn aangetroffen. Alles duidde erop dat ook het zijn geweest voor een plaats binnen de voorschip in de diepe ondergrond nog aanwezig Nederlanden, dan zou het met een binnenvaart- was. Het zaathout was volledig aanwezig, maar schip zijn vervoerd. Mogelijk heeft het even ge- het hele middendeel was uit verband getrokken duurd eer een nieuwe afnemer was gevonden, en lag overboord. Daarnaast lag er een omgesla- maar het ligt voor de hand dat de klok niet héél gen bakboord met restanten van twee dek­ lang na 1658 werd verkocht en ingescheept, om niveaus. De aanwezigheid van geschutspoorten, vervolgens ongelukkigerwijs met schip en al op resten van rolpaarden, een geconcretiseerd giet- de zeebodem te eindigen. ijzeren kanon en een kruitschep wijzen erop dat De klok is bijzonder gaaf bewaard gebleven, het schip was bewapend met kanonnen. Lading waarbij ook de versieringen en de lettertekens is, althans in de proefsleuven, niet gevonden. nog gestoken scherp waren. Een belangrijk ge- Mogelijk heeft men destijds vrijwel alles kunnen geven is dat de klok onder water volkomen ge- bergen. De bronzen klok van Franciscus Hemony 202 Een luchtverontreiniging als gevolg van het stoken met kolen. vrijwaard is gebleven van aantasting door zwa- uit 1658 heeft men daarbij dan gemist. In het 203 Van der Horst 2003, 2-5; notitie van Gideon Bodden, ‘De klok van François veldioxide202 achterschip zijn allerlei gebruiksvoorwerpen ge- , zoals bij klokken in (kerk)torens Hemony uit de Waddenzee’, 15 juni wel het geval is geweest. Daarnaast is deze klok vonden, die horen bij officieren en ambachtslie- 2003; Lehr 2003, 5-6. 216 —

den aan boord en ook resten van een oven. jaartallen erop; voor archeologen een comforta- Wrak BZN 8 is qua constructie buitenlands. De bele situatie. Om de belangrijkste in de herinne- aangetroffen dekstructuren zijn voor de 17de ring te roepen: de munten van Lodewijk XIII met eeuw on-Nederlands en ook de zeer dikke wege- het jaartal 1639, de Jacobsstaf met jaartal 1653, ring deed niet Nederlands aan. Het gebruiksaar- een loodblok met jaartal 1657 en als jongste ge- dewerk daarentegen duidt, volgens Kleij, op een dateerde object de Hemonyklok uit 1658. Van de Nederlands uitgerust schip. Dit lijkt in tegen- klok wordt vermoed dat hij in eerste instantie spraak met de aanwezigheid van zoveel buiten- was gegoten voor een carillon, maar is afge- landse (Franse) munten aan boord, of bijvoor- keurd en vervolgens is verkocht als individuele beeld de tabaksdoos met ‘esta tu’ erop luidklok. Het is aannemelijk dat zo’n kostbaar en geschreven. Bij het aardewerkcomplex zitten welluidend stuk van een beroemde gieter niet ook vier mogelijk Zuid-Europese scherven. Kleij heel lang onverkocht is gebleven. Waarschijnlijk oordeelde begrijpelijkerwijs dat dit er te weinig is het schip daarom kort na 1658 gezonken. De waren om er serieus aandacht aan te besteden. gedachten gaan uit naar de storm van 18 op 19 Het hele vondstcomplex overziend, moet toch december 1660, waarin omstreeks 100 schepen geconcludeerd worden dat het een buitenlands moeten zijn vergaan (zie p. 51). Mogelijk was dit schip was (Zuid-Europees?). Zeker is, op grond wrak daar één van. Het feit dat zoveel warme, van de dateringen, dat dit wrak niet de in 1654 wollen kledingstukken zijn gevonden, kan erop gezonken VOC-galjoot Lelie kan zijn geweest. duiden dat het ten tijde van de ondergang inder- daad winters koud was. Datering bouw Alleen Kleij dateert de ondergang wat later. Om de bouwdatum van het schip te kunnen be- Bepalend is het cluster Westerwald-mineraal­ palen werden in 1998 enkele houtmonsters waterkruiken, die hij dateert in 1675-1720; de an- meegenomen. Twee monsters leverden een uit- dere soorten keramiek zijn niet in tegenspraak stekend resultaat: één had 67 jaarringen, waar- met een ondergang omstreeks 1660. Mogelijk onder 23 ringen spint. De dendrochronologen moet de datering van dit type steengoed iets schatten, dat niet meer dan 1 à 2 ringen spint vroeger worden gesteld of heeft Hemony’s klok ontbraken en de kapdatum werd vastgesteld op toch langer op verkoop liggen wachten dan ge- 1640/1641. Een tweede monster had 55 jaarrin- dacht. Het totale complex overziend, heeft de gen, waarvan 9 ringen spint. De jongste groei- eerste optie de voorkeur en ligt ondergang in het ring dateerde uit 1628, wat een kapdatum op­ derde kwart het meest voor de hand. De storm leverde van 1639 AD ± 6.204 Op basis van deze van december 1660 is dan een reële optie. gegevens kan de (vroegst mogelijke) bouw­ periode bepaald worden tussen 1643 en 1650. 11.6 Tot slot Datering ondergang Op basis van een beperkte hoeveelheid aarde- werk, geborgen in 1998, schatte Vlierman het Na het waardestellend onderzoek in 1998 en het tijdstip van ondergang op midden 17de eeuw, aanvullend onderzoek met proefsleuven in 2002 met een voorkeur voor het derde kwart. Kleij is het wrak bestempeld als behoudenswaardig. komt, het complete aardewerkcomplex over- De belangrijkste motivatie was dat hier een ziend, tot een vermoedelijke datering in het laat- groot stuk schip uit het midden van de 17de ste kwart van de eeuw. Dan is er de jaarringdate- eeuw beschikbaar was voor onderzoek naar his- ring van 1643-1650. De auteur schat de torische scheepsconstructiemethoden. Bijzonder gemiddelde levensduur van zeegaande schepen zijn daarbij de voor onze regio afwijkende con- op 15-25 jaar. Het schip zou dan ergens vóór structiedetails, mogelijk buitenlands van origine. 1660-1675 moeten zijn vergaan. In dit vondst- Dat biedt bijzondere kansen voor vergelijkend 204 RING-rapportage, september 1998. complex zijn heel wat objecten gevonden met onderzoek. Ofschoon in de proefsleuf dwars 217 —

door het ruim weinig is teruggevonden van een lading, zijn in het achterschip wel veel interes- sante kleine objecten gevonden, waaronder bij- voorbeeld de nodige navigatie-instrumenten. Ook aspecten van wonen, leven en werken aan boord kunnen daarmee nader bestudeerd wor- den. Om het vondstcomplex ook daadwerkelijk fysiek zo goed mogelijk te behouden is het afge- dekt. De conditie anno 2012 is onbekend. 218 — 219 12 Wrak Burgzand Noord 9 — (BZN 9)

12.1 Administratieve gegevens 205

Werknaam wrak/alias BZN 9, het ‘twee-kanonnenwrak’.

Archisnummer 39617

Melder en datum vondst en/of Gevonden door Texelse ‘Duikteam Neptunes’ (Jack Betsema, Flip Duinker en melding Gerrit-Jan Betsema), melding gedaan door Gerrit-Jan Betsema, 3 september 1997.

Positie, geografisch en RD N 53º 02.84’ O 04º 55.97’ (WGS 84); X = 124.530, Y = 562.360

Begrenzing voor Archis (60 x 60 m) NW X=124.500, Y=562.395; NO X=124.560, Y=562.395 ZW X=124.500, Y=562.335; ZO X=124.560, Y=562.335

Diepte, min. en max. Circa 8 m (bij LW) en 10 m (bij HW).

Typering Resten van een groot (40-45 m), bewapend, Nederlands handelsschip. Deze bestaan uit een groot deel van het vlak en een omgevallen stuurboord met twee doorlopende dekken en resten van de opbouw voor en achter. Voor- en achterschip zijn niet gezien, maar de aanwezigheid daarvan, dieper in de bodem, wordt wel vermoed. Er is geen uitgebreid vondstcomplex aanwezig, slechts wat bewapening en uitrusting en een bijzondere partij luxeaardewerk. Mogelijk was het schip geladen met rogge.

Datering bouw 1640-1645.

Datering ondergang Derde kwart van de 17de eeuw, mogelijk vroeg in die periode.

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie en diverse particuliere collecties.

Onderzoek door archeologisch Verkennend onderzoek met snelle oppervlaktekartering in 1998 (27/8 en 28/8); waar- duikteam ROB/NISA (jaar/duikdag): destellend onderzoek met oppervlaktekartering in 2000 (6/7, 7/7, 17/7, 18/7, 19/7, 20/7, 21/7, 31/7, 1/8, 2/8 en 4/8); inspectie in 2001 (31/8); aanvullend archeologisch onder- zoek en gedeeltelijke afdekking in 2002 (27/6, 28/6, 1/7, 2/7, 3/7, 4/7 en 5/7); inspectie in 2003 (30/7 en 31/7); inspectie in 2004 (16/6); inspectie in 2005 (6/6).

Advies Archeologische Waarde Het wrak is behoudenswaardig.

Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Nvt Herinneringswaarde Nvt

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2 Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 3 Informatiewaarde 3

Ensemblewaarde Nvt

Representativiteit 3

Bescherming Het wrak is gedeeltelijk fysiek beschermd door plaatselijke afdekking met steigergaas.

Bedreigingen De in hoofdstuk 3 beschreven ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen. 205 Voor enkele algemene opmerkingen Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot met betrekking tot de administratieve voor Scheepsarcheologie, Lelystad). gegevens, de werknaam, het alias en de - Onderwatervideobeelden NISA-duikteam. waarderings­systematiek zie hoofdstuk BZN 2, eerste vier noten. 220 —

Ongepubliceerde rapportages door - Braaksma, Theunes, Analyse NISA-wijn, Meron BCL bv te Almere, 25 augustus 2000. derden - Braven, J.A. den, Tabakspijpen aan boord. Een overzicht van de kleipijpen uit de wrakken van het Burgzand (Waddenzee), versie 13-01-2006. - Clevis, Hemmy, ongetitelde korte notitie over het ceramiek uit wrak BZN 9 (april 2005). - Kleij, Piet, Verslag ceramiekdeterminatie Burgzand Noord 9, september 2002. - Kuijper, Wim, Waddenzee, Burgzand Noord, scheepswrak BZN 9, Botanische analyse 5 monsters, 2004 (niet nader gedateerd). - Kuijper, Wim, Botanisch onderzoek van enkele monsters van het wrak Burgzand Noord 9 (Waddenzee). (Niet gedateerd verslag bij voorstaande analyse). - Osenbruggen, W.A. van, Resultaten van het onderzoek oude wijn. TNO Voeding te Zeist, 4 oktober 2000. - RING-rapportages, augustus 2000 en oktober 2001.

Literatuur - Habermehl, Nico, Scheeps­wrakken in de Waddenzee (1500-1900), (Lelystad 2000). - Kottman, Jaap, ‘Soo langh daer wat in is. De geschiedenis van de vroegmoderne wijnfles in onze streken’, in: Nederlandse Vereniging van Vrienden van Ceramiek en Glas, Vormen uit vuur, 2010/2-3, 50-71. - Laarman, F.J., en R.C.G.M. Lauwerier, Bot uit scheepswrakken in de Waddenzee (16e-18e eeuw), (RAM 132, Amersfoort). - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord-Hol- land 2000, 33e jaargang 2001, 58-62. - Vos, Arent, ‘Duikers NISA terug in Lelystad. Het archeologisch duikseizoen 2000 zit erop’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkun- dig Bodemonderzoek jaargang 5, nr 1, november 2000, 3-4. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord-Hol- land 2002, 35e jaargang 2003, 48-53. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006, 48-49. 221 —

Betsema en sonarbeelden van 17 april 1998, 12.2 Vondstgeschiedenis waarop het wrak ook te zien was. Tijdens deze duiken lag aanzienlijk minder hout vrij dan Betsema op zijn schets had aangegeven. Over de ontdekking van deze vindplaats is weinig Dat kwam doordat de sportduikers voortvarend bekend. Zeker is dat er in 1997 werd gedoken met de airlift in de weer waren geweest en over door het Texelse ‘Duikteam Neptunes’ met onder de gehele breedte van het wrak een proefsleuf andere Flip Duinker en Jack en Gerrit-Jan Betsema hadden gegraven tot 1,5 m diep. Daarbij had men (zie kadertekst op p. 100). Zij vonden bij hun eer- allerlei organisch materiaal aangetroffen en di- ste duiken twee gietijzeren kanonnen en sinds- vers vondstmateriaal geborgen, helaas zonder dien wordt dit wrak aangeduid als het ‘twee-­ dat te documenteren. Er werd onder andere mel- kanonnenwrak’. ding gemaakt van een Jacobsstaf, maar dit bleek later een fraai besneden lontstok te zijn. Verder had men enkele tonnetjes gezien en twee ge- 12.3 Beschrijving van de vindplaats schutspoorten vrijgelegd. Ook had men indertijd al vier kanonnen gezien (tijdens onze verkenning lagen er twee vrij). Op deze evenwijdig naast el- Gedurende twee dagen in het duikseizoen 1998 kaar liggende, geheel geconcretiseerde gietijze- werd door het archeologisch duikteam een ver- ren kanonnen, zaten twee loden zundplaten, wat kennend onderzoek uitgevoerd op wrak BZN 9 betekent dat de kanonnen deel uitmaakten van (zie kadertekst op p. 30). Het team werkte vanaf de bewapening van het schip en niet tot de la- ms. Neptunes, het duikvaartuig van de gelijkna- ding behoorden. Immers, zundplaten dienden mige duikclub. Als uitgangspunt voor de verken- om het zundgat af te dichten en zo de aanwezige ning dienden een ruwe situatieschets van Jack kruit­lading af te schermen en droog te houden.

733 731 730 729 715

732

713

714

724 725 721 726 712 727

711 KAN1DR 717 718 719 720 722

716

723

702

703

707 737 8 700 705 701 704

710 706

736

9 10 708 709

Afb. 12.1 Bovenaanzicht van het wrak BZN 9 met de webpunten. 222 —

Er is (bij slecht zicht) een ruw meetweb opgezet, er zijn schetsen gemaakt van een deel van de dagzomende constructie en er is op basis van de sonarbeelden gezocht buiten de hoofdstructuur. Daar werd echter niets gevonden. Er werden ook geen voor datering geschikte houtmonsters ge- vonden, zodat de bouwdatum niet langs die weg kon worden bepaald. Videodocumentatie kon nauwelijks worden gemaakt; zelfs voor de licht- gevoelige videocamera met night-vision was het zicht te slecht. Op basis van dit eerste onderzoek werd gecon- cludeerd dat hier vermoedelijk een interessant archeologisch complex lag, misschien wel verge- lijkbaar met het Scheurrak SO 1. Over een opper- vlakte van ruim 10 x 20 m waren drie rijen span- tenkoppen gezien: mogelijk een vlak met daarnaast een omgeslagen boord. Op deze vind- plaats zou een compleet waardestellend onder- zoek zeker gerechtvaardigd zijn. Het gewenste waardestellende onderzoek werd gestart in 2000. Gedurende elf dagen werd bij elkaar 87 uur onder water gewerkt, maar ook nu was slecht zicht regelmatig een hinderende fac- tor. Er lag nu veel meer van de constructie vrij dan in 1998, maar twee van de zes webpunten Afb. 12.3 Schetsje in het duikrapport na een van de eerste van toen (waarvoor nota bene 20 cm lange duiken op BZN 9. roestvrijstalen spijkers waren gebruikt) waren inmiddels alweer verdwenen, waarschijnlijk samen met het constructiedeel waarop het gespijkerd was geweest. Er is een nieuw meetweb opgezet,

Afb. 12.2 Fraai besneden lontstok van hout en tin (uiteinde rechts). 223 —

de dagzomende stukken constructie zijn gete- over het onderzoek naar de fles en de inhoud is kend en er zijn – waar mogelijk – video-opna- te lezen op p. 238. men gemaakt. Helemaal in noordoost stak de ring van een oud De eerste resultaten worden hier slechts kort stokanker uit het zand. Het anker is slechts tij- weergegeven, omdat in 2002 nog een zeven- dens één duik gedeeltelijk vrij gezien en verder daags aanvullend onderzoek plaatsvond, waarbij lag het op de ring na altijd onder het zand. een méér compleet beeld van de vindplaats ont- Midden-oost op de vindplaats lag een enkel ijze- stond. Om niet in herhaling te vervallen wordt ren kanon op het zand. Onder dit kanon waren getracht hier slechts die zaken te vermelden, die twee loodbaren vrij zichtbaar, waarvan er één is inzicht geven in de ‘ontwikkeling’ van de vind- geborgen. Deze was voorzien van een aantal plaats, waarmee vooral gedoeld wordt op de merktekens. voortgaande degradatie. Eén van de vragen bij In zuid zat een vreemde verspringing in de con- aanvang van dit project was immers of het mo- structie, die nog niet helemaal goed kon worden gelijk was om te komen tot méér dan alleen een verklaard. Het idee vatte post dat de constructie abstracte benoeming van het verschijnsel degra- hier in een diepe slijpgeul moest zijn gekanteld, datie. Door een aantal jaren systematisch de waarbij het van de overige constructie was los- processen te volgen zou het mogelijk moeten gescheurd en enigszins verschoven. Dit moest zijn een aantal voorbeelden aanschouwelijk te echter al wat langer geleden zijn gebeurd. beschrijven. In het zuidoostdeel stak een stuk van de dekcon- De oriëntatie van de vindplaats is ruwweg structie uit het zand op, waarop vijf kanonnen en noord-zuid, waarbij in 2000 over een maximale een rolpaard werden gevonden. Hierbij lagen oppervlakte van 37 x 19 m scheepsresten werden ook de twee kanonnen die het wrak in eerste in- gevonden. stantie de bijnaam ‘twee-kanonnenwrak’ had- In noordwest stak over een lengte van enige me- den bezorgd en die door ons al in 1998 waren ters een rij spanten compleet met de huid- en gezien. Bij elkaar waren nu zes kanonnen gevon- wegeringgangen uit de bodem. Hier lag een stuk den, alle van gietijzer. vlak, laag in de kim gebroken, waarbij het boord Tot slot werden ook vier houtmonsters meege- was verdwenen. Het vlak zelf was grotendeels nomen. Het bleek lastig om geschikte monsters bedekt met een laag zand, maar circa 3,5 m oos- te vinden, doordat het dagzomende hout overal telijk van deze kim stak over een afstand van enorm was aangevreten en uitgehold door de ruim 4 m de bovenkant van (vermoedelijk) het paalworm. Twee monsters leverden echter toch zaathout uit het zand. Weer oostelijk dáárnaast een uitstekend resultaat op. Een balkweger kon was de bovenkant van een aantal leggers zicht- worden gedateerd op 1634 ± 6 en een losliggen- baar, waarvan de wegering bijna compleet was de balk bij webpunt 703 was gekapt in voorjaar weggeërodeerd. Westelijk van het zaathout kon 1638 (voor uitgebreidere informatie zie p. 241). worden geconstateerd dat de wegeringgangen Opvallend was hoe vlak de vindplaats over het daar onder het zand nog aanwezig waren. geheel genomen was. Nergens stak de construc- In de noordoosthoek van de vindplaats waren tie meer dan 50 cm uit het zand en over de hele temidden van het zand wat platliggende frag- vindplaats, inclusief de omringende bodem, was menten scheepsconstructie zichtbaar, waar in het hoogteverschil maximaal 1 m. Over de hele ieder geval één dekniveau werd herkend. Op vindplaats was het 9 tot 10 m diep (HW). Echte deze fragmenten lagen touwwerk, ijzerconcre- slijpgeulen waren er niet, alleen een kleine uit- ties met daarin kneppelkogels en vaatjes met slijping langs het noordwestboord. Vermoedelijk teer. In dit gebied, nabij webpunt 713, werd de heeft deze afwezigheid van slijpgeulen voor een tweede dag ook een puntgave wijnfles gevon- deel te maken met het feit dat er geen scheeps- den met de kurk er nog op en de wijn er nog in. onderdelen ver uitstaken. Het is in het algemeen Achteraf bleek deze fles niet bij dit wrak te ho- juist rond dergelijke, hoog in de stroom op- ren, maar dat was toen nog onduidelijk; meer staande delen, dat stroomversnellingen en wer- 224 —

velingen en daarmee uit- en onderslijping ont- lijke resten gevonden, die zijn meegenomen. Het staan. Dit hebben we bijvoorbeeld gezien bij de waren een rechter en een linker dijbeen, maar uitspoelende achtersteven van wrak BZN 4, die duidelijk niet van dezelfde persoon. Een inhout eveneens dwars in de stroom stond (zie hoofd- werd meegenomen als monster. stuk 9). In 2002 werd weer op het wrak gewerkt. Bij el- Waarschijnlijk heeft het scheepswrak in een re- kaar werd op zeven dagen naar BZN 9 gevaren cent verleden al wat langer vrijgelegen en is het en werd 45 uur duiktijd gemaakt. vele malen geraakt door sleepnetten, getuige de Op het wrak werd een lichte mate van verdere vele resten visnet die uit de constructie verwij- uitzanding geconstateerd, maar ernstig bedrei- derd moesten worden. Veel van de opstaande gende onderslijpingen waren ook ditmaal ner- delen zullen daarbij zijn neergehaald, Ook lagen gens te vinden. Wel was meer hout aan de bo- er veel losse, gebroken stukken scheepshout venkant vrijgespoeld, met name in het over de vindplaats. noordelijk deel van de vindplaats. Zo was op het Een ander opvallend gegeven was de dagelijkse vlak het zaathout nu over een lengte van 7 m dynamiek van de zandbodem. Dagelijkse ver- vrij. Aan weerszijden daarvan lagen ook de in- schillen in zandhoogte van 30-50 cm waren heel houten (oostkant) en een stuk van de wegering gewoon. Meetspijkers die een dag eerder in vrij- (westkant) uit het zand. Het hout bleek allemaal liggend hout waren ingeslagen, moesten soms in uiterst slechte conditie te verkeren en aange- een dag later onder decimeters zand vandaan vreten te zijn door paalworm. Ook in het noord- worden ‘gewapperd’. Daarnaast waren er indi- oostelijk deel was meer constructie bloot komen catoren voor echte verdieping. Op 1 augustus te liggen, maar de gedeeltelijke afdekking met was bijvoorbeeld in zuidwest het samenstel van gaas die we in 2000 hadden aangebracht over huid-inhouten-wegering getekend tot waar het het touwwerk, had het goed gehouden. Onder in de bodem verdween. De volgende dag al was het kanon met webpunt 716, ongeveer het cen- ten zuiden daarvan 1 m van de constructie voor trale punt van de vindplaats, was een zevende het eerst blootgespoeld. Echte verdieping werd gietijzeren kanon zichtbaar geworden. Daar wer- ook gezien noordwest langs het boord, waar di- den nu ook meerdere loodblokken gezien, waar- verse geultjes in de klei waren uitgeslepen. van we er eerder één hadden geborgen. Ook Kleiafzettingen op een wrak zijn dikwijls oudere werd hier een maalsteen meegenomen. Het afzettingen, gevormd op plekken waar het water nieuwe kanon, de loodblokken en de maalsteen ooit gedurende langere tijd heeft stilgestaan. lagen direct op de wegering, dus de vondsten- Dat gebeurt meestal in een vroege fase van de laag kon hier niet dik meer zijn. wrakvorming, wanneer de constructie nog In zuidwest was bezuiden punt 704 4 m ‘nieuwe’ enigszins intact is en in diverse min of meer af- boordconstructie vrijgespoeld, naast een binnen­ gesloten ruimtes sprake is van ‘stil water’. Later, betimmering van grenen balken en planken, en als het wrak verder uiteen is geslagen, zijn er diverse fragmenten van tonnen van klein for- maar heel weinig plekken waar het water lang maat. Alleen in zuidoost, rond het dek met de genoeg zo rustig is dat zich kleipakketten kun- vijf kanonnen, leek de toestand onveranderd. nen vormen. Ruimtes worden dan opgevuld Op verschillende plekken over het wrak waren door in de getijdenstroom heen en weer ge- aanwijzingen te vinden dat het wrak de afgelo- transporteerd zand. pen periode opnieuw flink was geraakt door In 2001 werd gedurende één tij een inspectie van sleepnetvisserij: diverse inhouten en opstaande zeven uur onderwater uitgevoerd. De vindplaats balken waren uit hun verband getrokken of re- lag er op het oog net zo bij als het voorgaande cent gebroken, wat te zien was aan verse, in één jaar. Wel lag in het noordoostelijk vondstgebied richting staande splinters. Hier en daar moesten veel touw vrij en er leek nu ook wat textiel of weer stukken visnet worden weggesneden. doek te liggen. Dit stuk is provisorisch afgedekt Op de nieuw vrijgespoelde delen werden aanvul- met gaas. Op het kanonnendek werden mense- lende webpunten geplaatst en alle nieuwe delen 225 —

Afb. 12.4 Dwarsdoorsnede met interpretatie van het onderste dek bij het kanon en de molensteen. Zie afb 12.6. werden geschetst. Inmiddels dagzoomden er een afstand van circa 11 m, langs de webpunten wrakresten over een oppervlakte van circa 41 x 708-709-10-9, was daarvan het samenstel huid- 20 m. Op basis van de waarnemingen uit 2000 inhouten-wegering steeds goed te volgen en dit en 2002 kon nu een beeld van de gehele vind- vormde de meest westelijke grens van de vind- plaats worden geschetst. Het inzicht over de plaats. Het bakboord was laag in de kim wegge- lengteas van de vindplaats was onveranderd, die broken, net in het begin van de ronding. Van dat was ongeveer noord-zuid. Een voor- of achter- bakboord zelf is verder geen spoor teruggevon- steven, of een duidelijke boeg- of achterschip- den. Ten zuiden van punt 9 lijkt het opstaande constructie zijn niet gevonden. Toch is op basis deel van de kim verdwenen, vermoedelijk weg- van de vondstverspreiding wel te zeggen dat het gebroken, maar iets oostelijker is het vlak wel in voorschip in het noorden lag en het achterschip één aaneengesloten geheel verder zuidwaarts te dus in het zuiden. De vindplaats is grofweg in volgen. Centraal in het noordelijke deel van het tweeën te verdelen: westelijk ligt het vlak en vlak lag over een afstand van 7 m het zaathout oostelijk het omgeslagen stuurboord. Voor de bloot met daarop de webpunten 736 en 710. Dit duidelijkheid kan een derde segment onder- constructiedeel was zeer ernstig door de paal- scheiden worden, namelijk het hele zuiddeel van worm aangetast. Het zichtbare deel was 52 cm de vindplaats. Daar waren vlak en stuurboord breed ter hoogte van punt 736 en nam zuid- niet van elkaar afgebroken, maar lagen als ge- waarts in breedte toe tot 62 cm ter hoogte van heel omgeklapt in de bodem. Dat betekent dat punt 710. Het zaathout was ongeveer 17-18 cm hier ergens het achtereind van het vlak was af- dik en was met ondiepe kepen ingelaten over de gescheurd van het hoofddeel daarvan. leggers. Ten zuiden van punt 710 was het zaat- Eerst wat meer over het vlak: helemaal in noord- hout weggebroken, maar vlak ten westen van west stak de bakboordkim uit de bodem. Over kanon 716 stak ruim 3 m van een constructiedeel 226 —

Afb. 12.5 Gedeelte van het zaathout en het stuurboordvlak. De wegering is nagenoeg geheel verdwenen.

uit het zand, dat qua vorm en afmetingen erg zou duidelijk kunnen maken of het hier gaat om leek op het in verband liggende stuk zaathout het verschil tussen spanten van oprichting en (58 cm breed). Vermoedelijk was dit inderdaad spanten van aanvulling, wat op zijn beurt iets een uit verband gerukt deel van het zaathout. zegt over ontwerpmethode en bouwvolgorde. Tussen 1998 en 2002 was zoveel zand verdwe- Mogelijk ook is op basis van deze zware spanten nen dat een belangrijk deel van het vlak aan de ter hoogte van punt 710 de positie van het bovenkant bloot was komen te liggen. Voor grootspant aan te wijzen en daarmee de plek slechts een klein deel was hierop de wegering waar het schip zijn grootste breedte had. Op een nog aanwezig, met name ten westen van het enkele plek was langs de oostrand van het vlak zaathout. Ten oosten daarvan was het slechts een stuk zitter aanwezig, maar de stuurboord- een sporadisch restant en voor het overgrote kim was nagenoeg geheel weggebroken vóór de deel van het vlak was die wegering al langer ge- ronding en het opstaande deel. Toch kan alleen leden verdwenen. Daar was de bovenkant van al op basis van de afstand van hart zaathout tot de leggers zichtbaar. De breedste van deze leg- de bakboordkim (3,5 m) worden ingeschat dat gers waren 29-33 cm, smallere exemplaren er- de breedte van het schip ter hoogte van punt 710 tussen waren 15-25 cm breed. Nader onderzoek onderin de kim al ongeveer 7 m moet zijn ge- 227 —

weest. Dit schip moet een grootste breedte ge- niet meer aanwezig. Wel zat in het meest noor- had hebben van ten minste 9 tot mogelijk wel delijke deel over een afstand van circa 5 m nog 10-10,5 m. Dat is een forse maat, maar het past een restant lijfhout in verband (dikte: 8 cm). wel bij andere afmetingen van de onderdelen Circa 1,8 m oostwaarts waren aanwijzingen voor van dit wrak. We komen daar nog op terug, maar een tweede dek te zien in de vorm van een aan- in dit verband kan alvast worden vermeld dat de tal dekbalk-/dekkniecombinaties. Aan de boven- huidgangen, voorzover gezien, overal zo’n 8 cm kant van de dekbalken was een stuk lijfhout van dik waren en de wegeringgangen zo’n 7 cm. Ook het tweede dek aanwezig (dikte: 7 cm). Weer fors dus. 1,8 m verder oostwaarts stak een dekbalk-/dek- Ten zuiden van de punten 728/706 zit een ver- kniecombinatie van een derde dekniveau uit het springing in de wrakresten. Het duidelijkst is dat zand en vlak boven het lijfhout van het tweede zichtbaar langs de lijn 704-737, waar ‘opeens’ dek waren tussen het zand de onderkanten een reeks inhouten verticaal uit de bodem op- zichtbaar van bij elkaar drie dekknieën van dat steekt. Dit samenstel huid-inhouten-wegering is derde dek. Dit derde dek was waarschijnlijk het duidelijk rompconstructie, maar is niet in één lijn bakdek. Noord- en oostwaarts verdwijnt de con- te vervolgen in het noordwaarts daarvan gele- structie hier in het zand en omdat nergens is ge- gen vlak. Daar zitten we plots midden in het vlak graven, kan verder niets met zekerheid worden met platliggende leggers. Ergens tussen 728/706 gezegd over de compleetheid van deze structu- en 704 moet hier de onderkant van het achter- ren of over de begrenzingen ervan. Wel kon wor- schip zijn losgebroken van het nu nog platlig- den waargenomen dat het onderste dek niet ver gende noordelijke deel van het vlak. Anderzijds zuidwaarts te vervolgen is. Weliswaar was in lijkt het stuurboord hier juist niet te zijn los­ 2002 nog een heel stuk constructie vrij komen te gescheurd van de stuurboordkim, maar dat ligt liggen, maar deze was sterk aangetast en zowel allemaal diep in het zand. de balkweger als het lijfhout waren verder zuid- Bekijken we nu het omgeslagen stuurboord, be- waarts beschadigd en ter hoogte van kanon 716 ginnend in noordoost: het hele dagzomende geheel weggebroken. fragment vanaf het uiterste noordoosten tot en Ter hoogte van kanon 716 verdween de geha- met het stuk onder kanon 716 is één aaneenge- vende constructie in het zand en over een af- sloten geheel. Het is een stuk van het omgesla- stand van 8 m was daarna alleen zand zichtbaar. gen stuurboord dat volledig van het vlak is afge- Maar doorzwemmend in het verlengde van de broken en iets oostwaarts is ‘uitgezwaaid’. Dat lijn van het onderste dek was verder zuidwaarts laatste betekent dat onder het zand tussen dit over een afstand van ongeveer 11 m opnieuw de stuk boord en het vlak een oude slijpgeul ver- constructie van het onderste doorlopende dek te wacht mag worden, met kans op vondstmateri- vinden. Op de lijn 717-718-719-720-722 waren aal daarin. Bij elkaar zijn in noord aanwijzingen daarvan duidelijk de dekbalk-/dekkniecombina- voor drie dekken aanwezig. De aanwezigheid ties herkenbaar met daarboven enige dekplan- van een balkweger vormt de duidelijkste aanwij- ken. Rond 718-719 was zelfs het lijfhout van dit zing voor de plaats van het onderste doorlopen- dek (dikte: 10 cm) met nog in verband daarboven de dek. De balkweger is goed te herkennen aan twee grenen dekplanken (dikte: 4-4,5 cm) gezien het feit dat hij extra dik is (11 cm) en vooral door- en gedocumenteerd. Gezien de gezamenlijke dat er op regelmatige afstanden sponningen hoogte van deze drie dekplanken (naar schatting voor de dekbalken in uitgehakt zijn. De dekbal- ongeveer 0,8-0,9 m) is in deze hoek nog een ken zelf zijn echter zonder uitzondering verdwe- paar decimeter dikke vondstlaag te verwachten. nen. Nog niet een stompje was aanwezig, wat bij Circa 2 m oostelijk van dit onderste dek staken een normaal degradatieproces meestal toch mi- stompen van drie dekbalken op rij uit het zand nimaal het geval is. Mogelijk zijn de dekbalken omhoog (met webpunten 725, 726 en 727). Dit compleet uit de sponningen getrokken door moeten de resten zijn van het tweede doorlo- sleepnetvisserij. Ook dekknieën waren in dit stuk pende dek. Hier in het achterschip dagzoomden 228 —

Afb. 12.6 Gedeelte van het omgeslagen boord onder het eerste dek. We zien twee kanonnen en een molensteen. Zie afb. 12.4.

geen aanwijzingen voor een derde dekniveau, gezicht curieuze verschijnsel op schilderijen of maar een dergelijk dek, het zogenaamde half- prenten van schepen, dat soms het niveau van dek, moet er zeker zijn geweest. Het is niet uit- de geschutspoorten ‘opeens’ anders is. gesloten dat resten daarvan dieper in het zand Tot zover de hoofdlijnen van de scheepscon- nog aanwezig waren. structie. Daarnaast moet nog het een en ander Een interessant detail in het onderste dek achter worden gezegd over de concentraties vondst- was dat het een hoogteverschil gehad heeft. In materiaal en de resten van de binnenbetimme- de lijn 717-722 lag het dek op één niveau, maar ring, inclusief een tussendek onder in het achter- vóór (= de noordzijde van) de dekbalk/dekknie- schip. Opvallend genoeg is over de hele lengte combinatie met webpunt 717 ging het duidelijk van het platliggende vlak geen enkel stuk uitrus- een stap van zeker 0,3 m omlaag. Met andere ting of lading gevonden. Zou alles destijds direct woorden, het dek was vanaf hier richting achter- na de ramp al zijn geborgen? Waarschijnlijk heeft schip een forse trede hoger. Dat blijkt onomsto- dit schip een loodballast aan boord gehad. In ie- telijk uit het feit dat de twee vast in verband be- der geval waren in 2000-2002 ten minste nog waard gebleven dekknieën pal noordelijk van zes loodbaren aanwezig, wat niet meer dan een 717 circa 33 cm lager liggen dan de lijn 717-722. fractie kan zijn van de oorspronkelijke ballast. Een dergelijke verspringing in dekniveau is in het Deze baren zijn gezien onder kanon 716, op de wrak Scheurrak SO 1 eveneens waargenomen, wegering van het omgeklapte stuurboord, onge- maar daar in het voorschip. Hier geeft de ar- veer 1 tot 3 m onder het niveau van het eerste cheologie een verklaring voor het op het eerste dek. Deze ligging lijkt erop te duiden dat het 229 —

Afb. 12.7 Op deze plek verspringt het niveau van het dek. schip met enige slagzij over stuurboord is gezon- zien, zijn er in het voorschip, onder andere bo- ken, want zeer zware objecten als baren lood ven het onderste dek, enkele kneppelkogels ge- zullen niet ‘zomaar’ meters van hun oorspronke- vonden en waren er vaatjes buskruit aan boord, lijke plek op het vlak vandaan geraken. Dit vormt waarover hieronder meer. nog een extra argument om onder het zand tus- Een aantal zaken heeft meegespeeld in de bepa- sen vlak en stuurboord nog het een en ander aan ling van de ligging van voor- en achterschip. In vondstmateriaal te verwachten. Immers, bij noordoost lag boven het eerste dek allerlei slagzij kan veel meer ballast, lading en uitrusting touwwerk en blokken. Sommige touwen waren uit het ruim op die plek terecht zijn gekomen. zo dik, dat ze beschouwd moeten worden als Een goed herkenbare vondstcategorie aan boord stukken ankertros. Vaak hebben we in scheeps- waren de kanonnen. Tijdens ons onderzoek zijn wrakken de voorraden touwen en blokken in- er zeven gezien, maar ongetwijfeld liggen er die- derdaad in het voorschip gevonden, boven het per in het zand nog wel meer, en wie weet hoe- eerste dek. De bergruimte voor de ankertros was veel er in het verleden – ver of recent – al zijn ge- per definitie ook in het voorschip. Eveneens lag borgen? Vijf lagen in het achterschip, waarvan in noordoost een oud scheepsanker. Meestal vier boven het eerste en één boven het tweede was hiervan alleen de ankerring zichtbaar. dek. Dit laatste stuk stak schuin uit de bodem Ankers hingen meestal klaar voor gebruik aan de omhoog en staat daar waarschijnlijk nog in een boeg van het schip. Nog een aanwijzing dat geschutspoort. De twee kanonnen midscheeps noord het voorschip is, waren twee massieve, waren vlak onder de lijn van het eerste dek te- rechte balken, die in het uiterste noordoosten recht gekomen, maar hebben waarschijnlijk daar zijn gezien. Ze hebben tijdens ons onderzoek bovenop het onderste dek gestaan. Alle kanon- nooit helemaal vrijgelegen en waren ernstig nen waren gietijzeren voorladers en 2,5 tot 2,8 m aangetast door de paalworm, waardoor er nau- lang. Daarnaast is in het achterschip, boven het welijks nog origineel oppervlak was. Beide bal- onderste dek, het restant van een rolpaard ge- ken waren minstens 4 m lang; één had een om- 230 —

trek van 40 x 40 cm. Al tijdens het duikwerk is de ten binnenbetimmering gevonden. Anders dan mogelijkheid geopperd dat het restanten van de het grootste deel van de constructie, die van ei- beting zouden kunnen zijn. De beting is een kenhout was, bestond deze uit grenenhout. Het massieve constructie van zeer grote en zwaar vrijspoelen hiervan hebben we op de voet kun- uitgevoerde onderdelen, bedoeld om de anker- nen volgen. De onderdelen konden steeds wor- tros op te beleggen, wanneer het schip voor an- den gedocumenteerd voordat ze werden geraakt ker lag. Twee lange, verticale balken tot onder in door sleepnetten of op een andere wijze werden het ruim vormden er normaliter een onderdeel beschadigd. De resten waren dermate compleet van. Zo’n beting stond per definitie in het voor- en in verband dat een reconstructie kon worden schip en reikte tot op het tweede doorlopende gemaakt. We hebben hier te maken met een kort dek. Waarschijnlijk is dit de beste interpretatie tussendek op ongeveer halve hoogte in de ach- van de beide zware balken. terpiek van het schip. Het dek was uitgevoerd Andere materialen die in deze hoek zijn gezien, met relatief kleine grenen dekbalken (12 x 12 tot waren – boven het tweede dek – enkele concre- 15 x 15 cm) en grenen dekplanken. Het tussendek ties, waarin onder andere kneppelkogels werden eindigde met zijn voorkant op één eiken dek- herkend en op het eerste dek een groot vat (76 balk-/dekkniecombinatie van vergelijkbare af- cm hoog, 56 cm in doorsnee) met teer. Er vlakbij metingen als onder het eerste doorlopende dek. lagen nog meer concentraties teer, zodat er wel Dat het tussendek niet verder naar voren heeft meer van deze vaten gestaan zullen hebben. Het doorgelopen is zeker, alleen al omdat de origi- vat en de zuidelijke concentratie zijn bemonsterd nele uiteinden van de dekplanken intact aanwe- (respectievelijk BZN9-060 en 061). Het gebied is zig waren en eindigden ter hoogte van de eiken niet opgegraven; om verdere verspoeling tegen dekbalk. Zowel boven als onder dit tussendek te gaan is er snel gaas overheen gelegd. zijn aanwijzingen gevonden voor afgeschotte In zuid is boven het eerste dek allerlei luxeaarde- ruimtes. Rekening houdend met de dwars- werk gevonden. Veel hiervan was eerder al door scheepse rondingen van een scheepsromp is in sportduikers verzameld en later afgestaan aan dit gebied een vondstenlaag te verwachten van het NISA. Volgens hen was het gevonden in dit een meter of meer. Onder het tussendek lagen gebied en voorbeelden van hetzelfde soort kera- de resten van een zestal kleine vaatjes bloot, miek zijn ook door het archeologisch duikteam maar dieper in het sediment lagen er meer. In de (uitsluitend) op deze plek gevonden. Het betrof bereikbare vaatjes zat een fijne, zwarte, kool- een in de Nederlanden uiterst zeldzaam Noord- stofrijke substantie, die vrijwel zeker buskruit Italiaans aardewerk: sgraffito en bichroom en geweest is. Buskruit werd altijd helemaal ach- polychroom gemarmerd goed (zie p. 236).206 Zulk terin een schip bewaard, beneden de waterlijn aardewerk bovendeks kan gebruikt zijn op de en alleen toegankelijk via de hut van de consta- tafel van de scheepsofficieren. In dit geval is het bel. Al deze aanwijzingen samen – de voorraad echter waarschijnlijker dat het een partij privé- touwwerk en blokken, het anker en de beting in handel geweest is. Gezien de luxe was de hande- noord, en het luxeaardewerk, het korte tussen- laar in kwestie een officier. De kwartieren van de dek en het buskruit in zuid – maken het zeker officieren bevonden zich op grote zeegaande dat noord het voorschip was en zuid het achter- schepen altijd in het achterschip en boven het schip. eerste en tweede dek (‘achter de mast’). Tijdens de laatste duiken werden de vondstge- Overigens kwam in 2002 pal noordwestelijk bieden in noordoost (touw, teer, concreties, en- naast de dekbalk/dekkniecombinatie 717 een zovoort) en zuidwest (tussendekje, binnenbe- concentratie stro, met daarop een dikke laag timmering en vaatjes buskruit) afgedekt met graan onder het zand vandaan. Het graan is be- steigergaas. Afdekking van het hele wrak werd monsterd. achterwege gelaten. De gedachte was dat het 206 Voor sgraffito en gemarmerd aardewerk, In het zuidwestelijke deel van de vindplaats, on- leerzaam zou kunnen zijn om op één wrak het zie: Hurst, Neal en Van Beuningen 1986, 30-37. der het eerste doorlopende dek, zijn diverse res- verschil te volgen in ontwikkeling (lees: degrada- 231 —

Afb. 12.8 Reconstructie van tussendekje en binnenbetimmering in het achterschip. tie) tussen wel en niet-afgedekte delen. Feitelijk In 2003 werd twee dagen een inspectie uitge- werd daarmee de vindplaats als geheel op dat voerd op wrak BZN 9, waarbij 16,5 uur werd ge- moment al opgegeven. Daartoe werd besloten, doken. Er is buiten de bekende wrakgrenzen ge- omdat de scheepsconstructie, voorzover zicht- zocht naar nieuw vrijspoelende delen. Het baar, toch al in een slechte conserveringstoe- algehele beeld was dat de situatie rond deze stand verkeerde. Dat wil beslist niet zeggen dat vindplaats redelijk stabiel was. Weliswaar was in dieper in het zand niet wél gave resten zouden lichte mate sprake van voortgaande uitzanding, kunnen liggen – waarschijnlijk zelfs juist wel – maar er waren nog altijd geen werkelijk bedrei- noch dat geen zinvolle vragen aan de scheeps- gende slijpgeulen aan het ontstaan en buiten de constructie gesteld hadden kunnen worden. We bekende grenzen was geen nieuwe constructie realiseerden ons echter dat niet alles bewaard bloot komen te liggen. De verwachting was in- kan worden en dat er keuzes gemaakt moeten middels dat er in oostelijke en westelijke richting worden. Bovendien lagen op het Burgzand nog ook niets meer te vinden zou zijn. In noordelijke een paar wrakken met een meer compleet en zuidelijke richting is wel nog een kleine uit- vondstcomplex. breiding te verwachten. Binnen de bekende 232 —

grenzen was bij het meest zuidoostelijk gelegen lag volledig vrij, terwijl in 1998 en ook in 2000 kanon (met webpunt 724) een klein gedeelte nog veel geheel of gedeeltelijk onder het zand platliggend boord zichtbaar geworden, maar aan lag. Er waren nog steeds geen diepe slijpgeulen het totale beeld veranderde dit niets. Bij de web- die het geheel op korte termijn volledig dreigden punten 717 en 718 was nog steeds een dikke laag te onderslijpen, maar langs de oostrand van het zaden zichtbaar. Hiervan is opnieuw een mon- vlak was nu toch wel degelijk iets van onderslij- ster genomen. ping ontstaan. Evenwijdig aan de westrand van De met gaas afgedekte gebieden lagen er goed het vlak (in noordwest) was altijd al een klein bij en het gaas had een bult zand ingevangen. De slijpgeultje geweest, maar dat was nog steeds kwaliteit van het hout was verder achteruit ge- minder diep en dreigend dan de slijpgeul langs gaan. Veelbetekenend in dit verband is dat de oostrand nu. Buitenom het wrak werden nog meerdere duikers tijdens deze inspectie de erva- altijd geen nieuwe constructiedelen ontdekt. ring hadden dat bij aanraking stukken van de Binnen de bekende grenzen daarentegen waren constructie afbraken. Eén duiker noteerde bij- wel weer niet eerder geziene delen komen bloot voorbeeld: “Bij het voortbewegen over het wrak te liggen, maar het veranderde weinig aan de langs de spanten breekt er af en toe gewoon een inzichten. Tenzij misschien helemaal in zuid, stuk af. Aan de westrand brak zomaar een huid- waar iets was begonnen vrij te spoelen, dat mo- gang van twee meter af.”207 De voorgaande jaren gelijk deel van een spiegelconstructie zou kun- was de situatie zó erg nog niet. nen zijn. Het was echter nog te vroeg en te wei- In 2004 werd gedurende één tij een inspectie op nig vrijgespoeld om daarin stelliger te zijn. wrak BZN 9 uitgevoerd. Weer was de overheer- De met gaas afgedekte delen lagen er prima bij. sende indruk dat de situatie stabiel was, met Onder het gaas lag goed veel zand en het gaas slechts langzaam voortschrijdende uitzanding en zelf was geheel onbeschadigd. Over de niet afge- nog altijd geen bedreigende slijpgeulen. Buiten dekte delen moeten we minder positief berich- de bekende grenzen werd nog altijd geen nieuwe ten. Daar was sinds het voorgaande jaar ernstige constructie gezien, maar … alles wat eerder ooit schade aangericht, ook weer door sleepnetvis- gezien en getekend was, lag nu tegelijkertijd vrij. serij. Dat was bijvoorbeeld af te leiden uit het En meer. Op het vlak, westelijk naast het zaat- feit dat kanon 716 over zijn hele lengteas was hout, lag nu meer wegering uit het zand dan ooit omgegooid. Lag de vuurmond eerder naar het gezien. Deze is op de overzichtstekening bijgete- zuidwesten gericht, nu lag die pal oostwaarts. kend. In zuidoost was het zandniveau zoveel la- Ook het scheepshout was op diverse plekken, ger dan in voorgaande jaren, dat onder kanon maar vooral in het vlak, vol geraakt en de situ- 722 resten van nog een rolpaard zichtbaar waren atie werd in één van de duikrapportages om- geworden. En opnieuw werd in de buurt van schreven als “een bende”. Balken waren omge- dekbalk 717 graan gezien (en bemonsterd). draaid of geheel weggescheurd en op het vlak in De conditie van het dagzomende hout was be- noord was het zaathout volledig verdwenen. Dit droevend. Hier en daar kon je je vinger in het toch grote en zware constructiedeel is nergens hout drukken, zozeer was het uitgehold door de meer teruggevonden. En – het zal na de bevin- paalworm. Alleen waar we deze hadden afge- dingen van voorgaande jaren niet verbazen – het dekt met gaas, in noordoost en zuidwest, lagen dagzomende hout was “superrot”. Kortom, het constructie en vondstenlaag goed beschermd wrak als geheel was zwaar in verval toen het onder een dikke laag zand en was het degrada- professioneel archeologisch duikteam het voor tieproces althans voorlopig vertraagd. de laatste keer zag. In 2005 werd één tij gedoken voor inspectie. Wat In 2009 werd door een nieuw, tweekoppig ‘re- betreft uitspoeling is het verhaal als in voor- gieduikteam’ van de Rijksdienst, aangevuld met 207 Duikverslag Peter Leensen, 30-07-2003. 208 Interne rapportage door Jeroen gaande jaren. Over het geheel genomen, was er twee professionele duikers uit de commerciële Vermeersch, Rapport monitoring geen enorme uitzanding, maar zeker ook geen duikwereld, vier dagen op dit wrak gedoken.208 Burgzand Noord-wrakken BZN 3, 9 en 10. inzanding. Alles wat we eerder gezien hadden, Volgens de rapportage lagen de afgedekte delen 233 —

er nog goed bij en verkeerde het gaas nog altijd mers) was door genoemde sportduikers boven in goede conditie. Verder werd geconcludeerd: water gebracht. Dit is een voorbeeld van hoeveel “Enkel de middelste zone van het wrak leek in informatie per wrak bij meerdere sportduikers minder goede staat. Zo was er een spant die thuis kan liggen. Hoe men daar vanuit het oog- deels gebroken was en volledig verticaal stond. punt van de monumentenzorg ook over denkt, Dit kan een gevolg zijn van vissersactiviteiten. indien men geen weet heeft (of wil hebben) van Verder naar het zuidwesten [bedoeld wordt: het wat door derden verzameld is, kan het beeld van zuidoosten, AV] kwam men bij de concentratie een vindplaats inhoudelijk flink vervormd raken kanonnen. Daar was niet alles zoals leek op de (zie voor meer informatie over het aardewerk tekening. Pas tijdens de laatste duik werd het hieronder). duidelijk dat verschillende kanonnen niet meer Twaalf nummers zijn uitgegeven voor pijpaarden aanwezig waren. Dit kan te wijten zijn aan dui- fragmenten. Het zijn allemaal delen van pijpen kers die deze kanonnen gelicht moeten (ketels en stelen) en van meerdere producenten. hebben.”209 Inderdaad hebben sportduikers hier Het materiaal is bekeken door Arjan den Braven, in de jaren na 2005 “omdat er toch niet meer op maar deze concludeerde dat het waarschijnlijk gewerkt werd” enige kanonnen geborgen.210 allemaal ingespoeld materiaal was.212 Twee vondsten waren fragmenten van een bak- steen en een tegel. Eén vondstnummer was voor 12.4 Vondsten een natuurstenen object: de maalsteen (BZN9- 270). Drie vondstnummers staan voor glasvond- sten, waaronder een compleet gave wijnfles met Wrak BZN 9 was geen vondstrijke vindplaats. de kurk er op en de wijn er nog in (BZN9-026). Het vlak – dat toch de bodem van het ruim is – De wijn is onder grote publieke belangstelling was nagenoeg geheel zonder vondsten. onderzocht (zie capita selecta).213 Objecten lagen vooral op het omgeslagen stuur- Tien vondstnummers zijn uitgeschreven voor boord boven de dekken of helemaal achter in diverse metalen objecten. In vijf gevallen betrof het ruim. De meest kwetsbare vondstgebieden, het concreties of herkenbaar ijzer. In drie geval- in voor- en achterschip, zijn ter bescherming af- len betrof het lood, namelijk een zundplaat, een gedekt met gaas. In totaal zijn voor wrak BZN 9 loodbaar met stempels en een enkele musketko- 157 vondstnummers uitgegeven. De meeste gel. Er is één messing kardoesprikker ingeschre- daarvan zijn geboekt in 2000 (119 nummers). De ven en één tinnen lepel; beide laatste objecten 209 Ibidem, 21. overige vondsten zijn gedaan in 2001 (5 stuks), zijn door J. Betsema aan het NISA afgedragen. 210 Mondelinge informatie van Jack en 2002 (22 stuks), 2003 (10 stuks) en 2004 (1 in- Gerrit-Jan Betsema en van Nico Brinck, Zesentwintig vondstnummers betreffen houten die de kanonnen heeft getekend. schrijving). Ruim een derde van het totaal was objecten of samengestelde objecten van hout 211 Zie interview op pagina 100. vóór ons waardestellend onderzoek reeds ge- 212 J.A. den Braven, ongepubliceerde met touw of hout met tin, onder andere diverse rapportage “Tabakspijpen aan boord. borgen en is aan het NISA afgestaan door de lo- blokken, waarvan in twee gevallen met touwres- Een overzicht van de kleipijpen uit de kale sportduikers Jack Betsema (55 stuks) en ten er nog aan, diverse onderdelen van tonnen, wrakken van het Burgzand (Waddenzee)”, 19-22. Gerrit-Jan Betsema (2 stuks).211 Het overgrote zoals duigen, dekseldelen of hoepels en enkele 213 Het glas is door Jaap Kottman bekeken; deel daarvan bestond uit het bijzondere gemar- houtmonsters. Eén vondstnummer was voor een Kottman 2010. 214 Het bot is bestudeerd door F. Laarman merde Italiaanse aardewerk. samengesteld object van hout met tin, namelijk en een fraai versierde lontstok. Ook vermeldens- R. Lauwerier (Laarman en Lauwerier Om een ruwe indruk te geven van het vondst- 2006, 18-19). De onderzoekers complex volgt hier een beknopt overzicht naar waard is een heidebezempje, dat werd gevon- vermelden aldaar op pagina 19 dat in den in het achterschip op het eerste dek. wrak BZN 9 bovendien een onderkaak materiaalgroep: 76 vondstnummers zijn uitge- en een complete linkervoet in een laars geven voor aardewerk en acht nummers voor zijn gevonden. Dat is een vergissing. Deze waren afkomstig uit een concretie steengoed, eigenlijk alles in scherven. Deze 84 Bij elkaar zijn zeven nummers uitgegeven voor op vondstnummers voor keramiek vormen meer botmateriaal.214 De dierlijke botten waren alle het bronzen kanon dat in 1996 door dan de helft van het verzamelde materiaal. Meer Rijkswaterstaat was geborgen uit het van rund en worden door de onderzoekers geïn- wrak DW 2 in de Eurogeul (zie § 2.3, dan de helft dáárvan (goed voor 49 vondstnum- terpreteerd als voedselvoorraad aan boord; mo- vergelijk Vos 2009c). 234 —

Afb. 12.9 Tekening van één van de gietijzeren kanonnen.

gelijk betreft het echter ingespoeld materiaal. Op gisch vondstcomplex gevonden. Hij suggereert dit wrak zijn ook menselijke resten gevonden. De dat ze tijdens een reis naar Afrika of Azië aan vondst van twee dijbenen is al aangehaald. Over boord zijn gekomen, als voedsel voor de be- de menselijke botten zeggen de onderzoekers: manning of als lading. “We hebben hier te maken met resten van ten Bij de monsters stro met graan bleek het om bij- minste twee volwassen personen. […] Het linker na 100% rogge te gaan. Het waren steeds vele dijbeen is langer en slanker dan het rechter en is tienduizenden velletjes. Tussen deze graanresten van een andere persoon. Eén van beide personen zaten veel verschillende akkeronkruiden, zij het was jong-volwassen. […] Gezien de robuustheid in relatief kleine hoeveelheden. Een herkomst- gaat het vermoedelijk om mannen.” gebied kon niet met zekerheid worden vastge- Er zijn zes botanische monsters ingeschreven. steld. Kuijper meende dat vooral gebieden in Twee ervan waren monsters teer, verzameld in West-Frankrijk, Duitsland of Italië in aanmerking het voorschip, waar zaden in bleken te zitten. komen, maar dat ook enkele Oost-Europese lan- Vier monsters waren van stro en graan, verza- den niet uit te sluiten zijn. Mogelijk duidt de meld bij dekbalk 717 (achterschip).215 Beide teer- aanwezigheid van zoveel rogge, zowel in het monsters bevatten uitstekend geconserveerde, voorschip (in de teer) als in het achterschip (sa- complete korrels van rogge (enkele honderden) men met stro tegen de onderkant van het eerste en duive- of veldbonen; de kleinere vorm van dek), erop dat het schip bij ondergang een lading onze huidige grote tuinbonen (enkele tiental- van dit graan aan boord had. len). Ook zijn een paar erwten gevonden en een Behalve naar materiaal, zoals hierboven, of naar 215 De zaden zijn onderzocht door Wim enkele korrel gerst. Zeer bijzonder was de vondstgebied, zoals in de beschrijving van het Kuijper. Zie: Wim Kuijper, niet onderzoek, kunnen we het aangetroffen vondst- gepubliceerde rapportages ‘Botanisch vondst in één van de teermonsters van acht onderzoek van enkele monsters van het ogenbonen (Vigna unguiculata) en een exemplaar materiaal ook indelen naar functie. Een belang- wrak Burgzand Noord 9 (Waddenzee)’ rijke categorie was de bewapening. Op het wrak en bijbehorende determinatielijst groene gram (Vigna radiata), die als ontkiemd ‘Waddenzee, Burgzand Noord, plantje bekend staat als taugé. Volgens onder- zijn zeven gietijzeren kanonnen gezien. Omdat scheepswrak BZN 9, Botanische analyse ze alle op het niveau van de dekken lagen en bo- 5 monsters’, 2004 (niet nader zoeker Wim Kuijper zijn deze twee bonensoor- gedateerd). ten in Nederland nooit eerder in een archeolo- vendien in samenhang werden gevonden met 235 —

Afb. 12.10 Drie voorbeelden van blokken: enkelschijfs- en dubbelschijfsblok en een blok om touw te geleiden. restanten van rolpaarden en/of met zundplaten, schip boven het eerste dek en is ter bescherming staat wel vast dat het inderdaad bewapening afgedekt met steigergaas. Ook de loodbaren als was en geen oud materiaal dat als ballast of ballast mogen tot de categorie scheepsuitrusting schroot aan boord was. Ook de vondst van een worden gerekend. kardoesprikker, een lontstok, vaatjes buskruit en Van de lading is in dit wrak heel weinig gevon- enkele kneppelkogels wijst op de aanwezigheid den. Zoals hierboven gemeld, had het schip mo- van bewapening. De kanonnen waren van een gelijk rogge aan boord en mogelijk was rogge klein kaliber. Het gaat waarschijnlijk niet om een zelfs de enige lading. Dit kan verklaren waarom oorlogsschip, maar om een bewapende koop- op het vlak of het omgeslagen boord geen bult vaarder. De musketkogel wijst op de aanwezig- objecten is gevonden. Van een lading graan zal heid van handvuurwapens. het grootste deel in de harde stroming zijn weg- Een andere hoofdcategorie is de uitrusting en gespoeld. Ook tot de lading hoorde waarschijn- tuigage van het schip. Daarvan zijn enige blok- lijk het luxeaardewerk, al gaat het hier waar- ken gevonden, restanten ankerkabel en ander schijnlijk om een bescheiden partij privéhandel. touwwerk. Het meeste daarvan lag in het voor- 236 —

Capita selecta Het aardewerk van de eerste groep, het zoge- naamde gemarmerde aardewerk, is voorzien van Het aardewerk een witte en een rode tot roodbruine engobe Het aardewerkcomplex is gedetermineerd door die, licht met elkaar vermengd, een (bichroom) Piet Kleij216, wiens belangrijkste conclusies hier gemarmerd effect geven. Er zijn borden en kom- verkort worden weergegeven. men van verschillende afmetingen gevonden. Een deel van het aardewerk is afkomstig uit Alle vormen zijn aan de binnenkant van deze Nederland of het Duitse Rijnland en verschilt versiering voorzien; alleen de kommen zijn ook daarmee niet van een doorsnee Nederlands aan de buitenkant gemarmerd. Ook onderschei- vondstcomplex. Het Nederlandse aardewerk be- den de kommen zich doordat aan de binnenzijde staat uitsluitend uit roodbakkend materiaal. Het incidenteel koperoxide aan het glazuur is toege- zijn twee grapen, een lekschaal, een koekenpan voegd (polychroom gemarmerd). Alle stukken en zeven andere potten of pannen. Veel van dit zijn in- en uitwendig voorzien van loodglazuur, aardewerk vertoonde gebruikssporen en kan behalve de binnenzijde van de standring. daarom tot het gebruiksaardewerk aan boord Het aardewerk van de tweede groep is aan de gerekend worden. Aangezien schepen meestal in bovenzijde voorzien van een witte engobe. In hun thuishaven werden uitgerust, duidt dit erop deze engobe zijn met een scherp voorwerp ver- dat het een Nederlands schip was. Vijf scherven sieringen gekrast. Dit aardewerk is bekend onder Duits steengoed, alle van verschillende kruiken, de naam graffita-tarda (maar ook de naam kunnen eveneens deel hebben uitgemaakt van sgraffito wordt vaak gebruikt). Versieringen be- de inventaris, maar het zou ook kunnen hebben staan uit cirkels met soms een rozet of een gediend als verpakkingsmateriaal en deel zijn bloem. Soms is koperoxide en mangaanoxide op geweest van de lading. de bloem en blaadjes van de bloem aangebracht. Het roodbakkend aardewerk met marmerversie- 216 P. Kleij, Verslag ceramiekdeterminatie Burgzand Noord 9, september 2002 Veel uitzonderlijker was het Italiaanse roodbak- ring en graffita-tarda is oorspronkelijk afkomstig (niet gepubliceerde rapportage). Voor algemene informatie over sgraffito en kend aardewerk, dat in Nederlandse vondst- uit het productiecentrum van Pisa in Noord- gemarmerd aardewerk met complexen slechts zelden wordt aangetroffen. Italië. In Zuid-Frankrijk werd het echter nage- vergelijkbare objecten als in wrak BZN 9, zie: Hurst, Neal en Van Beuningen Op basis van de decoratie valt het uiteen in maakt in de Provence en rond Marseille. Aan de 1986, 30-37. twee groepen. hand van kleine uiterlijke verschillen tussen de

Afb. 12.11 Voorbeelden van bichroom en polychroom gemarmerd Pisa-aardewerk. 237 —

Afb. 12.12 Voorbeeld van sgrafitto Pisa-aardewerk. producten van beide productiegebieden laat deze belangrijkste indicatoren dateert Kleij het Kleij zien dat deze partij uit Pisa afkomstig moet keramiekcomplex met zekerheid na 1580 en zijn. Italiaans aardewerk was in Nederland een waarschijnlijk zelfs na 1625. Een einddatering luxeartikel. Gebruikssporen zijn er niet op aan- rond het midden van de 17de eeuw ligt voor de wezig en er kan geconcludeerd worden dat het hand. Weliswaar werd het model van de ge- Afb. 12.13 Er zijn verschillende Pisa- waarschijnlijk als lading aan boord was. noemde Nederlandse kom na 1640 niet meer ge- aardewerkvormen gevonden in Datzelfde geldt voor de scherven Italiaanse witte maakt, maar als onderdeel van een partij ge- BZN 9. faience, die eveneens in het wrak zijn gevonden. bruiksaardewerk aan boord kan die daarna nog Daarnaast bevonden zich in het complex een jarenlang in gebruik zijn gebleven. Na 1650 wordt fragment van een voorwerp van Saintonge- vrijwel geen witte faience uit Italië meer geïm- aardewerk en enige scherven die niet of nauwe- porteerd in Nederland. Het overige aardewerk in lijks te determineren waren, maar waarschijnlijk dit complex heeft wat langere productieperioden eveneens uit Zuid-Europa afkomstig waren. gekend, maar past volkomen in een beeld van Ook de datering van de verschillende soorten ondergang rond het midden van de 17de eeuw. aardewerk wordt door Kleij uitgebreid behan- Een tweede aardewerkspecialist, die naar het deld. Het meest nauwkeurig dateerbaar is een complex gekeken heeft, is Hemmy Clevis, ge- kom van Nederlands roodbakkend aardewerk uit meentearcheoloog van Zwolle. Zijn verslag is de periode 1580-1640. Na 1640 wordt deze vorm minder uitgebreid, maar het algemene beeld ligt niet meer gemaakt. Ook de Italiaanse witte fai- dicht bij hetgeen door Kleij is geschetst. Clevis ence uit 1580-1650 is redelijk te dateren en op spreekt echter een voorkeur uit voor datering basis van kenmerken als het gele baksel meent van het aardewerkcomplex in het derde kwart Kleij de datering mogelijk zelfs te kunnen inper- van de 17de eeuw.217 217 Hemmy Clevis, ongetiteld verslag van ken tot de periode 1625-1650. De grafitta-tarda is het ceramiek uit wrak BZN 9 (april vervaardigd tussen 1550 en 1650. Op basis van 2005). 238 —

duidelijkheid geven over de herkomst en de aard van de wijn. In juli en augustus werden persberichten uitgegeven over de vondst en de voorgenomen opening en analyse. Tot dat moment werd de fles onder water in het don- ker bewaard.219 Op vrijdagmorgen 25 augustus vond de voor- genomen opening van de fles plaats. Bij het wijnlaboratorium en het proeflokaal van MERON stond de straat vol met schrijvende pers, radio en tv. Een laborant van TNO was gevraagd om de wijn, zonder beschadiging van de fles en zonder contact met zuurstof – met een holle naald door de kurk, plastic slan- getjes en alles onder stikstof – over te hevelen in een aantal laboratoriumflesjes. De oude fles bleek 0,86 liter wijn te bevatten met veel de- pot (bezinksel van kleurstoffen en mineralen in oude, gerijpte wijnen). Een monster wijn Afb. 12.14 De wijn is geproefd, wat rest is de fles. werd achtergehouden voor de chemische ana- lyse, terwijl de rest naar het proeflokaal werd Fles met wijn overgebracht. Daar kwam de wijn voor het Op 7 juli 2000 vond duikteamlid Léon Vroom eerst in contact met zuurstof. Aanvankelijk in het achterschip van wrak BZN 9 een groene, was de geur erg onaangenaam. uivormige fles. Deze was volkomen gaaf; de Omschrijvingen als ‘rotte eieren’, ‘putlucht’ of kurk zat er nog op en de fles was tot halver- ‘dierlijke mest’ gaven treffend weer welke wege de hals gevuld met – naar het zich liet lucht het proeflokaal aanvankelijk vulde. aanzien – rode wijn. De fles gesloten laten Onder volledige afwezigheid van zuurstof was ‘voor toekomstig onderzoek’ was geen zinnige de wijn in drie eeuwen gereduceerd, een che- optie. Na eeuwen op de zeebodem zou de misch proces tegenovergesteld aan oxidatie, hernieuwde blootstelling aan lucht en licht ze- waarbij onder andere het waterstofsulfide is ker leiden tot een versnelde achteruitgang van gevormd dat verantwoordelijk was voor de glas, kurk en wijn. Daarom werd besloten deze geur van rotte eieren. Na blootstelling aan de bijzondere kans te benutten en fles en wijn lucht trok de nare geur echter snel weg. Zes nader te onderzoeken.218 professionele vinologen onder leiding van Om meer te weten te komen over de fles en Lucette Faber, met onder meer de bekende 218 Vos 2001b, 60-61. 219 Pogingen om ook over de kurk meer te de datering ervan werd archeologisch glasex- wijnpublicist Hubrecht Duijker, zetten zich on- weten te komen hebben helaas niet der grote belangstelling aan het werk.220 geleid tot succes. pert Jaap Kottman benaderd. Om meer te we- 220 De andere vinologen waren Harry van ten te komen over de wijn werd historica en Sommige proevers slikten de wijn zelfs door. der Dungen (directeur van MERON), Janna Rijpman (wijnschrijfster voor de vinologe Lucette Faber gevraagd een profes- Hier volgen enkele ‘proefnotities’ van het panel. Telegraaf ), Gerard Horstink sioneel proeverspanel samen te stellen voor Kleur: in de laboratoriumfles verrassend fram- (wijnbouwingenieur) en Ronald de Groot (wijnschrijver voor Trouw, een organoleptische analyse (geur en smaak). boosroze. Pas in het glas krijgt de wijn de ty- hoofdredacteur van het wijnmagazine Wijninformatie- en onderzoeksinstituut pisch bruinrode kleur van dakpannen, die ken- Perswijn). Lucette Faber schreef voor MERON te Almere werd bereid gevonden de het NRC Handelsblad en Hubregt merkend is voor zeer oude wijn. Duijker schreef voor het Financieel chemische analyse van de wijn voor zijn reke- Geur: aanvankelijk een explosie van animale Dagblad en heeft een heel aantal ning te nemen. De analyses zouden hopelijk boeken over wijn en wijngebieden op geuren. Naarmate de wijn in het glas meer zijn naam staan. 239 —

Afb. 12.15 De wijnanalyse trok brede belangstelling uit binnen- en buitenland. Hier bijvoorbeeld een artikel uit de Amerikaanse krant The Post and Courier van 26-08-2000. De kranten­artikelen hadden soms bloemrijke koppen zoals bijvoorbeeld in de Haagse Courant van 26-08-2000.

Afb. 12.16 De fles met de wijn er nog in en kurk er nog op. 240 —

lucht krijgt beter herkenbaar als wijn. Dan ko- lichtgroen en het glas heeft enkele ingesloten men geuren van oude marmelade en caramel luchtbellen. Binnen het Deventer Systeem vrij en ook wat ziltigs (maggi). heeft de fles op grond van zijn model de type- Smaak: verrassend! Echt herkenbaar als wijn. code gl-fle-25.” Kottman dateert de fles op Iets zilt (vermoedelijk van het lange verblijf op 1720-1760.223 Deze fles kan op grond van de de zeebodem), maar niet storend. Alcohol en inmiddels bekende dateringen van hout en tannines zijn duidelijk aanwezig. De afdronk is aardewerk absoluut niet bij het wrak hebben zeer lang en er komt weer een beetje marme- gehoord. lade en maggi in voor. Het was voor sommigen moeilijk te geloven Het proefpanel concludeerde dat het een heel dat een fles over de zeebodem zou zijn ge- goede wijn moet zijn geweest. Vermoedelijk spoeld en geheel onbeschadigd op een ander was het een iets versterkte rode Douro, de wrak terecht zou zijn gekomen. Een anekdote wijnstreek in Portugal, waar tegenwoordig van een Texelse sportduiker maakt dat wel- port wordt geproduceerd, maar destijds al een licht begrijpelijker. Op een oud wrak had hij exporteur van rode wijnen. Men meende te eens een aantal wijnflessen ontdekt. Hij had er proeven dat hij was aangelengd met vlierbes- al één uitgegraven en opzij gelegd, toen hij sensap, een praktijk die volgens de vinologen een tweede te pakken had en bij de eerste wil- inspeelde op de toenmalige vraag in de leggen. Deze was echter weg en de duiker Nederland naar krachtige rode wijnen. kon hem niet meer terugvinden. Toen ieder- De chemische analyse van MERON toonde een een na de duik weer boven was, werden erva- alcoholgehalte (ethanol) van 10,6 %, een rest- ringen uitgewisseld. Degene, die boven water suikergehalte van 1,3 g./l (het was dus een de wacht had gehouden, vertelde dat op een droge wijn), geen actieve sulfiet en een zuur- gegeven moment vlak naast de boot een fles graad, zoals in een hedendaagse wijn. was komen bovendrijven. Hij had hem zo kun- Daarnaast een ongewoon hoog gehalte vita- nen pakken. Het bleek de fles, die de duiker zo mine C, wat duidde op toevoeging van vruch- plots kwijt was.224 De verklaring is eigenlijk lo- tensap, bijvoorbeeld van vlierbessen, zoals het gisch. Flessen, of objecten in het algemeen, proefpanel dacht te bespeuren.221 Naderhand zijn onder water minder zwaar vanwege de is door TNO Voeding te Zeist nog een uitge- verplaatste hoeveelheid water (de Wet van breide analyse uitgevoerd. Die leverde een Archimedes). Het kleine beetje lucht in onze lange lijst van technische gegevens over de fles kan juist voldoende zijn geweest om hem wijn.222 lichtjes op, of vlak boven de bodem, zonder Gezien de vorm van de fles, die eerder 18de- zwaar te schuren en te stoten, toevallig rich- eeuws dan 17de-eeuws was, ontstond al kort ting een ander wrak te laten spoelen. Wrakken na de vondst twijfel of deze wel echt bij het zijn vanwege de in de stroming veroorzaakte wrak hoorde. Het wachten was echter op de wervelingen een verzamelplek, waar allerlei definitieve dendrochronologische datering rondspoelend spul wordt ingevangen. We van het wrak. Die bleek in de 17de eeuw te lig- hebben meer voorbeelden van dit verschijnsel gen. Kottmans analyse van de fles maakte gezien. In dit geval betekent het: een interes- vervolgens aan elke twijfel een einde. Hij om- sante fles met een boeiende inhoud en een 221 Ongepubliceerde rapportage van MERON: Theunes Braaksma, Analyse schrijft de fles als “wijnfles met een bolvormig prachtig verhaal, maar het zegt niets over da- NISA-wijn, 25 augustus 2000. lichaam en een lange hals met bovenaan een tering, vaarroute, of het drinken aan boord 222 Ongepubliceerde rapportage van TNO Voeding: W.A. van Osenbruggen, platte draad rond een afgeplatte lip. De bo- van het schip, dat we kennen als ‘scheepswrak Resultaten van het onderzoek oude dem is kegelvormig opgestoken en heeft een BZN 9’. wijn, 4 oktober 2000. 223 Diverse interne verslagen en Kottman ‘pontilmerk’ met een cirkelvormig restant van 2010, aldaar 57-60 en 63-64. glas van het pontilijzer. De kleur van de fles is 224 Mondelinge communicatie Jack Betsema. 241 —

voor- en achterschip zijn dieper in het sediment 12.5 Algemeen beeld en datering wel nog te verwachten. Het schip had twee doorlopende dekken met voor nog resten van een bakdek en achter van een halfdek. Het had Vindplaats BZN 9 bevatte de ongeveer noord- een bewapening van gietijzeren kanonnen. Deze zuid (voorschip-achterschip) georiënteerde res- waren met een lengte van 2,5 - 2,8 m betrekke- ten van een groot zeegaand schip. De wrakres- lijk klein; het schip was dan ook vast niet be- ten dagzoomden over een oppervlak van ruim doeld als oorlogsschip. Een duidelijke lading is 40 x 20 m, maar naar verwachting was dieper in niet gevonden, maar concentraties rogge, in zo- de bodem in de lengterichting nog meer con- wel voor- als achterschip, doen vermoeden dat structie aanwezig. Langs de lijn van het eerste het schip geladen was met dit graan. Kleine doorlopende dek had het dagzomende deel van vondstconcentraties bovendeks in het voorschip het wrak al een lengte van 36 m, waarbij de ori- en in het ruim in het achterschip bevatten delen ginele uiteinden voor en achter nog niet eens van de uitrusting en bewapening. Bovendeks in waren gevonden. Hieruit wordt afgeleid dat het het achterschip werd bijzonder luxeaardewerk schip over de stevens een lengte gehad moet gevonden, vermoedelijk als een partij privéhan- hebben van ten minste 40 m. Op basis van de del van één van de scheepsofficieren. Zowel de aanwezige resten van het vlak werd de grootste constructiekenmerken als het complex ge- breedte ingeschat op minimaal 9 tot 10-10,5 m. bruiksaardewerk doen vermoeden dat het een Bij een voor zeeschepen in die tijd gangbare Nederlands schip was. lengte-breedteverhouding van ongeveer 1:4 tot 1:4,5 komen we op een vermoedelijke lengte Datering bouw tussen de 40 en 45 m. De leggers waren met In eerste instantie leverden slechts twee van de breedtes van 29-33 cm bepaald zwaar te noe- vier houtmonsters die in 2000 waren verzameld men en ook de gevonden diktes van de huid- en een datering op, maar die was dan ook ondub- wegeringgangen (respectievelijk 8 en 7 cm) we- belzinnig! Een balk in het achterschip had 113 zen op een groot schip. We kunnen, op basis van jaarringen (1525-1637), waaronder 23 ringen al de gevonden maten, zelfs stellen dat dit wrak spint plus de wankant. De kapdatum kon daar- één van de grootste schepen op het Burgzand is. door zeer precies worden bepaald op het voor- Alle belangrijke constructiedelen, inclusief de jaar van 1638. Een stuk van de balkweger van het wegering, waren van eikenhout, alleen de dek- eerste dek in het voorschip bevatte 129 jaarrin- planken en de binnenbetimmering, waartoe ook gen (1495-1623), met 9 ringen spint, wat een het tussendekje achter in het ruim is te rekenen, kapdatum oplevert op 1634 ± 6.225 waren van grenen. Het blootgespoelde (eiken) Tijdens de inspectie in 2001 werd een legger hout van de scheepsconstructie was in dusdanig meegenomen als extra monster voor dendro- slechte conditie dat dit wrak eerder en mogelijk chronologische datering. Deze bleek 72 jaarrin- vaker, enige tijd moet hebben vrijgelegen. gen te bevatten, waaronder 6 ringen spint Tijdens onze opeenvolgende bezoeken werd ge- (maar geen wankant). Na toepassing van de constateerd, dat het wrak keer op keer werd ge- spintstatistiek werd de kapdatum vastgesteld raakt door sleepnetvisserij. op 1641 ± 6. Tevens bleek het nu alsnog moge- De vindplaats is te verdelen in drie hoofdgebie- lijk om de twee overgebleven monsters uit den. Het westdeel wordt gevormd door het vlak 2000 te dateren. Eén telde 92 jaarringen (1507- van het schip, het oostdeel door het afgebroken 1598), maar geen spint. Kap van deze boom en omgeslagen stuurboord en in het zuiddeel moet hebben plaatsgevonden ná 1618 ± 6. Een vonden we dat daar het vlak en het stuurboord inhout uit het achterschip had 93 jaarringen niet van elkaar waren losgebroken, maar als ge- (1546-1638), maar daarbij zaten 22 ringen spint heel waren omgeklapt. Een bakboord is naar alle plus de wankant. De kapdatum kon worden 225 RING-rapportage, augustus 2000. waarschijnlijkheid niet meer aanwezig, maar een vastgesteld op najaar/winter 1638/1639.226 226 RING-rapportage, oktober 2001. 242 —

De herkomst van alle monsters was Westfalen. Op basis van deze resultaten, vooral de daterin- 12.6 Tot slot gen die ondubbelzinnig op kap in 1638 wijzen, is de bouwdatum van het schip goed te bepalen. Rekening houdend met enig verloop van tijd Na de waardestellende onderzoeken in 2000 en voor transport van bos naar werf, eventueel voor 2002 is er (met enige tegenzin) voor gekozen het wateren van het hout en voor de bouwduur van wrak te bestempelen als ‘niet behoudenswaar- het schip, is aannemelijk dat dit schip tussen dig’. Motivatie hiervoor was dat, vergeleken met 1640 en 1645 in de vaart is gekomen. Een nauw- andere wrakken op het Burgzand, hier een iets keurigere archeologische bepaling lijkt haast niet minder compleet vondstcomplex aanwezig was mogelijk! en dat het hoogliggende scheepshout in gevor- derde staat van verval verkeerde. Hoewel de Datering ondergang vindplaats feitelijk werd opgegeven, zijn de twee Op basis van de bouwdatum tussen 1640 en vondstconcentraties in voor- en achterschip wel 1645 en een maximale levensduur van dergelijke afgedekt met gaas. De gedachte was dat we zo schepen van 15 tot hooguit 25 jaar is de kans op één wrak konden bestuderen wat het verschil groot dat het schip vóór of uiterlijk in het tijdvak in degradatie was tussen een wel of niet afge- 1655-1670 moet zijn vergaan. Op basis van het dekte vindplaats. Tot en met 2005 hebben we op aardewerkcomplex dateert Kleij gebruik en on- deze locatie kunnen zien dat dat verschil inder- dergang van het schip in het tweede kwart van daad groot is. Sinds 2009 is het wrak niet meer de 17de eeuw. Clevis dacht aan ondergang in het door archeologen bezocht en over de huidige derde kwart van de 17de eeuw. Betere indicato- conditie (in 2012) is dan ook niets te zeggen. ren zijn in dit complex niet gevonden. Alle gege- vens combinerend stellen we dat het schip moet zijn vergaan in het derde kwart van de 17de eeuw en mogelijk al vroeg in die periode. Binnen dit tijdvak zijn de stormen van 1654 en 1660 be- rucht (zie § 2.2).

244 — 245 13 Wrak Burgzand Noord 10 — (BZN 10)

13.1 Administratieve gegevens 227

Werknaam wrak/alias BZN 10, ‘Lelie 2’ of ook wel het ‘piskruikenwrak’.

Archisnummer 47253

Melder en datum vondst en/of Gemeld op 1 september 1999 door C.J. (Hans) Eelman. melding

Positie, geografisch en RD N 53º 02.76’ O 04º 56.38’ (WGS 84); X = 124.978, Y = 562.212

Begrenzing voor Archis (65 x 75 m) NW X=124.945, Y=562.255; NO X=125.010, Y=562.255 ZW X=124.945, Y=562.180; ZO X=125.010, Y=562.180

Diepte, min. en max. Circa 6 m (bij LW) en 9 m (bij HW).

Typering Wrak BZN 10 is een zeer compleet bewaard gebleven wrak. De vindplaats kent drie hoofdcomponenten: er ligt een vrijwel compleet boord met twee doorlopende dek- ken en een complete bewapening van ten minste tien kanonnen met rolpaarden, plus de resten van een kombuis en kombuisgoed. Oostelijk daarnaast dagzoomden veel delen van de lading met als hoofdbestanddelen Iberische kruiken in rieten manden, gevuld met bentoniet en urine voor de textielindustrie, kisten leistenen, vaten met druiven en diverse andere kleine, hoogwaardige elementen. Het complete onderwa- terschip, inclusief voor- en achtersteven, is hier in de ondergrond te verwachten. Wes- telijk van het boord lagen allerlei resten van uitrusting en vooral tuigage, met zeer veel details in verband aanwezig. In de constructie is opvallend veel grenenhout ge- bruikt. Het wrak is locaal ten onrechte geïnterpreteerd als restant van de in 1654 ge- zonken VOC-galjoot de Lelie.

Datering bouw Tweede helft 17de eeuw met een voorkeur voor het derde kwart.

Datering ondergang Vermoedelijk rond 1700 (± 10 jaar).

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie en diverse particuliere collecties.

Onderzoek door archeologisch Waardestellend onderzoek met oppervlaktekartering in 2000: 7/8, 8/8, 9/8, 10/8, 11/8, duikteam ROB/NISA (jaar/duikdag): 14/8, 15/8, 16/8, 17/8, 18/8, 21/8 en 22/8; inspectie en afdekking in 2001: 24/8, 27/8 en 28/8; inspectie en daarnaast eerste werkzaamheden voor het MoSS-project in 2002: 10/6, 11/6, 12/6, 13/6, 14/6, 17/6, 11/7, 12/7 en 29/8; inspectie, aanvullende afdekking en daarnaast enkele werkzaamheden voor het MoSS-project in 2003: 2/6, 11/6, 12/6, 13/6, 16/6, 17/6, 18/6, 23/6 en 15/7; inspectie en daarnaast werkzaamheden voor MoSS-pro- ject in 2004: 15/6 en 6/8; inspectie en daarnaast werkzaamheden voor MoSS-project in 2005: 13/6, 14/6 en 23/6.

Advies Archeologische Waarde Het wrak is behoudenswaardig.

Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Nvt Herinneringswaarde Nvt

Fysieke kwaliteit Gaafheid 3 Conservering 3

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 3 Informatiewaarde 3

Ensemblewaarde Nvt

Representativiteit 3 227 Voor enkele algemene opmerkingen Bescherming Het wrak is fysiek beschermd door afdekking met steigergaas en voorgesteld als over de administratieve gegevens, de beschermd monument. werknaam, het alias en de waarderingssystematiek zie hoofdstuk Bedreigingen Ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen. BZN 2, eerste vier noten. 246 —

Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie, Lelystad) - Onderwatervideobeelden NISA-duikteam

Ongepubliceerde rapportages door - Kleij, Piet, Verslag ceramiekdeterminatie Burgzand Noord 10/Lelie 2, mei 2002. In- derden terne rapportage. - Kuijper, Wim, Botanisch onderzoek wrak Burgzand Noord 10 (Lelie 2), mei 2001/2005. - RING-rapportage, oktober 2001.

Documentatie - Cederlund, Carl Olof (ed), Moss Newsletter. Theme: Burgzand Noord 10 4/2003. - Kuijper, Wim, en Martijn Manders, ‘South American Palm Seeds (Orbignya sp.) in Dutch Shipwrecks’, Environmental Archaeology 8, 2003, 185-187. - Laarman, F.J., en R.C.G.M. Lauwerier, Bot uit scheepswrakken in de Waddenzee (16e- 18e eeuw), (RAM 132, Amersfoort). - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2000, 33e jaargang 2001, 58-62. - Vos, Arent, ‘NISA sluit succesvol archeologisch duikseizoen 2001 af’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 6, nr 2, november 2001, 6-8. - Vos, Arent, ‘Texel * Waddenzee’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2001, 34e jaar- gang 2002, 39-43. - Vos, Arent, ‘Duikseizoen 2003 was vondstarm’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek jaargang 8, nr 2, november 2003, 20-22. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2002, 35e jaargang 2003, 48-53. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2003, 36e jaargang 2004, 51-55. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006, 48-49. 247 —

13.2 Vondstgeschiedenis 13.3 Beschrijving van de vindplaats

Het wrak is in 1999 door Hans Eelman ontdekt. In 2000 werd gedurende twaalf dagen door het Hij noemde het ‘Lelie 2’, omdat hij meende dat archeologisch duikteam een waardestellend on- de gevonden resten hoorden bij het wrak BZN 8, derzoek uitgevoerd op wrak BZN 10, waarbij indertijd door hem beschouwd als de in 1654 ruim 139 uur onderwater is gewerkt. Dit was één gezonken VOC-galjoot de Lelie. Hiervoor is al van de weinige keren dat gewerkt werd op een aangetoond dat die identificatie onjuist is (zie wrak dat niet allang was uitgespoeld en nog niet hoofdstuk BZN 8) en hetzelfde geldt dus voor de intensief door derden was bezocht en leegge- alias van BZN 10. haald. De auteur noteerde na zijn eerste duik: Het wrak was ook al zichtbaar op de sidescan “Dit is indrukwekkend. Voor het eerst bekroop sonarbeelden van 17 april 1998 (zie p.77) . Tijdens mij het gevoel, dat een vindplaats nog relatief het duikseizoen 2000 sprak Eelman het hoofd ongeschonden is. Dat wil zeggen: lang geleden is duikteam aan over dit wrak, dat hij het voor- het wrakvormingsproces sterk vertraagd door gaande jaar voor het eerst gezien had en dat nu inzanding. Het wrak is in naar schatting twee verder bloot kwam te liggen. Besloten werd de jaar zover uitgezand als het nu is en nog niet vindplaats nog in datzelfde seizoen aan een geraakt door een vissersschip met sleepnet. waarderend onderzoek te onderwerpen. Dekbalken staan meer dan 2 m recht overeind

809

4 824

2

813

812 825 810 814 827 K45D 811 807 K50D 808 K47T

K42D 802 K49D K43D 828 816 826 K46D 820 815 K44D K48 801 823 806 822 800 819 805 821 Raam 1

Raam 2 803

804 Raam 3 817

Raam 4 Poort Stok2 Ring Stok1

Vloei1 818 Vloei2

Afb. 13.1 Bovenaanzicht van het wrak BZN 10 met de webpunten. 248 —

en in verband. Er is nog niet massaal op gedoken hier en daar de lijfhouten. Dit onderste dek is en, minstens zo belangrijk, de paalworm heeft duidelijk een geschutsdek geweest; hier werden nog nauwelijks tijd gehad zijn verwoestende al bij de eerste verkenning tien gietijzeren ka- werk te doen. Veel hout is nog puntgaaf met bij- nonnen gevonden, waarvan sommige samen zondere zaken als houten beeldsnijwerk, de- met hun rolpaarden. De sedimentlaag was hier kroosters, vele sponningen en lassen en veel in zo dik, dat dieper nog wel een enkel kanon méér duidelijk herkenbaar verband.”228 te verwachten is. Iets westelijk van dit geschuts- Er was daarnaast ook wel reden tot zorg: “Het dek leek zich een tweede doorlopend dek te be- achterschip (hoog in de constructie, met berg- vinden, eveneens in de vorm van enkele op- houten) is over vele vierkante meters ondersle- staande dekbalken en -knieën. Eventuele pen. Nu nog sterk genoeg, maar hoelang nog?” lijfhouten lagen nog volledig onder het zand. De en: “Vele vaatjes liggen er nog, maar de boven- hoogte van dit tweede dek is omstreeks 1,8 m kant is er al af. Hoe lang blijft dat nog goed lig- geweest. gen?” Maar toch, er lagen veel kanonnen op rij, Het noordelijk uiteinde van het omgeslagen langs een onmiskenbaar dekniveau en met de boord lag deels vrij en onderslepen en was daar- rolpaarden er nog bij. Vaak zaten daar de assen door toegankelijk voor waarnemingen. Dit was zelfs nog onder. Daarnaast lag er overal uitrus- de oorspronkelijke achterkant van het schip, he- ting en lading vrij aan het oppervlak. lemaal bovenaan in de constructie, wat blijkt uit Op enkele plaatsen leek het alsof het bodemni- het feit dat hier originele bovenkanten van span- veau recent zo’n 30-50 cm verdiept was: bijvoor- ten en originele uiteinden van huidgangen aan- beeld op rolpaarden, leistenen, ovenstenen en wezig waren. Alleen details als de potdeksels en op de scheepsconstructie zelf was op sommige de reling waren verdwenen en ook enige van de plaatsen duidelijk een laagje van kleine zeepok- hoogstgelegen wegeringplanken. Iets lager in de ken zichtbaar, dat het voorgaande jaar gevormd constructie van de achterkant van het schip sta- moest zijn. Die laag lag nu tot wel 30 à 50 cm ken de uiteinden van enkele planken recht om- hoog vrij uit de bodem, terwijl daaronder nog hoog uit het zand. Vermoedelijk waren dit delen helemaal geen begroeiing aanwezig was, zelfs van het zogenaamde holle en/of bolle wulft, on- geen zeeanjelieren of andere anemoonsoorten, derdelen in de breedte van een achterschip. die in staat zijn om snel hard substraat te koloni- Bovenop, gedeeltelijk uit het zand stekend, lag seren. Onder de zeepokkenlaag zat puntgaaf hier een houten dekrooster van 105 x 75 cm. Het hout, terwijl het hout daarboven, dat daarvóór was samengesteld van 6 x 6 cm dikke eiken dus al uit de bodem stak, al aangetast was door balkjes,met openingen van 6,5 x 7,5 cm. Zulke de paalworm. lichte, niet nagelvaste delen van de bovenbouw De dagen daarop voerde het duikteam zijn spoelden meestal tijdens het vergaan of kort waardestellende onderzoekswerk uit. Het wrak daarna al weg en dit is dan ook een bijzondere is met WEBIT opgemeten, de dagzomende stuk- vondst. ken constructie zijn onder water getekend en er Andere bijzondere elementen zijn twee blokken zijn filmopnamen gemaakt. Hieruit kwam het met schijven, die 8,5 en 9,5 m vóór de achter- beeld naar voren van een noordnoordoost-zuid- kant geïntegreerd waren in de constructie van de zuidwest (achterschip-voorschip) georiënteerde verschansing. Dit soort schijfblokken boven in vindplaats, die op dat moment over een opper- het boord waren bedoeld voor de lijnen waar- vlakte van 40 x 25 m uit de bodem stak. De mee de ra’s en de zeilen naar de wind werden westzijde van de vindplaats werd gevormd door gesteld. In één van de dekbalken van het tweede een omgeslagen stuurboord. Het lag met de bin- dek (naast de dekknie met webpunt 801) werd nenzijde omhoog en het onderste doorlopende een uitgehakte watergoot aangetroffen. Deze dek was over vrijwel de hele lengte te volgen aan was aan de bovenkant afgedekt geweest met de hand van de tot ruim 2 m hoog opstaande een in de balk ingelaten plankje. Een dergelijke 228 Duikrapport A. Vos, 07-08-2000. dekbalken met de bijbehorende dekknieën en watergoot speelde een rol bij het afvoeren van 249 —

het van onder uit het schip opgepompte lekwa- logsschepen gunstig zijn: “Het splintert zoo niet ter naar de spuikokers aan weerszijden in de als het harde hout, en is daarom in ’t strijden boorden. Het afdekplankje was waarschijnlijk dienstiger, om te minder schade aan menschen uitneembaar om de afvoeren eenvoudig schoon te lijden: ook zal een kogel, daar door gaande, te kunnen houden. van zijn beweging aan ’t zelve over geven, en ge- Aan de onderzijde van het achterschip zaten drie volgelijk kracht verliezen, en te minder schade berghouten, alle van eikenhout. Eén van de doen.”230 Moet hieruit worden afgeleid dat toch huidplanken tussen die berghouten was echter vaker grenenhout bij de (boven?)bouw van sche- van grenen en gaandeweg bleek dat ook bij an- pen werd gebruikt, dan Witsen in eerste instan- dere constructiedelen in het schip ongewoon tie dacht of is het gebruik van grenen misschien vaak grenen is gebruikt. Voor de wegering kijken meer in gebruik gekomen na het verschijnen van we daar niet van op, maar voor dekbalken en zijn eerste druk? dekknieën is het wel opmerkelijk; op dit schip Cornelis van Yk (1697) lijkt iets stelliger: “het Sijn waren deze onderdelen zelfs vaker van grenen de Eike, en niet de Vuure, of Greine Boomen, die dan van eik gemaakt. Ook alle dagzomende in- men hier, als ook in de Nabuur-Landen tot de houten van het achterschip waren van grenen. zwaare Scheepsbouw heeft bequaam geoor- Misschien is dat op zich niet eens zo vreemd, deeld.” Feit is echter dat hij direct daarna meldt want het betreft hier de bovenste inhouten van dat “men ook van de laatst genoemde getragt de spanten en het komt de stabiliteit van een heeft Scheepen te Timmeren”.231 schip alleen maar ten goede als de bovenbouw In het standaardwerk Maritieme Geschiedenis der in lichter hout is uitgevoerd. Desondanks treffen Nederlanden haalt J.van Beylen VOC-advocaat we meestal ook in de bovenbouw eiken als be- Pieter van Dam aan, die in zijn Beschrijvinge van de langrijkste constructiehout aan. Het gebruik van Oostindische Compagnie (1701) meermalen zou ver- grenen in dit schip is, kortom, een bijzonder ver- melden dat bijvoorbeeld fluiten voor de VOC schijnsel. niet altijd van eikenhout gebouwd waren232 en S. Men heeft er wel conclusies aan verbonden met Hart stelt zelfs dat in Nederland voor de bouw betrekking tot de herkomst van het schip: het van schepen voor de vaart op de Oostzee, gebruik van grenen zou erop kunnen wijzen dat Noorwegen, Noord-Rusland, Duitsland, het niet in Nederland gebouwd was. Het is de Engeland, Frankrijk, Spanje en Portugal vaak het vraag in hoeverre die conclusie als juist moet goedkope vurenhout gebruikt werd.233 Helaas worden beschouwd. Nicolaas Witsen (1671) zegt verwijst Van Beylen niet naar de door hem be- over houtgebruik in de Nederlandse scheeps- doelde passages van Van Dam en Hart geeft he- bouw inderdaad: “In deze landen is het meest lemaal niet aan waarop hij zijn inzicht baseert. Eick daer men schepen van bout”, maar voegt Ofschoon veelvuldig gebruik van vurenhout voor daar gelijk aan toe: “Van Grenen-hout men insge- de bouw van scheepsrompen wel heel onwaar- lijkx Schepen bouwt”. Over de voor- en nadelen schijnlijk is – archeologisch wordt het in ieder van grenen vervolgt Witsen: “dit valt licht en on- geval niet bevestigd – staat ook niet absoluut stercker als het eiken, waerom het zelden tot vast dat Nederlandse schepen altijd van eiken- Schepen ten oorlog … werdt gebruickt”. Daar hout gebouwd werden of dat buitenlandse sche- staat tegenover: “tot boven … werck daer weinig pen stelselmatig van andere houtsoorten dan uiterlijcke kracht op aen komt, is het seer be- eik gebouwd zouden zijn. Op dit punt conclude- quaem, gelijck oock tot Schepen die op het lae- ren we daarom vooralsnog dat het houtgebruik den werden toegelegt; want grenen hout is licht, in dit schip bijzonder is, zeker voor een bewa- en Schepen daer van getimmert drijven hoog uit pend schip, maar niet uitzonderlijk en niet leidt 229 Witsen 1671, 178-179. het waeter, en nemen bij gevolg veel meerder tot absolute uitspraken over de plaats van bouw. 230 Witsen 1690, 199. 231 Van Yk 1697, 36. lasten in.”229 Opvallend is dat Witsen in de twee- Het roept wel een vraag op naar het houtgebruik 232 Beylen 1977, 30. Een voorbeeld is lager in de scheepsromp. Daar zijn op dit wrak gevonden in Dam 1701, RGP 63, I-1, 456 de druk van zijn boek (1690) bovendien een aan- (niet uitputtend gezocht). tal voordelen opsomt, die juist ook voor oor- geen waarnemingen gedaan, omdat geen aan- 233 Hart 1977, 72-73. 250 —

Afb. 13.2 Schets van de manier waarop de ventilator aan de onderkant van de huid tussen de berghouten is aangetroffen.

Afb. 13.3 In deze positie zat de ventilator aan stuurboordzijde op de huid van het achterschip. De vaarrichting is naar rechts.

vullend onderzoek met proefsleuven is uitge- Het huisje had bovenop – oorspronkelijk haaks voerd en het vlak tijdens onze aanwezigheid in op het boord – een schuin naar het midden op- het geheel niet is vrijgespoeld. lopend dak en aan de voorzijde onderin een aan Aan de onderzijde van het achterschip, oor- de bovenkant afgeronde opening. Tijdens het spronkelijk de buitenkant van de verschansing, zeilen zou hierdoor vaarwind naar binnen ge- werd een zeldzame vondst gedaan. Tussen twee stuwd worden. Toen bij nadere inspectie bleek berghouten zat daar een klein, vogelhuisachtig dat binnen in dat vogelhuisje een rond gat dwars bouwsel, samengesteld van stevige plankjes. door het boord geboord was, werd duidelijk, dat 251 —

deze constructie een rol gespeeld moet hebben Nederlandse scheepsbouw wel bekend, maar in de ventilatie van de achtergelegen kajuit. het overheersende patroon is dat er een enkele De aanwezige delen van deze ‘ventilator’ zijn dekknie per kant werd gebruikt. Eerder is al ge- geborgen. wezen op het opvallend veel voorkomende ge- Het andere uiteinde van het omgeslagen stuur- bruik van grenen voor deze constructiedelen. Al boord, helemaal zuid in de vindplaats, werd ge- met al zijn er wat vragen die nader onderzoek vormd door een bakdekniveau dat daar gedeel- wenselijk maken. telijk blootgespoeld lag, maar nog niet diep was Ten oosten van het omgeslagen boord is ner- onderslepen. Op de buitenkant van de boven- gens scheepshout gevonden. Toch is bijna zeker bouw werd een gaaf stuk houtsnijwerk gevon- dat daar, onder het zand, het vlak van dit schip den in de vorm van een mensenkop, een soort moet liggen, mogelijk compleet met voor- en Moor, met daaronder enige reeds door de paal- achtersteven. Over de hele lengte zagen we na- worm aangetaste decoraties. melijk delen lading dagzomen. Een belangrijke In dit voorschip lagen drie kanonnen en onder- categorie werd gevormd door de Iberische krui- delen van een oven: fragmenten van zware, ijze- ken, vaak aangeduid als Spaanse olijfkruiken of ren haardplaten, veel losse en gemetselde gele Sevilla-aardewerk.234 We vinden dergelijke am- bakstenen, de resten van twee of drie grote ko- foorachtige kruiken of de scherven ervan ver- peren ketels, een stuk van een messing schuim- spreid over het hele wrak, maar één concentratie spaan en een baardmankruik. Het is niet waar- stak iets achter het voorschip uit het zand en een schijnlijk dat deze oven in de bak gestaan heeft. tweede concentratie werd op dat moment ge- Vermoedelijk stond deze op het eerste dek van zien iets vóór het achterschip, voor een concen- het voorschip en zijn resten ervan bij het om- tratie tonnen. Steeds als een kruik werd opge- klappen van het boord boven het tweede dek tild, bleken er andere onder te liggen, waaruit terechtgekomen. kan worden afgeleid dat er nog honderden van Bekijken we het boord met de twee dekken als in het zand begraven zijn. Sommige waren nog geheel, dan vertoont het een duidelijke langs- afgesloten met zevenkantige houten stoppen. scheepse kromming, de zogenaamde ‘zeeg’. In Zulke kruiken zijn twee eeuwen lang (her)ge- het achterschip lijkt een hoger dekniveau te heb- bruikt als verpakkingsmateriaal voor allerhande ben ontbroken en de opbouw van het bakdek producten en ze zijn bekend van (scheeps)opgra- lijkt daarmee vergeleken ongewoon hoog. vingen op meerdere plaatsen over de wereld. Mogelijk was de constructie hier als gevolg van Wat we echter nergens anders gedocumenteerd een breuk iets uit de lijn geraakt. hebben gezien, is dat deze kruiken gevat waren Enige maten van de constructiedelen, voorzover in een vlechtwerk van gras, soms van platte, bre- die in het achterschip konden worden gemeten: de vezels, soms van dunne, ronde stengeltjes. de huidgangen bovenin waren circa 5 cm dik, de Het vlechtwerk deed sterk denken aan de mand- berghouten 7 cm. De inhouten bovenin de ver- flessen waarin vroeger Chiantiwijnen werden schansing waren 10 cm dik en 17-21 cm breed. De verkocht. Het had extra dikke standringen en wegering mat circa 4-5 cm. Een dekbalk van het stootranden op de schouders. Dit alles kon ech- eerste dek was 28 cm dik en 31 cm breed, de ter slechts kort worden bekeken, want zodra de dekbalken van het tweede dek waren iets lichter: kruiken waren vrijgespoeld, verdween het eentje was 21 cm dik en 28 cm breed. Bij enkele vlechtwerk in hoog tempo (zie afb. 3.3 - 3.6 in dekbalken werd vastgesteld dat deze zowel aan hoofdstuk 3). Twee weken na het begin van het de voor- als de achterkant ondersteund werden vrijspoelen was aan de bovenliggende kruiken door een onderdekse knie. Zonder airliften was niet meer te herkennen dat ze in vlechtwerk ge- het niet mogelijk vast te stellen of dit bij alle of huld waren geweest. slechts enkele dekbalken het geval was. Het ver- Enkele afgesloten kruiken zijn, voordat ze be- schijnsel dat enkele dekbalken met een extra gonnen vrij te spoelen, met vlechtwerk en grond 234 Voor Sevilla-aardewerk, zie: Hurst, Neal knie werden ondersteund, is ook uit de en al ingepakt in grote plastic emmers en boven en Van Beuningen 1986, 66. 252 —

Afb. 13.4 Een van de kruiken met het vlechtwerk er nog omheen. Op de onderste foto zien we dat het vlechtwerk enkele ingevlochten verdikkingen had tegen het stoten.

water gebracht. De inhoud van deze kruiken had boven water een sterke geur van urine. Ze bleek te bestaan uit een zeer fijnkorrelige wittige leem, mogelijk bentoniet235, vermengd met urine. Vermoedelijk was het bedoeld voor de textielin- dustrie. Er zijn diverse historische vermeldingen dat urine werd gebruikt voor het wassen, verven en vollen van de wol. Naar deze bewerking heb- ben de inwoners van Tilburg, waar een belang- rijke textielindustrie was gevestigd, de carnava- leske bijnaam ‘kruikenzeikers’ verworven en naar de Spaanse kruiken wordt dit wrak door lo- cale duikers tegenwoordig ook wel het ‘piskrui- kenwrak’ genoemd. Een andere, opvallend aanwezige categorie la- ding werd gevormd door de kisten met dakleien, helemaal vóór in het ruim. Deze kisten waren stuk bevatten de kisten 70 tot 80 leien van varia- 235 Bentoniet is een kleisoort met enkele bijzondere eigenschappen. Het wordt stevig uitgevoerd, gebouwd van maar liefst 3 cm bele dikte (4-8 mm). De individuele vorm en af- tegenwoordig onder andere gebruikt dikke planken en, getuige de concretieresten, metingen verschilden per leisteen nogal, varië- voor kattenbakkorrels, vanwege het vermogen veel vocht op te nemen. versterkt met ijzeren banden. De buitenmaten rend van volledig rechthoekig tot rechthoekig Vroeger werd het ook wel vollersaarde waren enigszins variabel: 48 - 50 x 39 - 43 cm (de met één afgeschuinde hoek of één zijde recht- genoemd, omdat het gebruikt werd bij het laten vervilten, ‘vollen’ van wol. hoogte kon nergens goed worden gemeten). Per hoekig en de overliggende zijde afgerond. Alle 253 —

Afb. 13.5 Enkele voorbeelden van messingwaren: vingerhoedjes, valkeniersbelletjes en een schaaltje van een balans. zichtbare kisten waren deels al opengebroken of kist (of kisten) gevonden vol kleine messing ob- aangevreten. Ernaast lagen pakketten leistenen jecten, zoals valkeniersbelletjes, vingerhoedjes, zonder spoor van de oorspronkelijke verpakking balansschaaltjes voor een weegschaal, bundel- in het zand, met losse exemplaren verspreid tot tjes koperdraad, e.d. In hetzelfde gebied werden ver in de rondte. De kisten waren kennelijk ge- ook diverse kleine, fragiele berkenhouten op- maakt van een houtsoort die snel verteert. bergdoosjes gevonden, naast kleine smeedijze- In het uiterste noordoosten van de vindplaats ren gereedschappen als tangen, hamerkoppen was een concentratie tonnen vrijgespoeld, net en bankschroeven, alles keurig verpakt in vet en als onder het eerste dek richting voorschip. Drie daardoor goed geconserveerd. Deze zaken wa- tonnen in het noordoosten zijn bemonsterd: er ren in zo’n hoeveelheid aanwezig, dat het han- zaten druiven (Vitis vinifera) in, textiel met een of delswaar moet zijn geweest. Het maakt duidelijk ander organisch materiaal en een zwarte sub- hoe gevarieerd en rijk een scheepslading kan zijn stantie, die buskruit zou kunnen zijn. Twee vaat- en hoeveel zaken naast een hoofdlading aan jes bij de concentratie kanonnen in het achter- boord kunnen zijn. schip bevatten respectievelijk druiven (Vitis Ten westen van het omgeslagen boord, onge- vinifera) en resten van kleine visjes, mogelijk an- veer vanaf het midden voorwaarts, was nog een sjovis. Een vaatje richting voorschip (nabij web- bijzonder vondstgebied te onderscheiden, dat punt 812) bevatte weer druiven. Gezien het feit juist tijdens onze aanwezigheid aan het vrijspoe- dat deze vruchten voorkomen over de hele leng- len was. Al zwemmend en zoekend over de te van het schip, maakten zij kennelijk een be- zandbodem ten westen van het boord werd een langrijk deel uit van de lading of voorraad. enorme hoeveelheid en variatie aan touwwerk Ook belangrijk voor de beeldvorming zijn enkele gevonden, op het oog in goede conditie. vondsten, die ten tijde van het waardestellend Herkenbaar waren onder andere stukken van onderzoek gedaan zijn door locale sportduikers. een dikke ankertros (ø circa 14-15 cm, linksgesla- Zij hadden ergens in het achterschip een houten gen), die het zand in en uit liep. Eveneens goed 254 —

identificeerbaar waren touwen van het staande want, gezien de locatie waarschijnlijk behorend bij de grote mast. Bij ontdekking zaten enkele weeflijnen (=de dunnere dwarse lijnen, via welke de zeelieden omhoog het want in kunnen klimmen) nog in het want en de gebruikte knopen waren goed te onderscheiden: mastworpen. Ook zaten op di- verse plaatsen wantkloten op de staglijnen ge- bindseld. Daarnaast werd een jufferblok gezien, gevat in een touwbeslag van driestrengs tros (vermoedelijk het einde van een stag) met dunne lijnen in de drie gaten (waarschijnlijk de talreep). Het geheel lag over een breedte van enkele me- ters bloot en onmiddellijk werd met behulp van een tekenframe van 2 x 2 m, verdeeld in vakken van 40 x 40 cm, een gedeelte van het gebied ge- detailleerd geschetst en met WEBIT precies in- gemeten. De eerstvolgende dagen zagen we het touwwerk verder uitspoelen, werden er want- kloten los op de zeebodem aangetroffen en verdwenen er weeflijnen, soms met mastworp Afb. 13.6 Twee zandlopers, waarvan één nog compleet en al. Dat dergelijke delen van de tuigage zo met het glas. compleet bewaard zijn gebleven is bijzonder. Om verdere verspoeling tegen te gaan zijn direct

Afb. 13.7 Deel van een dikke ankertros. De krab geeft een goede indruk van de maat. 255 —

Afb. 13.8 Het touw was zo goed bewaard gebleven dat verschillende details goed zichtbaar waren. 256 —

wat korte stukken gaas op dit gebied gelegd, oppervlaktes. Gazen werden gelegd over het vastgehouden met zandzakken. onderspoelde achterschip, over het hoog opste- Enkele meters zuidwaarts spoelde een middel- kende kanonnengebied achter, over het voor- groot stokanker vrij, met de houten stok er nog schip van de ovenresten tot de kisten met leien, aan (hoogte anker, inclusief ring, circa 2,5 m). Bij over het kruikengebied en beide tonnengebie- dit anker staken ook weer diverse stukken dikke den in het ruim en over het touwgebied, het an- ankertros uit het zand. Direct noord naast dit an- ker, de geschutspoort en de stukken ankertros in ker werden enkele jufferblokken met concreties west. van puttingijzers gevonden. Deze waren om de verstaging op het boord te bevestigen. Gezien Latere inspecties de positie zouden deze bij de verstaging van de In 2001 werd gedurende tweeënhalve dag op het fokkemast moeten horen. Binnen 1 m van de an- wrak gewerkt (28 uur onderwatertijd). Inspectie kerring stak ook het lid van een geschutspoort toonde dat het afdekken goed had gewerkt. Met uit de bodem. Dit vermoedelijk losgeraakte name bij de touwen en de kruiken met vlecht- exemplaar was 64 cm breed en samengesteld uit werk was verdere schade – tijdelijk! – voorko- twee lagen van telkens drie haaks op elkaar lig- men. Er was echter wel degelijk reden tot zorg. gende planken. Op de buitenkant zaten nog de Onder het achterschip had helemaal geen inzan- geconcretiseerde resten van de twee gehengen ding plaatsgevonden. De conclusie was dat ver- (deel van de scharnieren). Deze poort was snel ticaalhangend gaas blijkbaar geen zand vangt; na vrijspoelen al in delen gebroken en de con- een les die later alleen maar bevestigd zou wor- creties waren erafgebroken. Het geheel is met den. De kwaliteit van het dagzomende hout was rvs-spijkers weer aan elkaar gezet, maar de behoorlijk achteruitgegaan en het wrak was ge- poort is in situ achtergelaten. Nog weer enkele raakt door een visser (of meerdere): diverse dek- meters zuidelijker lag een tweede, ongeveer balken, die vorig jaar nog stonden, lagen nu om- even groot stokanker, maar bij deze ontbrak een ver of waren versplinterd. Bij webpunt 800 en stuk van de stok. 801 lag een stuk visnet vast in de constructie. Er zijn op het wrak een paar houtmonsters mee- Bovendien waren op de visafslag van Den Oever genomen voor jaarringonderzoek, maar het kort tevoren enige stukken ‘oud scheepshout’ bleek lastig om onaangetast eikenhout met opgehaald met labels van de ‘afdeling archeolo- spinthout te vinden; een datering kon dan ook gie onderwater’, onder andere met webpunt 814. niet worden vastgesteld. Besloten werd dat er een groot aaneengesloten Het waardestellend onderzoek op BZN 10 is uit- veld van afdekgaas over de vindplaats moest ko- gevoerd zonder enige inzet van airlifts. Nergens men. De resterende nog overeind staande gre- is een proefput, laat staan een complete proef- nen dekbalken zijn afgezaagd, zodat het wrak sleuf gegraven en er heeft ook later geen aanvul- vlak afgedekt zou kunnen worden. De afgezaag- lend onderzoek met proefsleuven kunnen plaats- de stukken zijn vervolgens gebruikt voor jaar- vinden. Dat betekent dat niet met zekerheid vast ringdatering, met de bekende tekortkomingen is komen te staan of het vlak zich nog in de on- van grenen- ten opzichte van eikenhout; er kon dergrond bevindt, waar precies de grenzen daar- echter weer geen geschikt monster eiken worden van zich bevinden en hoe dik de sediment- en gevonden (zie hierna p. 262, Datering bouw). Bij vondstlagen zijn. Dat had gevolgen voor de keu- twee van de grenen monsters werden kapdata ze, welk gebied moest worden afgedekt. van respectievelijk na 1645 en na 1646 gevonden. Al tijdens het eerste waardestellend onderzoek De vindplaats werd ten slotte afgedekt met vijf- werden de meest bedreigde plekken afgedekt tien 12 m lange netten en zes kortere. Er moest met steigergaas om de meest kwetsbare materi- nog ervaring worden opgedaan met het hante- alen te beschermen tegen verdere erosie door ren van 25-40 m lange gazen in de stroming en de stroming. Het ging echter nog maar om en- we dachten dat uitbreiding van het met gaas be- kele korte stukken over grote aaneengesloten dekte oppervlak altijd later nog mogelijk was. 257 —

Daarom werden de gazen uitsluitend gelegd liggen, met als gevolg géén zandinvang en op over de bekende delen van de vindplaats. zeker moment scheuren van het doek. Niet al- Achteraf bezien was het beter geweest om met- leen verticaal was dus niet goed, te schuin werk- een de hele vindplaats tot ver buiten de dagzo- te evenmin. mende delen af te dekken. We brachten labels Besloten werd de vindplaats af te dekken met aan op de gelegde dekgazen om bij latere in- twaalf 40 m lange kleden, in noord afgesloten specties goed te kunnen bepalen waar we ons met twee 25 m lange kleden. Na uitvoering lag op de afdekking bevonden . het net mooi strak en was voldoende verzwaard In 2002 werd in een periode van negen dagen 55 om te blijven liggen. Een mogelijk punt van zorg uur onder water gewerkt. Bij inspectie bleek dat bleven wel de hoog onder het gaas opstaande het afgedekte gebied grotendeels perfect was plekken, waar de kanonlopen en de rolpaarden ingezand. Wel bleek helemaal in noordoost, vlak lagen. Hier zou altijd spanning op het net blijven naast het afgedekte gebied met vaten, een nieu- staan en daardoor gevaar voor doorschuren. we concentratie vondstmateriaal vrijgespoeld te Verder werden enige werkzaamheden uitge- zijn met ijzerconcreties, vaten en losse duigen, voerd ten behoeve van het MoSS-project, zoals touwfragmenten en wat ongeïdentificeerd hout. het wisselen van dataloggers en het bergen van In de concreties leken zich kanonskogels te be- hout- en cellulosemonsters. vinden, wat bij de aanwezige bewapening niet In 2004 en 2005 werden twee, respectievelijk hoefde te verbazen. Over dit gebied, en ook over drie dagen bij het wrak doorgebracht, deels voor het achterschip, bij de webpunten 804-806, ons reguliere inspectie- en reparatiewerk en werd een nieuw gaas gelegd. daarnaast voor enkele werkzaamheden in het Een deel van de werkzaamheden in dit seizoen kader van het MoSS-project. Er was in beide ja- werd verricht in het kader van een toen net op- ren nogal wat schade aangericht door visserij; de gestart Europees project (het MoSS-project236). MoSS-meetopstelling was beschadigd en enkele In Nederland was daarvoor het al door ons ge- frames waren helemaal omgetrokken. Overigens waardeerde en afgedekte wrak BZN 10 uitgeko- lag de afdekking er als geheel goed bij. Er waren zen. Er werd een datalogger geplaatst, die facto- wel enkele probleemgebieden, waarvan werd ren als zuurstofgehalte, zuurgraad en ingeschat dat “de afdekking het geen 50 jaar sedimenttransport moest meten en er werden gaat houden en misschien niet eens 10 jaar.”237 diverse hout- en cellulosemonsters geplaatst om Met name in midden-zuid waren de hoogtever- te kijken hoe snel dat materiaal zou verdwijnen schillen erg groot geworden en was sprake van door de werking van bacteriën en/of de paal- steile heuvels en diepe dalen in het gaas, waar worm. De datalogger en de meetopstellingen grote spanning op stond en al kleine scheuren zijn geplaatst in de uiterste zuidwesthoek van de waren ontstaan. Deze werden direct gerepa- vindplaats, nabij het zuidelijke anker. reerd. De bestaande hoogteverschillen waren In 2003 werd weer gedurende negen dagen ge- nog vergroot doordat het gaas op de top op een werkt op het wrak (83 uur onder water). Bij in- of andere manier zand was blijven invangen. spectie van de afdekking bleek de toestand over Op dit deel van de afdekking was het elk jaar het algemeen goed, maar met enkele kantteke- minder diep geworden (2003: 6,2 m, 2004: 5,6 m, ningen. Langs de grenzen van de vindplaats was 2005: 4,3 m; alle dieptes ± HW). Dergelijke grote op diverse plekken nieuw materiaal bloot komen verschillen zijn niet geheel te verklaren door de te liggen. Het net over de uiterste hoek in het dagelijkse en periodieke verschillen in hoogwa- achterschip (bij 804) was weer gescheurd en er terstanden, maar hoe het gaas zonder ons ingrij- was opnieuw een kleine onderslijping ontstaan. pen meer zand had ingevangen, was een raad- 236 Voor meer informatie over het MoSS- De les was dat niet alleen verticaal hangend gaas project wordt verwezen naar de MoSS sel. Misschien is de plek herhaaldelijk geraakt Newsletters, website en verdere niet werkt, maar ook dat hoogteverschillen van door sleepnetvisserij en is de zandige vulling van rapportages. Eén MoSS Newsletter was enkele decimeters niet in één keer zijn te over- speciaal gewijd aan het wrak BZN 10 het gaas opgestuwd. Op BZN 3 hebben we ge- (Cederlund 2003). bruggen. Het gaas kan snel te schuin komen te zien dat dat daar met de zandzakken inderdaad 237 Duikrapport A. Vos, 13-06-2005. 258 —

Afb. 13.9 In 2005 waren weer nieuwe details vrijgespoeld, zoals de nagenoeg complete onderkant van een verstaging, inclusief jufferblok en stagtalie. 259 —

Afb. 13.10 Op deze multibeam loading uit 2006 zien we dat de afdekking op dat moment nog in uitstekende conditie is, terwijl de bodem eromheen verdiept is. gebeurd is (zie p. 156). ook een kanon met rolpaard gezien is. Daar zat Naar aanleiding van alle bevindingen begonnen een strop om, wat aangeeft dat derden van plan we na te denken om het volgende jaar een nieu- waren dit kanon te lichten. Het is bekend dat in we laag afdekmateriaal over de wrakbult aan te 2009 inderdaad door Texelse duikers een aantal brengen ter bescherming van het aanwezige kanonnen en ander materiaal gelicht werd van gaas. Door het opheffen van het duikteam in dit en andere wrakken.239 2006 is het daar niet meer van gekomen. Pas in De conclusie van deze inspectie was dat BZN 10 2009 werd door een nieuw, tweekoppig ‘regie- van de drie in dat jaar onderzochte wrakken er duikteam’ van de Rijksdienst, aangevuld met het slechtst aan toe was. Er werd een noodop- twee professionele duikers uit de commerciële roep gedaan voor snelle (her-)afdekking van dit duikwereld, vier dagen op dit wrak gedoken (in wrak, maar er werd niet direct gerepareerd. totaal 10 uur duiktijd).238 In de afdekking werd Daarvoor trok het regieduikteam er in 2010 met een aantal grote gaten aangetroffen. Op een inhuur van vier beroepsduikers opnieuw twee overzichtsplan van het wrak werden de gaten weken op uit. De conditie van de afdekking ruwweg aangewezen. Dat zijn inderdaad juist de bleek sinds 2009 nog ernstig verslechterd. Een delen, die eerder ook al aanleiding gaven tot deel van de vindplaats werd weer afgedekt, zorg vanwege grote hoogteverschillen en inwen- maar men kreeg het werk niet af en een aanzien- dige spanningen in de afdekking. De aangetrof- lijk deel van de vrijgespoelde lading bleef buiten fen gaten varieerden nogal in afmeting, maar de reparaties. Dat werk werd doorgeschoven waren minstens 8 m² in oppervlak. In de gaten naar een volgende keer.240 Sinds 2010 is er echter 238 Interne rapportage door Jeroen kwam constructie en uitrusting bloot te liggen. niet meer op het Burgzand gewerkt. Vermeersch, Rapport monitoring In midden-zuid zat een gat van 8 x 10 m, waarin Burgzand Noord-wrakken BZN 3, 9 en een kanon uit het zand stak en nog heel wat ar- 10. 239 Een deel van de geborgen kanonnen is tefacten als schoeisel, gereedschap, loden pla- getekend door de Terschellinger ten, leien, kisten, scherven van kruiken en gele kanonnendeskundige Nico Brinck. Zijn rapportage is aanwezig in de bakstenen van de oven verspreid lagen. Het documentatie van wrak BZN 10. grootste gat (14 x 6 m) lag centraal op de wrak- 240 Léon Vroom, conceptverslag van de afdekking van BZN 10 in 2010, interne bult ter hoogte van een aantal dekknieën, waar rapportage. 260 —

geschreven: brons (één nummer); brons/ijzer 13.4 Vondsten (één nummer); concretie (twee nummers); hout/ koper (één nummer, namelijk tien klosjes koper- garen); koper (vier nummers, namelijk onderde- In totaal zijn voor wrak BZN 10 102 vondstnum- len van kookketels, valkeniersbelletjes onderling mers uitgegeven. De meeste daarvan zijn ge- verbonden met koperdraad en enkele balans- boekt in 2000 (90 nummers). Twaalf daarvan schaaltjes); lood (twee nummers, 106 musketko- waren geborgen en als representatieve voor- gels bevattend); messing (vijf nummers, waar- beelden van een groter geheel overgedragen onder een schuimspaan, enkele balansschaaltjes door Hans Eelman en Jack Betsema, in het bij- met merkjes, 15 vingerhoedjes en enkele belle- zonder de messing objecten en de berkenhouten tjes); leer met tin (een gesp); of een plaatje me- doosjes. De overige vondsten zijn gedaan in taal (één nummer). Samen waren dit 18 vondst- 2001 (7 stuks), 2002 (3 stuks) en 2003 (2 stuks). Al nummers (17,5%). met al zijn bewust weinig vondsten geborgen en Ook zijn er diverse monsters ingeschreven: vijf werden de meeste zaken op de bodem achterge- monsters zijn geboekt als botanisch materiaal. laten. Voor een waardestelling was het verzame- Vier daarvan zijn gedetermineerd door Wim len van veel materiaal niet nodig. Ook is er geen Kuijper.241 Drie monsters uit vaatjes waren druif enkele proefsleuf gegraven, wat waarschijnlijk (Vitis vinifera, per monster vele honderden pitten, wel belangrijke inzichten had kunnen opleveren, tientallen hele vellen en tientallen stukjes tak en maar ook een stortvloed aan te verwerken steeltjes) en van een vierde monster kon op het vondstmateriaal. oog met zekerheid worden vastgesteld dat het Om een ruwe indruk te geven van het vondst- pitten en vellen van druiven waren. Het vijfde complex volgt hier een beknopt overzicht naar botanische monster is gedetermineerd als het materiaalgroep. Achttien vondstnummers zijn zaad van een palm (Palmae Orbigyna).242 Het is uitgegeven voor aardewerk; nog eens zes aparte niet zeker of dit bij het wrak hoorde of is inge- nummers voor aardewerk in combinatie met or- spoeld. Zaden van palmen komen van nature ganisch materiaal (onder andere vier complete nogal eens in het water terecht en kunnen door kruiken Iberisch aardewerk, inclusief het vlecht- oceaanstromingen over grote afstand worden werk en een witte substantie als inhoud); en drie getransporteerd. Ook diverse andere materialen nummers voor steengoed, waarvan één com- zijn bemonsterd, zoals breeuwsel, touw, textiel, plete baardmankruik. Deze 27 vondstnummers bot, (mogelijk) ansjovis en (mogelijk) buskruit. voor aardewerk en steengoed vormen ruim een Uit het wrak is slechts één bot meegenomen: kwart (26,5%) van het geborgen materiaal. Vier een goed geconserveerde, iets verweerde wervel nummers zijn uitgegeven voor kleipijpfragmen- van een rund. Mogelijk was het een restant van ten (4%). de voedselvoorraad van het schip.243 Bij elkaar Achtentwintig nummers (27,5%) zijn uitgeschre- zijn er 18 vondstnummers met monsters van een ven voor houten objecten, zoals zes dendro- of ander organisch materiaal (17,5%). monsters, verschillende blokken en/of pokhou- De belangrijkste functionele vondstcategorieën, ten schijven, losse onderdelen van rolpaarden, gerelateerd aan het wrak, zijn bewapening (de onderdelen van gereedschap, een zevenkantige kanonnen, rolpaarden, kanonskogels en mus- stop uit een Iberische kruik en de onderdelen ketkogels), veel resten van de tuigage en vooral van de ventilator voor de kajuit (samen vijf ook veel onderdelen van het staande want, wat plankjes: een bodem, twee zijkanten en de voor- werkelijk bijzonder genoemd mag worden. en achterkant). Daarnaast vier nummers (4%) Verder keukengoed (ovenresten, kookketels, voor houten voorwerpen samengesteld met schuimspaan, gebruiksaardewerk) en lading (de 241 Wim Kuijper, Botanisch onderzoek wrak Burgzand Noord 10 (Lelie 2), mei enig ander materiaal (ijzer, koper, messing, Iberische kruiken met bentoniet en urine, de lei- 2001/2005. touw). stenen, de vaten met druiven, de vele kleine 242 Kuijper en Manders 2003. 243 Laarman en Lauwerier 2006, 20. Er zijn diverse soorten metalen voorwerpen in- messing objecten, etc). 261 —

Capita selecta voor dit soort randen vanaf het einde van de 17de eeuw. Een andere grape, met rechte wand Het aardewerk en gele slibbodem, moet zijn geproduceerd tus- Zoals blijkt uit bovenstaand overzicht, is uit de sen 1675 en 1750. grote hoeveelheid ceramiek die aan boord van Het Duitse steengoed (waarvan slechts weinig het schip moet zijn geweest, slechts een klein exemplaren zijn gevonden) zegt weinig over het deel geborgen. Voormalig conservator van het schip. Het werd vervaardigd voor de export en NISA Karel Vlierman gaf na het eerste onderzoek kan daarom heel goed in een Nederlandse haven zijn voorlopige conclusies met betrekking tot het aan boord zijn gekomen. Het kan zowel tot de aardewerk: “Behoudens de middeleeuwse ko- lading als tot het gebruiksaardewerk hebben be- gelpotscherf, de 19de- en duidelijk 18de- eeuwse hoord. In de kombuis is bijvoorbeeld de enige ceramiekscherven, die zeker niet tot het wrak complete baardmankruik gevonden. De ruwe gerekend kunnen worden, komt de rest uit een uitvoering van de decoraties zijn kenmerkend min of meer aaneensluitende periode, echter voor de 18de eeuw. wel een periode die loopt van vroeg-17de tot Kleij concludeert dat het met het wrak geassoci- midden 18de eeuw, dus 100 tot 125 jaar. Te lang eerde keramiekcomplex tussen 1700 en 1750 om tot een acceptabele datering van de onder- moet worden gedateerd. Het steengoed dateert gang van het wrak te komen. Ervan uitgaand dat immers van ná 1700. De grapen beginnen iets de rood aardewerken grape/grapen, gezien het vroeger (rond 1675), maar lopen tot ver in de meerdere aantal scherven, waarschijnlijk een di- 18de eeuw door, zodat ze heel goed eveneens recte relatie met het wrak heeft/hebben, lijkt een van ná 1700 kunnen zijn. De Spaanse olijfkruiken datering in de tweede helft van de 17de eeuw, werden na 1750 niet meer geproduceerd. eventueel uitlopend in de vroege 18de eeuw voor de hand liggend.”244 Het aardewerkcomplex is naderhand als geheel 13.5 Algemeen beeld en datering gedetermineerd door Piet Kleij.245 Hij beschouwt de Spaanse olijfkruiken als verpakkingsmateriaal voor de lading. Dat het aardewerk uit Spanje af- Vindplaats BZN 10 bevatte de noordnoordoost- komstig is, hoeft echter niet voor de lading zelf zuidzuidwest (achterschip-voorschip) georiën- te gelden. Hergebruik van aardewerken verpak- teerde resten van een groot zeegaand schip. Het kingsmateriaal was in de 17de en 18de eeuw een nagenoeg compleet aanwezige stuurboord had normaal verschijnsel en de kruiken kunnen in een lengte van 36-37 m. Hieruit kan worden af- elke willekeurige haven aan boord zijn gebracht. geleid dat het schip over de stevens een lengte Doordat ze tussen 1575 en 1750 worden geda- gehad zal hebben van circa 35 m, maar de totale teerd, hebben ze ook voor de bepaling van de lengte, inclusief boegspriet moet zeker 40 m zijn ouderdom van het schip weinig waarde. geweest. Tijdens het onderzoek dagzoomden er Het gevonden Nederlandse roodbakkende aar- resten over een totale oppervlakte van circa 40 dewerk is, gezien de gebruikssporen – roetaan- (N-Z) bij 25 m (O-W). In de ondergrond zijn ech- slag en krassen – , duidelijk gebruikt voor het ter meer overblijfselen te verwachten, vermoe- bereiden van voedsel aan boord en was beslist delijk over een oppervlakte van wel 50 x 40 m. 244 Interne rapportage Karel Vlierman, 28 geen deel van de lading. Dit suggereert dat het Als geheel was de vindplaats tamelijk goed be- juni 2001, ‘Voorlopige conclusies op basis van verzamelde objecten tijdens schip van Nederlandse oorsprong was. Meestal waard. Veel dekbalken staken nog een heel stuk de verkenning van wrakplaats ‘Lelie 2’ werd een schip namelijk in de thuishaven uitge- recht omhoog uit de bodem, de meeste nog in in het duikseizoen 2000.’ 245 Piet Kleij, Verslag ceramiekdeterminatie rust en werden aardewerk en ander keukengerei verband, en er werd veel organisch materiaal ge- Burgzand Noord 10/Lelie 2, mei 2002. Voor algemene informatie over Sevilla- ook daar gekocht.246 vonden. Wel werd vastgesteld dat het wrak snel Een aantal voorwerpen van aardewerk als in wrak BZN 10, zie: Hurst, het Nederlandse aardewerk heeft dateerbare aan het uitspoelen was en dat de tere organische Neal en Van Beuningen 1986, 65-66. materialen in hoog tempo erodeerden. Daarvan Voor Kleij’s methodiek zie p. 131 in het kenmerken. Een grape uit Bergen op Zoom heeft hoofdstuk over wrak BZN 2. een dikke, rechtopstaande rand; kenmerkend is een aantal illustratieve voorbeelden gedocu- 246 Kleij 1997. 262 —

menteerd. Ook is het schip sindsdien aantoon- tot zeker 15 m oostelijk van het onderste dek baar een aantal malen geraakt door sleepnet­ doorloopt. visserij. Het derde hoofdgebied is het stuk ten westen De vindplaats is te verdelen in drie hoofdgebie- van het omgeslagen boord. Over de complete den. Als meest in het oog springende dagzoomt afstand van het middenschip tot de voorkant centraal in de lengteas van de vindplaats het werden daar onderdelen van de tuigage gevon- omgeslagen stuurboord. Dit was nagenoeg den: ten minste twee middelgrote ankers met compleet aanwezig met twee doorlopende dek- een zware ankertros, complete resten van het ken. Achter lijkt geen opbouw aanwezig, wat zou staande want van fokke- en grote mast en een corresponderen met laat-17de- en 18de-eeuwse losse geschutspoort. Waarschijnlijk liggen meer bouw. Anderzijds vertoont het boord een duide- achterwaarts (noordelijk) de resten van het be- lijke zeeg, wat eerder een 17de-eeuws kenmerk zaanwant. Dusdanig complete en intacte aanwe- is. Het schip was zwaar bewapend; er waren ne- zigheid van deze tuigagedelen is bijzonder, om- gen kanonnen en een aantal rolpaarden zicht- dat dergelijke kwetsbare delen vaak in eerdere baar (in 2009 zijn door sportduikers bovendien fases van de wrakvorming al verdwijnen. enkele kanonnen geborgen die tijdens onze Enkele elementen van de vindplaats zijn op het duikcampagnes (nog) niet blootlagen). De ka- eerste gezicht niet typisch Nederlands, zoals het nonnen lagen verspreid langs de lijn van het on- veelvuldig gebruik van grenenhout voor belang- derste dek. Vóór in het schip werden de resten rijke delen van de constructie en het feit dat een van de kombuis aangetroffen. Deze heeft waar- aantal dekbalken door twee knieën werd onder- schijnlijk op het onderste dek gestaan. steund. Zoals hierboven is gesuggereerd, was Oostelijk van het boord wordt diep in het sedi- het gebruik van grenen in de Nederlandse ment het vlak aanwezig verondersteld. Ondanks scheepsbouw misschien minder ongewoon dan dat er gestaag verdieping van de zeebodem in het algemeen wordt aangenomen en is het plaatsvond, is er tijdens het onderzoek niets ge- geen absoluut bewijs voor een buitenlandse her- zien van dat vlak, de kimmen of de stevens. komst. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor de Waarschijnlijk was de sedimentlaag en daarmee dubbele dekknieën. Op dergelijke punten is na- de vondstenlaag hier nog behoorlijk dik. Alleen der onderzoek noodzakelijk. een proefsleuf had hier duidelijkheid kunnen Op basis van het gebruiksaardewerk meende verschaffen. Kleij dat het schip op zijn laatste reis in ieder ge- Vooral vóór en achter in het ruim werden grote val was uitgereed in een Nederlandse haven, concentraties lading gevonden. Ook in het mid- maar ook dat zegt niets definitiefs over de plaats denschip zal die lading vermoedelijk niet ontbre- van bouw. ken, maar hier lag er een dikke zandlaag boven- op. De belangrijkste elementen waren de Datering bouw Iberische kruiken, voorzover valt na te gaan ge- Zoals gezegd was het op dit wrak nog lastiger vuld met bentoniet en urine, kisten met dakleien dan anders om geschikte monsters met spint te in diverse vormen en formaten en tonnen met vinden voor een jaarringonderzoek. Ten eerste voorraden of mogelijk ook lading (de druiven?). was er in dit schip ongewoon veel grenenhout Later spoelden er concreties vrij waarin kanons- gebruikt, ook voor zwaardere constructiedelen, kogels werden gezien. Door meldingen van lo- en ten tweede was het aanwezige eikenhout kale sportduikers weten we dat er ook veel klei- duidelijk meer aangetast dan de grenen delen, ne waar werd vervoerd, zoals berkenhouten iets dat we ook op andere wrakken tegenkomen. bergdoosjes, allerlei messing- en koperwaren en Blijkbaar is het harsige grenenhout beter be- diverse kleine ijzeren gereedschappen. Gezien stand tegen paalworm dan eikenhout. het feit dat steeds verder oostelijk lading bloot Twee van de in 2001 afgezaagde grenen dekbal- kwam te liggen – vooral Spaanse kruiken – ken leverden op zich wel een bruikbaar resultaat, wordt aangenomen dat de vondstverspreiding maar bij grenenhout (Pinus sylvestris) is de 263 —

wankant alleen zeker als er resten van de bast bouwd en mogelijk zelfs al in het derde kwart. aanwezig zijn. Bij geen van de monsters was dat het geval. Dat betekent dat het ontbrekende Datering ondergang aantal jaarringen niet is in te schatten. Datering Op basis van het aardewerk schatte Vlierman het is dan per definitie post quem, waarbij men in tijdstip van ondergang in de tweede helft van de principe ook een heel aantal jaren te vroeg 17de eeuw, eventueel uitlopend in de vroege kan zitten. 18de eeuw; Kleij kwam tot een vermoedelijke Eén van de monsters had 102 jaarringen, waar- datering in de eerste helft van de 18de eeuw. van de jongste ring was gegroeid in 1644. Omdat de exacte kapdatum van het grenenhout Vanwege het ontbreken van bast moeten daar een onzekere factor blijft, kan niet direct zinvol één of meer jaren bij worden opgeteld. De kap- worden ‘gespeeld’ met de maximale levensduur datum werd bepaald op na 1645. Een tweede van houten zeeschepen van 15-25 jaar als indica- monster had 117 jaarringen met een jongste ring tie voor een datum ante quem voor de onder- uit 1645, waarvan de kapdatum dus werd be- gang. Andere goed dateerbare objecten zijn niet paald op na 1646.247 verzameld door het duikteam. Daarom is na- Omdat de jongste groeiringen van beide mon- vraag gedaan bij de lokale duikers of zich zulke sters zo dicht bij elkaar liggen – slechts één jaar objecten in hun collecties bevinden. Dat leverde verschil – is het verleidelijk te veronderstellen aanvankelijk niets op, tot uit een rapportage van dat de bouw niet zo lang daarna zal hebben Nico Brinck over naderhand op dit wrak gebor- plaatsgevonden. Zonder (aanzienlijk) meer ge- gen ijzeren kanonnen bleek dat zich op één er- dateerde houtmonsters is dat echter niet te be- van een Amsterdams keurmerk bevond dat in wijzen. Toch achten we de kans groot dat het 1685 in gebruik was gekomen en sindsdien ver- schip in de tweede helft van de 17de eeuw is ge- plicht werd aangebracht op elk in Amsterdam

Afb. 13.11 Een van de kanonnen op het wrak BZN 10 draagt een keurmerk dat duidt op datering na 1685. 246 RING-rapportage, oktober 2001. 264 —

verkocht kanon.248 Dat preciseert de datum van ondergang nader op ná 1685 en zegt mogelijk 13.6 Tot slot iets over de haven van uitrusting; dat kan Amsterdam geweest zijn. Mede rekening hou- dend met de in­geschatte datering van de bouw Na het waardestellend onderzoek in 2000 is het en het feit dat grote zeeschepen in het algemeen wrak bestempeld als behoudenswaardig. De be- niet langer meegingen dan 15-25 jaar, gaan we langrijkste motivatie was dat hier een buitenge- voorlopig uit van een ondergang rond 1700 (± 10 woon compleet en gaaf bewaard schip uit de jaar). Dat correspondeert met de inschatting van tweede helft van de 17de eeuw beschikbaar was Vlierman (en, iets minder strak, van Kleij) op ba- voor onderzoek naar historische scheepscon- sis van het aardewerk. Voor nauwkeuriger date- structie. Bijzonder daarbij zijn enkele voor onze ringen zouden meer gegevens verzameld moe- regio in het algemeen als afwijkend beschouwde ten worden. constructiedetails, zoals het overvloedig gebruik van grenenhout. Ook aspecten als bewapening, tuigage en lading bleken uitzonderlijk compleet en gaaf bewaard met veel onderzoekspotentieel. Om het uitspoelende vondstcomplex fysiek zo goed mogelijk te behouden is het in een aantal fases afgedekt en tot en met 2005 onderhouden. In 2009 en 2010 bleek de afdekking zeer bescha- digd, maar slechts een deel is in 2010 hersteld . 248 Notitie van Nico Brinck, gedateerd De conditie van de bescherming anno 2012 is januari 2010, ‘Draaibassen uit het wrak BZN 10’. onzeker.

266 — 267 14 Wrak Burgzand Noord 11 — (BZN 11)

14.1 Administratieve gegevens 249

Werknaam wrak/alias BZN 11, het ‘groot leeg’, of de ‘kale’.

Archisnummer 47254

Melder en datum vondst en/of In het najaar van 1997 ontving het NISA een wrakkenkaart van het Burgzand, gemaakt melding door C.J. (Hans) Eelman. Op de positie van het wrak met onze administratieve aandui- ding BZN 11 stond op deze kaart de lokale naam ‘Groot Leeg’. Deze vindplaats is nooit officieel aangemeld en het is niet bekend wanneer het wrak voor het eerst is ontdekt en bedoken. Wrak BZN 11 is ook gezien op de sidescan sonaropnames van het Burg- zandgebied.

Positie, geografisch en RD N 53º 02.79’ O 04º 56.25’ (WGS 84); X = 124.840, Y = 562.270

Begrenzing voor Archis (65 x 55 m) NW X=124.820, Y=562.305; NO X=124.885, Y=562.305 ZW X=124.820, Y=562.250; ZO X=124.885, Y=562.250

Diepte, min. en max. Circa 5,5 m (bij LW) en 9,5 m (bij HW).

Typering Over een groot gebied verspreidliggende, uit elkaar geslagen resten van een groot, zwaar gebouwd zeegaand schip met een oorspronkelijke lengte van 35-40 m. Voorna- melijk vlakconstructie, met resten kiel, zaathout en een voorsteven, maar ook een deel uit de constructie van het achterschip ter hoogte van de onderkant van de spie- gel. Bij nagenoeg volkomen afwezigheid van resten lading en uitrusting is over her- komst of precieze functie weinig te zeggen. Het wrak lag ten tijde van de ontdekking al enige tijd vrij uit de bodem en is gaande het project ernstig achteruit gegaan en verder in stukken gebroken.

Datering bouw Omstreeks 1615-1625.

Datering ondergang Eerste helft 17de eeuw, met voorkeur voor tweede kwart.

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie.

Onderzoek door archeologisch Waardestellend onderzoek met oppervlaktekartering in 2000: 26/6, 27/6, 28/6, 29/6, duikteam ROB/NISA (jaar/duikdag): 30/6, 3/7, 4/7, 5/7, 6/7; inspectie 2001: 30/8; inspectie en noodopgraving 2002: 18/6, 19/6, 8/7, 9/7, 10/7, 15/7, 21/8; inspectie 2004: 17/6; inspectie 2005: 2/6.

Advies Archeologische Waarde Het fragment wrak is niet behoudenswaardig. Periodieke inspectie is wel aanbevolen.

Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Nvt Herinneringswaarde Nvt

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2 Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2 Informatiewaarde 2

Ensemblewaarde Nvt

Representativiteit 3

Bescherming Geen afdekking aangebracht.

Bedreigingen Ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen.

Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie, Lelystad). - Onderwatervideobeelden NISA-duikteam. 249 Voor enkele algemene opmerkingen Ongepubliceerde rapportages door - Den Brave, J.A., Tabakspijpen aan boord. Een overzicht van de kleipijpen uit de over de administratieve gegevens, de derden wrakken van het Burgzand (Waddenzee), (rapportage 2006). werknaam, het alias en de waarderings­ - Kleij, Piet, Verslag ceramiekdeterminatie Groot Leeg, september 2002. systematiek zie hoofdstuk BZN 2, eerste - RING-rapporten maart 2001, oktober 2001 en oktober 2002. vier noten. 268 —

Literatuur - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2000, 33e jaargang 2001, 58-62. - Vos, Arent, ‘Duikers NISA terug in Lelystad. Het archeologisch duikseizoen 2000 zit erop’, Archeologische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkun- dig Bodemonderzoek jaargang 5, nr 1, november 2000, 3-4. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2002, 35e jaargang 2003, 48-53. - Vos, Arent, ‘Van zeestromingen en paalwormen, of hoe oude scheepswrakken ver- dwijnen’, in: Arent Vos en Jeroen van der Vliet (red.), Natuurlijke processen als verstoor- der; archeologisch erfgoed bedreigd door een verstoorder die niet betaalt (SNA Amsterdam 2005), 7-14. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006, 48-49.

627 618

617 624

602 621 619 601 616 611 625

622 623 620 600

615 612 603 626

610

614

613 604

605

606 609 607

608

Afb. 14.1 Bovenaanzicht van het wrak BZN 11 met de webpunten. 269 —

m en een breedte van 6 m. Dit lag bijna pal 14.2 Vondstgeschiedenis noord-zuid georiënteerd en vormde de hoofdas van de site. Het lag vrij hoog in de bodem, waar- bij aan weerszijden de sandwich van wegering, Wrak BZN 11 werd door lokale duikers aangeduid inhouten en huid langs de randen ruim vrij uit de als ‘groot leeg’ of ook wel de ‘kale’, omdat het bodem stak; bovenop was de wegering bedekt zo groot was én men er helemaal geen vondsten met één tot enkele decimeters zand. De huid- in had aangetroffen. Over de vondstgeschiede- planken waren hier 7-8 cm dik en de wegering nis wist men weinig details meer te vertellen; 6-7 cm. De pengaten hadden een diameter van veel gedoken had men er overigens niet. 33-35 mm en aan de wegeringzijde waren wig- gen in de pennen zichtbaar. De leggers waren 14-18 cm breed en 17 cm dik. Dat dit een stuk van 14.3 Beschrijving van de vindplaats het vlak was, staat vast, omdat aan de noord- kant, onder een wegeringplank met webpunt 603, een stuk kielbalk werd aangetroffen dat In 2000 werd door het archeologisch duikteam daar vast in verband onder de constructie zat. een waardestellend onderzoek uitgevoerd op dit Het kon tot 1,5 m onder de constructie worden wrak. Gedurende negen dagen werd bij elkaar 74 gevolgd en was weliswaar zwaar aangevreten, uur onder water gewerkt. Het wrak is met WEBIT maar de sponning voor een circa 10 cm dikke opgemeten, de dagzomende stukken constructie zandstrook was duidelijk te herkennen. De kiel- zijn onder water getekend en er zijn filmopna- balk had hier een afmeting van 30-35 cm breedte men gemaakt. Op basis daarvan is een beeld en 30 cm hoogte. Bovenop het vlak mag boven ontstaan van een groot en tamelijk zwaar ge- de kiel normaal een zaathout verwacht worden, bouwd scheepsrestant, dat over een afstand van maar dat was verdwenen. 32 x 14 vrij hoog uit de bodem stak. Het bestond Aan de zuidkant van dit grootste fragment lag uit drie grotere, in verband zittende stukken nog een fragment vlak vrij over een lengte van scheepsconstructie. Daaromheen lagen diverse 5,5 m. Waarschijnlijk hoorde dit bij het grotere belangrijke constructie-elementen los op de bo- fragment, maar is het onderslepen geraakt en dem, zoals twee zware kattesporen en een stuk ervan losgebroken. Het lijkt erop dat het daarbij kielbalk, en diverse andere stukken hout. Het vrijwel geheel om zijn lengteas is gedraaid en stuk kielbalk, terzijde van het westelijke boord met de huid naar boven is komen te liggen. Ten op het zand liggend (nabij webpunt 620), was slotte is dat fragment met zijn zuidelijke uiteinde 3,7 m lang, 30-35 cm breed, 30 cm hoog en had dieper weggezakt in de slijpgeul, die daarop aan elke zijde één sponning voor de zandstrook. weer is opgevuld met sediment. Het zuidelijke Drie dagen voor het einde van het waardestel- uiteinde is dan ook niet gezien, daar dat schuin lend onderzoek werd op basis van de beschik- de bodem in verdween. Aan de bovenkant van bare sonarbeelden 15-20 m noordwaarts van het dagzomende deel was veel van de beplan- webpunt 603 een zoektocht ingesteld naar wat king verdwenen en bestond er vrij zicht op circa ‘puntjes’, waar resten zouden kunnen liggen. 4 m lange leggers met een enkel als zodanig her- Inderdaad werd daar nog een aantal belangrijke kenbaar restant zitter ertussen. Bij elkaar kon- constructiedelen gevonden, waaronder een stuk den ongeveer 15 inhouten geteld worden, die zaathout met mastspoor, de voorsteven en een deels strak tegen elkaar aan lagen. derde groot kattespoor. Er lag daar echter geen Dwars over dit fragment liep een lange balk constructiedeel in verband. Dat bracht wel de schuin omhoog, die werd geïnterpreteerd als totale lengte, waarover zich op deze vindplaats een deel van het zaathout, dat immers niet meer scheepsonderdelen uitstrekten, op 55 m. in verband op het vlak was aangetroffen. Hierop De kern van de vindplaats werd gevormd door zijn de webpunten 609, 610 en 611 geplaatst. een fragment van het vlak met een lengte van 17 Een derde groot fragment lag in de zuidwest- 270 —

Afb. 14.2 Overzicht van de vindplaats met de ligging van de webpunten na twee dagen duiken.

hoek van de vindplaats. Dit was 11 m lang en dekniveau’s boven elkaar hebben gezeten, waar 5,5 m breed en was afkomstig van bovenin de echter slechts 1 m hoogteverschil tussen zat. constructie van het achterschip. De zuidelijke Mogelijk moet daarom worden gedacht aan een rand van dit fragment was de oorspronkelijke koebrugdek (een laag extra dek in het ruim). De achterkant van het schip, ongeveer ter hoogte achterkant van dit fragment was flink onder- van de onderkant van een platte spiegel. Hier spoeld. Aan de onderzijde konden daardoor konden we met zekerheid vaststellen dat het berghouten worden gezien en twee klossen hout schip een spiegelschip is geweest. Het is bijzon- van 72 x 21 cm en 58 x 13 cm ertussen. De functie der dat in de Nederlandse condities zo hoog uit ervan is onduidelijk; mogelijk waren het restan- de constructie een zo groot deel van het schip ten van een galerij buitenom. Ook werd gecon- intact bewaard is gebleven. stateerd dat de huid tot aan de berghouten een Op de binnenkant van de wegering waren nog dubbeling heeft gehad. In de noordwesthoek enkele resten van dekknieën aanwezig en in het van het fragment staken resten ervan ruim on- achterste deel werden de resten van twee lijf- der de eikenhouten huidplanken vandaan; deze houten gevonden met daarin de sponningen tweede laag was in dat stuk van naaldhout. De voor halfdeksbalkjes. Dat betekent dat hier twee naaldhouten planken waren hier 5,5 cm dik, on- 271 —

Afb. 14.3 Blik op de constructie van het achterschip: we zien de aanzet van twee dekken (de lijfhouten), de berghouten en de dubbeling van de buitenhuid. Deze dubbeling is van eikenhout, iets dat doet denken aan de constructie van de in 1629 gezonken Batavia. geveer even dik als de eiken huidplanken. ment achterschip lag wat grof en zwaar materi- Naaldhouten plankjes werden vaak gebruikt als aal, zoals twee ijzeren grapes in een concretie, bescherming tegen paalworm, maar meestal een jufferblok en scherven van direct herkenbaar waren die slechts 2,5 - 3 cm dik. Sevilla-aardewerk. Dit fragment vertoonde dan Langs het zuidelijke uiteinde van het fragment ook enige bochting (de ronding van de onder- waren alleen de onderste drie planken van kant van de spiegel) en ook tussen de twee op- naaldhout. Daarboven zat tot aan het onderste staande lijfhouten was een enigszins beschutte berghout een eikenhouten dubbeling. Daarvan is omgeving blijven bestaan. Buiten de constructie aannemelijk dat die een structurele rol in de is in de bodem op twee plaatsen zwaar touw- constructie speelde. De eiken dubbeling was met werk aangetroffen. Langs de westzijde, in het 9 cm ook erg dik. Liggend op 6 cm dikke huid- gebied tussen de webpunten 618 en 619, dag- planken was de samengestelde huid in dit stuk zoomden enkele delen van een zware ankertros dus 15 cm dik en fungeerde feitelijk als berghout. (ø 10-15 cm) en aan de oostzijde stak onder punt Nadere details over de precieze constructie en 609 een wel zeer dik stuk touwwerk uit de bo- uitvoering van deze opmerkelijke dubbeling dem, omwikkeld met dunner touw (ø 15-20 cm). konden niet worden vastgesteld, daar deze snel Mogelijk was dit een deel van de (langsscheepse) in het zand verdween. In ieder geval wees alles verstaging. erop dat we hier zaten op de grens van onder- Er zijn van het tamelijk zwaar aangetaste en bovenwater in het achterschip. Het lijkt er scheepshout enkele monsters genomen voor overigens op dat dit een stuk stuurboord was, datering, waarvan er slechts één kon worden ge- dat aan de bakboordzijde was terechtgekomen, dateerd. Het inhout, afkomstig van het fragment want het lag ‘omgekeerd’ ten opzichte van het achterschip, had weliswaar 122 jaarringen, maar vlak. helaas geen spint. De kapdatum werd bepaald Er werd, conform de melding van de sportdui- op na 1567 AD ± 6, wat leek te wijzen op een kers, nauwelijks vondstmateriaal aangetroffen, bouwdatum in het laatste kwart van de 16de zelfs geen ballaststenen of iets dergelijks. De eeuw. Dat beeld zou later worden bijgesteld (zie laag sediment op het vlak was onvoldoende dik onder, Datering bouw, p. 277). om een rijke vondstenlaag te bevatten en in een klein proefsleufje middenover werd nog geen Latere inspecties scherf aardewerk aangetroffen. De mogelijkheid In 2001 werd gedurende één tij een inspectie uit- dat ergens toch nog wat klein materiaal ligt, is gevoerd. De situatie was vergelijkbaar met het natuurlijk niet uit te sluiten. Alleen in het frag- voorgaande jaar, hoewel het hout duidelijk ver- 272 —

Afb. 14.4 Tekening van een stuk constructie van het achterschip, van boven gezien.

der was aangetast. Een paar inhouten vóór in seizoen (2002) weer een inspectie gepland. Al het grote vlakfragment waren losgekomen en tijdens de eerste duiken werd een grote uit- met name in het achterschip, waar de klossen spoeling geconstateerd van gemiddeld 0,5 m. tussen de berghouten aan de onderkant van de Rond webpunt 603 bijvoorbeeld, op het voor­ vrijgespoelde constructie zaten, was hout ver- uiteinde van het grote fragment vlak, kon een dwenen. Er werden drie stukken hout meegeno- duiker nu ongeveer 2,8 m ver onder het vrijge- men voor dateringsdoeleinden. Het resultaat spoelde wrak en bij de kielbalk komen. Langs de van het jaarringonderzoek wees ditmaal op een oostzijde tussen 607-608 stak het wrak 1,6 - kapdatum rond of kort na 1600. 1,8 m uit de grond. Hier kon goed worden gezien Gezien de dreigende situatie en de vermoede- dat de onderkant van het vlak zwaar was aange- lijke ouderdom van het wrak werd het volgende tast. Ook het fragment van het achterschip was 273 —

Afb. 14.5 Tekening van hetzelfde stuk achterschip, maar nu van onderaf gezien, met berghouten en klossen op de huid. De functie van deze klossen is nog onduidelijk (mogelijk een onderdeel van de gallerijen). diep onderspoeld. De zuidoosthoek van dit achterschip liep in zuidelijke richting dieper weg fragment is in deze conditie van boven en van en bovendien hadden hier de opstaande lijfhou- onder geschetst. ten enige bescherming geboden. Desondanks Na twee dagen inspectie was de indruk ontstaan was de vondstenlaag ook hier niet echt rijk. Wel dat het wrak op korte termijn verder in stukken werd daar meer Sevilla-aardewerk gevonden, zou opbreken. Besloten werd daarom om de bo- waaronder halsfragmenten met een houten stop venkant van het stuk achterschip hetzelfde sei- en twee complete kruiken. Andere voorwerpen zoen nog op te graven om al het daar aanwezige waren een grote slijpsteen, allerlei stukken touw vondstmateriaal te redden, de constructie te van gaand (alleen geslagen) en staand (boven- schetsen en aanvullende waarnemingen te doen. dien getrenst en gesmart) want, enkele concre- Het 11 m lange fragment achterschip is in twee ties, enkele blokken, een fragment kleipijp met ploegen opgegraven. Het iets hogergelegen als hielmerk ID en de onderkaak van een varken. noordelijke deel bevatte nauwelijks vondsten. Ten slotte is de constructie geschetst. Er waren Alleen de hierbovengenoemde objecten (p. 271) slechts viert dekknieën in verband bewaard ge- zijn geborgen. Het hout had hier duidelijk eerder bleven en geen enkel restant dekbalk. Wel werd al vrij gelegen, want onder het sediment bleken van het bovenste van de twee dekken, in dit ge- grote, oude zeepokken op het hout te zitten. Het val waarschijnlijk de overloop, de balkweger ge- 274 —

Afb. 14.6 Twee pagina’s uit een duikverslag met de beschrijving van enkele indicatoren voor degradatie van dit wrak. 275 —

zien met sponningen voor de dekbalken. Een ren de in 2000 geziene constructie-elementen dergelijke balkweger is onder de koebrug niet verder vrijgespoeld. Met een airlift is gekeken of herkend. Verder zijn geen bijzonderheden waar- hier toch nog constructiedelen in verband zou- genomen. den zitten, maar zonder resultaat. De belangrijk- Er is een poging gedaan om met behulp van een ste delen zijn geschetst, samen met hun web- Duitse collega een maatvast fotomozaïek te ma- punten. Ook hier was al het hout zwaar ken van dit stuk van de constructie. In de aangetast, maar het zaathout leverde toch een Oostzee had men met het daar heersende hel- voor datering geschikt monster. dere zicht goede resultaten met deze techniek geboekt, maar ondanks een voor het Burgzand De balk met webpunten 609, 610 en 611 was uitstekend zicht van 3 m, is dat experiment hier steeds geïnterpreteerd als mogelijk een deel van niet gelukt. het zaathout. Deze is nog een keer goed bekeken Ook in het noordelijk deel van de vindplaats wa- en vergeleken met het fragment zaathout in 276 —

Afb. 14.7 Twee kruiken van Sevilla-aardewerk. Op wrak BZN 10 zijn kruiken van hetzelfde type aardewerk gevonden. Dit type aardewerk is tussen 1550 -1750 massaal gebruikt en hergebruikt.

noord. De balk was circa 7,6 m lang, maximaal 55-58 cm breed, precies goed om over het zaat- 52 cm breed en 18 cm dik. Aan de onderkant za- hout te passen. ten geen sponningen, zoals we bij zaathouten In 2004 werd gedurende één tij gedoken op soms wel zien om hem over de leggers in te la- BZN 11. Het wrak was er werkelijk slecht aan toe. ten. Aan beide uiteinden eindigde de balk met Het zuidoostuiteinde van het achterschip was een las. Aan de bovenkant ervan zijn resten van inmiddels, zoals verwacht, inderdaad afgebro- vierkante ijzeren bouten waargenomen. Met ken en in de slijpgeul eronder gevallen. Het frag- deze afmetingen lijkt het zeer op het fragment ment zaathout in noord was gebroken en een zaathout in noord. Deze was in totaal circa 13,8 deel lag nu naast het wrak op het zand; mogelijk m lang, maximaal 53 cm breed en 18 cm dik. Ook was het geraakt door een visser, maar de breuk hier ontbraken aan de onderkant sponningen kan ook het gevolg zijn geweest van de praktijk voor leggers. Toch was het met zekerheid een van sportduikers hun boot vast te leggen aan het zaathout, want er zat een mastspoor in van circa wrak zelf. Veel van de inhouten zaten los, waren 61 x 28 x 10 cm met een gat onderin voor de af- bros en kon je zo wegbreken. De wegering was voer van lekwater. Anderhalve meter daarnaast er allang af en de huiddelen inmiddels ook. Die zat een vierkant gat van circa 18 x 20 cm in het kon men nu deels onder het wrak op de bodem zaathout, vermoedelijk voor een pompkoker. Dit zien liggen of hangend aan de onderzijde van het gat was conisch en liep naar beneden toe iets wrak. taps toe. In 2005 werd weer een tij gedoken op BZN 11. De In een slijpgeul noordoost langs het vlak werd duikers troffen het hout totaal aangevreten aan een nog niet eerder gezien kattespoor gevon- en noteerden “het brokkelt af waar je bijstaat”. den. Bij elkaar zijn vier grote kattesporen, alle- Het bakboord van het stuk vlak stak twee meter maal leggers, gevonden. Ze waren alle 5 tot 6 m en meer uit de bodem omhoog, het fragment lang, 30-40 cm breed en 20-30 cm hoog. Aan de achterschip was verder scheef weggezakt en het onderkant hadden ze allemaal een sponning van fragment zaathout in noord was nu helemaal 277 —

verdwenen. Op de bovenkant van het vlak lag nauwelijks meer zand en de kiel vóór stak nu 14.5 Algemeen beeld en datering 3,5 m vrij zichtbaar vooruit. Zóveel was er dus van de bovenliggende constructie verdwenen sinds de kartering in 2000. Datering bouw Van dit wrak zijn bij drie gelegenheden hout- monsters geborgen en onderzocht. Bij het waar- 14.4 Vondsten destellende onderzoek in 2000 werd een enkel inhout meegenomen van het fragment achter- schip dat, zoals we zagen, werd gedateerd ná Over het vondstmateriaal is tijdens de beschrij- 1567 ± 6.251 Tijdens de inspectie in 2001 werden ving hiervoor al het een en ander gezegd. De lo- twee stukken hout meegenomen voor jaarring- kale bijnaam ‘Groot Leeg’ gaf al aan dat zeker onderzoek. Eén ervan was een zware, losliggen- geen sprake was van een rijk vondstcomplex en de dekknie van het achterschip (met webpunt dat is volkomen waar gebleken. Wat er aan bij- 625) en het tweede was een losliggend inhout vondsten is geborgen, is opgegraven bij het ach- van het zuidelijke deel van het vlak (met web- terschip. In totaal zijn voor deze vindplaats 79 punt 613). Van de dekknie zijn twee monsters vondstnummers uitgegeven. Het aardewerk- gezaagd en onderzocht. Bij elkaar zijn 125 jaar­ complex is gedetermineerd door Piet Kleij.250 ringen geteld, waaronder 18 ringen spint. De De meest opvallende categorie was het Sevilla- kapdatum van deze knie ligt tussen 1597 en aardewerk, ook wel bekend als Spaanse of 1604. Op het inhout werden slechts 79 jaarringen Iberische olijf- of olijfoliekruiken. Dat laatste be- geteld en geen spint. De kapdatum ligt ná tekent overigens niet dat uitsluitend olijven of 1563 ± 6.252 olijfolie in dergelijke amforen vervoerd werd. In 2002 zijn voor de derde maal houtmonsters Hiervan zijn rond de honderd scherven gevon- meegenomen. Eén ervan was gezaagd uit het den, waaronder vijf halzen met houten stop en zaathout in noord; het had 105 jaarringen. twee complete exemplaren. Deze waren zeker Weliswaar ontbrak alle spint, maar wel was pre- als lading aan boord. De gedachte is wel geop- cies de grens van kern- en spinthout aanwezig. perd dat het inspoeling zou zijn van wrak BZN 10, De kapdatum kon daarom toch redelijk be- maar dat is uiterst onwaarschijnlijk, alleen al trouwbaar worden bepaald op kort na 1609 ± 6. door het feit dat die scherven uitsluitend in het Een inhout uit het grote vlakfragment, gemon- fragment van het achterschip zijn aangetroffen. sterd nabij webpunt 620, had slechts 49 jaar­ Ze waren vervaardigd van zowel wit- als rood- ringen, waaronder 12 ringen spint. Toch werd bakkend aardewerk. De roodgebakken exempla- hiervoor een betrouwbare match gevonden en ren waren voorzien van een witte engobe en de kapdatum kon worden vastgesteld op sommige kruiken hadden een inwendig loodgla- 1618 ± 5.253 zuur. Dergelijk Sevilla-aardewerk is ruim dateer- Zo is uit elk deelgebied van deze vindplaats een baar, ruwweg in de periode 1550-1750, zodat het datering beschikbaar: van het achterschip, het voor de bepaling van de ondergang van het vlak en het losliggende zaathout helemaal in schip geen rol kan spelen. noord. Op basis van deze dataset is aannemelijk Daarnaast zijn enige scherven Nederlands rood- dat het schip is gebouwd in het eerste kwart van bakkend aardewerk gevonden, maar ook dat is de 17de eeuw, met een voorkeur voor de periode te weinig om de ondergang strak te dateren; 1615-1625. Kleij schat in dat de ondergang moet hebben Toch geeft juist de omvang van deze dataset plaatsgevonden tussen 1580 en 1680. aanleiding tot vragen. De allerbelangrijkste is, 250 Kleij, Verslag ceramiekdeterminatie hoe lang het gemiddeld duurde voordat het Groot Leeg, september 2002. hout vanuit het bos naar de scheepswerf was 251 Onderzoek RING, maart 2001. 252 Onderzoek RING, oktober 2001. gebracht en verwerkt tot schip, ofwel de tijd die 253 Onderzoek RING, oktober 2002. 278 —

normaliter verstreek tussen kap en tewaterla- ting? Het verschil tussen de vroegste dateringen 14.6 Tot slot (na 1563 ± 6) en de jongste (1618 ± 5) is immers aanzienlijk. Ook blijkt hieruit duidelijk dat monsters die op Wrakplaats BZN 11 bevatte de volkomen versla- zich van goede kwaliteit zijn, maar waarbij het gen resten van een groot zeegaand schip, met spinthout volledig ontbreekt, zomaar een halve een vermoedelijke lengte over de stevens van eeuw ‘zoek’ kunnen maken. Daardoor wordt 35-40 m. Er lagen delen van het vlak, het achter- duidelijk dat er eigenlijk veel meer dateringen schip ter hoogte van de spiegel en belangrijke per wrak nodig zijn om met grote(re) mate van elementen als kiel, zaathout, kattesporen en de zekerheid uitspraken te doen. Helaas is dat bij voorsteven. Al het hout was sterk aangetast ‘slechts’ waarderende onderzoeken niet altijd door houtetende organismen en andere natuur- realiseerbaar. lijke processen. In de loop van het onderzoek waren we getuige van een ernstige mate van Datering ondergang verder verval. Diverse wrakdelen zijn ingestort Het beperkte vondstcomplex geeft weinig hou- en nogal wat constructie is verdwenen. Door de vast voor een strakke datering van de onder- vrijwel volkomen afwezigheid van vondstmate- gang. Op basis van de vermoedelijke bouwda- riaal valt over functie en herkomst niets naders tum, ruwweg in de periode 1615-1625, en te zeggen dan dat het vermoedelijk een handels- uitgaande van een maximale levensduur van schip was. Mogelijk dat de dubbeling met naald- dergelijke schepen van 15 tot 25 jaar, kan worden hout kan dienen als indicatie voor een vaarge- gesteld dat het schip moet zijn vergaan in het bied, waar paalworm voorkomt. tweede kwart van de 17de eeuw. Er is na het waardestellende onderzoek in 2000 voor gekozen dit restant als niet-behoudens- waardig te bestempelen. De belangrijkste moti- vatie daarvoor was dat hier geen breed vondst- complex aanwezig was en het voornamelijk om scheepsconstructie ging. In de nabije omgeving liggen enkele andere vondstcomplexen, waar, rekening houdend met de schaarse middelen, prioriteit aan moet worden gegeven.

280 — 281 15 Wrak Burgzand Noord 12 — (BZN 12)

15.1 Administratieve gegevens 254

Werknaam wrak/alias BZN 12, ‘gele stenenwrak’.

Archisnummer 47255

Melder en datum vondst en/of In 1992 gemeld door C.J. (Hans) Eelman. melding

Positie, geografisch en RD N 53º 02.75’ O 4º 55.58’ (WGS 84); X = 124.097, Y = 562.210

Begrenzing voor Archis (50 x 45 m) NW X=124.070, Y=562.235; NO X=124.120, Y=562.235 ZW X=124.070, Y=562.190; ZO X=124.120, Y=562.190

Diepte, min. en max. Circa 8 m op de bult (bij LW) – 15 m in de geulen rondom (bij HW).

Typering In de lengterichting opengebroken vlak/ruim van een middelgroot zeegaand schip, met een geschatte oorspronkelijke lengte over de stevens van circa 30-35 m. Frag- menten van de kiel en het zaathout zijn gevonden, maar geen stevens, noch een in- tact, in verband zittend voor- of achterschip. Het was een koopvaarder met een bal- last van natuurstenen en gele bakstenen. Van eventuele bewapening of lading is niets gevonden. Een kleine hoeveelheid scherven gebruiksaardewerk doet vermoeden dat het schip een Nederlandse herkomst had.

Datering bouw Circa 1650-1660.

Datering ondergang Derde kwart 17de eeuw.

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie en (mogelijk) diverse particuliere collecties.

Onderzoek door archeologisch Waardestellend onderzoek met oppervlaktekartering in 1999: 17/6, 18/6, 22/6, 23/6, duikteam ROB/NISA (jaar/duikdag): 24/6; inspectie 2002: 21/6, 24/6; inspectie 2003: 29/7; inspectie 2004: 14/6; inspectie 2005: 7/6.

Advies Archeologische Waarde

Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Nvt Herinneringswaarde Nvt

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2 Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2 Informatiewaarde 2

Ensemblewaarde Nvt

Representativiteit 3

Bescherming Geen afdekking aangebracht.

Bedreigingen Ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen.

Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie, Lelystad) 254 Voor enkele algemene opmerkingen - Onderwatervideobeelden NISA-duikteam met betrekking tot de administratieve gegevens, de werknaam, het alias en de Ongepubliceerde rapportages door - Kleij, Piet, Verslag ceramiekdeterminatie GS (BZN 12), september 2002. waarderings­systematiek zie hoofdstuk derden - RING-rapport november 1999. BZN 2, eerste vier noten. 282 —

Literatuur Wrak BZN 12 is gezien het geringe belang zelden expliciet genoemd in de diverse ver- slagen over het Burgzandproject, de gebruikte methoden en technieken en het ver- haal over de degradatieprocessen. Expliciete vermelding is alleen gebeurd in:

- Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006, 48-49.

103 101

125

102

104

124

123

135

133

105

106

108

107 121

109 114 110 112 113 111

118

119 122 120

117 116

Afb. 15.1 Bovenaanzicht van het wrak BZN 12 met de webpunten. 283 —

Ofschoon een groot deel van het hout behoorlijk 15.2 Beschrijving van de vindplaats was aangetast zijn duidelijk sponningen voor de zandstroken waargenomen; aan elke zijde één. Dit deel van de kielbalk had een grootste breedte In 1999 heeft het archeologisch duikteam een van circa 24 cm. De hoogte kon niet goed worden waardestellend onderzoek uitgevoerd op wrak vastgesteld, maar was tenminste 20 cm. Een BZN 12. Gedurende vijf dagen werd bij elkaar bij- voor- en/of achtersteven is niet gevonden, maar na 40 uur onder water gewerkt. Het wrak is met details van dagzomende constructiedelen in het WEBIT opgemeten, de dagzomende stukken oostelijk uiteinde van de vindplaats doen ver- constructie zijn onder water getekend en er zijn moeden dat daar het voorschip ligt. Het meest filmopnamen gemaakt. Op basis daarvan is een oostelijke stuk boordconstructie in verband, bij beeld ontstaan van een min of meer west-oost webpunten 113-114, vormde vermoedelijk de georiënteerd wrakrestant, dat over een opper- aanzet naar de boegconstructie en ook een los, vlak van circa 25 x 10 m uit de bodem stak. Het dagzomend fragment met webpunt 122 leek een geheel vertoonde zich als een grote bult van hout stuk van de boeg. Het gebied was echter erg ver- en stenen in een depressie in de bodem. Direct rommeld en lag vol met hout dat niet meer in rond het harde obstakel zaten soms diepe slijp- verband zat, zoals een (vermoedelijk) kattespoor. geulen, maar iets verder ervandaan kwam de bo- Omdat er niet is gegraven, konden eventuele dem weer omhoog. Centraal in de vindplaats lag verbanden of interpretaties niet nader worden over een afstand van circa 7 m de kielbalk met vastgesteld. In de zuidoosthoek van de vind- zijn bovenkant vrij uit het zand. Op deze balk zijn plaats leek wel nog een dekbalk-/dekknie- com- de webpunten 108, 109 en 110 gespijkerd. De binatie (webpunt 120) uit het zand te steken met kielbalk vertoonde een aantal breuken en ver- daarop een fragment lijfhout. Dit wordt geïnter- dween voor en achter weer in de bodem. preteerd als deel van het onderste dek, waarvan

Afb. 15.2 Het wrak is op deze manier langs de kiel in twee helften opengebroken. 284 —

verder geen enkel ander restant uit het zand ste- Dit kenmerk heeft geleid tot de lokale naam kend is gevonden. ‘gele stenenwrak’. Er zijn van die gele stenen In het centrale deel van de vindplaats is duidelijk heel wat door sportduikers geborgen en gebruikt te zien dat het wrak in de lengterichting in twee om stukjes tuin mee te bestraten. Door het helften is opengebroken. Met de kiel als centraal openbreken van de romp was deze lading in element lag aan weerszijden een half vlak met twee duidelijk onderscheiden partijen verdeeld. de complete sandwich van huid, inhouten en De bakstenen waren waarschijnlijk in het cen- wegering onder een lading stenen. De huidplan- trale deel van het ruim geladen. Meer naar voren ken waren 5-7 cm dik, de inhouten 18-27 cm en naar achteren ontbraken ze volledig, maar breed en 17-19 cm dik en de wegering had een daar lagen grote hoeveelheden natuursteen op dikte van 3-5 cm. Een opvallende waarneming de constructie, met min of meer ronde vormen was dat wegering en inhouten zonder twijfel van en formaten van 10-40 cm. Mogelijk had het eik waren, maar de drie huidgangen, die onder schip naast al deze stenen ook een echte, ‘beta- het oostelijke uiteinde van de bakboordzijde lende’ lading aan boord, maar daarvan is geen zichtbaar waren (oost van punt 107), leken van spoor gevonden. Het is ook mogelijk dat het een andere houtsoort - mogelijk beuken. In het schip bedoeld was om ‘in ballast’ uit te varen en stuk onder de webpunten 106-107 lagen de ge- op het moment van zinken naast bak- en na- broken uiteinden van de inhouten ruim vrij uit tuurstenen geen andere lading aan boord had. de bodem. Daardoor was hier goed waarneem- Het is bekend dat schepen met bestemming baar dat de spanten precies midden in een spon- Oostzee nogal eens in ballast voeren. Een lading ning waren gebroken, waarmee de leggers blijk- bakstenen of dakpannen werd ook als zodanig baar over de kielbalk ingelaten waren geweest, gerekend.255 Hetzelfde gold voor schepen met een ongewoon gegeven. Waarschijnlijk is het bestemming West- en Oost-Indië, waar altijd schip rechtstandig op de bodem terechtgeko- behoefte bestond aan bouwmaterialen, maar men, maar op enig moment in het wrakvor- niet altijd aan andere producten uit Nederland of mingsproces zijn aan weerszijden van het wrak West-Europa. diepe slijpgeulen ontstaan en is de scheepsromp In het verlengde van het zaathout kon het bak- opengebroken. De uitgebroken constructie boord in westelijke richting nog een aantal me- kwam hierna enigszins schuin op de helling te ters worden gevolgd over hier en daar tussen de liggen, waardoor het middendeel van de leggers keien zichtbare inhouten en fragmenten van de nu relatief het hoogst lag. Aan de bakboordkant wegering. De stuurboordhelft was die kant op zat recht boven de breuk in de leggers een con- lang niet zo ver te volgen. Daar stak alleen de structie van zware, op elkaar liggende houten bovenkant van de lading bakstenen uit het zand delen. Deze zijn geïnterpreteerd als een samen- en was helemaal geen constructie te zien. In gesteld zaathout. Hierop zijn de webpunten 107, oostwaartse richting daarentegen, hield de con- 106, 105 en 135 gespijkerd. Van dit samengestel- structie van het bakboord iets voorbij punt 107 de zaathout resteerde circa 9 m lengte; beide op, terwijl daar de stuurboordzijde nog enige uiteinden eindigden in een breuk. De structuur meters verder te volgen was en wel, zoals we van dit samengestelde zaathout kon vanwege de boven zagen, tot het voorschip aan toe. Zowel eropliggende stenen niet goed worden bekeken. langs de noord- als de zuidgrenzen doken de Mogelijk bevindt zich op deze plek een lange las, scheepsresten en de stapels bakstenen schuin maar waarom het zaathout bij punt 105 uit drie weg het zand in. In de noordwesthoek waren lagen bestond, is daarmee nog niet verklaard. Bij nogal wat bakstenen van de hellende stapel af- elkaar had het zaathout een dikte van omstreeks gegleden en lagen daar tezamen met twee zware 40 cm en een breedte van 45 cm. planken los op de bodem. Deze planken waren Aan weerszijden van de breuk lagen grote hoe- 47 cm breed en 13-14 cm dik en deden met deze 255 Vergelijk bijvoorbeeld met het wrak op veelheden gele bakstenen met een formaat van afmetingen denken aan het samengestelde de Pannenplaat (Duikteam Caranan 1988). 23 x 4 x 10 cm direct op de wegering gestapeld. zaat­hout. Mogelijk hebben ze daar in het achter- 285 —

Afb. 15.3 Twee exemplaren uit de omvangrijke lading gele bakstenen. schip deel van uitgemaakt? Of verderop onder ook de zuidwesthoek van de lading gele bakste- het zand nog meer constructiehout en/of lading nen geheel vrijgespoeld. Zelfs de sandwich van ligt, is onduidelijk gebleven. wegering, inhouten en huid daaronder was nu Er zijn voor dit waardestellend onderzoek drie zichtbaar en de bakstenen stonden ook hier di- houtmonsters bekeken, die alle drie een date- rect op de wegering. Een massieve muur van ge- ring opleverden. Een monster van één van de stapelde bakstenen kwam net niet loodrecht, zware, losliggende planken in de noordwesthoek onder een hoek van circa 15°, meer dan ander- had 72 jaarringen, waaronder 26 ringen spint halve meter omhoog. Geconstateerd werd dat plus de wankant.256 De kapdatum viel in het dit echt de grens en wel het zuidwesthoekpunt voorjaar van 1649. De twee andere monsters van de stapel bakstenen was. In het noordoosten waren van een vergelijkbare ouderdom. Een in- waren wat bakstenen van de bult afgegleden; daar hout uit de constructie (webpunt 113) had 139 was een oud stokanker bloot komen te liggen. In jaarringen (zonder spint). Als kapdatum werd in deze hoek werd een hoogteverschil gemeten van dit geval gegeven kort ná 1636 AD (+9/-6). Een 4,5 m (bovenkant stenen 8,3 m, diepste punt van losse plank naast de kiel had 153 jaarringen zon- de slijpgeul daarnaast op 12,8 m; ± LW). der spint en leverde eveneens als kapdatum ná Bovendien noteerden de duikers algemeen dat 1636 AD (+9/-6).257 Deze uitkomst duidt op een de kwaliteit van het hout verder achteruit was bouwdatum van het schip kort na 1649, vermoe- gegaan en dat mede als gevolg daarvan enkele delijk in de periode 1650-1660. datumpoints waren verdwenen. Weer werd op- 256 Men vergelijke dit gegeven van een monster met 26 ringen spint (plus gemerkt dat de huidgangen onder het oostelijke wankant) op een totaal van slechts 72 Latere inspecties uiteinde van de bakboordzijde niet van eiken-, jaarringen eens met de theorie van de maar mogelijk van beukenhout waren. Besloten spintstatistiek (zie kadertekst p. 83). Het In 2002 werd gedurende twee duiken bij zeer vormt een waarschuwing voor al te slecht zicht een inspectie uitgevoerd. In het alge- werd dat het aanbrengen van een fysieke be- stellige uitspraken op basis van te scherming vooralsnog niet nodig was, omdat de weinig gedateerde monsters zonder meen was de ontzanding niet veel meer dan in spint en wankant. 1999, al was die toen al niet gering. Ditmaal was stenen het hout eronder al goed beschermden 257 RING-rapport november 1999. 286 —

tegen wegspoelen en al te snelle erosie. Wel van ongeveer 10 m vrij zichtbaar. In de geul lagen werd het noodzakelijk geacht jaarlijks te volgen tot op enige afstand van de bult verspreid losse hoe het proces van uitzanding op deze locatie zou bakstenen. De diepe slijpgeul in noord liep in verlopen en of er nieuwe delen van de scheeps- oostelijke richting nog een heel eind door, maar constructie zouden bloot komen te liggen. is niet verder dan 15-20 m bij het wrak vandaan In 2003 werd gedurende één tij een inspectie uit- gevolgd. Ook helemaal in west, langs de centrale gevoerd. Er werden geen opvallende nieuwe za- as, lag de constructie onder de natuurstenen ken waargenomen. Aan de noordzijde werd een meer vrij dan ooit. Het meest westelijke uiteinde toegenomen hoogteverschil genoteerd tussen leek zelfs omgeklapt te zijn in noordelijke rich- bovenop de bult stenen en onder in de slijpgeul ting, alsof ook hier een kleine onderslijping was (5 m), het hout ging almaar verder achteruit in geweest; mogelijk was het enigszins ‘geholpen’ kwaliteit, er waren weer meetspijkers verdwe- door visserijactiviteit. Helemaal in oost was de nen en er zaten vissersnetten vast in het wrak. constructie bij het eerste onderzoek al behoorlijk Het stokanker was inmiddels verdwenen (waar- verslagen. Het was daar ook nu nog een rom- schijnlijk door derden geborgen). Voor 2004 meltje, maar er waren geen wezenlijk nieuwe geldt een vergelijkbaar verhaal: een enkel tij in- elementen vrijgespoeld, wat eigenlijk voor de spectie met zeer slecht zicht. Zowel in noordoost hele vindplaats gold. Wel werd stuurboord voor als in zuidoost werden visnetten in de construc- (in oost, rond punt 118-119) wat vondstmateriaal tie aangetroffen. In 2005 werd opnieuw een gesignaleerd, zoals een pompplunjer, drie onge- eendaagse inspectie uitgevoerd, maar ditmaal bruikte jufferblokken en twee complete kuilen met goed zicht (1,5 - 3 m). touw. Dit duidt erop dat dieper in en om de con- Er werd tijdens hoogwater gedoken. De situatie structie zeker nog enig vondstmateriaal ver- was niet dramatisch verslechterd ten opzichte wacht mag worden. Bovendien vormde deze van de voorgaande jaren, maar toen was de situ- vondst weer een aanwijzing dat we hier in het atie al niet gunstig en van verbetering was ook voorschip zaten, want zulke reserveonderdelen geen sprake. Het maximale hoogteverschil, na- van de tuigage bevonden zich meestal boven het melijk tussen de top van de wrakbult en de diep- eerste dek in het voorschip. ste geul, was inmiddels opgelopen tot om- Met deze inspectie kwam een voorlopig einde streeks 7 m, met hellingshoeken van wel 45°. aan het monitoren van dit wrak, omdat dit het Langs de noordzijde was het pakket gele bakste- laatste jaar was dat door het archeologisch duik- nen dieper vrijgespoeld en verder afgegleden; team bij Texel werd gedoken. Het is te vrezen dat daar staken nu óók – zelfs al enigszins ondersle- op het moment van schrijven, zeven jaar later, de pen – delen van de constructie onderuit. conditie aanmerkelijk verslechterd zal zijn. Wegering, inhouten en huid waren op een diepte 287 —

schip zijn niet gevonden, maar er zijn wel aan- 15.3 Vondsten wijzingen dat de oostgrens van de vindplaats in de buurt van het voorschip ligt. Aangezien al een lengte van 25 m is geconstateerd, moet het schip Tijdens het onderzoek en de latere inspecties ten minste 30 m lang zijn geweest. Gezien de af- zijn behalve de ballaststenen en de gele bakste- metingen van de afzonderlijke constructiedelen nen nauwelijks bijvondsten gedaan en daar is moet niet gedacht worden aan de allergrootste maar heel weinig van geborgen. De vondstenlijst schepen van die tijd, die 40 m of hooguit een bevat in totaal 31 nummers, waarvan een deel weinig langer waren. Andere intacte constructie- als monsters was meegenomen: hout voor den- delen, zoals een omgeslagen boord of duidelijke drochronologisch onderzoek, enkele van de gele deklijnen, zijn niet gevonden, al was er in zuid- bakstenen en wat natuurstenen. Er zijn maar een oost een enkele aanwijzing voor de aanwezig- paar scherven aardewerk geborgen en daar valt heid dáár van resten van het onderste dek. niet méér uit op te maken dan dat het om alge- Mogelijk voer het schip in ballast. Feit is dat er meen gebruiksaardewerk gaat dat in 17de en alleen natuursteen en een grote partij gele bak- mogelijk zelfs 18de eeuw in Nederland was gefa- stenen zijn gevonden. Dat laat ruimte voor briceerd en deel uitmaakte van de uitrusting. meerdere mogelijke bestemmingen. De vele ste- Voor de datering van het schip zijn de scherven nen beschermen de onderliggende scheepscon- nauwelijks van betekenis.258 structie vooralsnog tegen wegspoelen. Er zijn zó weinig bijvondsten gedaan dat over datering van gebruik, en ondergang, herkomst en nationali- 15.4 Algemeen beeld en datering teit nauwelijks harde uitspraken gedaan kunnen worden. Wat betreft de bouwdatum hebben we iets meer houvast, omdat er één zeer scherpe Datering bouw jaarringdatering kon worden uitgevoerd en de Tijdens het waardestellende onderzoek in 1999 andere twee dateringen daar dicht bij in de buurt zijn drie houtmonsters gedateerd. Daar zijn later kwamen. Zetten we alle gegevens op een rij, dan geen nieuwe dateringen meer bijgekomen, zo- zijn bouw, gebruik en ondergang in het derde dat de vermoedelijke bouwdatum nog steeds in kwart van de 17de eeuw het meest aannemelijk. de periode 1650-1660 wordt geplaatst.

Datering ondergang 15.5 Tot slot We zagen al dat er nauwelijks bijvondsten zijn gedaan en dat het weinige aardewerk dat ge- vonden is, geen nauwkeurige datering toelaat; Er is voor gekozen om dit restant als niet-behou- het is gemaakt tussen 1580 en 1800, maar het denswaardig te bestempelen. De belangrijkste merendeel is te dateren in de 17de eeuw. motivatie daarvoor is dat hier geen veelomvat- Rekening houdend met een bouw tussen 1650 tend vondstcomplex te verwachten is en het en 1660 en een gemiddelde maximum levens- voornamelijk om scheepsconstructie lijkt te duur van 15 tot 25 jaar, moet het schip in de gaan. In de nabije omgeving liggen enkele an- tweede helft van de 17de eeuw zijn vergaan, dere vondstcomplexen waaraan prioriteit moet waarschijnlijk al in het derde kwart, wat niet in worden gegeven. tegenspraak is met de (bescheiden) resultaten van het aardewerkonderzoek. Concluderend kunnen we zeggen dat wrak BZN 12 258 Karel Vlierman, intern Verslag globaal het in lengterichting opengebroken vlak en ruim dateerbare objecten Gele stenenwrak, juli 1999; Piet Kleij, Verslag ceramiek­ van een middelgroot zeegaand schip is. Voor- en determinatie GS (BZN 12), september achterstevens of een intact voor- en/of achter- 2002. 288 — 289 16 Wrak Burgzand Noord 13 — (BZN 13)

16.1 Administratieve gegevens 259

Werknaam wrak/alias BZN 13, aanvankelijk per ongeluk als TXS 13 ingevoerd (Texelstroom 13).

Archisnummer 47256

Melder en datum vondst en/of Niet helemaal zeker of deze behoorde tot de puntenwolk van gemelde posities of melding door het NISA-duikteam voor de eerste keer is ontdekt op basis van een sidescan so- narkartering uit 1998.

Positie, geografisch en RD N 53º 02.68’ O 4º 55.58’ (WGS 84); X = 124.093, Y = 562.084

Begrenzing voor Archis (30 x 35 m) NW X=124.080, Y=562.100; NO X=124.110, Y=562.100 ZW X=124.080, Y=562.065; ZO X=124.110, Y=562.065

Diepte, min. en max. Circa 7,5 m bovenop (bij LW) – 12 m in de geulen rondom (bij HW).

Typering Fragment vlak of boord dat over een lengte van circa 18 m uit het zand steekt. De aan- wezigheid van dubbeling tegen de paalworm duidt erop dat het een stuk onderwater- schip is.

Datering bouw Circa 1595-1625/1650.

Datering ondergang 17de eeuw.

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie.

Onderzoek door archeologisch Waardestellend onderzoek met oppervlaktekartering in 1999: 14/6, 15/6, 16/6; moni- duikteam ROB/NISA (jaar/duikdag): toring 2000: 29/8; monitoring 2002: 12/7.

Advies Archeologische Waarde Het fragment wrak is niet behoudenswaardig, maar lees de opmerking daarover in de concluderende opmerking. Periodieke inspectie is aanbevolen.

Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Nvt Herinneringswaarde Nvt

Fysieke kwaliteit Gaafheid 1 Conservering 1

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2 Informatiewaarde 2

Ensemblewaarde Nvt

Representativiteit 2

Bescherming Geen afdekking aangebracht.

Bedreigingen Ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen.

Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie, Lelystad). 259 Voor enkele algemene opmerkingen - Onderwatervideobeelden NISA-duikteam. over de administratieve gegevens, de werknaam, het alias en de waarderings­ Ongepubliceerde rapportages door - Kleij, Piet, Verslag ceramiekdeterminatie Texelstroom 13, mei 2002. systematiek, zie hoofdstuk BZN 2, eerste derden - RING-rapporten juni 1999 en februari 2001. vier noten. 290 —

Literatuur Wrak BZN 13 is gezien het geringe belang zelden expliciet genoemd in de diverse ver- slagen over het Burgzandproject, de gebruikte methoden en technieken en het ver- haal over de degradatieprocessen. Expliciete vermelding is alleen gebeurd in:

- Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006, 48-49.

Afb. 16.1 Bovenaanzicht van het wrak BZN 13. 291 —

uitstak, was sterk aangetast door paalworm, 16.2 Beschrijving van de vindplaats maar de naaldhouten dubbeling was nog van redelijke kwaliteit. Er zijn drie houtmonsters geborgen, waarvan er In 1999 werd door het archeologisch duikteam slechts één een datering opleverde: een wege- een waardestellend onderzoek uitgevoerd. ringplank met 162 jaarringen. De jongste groei- Gedurende drie dagen werd bij elkaar bijna 23 ring dateerde van 1576, maar helaas was er geen uur onder water gewerkt. Het wrak is met WEBIT spint. Omdat het paste op een referentiecurve opgemeten, de dagzomende stukken constructie voor Baltisch hout is de spintstatistiek voor zijn onder water getekend en er zijn filmopna- Baltisch eikenhout toegepast. Dat leverde een men gemaakt. kapdatum van ná 1591 AD -6/+9.260 Het gaat om een min of meer noord-zuid geori- ënteerd fragment vlak of boord, dat over een Latere inspecties afstand van circa 17-18 m uit het zand stak. De Tijdens het veldwerkseizoen 2000 werd een ob- wegeringzijde lag boven. In het zuidelijk deel ject bedoken dat bij een sonaronderzoek van na- was de sandwich van huid-inhouten-wegering jaar 1999 was gezien (sonarbeeld 1999-E). Dat redelijk intact, maar in het noordelijk deel was bleek het in 1999 door het duikteam al gekar- die al wat verder uit elkaar gebroken en ontbrak teerde fragment BZN 13 te zijn en deze duik liep bovenop het een en ander aan wegering en in- uit op een eerste inspectie van de reeds gewaar- houten. Bij elkaar waren circa 55 inhouten op rij deerde vindplaats. Ditmaal lag slechts circa 13 m nog aanwezig; alle van eikenhout. Het lijkt erop van de constructie vrij. Geconcludeerd werd dat dat we hier te maken hadden met een kim; de de site als geheel niet verder was vrijgespoeld en vrijliggende inhouten waren in dat geval leggers dat eerder minder dan meer vrij lag. Wel was de en zitters. Het moet wel een stuk onderwater- kwaliteit van de individuele constructiedelen schip geweest zijn, want aan de onderkant van achteruitgegaan. het fragment, ofwel tegen de buitenkant van de Er zijn nieuwe houtmonsters genomen in de scheepshuid, zat een dubbeling van naaldhout hoop een nauwkeuriger datering te krijgen. Eén als bescherming tegen de paalworm. Belangrijke monster met 116 jaarringen (1435-1550), maar constructie-elementen als kiel, zaathout en helaas weer zonder spint, gaf als kapdatum ná voor-, of achtersteven zijn niet gevonden. Wat 1570 AD ± 6.261 voor en achter was, kon niet worden vastge- In 2002 werd nogmaals een inspectie uitge- steld. De inhouten waren 15-17 cm dik en 10-22 voerd. De toestand was vergelijkbaar met die cm breed. De eiken wegering was 7 cm dik en de van 2000. Over het noordelijk uiteinde lag meer eveneens eiken huidplanken hadden een dikte zand dan in 1999, de oostrand lag nog altijd vrij- van 6-7 cm. De naaldhouten dubbeling was circa gespoeld en een deel van de datumpoints was 5-6 cm dik. Deze maten doen vermoeden dat inmiddels verdwenen en de resterende 200 mm het een redelijk groot formaat schip moet zijn lange roestvrijstalen spijkers (de meetpunten) geweest. Alleen de oostrand van het fragment konden met de hand uit het aangevreten hout stak echt uit de bodem en direct oostelijk er- worden getrokken. Nieuw vrijgespoelde con- naast lag een slijpgeul, die 1,5 m dieper was dan structie werd niet aangetroffen. het scheepshout en tot onder het boord liep. In die geul lagen nog enkele huidplanken, die los waren gebroken van de constructie. Het zuide- lijke en noordelijke uiteinde van het fragment verdween in het zand en ook de westgrens liep schuin weg het zand in. Nergens was het bloot- liggende deel over een grotere breedte vrij dan 260 RING-rapport juni 1999. maximaal 2 m. Al het hout dat boven het zand 261 RING-rapport februari 2001. 292 —

16.3 Vondsten 16.4 Algemeen beeld en datering

Tijdens het onderzoek en de inspecties zijn nau- Datering bouw welijks vondsten gedaan. De vondstenlijst bevat De (slechts) twee gedateerde houtmonsters le- in totaal zeven nummers, waarvan een deel hout verden een datering op aan het einde van de was voor jaarringonderzoek. Er zijn niet meer 16de eeuw. Beide monsters hadden een groot dan drie scherven geborgen, alle oppervlakte- aantal jaarringen (respectievelijk 116 en 162), vondsten, waarvan er twee ongetwijfeld zijn in- maar geen spinthout. Ervaring bij andere wrak- gespoeld en de derde, die zeker wél bij het schip ken leert dat hout waarvan het spinthout ont- hoorde, niet nauwkeuriger kon worden geda- breekt, makkelijk 50-100 jaren te vroeg kan wor- teerd dan in de periode 1600-1800.262 den gedateerd ten opzichte van monsters met een zekerder datering of een langs andere weg bekende bouwdatum. Hoewel dat ook hier het geval kan zijn, zou het toch erg toevallig zijn als bij deze monsters tientallen ringen zouden ont- breken. Er zou dan bij de bouw van het schip veel hout (onnodig) zijn weggehaald. Op basis van deze uitkomst zijn kap- en bouwdatum aan het eind van de 16de of in het eerste kwart van de 17de eeuw het meest waarschijnlijk. Toch is een waarschuwing op zijn plaats: van wrak BZN 4 werd een monster met 163 jaarringen, maar zon- der spint gedateerd op ná 1700 AD ± 8; de mon- sters mét spint dateerden van 1742, 1743 en 1744. We moeten dus rekening houden met de mogelijkheid dat het schip ook nog in het twee- de kwart van de 17de eeuw gebouwd kan zijn.

Datering ondergang De naaldhouten dubbeling tegen de paalworm is een eerste aanwijzing voor datering, want deze wijst op gebruik in wateren met paalworm. Aangenomen wordt dat paalworm pas in onze wateren is terechtgekomen nadat Nederlandse schepen gingen varen op tropisch Oost- en West-Indië. Dit zou duiden op gebruik van het schip na 1600. Helaas is bij dit onderzoek nau- welijks vondstmateriaal gevonden en dat is dan ook nog niet nauw te dateren is. Ook het ‘spe- len’ met de gemiddelde levensduur van de sche- pen op basis van een bepaling van de bouwda- tum levert in dit geval geen echte houvast, 262 Karel Vlierman, intern Verslag globaal dateerbare objecten Texelstroom 13, juli omdat de jaarringdatering (te) veel ruimte laat. 1999; Piet Kleij, Verslag Het schip zal hoe dan ook ergens in de 17de ceramiekdeterminatie Texelstroom 13, mei 2002. eeuw ten onder zijn gegaan. 293 —

16.5 Tot slot

Concluderend kunnen we zeggen dat BZN 13 een klein fragment is van het vlak of (laag in het) boord van een groot zeegaand schip uit de peri- ode van de vroege Nederlandse expansie en handel overzee. De tijdstippen van bouw, ge- bruik en ondergang zijn geen van alle nauwkeu- rig te bepalen, maar de eerste helft van de 17de eeuw komt het meest in aanmerking. Omdat er andere, meer complete wrakresten in de omge- ving liggen, is ervoor gekozen dit restant als niet behoudenswaardig te bestempelen. 294 — 295 17 Wrak Burgzand Noord 14 — (BZN 14)

17.1 Administratieve gegevens 263

Werknaam wrak/alias BZN 14, alias de ‘potter’.

Archisnummer 47257

Melder en datum vondst en/of C.J. (Hans) Eelman 01-01-1993. melding

Positie, geografisch en RD N 53º 02.83’ O 4º 55.59’ (WGS 84); X = 124.106, Y = 562.354

Begrenzing voor Archis (55 x 55 m) NW X=124.065, Y=562.375; NO X=124.120, Y=562.375 ZW X=124.065, Y=562.340; ZO X=124.120, Y=562.340

Diepte, min. en max. Circa 8 à 9 m op de bult (bij LW) – 15 à 16 m in de geulen rondom (bij HW).

Typering Fragment van een groot, vermoedelijk bewapend (handels)schip. Het is de vrijwel complete stuurboordhelft van het vlak, die gedeeltelijk onder een grote bult ballast- stenen lag, samen met een stuk stuurboord van het achterschip. Een omgevallen ach- tersteven met resten spiegelconstructie duidden het achterschip aan. Voorschip en voorsteven zijn niet gevonden. Kiel en zaathout waren over de hele lengte in verband aanwezig. In het achterschip lag een kleine vondstenlaag met wat scheepsvoorraden en enkele aanwijzingen voor het gebruik van kanonnen aan boord, maar verder is van uitrusting, bewapening, lading e.d. heel weinig gevonden.

Datering bouw Circa 1650-1660.

Datering ondergang Tweede helft 17de eeuw, maar na 1666 en met een voorkeur voor de periode 1675-1685.

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie en diverse particuliere collecties.

Onderzoek door archeologisch Eerste waardestellend onderzoek met oppervlaktekartering in 1999 (25/6, 28/6, 30/6, duikteam ROB/NISA (jaar/duikdag): 2/7, 5/7, 6/7, 7/7, 8/7 en 9/7); inspectie 2000 (31/8); inspectie en aanvullend tekenwerk in 2002 (5/8, 6/8 en 7/8; op 8/8 en 12/8 werden door slechts 1 duiker nog aanvullende werkzaamheden op BZN 14 verricht); inspectie en aanvullend archeologisch onder- zoek 2004 (1/6, 9/6, 26/7, 27/7, 30/7, 2/8, 4/8 en 5/8); inspectie 2005 (8/6 en 9/6).

Advies Archeologische Waarde Het wrak is, mede gezien de ernstige onderslijping, bestempeld als niet behoudens- waardig en daarom is geen fysieke bescherming aangebracht. Periodieke inspectie, al- leen al om het proces en de snelheid van degradatie in kaart te brengen, is aanbevolen.­

Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Nvt Herinneringswaarde Nvt

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2 Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2 Informatiewaarde 2

Ensemblewaarde Nvt

Representativiteit 3

Bescherming Het wrak is niet beschermd door een afdekking met steigergaas, maar wordt deels beschermd onder zijn eigen laag ballaststenen.

Bedreigingen Ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen.

Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie, Lelystad). - Onderwatervideobeelden NISA-duikteam. 263 Voor enkele algemene opmerkingen over de administratieve gegevens, de werknaam, het alias en de waarderings­ systematiek zie hoofdstuk BZN 2, eerste vier noten.

17.1 Administratieve gegevens 263

Ongepubliceerde rapportages door - Den Brave, J.A., Tabakspijpen aan boord. Een overzicht van de kleipijpen uit de wrak- derden ken van het Burgzand (Waddenzee), (rapportage 2006). - Kleij, Piet, Verslag ceramiekdeterminatie Burgzand Noord 14 (tweede versie), de- cember 2004. - RING-rapporten uit oktober 1999 en augustus 2004. 296 —

Ongepubliceerde rapportages door - Den Brave, J.A., Tabakspijpen aan boord. Een overzicht van de kleipijpen uit de wrak- derden ken van het Burgzand (Waddenzee), (rapportage 2006). - Kleij, Piet, Verslag ceramiekdeterminatie Burgzand Noord 14 (tweede versie), de- cember 2004. - RING-rapporten uit oktober 1999 en augustus 2004.

Literatuur - Moolhuizen, Cornelie, ‘Shipping pepper. Examining botanical contents of a 17th- century shipwreck at Texel Roads, the Netherlands,’ Analecta Praehistorica Leidensia 2009, (Leiden, verschenen 2011), 87-96. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2000, 33e jaargang 2001, 58-62. - Vos, Arent, ‘Duikseizoen 2004, van Zweedse oorlogsschepen en strijkijzers’, Archeolo- gische Monumentenzorg – Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem- onderzoek jaargang 9, nr 2, november 2004, 18-21. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2004, 37e jaargang 2005, 45-46. - Vos, Arent, ‘Van zeestromingen en paalwormen, of hoe oude scheepswrakken ver- dwijnen’, in: Arent Vos en Jeroen van der Vliet (red.), Natuurlijke processen als verstoor- der; archeologisch erfgoed bedreigd door een verstoorder die niet betaalt, (SNA Amsterdam 2005), 7-14. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006, 48-49.

222 221

220

208

205 207 218 210 219 211 216 217 214 206 215 223 209

226 225

204 224 203 228 227 230 231 232

233 201 200

202 234

Afb. 17.1 Bovenaanzicht van wrak BZN 14 met de webpunten. 297 —

17.2 Vondstgeschiedenis 17.3 Beschrijving van de vindplaats

Over de vondstgeschiedenis van dit wrak is wei- In 1999 heeft het archeologisch duikteam een nig bekend. Volgens Archis is het gemeld door waardestellend onderzoek uitgevoerd op het Hans Eelman op 1 januari 1993. Op zijn wrakken- wrak. Gedurende negen dagen werd bij elkaar 58 kaart van 1997 staat rond deze vindplaats een uur onder water gewerkt. Het wrak is met WEBIT wolk van coördinaatpunten. Naar de bult bal- opgemeten, de dagzomende stukken constructie laststenen, door lokale duikers aangeduid als zijn onder water getekend en er zijn filmopnamen ‘potters’, noemde men het wrak de ‘potter’ of gemaakt. Op basis hiervan is een beeld ontstaan het ‘potterwrak’. Men kende dergelijke ballast- van een zich pal west-oost uitstrekkende vind- stenen van opgravingen van koggeschepen in de plaats. Over een gebied met een omvang van 45 IJsselmeerpolders en suggereerde op basis daar- x 22 m werden scheepsresten gevonden. De van dat hier een kogge zou liggen. hoofdmoot werd gevormd door een stuk vlak met daarop een grote hoeveelheid ballaststenen. Dit strekte zich uit over een lengte van circa 34 m en een breedte van 6 m tot 10 m in het westelijke

Afb. 17.2 Schets op basis van de eerste waarnemingen in 1999. 298 —

Afb. 17.3 Aan het oostelijk uiteinde van de wrakbult steekt de kielbalk uit de bodem. In blauw de ballast van natuursteen.

deel van de site. De meest westelijke begrenzing ters met de bovenkant vrij lag. Het uiteinde er- werd gevormd door een zware achtersteven, die van was helemaal onderslepen en bleek rondom onder meer herkenbaar was aan de nog aanwe- flink aangevreten door de paalworm. Een spon- zige vingerlingen. Hij was echter op enig mo- ning voor de zandstrook was echter nog duide- ment uit verband geraakt en lag plat op de bo- lijk herkenbaar aanwezig. De zandstrook moet dem temidden van veel los hout en concreties. ongeveer 9 cm dik zijn geweest. De kielbalk was Hierin werden ook enkele delen van een spiegel- hier circa 45 cm hoog en 30 cm breed. In de on- constructie herkend. In west lag dus het achter- derzijde van de naastliggende leggers was te schip en daaruit volgt dat het andere uiteinde, in zien dat de inhouten met een sponning ingela- oost, de voorkant van het schip moet zijn ge- ten waren geweest over de kiel, een bijzonder- weest. Het tussengedeelte werd grotendeels aan heid die we ook bij wrak BZN 12 zagen. Aan de het zicht onttrokken door de bult stenen, maar hand van de achtersteven en de kiel kon bepaald helemaal in oost stak nog constructie onder de worden dat het ging om de stuurboordhelft van stenen vandaan. Een voorsteven of een herken- het vlak. Het moet een groot schip geweest zijn bare boegconstructie ontbraken echter. Het met een lengte over de stevens van 35 - 40 m. meest noordoostelijke stuk constructie in ver- Uit de ligging van de ballaststenen, zo keurig band bleek de kielbalk, die daar over enige me- midden op het vlak, kon worden afgeleid dat het 299 —

schip vrijwel rechtstandig moet zijn gezonken. raakte het uitgezand en verschoof na een paar Gezien de scherpe begrenzing van de massa ste- weken zelfs enigszins, waarschijnlijk als gevolg nen in het achterschip, moet daar in het ruim van een kleine zandverschuiving. een afschotting zijn geweest. Vermoedelijk was In het achterschip bleek een kleine vondstenlaag dat in het voorschip eveneens het geval en wa- aanwezig. Er dagzoomden enkele tonnen of res- ren alleen in het middelste compartiment van ten daarvan. Van drie ervan is de inhoud bemon- het ruim ballaststenen geladen. sterd. Een redelijk compleet vat van circa 60 x 32 Langs de lange noord- en zuidgrenzen van de cm was van eikenhout en bevatte een zwarte constructie was op een aantal plaatsen goed het substantie, vermoedelijk buskruit. Daarnaast la- samenstel van huid, inhouten en wegering te gen duigen van een opengebroken en groten- zien. De wegeringplanken hadden een dikte van deels verdwenen eikenhouten ton, die gevuld circa 5 cm. De inhouten waren circa 19 cm dik. was geweest met visresten (monster PW-324); De huidgangen waren 5-7 cm dik. Alle elemen- een andere ton bevatte graan (monster PW-327). ten, inclusief de wegering, waren van eikenhout. Een klein beukenhouten tonnetje bleek zwarte Onder de huid werd een naaldhouten dubbeling peper te bevatten (monster PW-328). Tijdens het van 2,5 cm dikte gevonden. Ertussen zat documenteren spoelde een vijfde, nog volko- breeuwsel met pek of teer. Het algemene beeld men gave ton vrij. Deze was van eikenhout en was dat het hout flink was aangetast, maar dat werd bijeengehouden met wilgentenen hoepen de dieperliggende delen in betere conditie waren met vissenbeksluitingen. De inhoud kon niet en pas relatief recent waren komen bloot te lig- worden vastgesteld. Een dag later was het ge- gen. Dit duidt op voortgaande uitspoeling. bied nog verder uitgezand en bleken er nog Overigens gierde zowel bij eb als bij vloed de meer tonnen te liggen. Besloten werd om dit stroming over het wrak, waarbij die op het harde stuk af te dekken om de lading te beschermen obstakel duidelijk afboog en evenwijdig langs de tegen verdere erosie. De vondsten lagen op een wrakbult trok. vloer van 50 cm brede naaldhouten planken on- Het wrak was tamelijk ongelijkmatig uitge- derin het ruim. Op een enkele plek werden onder spoeld. Langs de zuidrand lag het zand ongeveer die planken naaldhouten balkjes gezien en een op het niveau van de constructie en stak alleen circa 3 cm dik pakket stro. Vermoedelijk was hier de berg stenen omhoog, terwijl langs de noord- sprake van een verhoogde laadvloer, zoals die zijde een diepe slijpgeul pal onderlangs het wrak wel vaker onderin wrakken worden aangetrof- liep en de constructie meer of minder was on- fen. Waarschijnlijk dienden zulke vloeren om de derslepen. De bakboordzijde moet hier eerder al lading beter droog te houden. in de geul zijn gevallen, maar behalve wat los Het schip moet bewapend zijn geweest met ka- hout is daarvan niets teruggevonden. Rond de nonnen, want in het achterschip zijn rolpaard- noordwesthoek van de achtersteven was de wielen gezien en enkele loden zundplaten. constructie flink onderslepen. Het diepste punt Daarnaast zijn fragmenten van ongebruikte klei- van de gehele vindplaats lag helemaal noord- pijpen gevonden met als hielmerk de initialen oost in de slijpgeul, op 8-10 m afstand van de EB. Deze pijpen, die al eerder op verschillende kielbalk. Daar werd met hoogwater 14,7 m diep- plaatsen op het Burgzand gevonden waren, ble- te gemeten, terwijl tegelijkertijd op de wrakbult ken later afkomstig te zijn uit de lading van wrak de diepte 9-10 m was. Met name in oost en BZN 2 (zie p. 124; maar zie ook wrak BZN 15, noordoost lag tot op enige afstand van het vlak p. 315). Overigens zijn alle vondsten uit deze eer- hier en daar een wirwar van verslagen en aange- ste campagne, waarbij niet werd gegraven, te vreten scheepshout. Ook werden in oost een beschouwen als oppervlaktevondsten, waarbij groot anker met een ankerring en resten van zijn steeds rekening moet worden gehouden met de houten stok gevonden. Aanvankelijk lag dit te- mogelijkheid van inspoeling. Andere vondsten gen de zuidoosthoek van het vlak en was alleen waren een textiellood met een gekroonde B in de ring zichtbaar, maar al tijdens het onderzoek combinatie met een gespiegelde B en het getal 300 —

Afb. 17.4 Textiellood met een gekroonde B in combinatie met een gespiegelde B en het getal 21.

21, het nodige aardewerk en wat scherven steen- hierlangs onder het achterschip kon komen. goed. Ter afsluiting werd het achterschip aan de Opvallend was dat op verschillende plekken binnenkant gedeeltelijk afgedekt met gaas en brokken koraal tussen de ballaststenen lagen. enige zandzakken en er werden drie houtmon- Deze stenen zijn als ballast te beschouwen, maar sters genomen voor jaarringdatering. Het beste ze zijn niet noodzakelijk van de laatste reis af- monster had 112 jaarringen, waaronder 11 ringen komstig. Bij eventueel verder onderzoek kunnen spint. De kapdatum werd bepaald op 1651 AD ± 6. ze een aanwijzing bieden voor het vaargebied. Ook werden weer zundplaten gezien, soms met Latere inspecties duidelijke uitstulpingen voor de nokken achter- In 2000 werd gedurende één tij een inspectie op een kanon. Dat wijst erop dat het geen voor- uitgevoerd. Het beeld was ongeveer hetzelfde raad of lading was, maar dat ze in gebruik waren als het voorgaande jaar; wel had toch een ge- geweest op een kanon. Van die kanonnen zelf is ringe verdere verdieping plaatsgevonden. De geen exemplaar gevonden, maar wel een kleine vindplaats tekende zich op het echolood onmis- kanonskogel en mogelijk liggen er meer kanons- kenbaar af als een echte wrakbult en ook voor kogels in de grote concretie bij de achtersteven. de duikers was er een echte ‘bult-op-bult-af- Dat zien we wel bij meer wrakken, zoals bijvoor- ervaring’. Bovenop de stenen was de minste beeld bij BZN 2. diepte 9,7 m (± HW). De zandbodem in zuid lag In de zuidelijke slijpgeul, nabij webpunt 231, zijn op dat moment op circa 11 m en de grootste naaldhouten dubbelingplanken aangetroffen in diepte in de noordelijke geul was 15 m. De in- zeer goede conditie en met een breeuwsel van druk bestond dat langs het noordtalud de no- haar. Vermoedelijk waren deze dubbelingen pas dige stenen van de bult waren afgerold en dat er kort tevoren van de huid afgekomen. De goede nog meer op het punt stonden af te glijden. De conditie wees erop dat dieper in het zand de achtersteven was zodanig onderslepen dat je constructie nog altijd van goede kwaliteit kon 301 —

Afb. 17.5 Randscherven van twee grote voorraadpotten. Beide potten moeten een doorsnede van ten minste 50 cm gehad hebben. zijn. De afdekking in het achterschip had goed oosthoek van de vindplaats. De onderslijping bij gewerkt en er had zelfs enige inzanding plaats- de achtersteven in west was niet verder verdiept. gevonden. De afdekking is daarom meteen aan- Over het algemeen was de noordelijke slijpgeul gevuld met meer stukken gaas. 13-15 m diep, terwijl het op de wrakbult dan 9-10 m In 2002 werd de situatie opnieuw opgenomen. diep was (± HW). In het zuidwest deel van de Weer bleek verdere ontzanding te hebben plaats- vindplaats echter lagen duidelijk meer construc- gevonden. Gemiddeld werd de verdieping ten op- tiedelen bloot dan ooit. Het bleek een stuk van zichte van twee jaar eerder geschat op 10 tot 30 hoger uit de boordconstructie tot en met het centimeter, afhankelijk van de plaats op het wrak. eerste dekniveau. Dit was herkenbaar aan een Toch werd de situatie niet beoordeeld als meer 6-7 cm dikke balkweger met sponningen voor de bedreigend dan normaal. Zo waren bij de vorige dekbalken (13 x 30 cm), de zwaar aangevreten inspectie veel ballaststenen van de bult afgegle- resten van een dekknie en mogelijk kattesporen den, maar nu leek de hele helling van het noord- en een fragment lijfhout. Opvallend was de dik- talud stevig gefixeerd. Het met gaas afgedekte ke dubbeling van naaldhouten planken aan de gebied in west lag er goed bij en er was geen re- onderzijde. Deze planken (grenen) waren 8 cm den daar een noodopgraving te starten. Het an- dik en daarmee zelfs dikker dan de eigenlijke ei- ker in oost lag op de eerste dag van het onder- ken huidplanken van 7 cm dikte. Ook werd een zoek verder vrij dan ooit, maar een dag later was berghout gezien van 15 cm dik. Deze was dus het weer vrijwel helemaal verdwenen onder een even dik als huid met dubbeling samen. zandgolf: een fraai voorbeeld van de enorme dy- In 2004 keerden we weer op deze locatie terug. namiek en de grote dagelijkse verschillen in zand- Bij elkaar werd toen gedurende acht dagen 70 niveaus, die we nu en dan konden tegenkomen. uur op dit wrak gewerkt. Het bleek inmiddels De grootste slijpgeul lag nog altijd in de noord- slecht gesteld met de ‘potter’. Rondom was veel 302 —

Afb. 17.6 Strijkijzer van rood aardewerk met een slibversiering en loodglazuur. Strijkijzers zijn zeldzame objecten aan boord van schepen. Misschien was deze van een passagier.

zand weggespoeld, er was constructie de hellin- kend aanwezige, min of meer intacte achterste- gen afgegleden en het wrak was duidelijk ge- ven stak niet langer als zodanig herkenbaar uit raakt – waarschijnlijk meer dan éénmaal – door de bodem. Er was nog slechts een stuk van te vissers. De zandvlakte zuid langs de bult was flink zien, te midden van veel groot hout zonder dui- verdiept. Er werden dieptes van 12 tot 13,5 m ge- delijk verband. In de constructie zat een grote noteerd, terwijl het op het boord op hetzelfde bult visnet. Veel van de meetspijkers waren moment circa 11,5 m diep was. In 1999 lag het kromgetrokken en er hingen flarden visnet aan. zand nog op hetzelfde niveau als de constructie. Er lagen nogal wat scherven rood aardewerk en Er was in vijf jaar tijd dus heel wat zand wegge- wat kleipijpen blootgespoeld. Vooral buiten en ërodeerd! De noordgeul was eerder nooit veel onder het achterschip rond webpunt 210 werd dieper geweest dan 15 m, maar nu bereikten de het nodige aangetroffen en geborgen, waaron- duikers hier 16,9 m. Het anker dat eerder in zuid- der enkele grote scherven dikwandig roodbak- oost lag, was de helling van de noordgeul afge- kend aardewerk met gele verfstrepen en een gleden en lag nu helemaal in de noordoosthoek puntgaaf strijkijzer van geglazuurd roodbakkend van de vindplaats. In deze noordelijke slijpgeul aardewerk. lag onderlangs het boord redelijk wat los Het in 1999 provisorisch afgedekte achterschip scheepshout, dat daar eerder nooit was gezien. lag weliswaar nog onder het gaas, maar gezien Bij het oostelijke uiteinde was de kielbalk met de extreem snelle uitslijping op deze positie en webpunt 219 losgeraakt en in de noordelijke de recente beschadigingen werd besloten de geul gevallen. En rond de westgrens was de situ- vondstenlaag nog dit seizoen door middel van atie ingrijpend veranderd. De eerder zo kenmer- een noodopgraving veilig te stellen. De afdekga- 303 —

Afb. 17.7 Stuk van het opgegraven achterschip met een duidelijke grens waar de bult ballaststenen ophoudt. zen werden verwijderd, waarna het hele gebied waren vier wielen voor een rolpaard, waarschijn- achter de ballaststenen is opgegraven. Er lag lijk geladen als set reservewielen, enkele zund- veel los hout zonder duidelijk verband, dat bo- platen en eenzelfde textiellood als in 1999 was vendien ernstig was aangetast. Het meeste er- gevonden (met gekroonde B, gespiegelde B en van is geborgen en boven water bekeken. getal 21). Ook werden ditmaal binnen de con- Meestal was het dermate verrot, dat het meteen structie scherven dikwandig rood aardewerk met kon worden weggegooid. gele verfstrepen aangetroffen. Het moeten hele In totaal werden de resten van negen tonnen grote en zware potten zijn geweest en meerdere van verschillende afmetingen gevonden, met exemplaren. verschillende inhoud waarvan monsters zijn ge- Precies langs de westgrens van de bult ballast, nomen. De inhoud bestond uit voedselvoorra- werden onder de stenen de resten van twee den en buskruit. Alle tondelen zijn onder water pompkokers ontdekt. Ze hadden een buitendia- gelabeld, getekend en daarna geborgen (voor meter van 24-25 cm en een binnendiameter van meer details zie p. 306, Vondsten). Ze bleken in- 10-10,5 cm. Ze staken met hun onderkanten derdaad, zoals in 1999 al werd vermoed, te lig- door twee ronde gaten in de wegering van het gen op een slietenvloer: een eenvoudig, iets ver- vlak, juist ter weerszijden van het hier aanwezige hoogd laadvloertje, bestaande uit naaldhouten zaathout. De gaten zaten deels in de wegering stammetjes dwarsscheeps op de wegering, met en deels in de zijkanten van het zaathout. Het daarboven in langsscheepse richting naaldhou- hier nu aangetroffen zaathout was eerder niet ten planken. Andere vondsten in het achterschip als zodanig herkend, omdat het deel dat onder 304 —

Afb. 17.8 Nadat een gedeelte van de ballaststenen was verwijderd, kwamen resten van twee pompkokers tevoorschijn en werd het achteruiteinde van het zaathout herkend.

de stenen vandaan stak, sterk was verjongd. zijn oorspronkelijke plek in de constructie aange- Aangezien een zaathout altijd direct boven de troffen. Aan de buitenzijde van de constructie, in kiel op de inhouten lag en we vóór (in oost) de de noordgeul, bestond vrij zicht op de huid. De kiel al gezien hadden, wisten we nu zeker dat planken waren van eikenhout en circa 6 cm dik. van achter tot voor alleen de stuurboordhelft Deels kwamen ze los van de spanten. van het vlak bewaard was én dat kiel en zaat- Dubbelingplanken, zoals aan de zuidzijde nog wel hout over de hele lengte aanwezig waren. Dat is door ons gezien, waren aan deze kant al enige tijd van belang, want het betekent dat het vlak van- verdwenen. Tot slot is een aantal houtmonsters uit een onderzoeksstandpunt compleet was. In genomen voor aanvullend dendrochronologisch principe is een scheepsromp immers symme- onderzoek (zie p. 308: Datering bouw). trisch van constructie. In combinatie met het In juni 2005 is nog twee dagen gedoken voor in- stuk stuurboord achter zou dus een belangrijk spectie. Er is een gedetailleerde staat opgemaakt deel van de romp te reconstrueren zijn geweest. van de mate van uitzanding en de diepte van de Nadat al het losse hout en al de vondsten uit het slijpgeulen. Ten opzichte van het voorgaande achterschip waren verwijderd, ontstond beter jaar was de situatie redelijk stabiel gebleven. zicht op de constructie, die in bovenaanzicht is Bovenop het wrak was het 9-10 m diep. Doordat getekend. Het westelijke uiteinde van het achter- de afgelopen jaren de nodige stenen waren af- schip eindigde in een grote concretie met een gegleden, was hier en daar nu ook hout tussen wirwar van hout. Het bleek echter dat we ter de stenen te zien. De noordgeul was ongeveer hoogte van webpunt 210 al in het scherpe deel even diep als in 2004: tot meer dan 15 m met als van het achterschip zaten. De inhouten hier wa- diepste punt 16,8 m in noordoost. Het hoogte- ren v-vormige wrangen. De achtersteven was dus verschil was al met al over betrekkelijk korte af- in 1999 weliswaar uit verband, maar vrijwel op stand erg groot en de hellingshoek van het 305 —

Afb. 17.9 Gedetailleerde staat van de mate van uitzanding en de diepte van de slijpgeulen rond het wrak. noordtalud varieerde van 30 tot 45°. De zuide- schrijdende, diepe onderslijping vanuit noord lijke geul was 12 - 12,5 m diep met als grootste werd het niet zinnig geacht om de bovenkant diepte 13,3 m helemaal in zuidwest. Langs de van het achterschip alsnog weer af te dekken zuidrand lag de scheepsconstructie op ongeveer met steigergaas. Dit zou naar verwachting toch 10-11 m en zo was de mate van uitspoeling ook al snel in de geul storten. Na 2005 zijn op wrak aan deze zijde inmiddels aanzienlijk gevorderd BZN 14 geen archeologische waarnemingen ten opzichte van onze eerste waarnemingen in meer gedaan. 1999. De hellingshoek was aan de zuidkant ech- ter nog vrijwel nergens meer dan 20°. Aan deze kant lagen ook veel minder stenen en hout los op het zand dan in de noordgeul. Het in 2004 vrijgegraven vlak in het achterschip was sinds- dien nauwelijks ingezand en er waren enkele wegeringplanken verdwenen. In zuidwest lagen twee huidplanken vrij met zicht op het oor- spronkelijke, schuin afgezaagde achteruiteinde. Er is aanvullend tekenwerk verricht op het uit- einde van het achterschip, de zuidrand van het vlak en op de pompkokers. Gezien de voort- 306 —

Afb. 17.10 Twee kruikjes van steengoed.

met kurk, twee bodems van kelderflessen en een 17.4 Vondsten fragment van een noppenglas. Kijken we functioneel naar de vondsten, dan heeft een handvol objecten te maken met bewa- De vondstenlijst van wrak BZN 14 omvat 269 pening, zoals de rolpaardwielen, de zundplaten, nummers. Het merendeel is afkomstig van de de musketkogels, de ijzeren kanonskogel, frag- noodopgraving in het achterschip in 2004. Het menten kruitschep en de vaatjes buskruit. De grootste deel van de vondsten (119 nummers; tonnen waren verpakkingsmateriaal voor 44%) was van hout; bijna allemaal tondelen, en- scheepsvoorraden en mogelijk lading, bijvoor- kele houtmonsters, vier rolpaardwielen, twee beeld de peper. Het aardewerk was deels ge- stuks brandhout, blokresten en een mesheft. De bruiksaardewerk aan boord, deels werd er voor- op een na grootste categorie (51 nummers; 19%) raad of lading in vervoerd. De precieze functie was aardewerk en steengoed, inclusief twee pla- van de hele grote roodaardewerken potten is vuizen. Er is veel bemonsterd: 34 nummers (13%) niet bekend. Op een mesheft na zijn geen duide- zijn monsters bot, visgraten, granen, peperkor- lijke persoonlijke bezittingen gevonden. De EB- rels, breeuwsel, touw en buskruit. Stelen en kop- pijpen moeten zijn ingespoeld vanaf de nabijge- pen van kleipijpen komen voor in 27 nummers legen wrakken BZN 2 of BZN 15. (10%). Als een hielmerk leesbaar was, was het altijd een EB-merk. Elf nummers (4%) waren Capita selecta. voor loden objecten: musketkogels, zundplaten, drie textielloden en de hals van een fles met (tin- Tonnen nen) schroefdraad. Negen nummers (3%) waren In totaal zijn in het achterschip resten van negen monsters steen uit de ballast, waaronder zes van tonnen gevonden, naast nog enkele verspreid- koraal. In zes van de gevallen (2%) was de inge- liggende losse duigen. De tonnen hebben ter on- schreven vondst glas, zoals een complete fles derscheiding de letters A t/m I gekregen. Op en- 307 —

kaar zijn ongeveer 68 duigen en 34 dekseldelen geborgen met daarbij de nodige hoepels. De tonnen zijn in Lelystad uitgebreid gedocumen- teerd. Alle onderdelen zijn daarbij getekend en gefotografeerd en allerlei details zijn vastgelegd. Er is een complete map met documentatie over deze tonnen beschikbaar voor verder onderzoek. De tonnen zelf waren van eikenhout, maar de deksels waren soms van beukenhout. Het hout was van redelijke kwaliteit, met nauwelijks noesten of vergroeiingen, maar op de meeste duigen en dekseldelen zat veel spinthout. De tonnen waren niet voorzien van brandmerken, ritsmerken of verfmerken, maar de deksels had- den wel ingekraste ‘paringsmerken’. De planken van de deksels waren met houten pennetjes aan elkaar verbonden. De duigen werden op vier plaatsen – boven, boven midden, onder midden en onder – bij elkaar gehouden met wilgentenen hoepels, die met vissenbekverbindingen waren vastgezet. De wilgentenen waren in zeer slechte conditie en zijn niet geconserveerd.

Peper en ander botanisch materiaal In 2004 zijn tien botanische monsters genomen uit vijf tonnen (tonnen B, C, E, F en G) en drie monsters zijn verzameld van botanisch materi- aal dat los op de laadvloer lag; het was ongetwij- feld afkomstig uit kapotte of verdwenen tonnen. Al deze monsters zijn onderzocht door C. Mool­ huizen.264 Elf ervan bevatten zwarte peper (Piper nigrum), meestal in grote hoeveelheden tot en- kele honderden of zelfs duizenden stuks per monster. In totaal zijn circa 6000 peperkorrels geteld. Ertussen zaten ook steeltjes met de on- rijpe peperbessen er nog aan. De hoeveelheid peper is te groot voor alleen maar dagelijks ge- bruik aan boord en wordt dan ook geïnterpre- Afb. 17.11 Overeenkomsten en verschillen in de ingekraste teerd als lading. In negen monsters werden paringsmerken van tondeksels. graanresten gevonden. Slechts één soort kon worden geïdentificeerd: rogge (Secale cereale). kele uitzonderingen na waren de tonnen ernstig Daarbij werden veel resten gevonden van on- beschadigd of zelfs voor het grootste deel ver- kruiden die tussen cultuurgewassen groeien. dwenen. Ze hadden allemaal een verschillende Aan de hand hiervan is getracht de exacte her- hoogte (variërend van 51 tot 75 cm) en diameter komst van de rogge te bepalen, maar zonder (35 tot 48 cm) en een verschillende inhoud. De succes. Wel is duidelijk dat het afkomstig kan duigen en dekseldelen zijn onder water genum- zijn uit verschillende gebieden in Europa, maar 264 Moolhuizen 2011. Andere monsters zijn merd en in onderling verband geschetst. Bij el- niet uit Spanje, Engeland of Ierland. Andere con- onderzocht door W.J. Kuijper. 308 —

sumptiegewassen die werden gevonden, waren uit het achterschip met 112 jaarringen, waarvan boekweit (Fagopyrum esculentum; 1x), enkele dui- 11 ringen spint, leverde als kapdatum 1651 AD ± zenden erwten (Pisum sativum) en bonen (Vicia 6. Deze laatste werd voorlopig beschouwd als de faba). Bijzonder was de vondst van een kom- beste indicatie voor de bouwdatum van het kommerzaad (Cucumis sativus) en zes korrels rijst schip. Een tondeel dat zoveel ouder was dan de (Oryza sativa). Al deze resten geven een indruk bouw van het schip en een balk die zelfs een van het menu aan boord, maar conclusies over eeuw ouder was, maakten de bepaling van de herkomst of bestemming van het schip zijn er bouwdatum echter enigszins onzeker. In 2004 niet aan te verbinden. zijn daarom nieuwe houtmonsters geborgen voor een nadere datering.266 Een balk uit de spie- gelconstructie had 44 jaarringen, waarvan 10 rin- 17.5 Algemeen beeld en datering gen spint. Deze leverde als kapdatum 1655 AD ± 5. Een andere losse balk uit het achterschip – mogelijk een inhout of een dekbalk – had 51 rin- Vindplaats BZN 14 bevatte de west-oost georiën­ gen zonder spint. De jongste jaarring was van teerde resten van een groot zeegaand schip. Het 1635 en dat bracht de kapdatum op ná 1651 AD zal oorspronkelijk een lengte gehad hebben van ± 5. Een naaldhouten plank (Pinus sylvestris), af- 35-40 m. Nu restte alleen de stuurboordhelft van komstig van de slietenvloer uit het opgegraven het vlak. In west lag een achtersteven met ver- achterschip, had 90 jaarringen met als jongste slagen resten van het achterschip met spiegel en jaarring 1625. Omdat het in dit geval naaldhout in oost is de kielbalk in verband aangetroffen. was, is de kapdatum zonder de voor eik wel Omdat in west het zaathout in de constructie noodzakelijke (en mogelijke!) correctie voor ont- aanwezig was, kan worden geconcludeerd dat brekende spintringen bepaald op ná 1626 AD. kiel en zaathout over de hele lengte bewaard zijn Op basis van de nieuwe dateringen kan worden gebleven. In zuidwest zijn ook delen van hoger gesteld dat de inschatting van de bouwdatum uit de boordconstructie gevonden, in ieder geval uit 1999 waarschijnlijk juist was. De twee best- tot en met het onderste dek. Over functie en bepaalde kapdata zijn nu 1651 AD ± 6 en 1655 AD vaargebied kan slechts worden gespeculeerd. Op ± 5 en de balk zonder spint van na 1651 ± 5 sluit grond van de lading en de aanwijzingen voor ka- daarbij goed aan. Een tondeel en een grenen nonnen aan boord gaat het hier om een groot, vloerplank, waarbij jaren ‘ontbreken’ zijn niet bewapend handelsschip; voor een oorlogsschip onverklaarbaar. De aanwezigheid van een balk die lijkt het te licht gebouwd en zijn er te weinig res- een eeuw ouder is, is wel opmerkelijk; mogelijk ten van bewapening gevonden. Koraalbrokken was hij ingespoeld? We concluderen dat BZN 14 tussen de ballast kunnen erop wijzen dat het gebouwd moet zijn in de periode 1650-1660. schip op de tropen voer, maar de ballast kan ook van elders of van een ander schip zijn ingeno- Datering ondergang men. Op basis van het aardewerk (zie hieronder) Op basis van de bouwdatum en een geschatte wordt geconcludeerd dat het schip waarschijnlijk levensduur van de schepen van maximaal 15 tot van Nederlandse herkomst was. 25 is het schip mogelijk al vóór 1665 vergaan en vrijwel zeker vóór 1685. We kunnen dat toetsen Datering bouw aan de vondsten; het rode aardewerk biedt Na het eerste waardestellende onderzoek wer- daarvoor enkele aanknopingspunten. Kleij iden- den drie houtmonsters succesvol gedateerd.265 tificeerde een paar voor een datering belangrijke De dateringen liepen nogal uiteen: een ronde stukken:267 een grape uit de periode 1625-1700 balk met 92 jaarringen, waarvan 15 ringen spint (PW-339; type r-gra-11), een bakpan van 1580- 265 RING-rapport oktober 1999. 266 RING-rapport augustus 2004. plus de wankant, gaf als kapdatum 1546/1547 1680 (PW-442; type r-bak-4), een pispot van 267 Piet Kleij, Verslag ceramiekdeterminatie Burgzand Noord 14 (tweede versie), AD; een dekseldeel van een ton met 92 jaarrin- 1650-1750 (PW-321; type r-pis-5) en een (kof- december 2004. gen gaf als kapdatum na 1606 AD ± 6 en een balk fie-?)kan van 1675-1800 (PW-330). Uit de combi- 309 —

17.6 Tot slot

Er is na het waardestellende onderzoek in 1999 voor gekozen om dit restant als niet-behou- denswaardig te bestempelen en dat oordeel is later gehandhaafd. De slechte vooruitzichten voor behoud als gevolg van de ernstige onder- slijping speelden hierbij zeker een rol, maar de belangrijkste motivatie was dat hier geen veel- omvattend vondstcomplex aanwezig was en het voornamelijk om restanten van de scheepscon- structie ging. In de nabije omgeving liggen en- kele andere vondstcomplexen waar, rekening houdend met de schaarse middelen, prioriteit aan zou moeten worden gegeven.

Afb. 17.12 Een muntje met het jaar 1663 geeft een datum post quem voor de ondergang. natie van deze en andere stukken bepaalde Kleij het tijdstip van ondergang in het laatste kwart van de 17de eeuw. In een concretie op een bo- demscherf van het dikwandige type roodbak- kende aardewerk met gele verfstrepen is boven- dien een klein muntje gevonden met het jaartal 1666. Zowel de scherven als het muntje horen vrijwel zeker bij dit vondstcomplex. We conclu- deren dat het schip moet zijn vergaan in de tweede helft van de 17de eeuw, maar in ieder ge- val na 1666 en met een voorkeur voor de periode 1675-1685. 310 — 311 18 Wrak Burgzand Noord 15 — (BZN 15)

18.1 Administratieve gegevens 268

Werknaam wrak/alias BZN 15, alias ‘fragment bij potter’ (FBP).

Archisnummer 47258

Melder en datum vondst en/of C.J. (Hans) Eelman 01-01-1993. melding

Positie, geografisch en RD N 53º 02.83’ O 4º 55.63’ (WGS 84); X = 124.143, Y = 562.348

Begrenzing voor Archis (45 x 65 m) NW X=124.120, Y=562.385; NO X=124.165, Y=562.385 ZW X=124.120, Y=562.320; ZO X=124.165, Y=562.320

Diepte, min. en max. Circa 9 m bovenop (bij LW) - 16 m in de geul (bij HW).

Typering Op de vindplaats ligt veel materiaal zonder duidelijke samenhang verspreid over een ruim oppervlak. Het is onder meer een fragment boord ter hoogte van het eerste dek en verder vooral los scheepshout. Dichtbij liggen twee concentraties lading, één rond een pakket smeedijzeren staven en één rond een partij gietijzeren ketels. Wrakresten en lading kunnen allemaal bij elkaar horen, maar de mogelijkheid bestaat ook dat sprake is van twee wrakken. De aard van het vondstmateriaal doet sterk denken aan wrak BZN 2, maar de datering van het hout zou eerder passen bij wrak BZN 14. Wrak BZN 14 ligt op slechts 40 m afstand en wrak BZN 2 op minder dan 150 m. Op basis van alleen de waardestellende onderzoeken zijn niet voldoende gegevens beschikbaar om een samenhang definitief te kunnen vaststellen.

Datering bouw (het scheepshout) Circa 1643-1650.

Datering ondergang (het vondst­ Tweede helft 17de eeuw. materiaal)

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie (mogelijk ook in een enkele particuliere collectie, maar niet geconstateerd).

Onderzoek door archeologisch Eerste waardestellend onderzoek met oppervlaktekartering in 1999 (12/7, 13/7, 15/7, duikteam ROB/NISA (jaar/duikdag): 16/7, 11/8, 12/8, 23/8, 24/8, 25/8, 27/8 en 30/8); inspectie in 2000 (30/8); inspectie en aanvullende kartering in 2002 (7/8, 8/8, 9/8, 12/8, 13/8, 14/8 en 15/8); inspectie in 2004 (9/7); inspectie in 2005 (10/6).

Advies Archeologische Waarde De vindplaats is bestempeld als niet behoudenswaardig en daarom is geen fysieke bescherming aangebracht. Periodieke inspectie, alleen al om het proces en de snel- heid van degradatie in kaart te brengen, is aanbevolen.

Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Nvt Herinneringswaarde Nvt

Fysieke kwaliteit Gaafheid 1 Conservering 1

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2 Informatiewaarde 2

Ensemblewaarde Nvt

Representativiteit 3

Bescherming Het wrak is niet afgedekt met steigergaas.

Bedreigingen Ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen. 268 Voor enkele algemene opmerkingen Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot over de administratieve gegevens, de voor Scheepsarcheologie, Lelystad). werknaam, het alias en de waarderings­ - Onderwatervideobeelden NISA-duikteam. systematiek zie hoofdstuk BZN 2, eerste vier noten. 312 —

Ongepubliceerde rapportages door - Den Brave, J.A., EB pijpen. Inzicht in het pijpmakersbedrijf Bird (1630-1683), derden (bachelorscriptie­ student archeologie UvA 2003). - Den Brave, J.A., Tabakspijpen aan boord. Een overzicht van de kleipijpen uit de wrakken van het Burgzand (Waddenzee), (rapportage 2006). - Kleij, Piet, Van Texelstroom VI tot Vogelzand VII. Archeologische streekinventarisatie westelijke Waddenzee (in 1990-1991 bij Texelse duikers verzamelde gegevens over 13 wrakken; ongepubliceerde rapportage. - Kleij, Piet, Verslag ceramiekdeterminatie FBP (tweede versie), december 2004. - RING rapportage, november 1999.

Literatuur - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2000, 33e jaargang 2001, 58-62. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Maritieme archeologie’, Archeologische Kroniek Noord- Holland 2002, 35e jaargang 2003, 48-53. - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006, 48-49.

18.2 Vondstgeschiedenis 18.3 Beschrijving van de vindplaats

Over de eerste ontdekking van wrak BZN 15 is Nog in 1999 werd door het archeologisch duik- weinig bekend. Het komt niet voor in Kleij’s ar- team een waardestellend onderzoek op wrak cheologische streekinventarisatie van 1990-1991 BZN 15 uitgevoerd. Gedurende elf dagen, enigs- en dat betekent waarschijnlijk dat het toen nog zins verspreid over het seizoen, werd bij elkaar niet bedoken werd.269 Volgens Archis is de posi- 77,5 uur onder water gewerkt. De vindplaats is tie gemeld door Hans Eelman per 1 januari 1993. met WEBIT opgemeten, de dagzomende stuk- De vindplaats kwam in ieder geval voor op diens ken zijn onder water getekend en er zijn filmop- wrakkenkaart uit 1997, al hielden de lokale dui- namen gemaakt. Het werk werd aanvankelijk kers het waarschijnlijk voor hetzelfde wrak als de nogal gehinderd door veel wind en erg slecht ‘potter’ (BZN 14). Veelzeggend is dat voor deze zicht. Toch werd snel duidelijk dat hier over een positie geen aparte lokale naam (‘alias’) bestaat. groot oppervlak wrakresten lagen, al bleken het De vindplaats lag zo dicht bij wrak BZN 14, dat overwegend kleinere en onsamenhangende tijdens het afzoeken van de omgeving van dat fragmenten. Er lagen verder diverse ijzerconcre- wrak op 8 juli 1999 duikers van het archeologisch ties en op enkele plekken ook wat clusters bal- duikteam tegen wrak BZN 15 aanzwommen. De laststenen. Ook werden vanaf de eerste duik beschikbare sonarbeelden gaven al aan, dat op over het hele gebied kleipijpen met het hielmerk die plek meer resten moesten liggen. Gezien EB gevonden, soms met tientallen tegelijk en echter de tussenliggende afstand waar geen soms met vrijwel complete stelen. wrakresten werden gevonden (40 m), werd be- De vindplaats strekte zich uit over een afstand sloten dat de vindplaats voorlopig behandeld van circa 40 m noord-zuid en 30 m west-oost. moest worden als een losstaande vindplaats. Het gebied vertoonde vergelijkbaar grote hoog- 269 Piet Kleij, Van Texelstroom VI tot Vogelzand VII. Archeologische Het wrak kreeg daarom de nieuwe administra- teverschillen als bij BZN 14. De noordgrens van streekinventarisatie westelijke tieve naam BZN 15. Als roepnaam werd het de vindplaats werd gevormd door dezelfde die- Waddenzee; ongepubliceerde rapportage. sindsdien aangeduid als ‘fragment bij potter’. pe geul, die ook vlak langs wrak BZN 14 liep met 313 —

102 105

103

321 107

318 312

311

319

315

310 309 316 314

308 307

305 306

313 304

303

301 302

300

Afb. 18.1 Bovenaanzicht van wrak BZN 15 met de webpunten. dieptes tot 15-16 m, terwijl het bovenop de plaatst. Deze west-oostlijn geeft dus precies de wrakken 10-11 m was (± HW). Onderin de geul bovenrand van het talud aan, zoals die in 1999 lagen diverse stukken los constructiehout bloot, was. De punten 303 en 304 zijn gezet op een dat in het algemeen ernstig was aangevreten klein, samengesteld stuk, bestaande uit enkele door de paalworm. De webpunten 300, 301 en inhouten met een fragment berghout en frag- 302 zijn op dergelijke stukken onderin de geul menten huidgang aan weerszijden daarvan. geplaatst. Precies langs de rand van de geul, Als er nog resten van de wegering over waren, bovenaan het talud, lagen diverse stukken hout, lagen die aan de onderzijde in het zand en waren los of met enkele onderdelen aan elkaar. Hierop dus niet zichtbaar. Bij punt 307 lag een groot werden de webpunten 303 tot en met 310 ge- kromhout met planken, maar het was te zeer 314 —

aangevreten en er stak te weinig uit het zand was daarvan niet veel meer aanwezig. Het ge- voor een goede interpretatie. Wel lag rond dit heel had een flauwe kromming (aan de boven- punt enig vondstmateriaal, waaronder twee niet kant hol) en daarom werd vermoed dat het een nader onderzochte ijzeren ringen, een gevloch- deel boord was, van boven de kim. Vlakbij punt ten mand, een fragment van een EB-pijp, scher- 315 werd vervolgens het restant herkend van een ven van rood aardewerk, een scherf Westerwald­ extra dikke weger (9-10 cm; de overige wegering steengoed en een pakket zaden waaruit een was 5 cm), die aan de hand van twee (resten van) monster is genomen. sponningen kon worden geïdentificeerd als een De punten 305 en 313 stonden op een lange, gro- balkweger. Die sponningen waren voor de dek- te balk, die in eerste instantie werd aangezien balken geweest, die echter volledig waren ver- voor een onderdeel van de achterstevencon- dwenen. Aan de hand van een aantal houten structie. Het resterende deel was circa 5 m lang, pennen, die opstaken uit de wegering onder de 65 cm breed en 12 cm dik. Het zuidelijke uiteinde balkweger, kon worden vastgesteld dat daar één was volledig afgevreten en op het noordelijke van de onderdekse knieën had gestaan. Verder uiteinde zat (aan de bovenliggende zijde) een was de bovenkant van dit fragment zwaar be- grote sponning van ongewone vorm. En ook schadigd. Deels waren de wegering en zelfs ook langs de lange (oostelijke) zijde zat over de hele de inhouten al verdwenen. Van de huidplanken lengte een sponning. Deze waren ondiep en – of juister: de onderkant ervan – kon op twee dubbel uitgevoerd als voor een dubbele huid. plekken een plak breeuwsel als monster worden Maar daarvoor waren ze te ondiep. Vlak ernaast genomen (haar en teer). Dit duidde erop dat lag een meters lange, 40-45 cm brede en 6 cm oorspronkelijk een dubbeling op de scheepshuid dikke plank met een uiteinde, die haast een moet hebben gezeten, maar dubbelingplanken spiegelbeeld leek van de (onbegrepen) sponning werden (nog) niet gevonden. in de noordkant van de balk ernaast. De aanvan- Enigszins bij de geul vandaan, het zandplateau kelijke interpretatie als achterstevenbalk is niet op, lagen verspreid slechts losse constructiede- goed houdbaar, in de eerste plaats vanwege de len, zoals bijvoorbeeld een lange, 30 cm brede daarin niet passende sponningen, maar bijvoor- en 9 cm dikke eiken plank (vermoedelijk deel beeld ook omdat helemaal geen sporen van vin- van een berghout) met een 65 cm lange haaklas. gerlingen aanwezig waren en omdat een dikte Of even verder een eiken huidplank, nu van 5 cm van 12 cm niet de dikte is die men van de achter- dik en 30 cm breed, waarop punt 314 werd ge- steven van een zeegaand schip zou verwachten. plaatst. Lang niet alle losse stukken hout zijn in- Ook verder werd niets gevonden dat erop duid- getekend en nergens werd méér in verband zit- de dat hier een achterschip zou liggen. Wat deze tende constructie aangetroffen. balk dan wel geweest moet zijn, kan zonder ver- Verder zuidwaarts lag midden op de zandvlakte der veldonderzoek niet worden vastgesteld, een grote stapel (6 bij 4,5 m in omtrek) smeed­ maar gedacht wordt aan een onderdeel van een ijzeren staven van een type dat eerder was galjoen.270 gevonden bij het wrak Aanloop Molengat.271 Het enige fragment constructie dat meer om- Onderliggend constructiehout was niet te zien, vatte dan slechts enkele planken en balken lag op een enkel losliggend stuk na, dat daar waar- tussen 305 en 307 in zuidelijke richting de zand- schijnlijk toevallig was terechtgekomen. Vlakbij vlakte op (circa 10 x 4,5 m). Hierin was in ieder de zuidwesthoek van het pakket ijzerstaven lag 270 Speculeren is natuurlijk mogelijk. Eén geval geen specifieke achterschipconstructie te een grote boomstronk met kapsporen en er sta- gedachte is dat de balk onderdeel kan zijn geweest van een galjoen, herkennen. Een deel van dit fragment, bij web- ken wat planken uit het zand omhoog. Langs de bijvoorbeeld een stuk van de kam. Het punt 315, bevatte nog het complete samenstel zuidrand van het pakket ijzerstaven werd een zou dan bij wrak BZN 14 kunnen horen, want daar ontbrak immers het van huid, inhouten en wegeringgangen. Andere rolletje latoenkoper geborgen van hetzelfde type voorschip volledig. punten op dit fragment waren 316 op een inhout als later ook op wrak BZN 2 zou worden gevon- 271 Vos 1993 en 1996. en 306 op het uiteinde van een lang stuk huid- den.272 Ten zuiden van het pakket smeedijzer lag 272 Pas een jaar later (2000) zou voor het eerst op wrak BZN 2 worden gedoken. gang. Het stuk lag met de wegering omhoog, al een korte pompkoker in het zand. Deze was 315 —

slechts 1,6 m lang en had een diameter van 20 cm; de diameter van het pompgat was 8 cm. Op deze pompkoker werd punt 321 geplaatst. Sommige dagen lag hij vrij op het zand, op an- dere dagen moest tot wel 40 cm zand worden weggewapperd om bij het meetpunt te kunnen. Ten zuiden en zuidoosten van het pakket smeed- ijzer lagen over enig oppervlak verspreid concre- ties met ballaststenen erin vastgekoekt en di- verse ijzeren objecten. In een aantal concreties werden gietijzeren ketels herkend van verschil- lende afmetingen. Een paar langwerpige concre- Afb. 18.2 Overal in het gebied met de gietijzeren ketels ties zouden kanonnen kunnen zijn; ze waren circa zaten resten van EB-pijpen vast in brokken concreties. 2,5 m lang en hadden een diameter van 50 cm. Er lag geen hout, maar des te meer EB-pijpen. compliceren was het in 1999 gevonden pakket Ter afronding van het onderzoek werd een zestal smeedijzer verder bloot komen te liggen en er- houtmonsters verzameld, onder andere door de onder en ernaast werden nu naaldhouten balken uiteinden van twee wegeringplanken van het (11 x 11 cm) gezien van hetzelfde soort als inmid- grote fragment af te zagen. Slechts twee van dels ook in BZN 2 waren aangetroffen. Ook de deze monsters konden succesvol worden geda- rol latoenkoper die in 1999 op BZN 15 was ge- teerd. Het beste monster, afkomstig van een los- borgen, oogde identiek aan een rol die op BZN 2 se balk bij punt 307, had 80 jaarringen, waarvan was gevonden. De vraag drong zich op of de 18 ringen spint plus een wankant. De kapdatum resten van vindplaats BZN 15 wellicht bij wrak werd bepaald op najaar/winter van 1640-41.273 BZN 2, bijna 150 m verderop, konden horen. Of Rekening houdend met een minimaal benodigde was BZN 15 toch een op zichzelf staand wrak, dat tijd voor transport van bos naar bouwplaats, geheel toevallig ook EB-pijpen aan boord had wateren en verwerken werd de bouwdatum voor gehad? het schip daarmee voorlopig bepaald op circa In 2002 werd de situatie opnieuw opgenomen, 1643-1650. waarbij een klein aanvullend onderzoek is uitge- voerd. Bij elkaar is gedurende zeven dagen bijna Latere inspecties 83 uur onder water gewerkt. Rond het pakket In 2000 is gedurende één tij een inspectie uit­ smeedijzer en in het concretiegebied had enige gevoerd. Over het geheel genomen had geen uitspoeling plaatsgevonden, wat kansen bood duidelijke verdieping plaatsgevonden. De zand- voor nieuwe waarnemingen. Het (enige) samen- vlakte bovenop was overal 11 - 11,6 m en tegelij- hangende fragment scheepsconstructie was niet kertijd was het in de geul maximaal 14,8 m diep noemenswaardig verder uitgezand, maar lag nu (± HW). In het meest zuidelijke deel van de vind- wel aan de bovenkant grotendeels vrij van zand. plaats, met de vele concreties en de gietijzeren Besloten werd het fragment nogmaals, maar nu ketels, werd één van de 2,5 m lange concreties in één keer in zijn geheel te tekenen, voordat het nu aan een omhoogstekende tap definitief her- definitief in de oprukkende geul zou verdwijnen kend als kanon. Overal in dit gebied lagen EB- en ook de gebieden rond het smeedijzer en de pijpen, soms compleet met stelen tot 38 cm concreties met ketels nader te onderzoeken. Met lang. De stellige indruk was dat dit dan toch een airlifts werd het constructiefragment rondom 273 RING rapportage, november 1999. originele vindplaats van de EB-pijpen op het verder vrijgezogen, om te zien of het dieper in 274 Zie hoofdstuk BZN 2, p. 124. Pas bij het Burgzand moest zijn. Inmiddels was echter ook het zand doorliep. Ook rond het smeedijzer en in graven van proefsleuven op wrak BZN 2 in 2001 kon met zekerheid worden wrak BZN 2 voor de eerste keer onderzocht en het concretiegebied werd gezocht of daar vastgesteld dat EB-pijpen tot helemaal ook daar was een grote dichtheid aan EB-pijpen scheeps­constructie onder lag, maar dat bleek onderin de stratigrafie aanwezig waren en met zekerheid ook (!) bij dit wrak geconstateerd.274 Om de zaak nog verder te allemaal niet het geval. Kennelijk lagen beide hoorden. 316 —

Afb. 18.3 Het enige deel van de scheepsconstructie dat nog samenhang vertoonde.

vondstconcentraties met ijzer gewoon midden lemaal bij elkaar hoorden, was nog niet duidelijk. op het zand, alsof ze uit een scheepsromp waren In 2004 werd gedurende één tij een inspectie ‘gemorst’. uitgevoerd. Over het geheel genomen was weer Direct onder het smeedijzer werden weer rollen meer zand verdwenen. Het fragment scheeps- latoenkoper en vurenhouten balkjes van 11 x 11 constructie lag helemaal vrij en deels zelfs on- cm aangetroffen. Van de bekapte boomstronk derslepen, het zat niet meer al te stevig in ver- die naast het smeedijzer lag, kon nu worden band en het hout was overal zwaar aangetast. vastgesteld dat het een complete stam was met De noordelijke geul was duidelijk aan het verdie- een doorsnee van 28 cm en tenminste 5 m leng- pen en zuidwaarts aan het opschuiven. De bult te. Mogelijk was deze als lading aan boord ge- smeedijzeren staven was niet verder vrij­ weest. In het concretiegebied zijn negen com- gespoeld en ook in het concretiegebied was de plete en vier incomplete ketels gezien. De ketels toestand ongeveer gelijk als voorheen. hebben alle een bolle buik met telkens drie of Ook in 2005 werd gedurende één tij geïnspec- vier ijzeren standvoeten. De afmetingen varië- teerd. Over de hele site was de bodem herken- ren, maar op hoofdlijnen zijn een klein (diameter baar verdiept, waarbij nu ook de drie vondstcon- 34-37 cm, hoogte 28-35 cm), middelgroot (42-43 centraties flink waren uitgespoeld. In zuid lag bij 40-42 cm) en groot type (48-53 bij 53-56 cm) het concretiegebied soms wel 50-60 cm hoog te onderscheiden. vrij. Ook het pakket smeedijzer stak nu tamelijk Meer en meer werd duidelijk dat het op deze lo- hoog uit de bodem. Als derde kern lag ook het catie niet ging om een compleet scheepswrak, fragment scheepsconstructie in noord ruim- maar om de bij een scheepsramp verloren lading schoots vrij. Toen we het in 1999 wilden tekenen, van diverse ijzeren producten met daarnaast een moest flink wat zand worden weggewapperd en enkel samenhangend constructiedeel en veel eigenlijk lukte dat toen nog niet echt voldoende. verslagen scheepshout. Vooral rond het smeedij- Nu was de constructie volledig toegankelijk en zer en in het concretiegebied werden ook ballast- deels zelfs onderspoeld en was het verder uit stenen gevonden, maar altijd verspreid in een elkaar aan het vallen. De geul liep inmiddels af dunne laag. Of hout, lading en ballaststenen al- tot ruim 17 m diepte. Zo diep was het hier eerder 317 —

Afb. 18.4 Twee kanonnen en vier gietijzeren ketels in het concretiegebied. nog niet gezien, ook niet bij hoogwater. Daar steen. Veertien vondstnummers (17%) zijn uitge- beneden lag overal los hout en wat aardewerk geven voor in totaal ruim 200 kleipijpen. Op een op de bodem. enkele uitzondering na waren het allemaal EB- Sinds 2005 zijn op wrak BZN 15 geen waar­ pijpen (zie hiervoor p. 132 in het hoofdstuk over nemingen meer gedaan. wrak BZN 2). Er zijn overigens nog heel veel EB- pijpen op het wrak achtergebleven, vooral in het gebied waar veel concreties lagen. Tien num- 18.4 Vondsten mers (12%) zijn gereserveerd voor hout, zoals de monsters voor datering, een monster vurenhou- ten balk, tondelen, en dergelijke. In één zaad- In totaal zijn voor wrak BZN 15 84 vondstnum- monster is hennep (Cannabis sativa) gevonden, mers uitgeschreven. Om een ruwe indruk te ge- een product dat in grote hoeveelheden uit het ven van de samenstelling: in 25 gevallen (30%) Oostzeegebied is geïmporteerd, onder andere betrof het vooral roodbakkend aardewerk, met voor het slaan van touw (zeil werd vaak vervaar- wat ander materiaal als majolica ertussen. Bij digd van in Nederland verbouwde hennep).276 twee nummers ging het om steengoed (2,4%). Aardig was de vondst van een peillood (FBP- Aardewerkspecialist Piet Kleij spreekt van een 409), een navigatie-instrument dat vanwege zijn typisch Nederlands complex gebruiksaardewerk, onvergankelijke aard vaker op wrakplaatsen dat hij dateert in het laatste kwart van de 17de of wordt aangetroffen. Drie keer (3,6%) zijn één of het begin van de 18de eeuw.275 Bij zes vondst- meer rollen latoenkoper ingeschreven. Ze zijn nummers (7%) betrof het (gele) baksteen, maar vergeleken met de rollen uit wrak BZN 2, waarbij er is geen herkenbare context gevonden, zoals geen verschil werd geconstateerd. Twee num- 275 Piet Kleij, Verslag ceramiekdeterminatie een oven of een partij als lading/ballast. Vijf mers (2,4%) zijn uitgegeven voor glas van kel- FBP (tweede versie), december 2004. nummers (6%) zijn monsters natuurlijke ballast- derflessen; één had nog een tinnen dop en was 276 Leenstra 2011, 31-42, aldaar 34. 318 —

zeer vergelijkbaar met de kelderflessen uit BZN 2. schouwd worden als lading. Rond deze clusters Vondst FBP-480 was mogelijk een griffel (schrijf­ is ook enig vondstmateriaal aangetroffen dat bij stift). het nauwelijks 150 m verderopgelegen wrak Overzien we het materiaal als geheel, met inbe- BZN 2 lijkt te horen. Het zijn de kleipijpen met grip van datgene dat niet is verzameld, zoals het hielmerk EB, die op beide posities zo diep in de smeedijzer en de grote partij ketels, dan lijkt het stratigrafie zijn gevonden, dat beide posities afkomstig uit het Oostzeegebied. Er zijn enkele beschouwd worden als een oorspronkelijke duidelijke overeenkomsten met de vondsten uit vindplaats. Andere vondsten die op beide loca- wrak BZN 2, dat ook een lading uit het ties identiek waren, waren de rolletjes latoen­ Oostzeegebied aan boord had. koper, de vurenhouten balkjes en ook de kelder- fles met tinnen dop. In beide wrakken (BZN 2 en BZN 15) is een boomstam gevonden met sporen 18.5 Algemeen beeld en datering van bewerking (schillen en bekappen). BZN 2 had zijn lading waarschijnlijk ingenomen in het Oostzeegebied en ook voor de ijzeren producten Op deze vindplaats liggen over een tamelijk op de locatie van BZN 15 is dat het meest voor groot oppervlak verspreid (circa 30 x 40 m) vrij- de hand liggende herkomstgebied. De bouw van wel alleen volkomen uiteengeslagen resten BZN 2 is echter bepaald op circa 1662-1665, wat scheepsconstructie en enige partijen lading. een gat oplevert van omstreeks 20 jaar met de Feitelijk zijn te weinig (intacte) resten van ingeschatte bouwdatum van BZN 15. Dat is ech- scheepsconstructie of ander vondstmateriaal ter geen absoluut gegeven en kan niet gelden als gevonden om te kunnen denken aan een afzon- doorslaggevend bewijs dat de scheepsresten van derlijk scheepswrak. Eerder moet er rekening BZN 15 niet kunnen horen bij wrak BZN 2; daar- mee worden gehouden dat dit fragmenten zijn voor zijn te weinig (dendro)gegevens verzameld. van een wrak waarvan het grootste deel ergens Het is overigens wél uitgesloten dat de vind- verderop terecht is gekomen. Of liggen op deze plaatsen BZN 2, BZN 14 en BZN 15 allemaal on- plek misschien zelfs de resten van twee scheeps- derdeel zijn van één en hetzelfde wrak, want wrakken door elkaar? Het enige enigszins intacte BZN 2 en BZN 14 zijn in ieder geval afzonderlijke fragment scheepsconstructie (circa 10 x 4,5 m) wrakken. Immers, op beide wrakken zijn een was een stuk boord ter hoogte van een eerste kielbalk, een zaathout en een vrijwel complete dek. Ondanks herhaaldelijk zoeken, ook met de achtersteven aangetroffen. airlift, is geen enkel ander samenhangend frag- ment van betekenis gevonden. We hebben hier- Datering ondergang boven gezien dat al dat scheepshout slechts Er zijn verschillende aanknopingspunten voor de twee geslaagde jaarringdateringen heeft opgele- datering van de ondergang van dit schip – als er verd: één met een kapdatum in najaar/winter tenminste sprake is van één schip dat hier is ver- 1640-41, de ander met een kapdatum na 1638 gaan. Het bij BZN 15 gevonden complex aarde- AD ± 6. Afgaande op deze twee resultaten zou werk is gedateerd in het laatste kwart van de het schip op zijn vroegst gebouwd kunnen zijn in 17de of het begin van de 18de eeuw (zie boven); de periode 1643-1650. Van het slechts 40 m ver- de EB-pijpen moeten tussen 1660-1675/1680 deropgelegen wrak BZN 14 is de bouwdatum gedateerd worden.277 Vanwege de onduidelijk­ geschat op circa 1650-1660. Op basis van alleen heden met betrekking tot de context van deze deze gegevens zou het scheepshout van BZN 15 positie stellen we het tijdstip van ondergang – of zeer wel onderdeel kunnen zijn van wrak BZN 14. liever: de vorming van het vondstcomplex – met Van het vondstmateriaal noemen we als belang- enige marge op tweede helft 17de eeuw. Het 277 J.A. den Brave, EB pijpen. Inzicht in het rijkste elementen een pakket smeedijzeren sta- staat immers niet eens vast of de gevonden pijpmakersbedrijf Bird (1630-1683), ven en een partij gietijzeren ketels van diverse (bachelorscriptie student archeologie stukken scheepsconstructie en de los op het UvA 2003); zie ook p. 132 - 134. afmetingen. Dit waren er zoveel dat ze be- zand liggende partijen ijzer bij elkaar hoorden. 319 —

18.6 Tot slot

Na de waardestellende onderzoeken in 1999 en 2002 is ervoor gekozen om BZN 15 als niet-be- houdenswaardig te bestempelen. De belangrijk- ste motivatie daarvoor was dat hier geen veel- omvattend vondstcomplex aanwezig was en het voornamelijk om uit elkaar geslagen scheeps- constructie ging. In de nabije omgeving liggen enkele andere vondstcomplexen, waar, rekening houdend met de schaarse middelen, eerder vol op zou moeten worden ingezet. Wel moet wor- den gewezen op het potentiële onderzoeks­ belang van het aangetroffen vondstmateriaal, bijvoorbeeld voor vragen over 17de-eeuwse ijzerproductie en -handel. 320 — 321 19 Wrak Burgzand Noord 16 — (BZN 16)

19.1 Administratieve gegevens 278

Werknaam wrak/alias BZN 16 (geen alias).

Archisnummer 47098

Melder en datum vondst en/of Ontdekt door NISA-duikteam, 20 augustus 2002, op basis van sidescan sonarkartering melding door Rijkswaterstaat (april 2002). Schriftelijk bij Archis gemeld door A.B.M. Overmeer op 28 mei 2003.

Positie, geografisch en RD N 53º 02.93’ O 4º 56.00’ (WGS 84); X = 124.568, Y = 562.537

Begrenzing voor Archis (30 x 20 m) NW X=124.550, Y=562.545; NO X=124.580, Y=562.545 ZW X=124.550, Y=562.525; ZO X=124.580, Y=562.525

Diepte, min. en max. Circa 9-10 m (bij LW).

Typering Fragment vlak of boord van circa 5,5 m lengte.

Datering bouw Onbekend, 17de-18de eeuw.

Datering ondergang Onbekend, 17de-18de eeuw.

Vondsten in collectie Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie.

Onderzoek door archeologisch Waardestellend onderzoek met oppervlaktekartering in 2002 (20/8, 26/8). duikteam ROB/NISA (jaar/duikdag):

Advies Archeologische Waarde Het fragment wrak is niet behoudenswaardig.

Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Nvt Herinneringswaarde Nvt

Fysieke kwaliteit Gaafheid 1 Conservering 1

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1 Informatiewaarde 1

Ensemblewaarde Nvt

Representativiteit 1

Bescherming Geen afdekking aangebracht.

Bedreigingen Ernstig erosieve natuurlijke en antropogene processen.

Documentatie - Velddocumentatie en onderzoeksdocumentatie NISA-duikteam (in Nationaal Depot voor Scheepsarcheologie, Lelystad).

Ongepubliceerde rapportages door - RING-rapport, oktober 2002. derden

Literatuur Wrak BZN 16 is gezien het geringe belang zelden expliciet genoemd in de diverse ver- slagen over het Burgzandproject, de gebruikte methoden en technieken en het ver- 278 Voor enkele algemene opmerkingen haal over de degradatieprocessen. Expliciete vermelding is alleen gebeurd in: over de administratieve gegevens, de werknaam, het alias en de waarderings­ - Vos, Arent, ‘Waddenzee * Burgzand (maritieme archeologie)’, Archeologische Kroniek systematiek zie hoofdstuk BZN 2, eerste Noord-Holland 2005, 38e jaargang 2006, 48-49. vier noten. 322 —

Afb. 19.1 Tekening uit het duikrapport. Meer dan dit fragment lag er niet op deze vindplaats. 323 —

melen voor de datering. Langs de westrand en 19.2 Beschrijving van de vindplaats de oostrand werd de constructie vrijgezogen en zo konden drie monsters uit de constructie wor- den geborgen, alle drie afkomstig van inhouten. Op dinsdag 20 augustus 2002 was het NISA- duikteam mogelijke nieuwe posities aan het af- duiken, die waren uitgekozen op basis van een 19.3 Vondsten sidescan sonarkartering door Rijkswaterstaat eerder dat jaar. De eerste positie van de dag had niets opgeleverd, maar het tweede ‘target’ (po- Behalve de houtmonsters zijn er geen vondsten sitie 7.tif-RWS 2002) bleek wel een deel van een gezien en dus ook niet verzameld. historische scheepsconstructie te zijn. Het frag- ment en de omgeving werden verkend tot op een afstand van circa 30 m in de omtrek. Het 19.4 Algemeen beeld en datering stuk scheepsconstructie bleek het enige dat aan- wezig was en was zo klein, dat het direct is gete- kend en gewaardeerd. Het had een lengte van Datering bouw 5,4 m en lag vrij uit het zand over een breedte Hoewel er twee veelbelovende houtmonsters wa- van maximaal 1,6 m. De oriëntatie van het stuk ren genomen met respectievelijk 122 en 89 jaar- was west-oost, waarbij de constructie langs zijn ringen, kon aan de hand daarvan geen betrouw- noordgrens circa 0,6 m hoog lag uitgespoeld. bare datering worden gevonden. Het derde West en oost eindigde de sandwich van wege- monster had te weinig jaarringen en week boven- ring en spanten en (niet zichtbaar) de huid in een dien sterk af van beide andere monsters. Ook ver- breuk en in zuid verdween de bovenkant onder gelijking van de drie monsters met Franse, Engelse het zand. Het was een stuk vlak of boord, moge- en Baltische kalenders leverde niets op.279 Een lijk gebroken in de kim, waarbij de wegering om- kapdatum kon dus niet worden bepaald. hoog lag. Er waren vier of vijf wegeringgangen zichtbaar en twaalf inhouten op rij. De eiken we- Datering ondergang geringplanken waren 5 cm dik, de eiken inhou- Bij volkomen afwezigheid van vondstmateriaal ten hadden een breedte van 15-23 cm en waren kan hier niets specifieks over worden gezegd. 14 cm dik. Huidplanken zijn niet waargenomen, maar die lagen dan ook aan de onderzijde in het zand. Belangrijke constructie-elementen als kiel, 19.5 Tot slot zaathout, voor- of achtersteven zijn niet gezien, maar gezien de maten moet het fragment deel hebben uitgemaakt van een groot zeegaand Concluderend kunnen we zeggen dat het hier schip. Circa 4,5 m in zuidelijke richting lag nog een volkomen geïsoleerd liggend fragment vlak een inhout los op het zand. Aan de buitenkant of boord betreft van een groot zeegaand schip. van de inhouten kon worden vastgesteld dat het Bouw, gebruik en ondergang zijn geen van alle te een gladboordige constructie was. De top van de bepalen, maar op basis van algemene kenmer- wegering lag op 9,2 m diepte (± LW). De boven- ken is een datering in de 17de of 18de eeuw kant van de wegeringgangen was zwaar aange- waarschijnlijk. Op basis van de waargenomen tast door paalworm en de planken waren flink kenmerken is niet te zeggen of het bij één van de begroeid met zeepokken. In en onder de noord- andere elf wrakken in het projectgebied hoort, kant van het fragment lag een bult visnet dat laat staan bij welke. Omdat er andere, meer volledig in het fragment was vastgetrokken. complete wrakresten in de omgeving liggen, is Een paar dagen later werd nogmaals op de vind- dit restant niet behoudenswaardig geacht. plaats gedoken, nu om houtmonsters te verza- 279 RING-rapport, oktober 2002.

325 Begrippenlijst —

De belangrijkste constructie­ 1 kiel 13 wegering van de zijden delen van een schip in een 2 zandstrook (VY) of kielgang (W) 14 dekbalk van het eerste dek dwarsdoorsnede ter hoogte 3 huidgangen van het vlak 15 dekknieën van het grootspant (ook wel 4 legger (VY) of buikstuk (w) 16 dekbalk van het tweede dek middelspant (VY) of meesterrib 5 buikstukken (VY) of zitters (W) 17 watergang of gangboord (W)) 6 huidgangen van de kimmen (VY) of watergang of 7 oplangers lijfhout (W) VY = benaming volgens Van Yk 8 zaathout (VY) of kolzem (W) 18 schaarstokken W = benaming volgens Witsen 9 kimwegers 19 berghouten 10 wegering van het vlak 20 vullinggangen 11 stutten 21 huidicht (W) 12 balkwegers 22 verschansing 326 —

Balkweger: extra zwaar uitge­ voerde weger met sponningen in de bovenkant, waar de dek­ balken in geplaatst worden.

Betonning: het met behulp van markeringen (tonnen, boeien of bakens) aangeven van vaar­ wegen in relatief ondiep water.

Boord: zijkant van een schip.

Concretie: een rond ijzeren ob­ jecten ontstane verkitting van corrosieproducten van het ijze­ ren object met zand, schelpen, stenen, e.d. waarin vaak ook objecten van andere materiaal­ soorten ingesloten kunnen zijn geraakt. De ijzeren objecten zelf kunnen volledig zijn ver­ Galjoen gaan, maar hebben dan vaak in het binnenste van de concretie Dubbeling: een tweede laag GPS: Global Positioning een holle ruimte nagelaten met planken, vaak van een goed­ System. Een plaatsbepalings­ alle uiterlijke kenmerken, vaak kope en lichte houtsoort als systeem dat werkt met satel­ zeer gedetailleerd, van het ori­ grenen en bedoeld als bescher­ lieten in een baan om de aarde. ginele object. Mits voorzichtig ming van de scheepshuid tegen In de tijd dat om militaire rede­ aangepakt, kunnen de originele o.a. paalworm. nen nog een opzettelijke ‘mis­ vormen met afgietsels driedi­ wijzing’ werd uitgezonden, mensionaal worden vastgelegd. Galjoen: uitbouw van de moest voor een beter resultaat scheepsromp, die zich bevindt worden gewerkt met DGPS, i.e. Dagzomen: vrij liggen aan het vóór de voorsteven. Differential GPS, met naast sa­ bodemoppervlak. Op dagzo­ tellieten ook walstations met mende delen constructie en Galjoensknie: onderdeel van een goed bekende positie. lading kunnen, zonder te hoe­ de constructie van het galjoen. ven graven, waarnemingen en Grootspant: ook wel meester- interpretaties worden gedaan. Galjoenslegger: onderdeel van rib genoemd. Spant waar het de constructie van het galjoen. schip haar grootste breedte Draaispanten: een bepaald heeft. Dat is een belangrijk ge­ type spanten, die geplaatst Gidsfossiel: in het jargon van geven bij het ontwerp- en (kunnen) worden in voor- en het archeologisch duikteam bouwproces en bij de opdracht achterschip. Het zijn halve werden daarmee artefacten voor een nieuw schip werden spanten die niet over de hele aangeduid aan de hand waar­ altijd ten minste de gewenste breedte van het schip doorlo­ van we verwachtten conclusies lengte, breedte en holte opge­ pen, maar tegen het slemphout te kunnen trekken over date­ geven. Volgens allerlei vuistre­ (een verhoogde constructie bo­ ring, functie, nationaliteit en gels konden de scheepsbou­ ven de kiel) bevestigd worden. herkomst of bestemming. wers dan vorm en overige afmetingen bepalen. 327 —

Hakkebord: bovenkant van de Kattespoor: verzamelnaam Lengte: in de scheepsbouw zijn spiegel of achtersteven van een voor alle inhouten op de wege­ verschillende lengtebegrippen schip; vaak voorzien van ver­ ring, die samen extra dwars­ in omloop. In dit boek wordt siering. scheeps verband vormen, steeds gedoeld op de ‘lengte waarmee oorlogsschepen of over de stevens’. Andere leng­ Hougrond: (zee)bodem ge­ ook wel oude verzwakte han­ tebegrippen zijn bijvoorbeeld schikt om te ankeren. delsschepen verstevigd werden de ‘lengte over alles’, of de (zie kadertekst p. 164). ‘lengte op de waterlijn’. Wellicht Huid: de huid of buitenhuid zit enigszins arbitrair hanteren we op de buitenkant van de span­ Kimweger: de extra dikke we­ in ons begrippenapparaat voor ten en sluit de scheepsromp ger in de kim van een schip een klein zeegaand schip een (mits goed gebreeuwd) aan de (waar het vlak overgaat in de lengte over de stevens van 15- buitenzijde af tegen het water. boorden). 25 m, voor een middelgroot De huid wordt gevormd door zeeschip 25-35 m. Een lengte gangen en planken. Gangen en Konstabelskamer: verblijfs­ over de stevens van 35-45 m planken zijn langsscheepse ruimte van de officier, die ver­ staat voor een groot zeegaand constructiedelen; een gang is antwoordelijk was voor de be­ schip. Veel groter dan 45 m samengesteld uit één of meer wapening aan boord. bouwden de Nederlanders in de in elkaars verlengde liggende 17de eeuw niet en we spreken planken. Krabben (van anker): het sle­ dan al over schepen van het pen van het uitgeworpen anker formaat van het VOC-retour­ HW en LW: staat voor respec­ over of door de bodem, zonder schip de Batavia of het vlaggen­ tievelijk ‘hoog water’ en ‘laag dat het ergens houvast krijgt. schip van Michiel de Ruyter, De 7 water’, beide uiterste momen­ Provinciën. De term ‘zeer groot ten cq waterstanden in de ge­ Kropstuk: dwarsscheeps ver­ schip’ zouden we waarschijnlijk tijdencyclus met eb en vloed. bindingsstuk in voor- en ach­ moeten hanteren voor de gro­ terschip tussen de steven en de tere Engelse of Franse oorlogs­ Inhout: meerdere inhouten constructie aan weerszijden. schepen uit die tijd, maar die vormen samen een spant. Zie zijn in onze wateren tot nog toe Spanten. Kuil: open gedeelte van het niet aangetroffen. bovenste doorlopende dek, Kardoesprikker: gereedschap tussen het bakdek voor en het Lijfhout: eerste gang van een van de kanonnier bij het bedie­ halfdek achter. dek, aan de binnenkant van de nen van zijn geschut. Met de wegering langs de boorden. prikker wordt de in de ka­ Las: verbinding tussen twee Deze langsscheepse construc­ nonsloop geplaatste ‘kardoes’ samenstellende delen van een­ tie-elementen zijn meestal met kruit aangeprikt. zelfde constructie-element. Zo zwaarder uitgevoerd dan de vindt men bijvoorbeeld lassen gewone dekplanken, zijn enigs­ Katterug: het voor en achter tussen de samenstellende de­ zins ingelaten in de dekbalk-/ uitzakken van een schip door len van een kiel, een zaathout, dekkniecombinaties en bevat­ de relatief zware boeg- en ach­ de huid- en wegeringgangen ten sponningen voor halfdeks­ terpartij. en de spanten. In de houten balken en/of voor de naastlig­ scheepsbouw werden diverse gende dekplank. Ze zijn dus soorten lassen gebruikt. goed herkenbaar en kunnen een belangrijke aanwijzing vor­ men voor waar men zich in het scheepswrak bevindt. 328 —

Loefwaarts: in de richting waar Rolpaard: affuit voor een de wind vandaan waait; tegen­ scheepskanon, meestal in de overgesteld van lijwaarts, waar vorm van een houten karretje de wind naartoe waait. op vier houten wielen (ook wel rampaard). Nitrox: ademgas, waarbij een deel van de stikstof wordt ver­ Rust: zwaar houten construc­ vangen door zuurstof. Het be­ tiedeel tegen de buitenkant oogde effect is vooral dat een van een schip, dat ertoe dient duiker langer onder water kan om de touwen van het want blijven en toch niet of minder meer spreiding te geven. lang genoodzaakt is tot het maken van decompressiestops Schieten (van een steng): ma­ ter voorkoming van de gevaar­ noeuvre waarbij de steng van lijke decompressieziekte. een mast wordt neergelaten.

Nultijd: tijd die een duiker Schuifstangkogel: type ka­ heeft om onder water te ver­ nonskogel, speciaal bedoeld blijven zonder noodzaak tot om schade aan de tuigage van decompressie alvorens weer een vijandelijk schip toe te op te kunnen stijgen naar de brengen. oppervlakte.

Overnaads: bouwwijze van de scheepsromp waarbij de huid­ planken met de naden dakpans­ gewijs over elkaar bevestigd worden. Daarnaast onder­ scheiden we ‘gladboordig’.

Ra: rondhout op dwarsgetuigde schepen om de zeilen te dragen.

Rantsoenhout: deel van het spantwerk van de spiegelcon­ structie van een schip. Het be­ paalt de breedte en buitenste Roerhaken aan het roer (‘Stier’) vorm van het achterschip. Roerhaak: roerhaken en vin­ Rekenpenning: penning ge­ gerlingen zijn vormen van ijzer­ bruikt om met behulp van een beslag op respectievelijk roer rekenbord te kunnen rekenen. en achtersteven. Ze dienen er­ De penning nam een waarde voor het roer aan de achterste­ aan afhankelijk van het vak op ven op te hangen. De verticale het rekenbord, waar hij op ge­ pennen van de haken aan het plaatst was. Rekenpenning en roer vallen in de ronde, open rekenbord waren hulpmidde­ bussen van de vingerlingen op len voor de boekhouding. de achtersteven. 329 —

Scuba: afkorting voor Self Spinthout: het nog levende Contained Underwater deel van een boom: het be­ Breathing Apparatus, een ma­ vindt zich tussen het kernhout nier om een duiker geheel on­ en de bast. Het spinthout ver­ afhankelijk van de oppervlakte zorgt de opwaartse sapstroom van het benodigde ademgas te en dient als opslagplaats voor voorzien, met duikflessen en voedingsstoffen (zie kadertekst ademautomaten. Een andere p. 83). wijze van ademgasvoorziening is Surface Supplied Equipment SSE: afkorting voor Surface (SSE), waarbij de duiker met Supplied Equipment. Zie Scuba. een slang of een bundel slan­ gen is verbonden met de op­ Steken (van ankerlijn): het uit­ pervlakte. Hierdoor is de vieren van de ankerlijn. ademgasvoorziening theore­ tisch onbeperkt, maar de dui­ Stuurboordkimweger (verge- ker is ernstig belemmerd in lijk bakboordkimweger): zie actieradius, bewegingsvrijheid Spiegel Kimweger. en de hoeveelheid getijden­ stroom, waarmee kan worden Spiegel: in ruime zin wordt bij Straatvaarder: Straatvaart is gewerkt. Ook de aan de op­ grote schepen het hele achter­ genoemd naar de Straat van pervlakte benodigde voorzie­ vlak wel als spiegel aangeduid. Gibraltar, de nauwe zeestraat ningen zijn arbeidsintensiever Strikt genomen is de spiegel tussen het zuidelijkste puntje en kostbaarder en het geheel alleen het platte vlak aan van Spanje en het noorden van vormt een zekere belemme­ weerszijden van de achterste­ Marokko. Schepen die door de ring voor diverse takken van ven, dat aan de bovenkant Straat voeren waren grote han­ wetenschappelijk duikwerk, wordt afgesloten door de hek­ delsschepen met een lichte be­ waaronder mariene biologie balk. Daaronder liggen even­ wapening. en onderwaterarcheologie wijdig aan de hekbalk meer­ (geldt voor dieptes tot circa dere worpen en buitenom Trensen: bewerking, die even­ 30 m). definiëren twee rantsoenhou­ als ‘smarten’ deel uitmaakt van ten de halfronde vorm. Het ge­ het kleden van zwaar, geslagen Smarten: zie Trensen. heel is aan de buitenkant afge­ touwwerk voor de verstaging. sloten met planken, soms met Bij trensen wordt met dunnere Spanten: spanten zijn een geschutspoorten erin. Boven lijn de buitenkant van het dikke dwarsscheeps constructie-ele­ de spiegel bevindt zich in grote touw uitgevlakt, bij smarten ment. Ze geven in belangrijke schepen nog een hele opbouw. wordt het geheel omwikkeld mate vorm en sterkte aan de met stroken geteerd doek; het scheepsromp. Een spant is sa­ Sonar: techniek om met be­ doel van deze bewerkingen is mengesteld uit meerdere in­ hulp van geluidsgolven de zee­ verduurzaming en verstijving houten. bodem in beeld te brengen. We van de stagen. onderscheiden sidescan en multibeam sonar. Teljoor: uit hout gedraaid bord. 330 —

Uitreding: het voorzien van Verstaging: het geheel van lij­ Wegering: wegering is de bin­ een schip van alles wat nodig is nen die gebruikt worden om nenhuid van een scheepsromp. om de beoogde reis te kunnen een mast op een schip over­ De wegering bestaat uit wege­ volbrengen. eind te houden. ringgangen, die zijn samenge­ steld uit één of meer in elkaars Valling: voor- of achterwaartse Vertuien: voor anker liggen verlengde liggende wegering­ helling van de voor- of achter­ achter twee of meer ankers. planken. Wegeringgangen en steven. -planken zijn langsscheepse Vertuining: het bovenste deel constructiedelen. Vastbindselen: met een eind van de buitenhuid van het touw twee zaken aan elkaar schip. Worp: zware, dwarsscheeps en vastbinden. horizontaal over de achterste­ Vingerling: zie Roerhaak. ven geplaatste balken, die het Verhelingen: geologisch proces spantwerk van de spiegel vor­ dat zich direct voor het Vlak: de bodem van het schip. men. Zij liggen met de uitein­ Marsdiep in de Noordzee af­ den ingelaten in de rantsoen­ speelt en waarbij zich telkens Vloei: een anker bestaat in houten en bepalen de vorm opnieuw in het zuidwestkwa­ hoofdlijnen uit de schacht, een van de spiegel. drant een zandbank ontwik­ ring, een stok en de armen. kelt, die zich in de opvolgende Vloeien zijn de driehoekige Wrang: v-vormig spant in decennia met de klok mee be­ vlakken op het uiteinde van de voor- of achterschip. weegt totdat uiteindelijk de armen, waarmee het anker zich zandbank verheeld raakt met ‘ingraaft’ in de bodem. Zandstrook: de eerste, soms de zuidkant van Texel. Er heb­ extra dikke huidgang aan ben inmiddels vijf van dat soort Wankant: bastzijde van een weerszijden van de kielbalk. verhelingen plaatsgevonden. boomstam (zie kadertekst Op deze manier is het zuiden p. 83). Zundplaat: platte, loden plaat van Texel sinds de om het zundgat van een kanon Middeleeuwen kilometers Wantkloot: kogelvormig hou­ af te dekken. zuidwaarts opgeschoven. ten object met een groef in de buitenzijde om hem goed op Verjongen/verjongd: dat wil een staglijn te kunnen vast­ zeggen dat een constructiedeel bindselen en een gat in de over een bepaalde afstand ge­ lengte erdoorheen om een lijn leidelijk smaller of dunner van het lopend want door te wordt. Dat gebeurt bijvoor­ geleiden. beeld in lassen of bij huid- en wegeringplanken in voor- en achterschip. 331 Literatuurlijst —

Bakker 2012: J.A. Bakker, Brave, den, 2006: J.A. den Buisman 1996: J. Buisman, ‘Paalwormen, dijken, hunebed­ Brave, Tabakspijpen aan boord. Duizend jaar weer, wind en water in den en onze eerste monumen­ Een overzicht van de kleipijpen de Lage Landen, Deel 2: 1300-1450, tenwet.’, in: H.M. van der uit de wrakken van het onder redactie van A.F.V. van Velde, N.L. Jaspers, E. Drenth Burgzand (Waddenzee), onge­ Engelen, KNMI, (Franeker). en H.B.G. Scholte Lubberink publiceerde rapportage NISA/ (ed), Van graven in de prehistorie ROB. Buisman 1998: J. Buisman, en dingen die voorbijgaan, Duizend jaar weer, wind en water in (Leiden/Sidestone). Bremer en Schoorl 1987: Jan T. de Lage Landen, Deel 3: 1450-1575, Bremer en Henk Schoorl, onder redactie van A.F.V. van Beylen, van, 1977: J. van Beylen, Varensgasten en ander volk. Vier Engelen, KNMI, (Franeker). ‘Scheepstypen’, in: L.M. Akveld, eeuwen bedrijvigheid aan de kusten S. Hart en W.J. Hoboken (ed), van Hollands Noorden, (Schoorl). Buisman 2000: J. Buisman, Maritieme geschiedenis der Duizend jaar weer, wind en water in Nederlanden 2. Zeventiende eeuw, Brenk, van den, 2012: Seger de Lage Landen, Deel 4: 1575-1675, van 1585 tot ca 1680, (Bussum), van den Brenk, Monitoring onder redactie van A.F.V. van 11-71. scheepswrakken Burgzand Noord, Engelen, KNMI, (Franeker). Waddenzee, periode 1998-2011, Beylen, van, 1985: J. van Beylen, (Amsterdam; Periplus Buisman 2006: J. Buisman, Zeilvaart lexicon: viertalig maritiem Archeomare Rapport 11-A025). Duizend jaar weer, wind en water in woordenboek, (Weesp). de Lage Landen, Deel 5: 1675-1750, Brinck 2000: Nico Brinck, ‘The onder redactie van A.F.V. van Boven en Hoving 2009: Polish gun wreck’, Journal of the Engelen, KNMI, (Franeker). G. Boven en A. Hoving, Ordnance Society, volume 12, Scheepskamelen & waterschepen, 5-20. Cain 1983: E. Cain, Ghost ships. (Zutphen). Hamilton and Scourge: historical Brink, van den, en Werner treasures from the war of 1812, Boomgaard 1984: 1989: Paul van den Brink en Jan (Berkshire). J.E.A. Boomgaard, Holland in Werner, Gesneden en gedrukt in de kaart en prent, (Knokke). Kalverstraat. De kaarten- en atlas- Cederlund 2003: Carl Olof sendrukkerij in Amsterdam tot in de Cederlund (ed.), Moss Newsletter. Boon 2002: A.R.Boon, Quick- 19e eeuw, (Utrecht). Theme: Burgzand Noord 10 scan studie naar de effecten van 4/2003. bodemberoerende visserij op de Bruijn, Gaastra, Schöffer en bodemfauna in de Voordelta, Van Eyck van Heslinga 1979: Dale, van, 1992: Van Dale, (Expertisecentrum LNV J.R. Bruijn, F.S. Gaastra, I. Groot woordenboek der Wageningen). Schöffer en E.S. van Eyck van Nederlandse taal, 12e herziene Heslinga, Dutch-Asiatic shipping druk, (Utrecht/Antwerpen). Brave, den, 2003: J.A. den in the 17th and 18th centuries. Brave, EB pijpen. Inzicht in het Volume II Outward-bound voyages Dam, van, 1701: Pieter van pijpmakersbedrijf Bird (1630- to Asia and the Cape (1595-1794), Dam, Beschrijvinge van de 1683), ongepubliceerde ba­ (Den Haag). Oostindische Compagnie. Eerste chelorscriptie student archeo­ boek, deel 1, F.W. Stapel (ed.) logie UvA. Buisman 1995: J. Buisman, Rijks Geschiedkundige Duizend jaar weer, wind en water in Publicatiën, Grote Serie 63 (‘s- de Lage Landen, Deel 1: tot 1300, Gravenhage 1927). onder redactie van A.F.V. van Engelen, KNMI, (Franeker). 332 —

Dam 1701: Pieter van Dam, Green 1977: J.N. Green, Hilster, de, 2011: Nicolàs de Beschrijvinge van de Oostindische Australia’s oldest wreck. The histo- Hilster, ‘The hoekboog (double Compagnie. Eerste boek, deel 2, rical background and archaeologi- triangle): a reconstruction’, F.W. Stapel (ed) Rijks Geschied­ cal analysis of the wreck of the Scientific Instrument Society kundige Publicatiën, Grote Engish East India Company’s ship Bulletin nr. 8 (2011) 20-33. Serie 68 (‘s-Gravenhage 1929). Trial, lost off the coast of Western Australia in 1622, BAR Hocker 2006: Fred Hocker Dienst der Hydrografie, kaart­ Supplementary Series 27, (ed.), Vasa I. The archaeology of a blad 1811.3: Koninklijke Marine/ (Oxford). Swedish warship of 1628, Dienst der Hydrografie, (Stockholm). Hydrografische kaart voor kust- en Green 1989: J.N. Green, The loss binnenwateren 1811, Waddenzee of the Verenigde Oostindische Hollstein 1980: E. Hollstein, (westblad) en aangrenzende Compagnie retourschip Batavia, Mitteleuropäische Eichen­ Noordzeekust, kaart 1811 blad 3, Western Australia 1629. An excava- chronologie (Mainz am Rhein). (Den Haag, gebruikte editie tion report and catalogue of arte- 2001). facts, BAR International Series Holk, van, 2009: A. van Holk, 489, (Oxford). ‘De bakens verzet. Maritieme Duikteam Caranan 1988: archeologie in Nederland in Duikteam Caranan, Het wrak op Green 1990, 2004: J. Green, een stroomversnelling?’, de Pannenplaat (Harlingen). Maritime archaeology. A technical Tijdschrift voor Zeegeschiedenis handbook, (Amsterdam etc., 1st 2009-2, 12-23. Duinkerken 2004: Lilo edition 1990, 2nd edition Duinkerken, Onderzoek aan 2004). Horst, van der 2003: Agnes van opgedoken archeologisch tex­ der Horst, ‘Franciscus Hemony tiel, ongepubliceerd stagever­ Greenpeace 2004-3: Special me fecit. Scheepswrak geeft na slag studente textielrestaura­ Noordzee. Greenpeace Magazine, 350 jaar splinternieuwe luid­ tie, Nederlands Textielmuseum 26e jaargang 2004-3. klok prijs’, Tijdschrift oude mu- Tilburg, NISA/ROB. ziek, 4-2003, 2-5. Habermehl 2000: Nico Erfgoedbalans 2009: Habermehl, Scheepswrakken in de Hurst, Neal en Van Beuningen Rijksdienst voor het Cultureel Waddenzee (1500-1900), 1986: John G. Hurst, David S. Erfgoed, Erfgoedbalans 2009. (Lelystad). Neal, H.J. E. van Beuningen, Archeologie. Monumenten en cul- Pottery produced and traded in tuurlandschap in Nederland, Hart 1977: S. Hart, north-west Europe 1350-1650, (Amersfoort). ‘Scheepsbouw’, in: L.M. Akveld, Rotterdam papers VI, S. Hart en W.J. Hoboken (eds.), (Rotterdam). Gelder, van, 2008: R. van Maritieme geschiedenis der Gelder, Zeepost. Nooit bezorgde Nederlanden 2. Zeventiende eeuw, Jager, de, en Kikkert 1998: brieven uit de 17de en 18de eeuw, van 1585 tot ca 1680, (Bussum), Cornelis de Jager en Willem J. (Amsterdam/Antwerpen). 72-77. Kikkert, Van het Clijf tot Den Hoorn. De geschiedenis van het zui- Gijsbers, Koehler, Morel 2010: Heslinga, de Klerk, Schmal, den van Texel, van de oudste tijden Wilma Gijsbers, Laura Koehler Stol, Thurkow 1985: M.W. tot de verwoesting van Den Horn en en Jaap Morel, ‘Licht aan boord’. Heslinga, A.P. de Klerk, H. het ontstaan van Den Hoorn, (Den Verlichtingsobjecten uit het Schmal, T. Stol en A.J. Thurkow, Burg). Nationaal Scheepsarcheologisch Nederland in kaarten. Verandering Depot, (Lelystad). van stad en land in vier eeuwen car- tografie, (Ede/Antwerpen). 333 —

Kleij 1991a: Piet Kleij, Kuijper en Manders 2011: Wim Lehr 2003: André Lehr, ‘Een Onderwaterarcheologie rond Texel. Kuijper en Martijn Manders, Hemony-klok uit de Wadden­ Een schatkamer onder de zeespie- ‘Coffee, cacao and sugar cane zee in het Nationaal Beiaard­ gel, (Stichting Texels Museum, in a shipwreck at the bottom of museum’, Klok en klepel, maart ). the Waddenzee, the Nether­ 2003, 5-6. lands’, in: Corrie Bakels en Kleij 1991b: Piet Kleij, Van Hans Kamermans (eds.), Lückers 2002: Jeroen Lückers, Texelstroom VI tot Vogelzand Analecta Praehistorica Leidensia Houtdeterminatie als middel VII. Archeologische streekin­ 41, 2009 (Leiden, verschenen in tot reconstructie van de reis ventarisatie westelijke 2011), 73-86. van een 18e eeuws schip, het Waddenzee (in 1990-1991 bij BZN-4 wrak, ongepubliceerde Texelse duikers verzamelde ge­ Kvarning en Ohrelius 2002: scriptie student Bos- en gevens over 13 wrakken; onge­ L.-Å. Kvarning en B. Ohrelius, Natuurbeheer (Wageningen publiceerde rapportage). The Vasa. The royal ship, Universiteit, SHR-hout re­ (Stockholm). search, NISA/ROB 2002). Kleij 1997: Piet Kleij, ‘The iden­ tification of a ship’s place of Laarman en Lauwerier 2006: Maarleveld 1982: Th.J. departure with the help of ar­ F.J. Laarman en R.C.G.M. Maarleveld, 1981 Een jaar archeo- tefacts’, in: Mark Redknap, Lauwerier, Bot uit scheepswrakken logie in Nederlandse wateren, Artefacts from wrecks. Dated as- in de Waddenzee (16e-18e eeuw), (Rijswijk). semblages from the Late Middle RAM 132, (Amersfoort). Ages to the Industrial Revolution, Maarleveld 1984: Th.J. Oxbow Monograph 84, Land, van der, 1985: J. van der Maarleveld, 1983 Derde jaar ar- (Oxford), 181-190. Land, ‘De conservering en res­ cheologie in Nederlandse wateren, tauratie van een 17e-eeuwse (Rijswijk). Kottman 2010: Jaap Kottman, schoen en een bijbelomslag’, ‘Soo langh daer wat in is. De Jaarverslag onderafdeling Maarleveld 1988: Th.J. geschiedenis van de vroegmo­ scheepsarcheologie 1985, Maarleveld, ‘Texel-Burgzand derne wijnfles in onze streken’, (Lelystad), 28-30. III: een scheepswrak met be­ Vormen uit vuur, Nederlandse wapening’, in: W.A. van Es, H. Vereniging van Vrienden van Leenstra 2011: Menno Sarfatij en P.J. Woltering (eds.), Ceramiek en Glas, 2010/2-3, Leenstra, ‘”Hollands canefas”. Archeologie in Nederland. De rijk- 50-71. Onderzoek naar 17e-eeuwse dom van het bodemarchief, zeildoektechnologie ten be­ (Amsterdam/Amersfoort), 189- Kuijper en Manders 2003: hoeve van de tweede generatie 191. Wim Kuijper en Martijn zeilen voor de Batavia’, in: Arent Manders, ‘South American Vos en Aryan Klein, Batavia Maarleveld 1993: Th.J. Palm Seeds (Orbignya sp.) in Cahier 6. De inrichting van een Maarleveld, ‘Aanloop Molengat Dutch Shipwrecks’, Oostindiëvaarder, (Lelystad), of lading als aanleiding’, in: R. Environmental Archaeology 8, 31-42. Reinders en A. van Holk, 2003, 185-187. Scheepslading. Inleidingen gehou- Leewis 1979: Rob Leewis, den tijdens het zesde Glavimans ‘Loodballast als archeologisch symposion Rotterdam, april 1992, materiaal’, Duiksport 1 (nr. 4). (Groningen), 32-43. 334 —

Manders 2002: M. Manders, Onderwatersport oktober Rålamb 1691: Ake Clason ‘Medemblik * Scheepshelling’, 2010: ‘Stop de sloop’, Onder­ Rålamb, Skeps byggerij eller adelig in: W. Blazer/J. Roefstra (eds.), watersport. Magazine voor duikend öfnings Tionde tom, (Stockholm). Archeologische kroniek van Holland Nederland, oktober 2010, 48-53. over 2001, I Noord-Holland, Saunders 1962: R.Saunders, Holland 34, 33-34. Overmeer 2004: Alice The raising of the Vasa. the rebirth Overmeer, ‘Jan Huigen op be­ of a Swedish galleon, (Londen). Mc Grail 1982: S. McGrail, zoek bij het NISA’, Korte ‘Maritime archaeology present Berichten ROB, 09-02-2004. Schoorl 1999: H. Schoorl, De and future’, in: S. McGrail (ed.), convexe kustboog Texel – Vlieland Aspects of maritime archaeology Puype 1985: Jan Piet Puype, – Terschelling. Bijdragen tot de ken- and ethnography. Papers based on Proceedings of the 1984 trade gun nis van het westelijk Waddengebied those presented to an international conference. Volume I. Dutch and en de eilanden Texel, Vlieland en seminar held at the university of other flintlocks from seventeenth Terschelling. Deel 1 Het westelijk Bristol in march, 1982, (London), century Iriquois sites, (Rochester, Waddengebied en het eiland Texel 11-40. New York). tot circa 1550, (Schoorl).

Moolhuizen 2011: Cornelie Reinders 1982: R. Reinders, Sigmond 1989: J.P. Sigmond, Moolhuizen, ‘Shipping pepper. Shipwrecks of the Zuiderzee, Nederlandse zeehavens tussen 1500 Examining botanical contents Flevobericht 197, (Lelystad). en 1800, (Amsterdam). of a 17th-century shipwreck at Texel Roads, the Netherlands, Reinders 1986: R. Reinders, Throckmorton 1987: P. Analecta Praehistorica Leidensia ‘Scheepsarcheologie in Throckmorton, ‘Diving into the 2009 (Leiden, verschenen Nederland’, in: KNOB-Congres: past’, in: P. Throckmorton (ed.), 2011), 87-96. Verantwoord onder water, 15 maart History from the sea. Shipwrecks 1985, (Amsterdam), 15-40. and archaeology, (Londen). Morel en Oosting 1999: J.- M.A.W. Morel en R. Oosting Reinders 2005: R. Reinders, Triewald 1734: Mårten (eds.), NISA-Jaarboek 2 1995, ‘Scheepswrakken van Triewald, Konsten att lefa under (Nederlands Instituut voor Flevoland op de tocht’, in: watn (Stockholm; uitgegeven Scheeps- en onderwater Arent Vos en Jeroen van der door Historical Diving Society Archeologie / ROB (NISA)), Vliet (red.), Natuurlijke processen als: The art of living under water), (Lelystad). als verstoorder; archeologisch erf- (Londen 2004). goed bedreigd door een verstoorder Muckelroy 1978: K. Muckelroy, die niet betaalt, (SNA Amsterdam), Vlaardingerbroek 2011: Pieter Maritime archaeology, 27-33. Vlaardingerbroek, Het paleis van (Cambridge etc.). de Republiek. Geschiedenis van het Roeper 2002: V.D. Roeper, De stadhuis van Amsterdam, (Zwolle). Nijs, de, en Beukers 2002: schipbreuk van de Batavia, 1629, Thimo de Nijs en Eelco Werken van de Linschooten- Vliet, van, 2005: Pam van Vliet, Beukers, Geschiedenis van Vereeniging 92, (Zutphen). ‘Koperkoorts’, Duiken 2005-10, Holland (deel 1) tot 1572, 48-54. (Hilversum). Rooij, van, 2007: W. van Rooij (red.), Het jacht Dolphijn van Vlis, van der, 1977: J.A. van der Onderwatersport juni 2010: Hoorn. Verkenner in de vloot van Vlis, ’t Lant van Texsel. Een ge- ‘De huilende Zee’, Onderwater­ Hendrick Brouwer 1643, Stichting schiedschrijving, (Den Burg, sport. Magazine voor duikend Nederlandse Kaap Hoorn- tweede gewijzigde druk). Nederland, juni 2010, 44-49. vaarders, (Meppel). 335 —

Vooys, de, Dapper, Van der Vos 2001b: Arent Vos, Vos 2004a: Arent Vos, Meer, Lavaleye en Lindeboom ‘Waddenzee * Maritieme ar­ ‘Duikseizoen 2004, van 2004: C.G.N.de Vooys, R. cheologie’, Archeologische Zweedse oorlogschepen en Dapper, J. van der Meer, M.S.S. Kroniek Noord-Holland 2000, 33e strijkijzers’, Archeologische Lavaleye en H.J. Lindeboom, jaargang 2001, 58-62. Monumentenzorg – Nieuwsbrief Het macrobenthos op het van de Rijksdienst voor het Nederlands Continentaal Plat in de Vos 2002a: Arent Vos, ‘Texel * Oudheidkundig Bodemonderzoek Noordzee in de periode 1870-1914 Waddenzee’, Archeologische jaargang 9, nr 2, november en een poging tot vergelijking met Kroniek Noord-Holland 2001, 34e 2004, 18-21. de situatie in de periode 1970-1980, jaargang 2002, 39-43. (NIOZ-Report 2004-2). Vos 2004b: A.D. Vos, Resten van Vos 2002b: Arent Vos, ‘NISA- Romeinse bruggen in de Maas te Vos 1993: A.D. Vos, ‘Ein duikteam vindt klok van be­ Maastricht, ROB Rapportage Schiffswrack mit schwerer roemde carillongieter’, Korte Archeologische Ladung im Westen von Texel’, Berichten. Personeelsblad voor Monumentenzorg 100, Das Logbuch 29e Jahrgang 1993- ROB, augustus 2002-7, 1-2. (Amersfoort). 2, 73-78. Vos 2003a: Arent Vos, Vos 2004c: Arent Vos, Vos 1996: Arent Vos, ‘Aanloop ‘Natuurlijke processen als ver­ ‘Waddenzee * Burgzand (mari­ Molengat. Ein Schiffswrack mit stoorder I’, Archeobrief Stichting tieme archeologie)’, schwerer Ladung westlich von voor de Nederlandse Archeologie Archeologische Kroniek Noord- Texel’, DEGUWA, Deutsche 7e jaargang, nr. 26, lente 2003, Holland 2003, 36e jaargang Gesellschaft zur Förderung der 21-24. 2004, 51-55. Unterwasserarchäologie – Rundbrief 11-1996, 22-27. Vos 2003b: Arent Vos, Vos 2004d: Arent Vos, ‘Duikseizoen 2003 was vondst­ ‘Noordzee * Steile Hoek (mari­ Vos 2000: Arent Vos, ‘Duikers arm’, Archeologische tieme archeologie)’, NISA terug in Lelystad. Het ar­ Monumentenzorg – Nieuwsbrief Archeologische Kroniek Zuid- cheologisch duikseizoen 2000 van de Rijksdienst voor het Holland 2003, 36e jaargang zit erop’, Archeologische Oudheidkundig Bodemonderzoek 2004, 95-98. Monumentenzorg – Nieuwsbrief jaargang 8, nr 2, november van de Rijksdienst voor het 2003, 20-22. Vos 2005a: Arent Vos, ‘Duiken Oudheidkundig Bodemonderzoek op de Roompot in de jaargang 5, nr 1, november Vos 2003c: Arent Vos, Roompot: duikseizoen 2005’, 2000, 3-4. ‘Waddenzee * Maritieme ar­ AM Bulletin no. 16, september cheologie’, Archeologische 2005, 5. Vos 2001a: Arent Vos, ‘NISA Kroniek Noord-Holland 2002, 35e sluit succesvol archeologisch jaargang 2003, 48-53. Vos 2005b: Arent Vos, ‘Texel * duikseizoen 2001 af’, Noorderhaaks (maritieme ar­ Archeologische Monumentenzorg Vos 2003d: Arent Vos, ‘The cheologie)’, Archeologische – Nieuwsbrief van de Rijksdienst Burgzand-project and MoSS’, Kroniek Noord-Holland 2004, 36e voor het Oudheidkundig MoSS Newsletter 4/2003, 4-5. jaargang 2005, 38-40. Bodemonderzoek jaargang 6, nr 2, november 2001, 6-8. 336 —

Vos 2005c: Arent Vos, Vos 2006c: Arent Vos, Vos 2009b: Arent Vos, ‘Waddenzee * Burgzand (mari­ ‘Waddenzee * Scheer (mari­ ‘Duikteam NISA/ROB. Tien jaar tieme archeologie)’, tieme archeologie)’, professioneel archeologisch Archeologische Kroniek Noord- Archeologische Kroniek Noord- duiken in Nederland’, in Holland 2004, 37e jaargang Holland 2005, 38e jaargang Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 2005, 45-46. 2006, 49. 2009-2, 24-35.

Vos 2005d: Arent Vos, Vos 2006d: Arent Vos, Vos 2009c: Arent Vos, ‘Bronzen ‘Waddenzee * Varia (maritieme ‘Waddenzee * Scheurrak (mari­ scheepskanon uit 1631 boven archeologie)’, Archeologische tieme archeologie)’, water’, Nehallenia Bulletin van de Kroniek Noord-Holland 2004, 37e Archeologische Kroniek Noord- werkgroep Cultuurhistorie van het jaargang 2005, 46. Holland 2005, 38e jaargang Koninklijk Zeeuwsch Genootschap 2006, 49-50. der Wetenschappen en de Zeeuwse Vos 2005e: Arent Vos, Dialectvereniging, aflevering 163 ‘Waardestellende verkennin­ Vos 2007a: Arent Vos, ‘19e- voorjaar 2009, 26-30. gen onder water’, Archeobrief eeuws schervenwrak’, in: J. van Stichting voor de Nederlandse den Akker, e.a. (reds.), Bundel Vrolik et al. 1860: W. Vrolik, P. Archeologie 9e jaargang, nr. 4, maritieme vindplaatsen 1, (RACM Harting, D.J. Storm Buysing, december 2005, 6-11. en LWAOW, Amersfoort), 9-10. J.W.L. van Oordt en E.H. von Baumhauer, Verslag over den Vos 2005f: Arent Vos, ‘Van zee­ Vos 2007b: Arent Vos, ‘Duiken paalworm, uitgegeven door de stromingen en paalwormen, of op de Roompot in de Roompot’, Natuurkundige Afdeling der hoe oude scheepswrakken ver­ in: J. van den Akker, e.a. (reds.), Koninklijke Akademie van dwijnen’, in: Arent Vos en Bundel maritieme vindplaatsen 1, Wetenschappen, (Amsterdam). Jeroen van der Vliet (red.), (RACM en LWAOW, Natuurlijke processen als verstoor- Amersfoort), 87-90. Walsmit, Kloosterboer, der; archeologisch erfgoed bedreigd Persson en Ostermann 2009: door een verstoorder die niet be- Vos 2008: Arent Vos, ‘De prin­ Erik Walsmit, Hans taalt, (SNA Amsterdam), 7-14. ses en de zorg voor het erfgoed Kloosterboer, Nils Persson en onder water’, Archeobrief Rinus Ostermann, Spiegel van de Vos 2006a: Arent Vos, Vakblad voor de Nederlandse Zuiderzee. Geschiedenis en cartobi- ‘Waddenzee * Bollen (mari­ Archeologie 12e jaargang, nr. 3, bliografie van de Zuiderzee en het tieme archeologie)’, september 2008, 7-11. Hollands Waddengebied, Archeologische Kroniek Noord- (Utrecht). Holland 2005, 38e jaargang Vos 2009a: Arent Vos, Wrak 2006, 46-47. Ritthem, een onverwacht oud Warnsinck 1976: J.C.M. scheepswrak in de Westerschelde. Warnsinck, Reisen van Nicolaus de Vos 2006b: Arent Vos, Resultaten van het waardestellend Graaff. Gedaan naar alle gewesten ‘Waddenzee * Burgzand (mari­ onderzoek, Rapportage des Werelds. Beginnende 1639 tot tieme archeologie)’, Archeologische 1687 incluis, Werken uitgegeven Archeologische Kroniek Noord- Monumentenzorg 174 door De Linschooten- Holland 2005, 38e jaargang (Amersfoort-Lelystad). Vereeniging 33, (’s-Gravenhage). 2006, 48-49. 337 —

Wazny 1990: T. Wazny, Aufbau Witsen 1671: Nicolaas Witsen, Yk, van, 1697: Cornelis van Yk, und Anwendung der Dendro­ Aeloude Scheeps-bouw en Bestier De Nederlandsche scheeps-bouw- chronologie für Eichenholz in Polen, […], (Amsterdam). konst open gestelt […], (Hamburg). (Amsterdam). Witsen 1690: Nicolaas Witsen, Weber 1978: R.E.J. Weber, ‘Een Architectura navalis et regimen bergingspoging in 1618’, nauticum ofte Aaloude en Mededelingen van de Nederlandse Hedendaagsche Scheeps-bouw en vereniging voor zeegeschiedenis, bestier, (Amsterdam). nr.37, 13-18. 338 — Bijlagen

Bijlage I: Wim J. Wolff, Paalwormen en andere hout-etende dieren in de westelijke Waddenzee

Bijlage II: Dick Rakhorst, Erosie Burgzand of het vrijkomen van wrakken.

Bijlage III: Wraktekeningen Burgzand Noord 339 Bijlage I: — Wim J. Wolff, Paalwormen en andere hout- etende dieren in de westelijke Waddenzee

(Mariene Biologie, Rijksuniversiteit Groningen, Postbus 14, 9750 AA Haren)

De jonge paalworm hecht zich dan met een bys- Inleiding susdraad aan het hout vast. Lukt dat niet op tijd dan kan de metamorfose nog enige tijd worden uitgesteld. Onder de omstandigheden van getij In de loop der jaren is een reeks hout-etende or- en stroming langs de Nederlandse kust betekent ganismen langs de Nederlandse kust aangetrof- dat dat een jonge paalworm zich op tientallen fen. Dit zijn verschillende soorten paalwormen, kilometers afstand van zijn ouders kan vestigen. twee soorten boorpissebedden en de paalvlo. Met behulp van hun kleine schelpjes boren de Een deel van die soorten is alleen maar bekend paalwormen zich in het hout; op deze wijze uit stukken hout die op het strand zijn aange- wordt een begin gemaakt met de vorming van spoeld. Dit geldt bijvoorbeeld voor de paalwor- een gang. De ingang van de gang is overigens men Bankia fimbriatula en Neoteredo reynii en de niet groter dan een speldeknop en dus nauwe- boorpissebed Limnoria quadripunctata. Dergelijke lijks te zien. Het boren vindt plaats door raspen- vondsten kunnen van heel ver komen; van de bewegingen van de schelpjes. Het hout wordt Bankia en Neoteredo wordt vermoed dat ze uit dan opgenomen als voedsel; per week wordt Amerikaanse wateren afkomstig zijn. daardoor de gang met ongeveer zijn eigen dia- meter verlengd. Het is mogelijk dat de paalworm Er zijn vier soorten waarvan bekend is dat zij kor- daarnaast enig plankton uit het water filtert om ter of langer langs de Nederlandse kusten heb- essentiële voedingsstoffen die zich niet in het ben geleefd. Dat zijn de paalworm Teredo navalis, hout bevinden, op te nemen. De gangen worden de scheepsworm Psiloteredo megotara, de boor- bekleed met een kalklaag. Aannemelijk is dat pissebed Limnoria lignorum en de paalvlo Chelura deze activiteit vooral in de zomermaanden terebrans. Deze worden hierna besproken. plaatsvindt als de watertemperaturen hoog zijn; in de winter ontplooit de paalworm waarschijn- lijk weinig activiteit. Voortplanting vindt in elk De paalworm Teredo navalis Linnaeus geval alleen plaats bij hoge watertemperaturen. Paalwormen kunnen een aantal jaren oud wor- den en een lengte van meer dan 10 cm bereiken. Paalwormen behoren niet tot de wormen zoals de naam suggereert, maar tot de schelpdieren. Doordat stukken hout door grote aantallen lar- Het zijn dus verwanten van de kokkels en mos- ven bevolkt kunnen worden en doordat paal- sels. Dat is nog te zien aan de kleine schelpjes wormen meerdere jaren oud kunnen worden, die de dieren met zich mee dragen. zien ze kans om stukken hout in zee in enkele jaren vrijwel volledig op te eten. De buitenkant Een volwassen mannelijke paalworm zet zijn lijkt dan nog intact maar binnenin het hout be- zaadcellen in het water af, waarna deze door de vindt zich een wirwar van gangen die het hout vrouwelijke dieren worden opgenomen met het een sponsachtig karakter geven. Een kleine extra water dat ze nodig hebben om zuurstof aan te druk op het hout doet dan stukken afbreken die onttrekken. Met de zaadcellen worden de eieren vervolgens met de stroom naar elders kunnen bevrucht die zich in de mantelholte van de vrou- worden vervoerd. welijke dieren bevinden. Na een periode van ontwikkeling in het vrouwelijke dier worden de Paalwormen kunnen in alle inlandse houtsoor- larven uitgestoten in het zeewater. Deze plank- ten voorkomen, ook in bijvoorbeeld een hardere tonische larve zwemmen daarna 3-4 weken in houtsoort als eiken, maar ze lijken zacht hout het water rond. Daarna kan de larven tot een gemakkelijker aan te tasten. Alleen sommige miniatuur paalworm metamorfoseren indien hij tropische hardhoutsoorten zijn tegen paalwor- het geluk heeft een stuk hout in zee te vinden. men bestand. 340 —

De wetenschappelijke beschrijving van de paal- de 18de eeuw door velen gedaan maar sinds die worm Teredo navalis vond plaats door Linnaeus in tijd ook door velen bestreden. Als argumenten 1758 aan de hand van afbeeldingen van paal- tegen worden vooral oudere paalwormwaarne- wormen door Sellius in 1730-32 langs de mingen gehanteerd. In de eerste plaats zijn er in Nederlandse kust verzameld. We weten dus ze- NW-Europa fossiele paalwormen gevonden; ker dat vanaf ca. 1730 deze soort paalworm in daarvan kan echter niet worden aangetoond dat Nederland voorkomt. In die jaren was sprake ze tot dezelfde soort behoren. Dan vermeldt P.C. van een ware paalwormplaag die leidde tot Hooft in zijn Nederlandse Historiën van 1580 enorme schade aan de Zeeuwse en Westfriese paalwormschade aan de Westkappelse zeedijk; zeeweringen die toen nog aan de buitenkant onduidelijk is echter of het hier werkelijk om verdedigd werden met houten palen (vandaar paalwormen gaat. In 1665 wordt in het ook de naam ‘paalworm’). Ook in latere jaren Amsterdamse Journal des Sçavans geklaagd over hebben zich zulke plagen voorgedaan: 1770, verwoestingen die de paalworm aanrichtte in de 1827, 1858 en 1859. In laatstgenoemd jaar was schepen in het IJ. Martinet (1778) vermeldt om- sprake van schade langs de gehele Nederlandse vangrijke schade aan haringbuizen in 1714 en kust. Een commissie van de Koninklijke 1727. Opvallend is echter dat in de jaren 1665- Akademie van Wetenschappen vond toen een 1727 geen sprake is van schade aan zeeweringen relatie tussen de uitbraken van paalwormen en en sluizen; dit zou kunnen betekenen dat het of het voorkomen van warme, droge zomers die om een andere soort paalworm gaat, of dat de tot hoge zoutgehalten langs de kust leidden schepen de paalwormen elders hebben opge- (Vrolik et al., 1860). daan waarna deze zich in Nederlandse wateren niet hebben kunnen voortplanten. Het is duidelijk dat paalwormen niet kunnen le- ven bij lage zoutgehalten. In vroegere jaren ont- Wat de voorgeschiedenis ook moge zijn, de brak de soort daarom meestal of altijd in de paalworm is nu een vast bestanddeel van de die- oostelijke Westerschelde, de Krammer, het renwereld langs de Nederlandse kust. Doordat Volkerak, het Haringvliet, het Hollands Diep, de voor paalworm geschikte houtsoorten nauwe- Zuiderzee en de Dollard. Alleen in warme, droge lijks meer worden gebruikt, zijn ze niet erg alge- jaren met weinig rivierafvoer kon de soort zich meen meer; alleen in het wilgenhout van zink- tot in die gebieden uitbreiden. De exacte grens stukken en in oude scheepswrakken worden nog van zijn zoutgehaltetolerantie is niet goed be- regelmatig levende paalwormen gevonden. kend; het lijkt erop dat die ergens tussen de 10 Tegelijkertijd zal vrijwel alle hout dat beschik- en 20 gram zout per liter ligt. Daarnaast is de baar is of komt, door paalwormen worden aan- paalworm kennelijk afhankelijk van een goede getast. waterkwaliteit; hij ontbreekt in vervuild en zuur- stofarm water. De scheepsworm Psiloteredo megotara De uitbraak van 1730-32 heeft alle kenmerken (Forbes & Hanley) van het optreden van een kort daarvoor geïntro- duceerde exotische soort. Vaak zien we bij der- gelijke soorten dat die kort na binnenkomst zich De scheepsworm Psiloteredo megotara werd voor explosief ontwikkelen, mogelijk door het ont- het eerst uit Nederland bekend door een aantas- breken van vijanden en ziekten, en dat ze daarna ting van Scheveningse vissersschepen in het be- geleidelijk aan een minder dominante rol gaan gin van de 20e eeuw (Redeke, 1912). Daarna is de spelen. Het is dus denkbaar dat de paalworm soort af en toe gevonden in scheepswrakken. kort voor 1730 is binnengekomen; dat zou dan Het is een in NW-Europa wijd verspreide soort vrijwel zeker gebeurd moeten zijn als ‘versteke- waarvan het onduidelijk is of die voor de studie ling’ in houten schepen. Die suggestie is vanaf van Redeke in Nederland over het hoofd is ge- 341 —

zien. Vermoedelijk is hij in de Nederlandse wate- ren tegenwoordig een probleem voor paalwor- ren minder algemeen dan de voorgaande soort. men vormen; voldoende hoog zoutgehalte; alleen in oostelijke Westerschelde en de Dollard zal het zoutgehalte De boorpissebed Limnoria lignorum (Rathke) te laag zijn voor paalwormen; hout in direct contact met het zeewater, d.w.z. dat het hout boven de bodem moet uitsteken. De boorpissebed Limnoria lignorum is een tot een halve centimeter grote pissebed die net als de Hoe lang in die omstandigheden paalwormen er paalworm gangen maakt in houten voorwerpen over doen om een stuk hout volledig te doen in zee. Hij is langs een groot deel van de verdwijnen, is nooit goed vastgesteld. Nederlandse kust gevonden maar lijkt tegen- Aangenomen wordt echter dat na 5-10 jaar er woordig nergens talrijk te zijn. Dat kan samen- nauwelijks iets van aangetast hout zal zijn terug hangen met zijn voortplantingswijze: pissebed- te vinden. den hebben geen planktonisch stadium en als hout schaars wordt zullen ze moeilijkheden krij- gen met het vinden van geschikte biotopen. Geciteerde literatuur

De paalvlo Chelura terebrans Philippi Martinet, J.F., 1778. Katechismus der Natuur. Derde deel. Johannes Allart, Amsterdam, 387 p.

De paalvlo Chelura terebrans komt tegenwoordig Redeke, H.C., 1912. Rapport over onderzoekin- langs de Nederlandse kust alleen voor op aange- gen betreffende het voorkomen van de scheeps- spoelde stukken hout die kennelijk van buiten worm (Teredo megotara Hanl.) in Nederlandse ons kustgebied komen. Vader (1968) suggereert zeevisschersvaartuigen. ‘s-Gravenhage, 47 blz. echter dat de ‘springertjes’ of ‘snellen’ die door 18de-eeuwse schrijvers worden vermeld als tal- Vader, W.J.M., 1968. De status van de paalvlo, rijk op door paalworm aangetast hout, identiek Chelura terebrans, in de nederlandse wateren. Het zijn met de paalvlo. Zeepaard 28: 17-22, 24-25.

De paalvlo tast het hout veel oppervlakkiger aan Vrolik, W., P. Harting, D.J. Storm Buysing, dan de paalworm. Zeker als de branding tot ver- J.W.L. van Oordt & E.H. von Baumhauer, 1860. dere aantasting van het hout heeft geleid, krijgt Verslag over den Paalworm, uitgegeven door de dat daardoor een ‘omgeploegd’ karakter Natuurkundige Afdeeling der Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, Amsterdam, 153 pp. Paalwormen en scheepswrakken

Hout van scheepswrakken zal onder voor de paalworm gunstige omstandigheden snel aan- getast raken. Snel wil zeggen meteen na het be- schikbaar komen van het hout of toch minstens binnen 1-2 jaar. Onder gunstige omstandigheden moet worden verstaan: niet verontreinigd water; waterverontreiniging zal vrijwel nergens in de Nederlandse kustwate- 342 — Bijlage II: Dick Rakhorst, Erosie Burgzand of het vrijkomen van wrakken 343 — 344 — 345 — 346 — 347 — 348 — 349 — 350 — 351 — 352 — 353 — 354 — 355 — 356 — 357 — 358 — 359 — 360 — 361 — 362 — 363 — 364 — 365 — 366 — 367 — 369 Bijlage III: — Wrak Burgzand Noord 2 (BZN 2) 371 Wrak Burgzand Noord 3 (BZN 3) — 373 Wrak Burgzand Noord 4 (BZN 4) — 375 Wrak Burgzand Noord 8 (BZN 8) — 377 Wrak Burgzand Noord 9 (BZN 9) — 379 Wrak Burgzand Noord 10 (BZN 10) — 381 Wrak Burgzand Noord 11 (BZN 11) — 383 Wrak Burgzand Noord 12 (BZN 12) — 385 Wrak Burgzand Noord 13 (BZN 13) — 387 Wrak Burgzand Noord 14 (BZN 14) — 389 Wrak Burgzand Noord 15 (BZN 15) — 391 Illustratieverantwoording —

In de archieven van de RCE, Manders, Martijn: p. 116 Overige personen/instellingen Rijksdienst voor het Cultureel boven, 125, 170, 197, 229, 271, Erfgoed (RCE/maker) 290, 369, 373, 379, 381, 383, Brenk, Seger van den 385, 387, 389; (Periplus): p. 12, 13, 77, 155 (2x), RCE, Bannink, Erick: p. 111, 209 (2x), 259 (2x); 169, 195, 221, 247, 268, 282, RCE, Mulkens, Roel: p. 80; 296, 313; Dienst der Hydrografie: p. 36; RCE, Obst, Roland: p. 95, RCE, Betsema, Jack: p.103; 96, 99; Jager, de, en Kikkert 1998 (p.23): p. 39; RCE, Brinck, Nico: p. 158 onder, RCE, Overmeer, Alice: p. 115, 160, 234, 263; 153, 176 boven, 203, 206, 226, Koninklijke Bibliotheek Den 303, 304, 307 (3x), 310, 317, Haag: p. 43; RCE, Clevis, Hemmy (et.al.): 375, 377; p. 139, 140 (4x), 141 (7x), 237 Marine Luchtvaartdienst, rechts (3x); RCE, Penders, Ton: Marinevliegkamp Valkenburg: Omslagfoto, p. 108, 117, 118 p. 82; RCE, Dijk, Lucas van: onder, 123 boven, 128 (2x), 129 p. 252 (2x); (2x), 130, 133, 136 onder, 137, Nationaal Archief Den Haag, 142, 145 rechts, 173, 182 onder, 4VTH-2672: p. 44; RCE, Eelman, Hans: p. 196; 192, 204, 210 (2x), 211 (5x), 218, 222 onder, 235, 236 (2x), 237 Nooms, Reinier, Verscheyden RCE, Ginkel, Evert van: links, 238, 244, 250 onder, 253, schepen en gesichten van p. 145 links; 254 boven, 266, 276, 280, 285, Amsterdam. Naer ’t leven 294, 300, 301, 306; afgetekent en opt cooper gebracht, RCE, Goudswaard, Boudewijn: titelpagina derde deel p. 147 onder; RCE, Schraal, Hans: p. 5, 67 (plaat c1): p. 116 onder; rechts,71, 73, 81 (2x), 84 links, RCE, Hilster, Nicolàs: p. 212; 84 rechts, 86, 166, 176 midden, Rijksmuseum Amsterdam: 176 onder, 177 onder, 184 rechts p. 47; RCE, Koppen, Frank: p. 200; (3x), 185, 186, 199 rechts, 213 onder, 214 boven, 239 onder- Rijkswaterstaat: p. 76; RCE, Kosian, Menne: p. 29, 93, links, 309; 106, 107, 177; Visscher, Roemer: Sinnepoppen RCE, Vos, Arent: p. 25, 26, 41, (p. 52): p. 134; RCE, Kottman, Jaap: p. 134 57, 60, 62 boven, 83, 67 links, links (2x), 135 rechts (2x); 94 (2x), 97, 101, 112, 114, 118 Vos, P.C., J. Bazelmans, boven, 120, 121, 122, 123 onder, H.J.T. Weerts en M.J. van der RCE, Kuijper, Wim: p. 184 links; 126 (2x), 127, 135 links, 136 links, Meulen (red.), 2011: Atlas van 147 boven, 150, 151, 154, 158 Nederland in het Holoceen, RCE, Leensen, Peter: p. 62 boven, 159, 174, 178, 179, 180, Amsterdam. (p.67): p. 38; onder, 63 (4x), 74, 152, 171, 175, 182 boven, 188, 190, 191 (3x), 225, 228, 250 boven, 254 198, 199 links, 207, 208, 213 Westfries Museum Hoorn: onder, 283, 316; boven, 214 onder, 222 boven, p. 23; 231, 255, 258, 270, 272, 273, RCE, Maarleveld, Thijs: p. 27, 274, 275, 288, 297, 298, 302, Witsen 1671 (p. 406, 55, 56 148, 371; 305, 315, 320, 322, 324; (2x), 147): p. 35, 165, 325, 327, 328. Dit 41ste deel uit de reeks Nederlandse Archeologische Rapporten (NAR) geeft de resultaten van jarenlang onderwaterarcheologisch onderzoek in de westelijke Waddenzee, op de voor- malige Rede van Texel. In een algemeen deel worden enkele achtergronden geschetst, zoals de ontstaansgeschiedenis van de Rede en een inschatting van het onderzoekspotentieel. In een tweede deel worden twaalf onderzochte scheepswrakken gepresenteerd.

Het blijken spannende vondstcomplexen waar veel valt te ontdekken over scheepsconstruc- ties, tuigage, uitrusting, bewapening, lading en persoonlijke bezittingen; alle aspecten van wonen, leven en werken aan boord zijn terug te vinden. Een tweede bevinding is dat de vindplaatsen ernstig worden bedreigd door natuurlijke processen als getijdenstroom, golfwerking, corrosie en de beruchte paalworm.

Dit wetenschappelijk rapport is bestemd voor onderzoekers, beleidsmakers en iedereen met een warme belangstelling voor ons zeevarend verleden.

Met kennis en advies geeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de toekomst een verleden.